Brieven
van een Haarlemmermeerder
Rond de Matthaus-Passion
yan Joh. Seb. Bach
i
Na den Brand
in het Stadhuis te Leiden
m ...succes
FEUILLETON
DE SCHANDPAAL
4l
[WEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
MAANDAG 18 MAART 1929
BLADZIJDE 1
groote steden en de omliggende dorpen inzake de
verrekening van de kosten van het Lager Onderwijs
CyVïuziek
De Motet-Passie
Oratorische Passie
Süf 'ilü
Rectificatie
Het rapport van B. en W. Alle mogelijke voorzorgs
maatregelen waren getroffen
VB
^DCXOUS by uitnemendheid
MODEMAG .HAARLEM
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
Ontsmetting van vlaszaad
De productie en uitvoer
van bacon
Ei liet weekblad voor gemeentebelangen
komt
een artikel voor over een onderwerp
- V Wi UVW GCJ.J. UilUCi WUJJ
t In vele gemeentebesturen een branden-
e kwestie geworden is en zeker ook een
g oot getal van onze lezers zal interessee
en, Waarom daaruit het volgende wordt
overgenomen:
Het arrest van den Hoogen Raad van 1
uni 1928 heeft inderdaad aan het laatste
lid
van artikel 104 der lager onderwijswet
920 een beteekenis toegekend, welke er toe
leiden dat de besturen der schoolge
meenten voortaan by de berekening der aan
haar verschuldigde uitkeering het bedrag
Van de ontvangen schoolgelden buiten be
schouwing laten blijven en zelfs een nieuwe
berekening gaan maken voor vroegere jaren.
Echter is uit hetgeen te dezer zake werd
gepubliceerd tegelijk nog eens duidelijk aan
bet licht gekomen dat de wetgever inder-
Hid bedoeld heeft, deze schoolgelden wel
ln aftrek te doen brengen en de tegen
woordige Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen is ook van oordeel dat de
door ons hoogste rechtscollege gehuldigde
opvatting onbillijk is en onrechtvaardig,
Waarom een wijziging der wet op dit punt
werd ingediend.
Volgens de letter van de lager onderwijs
wet, zijn de besturen der schoolgemeenten
êeheel formeel gezien bevoegd om bij hun
°P te maken berekening de ontvangen
schoolgelden niet in mindering te brengen
en toch blijven de besturen van vele bui
tengemeenten het gevoelen als een verkeer
de daad en een onbillijke handelwijze, wan-
heer geprobeerd wordt, geldelijk voor
deel te trekken uit het feit dat een wetsar
tikel zoo ongelukkig en foutief werd geredi
geerd, waardoor in strijd met de werke
lijke bedoeling van den wetgever prak
tisch gelden kunnen worden ontvangen
Waarop de schoolgemeente toch moreel geen
Aanspraak mag maken, omdat de vergoeding
Van de werkelijke kosten aan alle eischen
Van billijkheid is voldaan.
De juridische uitspraak van den Hoogen
Raad geeft wel rechtens de bevoegdheid,
de ontvangen schoolgelden buiten de be
rekening te laten, maar een gemeentebe
stuur is toch niet verplicht dit te doen en
blijft immers volkomen vrij om van deze be
voegdheid al of niet gebruik te maken.
Het is algemeen bekend, dat in de laatste
jaren door talrijke gemeentebesturen onver-
Plicht, maar pm redenen van billijkheid, een
berekening gevolgd werd, waarin aftrek der
ontvangen schoolgelden was opgenomen.
En zeker mag de vraag worden gesteld, of
het moreel en juridisch geoorloofd is te
achten nu nog op deze uitkeering terug
te komen en alsnog een navordering in te
dienen.
Deze casuspositie toch is zeer eenvoudig.
Tn vroegere jaren werd door het bestuur
van een schoolgemeente aan het bestuur der
buitengemeente een afrekening toegezonden
betreffende de .uitkeering, waarop het eerst
genoemde gemeentebestuur met betrekking
tot een bepaald aangegeven kalenderjaar
aanspraak meende te mogen maken.
De vordering werd voldaan en daarmede
was dus deze geldelijke aangelegenheid door
de wilsovereenstemming van beide partijen
verrekend en afgedaan.
Gaat het nu wel meer aan, is het nog
toelaatbaar, dat het bestuur van een school
gemeente als één der beide partijen geheel
éénzijdig, zonder nader overleg en zonder
toestemming van het bestuur der buiten
gemeente, op deze eenmaal met wederzijdsch
goedvinden afgesloten transactie wil terug
komen?
Het cijfer van de geldelijke uitkeering
werd met beider goedvinden overeenkom
stig den destijds gestelden eisch afgedaan en
zelfs kon niet worden vermoed of verwacht,
dat daarop later nog eens zou worden terug
gekomen.
Zooals vanzelf spreekt zijn er ook op
geen enkele gemeen tebegrooting gelden ge
reserveerd noch beschikbaar om alsnog te
betalen zulk een navordering, dikwijls van
enkele duizenden guldens, welke zoo rauwe
lings onverwachts na verloop van jaren
wordt ingediend.
De raad der gemeente Arnemuiden heeft
het onlangs in een adres aan den minister
gekwalificeerd als een grove onbillijkheid,
wanneer de besturen der schoolgemeenten
tot navordering overgaan en zeer begrijpe
lijk is het standpunt van burgemeester en
wethouders in 'sGravenhage, die het on
redelijk noemen, nu af te wijken van
de gedurende de laatste jaren bijna alge
meen gevolgde wijze van berekening en een
voudig weigeren om navorderingen te dezer
zake van andere gemeenten te voldoen,
tenzij zij daartoe worden verpüëht door een
bindende rechterlijke uitspraak.
Burgemeester en Wethouders van Utrecht
hebben aanvankelijk gemeend, ook hun in
vorige jaren opgemaakte cijfers te moeten
herzien en aan de besturen van de buiten
gemeenten een declaratie ter navordering
ingezonden; maar zeer loyaal zijn zij daarop
onlangs teruggekomen, op een sympathieke
wijze hun verandering van zienswijze aldus
motiveerende„de door de verschillende ge
meentebesturen aangevoerde bezwaren tegen
de voldoening van onze vordering, hebben
ons bij nader onderzoek overtuigd van de
handhaven",
wenschelijkheid, om deze vordering niet te
Het is bekend, dat ook burgemeester en
wethouders van 's-Hertogenbosch te dezer
zake geen rechtsvervolging zullen instellen
en door een groote groep van andere colleges
wordt vurig gehoopt, dat ook de besturen
van vele andere gemeenten het goede voor
beeld van Utrecht zullen volgen, omdat dit
alleen ons rechtsgevoel bevredigen kan.
AKKERMAN
ii
Het valt gemakkelijk te verklaren, dat men,
niet de groeiende vrijheid ook op muzikaal-
compositorisch gebied, niet bleef vasthouden
aan den ouden koraalvorm. Allerlei invloeden
van buiten werkten daartoe mee; langzamer
hand begon men ook het recitatief van den
Wangelist meer en meer op te sieren met
melodische vrijheden, en we mogen hierin wel
den voorbode zien van dien eigenaardigen
Duitschcn recitatieven stijl, welke, hoezeer de
latere tijd ook in de leer ging bij Italië, toch
op den verhaaltrant der passie-muziek groo-
ten invloed heeft gehad. Het hoogste wat
hierin kon worden bereikt, is wel geschreven
door den grooten Duitschen componist der
He eeuw, Heinrich Schütz. Deze behield den
ouden vorm: eenstemmige, op den ouden
lees-toon opgebouwde deelen, en daartegen
over de koren, als weergevend de massa.
Alles is zonder instrumentale begeleiding, en
het was zeker overbodig, dat men gemeend
heeft, bij een uitgave en heropvoering van
deze composities, er een begeleiding aan te
moeten toevoegen.
Wij persoonlijk althans herinneren ons nog
zeer goed een uitstekend geslaagde uitvoering
van een van Schütz' Passies, welke we eenige
jaren geleden te Leiden meemaakten, op
Palmzondag. erLwelke geheel zonder begelei
ding werd gezongen. De muziek maakte groo
ten indruk. En geen wonder! Schütz' Passies
zijn volledige en één sluitend geheel vormen
de composities, en al doet het eenstemmige,
onbegeleide gezang in den beginne eenigs-
zins vreemd aan, hetgeen daarin geboden
■wordt, is zóó diep en machtig van uitdruk
king, dat ook de moderne mensch zich wel
sens de moeite zou kunnen getroosten, om
zich in te leven in dezen allereigenaardigsten
verteltrant. Hij zal door de stijlreinheïd van
een geheel apart staande kunst op dit ge
bied rijkelijk worden beloond.
Déze eenstemmige gezangen zijn bij Schütz
reeds recitatieven van zeer groote uitdruk
kingskracht. De koren zijn dramatische ta-
fereelen, vol sterk kloppenden hartstocht, zui
ver van stemmingsschildering, en machtig
aanschouwelijk voorstellend de aangrijpende
momenten uit het Lijdensverhaal. Deze pas
sies van Schütz staan op een zeer hoog mu
zikaal niveau, zoo hoog, dat men ze, in hun
geheel eigendommelijke waarde, gerust kan
stellen naast de geweldige kunst van Bach's
Passiemuziek.
Maar reeds in de „Zeven Kruiswoorden"
welke Schütz getoonzet heeft, komt de in
vloed van den Italiaanschen stijl naar vo
ren en zoo beleven wij spoedig het tijdperk,
dat ook de Opera en het Oratorium hun in
vloed op de Passie-muziek doen gelden. We
zijn dan gekomen in het tijdperk der
In het jaar waarin Heinrich Schütz stierf,
werd de „Matthaspassion" van den uit
i Weimar afkomstigen Sebastiani (1622—1683)
gedrukt, waarin deze concert-invloeden
reeds duidelijker merkbaar zijn. Tot Hein
rich Schütz hadden de Passie-componis
ten zich steeds aan den Bijbelschen tekst
gehouden. Behalve den z.g. „Introibus" of in
leiding, en de „Conclusio" of beter „de dank
zegging" aan het einde, werden er geen
vreemde teksten ingelascht. Geen willekeu
rig menschenwoord drong binnen in den
verheven, goddelijk geïnspireerden tekst,
want het invoegen van het Onze Vader
dichtkunst tot de wonderlijkste smakeloos
tyeid 'leidden.
Joh. Seb. Bach heeft het Oratorische Pas
sie-verhaal behouden, grootere dichters kon
ook hij zich niet verschaffen. Wat hem,
niettegenstaande dat, toch bewaarde voor de
Vergissingen zijner voorgangers en hem van
-dwaalwegen afhield, was niet alleen zijn mu-
i zikaal genie, zijn ernstige vasthouden aan
den tekst, waardoor hij zijn tekstdichters
voor grove smakeloosheid bewaarde, maar
voor alles zijn diep godsdienstig gemoed.
Hoe dit zich voornamelijk in de Mat
thaus-Passion wist te uiten, moge in een
Heinrich Schütz
na, het sterven van Christus in katholieke
streken, zal men wel niet als een vergrijp
daartegen aanrekenen.
Maar na Schütz werd deze regel verlaten.
Had Heinrich Schütz op zuiver muzikaal
gebied reeds de muziek van oratorium en
opera ingevoerd in zijn Passie-composities,
zijn opvolgers maakten ook reeds gebruik
van de dichterlijke taal bij deze beide kunst-
In hun onschuldigsten vorm bestaan deze
inseraties in lyrische ontboezemingen, welke
het Passieverhaal onderbreken: waar het
met kerkelijke liederen geschiedt, is nog
een zekere stijleenheid bewaard. Voor de-
eerste maal is zulks het geval bij den reeds
genoemden Sebastiani, die ze voor solostem
men met begeleiding van basso continuo en
vier violen schrijft.
In muzikaal opzicht beteekende deze
nieuwste vorm van Passie-muziek, een groo
te stap voorwaarts. Maar ook juist daardoor
werd de beslissende stap gezet om de Pas
siemuziek te stellen buiten het bereik der
kerkmuziek. Wel heeft Joh. Seb. Bach bij
zijne Passies gedacht aan kerkelijke gebrui
ken, maar ook hij was niet in staat haar
een blijvende plaats te bezorgen in de Li
turgie. De opvoering ervan duurt te lang,
om haar een plaats te geven in de gods
dienstoefening, zonder het liturgische even
wicht volkomen te verbreken.
Fataal was het verlaten van den Bijbel
schen tekst. Gelukkig echter kwam men
indertijd zelf reeds spoedig tot de ontdek
king hiervan en trad eenige verbetering in.
Doch in den beginne voerden de dichters
der Passieteksten allerlei allegorische per
sonen ten tooneele, binnen het raam van
hun Lijdensverhaal. Bij Bach waren het.
slechts de Geloovige Ziel en de Dochter
van Sion, maar in de „Marcus-passié" van
Telemann. bij voorbeeld treedt een heele
schaar allegorische figuren op, als de
Vroomheid, de IJver, het Verstand, de
Trouw, de Moed, de Navolging, de Chris
ten, de Zondaar, ja zelfs de Stem Gods
wordt tot medewerking geroepen.
In de muziek staat weldra de solozang
op den voorgrond, het koor wordt meer en
ineer teruggedrongen, de instrumentale ge
deelten worden breeder en omvangrijker,
virtuoze elementen mengen zich overal, tug-
schen. De hierboven genoemde Telemann die
44 (zegge vier en veertig) Passie-composi
ties geschreven moet hebben, heeft ook het
beroemdste, driedeelige werk geschapen op
dit gebied, in zijn: „Zalig overwegen van
het Lijden en Sterven Onzes Heeren." Uil
den titel valt reeds op te maken, dat het
hier meer een meditatie betreft, dan het
Lijdensverhaal zelf. Maar de nabootsing van
den Italiaanschen operastijl zotf nog verder
gaan, en ten slotte leiden tot volkomen dra
matische weergave en omwerking van het
Passieverhaal tot Opera. In de Hamburgsche
Opera werd in 1704 een soortgelijk werk,
„De bloedige en stervende Jesus" in de toon
zetting van R. Keisers opgevoerd. Maar
lang duurde dit niet, daar er niet alleen
verzet tegen rees van de geestelijkheid
maar zelfs van het volk.
Handel, die destijds in Hamburg vertoefde,
vervaardigde toen een Johannes-passion,
die wel niet behoort tot zijn meesterwerken,
maar toch in sommige opzichten van groo-
ter beteekenis is dan zijn in Italiaanschen
stijl geschreven Paasch-oratorium. Ofschoon
door de breedheid en de grootschheid van
zijn talent als aangewezen om een geheel
bijzondere Passiemuziek te schrijven, was
hy hiertoe nimmer in staat, omdat hij hier
voor geen geschikten dichterlijken grond
slag vinden kon.
Het gedicht toch, dat een zekere Ham
burgsche raadsheer Brockes (1680—1747)
hem leverde, was voor onze moderne be
grippen niet alleen van een verschrikkelijk6
nuchterheid, maar ook vol van een smake-
looze beeldspraak. Het werk van Handel Is
een compromis-werk, toegevend zoowel aan
de meer kerkelijk-vroom, als aan de meer
wereldgezinde hoorders, voor wie het be
stemd was.
Met dit korte overzicht zijn we eigenlijk
het tijdperk van Job. Seb. Bach reeds voor-
bijgestevend. Zijn werk heeft trouwens op
zijn tijdgenooten ook niet den invloed uit
geoefend, welken het had moeten hebben.
Toen Bach ingreep in de Passie-compositie,
trof hij er een Babelsche verwarring aan,
Als op geen ander gebied streden hier nog
met elkaar de meest verschillende opvat
tingen, opvattingen welke vooral in de
paar volgende artikelen onzen lezers duide
lijk worden.
J. S.
Onder een der beide foto's bij ons eerste
artikel „Rond Bach's Mathaus-Passion"
stond foutief: de St. Thomaskerk te Berlijn.
De aandachtige lezer zal bij vergelijking
van het onderschrift onder de andere foto
wel hebben begrepen, dat hier moest staan:
de St. Thomaskerk te Leipzig.
Thans is verschenen het rapport van B.
en W. van Leiden over de vermoedelijke
oorzaak en de bestrijding van den brand in
het stadhuis in den nacht van 11 op 12
Februari.
B. en W. geven allereerst een uitvoerige
beschouwing over de maatregelen, die wa
ren genomen om een ramp als deze te voor
komen.
B. en W. deelen vervolgens mede, dat de
verwarming van het stadhuis geschiedde door
kachels de raad besloot eerst kort geleden
centrale verwarming te doen aanbrengen
deels gaskachels, deels kolenkachels. In ge
wone tijden werden de gaskachels uitgedraaid
na het vertrek van de ambtenaren, terwijl
de kolenkachels zoodanig werden gestookt,
dat zij zoo spoedig mogelijk na het zooeven
genoemde tijdstip uitgingen. Daar op ver
schillende bureaux ook des avonds arbeid
werd verricht, bleven sommige kolenkachels
tot in den avond branden, en controleerde
de concierge bij zijn avondronde na tien uur
of de kachels gedoofd waren. Op een en an
der lette ook later weer de met de bewaking
belaste agent van politie.
Gedurende den afgeloopen strengen winter
kon deze gewoonte niet worden gevolgd, en
besloot de concierge eenige vulkachels ge
matigd te doen doorbranden, daar sommige
vertrekken anders den volgenden morgen
niet voldoende verwarmd bleken te zijn. Bo
vendien werd in het bureau van den Burger
lijken stand en Bevolking, waar de tempera
tuur het laagst was, een tweede vulkachel
bijgeplaatst. Dat deze kachel, niet zooals in
vroeger tijden een gaskachel, nog een vul
kachel was en dat zoodoende twee kolen
kachels op één rookleiding waren aangewe
zen, was het college eerst na den brand te
weten gekomen. De betrokken ambtenaar
van den dienst der gemeentewerken heeft
echter verklaard, daarin geen bezwaar te
hebben gezien, daar voor te groote hitte in
den gemeenschappelijken schoorsteen geen
vrees behoefde te bestaan, terwijl hij er zich
ook van overtuigd had, dat de aanvankelijk
gevreesde moeilijheden met betrekking tot
dén rookafvoer, na het aanmaken der kachels
zich niet voordeden.
Toen de koude al feller werd, achtte de
concierge 't op Maandag 11 Februari in den
laten namiddag noodzakelijk, zoowel met het
oog op het hebben van een maar eenigszins
draaglijke temperatuur op Dinsdagmorgen,
alsook vooral ten. einde het bevriezen van de
verschillende waterleidingen en brandleidin
gen tegen te gaan, dat niet alleen verschil
lende vulkachels, doch ook de gaskachels ge
durende den nacht ontstoken bleven en de
deuren van verschillende vertrekken open
werden gelaten. Het aftappen van de brand
en waterleidingen kon in deze niet worden
toegepast omdat de waterleiding niet geheel
aftapbaar was en de brandleiding natuurlijk
niet mocht worden afgetapt. Met medeweten
■van den burgemeester en den secretaris de
wethouders waren reeds allen vertrokken
zijn toen de kachels in het gebouw blijven
branden, vermits een andere oplossing, n.i.
vervroegd aanvangen met stoken, op onvol
doende wijze aan de bezwaren tegemoet)
kwam. Den concierge werd opgedragen de
kachels slechts zeer matig te doen doorbran
den, de meest mogelijke voorzorgsmaatrege
len te nemen en bij een en ander overleg te
plegen met de politie.
Die voorzorgsmaatregelen zijn, naar het
college is gebleken, inderdaad genomen.
B. en W. geven daarna een uitvoerig relaas
van de ontdekking van den brand, grooten-
deels ontleend aan het verhoor van den met
de bewaking van het stadhuis belasten agent
van politie J. A. Pierik. Dit relaas komt vrij
wel overeen met het door ons destijds ver
melde. Wij stippen nog even aan, dat de
agent Pierik te half twaalf zijn eerste onver
korte ronde overwogen was n.l. om met
het oog op het branden van vele kachels de
ronde te bekorten, ten. einde zoodoende meer
ronden mogelijk te maken aanving en te
1 uur beëindigde. Zonder rust heeft de agent
Pierik daarna nog twee ronden gemaakt en
te 3 uur 15 was alles op de afdeeling Pen
sioenen 'in het gebouw aan de Vischmarkt,
waar gelijk bekend is de brand begon, vol
maakt in orde. Te 3 uur 50 kwam de agent
Pierik in den politiepost terug, waar hy bleef
tot 4 uur 13, op welk tydstip hij opnieuw de
ronde wilde gaan maken.
Toen hij den politiepost wilde verlaten, werd
hij opgebld door den telefonist van het tele
foonkantoor, die mededeelde, dat er op de
financieele afdeeling iets niet in orde moest
zijn. Pierik ging op onderzoek uit en vond
op de afdeeling Pensioenen, dat een zich
recht tegenover de deur bevindende kast,
rechts tegen den schoorsteen aanstaande, in
brand stond. De schuifdeuren van de kast,
waren niet gesloten, zoodat Pierik kon zien,
dat ook de binnenbetimmering of het daarin
liggende papier al vlam had gevat. B. en W.
beschrijven daarna hoe Pierik en de door
hem gewaarschuwde bediende Martyn met
een minimax en een brandslang getracht
hebben het vuur te bestreden. Dat Pierik
daarby door den rook bewusteloos werd is
bekend.
Uit de verklaring van Pierik, en het verder
ingesteld onderzoek, is gebleken, dat geen
der brandende kachels te fel heeft gebrand,
dus cok niet die welke geplaatst waren in de
afdeeling pensioenen en in de daaronder ge
legen afdeeling Burgerlijke Stand en Bevol
king, hetgeen ook niet te verwachten was,
vermits de kachels zeven a acht uur voor het
laatst gevuld waren, de benedenkleppèn ge
sloten waren én de bovenkleppen open ston
den. Naar alle waarschynlijkheid is de brand
derhalve ontstaan ten gevolge van de lang
durige verhitting van den schoorsteen, welke
zich bevond in de afdeelihg pensioenen en
waarin zich behalve de rookleiding ten be
hoeve van de afdeeling pensioenen, ook een
rookleiding bevond ten behoeve van de beide
kachels ten behoeve van de afdeeling Bur
gerlijke Stand en Bevolking. Ten gevolge van
verhitting van den schoorsteen schijnt ver
volgens de daar tegenaan zich bevindende
kast in brand te zijn geraakt.
Dat de verhitting van den schoorsteen
hoogstwaarschynlük de oorzaak van den
brand is geweest volgt ook uit het onklaar
geraken van de telefoon op de financieele af
deeling, hetgeen B. en W. aan de hand van
de verklaring van den chef van den techni-
schen dienst van het telegraaf- en telefoon
kantoor nader aantoonen.
B. en W. geven vervolgens een exposé van
Óns merk
SUCCES
$eniaoLt vnn prima zijdu*
r met vernferktcn vueL
Klerk. doch teven» elegant
inderdaad een succe»-kouv
na jarenlange ondervinding
de besle kous welke wij
kunnen aanbieden,
is de kou» voor on» klimaat.
ZICHTZ EIN DINGEN
FRANCO DOOR UEEL NEOERLAND T
Hoi stadhuis te Leiden, vóór den emstigen brand
de bestrijding van den brand. Zij concludee-
ren. dat ter voorkoming van brand in het
stadhuis alle mcgeiyke voorzorgsmaatrege
len waren getroffen. Tegen brandgevaar
door kachels waren afdoende maatregelen
getroffen, tegen brandgevaar door sehoor-
steenen vielen door B. en W. geen maatrege
len te nemen, daar moest worden aangeno
men, dat de schoorsteenen erop beyekend
waren, de extra belasting in het koude win
terseizoen ta verwerken.
Ten slotte spreken B. en W. een woord
van waardeering uit voor allen, die aan de
bestrijding van den brand, in welk opzicht
ook, aandeel hebben gehad.
Het wegvallen van jonge plantjes tenge
volge van Botrytis of Colletotrichum
Gloeosporium- aantasting kan door ontsmet
ting van het zaad met een der hier onder
genoemde droogontsmettérs tot een zeer ge
ring percentage teruggebracht) worden.
Goed werkende en in ons land verkryg-
bare middelen zijn Abavit B., Semesan. Til-
lantin of: d.i. vroeger droogontsmetterMöchst
Tillantin R of d.i. vroeger Uspulun droog ont
smetter en Tutan.
Van deze middelen werdt per 100 kg. zaad
250 a 300 gram gebruikt.
Een eerste vereischte is, dat de ontsmet-
tingsstof goed over het zaad verdeeld wordt.
Dit geschiedt het best in hiervoor in d'en
handel gebrachte droogont'smettingsappara-
ten. Men kan zich echter ook op de vol
gende wyze behelpen. In een ton brengt
men op gelijken afstand 3 of 4 lijsten aan.
die al naar gelang van de grootte van de
ton hooger of lager worden gemaakt.
Men vult het vat voor ongeveer 1/3 ge
deelte met lynzaad en voegt dan de' be-
noodigde hoeveelheid ontsmett'ingsstof erbij.
Na sluiting van het vat die zeer secuur ge
schieden moet, wordt dit gerold. Men kan
de ton ook monteeren op een as en dus
laten werken op de wijze van een karnton.
Omscheppen van het zaad met het ont
smettingsmiddel is beslist te ontraden. Niet
alleen is de menging onvoldoende, maar de
kans op verstuiven en daardoor op inademen
waardoor vergiftiging kan optreden, is aan
zeer groot. Ook al werkt men met een ge
sloten apparaat Is het toch noodzakelijK
voorzorgsmaatregelen (b.v. het houden van
een doek voor den mond) te. nemen om in
ademen te voorkomen.
Om verstuiven tijdens het zaaien zcoveei
mogelijk te verminderen doet men goed het
zaad eenigen tijd van tevoren (pl.m. 14 da
gen) te ontsmetten.
De aandacht wordt er nog op gevestigd,
dat het aanbeveling verdient om van ont
smet zaad, mits de Jnemkracht goed is,
iets minder uit te zaaien, daar andere de
stand te dicht wordt, met als gevolg ge-
makkeiyk legeren en later weer aantasting
door Botrytis.
Nadere inlichtingen, worden gratis ver
strekt door den Plantenziektenkundigen
Dienst t'e Wageningen en door de by dien
Dienst werkzame ambtenaren.
De directie van den Landbouw deelt
mede, dat volgens opgave, verstrekt door de
betrokken Rykskeurmeesters van den Vee-
artsenijkundigen Dienst, gedurende de
dagen 7 tot en met 13 Maart j.l. werden ge
slacht 16601 (vorige week 18816) varkens,
bestemd voor bacon-bereiding, terwyi werd
uitgevoerd bacon, bereid van 14.953 (23572)
geslachte varkens.
40
Was dan alles 'n droom geweest? 't Scheen
haar toe, alsof het gisteren was geweest, dat
moeizaam van de steile hoogte af de
doove vrouw gevolgd was, totdat de wald
hoorn haar deed schrikken. Waar was de
oolijke snaak, wiens bewondering 'haar zoo
gestreeld en wiens rappe tong haar de toe-
Komst zoo rooskleurig had voorgespiegeld.
Hy had het eerst het verlangen naar 'n on
bezorgd leventje in haar opgewekt. Thans
Wist zy, van hoeveel waarde zijne beloften
geweest waren.
En hy, hli sluimerde ginds in vreemde
Aarde, waar hü na zyn onstuimig leven ein
delijk rust gevonden had en waar hem in
zijn laatste oogenblikken ook nog de ware
vrede ten deel gevallen was, dien hij in zijn
leven niet gekend had.
Zelfs zijn dood en de zorg, die hij in zijn
laatste levensuur voor zijn vrouw had aan
den dag gelegd, hadden haar niet gunstiger
omtrent hem gestemd. Zy gevoelde nu, hoe-
zeer hy door haar van haar kind te scheiden
kaar in haar heiligste rechten gekrenkt had.
Ce hospitaal-geesteiyke had op verlangen
van den stervende haar de middelen ver
strekt om den terugtocht naar het vaderland
te ondernemen. De priester had haar aange
raden zich terstond naar de bloedverwanten
van haar man te begeven, hy had haar het
adres van Dietrich ter hand gesteld, omdat
deze wel het beste in staat zou zijn om het
verblyf van het kind op te sporen.
Zy' dacht er echter geen oogenblik aan er
gebruik van te maken Schier instinctmatig
was rij voortgedreven naar de plek, waar zij
het laatst afscheid van haar kind had ge
nomen. Zij wist, dat daar by den paal het
zakboekje verstopt was, dat in ieder geval
haar woorden bevestigen kon, als zij ha a
recht wilde doen gelden.
't Was een vermoeiende tocht geweest van
de verwijderde havenstad tot hier in het ge
bergte. Zij had gedurende de reis met spelen
dén kost verdiend; het reisgeld, dat men
haar geschonken had, wilde zij voor haar
kind bewaren.
Het weerzien van het noodlottig plekje in
't woud had haar diep ontroerd. Had zy
tot nu toe steeds de schuld op anderen ge
gooid, thans zag ze in, hoe verkeerd zy
zelve gedaan had Ginds by den ouden paal
had zij met eigen hand het kind neerge
legd, daar had zy voor het laatst zyn
schreien gehoord, meedoogenloos had zy zich
nochtans van hem afgewend.
't Scheen haar thans toe, of zy eigenhan
dig het graf voor haar kleine gedolven had.
Voor 't eerst dacht ze aan de mogelykheid,
dat haar kind misschien niet meer in leven
was. Het onheilspellende plekje had haar de
oude sage in herinnering gebracht, die ver
haalde, dat ginds by den ouden paal de been
deren verspreid lagen van kinderen die in
overoude tijden door heidenen ten offer aan
hun goden gebracht waren.
Zouden ook de beenderen van haar kind
daarbij liggen? Die gedachte was oorzaak ge
weest, dat zij als woedend den afgodspaai
had trachten te verbrijzelen.
Een bijgeloovige vrees vervulde haar nu,
dat haar nog meer ongelukken zouden over
komen; wyl zij den ouden paal had aange
raakt.
De weinige uren by den afgodspaai door
gebracht, hadden haar meer vermoeid dan,
heel de lange moeilijke weg, dien zij had
afgelegd. Schoorvoetend vervolgde zij haar,
weg, niet wetend waarheen zich te begeven
of wat te beginnen, zoodat zy soms eenige
minuten peinzend bleef staan.
Als moest alles haar heden aan den nood-
lottigen dag uit het verleden herinneren
hoorde zij evenals toen op den bewusten mór
gen het ratelen van een rijtuig en het ge
trappel van paarden. Zij dacht daarbij aan
hem, wiens ernstig gelaat zij hier voor 'tj
eerst gezien en wiens gelykenis met den an-
der haar zoozeer was opgevallen. Oie ern
stige oogen, dit voelde zij nog heden, hadden'
haar op den goeden weg kunnen houden.
Maar ook in dien man zag zij thans een te
genstander. s
Het rijtuig kwam intusschen nader en on-,
willekeurig keek de vrouw er naar om.
't Was een licht wagentje, dat door een
flinken pony getrokken werd en geheel met
zeildoek bespannen was, zoodat men niet ter
stond kon zien wie er in zat. Het geluid van
kinderstemmen klonk haar echter tegen en
toen hét wagentje nog meer naderby kwam,
zag zy dat de bestuurder ervan een veertien
jarig knaapje was.
Het weer was niet zooals op dien Augus
tusmorgen twaalf jaar geleden, helder
en zonnig, neen, donkere, grauwe wolken
pakten zich samen en dreigden met regen,
't Begon juist te druppelen en een der kin
deren stak zijn kopje door het neergelaten
zeil en gaf met Inider stemme zijn spijt te
kennen over de wisselvalligheid van het we
der. Opeens zagen de kinderen de vreemde
vrouw op den weg, zij wezen haar met de
vingers na en maakten hardop aanmerkin
gen over haar zonderlinge kleedij. Een onge
veer tienjarig meisje vermaande de kleintjes
zich stil te houden, nieuwsgierig keek zij ook
zelve echter naar de zonderlinge vreemde.
Slechts de knaap, die met gewichtig ge
zicht voor koetsier speelde, bewaarde zijn
waardigheid. Hy gevoelde deernis met de
arme vrouw, die in den mistigen regen zoo
moede voortschreed met het instrument op
den rug.
Toen zij voorbyreden, nam hij beleefd
groetend den hoed af. De vrouw kon hem
juist in 't gelaat kijken, een knap, frisch
jongensgezicht met goedig opgeruimde trek
ken, die haar bekend voorkwamen.
Langzaam reed de wagen voort, de steile
hoogte op. Als aan den grond genageld
bleef de vrouw staan en staarde het rijtuig
na. Waarom was het gezicht van den knaap
haar zoo opgevallen. Eensklaps was het haar
in de gedachte gekomen, dat ook haar jon
gen van denzelfden leeftyd moest zijn.
Zij had tot dusverre aan het kleine kind
gedacht, dat zij in haar armen gesust
had; maar sindsdien waren twaalf jaren
voorbygegaan. Zy kon zelve ternauwernood
begrijpen, hoe zy door die ontmoeting zoo
zenuwachtig opgewonden was geworden, zy
moest, zy zou het rijtuig volgen om den jon
gen nogmaals te zien. Met kortsachtige ge
jaagdheid trachtte zij het wagentje in te
halen; zij hygde, haar hart klopte hoor
baar. Hare voeten schenen den dienst te
weigeren en toch deed zij zich geweld aan
om zich voort te sleepen, als hing haar
leven er van af.
Jenka had wel is waar weinig reden om
te kunnen denken, dat #j een gunstige be
schikking des hemels bizonder verdiend had
maar toch nu 't eerst, sinds langen tyd
dacht zy er aan, dat er een hooger Wezen
is, dat onze gangen bestuurt, en dat mis
schien God haar heur kind tegemoet zond.
De kinderen hadden intusschen bemerkt
hoeveel moeite zy zich gaf om het rytuig
in te halen.
Ook de kleine koetsier keek naar haar
om. Hij kon het niet aanzien, dat de vrouw
zich zoo aftobde Hij hield het paard in en
nu de vrouw naderby gekomen was, vroeg
hy haar vriendehjk, of zy hun wat te zeg-
gen had of dat zij wenschte mee te ryden.
Na eenige aarzeling nam de vreemde dit
aanbod aan, hare oogen hield zy daarby zoo
doordringend op den knaap gevestigd, dat
hij bijna verlegen werd. Hij kwam van den
bok af en hielp haar met instappen. Zy be
dankte mot weinige woorden en nam in het
wagentje plaats. De andere kinderen, vier
in getal, keken haar angstig aan, terwyl hun
vroolyk gebabbel verstomde.
Jenka voelde zich echter teleurgesteld.
Toen zy den jongen andermaal in 't gelaat
keek, zag zij dat hij niet de minste gelijke
nis had met haar overleden man, zooals zy
aanvankelijk gemeend had. Toen zy tót den
overtuiging gekomen was zou zy het liefst
weer uitgestapt zyn, doch zij voelde zich. te
zeer afgemat om den weg te vcet voort te
zetten. Het gesprek der kinderen onderling,
't welk zy na eenige minuten weer hadden
opgevat had hare belangstelling gaande ge
maakt.
De kinderen spraken over Gutstedt als
over hun tehuis en zij noemden namen, die
Jenka maar al te zeer bekend waren.
„Wat jammer dat we pas zoo laat op de
kermis komen," zei er een.
„Laten we maar bli.i zyn, dat we niet als
de kleine zusjes voor dien naren regen thuis
moeten blijven," zei het oudste meisje.
,,'k Wed, dat papa al lang op ons wacht,"
morde een ander.
(Wordt vervolgd)