Brieven van een Haarlemmermeerder Rond de Matthaus-Passion yan Joh. Seb. Bach i Na den Brand in het Stadhuis te Leiden m ...succes FEUILLETON DE SCHANDPAAL 4l [WEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT MAANDAG 18 MAART 1929 BLADZIJDE 1 groote steden en de omliggende dorpen inzake de verrekening van de kosten van het Lager Onderwijs CyVïuziek De Motet-Passie Oratorische Passie Süf 'ilü Rectificatie Het rapport van B. en W. Alle mogelijke voorzorgs maatregelen waren getroffen VB ^DCXOUS by uitnemendheid MODEMAG .HAARLEM LANDBOUW EN VISSCHERIJ Ontsmetting van vlaszaad De productie en uitvoer van bacon Ei liet weekblad voor gemeentebelangen komt een artikel voor over een onderwerp - V Wi UVW GCJ.J. UilUCi WUJJ t In vele gemeentebesturen een branden- e kwestie geworden is en zeker ook een g oot getal van onze lezers zal interessee en, Waarom daaruit het volgende wordt overgenomen: Het arrest van den Hoogen Raad van 1 uni 1928 heeft inderdaad aan het laatste lid van artikel 104 der lager onderwijswet 920 een beteekenis toegekend, welke er toe leiden dat de besturen der schoolge meenten voortaan by de berekening der aan haar verschuldigde uitkeering het bedrag Van de ontvangen schoolgelden buiten be schouwing laten blijven en zelfs een nieuwe berekening gaan maken voor vroegere jaren. Echter is uit hetgeen te dezer zake werd gepubliceerd tegelijk nog eens duidelijk aan bet licht gekomen dat de wetgever inder- Hid bedoeld heeft, deze schoolgelden wel ln aftrek te doen brengen en de tegen woordige Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is ook van oordeel dat de door ons hoogste rechtscollege gehuldigde opvatting onbillijk is en onrechtvaardig, Waarom een wijziging der wet op dit punt werd ingediend. Volgens de letter van de lager onderwijs wet, zijn de besturen der schoolgemeenten êeheel formeel gezien bevoegd om bij hun °P te maken berekening de ontvangen schoolgelden niet in mindering te brengen en toch blijven de besturen van vele bui tengemeenten het gevoelen als een verkeer de daad en een onbillijke handelwijze, wan- heer geprobeerd wordt, geldelijk voor deel te trekken uit het feit dat een wetsar tikel zoo ongelukkig en foutief werd geredi geerd, waardoor in strijd met de werke lijke bedoeling van den wetgever prak tisch gelden kunnen worden ontvangen Waarop de schoolgemeente toch moreel geen Aanspraak mag maken, omdat de vergoeding Van de werkelijke kosten aan alle eischen Van billijkheid is voldaan. De juridische uitspraak van den Hoogen Raad geeft wel rechtens de bevoegdheid, de ontvangen schoolgelden buiten de be rekening te laten, maar een gemeentebe stuur is toch niet verplicht dit te doen en blijft immers volkomen vrij om van deze be voegdheid al of niet gebruik te maken. Het is algemeen bekend, dat in de laatste jaren door talrijke gemeentebesturen onver- Plicht, maar pm redenen van billijkheid, een berekening gevolgd werd, waarin aftrek der ontvangen schoolgelden was opgenomen. En zeker mag de vraag worden gesteld, of het moreel en juridisch geoorloofd is te achten nu nog op deze uitkeering terug te komen en alsnog een navordering in te dienen. Deze casuspositie toch is zeer eenvoudig. Tn vroegere jaren werd door het bestuur van een schoolgemeente aan het bestuur der buitengemeente een afrekening toegezonden betreffende de .uitkeering, waarop het eerst genoemde gemeentebestuur met betrekking tot een bepaald aangegeven kalenderjaar aanspraak meende te mogen maken. De vordering werd voldaan en daarmede was dus deze geldelijke aangelegenheid door de wilsovereenstemming van beide partijen verrekend en afgedaan. Gaat het nu wel meer aan, is het nog toelaatbaar, dat het bestuur van een school gemeente als één der beide partijen geheel éénzijdig, zonder nader overleg en zonder toestemming van het bestuur der buiten gemeente, op deze eenmaal met wederzijdsch goedvinden afgesloten transactie wil terug komen? Het cijfer van de geldelijke uitkeering werd met beider goedvinden overeenkom stig den destijds gestelden eisch afgedaan en zelfs kon niet worden vermoed of verwacht, dat daarop later nog eens zou worden terug gekomen. Zooals vanzelf spreekt zijn er ook op geen enkele gemeen tebegrooting gelden ge reserveerd noch beschikbaar om alsnog te betalen zulk een navordering, dikwijls van enkele duizenden guldens, welke zoo rauwe lings onverwachts na verloop van jaren wordt ingediend. De raad der gemeente Arnemuiden heeft het onlangs in een adres aan den minister gekwalificeerd als een grove onbillijkheid, wanneer de besturen der schoolgemeenten tot navordering overgaan en zeer begrijpe lijk is het standpunt van burgemeester en wethouders in 'sGravenhage, die het on redelijk noemen, nu af te wijken van de gedurende de laatste jaren bijna alge meen gevolgde wijze van berekening en een voudig weigeren om navorderingen te dezer zake van andere gemeenten te voldoen, tenzij zij daartoe worden verpüëht door een bindende rechterlijke uitspraak. Burgemeester en Wethouders van Utrecht hebben aanvankelijk gemeend, ook hun in vorige jaren opgemaakte cijfers te moeten herzien en aan de besturen van de buiten gemeenten een declaratie ter navordering ingezonden; maar zeer loyaal zijn zij daarop onlangs teruggekomen, op een sympathieke wijze hun verandering van zienswijze aldus motiveerende„de door de verschillende ge meentebesturen aangevoerde bezwaren tegen de voldoening van onze vordering, hebben ons bij nader onderzoek overtuigd van de handhaven", wenschelijkheid, om deze vordering niet te Het is bekend, dat ook burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch te dezer zake geen rechtsvervolging zullen instellen en door een groote groep van andere colleges wordt vurig gehoopt, dat ook de besturen van vele andere gemeenten het goede voor beeld van Utrecht zullen volgen, omdat dit alleen ons rechtsgevoel bevredigen kan. AKKERMAN ii Het valt gemakkelijk te verklaren, dat men, niet de groeiende vrijheid ook op muzikaal- compositorisch gebied, niet bleef vasthouden aan den ouden koraalvorm. Allerlei invloeden van buiten werkten daartoe mee; langzamer hand begon men ook het recitatief van den Wangelist meer en meer op te sieren met melodische vrijheden, en we mogen hierin wel den voorbode zien van dien eigenaardigen Duitschcn recitatieven stijl, welke, hoezeer de latere tijd ook in de leer ging bij Italië, toch op den verhaaltrant der passie-muziek groo- ten invloed heeft gehad. Het hoogste wat hierin kon worden bereikt, is wel geschreven door den grooten Duitschen componist der He eeuw, Heinrich Schütz. Deze behield den ouden vorm: eenstemmige, op den ouden lees-toon opgebouwde deelen, en daartegen over de koren, als weergevend de massa. Alles is zonder instrumentale begeleiding, en het was zeker overbodig, dat men gemeend heeft, bij een uitgave en heropvoering van deze composities, er een begeleiding aan te moeten toevoegen. Wij persoonlijk althans herinneren ons nog zeer goed een uitstekend geslaagde uitvoering van een van Schütz' Passies, welke we eenige jaren geleden te Leiden meemaakten, op Palmzondag. erLwelke geheel zonder begelei ding werd gezongen. De muziek maakte groo ten indruk. En geen wonder! Schütz' Passies zijn volledige en één sluitend geheel vormen de composities, en al doet het eenstemmige, onbegeleide gezang in den beginne eenigs- zins vreemd aan, hetgeen daarin geboden ■wordt, is zóó diep en machtig van uitdruk king, dat ook de moderne mensch zich wel sens de moeite zou kunnen getroosten, om zich in te leven in dezen allereigenaardigsten verteltrant. Hij zal door de stijlreinheïd van een geheel apart staande kunst op dit ge bied rijkelijk worden beloond. Déze eenstemmige gezangen zijn bij Schütz reeds recitatieven van zeer groote uitdruk kingskracht. De koren zijn dramatische ta- fereelen, vol sterk kloppenden hartstocht, zui ver van stemmingsschildering, en machtig aanschouwelijk voorstellend de aangrijpende momenten uit het Lijdensverhaal. Deze pas sies van Schütz staan op een zeer hoog mu zikaal niveau, zoo hoog, dat men ze, in hun geheel eigendommelijke waarde, gerust kan stellen naast de geweldige kunst van Bach's Passiemuziek. Maar reeds in de „Zeven Kruiswoorden" welke Schütz getoonzet heeft, komt de in vloed van den Italiaanschen stijl naar vo ren en zoo beleven wij spoedig het tijdperk, dat ook de Opera en het Oratorium hun in vloed op de Passie-muziek doen gelden. We zijn dan gekomen in het tijdperk der In het jaar waarin Heinrich Schütz stierf, werd de „Matthaspassion" van den uit i Weimar afkomstigen Sebastiani (1622—1683) gedrukt, waarin deze concert-invloeden reeds duidelijker merkbaar zijn. Tot Hein rich Schütz hadden de Passie-componis ten zich steeds aan den Bijbelschen tekst gehouden. Behalve den z.g. „Introibus" of in leiding, en de „Conclusio" of beter „de dank zegging" aan het einde, werden er geen vreemde teksten ingelascht. Geen willekeu rig menschenwoord drong binnen in den verheven, goddelijk geïnspireerden tekst, want het invoegen van het Onze Vader dichtkunst tot de wonderlijkste smakeloos tyeid 'leidden. Joh. Seb. Bach heeft het Oratorische Pas sie-verhaal behouden, grootere dichters kon ook hij zich niet verschaffen. Wat hem, niettegenstaande dat, toch bewaarde voor de Vergissingen zijner voorgangers en hem van -dwaalwegen afhield, was niet alleen zijn mu- i zikaal genie, zijn ernstige vasthouden aan den tekst, waardoor hij zijn tekstdichters voor grove smakeloosheid bewaarde, maar voor alles zijn diep godsdienstig gemoed. Hoe dit zich voornamelijk in de Mat thaus-Passion wist te uiten, moge in een Heinrich Schütz na, het sterven van Christus in katholieke streken, zal men wel niet als een vergrijp daartegen aanrekenen. Maar na Schütz werd deze regel verlaten. Had Heinrich Schütz op zuiver muzikaal gebied reeds de muziek van oratorium en opera ingevoerd in zijn Passie-composities, zijn opvolgers maakten ook reeds gebruik van de dichterlijke taal bij deze beide kunst- In hun onschuldigsten vorm bestaan deze inseraties in lyrische ontboezemingen, welke het Passieverhaal onderbreken: waar het met kerkelijke liederen geschiedt, is nog een zekere stijleenheid bewaard. Voor de- eerste maal is zulks het geval bij den reeds genoemden Sebastiani, die ze voor solostem men met begeleiding van basso continuo en vier violen schrijft. In muzikaal opzicht beteekende deze nieuwste vorm van Passie-muziek, een groo te stap voorwaarts. Maar ook juist daardoor werd de beslissende stap gezet om de Pas siemuziek te stellen buiten het bereik der kerkmuziek. Wel heeft Joh. Seb. Bach bij zijne Passies gedacht aan kerkelijke gebrui ken, maar ook hij was niet in staat haar een blijvende plaats te bezorgen in de Li turgie. De opvoering ervan duurt te lang, om haar een plaats te geven in de gods dienstoefening, zonder het liturgische even wicht volkomen te verbreken. Fataal was het verlaten van den Bijbel schen tekst. Gelukkig echter kwam men indertijd zelf reeds spoedig tot de ontdek king hiervan en trad eenige verbetering in. Doch in den beginne voerden de dichters der Passieteksten allerlei allegorische per sonen ten tooneele, binnen het raam van hun Lijdensverhaal. Bij Bach waren het. slechts de Geloovige Ziel en de Dochter van Sion, maar in de „Marcus-passié" van Telemann. bij voorbeeld treedt een heele schaar allegorische figuren op, als de Vroomheid, de IJver, het Verstand, de Trouw, de Moed, de Navolging, de Chris ten, de Zondaar, ja zelfs de Stem Gods wordt tot medewerking geroepen. In de muziek staat weldra de solozang op den voorgrond, het koor wordt meer en ineer teruggedrongen, de instrumentale ge deelten worden breeder en omvangrijker, virtuoze elementen mengen zich overal, tug- schen. De hierboven genoemde Telemann die 44 (zegge vier en veertig) Passie-composi ties geschreven moet hebben, heeft ook het beroemdste, driedeelige werk geschapen op dit gebied, in zijn: „Zalig overwegen van het Lijden en Sterven Onzes Heeren." Uil den titel valt reeds op te maken, dat het hier meer een meditatie betreft, dan het Lijdensverhaal zelf. Maar de nabootsing van den Italiaanschen operastijl zotf nog verder gaan, en ten slotte leiden tot volkomen dra matische weergave en omwerking van het Passieverhaal tot Opera. In de Hamburgsche Opera werd in 1704 een soortgelijk werk, „De bloedige en stervende Jesus" in de toon zetting van R. Keisers opgevoerd. Maar lang duurde dit niet, daar er niet alleen verzet tegen rees van de geestelijkheid maar zelfs van het volk. Handel, die destijds in Hamburg vertoefde, vervaardigde toen een Johannes-passion, die wel niet behoort tot zijn meesterwerken, maar toch in sommige opzichten van groo- ter beteekenis is dan zijn in Italiaanschen stijl geschreven Paasch-oratorium. Ofschoon door de breedheid en de grootschheid van zijn talent als aangewezen om een geheel bijzondere Passiemuziek te schrijven, was hy hiertoe nimmer in staat, omdat hij hier voor geen geschikten dichterlijken grond slag vinden kon. Het gedicht toch, dat een zekere Ham burgsche raadsheer Brockes (1680—1747) hem leverde, was voor onze moderne be grippen niet alleen van een verschrikkelijk6 nuchterheid, maar ook vol van een smake- looze beeldspraak. Het werk van Handel Is een compromis-werk, toegevend zoowel aan de meer kerkelijk-vroom, als aan de meer wereldgezinde hoorders, voor wie het be stemd was. Met dit korte overzicht zijn we eigenlijk het tijdperk van Job. Seb. Bach reeds voor- bijgestevend. Zijn werk heeft trouwens op zijn tijdgenooten ook niet den invloed uit geoefend, welken het had moeten hebben. Toen Bach ingreep in de Passie-compositie, trof hij er een Babelsche verwarring aan, Als op geen ander gebied streden hier nog met elkaar de meest verschillende opvat tingen, opvattingen welke vooral in de paar volgende artikelen onzen lezers duide lijk worden. J. S. Onder een der beide foto's bij ons eerste artikel „Rond Bach's Mathaus-Passion" stond foutief: de St. Thomaskerk te Berlijn. De aandachtige lezer zal bij vergelijking van het onderschrift onder de andere foto wel hebben begrepen, dat hier moest staan: de St. Thomaskerk te Leipzig. Thans is verschenen het rapport van B. en W. van Leiden over de vermoedelijke oorzaak en de bestrijding van den brand in het stadhuis in den nacht van 11 op 12 Februari. B. en W. geven allereerst een uitvoerige beschouwing over de maatregelen, die wa ren genomen om een ramp als deze te voor komen. B. en W. deelen vervolgens mede, dat de verwarming van het stadhuis geschiedde door kachels de raad besloot eerst kort geleden centrale verwarming te doen aanbrengen deels gaskachels, deels kolenkachels. In ge wone tijden werden de gaskachels uitgedraaid na het vertrek van de ambtenaren, terwijl de kolenkachels zoodanig werden gestookt, dat zij zoo spoedig mogelijk na het zooeven genoemde tijdstip uitgingen. Daar op ver schillende bureaux ook des avonds arbeid werd verricht, bleven sommige kolenkachels tot in den avond branden, en controleerde de concierge bij zijn avondronde na tien uur of de kachels gedoofd waren. Op een en an der lette ook later weer de met de bewaking belaste agent van politie. Gedurende den afgeloopen strengen winter kon deze gewoonte niet worden gevolgd, en besloot de concierge eenige vulkachels ge matigd te doen doorbranden, daar sommige vertrekken anders den volgenden morgen niet voldoende verwarmd bleken te zijn. Bo vendien werd in het bureau van den Burger lijken stand en Bevolking, waar de tempera tuur het laagst was, een tweede vulkachel bijgeplaatst. Dat deze kachel, niet zooals in vroeger tijden een gaskachel, nog een vul kachel was en dat zoodoende twee kolen kachels op één rookleiding waren aangewe zen, was het college eerst na den brand te weten gekomen. De betrokken ambtenaar van den dienst der gemeentewerken heeft echter verklaard, daarin geen bezwaar te hebben gezien, daar voor te groote hitte in den gemeenschappelijken schoorsteen geen vrees behoefde te bestaan, terwijl hij er zich ook van overtuigd had, dat de aanvankelijk gevreesde moeilijheden met betrekking tot dén rookafvoer, na het aanmaken der kachels zich niet voordeden. Toen de koude al feller werd, achtte de concierge 't op Maandag 11 Februari in den laten namiddag noodzakelijk, zoowel met het oog op het hebben van een maar eenigszins draaglijke temperatuur op Dinsdagmorgen, alsook vooral ten. einde het bevriezen van de verschillende waterleidingen en brandleidin gen tegen te gaan, dat niet alleen verschil lende vulkachels, doch ook de gaskachels ge durende den nacht ontstoken bleven en de deuren van verschillende vertrekken open werden gelaten. Het aftappen van de brand en waterleidingen kon in deze niet worden toegepast omdat de waterleiding niet geheel aftapbaar was en de brandleiding natuurlijk niet mocht worden afgetapt. Met medeweten ■van den burgemeester en den secretaris de wethouders waren reeds allen vertrokken zijn toen de kachels in het gebouw blijven branden, vermits een andere oplossing, n.i. vervroegd aanvangen met stoken, op onvol doende wijze aan de bezwaren tegemoet) kwam. Den concierge werd opgedragen de kachels slechts zeer matig te doen doorbran den, de meest mogelijke voorzorgsmaatrege len te nemen en bij een en ander overleg te plegen met de politie. Die voorzorgsmaatregelen zijn, naar het college is gebleken, inderdaad genomen. B. en W. geven daarna een uitvoerig relaas van de ontdekking van den brand, grooten- deels ontleend aan het verhoor van den met de bewaking van het stadhuis belasten agent van politie J. A. Pierik. Dit relaas komt vrij wel overeen met het door ons destijds ver melde. Wij stippen nog even aan, dat de agent Pierik te half twaalf zijn eerste onver korte ronde overwogen was n.l. om met het oog op het branden van vele kachels de ronde te bekorten, ten. einde zoodoende meer ronden mogelijk te maken aanving en te 1 uur beëindigde. Zonder rust heeft de agent Pierik daarna nog twee ronden gemaakt en te 3 uur 15 was alles op de afdeeling Pen sioenen 'in het gebouw aan de Vischmarkt, waar gelijk bekend is de brand begon, vol maakt in orde. Te 3 uur 50 kwam de agent Pierik in den politiepost terug, waar hy bleef tot 4 uur 13, op welk tydstip hij opnieuw de ronde wilde gaan maken. Toen hij den politiepost wilde verlaten, werd hij opgebld door den telefonist van het tele foonkantoor, die mededeelde, dat er op de financieele afdeeling iets niet in orde moest zijn. Pierik ging op onderzoek uit en vond op de afdeeling Pensioenen, dat een zich recht tegenover de deur bevindende kast, rechts tegen den schoorsteen aanstaande, in brand stond. De schuifdeuren van de kast, waren niet gesloten, zoodat Pierik kon zien, dat ook de binnenbetimmering of het daarin liggende papier al vlam had gevat. B. en W. beschrijven daarna hoe Pierik en de door hem gewaarschuwde bediende Martyn met een minimax en een brandslang getracht hebben het vuur te bestreden. Dat Pierik daarby door den rook bewusteloos werd is bekend. Uit de verklaring van Pierik, en het verder ingesteld onderzoek, is gebleken, dat geen der brandende kachels te fel heeft gebrand, dus cok niet die welke geplaatst waren in de afdeeling pensioenen en in de daaronder ge legen afdeeling Burgerlijke Stand en Bevol king, hetgeen ook niet te verwachten was, vermits de kachels zeven a acht uur voor het laatst gevuld waren, de benedenkleppèn ge sloten waren én de bovenkleppen open ston den. Naar alle waarschynlijkheid is de brand derhalve ontstaan ten gevolge van de lang durige verhitting van den schoorsteen, welke zich bevond in de afdeelihg pensioenen en waarin zich behalve de rookleiding ten be hoeve van de afdeeling pensioenen, ook een rookleiding bevond ten behoeve van de beide kachels ten behoeve van de afdeeling Bur gerlijke Stand en Bevolking. Ten gevolge van verhitting van den schoorsteen schijnt ver volgens de daar tegenaan zich bevindende kast in brand te zijn geraakt. Dat de verhitting van den schoorsteen hoogstwaarschynlük de oorzaak van den brand is geweest volgt ook uit het onklaar geraken van de telefoon op de financieele af deeling, hetgeen B. en W. aan de hand van de verklaring van den chef van den techni- schen dienst van het telegraaf- en telefoon kantoor nader aantoonen. B. en W. geven vervolgens een exposé van Óns merk SUCCES $eniaoLt vnn prima zijdu* r met vernferktcn vueL Klerk. doch teven» elegant inderdaad een succe»-kouv na jarenlange ondervinding de besle kous welke wij kunnen aanbieden, is de kou» voor on» klimaat. ZICHTZ EIN DINGEN FRANCO DOOR UEEL NEOERLAND T Hoi stadhuis te Leiden, vóór den emstigen brand de bestrijding van den brand. Zij concludee- ren. dat ter voorkoming van brand in het stadhuis alle mcgeiyke voorzorgsmaatrege len waren getroffen. Tegen brandgevaar door kachels waren afdoende maatregelen getroffen, tegen brandgevaar door sehoor- steenen vielen door B. en W. geen maatrege len te nemen, daar moest worden aangeno men, dat de schoorsteenen erop beyekend waren, de extra belasting in het koude win terseizoen ta verwerken. Ten slotte spreken B. en W. een woord van waardeering uit voor allen, die aan de bestrijding van den brand, in welk opzicht ook, aandeel hebben gehad. Het wegvallen van jonge plantjes tenge volge van Botrytis of Colletotrichum Gloeosporium- aantasting kan door ontsmet ting van het zaad met een der hier onder genoemde droogontsmettérs tot een zeer ge ring percentage teruggebracht) worden. Goed werkende en in ons land verkryg- bare middelen zijn Abavit B., Semesan. Til- lantin of: d.i. vroeger droogontsmetterMöchst Tillantin R of d.i. vroeger Uspulun droog ont smetter en Tutan. Van deze middelen werdt per 100 kg. zaad 250 a 300 gram gebruikt. Een eerste vereischte is, dat de ontsmet- tingsstof goed over het zaad verdeeld wordt. Dit geschiedt het best in hiervoor in d'en handel gebrachte droogont'smettingsappara- ten. Men kan zich echter ook op de vol gende wyze behelpen. In een ton brengt men op gelijken afstand 3 of 4 lijsten aan. die al naar gelang van de grootte van de ton hooger of lager worden gemaakt. Men vult het vat voor ongeveer 1/3 ge deelte met lynzaad en voegt dan de' be- noodigde hoeveelheid ontsmett'ingsstof erbij. Na sluiting van het vat die zeer secuur ge schieden moet, wordt dit gerold. Men kan de ton ook monteeren op een as en dus laten werken op de wijze van een karnton. Omscheppen van het zaad met het ont smettingsmiddel is beslist te ontraden. Niet alleen is de menging onvoldoende, maar de kans op verstuiven en daardoor op inademen waardoor vergiftiging kan optreden, is aan zeer groot. Ook al werkt men met een ge sloten apparaat Is het toch noodzakelijK voorzorgsmaatregelen (b.v. het houden van een doek voor den mond) te. nemen om in ademen te voorkomen. Om verstuiven tijdens het zaaien zcoveei mogelijk te verminderen doet men goed het zaad eenigen tijd van tevoren (pl.m. 14 da gen) te ontsmetten. De aandacht wordt er nog op gevestigd, dat het aanbeveling verdient om van ont smet zaad, mits de Jnemkracht goed is, iets minder uit te zaaien, daar andere de stand te dicht wordt, met als gevolg ge- makkeiyk legeren en later weer aantasting door Botrytis. Nadere inlichtingen, worden gratis ver strekt door den Plantenziektenkundigen Dienst t'e Wageningen en door de by dien Dienst werkzame ambtenaren. De directie van den Landbouw deelt mede, dat volgens opgave, verstrekt door de betrokken Rykskeurmeesters van den Vee- artsenijkundigen Dienst, gedurende de dagen 7 tot en met 13 Maart j.l. werden ge slacht 16601 (vorige week 18816) varkens, bestemd voor bacon-bereiding, terwyi werd uitgevoerd bacon, bereid van 14.953 (23572) geslachte varkens. 40 Was dan alles 'n droom geweest? 't Scheen haar toe, alsof het gisteren was geweest, dat moeizaam van de steile hoogte af de doove vrouw gevolgd was, totdat de wald hoorn haar deed schrikken. Waar was de oolijke snaak, wiens bewondering 'haar zoo gestreeld en wiens rappe tong haar de toe- Komst zoo rooskleurig had voorgespiegeld. Hy had het eerst het verlangen naar 'n on bezorgd leventje in haar opgewekt. Thans Wist zy, van hoeveel waarde zijne beloften geweest waren. En hy, hli sluimerde ginds in vreemde Aarde, waar hü na zyn onstuimig leven ein delijk rust gevonden had en waar hem in zijn laatste oogenblikken ook nog de ware vrede ten deel gevallen was, dien hij in zijn leven niet gekend had. Zelfs zijn dood en de zorg, die hij in zijn laatste levensuur voor zijn vrouw had aan den dag gelegd, hadden haar niet gunstiger omtrent hem gestemd. Zy gevoelde nu, hoe- zeer hy door haar van haar kind te scheiden kaar in haar heiligste rechten gekrenkt had. Ce hospitaal-geesteiyke had op verlangen van den stervende haar de middelen ver strekt om den terugtocht naar het vaderland te ondernemen. De priester had haar aange raden zich terstond naar de bloedverwanten van haar man te begeven, hy had haar het adres van Dietrich ter hand gesteld, omdat deze wel het beste in staat zou zijn om het verblyf van het kind op te sporen. Zy' dacht er echter geen oogenblik aan er gebruik van te maken Schier instinctmatig was rij voortgedreven naar de plek, waar zij het laatst afscheid van haar kind had ge nomen. Zij wist, dat daar by den paal het zakboekje verstopt was, dat in ieder geval haar woorden bevestigen kon, als zij ha a recht wilde doen gelden. 't Was een vermoeiende tocht geweest van de verwijderde havenstad tot hier in het ge bergte. Zij had gedurende de reis met spelen dén kost verdiend; het reisgeld, dat men haar geschonken had, wilde zij voor haar kind bewaren. Het weerzien van het noodlottig plekje in 't woud had haar diep ontroerd. Had zy tot nu toe steeds de schuld op anderen ge gooid, thans zag ze in, hoe verkeerd zy zelve gedaan had Ginds by den ouden paal had zij met eigen hand het kind neerge legd, daar had zy voor het laatst zyn schreien gehoord, meedoogenloos had zy zich nochtans van hem afgewend. 't Scheen haar thans toe, of zy eigenhan dig het graf voor haar kleine gedolven had. Voor 't eerst dacht ze aan de mogelykheid, dat haar kind misschien niet meer in leven was. Het onheilspellende plekje had haar de oude sage in herinnering gebracht, die ver haalde, dat ginds by den ouden paal de been deren verspreid lagen van kinderen die in overoude tijden door heidenen ten offer aan hun goden gebracht waren. Zouden ook de beenderen van haar kind daarbij liggen? Die gedachte was oorzaak ge weest, dat zij als woedend den afgodspaai had trachten te verbrijzelen. Een bijgeloovige vrees vervulde haar nu, dat haar nog meer ongelukken zouden over komen; wyl zij den ouden paal had aange raakt. De weinige uren by den afgodspaai door gebracht, hadden haar meer vermoeid dan, heel de lange moeilijke weg, dien zij had afgelegd. Schoorvoetend vervolgde zij haar, weg, niet wetend waarheen zich te begeven of wat te beginnen, zoodat zy soms eenige minuten peinzend bleef staan. Als moest alles haar heden aan den nood- lottigen dag uit het verleden herinneren hoorde zij evenals toen op den bewusten mór gen het ratelen van een rijtuig en het ge trappel van paarden. Zij dacht daarbij aan hem, wiens ernstig gelaat zij hier voor 'tj eerst gezien en wiens gelykenis met den an- der haar zoozeer was opgevallen. Oie ern stige oogen, dit voelde zij nog heden, hadden' haar op den goeden weg kunnen houden. Maar ook in dien man zag zij thans een te genstander. s Het rijtuig kwam intusschen nader en on-, willekeurig keek de vrouw er naar om. 't Was een licht wagentje, dat door een flinken pony getrokken werd en geheel met zeildoek bespannen was, zoodat men niet ter stond kon zien wie er in zat. Het geluid van kinderstemmen klonk haar echter tegen en toen hét wagentje nog meer naderby kwam, zag zy dat de bestuurder ervan een veertien jarig knaapje was. Het weer was niet zooals op dien Augus tusmorgen twaalf jaar geleden, helder en zonnig, neen, donkere, grauwe wolken pakten zich samen en dreigden met regen, 't Begon juist te druppelen en een der kin deren stak zijn kopje door het neergelaten zeil en gaf met Inider stemme zijn spijt te kennen over de wisselvalligheid van het we der. Opeens zagen de kinderen de vreemde vrouw op den weg, zij wezen haar met de vingers na en maakten hardop aanmerkin gen over haar zonderlinge kleedij. Een onge veer tienjarig meisje vermaande de kleintjes zich stil te houden, nieuwsgierig keek zij ook zelve echter naar de zonderlinge vreemde. Slechts de knaap, die met gewichtig ge zicht voor koetsier speelde, bewaarde zijn waardigheid. Hy gevoelde deernis met de arme vrouw, die in den mistigen regen zoo moede voortschreed met het instrument op den rug. Toen zij voorbyreden, nam hij beleefd groetend den hoed af. De vrouw kon hem juist in 't gelaat kijken, een knap, frisch jongensgezicht met goedig opgeruimde trek ken, die haar bekend voorkwamen. Langzaam reed de wagen voort, de steile hoogte op. Als aan den grond genageld bleef de vrouw staan en staarde het rijtuig na. Waarom was het gezicht van den knaap haar zoo opgevallen. Eensklaps was het haar in de gedachte gekomen, dat ook haar jon gen van denzelfden leeftyd moest zijn. Zij had tot dusverre aan het kleine kind gedacht, dat zij in haar armen gesust had; maar sindsdien waren twaalf jaren voorbygegaan. Zy kon zelve ternauwernood begrijpen, hoe zy door die ontmoeting zoo zenuwachtig opgewonden was geworden, zy moest, zy zou het rijtuig volgen om den jon gen nogmaals te zien. Met kortsachtige ge jaagdheid trachtte zij het wagentje in te halen; zij hygde, haar hart klopte hoor baar. Hare voeten schenen den dienst te weigeren en toch deed zij zich geweld aan om zich voort te sleepen, als hing haar leven er van af. Jenka had wel is waar weinig reden om te kunnen denken, dat #j een gunstige be schikking des hemels bizonder verdiend had maar toch nu 't eerst, sinds langen tyd dacht zy er aan, dat er een hooger Wezen is, dat onze gangen bestuurt, en dat mis schien God haar heur kind tegemoet zond. De kinderen hadden intusschen bemerkt hoeveel moeite zy zich gaf om het rytuig in te halen. Ook de kleine koetsier keek naar haar om. Hij kon het niet aanzien, dat de vrouw zich zoo aftobde Hij hield het paard in en nu de vrouw naderby gekomen was, vroeg hy haar vriendehjk, of zy hun wat te zeg- gen had of dat zij wenschte mee te ryden. Na eenige aarzeling nam de vreemde dit aanbod aan, hare oogen hield zy daarby zoo doordringend op den knaap gevestigd, dat hij bijna verlegen werd. Hij kwam van den bok af en hielp haar met instappen. Zy be dankte mot weinige woorden en nam in het wagentje plaats. De andere kinderen, vier in getal, keken haar angstig aan, terwyl hun vroolyk gebabbel verstomde. Jenka voelde zich echter teleurgesteld. Toen zy den jongen andermaal in 't gelaat keek, zag zij dat hij niet de minste gelijke nis had met haar overleden man, zooals zy aanvankelijk gemeend had. Toen zy tót den overtuiging gekomen was zou zy het liefst weer uitgestapt zyn, doch zij voelde zich. te zeer afgemat om den weg te vcet voort te zetten. Het gesprek der kinderen onderling, 't welk zy na eenige minuten weer hadden opgevat had hare belangstelling gaande ge maakt. De kinderen spraken over Gutstedt als over hun tehuis en zij noemden namen, die Jenka maar al te zeer bekend waren. „Wat jammer dat we pas zoo laat op de kermis komen," zei er een. „Laten we maar bli.i zyn, dat we niet als de kleine zusjes voor dien naren regen thuis moeten blijven," zei het oudste meisje. ,,'k Wed, dat papa al lang op ons wacht," morde een ander. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5