Dingen van den Dag
■■SIM
mm
BUZIAIT EN SIEM N1EUWENHUIJZEN
TWEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
DINSDAG 26 MAART 1929
BLADZIJDE 1
Het Fransch-Belgisch Verdrag
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
Bewerking van opgevroren
gewassen
De uitvoer van bacon
Tijdelijke stopzetting van
den vee-uitvoer naar België
IllmiP
b
llifelli
Een goed Radio-toestel
is geen tref,
als het er maar één is
van de N. S. F*
F. 225.—
F. 260.—
N.V. Nederlandsche
Seintoestellen Fabriek
HILVERSUM
TWEE LEVENSKUNSTENAARS
„cDokters van menigeen, die eens
feestelijk moest worden opfefnscht
Wat elke maand te doen geeft
VRAGENBUS
Na de verklaring van den Minister van
Buitenlandsche Zaken in de Eerste Kamer is
de geruchtmakende kwestie, die door de pu
blicaties van het Utrechtsch Dagblad aan de
orde is gesteld, vrijwel uit. Er zal nog wat
nagekibbeld worden, maar er is reeds aan
leiding de balans op te maken van een ge
beurtenis, die ons land meer in opspraak
gebracht heeft en geplaatst in het middel
punt van de internationale belangselling,
dan in vele jaren met eene kwestie het geval
is geweest.
Het groote algemeene voordeel is, dat de
verhouding van Nederland met België en een
eventueele schending van Nederlandsch
grondgebied bij een oorlog tusschen Frank
rijk en Duitschland eens uitvoerig in het
fmbliek besproken zijn. Wij meenente mogen
constateeren, dat dit een ontspanning ge
bracht heeft.
In Nederland heerschte vrijwel algemeen
de meening, dat ons van den kant van
België gevaar dreigde En wel in tweeërlei
opzicht. Op de eerste plaats een schending
van ons grondgebied bi) een oorlog en ten
tweede 'de mogelijkheid, dat België de onder
handelingen over de Schelde zou aangrijpen
om van Nederland grondgebied te bemach
tigen.
Over het eerste punt is in de discussies
geen uitsluitsel verkregen. De aandrang, die
vooral door Nederlandsche bladen werd ge
oefend om een heldere, ondubbelzinnige ver
klaring van België en Frankrijk te verkrij
gen, dat Nederland in geval van oorlog geen
gevaar te wachten staat, heeft niet gebaat,
hoezeer er op gewezen is, dat dit de eenige ma
nier zou zijn om de valschheid van de in het
geding gebrachte documenten te staven. Wij
zijn dus, wat dit betreft, nog even ver als
vóór de publicatie en de gegrondheid der on
gerustheid is niet weggenomen. Integendeel.
Laten wij hopen, dat de vredes idee zoo zal
voorschrijden, dat wij nimmer in dit opzicht
een bittere ervaring zullen opdoen.
Wat het tweede punt aangaf is er meer
licht verschenen. Kon vroeger nog worden
gevreesd, dat België bij zijn onderhandelin
gen en het stellen van eischen omtrent de
Schelde op de daadwerkelijke hulp van Fran-
rijk kon rekenen, wij meenen nu wel als
vaststaande te mogen aannemen, dat die
kwestie uitsluitend langs diplomatieken weg
zal worden opgelost en dat Frankrijk in geen
geval van plan is, zich om België in 'n wes
pennest te steken.
Dat is een niet geringe winst.
Naast dezen algemeenen kant van de zaak
is er ruimte voor commentaren van verschil
lenden aard.
Na de regeeringsverklaring, moeten wij wei
aannemen, dat de door het Utrechtsch Dag
blad gepubliceerde stukken, althans fonneel,
niet echt zijn. Toch wordt niet ten onrechte
opgemerkt, dat de Regeering, zeker in den
aanvang, niet zoo volkomen overtuigd was,
van die valschheid en de mogelijkheid van
echtheid veronderstelde. In dit verband is van
belang wat de hoofdredacteur van een zoo
gezaghebbend blad als de „Daily Express"
schrijft.
Deze heeft in Utrecht en elders de aange
legenheid bestudeerd en constateert o.m.
dat het geheim verdrag allereerst in handen
is gekomen van een hooge officieele persoon
lijkheid uit Hollandsche regeeringskringen.
De regeering heeft het document zeer gron
dig door experts laten onderzoeken, waaron
der een hooge militaire persoonlijkheid. Deze
deskundigen kwamen tot de slotsom, dat het
document niet alleen echt, doch bovendien
van buitengewoon belang was, bij welke
opinie de regeering zich aansloot. Door een
der hoogste militaire autoriteiten werd het
geheime stuk met toestemming der regeering
aan het „Utrechtsch Dagblad" voorgelegd,
onder verzekering aan den hoofdredacteur,
dat het stuk authentiek was en dat ook de
regeering hiervan overtuigd was. Het blad
legde op zijn beurt het document aan des
kundigen voor, die eveneens concludeerden
tot de echtheid, waarna aan de regeering
werd medegedeeld, dat het dagblad van plan
was tot de publicatie over te gaan. Ondanks
de verklaring van den minister van buiten
landsche zaken werd den Engelschen po
liticus medegedeeld, dat de Holiandsche re
geering met de publicatie accoord ging. Het
feit. dat zij later de démenti's accepteerde en
het Utrechtsch Dagblad als zondebok ge
bruikte, verklaart Easterman, hierdoor, dat
Holland anders in een ernstig conflict met
zijn naasten buurman zou zijn geraakt.
De schrijver zegt ten slotte te geiooven,
dat de Belgische ambtenaren een authentiek
stuk uit 't officieele archief ontvreemd heb
ben en dit stuk heeft met of zonder hulp
van Heine Holland bereikt om in het
„Utrechtsch Dagblad" te worden gepubli
ceerd.
Inderdaad geeft deze lezing een aan
nemelijke oplossing van het geval en ook
zal indien zij juist zou zijn, niemand het
onze regeering euvel duiden, dat zij voor
ernstige consequenties in het buitenland
gezwicht is. Alleen mag men zich afvragen,
of de Regeering in dat geval de gevolgen
van de publicaties niet eerder had moeten
voorzien. Het is waar: ten halve gekeerd ls
beter dan ten heele gedwaald, maar daar
om verdient de eerste verkeerde stap nog
niet zonder blaam te blijven.
Verder heeft de publicatie de aandacht
gevestigd op de toestanden bij het spion-
nagewezen in België. Men kan slechts in
een lachbui uitbarsten, ais men het gelief-
hebber in spionnage in Brussel ziet en dien
dienst vergelijkt met dien van Duitschland
en Frankrijk, dat men in België zoo gaarne
in allerlei opzicht naaapt. Dat dergelijke
dingen bestaanbaar zijn, blijft te betreuren
en men mag het U. D. in België wel dank
baar zijn, dat men daar nu in de gelegen
heid is geweest het mes in een rotten dienst
te steken.
De journalistieken kant van de zaak blijft
niet minder interesseeren.
Voor de vakmenschen is zij een leering,
om nog meer dan tot nu toe het geval was,
voorzichtigheid Ie betrachten.
De houding der regeering tegenover de
Pers heeft echter ook aan zeer gerecht
vaardigde critiek bloot gestaan. Indien de
regeering het U. D. gebruikt om zich daar
achter te verschuilen, is dit geen schoon
gebaar en als zij aan de echtheid der do
cumenten getwijfeld heeft, had zij de Pers
moeten inlichten. Is het al niet menschlie-
vend een krant een blunder te laten slaan,
erger wordt de fout als men wist, althans
moest weten, wat de gevolgen yan de pu
blicatie konden zijn voor ons geheele volk.
Ons volk heeft in deze zaak geen fraai
figuur gemaakt en dat is wel het ergste,
dat te betreuren valt.
Een gevolg van tie vorst is, dat gronden,
cie met wintergewassen zijn bezet en tevens
zijn opgevroren door de uitzetting van be
vriezend water, door den dooi en na water-
verlies weer zullen beklinken, schrijft ir.
Cleveringa in „De Veldbode":
De wintergewassen zakken dan echter on
voldoende meê en het gevolg is, dat zij ten
deele met het onderaardsche stengeldeel en
de wortels boven den grond komen te liggen.
De aaangewezen weg om dit te herstellen is,
den grond niet te zwaar te rollen. Daardoor
worden de wortels weer aangedrukt, staan
de planten weer steviger en vormen zij weer
een geheel met den grond, zoodat do voeding
en watervoorziening weer verzekerd zijn. Rol
len op natten grond is zeer nadeelig, daar
men dan den fijnen poreusen bouw sterk
drukt. Wacht dus totdat de grond behoorlijk
is opgedroogd.
Daar een tot aan de oppervlakte samenge
drukte grond sterk water verdampt, is het
zeer gewenscht zoo spoedig mogelijk de bo
venste 2 a 3 c.m. even weer los te maken
door schoffelen of eggen .De verdamping
wordt hierdoor gemiddeld tot terugge
bracht. Zoo mogelijk moet dus spoedig na
het rollen even worden geschoffeld of met de
kettingegge bewerkt. Men dient daarbij na
tuurlijk ook andere factoren, vooral den stand
van het gewas, in aanmerking te nemen. Is
het gewas ten deele doodgevroren, dan zal
een extra gift chili op kalkarmere zandgron
den en kalksalpeter op de klei en op vol
doende kalkrijke zandgronden noodig zijn.
De Directie van den Landbouw deelt
mede, dat in de week van 14 tot 20 Maart
voor baconbereiding zijn geslacht 21.617 var
kens (vorige week 16.601). Uitgevoerd werd
bacon, afkomstig van 21.040 varkens (14.975)
In verband met de voorbereiding van
maatregelen, welke door de Belgische auto
riteiten zullen worden voorgeschreven ten
aanzien van voor uitvoer naar België be
stemde runderen, zal de uitvoer naar dat
land van rundvee op 30 Maart a.s. niet. mo
gelijk zijn en vermoedelijk eerst na 16 April
a.s. weer kunnen geschieden.
De Prijs van het
N. S. F. 4 Radio
ontvangtoestel, in
clusief 4 Philips'
lampen bedraagt
voor 4 Volt's accu
voor Wisselstroom
Van het bovenstaande zijn uitgezonderd
dieren, welke bestemd zijn om in de Belgi
sche quarantaine stallen te worden geslacht.
De Maasbrug te Roermond zal een hoogere ligging krijgen en dientengevolge onge
veer 1.80 M. moeten worden opgevijzeld. Met de voorbereidende werkzaamheden
hiervan is reeds een aanvang gemaakt. Hierboven een overzicht van de huidige si
tuatie der Roermondsohe Maasbrug.
2e helft Maart
Na den langen, strengen winter is het
verlangen groot om aan het tuinieren te ko
men. Voor de warmoezehiers die het van de
vroege groenten voornamelijk moeten heb
ben, is het een schadelijk voorjaar, want
straks komt alles tegelijk. Waar de grond
„bekwaam" is of wordt, ontstaat een groote
oedrijvigheid. 't Wordt een spitten, mischien
ook mesten, en zaaien naar hartelust. Men
zaait spinazie, sla, raapstelen, legt doperw
ten en peulen, wat anders al enkele wesen
eerder geschied zou zijn. En ook is het nu
tijd voor het zaaien der verschillende kool
soorten. Van wortelen en schorseneeren van
radijs en peterselie. Neem voor de wortel»
de vroege denvik, den Naarder tuinwortel
of den Amsterdamschen bakwortel. Radijs
kan tusschen de wortels gezaaid worden.
Men zaaie spinazie en raapstelen niet al
te dik en hakke het zaad maar even onder;
deze groenten kan men zeer goed telen tus
schen de rijen erwten en capucijners, dat
anders toch verloren grond is.
Zijn uw aardbeibedden behouden geble
ven? Dan moogt ge u gelukkig achten, want
vele planten gingen door de vorst verloren.
Onder de aardbeien nemen de maandbloei-
ers een eerste plaats in, omdat ze bij een
goede behandeling den geheelen zomer door
vrucht geven, tot het gaat vriezen toe. Voor
al is 't goed elk jaar, of althans om de twee
jaren, jonge bedden er van aan te leggen.
Ze worden dan in 't voorjaar geplant van
uitlocpers van oude planten. Men houdt
eenigen tijd de bloem er uit, totdat de plan
ten zwaar genoeg zijn geworden. Ook kan
men deze zeer goed van zaad kweeken door
een partijtje van deze aardbeien bij elkander
te laten verrotten, en 't dan in aarde onder
glas uit te zaaien, waarna de plantjes spoe
dig op zullen komen; daarna worden ze ver-
speend en in 't voorjaar komen de planten
op de bestemde plaats. De aldus gewonnen
planten geven de grootste vruchten. De
maandbloeiende aardbeien verlangen ook
een goed bewerkten en goed bemesten grond.
Ik vraag nu even uw aandacht voor een
vrucht, die in lang niet alle tuinen voor
komt: de tomaten, hoewel de teelt ervan
toch zeer is toegenomen. Het zaad wordt in
Maart of April in een matig waren bak of
onder glas uitgezaaid. Wanneer de plantjes
goed zijn opgekomen, worden ze elk afzon
derlijk in een klein potje gezet en weer on
der glas voortgekweekt. Na ongeveer veer
tien dagen zal het noodig zijn ze weer over
te planten in grootere potten, en nog eenigen
tijd onder glas te houden, totdat de weers
gesteldheid het toelaat, dat ze naar buiten
kunnen worden gebracht.
Dan zet men ze bijv. voor de schuting of
muur, waartegen men nog een rietmat kan
zetten om ze tegen nachtvorsten te beschut
ten. Is het zoover, dat geen nachtvorsten
meer te vreesen zijn, dan worden ze uit
den pot gedaan en in den vollen grond uit-
geplant voor hekken of rijsjes, waaraan men
ze vast kan binden. De gewone ronde roode
Tomaat is voor ons land zeer geschikt. Een
groente, welke ook in lang niet alle hoven
wordt aangetroffen, is: de Bleekselderij. In
Engeland wordt van ouds deze groente veel
geteeld, terwijl ze ook in ons land meer en
meer in gebruik is gekomen. Ze wordt zoo
wel rauw als gestoofd genuttigd. In het voor
jaar wordt het zaad onder glas gezaaid,
daarna verspeend, en als de planten groot
genoeg zijn, komen ze op hun bestemming.
Er worden greppels of groeven van onge
veer 10 c.M. diep voor gegraven. Is nu flink
wat mest in deze greppels gespit, dan wor
den de planten er in gezet; onder de hand
geve men ze wat gier, want ze houden van
besten grond. Ongeveer October zullen de
planten wel groot genoeg zijn. Dan worden
ze bij elkaar gebonden en vervolgens tot
boven toe aangeaard, waardoor de stengels
geel worden en voor 't gebruik geschikt zijn.
•Begint het hard te vriezen, dan bedekke men
ze met loof (bladeren), want ze dienen vorst-
vrij gehouden te worden.
U hebt natuurlijk ook de noodige bloem
zaden besteld, voorzoover gij gelegenheid
hebt om ook bloemen te kweeken. Geregeld
door vereischt het zaad, dat reeds gezaaid
is, en dat nog gezaaid moet worden, veel zor
gen. De plantjes, die opkomen, moeten da
gelijks nagekeken worden, of ze soms ook
weg gaan vallen. Ls dit het geval, dan moe
ten ze zoo spoedig .mogelijk verspeend
worden en altijd nog onder glas blij
ven. Vele soorten kunnen nu nog
gezaaid worden, zooals: Petunia's, Ver
bena's, Lobelia's, Pyrethrum, of gele
Kamille (de bekende Mozaiekplant), Reseda,
Perilla, Nankinensis en nog vele soorten van
bloemen die men des zomers in den tuin zou
willen hebben. Hier worden bedoeld die soor
ten, welke vooraf onder glas gezaaid moeten
worden. Wanneer dit zaad pas gezaaid is,
moet het tegep de zon beschermd worden,
daar anders de grond te veel uitdroogt, en
veel gieten nadeelig is. De soorten, die men
op hun bestemde plaats zaait of op den
kouden grond kunnen gezaaid worden, half
April of ook nog wel in 't laatst van die
maand.
Na jaren spelen de twee levenskunste
naars, Johan Buziau en Siem Nieuwen-
huijzen, weer te zamen en beleven de
triomfen, waarop zij reeds jarenlang groot
gaan; Buziau, de meest talentvolle humo
rist, Siem Nieuwenhuijzen de onverbeter
lijke clown.
Annelèn heeft dezer dagen een bezoek bij
hen gebracht en naar aanleiding daarvan
schrijft zil in het Handelsblad een schets die
een kostelijke typeering geeft van het leven
en de talenten van deze beide spelers, die
een internationale reputatie genieten. Ook
voor onze lezers zijn Buziau en Nieuwen
huijzen geen onbekenden meer en daarom
ontleenen wij aan Annelèn's schets het vol
gende;
De meneer
in de loge
vlak bij het
tooneel kreeg
het om zoo
te zeggen
op zijn zenu
wen van 't
lachen. Het
is niet over
dreven. Die
meneer in de
loge wipte den
heelen avond op
en neer, trap
pelde van opwin
ding, schreeuwde
van pret, zong luid
keels de refreinen
mee en had een hoofd
zoo rood als een kreeft van
louter vreugd, dat „Buuz" weer
op een Amsterdamsch tooneel
staat.
De meneer in de logo was de
eenige niet. Zóó als die, mis
schien iets minder uitbundig,
zaten er in het parterre en
iangs den balkonrand, op de
galerij en in de stalles.
Daar rent Buziau het tooneel
op; Buziau met zijn wonderlijken
snuit, die heelemaal niets lijkt
op zijn natuurlijke, zijn eigen
lijke tronie, en daar begint het
al in de zaal. Eerst een donde
rend applaus, dan even stilte.
Buziau komt en praat. Of
neen. hij praat nog niet eens.
Hij kijkt enkel, en de zaal giert.
Dan zet hij kleine, ronde kren-
te-oogen, die glimmeren en
gloeien in den witten poelerkop.
De kleine, ronde oogen zieh de
zaal in, verbaasd, dat de men-
schen in een lachstuip zitten.
Dan splijt de mond. Eerst is 't een kleine
spleet, tusschen vermiljoenroode lippen, dan
wordt het een breedere grijns, ten slotte een
wijde lach, die duizendvoudig terugkaatst
uit de zaal.
Eigenlijk moet men Buziau niet beschrij
ven. Men moet hem zien in zijn zotte toe
takeling van geruite pak, kamerjapon, van
mantelkostuums, een pyjama, al naar zijn
rol dat vraagt en zfin fantasie een uitrusting
heeft gecomponeerd. Men moet hem vooral
bezig zien, als hij, viool of pianovirtuoos, een
Kreisler of een Paderewski, de zaal fascineert
met zijn gewéldige streek, zijn enormen aan
slag, terwijl hij in werkelijkheid geen noot
voortbrengt, maar het muzikale gedeelte
overlaat aan een orkestlid. Die viool, zelf ge
knutseld, is een kistje met een paar touwtjes;
de piano is een bouwsel van planken, zeildoek
eneen paar mannen. Maar Buziau maakt
de scène tot een grandiooze vertooning.
Of men moet hem bezig zien, als hij zit op
het voetbalveld tusschen twee enthousiaste
lingen, de een verwoed Blauw-Witter, de
ander hartstochtelijk Ajaxied, en Buuz zelf
gematigd onverschillig.
Buziau speelt zoo'n scène graag; hij smult
er zelf van, hij vindt altijd weer andere,
kleine, maar ongeloofelijk handige en gees
tige trucjes, die hij uitspint tot in de kleinste
finesses en die het publiek laten lachen;
lachen, dat het een aard heeft.
Daar komt dan nog het gesproken woord
bij. „Mijn prevelementje", zegt Buziau, „dat
ik zoo 's avonds hou tegen het publiek, dat is
bijna heelemaal mijn eigen makelij. Ik fan
taseer mijn rol in den loop van de avonden.
Telkens komt er wat bij en gaat er wat af.
Bij de eerste voorstelling begin je al te
prieven, of het publiek er op doorgaat; of
het de mop belieft of niet. Indien neen, dan
gaat de grap er uit, indien ja, dan zoek ik
verder en verder. Zoo bouw ik dat prevele
ment, steeds zorgvuldig vermijdend, iemand
op godsdienstig, politiek of moreel gebied te
kwetsen. Den draad hou ik vast; de figuren,
die ik moet voorstellen in den loop van den
avond, blijven, maar de dialoog verandert,
totdat, na vele weken, alles wordt vastgehou
den zooals het staat. Dan blijft de tekst zoo
als hij is en dan gaat mijn fantasie voor
namelijk naar de volgende revue!"
Hoe Buziau dèt doet? Wel, hij loopt op
straat. Ziet een apart wagentje aankomen, of
een ander ding van speciale makelij. Dat
moet ik hebben, denkt hij, en hij legt het
vast, in zijn geheugen. Of er zijn actueels
dingen, die hij wil onthouden; maar altijd
moeten het toestanden zijn, waar niemand
zich aan kan stooten. Geen sensationeele
rommel of speculeeren op de lagere harts
tochten.
En dan de kleeren! Die dwaze toiletten, die
buit-enmodelsche hoeden, die sieraden
Als Buziau met zijn vrouw gaat winkelen
in Den Haag (hij woont in Rijswijk, waar zijn
elfjarige zoon Emile school gaat), of als hij
wandelt en hij zift in een etalage een stofje,
dat hem lijkt, dan koopt hij den lap, dien hij
noodig heeft. De maat voor allerlei toiletten
heeft hij altijd in den zak. Datj is dus gauw
in orde.
De sieraden, de bijoux, die maakt hij zelf.
Heeft hij in zijn Rijswijksche woning niet een
aparte knutselkamer, waar hij bijna al de
attributen, in de revue's gebruikt, zelf in
elkaar zet? Hij staat in dezen voor niets. Een
orgel, dat een buffet is; het paard Espinasse,
waaraan alles kon bewegen en draaien; een
autootje, dat een verborgen kroegje of een
tafeltje-dekje inhoudt; een boom, die bij
nadere beschouwing „van alle gemakken"
voorzien en eigenlijk een buitenverblijf is.
„Zulke dingen kun je nergens koopen, die
moet je zelf verzinnen en eigenhandig in
elkaar zetten. Ik ga voor zooiets niet naar
het buitenland.Ik blijf hier en laat mijn
fantasie werken. En als ik dan op het too
neel sta en de menschen in de zaal hoor
gieren, hoor brullen, dan windt dat ons, aan
den anderen kant van het voetlicht, prettig
op. Dan krijgen wij een gevoel van tevreden
heid, van voldaanheid, omdat wij weer in
staat waren, het publiek een avond van
onschuldig, frisch genoegen tc brengen."
Buziau, „de dokter van menigeen, die eens
geestelijk moest worden opgebeurd" (de
qualificatie is van den blijmoedigen minister
Kan) is natuurlijk niet als Buziau begonnen.
Dit wil zeggen: hij kwam wel als Buziau ter
wereld, maar hij debuteerde als professor
Rikiri met een zwart besmoezeld gezicht en
een hoogen hoed bij Frits van Haarlem. Hij
was toen variété-artist, maakte alleen een
nummer als Imitatie-goochelaar en liet tien,
negentien jaar, de menschen al brullen.
Vader én moeder beiden werkten trouwens bij
Frits van Haarlem.
Als professor Rikiri is Buziau er toen op
uitgetrokken. Verscheidene landen van Euro
pa heeft hij bereisd, jaren achtereen; in de
grootste variété's heeft hü z'n grapjes ver
kocht, en toen hij eindelijk terug kwam in
't vaderland, en opnieuw er optrad, toen her
kende men den landgenoot niet. Ziin nasaal-
aristocratische, uitheemsche tongval stem
pelde hem totja tot wat? in ieder ge
val tot vreemdeling. En dat heeft indertijd
de atractie verhoogd.
Totdat men er trotsch op werd, in Johan
Buziau, den koning der komieken, een land
genoot te zien.
■"V.
JOHAN BUZIAU EN SIEM NIEUWENHUIJZEN.
En nu de andere helft van het komiek-
excentrieke element in Bouwmeesters revue:
Siem Nieuwenhuijzen, de kleine, watervlugge
artist, die jaren lang met Buuz heeft saam-
gewerkt in de revue's van Henri ter Hall en
waaraan die revue's voor tachtig procent
hun daverend succes dankten.
Siem Nieuwenhuijzen is Buziau's confrère en
hij is juist clownesk, grappig en apart genoeg
om de combinatie te doen harmonieeren.
't Geen een groot compliment beteekent. Aan
het adres van Siem Nieuwenhuijzen. Die
trouwens zoo'n beetje hetzelfde bloed in de
aderen heeft als Buziau.
„Amsterdammer?"
„Nee, direct volbloed Rotterdammer. Vader
en moeder allebei aan de variété. De oude
heer maakte als komiek een solonummer;
moe was soubrette. Samen maakten ze duet
ten en als ik er dan bij kwam was hst een
trio." Nieuwenhuijzen lacht; breed, glunder.
Dezelfde vierkante lach, waarmee hij
's avonds de zaal fascineert.
„Waar bent u opgetreden?"
„Wel, overal! Als kind speciaal in de
buurt van Rotterdam. Ridderkerk, Krimpen
a/d IJsel, en daar in die omgeving. Ik heb
van het artistenleven het A.B.C. meege
maakt. Zeven jaar oud, traden mijn broer en
ik met onze ouders op. En familie. Van tien
uur 's morgens tot vier uur in den nacht. Zoo
bijvoorbeeld in Den Briel, waar .in de sociëteit
op de dagen, dat er biggenmarkt werd gehou
den, den lieeien lieven langen dag en den
nacht mee voorstelling was. Mijn kinder
leventje is op die manier voor het grootste
deel verstreken. Je zag in weken het daglicht
niet. Spelen, zingen, dansen, een beetje acro-
bratiek, naar bed. Dan weer van voren af
aan.
„Op school was het natuurlijk misère.
„Die jongen van u," zei de Rotterdamsche
meester tegen den ouden heer, „die leert
niks. U doet beter hem d'r maar af te
nemen." Ik ging d'r af voorgoed. Er was geen
leerplicht. Negen jaar oud. Ik was immers
artist. Verdiende mee de dagelüksche boter
ham. Wat had ik meer noodig dan een goede
behandeling, kleeren en voedsel?
„O, ik had wèl meer noodig!" Toen ik op
die manier vijftien, zestien jaar was gewor
den en met vriendjes omging, toen merkte ik
mijn achterlijkheid, al was ik ze ook de baas
in dansen, sport en komiekerigheid. Moeder
gaf mij twee kwartjes zakgeld in de week.
Niet te veel voor iemand, die zóó hard werkte,
maar toch genoeg om er boeken voor te
koopen op do markt. Nuttige boeken, waar ik
wat uit leeren kon. Later heb ik kennis ge
maakt met Fransche, Duitsche en Engeische
meisjes. Niet zoozeer om de liefde als wel om
do talen goed te leeren. Dat is gelukt! Ze
kunnen me nu in de drie vreemde talen geen
knollen voor citroenen verkoopen en ook wat
het Hollandsch betreft, sta ik ze! Ik ben een
self-made-man, gerust hoorn
„Nu dan, ik kon goed dansen, ik deed aan
alle takken van sport, ik was komisch aange
legd, zoodat de oude heer me voor alles en
nog wat kon gebruiken. Ook zat ik wel eens
in 't orkest, werkte er mee als drummer,
sloeg tegelijk de groote en kleine trom en alle
aanverwante artikelen. Maakte later mooie
nummers met vader als Chineezen in liet
Casino, reisde als duetzanger en revue-speler
zeven en dertig kermissen per jaar af.
„Tot 1906. Kwam toen bij Ter Hall aan de
variété en in 1907 trad ik er op in de eerste
revue „Doe er een deksel op". In zeventien
van Ter Hall's revue's heb ik gewerkt, waar
van een aantal jaren met Buziau en nu ge
lukkig wéér met hem. Laat ons hopen voor
véél jaren."
Buziau en Nieuwenhuijzen. Ze hooren bij
elkaar, ze passen samen Buziau, de aristo
craat onder de komieken, Nieuwenhuijzen de
gamin, de oolijke kwajongen; Buziau, die met
zijn snuit alles kan doen; wiens stil spel diep
kan ontroeren; Nieuwenhuijzen één en al be
weeglijkheid, kopje-duikelend, als een aap
klimmend langs den tooneelrand tot boven
in den nok van het gebouw.
Beiden hebben ze het lief en leed meege
maakt van het doodelijk vermoeiende artis
tenleven uit vroegeren tijd. De kleine, negen
jarige Siem Nieuwenhuijzen viel eens in
Gouda, slaapdronken kereltje, langs een
hooge ladder pardoes naar beneden en den
volgenden avond moest de knaap met een
gespalkten arm, onduldbare pijnen verbij
tend, liedjes zingen en grapjes maken.
Buziau heeft na een malheur een stampvolle
zaal doen huilen van 't lachen en onder zijn
geruite clownspak zat hü heelemaal in 't ver
band. Nieuwenhuijzen viel, drie uur voordat
hij op moest treden, een gapende wonde 1
boven het rechteroog, waar nu nog een scherp
Iïtteeken als een koord ligt., en alleen de
souffleur zag des avonds aan het onder den
pruik uitstroomende bloed, hoe fel de pijn
moest zijn, die de grappenmaker verdroeg.
Buziau speelde op de sterfdagen van zijn
ouders, die zijn oogappels waren, en niemand
van de duizend, die zich dol amuseerden,
heeft vermoed, dat het hart van den man op
de planken bloedde
Ziet, dat is het leven, het drukke, het volle
leven van den variété-artist. De voorstelling
wacht, de zaal is uitverkocht, daar helpt geen
lieve moederen aan, de hoofdpersoon kan
niet gemist worden. Geen pijn voelen. Tanden
op elkaar. Vooruit!!!
Maar er zijn ook vroolijke oogcnblikken.
Van die gelukkige momenten vertelt Siem
Nieuwenhuijzen. Zóó, toen op een avond na
de voorstelling van „Dat is het toppunt" aan
zijn kleedkamer in het Haagsche Scalagebouw
werd geklopt.
„Hallo!" roept Siem en meteen springt hit
naar voren en rukt de deur open. Staat par
does vis-a-visprins Hendrik.
„Hoogheid, wélk een eer! En mag ik u utt-
noodigen, binnen te treden?"
„Wel, mijnheer Nieuwenhuijzen, ki vind
het aardig, kennis met u te maken. U doet
mij denken aan een buitenlandschen film
komiek. U bent acteur, u bent acrobaat. Ik
kan niet op zijn naam komen."
„Bedoelt u misschien Charlie Chaplin,
Hoogheid?"
„Hem bedoel ik. Bent u een Hollander,
mijnheer Nieuwenhuijzen?"
„Ja. Hoogheid, ik ben direct Hollander."
„U hebt iets buitenlandsch in u!"
Toen heeft Prins Hendrik rondgekeken
en zijn blik is gevallen op al de potjes en
fleschjes, gevuld met vet en kleuren.
„Wat zijn dat allemaal voor dingen?"
„Dat, Hoogheid, dat is schmink. Dat zij
de ingrediënten, die wij gebruiken om o
leelijk te maken opdat het publiek ons m~
zal vinden?"
Buziau en Nieuwenhuijzen. Twee levens
kunstenaars, die eiken avond honderden
menschen aan zich verplichten, door hun te
schenken een dosis levensblijheid, waarop zy
dagenlang kunnen teren.
Vr.: We hebben een achternichtje groot ge
bracht. Het kind was 2 jaar, toen haar moe
der stierf en toen heeft haar vader haar bij
ons gebracht en hij heeft nooit meer naar
haar omgekeken. Maar nu het meisje bijna
14 jaar was en hij haar in zijn winkel en bak
kerij kon gebruiken, nu heeft hij haar, zon
der iets te zeggen uit huis gehaald, tiet meis
je schreeuwde echter wat het kon daar ze
haar vader niet eens goed kende.
We hebben haar gekleed, laten leeren en
hebben zelf altijd alles betaald en nu is
mijn vraag; zouden we aanspraak op ver
goeding kunnen maken?
Haar vader heeft een bakkerij eh winkel in
Amsterdam en is altijd gezond geweest en
heeft altijd geld verdiend. Hij is ongeveer
V/, jaar na het overlijden van zijn vrouw
weer in het huwelijk getreden, dus had hij
beter toen het kind weg kunnen halen, daar
we nu erg aan haar gehecht waren zouden we
vergoeding kunnen eischen? Maar hoe? Want
als ik zelf bü hem kom om vergoeding, dan
krijg ik toch niets. Bü wien zou ik mij hier
voor kunnen vervoegen, daar ik met den
Voogdijraak Droogbak, Amsterdam, hierover
bezig geweest ben, maar daar zijn ze er niet
toe bevoegd.
Antw.: Wij kunnen ons indenken, dat het
voor u een teleurstelling is geweest, dat het
kind door den vadetr teruggehaald is, want
hij had daartoe het recht. Of u vergoeding
kunt eischen, kunnen wij zonder meer niet
beoordeelen. Wij veronderstellen echter van
niet, daar u waarschijnlijk de taak der op
voeding vrijwillig op u genomen heeft.
Vr.: Mijn zoontje is a.s. 1 Mei 8 jaar op
school geweest en heeft 4 klassen doorloopen
waarvan 3 jaar in de le klas. 25 October a.s
wordt hij 14 jaar. Mag ik hem nu 1 Mei oi
25 October van school afhouden of op welke
datum?
Antw.: Zal een kind de school knunnen ver
laten, dan moet aan drie eischen zijn voldaan:
1. Het moet zeven jaar leerling eener schoo
zijn geweest;
2. Het moet alle klassen der school hebbe
doorloopen; en
3. Ket moet de klasse hebben doorloopen
waarin het zat, toen het dertien jaar oi
werd.
Kinderen, ongeacht in welke klas ze zi
ten, mogen ontslagen worden op den dag da
ze 14 jaar worden.
Vr.; Ik heb een Azalepplant, thans is zr
bevroren. Hoe moet ik haar, om dit voor een
tweeden keer te voorkomen, behandelen?
Antw.: Hoogstwaarschijnlijk kunt u u'
Azalea opruimen, daar 'n bevroren plant a
deze wellicht nooit geen hergroei zal geve
U kunt nog probeeren om haar a.s. zom
een gunstig plekje in den tuin te geven. Mis
schien dat zij nog uitloopt, maar hiervoor g
ven wij weinig hoop. Voortaan bij vorst ee
beter plaatsje aan uw Azalea geven; nat i£
zeer noodig. De afgeloopen strenge wintervorst
heeft vele kamerplanten doen sneuvelen.
Vr 1 Ik ontvang mijn loon per maan
Nu heb ik 1 Maart, Vrijdag vóór 10 uur
mijn betrekking als meisje voor dag en
nacht opgezegd. Mag ik nu mijn betrekk
oo Vrijdag 4 weken daarna verlaten ot m
ik tot den 31 sten Maart wachten?
2 Mag de 5 Nieuwjaarsfooi afgehouden
worden? Ik ben dan toch niet binnen de
3 maanden vertrokken?
Antw Tusschen den dag van opzeggm
en van het verlaten der betrekking moeten
twee betalingstermijnen vallen. 2. Het
schenken van den Nieuwjaarsfooi wordt te
genwoordig als een gift beschouwd, zoodat.
die dan niet afgehouden wordt bij het ver
laten der betrekking.
Vr.: Hoeveel graden Fahrenheit is 20 gr.
Celsius? Het gaat om een weddenschap.
Antw.: 20 graden boven nul is 68 graden
Fahrenheit boven nul. Indien u bedoelt 20
graden Celsius onder nul, dan wil dat zeg
gen 36 graden Fahrenheit vorst.
Vr.: Is er in Vlissingen een kosteloozc
Zeevaartschool? Zoudt u mij kunnen zee-
gen, waar ik mij daarvoor moet aanmelden?
Antw.: In Vlissingen is de De Ruijter-
school, waar een cursus gegeven wordt tot
opleiding van stuurlieden, machinisten en
''adio-telegrafisten. Over de toelatingsvoor
waarden kunt u Inlichtingen bekomen bü
den directeur, den heer S. Visser.
Vr.: Als men kerkelijke fondsen heeft en
er breekt in het land, waartoe die fondsen
behooren, revolutie of godsdienstvervolging
uit, zijn die stukken dan waardeloos?
Antw.: Hoe rente en aflossing van de
schulden van kerkelijke instellingen gedekt
ziin, kunt u te weten komen uit de voor
waarden van inschrijving op de leening. De
in uw vraag genoemde gevallen worden als
force majeure beschouwd en in force ma-
jeure-gevallen zijn rente en aflossing niet
gedekt.
Een onzer lezers deelt or.s, in verband
met een betreffende vraag mede, dat men
zich, om lid te kunnen worden van de R.K.
Vereeniging van Kermlsvakgenooten, moet
wenden tot den heer B. M. Zuikerberg,
Prinsengracht 1083, Amsterdam, directeui-
redacteur van het vakblad „De Komeet",
gewijd aan de belangen van kermlsvakge
nooten.