Dingen van den Dag ■■SIM mm BUZIAIT EN SIEM N1EUWENHUIJZEN TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT DINSDAG 26 MAART 1929 BLADZIJDE 1 Het Fransch-Belgisch Verdrag LANDBOUW EN VISSCHERIJ Bewerking van opgevroren gewassen De uitvoer van bacon Tijdelijke stopzetting van den vee-uitvoer naar België IllmiP b llifelli Een goed Radio-toestel is geen tref, als het er maar één is van de N. S. F* F. 225.— F. 260.— N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek HILVERSUM TWEE LEVENSKUNSTENAARS „cDokters van menigeen, die eens feestelijk moest worden opfefnscht Wat elke maand te doen geeft VRAGENBUS Na de verklaring van den Minister van Buitenlandsche Zaken in de Eerste Kamer is de geruchtmakende kwestie, die door de pu blicaties van het Utrechtsch Dagblad aan de orde is gesteld, vrijwel uit. Er zal nog wat nagekibbeld worden, maar er is reeds aan leiding de balans op te maken van een ge beurtenis, die ons land meer in opspraak gebracht heeft en geplaatst in het middel punt van de internationale belangselling, dan in vele jaren met eene kwestie het geval is geweest. Het groote algemeene voordeel is, dat de verhouding van Nederland met België en een eventueele schending van Nederlandsch grondgebied bij een oorlog tusschen Frank rijk en Duitschland eens uitvoerig in het fmbliek besproken zijn. Wij meenente mogen constateeren, dat dit een ontspanning ge bracht heeft. In Nederland heerschte vrijwel algemeen de meening, dat ons van den kant van België gevaar dreigde En wel in tweeërlei opzicht. Op de eerste plaats een schending van ons grondgebied bi) een oorlog en ten tweede 'de mogelijkheid, dat België de onder handelingen over de Schelde zou aangrijpen om van Nederland grondgebied te bemach tigen. Over het eerste punt is in de discussies geen uitsluitsel verkregen. De aandrang, die vooral door Nederlandsche bladen werd ge oefend om een heldere, ondubbelzinnige ver klaring van België en Frankrijk te verkrij gen, dat Nederland in geval van oorlog geen gevaar te wachten staat, heeft niet gebaat, hoezeer er op gewezen is, dat dit de eenige ma nier zou zijn om de valschheid van de in het geding gebrachte documenten te staven. Wij zijn dus, wat dit betreft, nog even ver als vóór de publicatie en de gegrondheid der on gerustheid is niet weggenomen. Integendeel. Laten wij hopen, dat de vredes idee zoo zal voorschrijden, dat wij nimmer in dit opzicht een bittere ervaring zullen opdoen. Wat het tweede punt aangaf is er meer licht verschenen. Kon vroeger nog worden gevreesd, dat België bij zijn onderhandelin gen en het stellen van eischen omtrent de Schelde op de daadwerkelijke hulp van Fran- rijk kon rekenen, wij meenen nu wel als vaststaande te mogen aannemen, dat die kwestie uitsluitend langs diplomatieken weg zal worden opgelost en dat Frankrijk in geen geval van plan is, zich om België in 'n wes pennest te steken. Dat is een niet geringe winst. Naast dezen algemeenen kant van de zaak is er ruimte voor commentaren van verschil lenden aard. Na de regeeringsverklaring, moeten wij wei aannemen, dat de door het Utrechtsch Dag blad gepubliceerde stukken, althans fonneel, niet echt zijn. Toch wordt niet ten onrechte opgemerkt, dat de Regeering, zeker in den aanvang, niet zoo volkomen overtuigd was, van die valschheid en de mogelijkheid van echtheid veronderstelde. In dit verband is van belang wat de hoofdredacteur van een zoo gezaghebbend blad als de „Daily Express" schrijft. Deze heeft in Utrecht en elders de aange legenheid bestudeerd en constateert o.m. dat het geheim verdrag allereerst in handen is gekomen van een hooge officieele persoon lijkheid uit Hollandsche regeeringskringen. De regeering heeft het document zeer gron dig door experts laten onderzoeken, waaron der een hooge militaire persoonlijkheid. Deze deskundigen kwamen tot de slotsom, dat het document niet alleen echt, doch bovendien van buitengewoon belang was, bij welke opinie de regeering zich aansloot. Door een der hoogste militaire autoriteiten werd het geheime stuk met toestemming der regeering aan het „Utrechtsch Dagblad" voorgelegd, onder verzekering aan den hoofdredacteur, dat het stuk authentiek was en dat ook de regeering hiervan overtuigd was. Het blad legde op zijn beurt het document aan des kundigen voor, die eveneens concludeerden tot de echtheid, waarna aan de regeering werd medegedeeld, dat het dagblad van plan was tot de publicatie over te gaan. Ondanks de verklaring van den minister van buiten landsche zaken werd den Engelschen po liticus medegedeeld, dat de Holiandsche re geering met de publicatie accoord ging. Het feit. dat zij later de démenti's accepteerde en het Utrechtsch Dagblad als zondebok ge bruikte, verklaart Easterman, hierdoor, dat Holland anders in een ernstig conflict met zijn naasten buurman zou zijn geraakt. De schrijver zegt ten slotte te geiooven, dat de Belgische ambtenaren een authentiek stuk uit 't officieele archief ontvreemd heb ben en dit stuk heeft met of zonder hulp van Heine Holland bereikt om in het „Utrechtsch Dagblad" te worden gepubli ceerd. Inderdaad geeft deze lezing een aan nemelijke oplossing van het geval en ook zal indien zij juist zou zijn, niemand het onze regeering euvel duiden, dat zij voor ernstige consequenties in het buitenland gezwicht is. Alleen mag men zich afvragen, of de Regeering in dat geval de gevolgen van de publicaties niet eerder had moeten voorzien. Het is waar: ten halve gekeerd ls beter dan ten heele gedwaald, maar daar om verdient de eerste verkeerde stap nog niet zonder blaam te blijven. Verder heeft de publicatie de aandacht gevestigd op de toestanden bij het spion- nagewezen in België. Men kan slechts in een lachbui uitbarsten, ais men het gelief- hebber in spionnage in Brussel ziet en dien dienst vergelijkt met dien van Duitschland en Frankrijk, dat men in België zoo gaarne in allerlei opzicht naaapt. Dat dergelijke dingen bestaanbaar zijn, blijft te betreuren en men mag het U. D. in België wel dank baar zijn, dat men daar nu in de gelegen heid is geweest het mes in een rotten dienst te steken. De journalistieken kant van de zaak blijft niet minder interesseeren. Voor de vakmenschen is zij een leering, om nog meer dan tot nu toe het geval was, voorzichtigheid Ie betrachten. De houding der regeering tegenover de Pers heeft echter ook aan zeer gerecht vaardigde critiek bloot gestaan. Indien de regeering het U. D. gebruikt om zich daar achter te verschuilen, is dit geen schoon gebaar en als zij aan de echtheid der do cumenten getwijfeld heeft, had zij de Pers moeten inlichten. Is het al niet menschlie- vend een krant een blunder te laten slaan, erger wordt de fout als men wist, althans moest weten, wat de gevolgen yan de pu blicatie konden zijn voor ons geheele volk. Ons volk heeft in deze zaak geen fraai figuur gemaakt en dat is wel het ergste, dat te betreuren valt. Een gevolg van tie vorst is, dat gronden, cie met wintergewassen zijn bezet en tevens zijn opgevroren door de uitzetting van be vriezend water, door den dooi en na water- verlies weer zullen beklinken, schrijft ir. Cleveringa in „De Veldbode": De wintergewassen zakken dan echter on voldoende meê en het gevolg is, dat zij ten deele met het onderaardsche stengeldeel en de wortels boven den grond komen te liggen. De aaangewezen weg om dit te herstellen is, den grond niet te zwaar te rollen. Daardoor worden de wortels weer aangedrukt, staan de planten weer steviger en vormen zij weer een geheel met den grond, zoodat do voeding en watervoorziening weer verzekerd zijn. Rol len op natten grond is zeer nadeelig, daar men dan den fijnen poreusen bouw sterk drukt. Wacht dus totdat de grond behoorlijk is opgedroogd. Daar een tot aan de oppervlakte samenge drukte grond sterk water verdampt, is het zeer gewenscht zoo spoedig mogelijk de bo venste 2 a 3 c.m. even weer los te maken door schoffelen of eggen .De verdamping wordt hierdoor gemiddeld tot terugge bracht. Zoo mogelijk moet dus spoedig na het rollen even worden geschoffeld of met de kettingegge bewerkt. Men dient daarbij na tuurlijk ook andere factoren, vooral den stand van het gewas, in aanmerking te nemen. Is het gewas ten deele doodgevroren, dan zal een extra gift chili op kalkarmere zandgron den en kalksalpeter op de klei en op vol doende kalkrijke zandgronden noodig zijn. De Directie van den Landbouw deelt mede, dat in de week van 14 tot 20 Maart voor baconbereiding zijn geslacht 21.617 var kens (vorige week 16.601). Uitgevoerd werd bacon, afkomstig van 21.040 varkens (14.975) In verband met de voorbereiding van maatregelen, welke door de Belgische auto riteiten zullen worden voorgeschreven ten aanzien van voor uitvoer naar België be stemde runderen, zal de uitvoer naar dat land van rundvee op 30 Maart a.s. niet. mo gelijk zijn en vermoedelijk eerst na 16 April a.s. weer kunnen geschieden. De Prijs van het N. S. F. 4 Radio ontvangtoestel, in clusief 4 Philips' lampen bedraagt voor 4 Volt's accu voor Wisselstroom Van het bovenstaande zijn uitgezonderd dieren, welke bestemd zijn om in de Belgi sche quarantaine stallen te worden geslacht. De Maasbrug te Roermond zal een hoogere ligging krijgen en dientengevolge onge veer 1.80 M. moeten worden opgevijzeld. Met de voorbereidende werkzaamheden hiervan is reeds een aanvang gemaakt. Hierboven een overzicht van de huidige si tuatie der Roermondsohe Maasbrug. 2e helft Maart Na den langen, strengen winter is het verlangen groot om aan het tuinieren te ko men. Voor de warmoezehiers die het van de vroege groenten voornamelijk moeten heb ben, is het een schadelijk voorjaar, want straks komt alles tegelijk. Waar de grond „bekwaam" is of wordt, ontstaat een groote oedrijvigheid. 't Wordt een spitten, mischien ook mesten, en zaaien naar hartelust. Men zaait spinazie, sla, raapstelen, legt doperw ten en peulen, wat anders al enkele wesen eerder geschied zou zijn. En ook is het nu tijd voor het zaaien der verschillende kool soorten. Van wortelen en schorseneeren van radijs en peterselie. Neem voor de wortel» de vroege denvik, den Naarder tuinwortel of den Amsterdamschen bakwortel. Radijs kan tusschen de wortels gezaaid worden. Men zaaie spinazie en raapstelen niet al te dik en hakke het zaad maar even onder; deze groenten kan men zeer goed telen tus schen de rijen erwten en capucijners, dat anders toch verloren grond is. Zijn uw aardbeibedden behouden geble ven? Dan moogt ge u gelukkig achten, want vele planten gingen door de vorst verloren. Onder de aardbeien nemen de maandbloei- ers een eerste plaats in, omdat ze bij een goede behandeling den geheelen zomer door vrucht geven, tot het gaat vriezen toe. Voor al is 't goed elk jaar, of althans om de twee jaren, jonge bedden er van aan te leggen. Ze worden dan in 't voorjaar geplant van uitlocpers van oude planten. Men houdt eenigen tijd de bloem er uit, totdat de plan ten zwaar genoeg zijn geworden. Ook kan men deze zeer goed van zaad kweeken door een partijtje van deze aardbeien bij elkander te laten verrotten, en 't dan in aarde onder glas uit te zaaien, waarna de plantjes spoe dig op zullen komen; daarna worden ze ver- speend en in 't voorjaar komen de planten op de bestemde plaats. De aldus gewonnen planten geven de grootste vruchten. De maandbloeiende aardbeien verlangen ook een goed bewerkten en goed bemesten grond. Ik vraag nu even uw aandacht voor een vrucht, die in lang niet alle tuinen voor komt: de tomaten, hoewel de teelt ervan toch zeer is toegenomen. Het zaad wordt in Maart of April in een matig waren bak of onder glas uitgezaaid. Wanneer de plantjes goed zijn opgekomen, worden ze elk afzon derlijk in een klein potje gezet en weer on der glas voortgekweekt. Na ongeveer veer tien dagen zal het noodig zijn ze weer over te planten in grootere potten, en nog eenigen tijd onder glas te houden, totdat de weers gesteldheid het toelaat, dat ze naar buiten kunnen worden gebracht. Dan zet men ze bijv. voor de schuting of muur, waartegen men nog een rietmat kan zetten om ze tegen nachtvorsten te beschut ten. Is het zoover, dat geen nachtvorsten meer te vreesen zijn, dan worden ze uit den pot gedaan en in den vollen grond uit- geplant voor hekken of rijsjes, waaraan men ze vast kan binden. De gewone ronde roode Tomaat is voor ons land zeer geschikt. Een groente, welke ook in lang niet alle hoven wordt aangetroffen, is: de Bleekselderij. In Engeland wordt van ouds deze groente veel geteeld, terwijl ze ook in ons land meer en meer in gebruik is gekomen. Ze wordt zoo wel rauw als gestoofd genuttigd. In het voor jaar wordt het zaad onder glas gezaaid, daarna verspeend, en als de planten groot genoeg zijn, komen ze op hun bestemming. Er worden greppels of groeven van onge veer 10 c.M. diep voor gegraven. Is nu flink wat mest in deze greppels gespit, dan wor den de planten er in gezet; onder de hand geve men ze wat gier, want ze houden van besten grond. Ongeveer October zullen de planten wel groot genoeg zijn. Dan worden ze bij elkaar gebonden en vervolgens tot boven toe aangeaard, waardoor de stengels geel worden en voor 't gebruik geschikt zijn. •Begint het hard te vriezen, dan bedekke men ze met loof (bladeren), want ze dienen vorst- vrij gehouden te worden. U hebt natuurlijk ook de noodige bloem zaden besteld, voorzoover gij gelegenheid hebt om ook bloemen te kweeken. Geregeld door vereischt het zaad, dat reeds gezaaid is, en dat nog gezaaid moet worden, veel zor gen. De plantjes, die opkomen, moeten da gelijks nagekeken worden, of ze soms ook weg gaan vallen. Ls dit het geval, dan moe ten ze zoo spoedig .mogelijk verspeend worden en altijd nog onder glas blij ven. Vele soorten kunnen nu nog gezaaid worden, zooals: Petunia's, Ver bena's, Lobelia's, Pyrethrum, of gele Kamille (de bekende Mozaiekplant), Reseda, Perilla, Nankinensis en nog vele soorten van bloemen die men des zomers in den tuin zou willen hebben. Hier worden bedoeld die soor ten, welke vooraf onder glas gezaaid moeten worden. Wanneer dit zaad pas gezaaid is, moet het tegep de zon beschermd worden, daar anders de grond te veel uitdroogt, en veel gieten nadeelig is. De soorten, die men op hun bestemde plaats zaait of op den kouden grond kunnen gezaaid worden, half April of ook nog wel in 't laatst van die maand. Na jaren spelen de twee levenskunste naars, Johan Buziau en Siem Nieuwen- huijzen, weer te zamen en beleven de triomfen, waarop zij reeds jarenlang groot gaan; Buziau, de meest talentvolle humo rist, Siem Nieuwenhuijzen de onverbeter lijke clown. Annelèn heeft dezer dagen een bezoek bij hen gebracht en naar aanleiding daarvan schrijft zil in het Handelsblad een schets die een kostelijke typeering geeft van het leven en de talenten van deze beide spelers, die een internationale reputatie genieten. Ook voor onze lezers zijn Buziau en Nieuwen huijzen geen onbekenden meer en daarom ontleenen wij aan Annelèn's schets het vol gende; De meneer in de loge vlak bij het tooneel kreeg het om zoo te zeggen op zijn zenu wen van 't lachen. Het is niet over dreven. Die meneer in de loge wipte den heelen avond op en neer, trap pelde van opwin ding, schreeuwde van pret, zong luid keels de refreinen mee en had een hoofd zoo rood als een kreeft van louter vreugd, dat „Buuz" weer op een Amsterdamsch tooneel staat. De meneer in de logo was de eenige niet. Zóó als die, mis schien iets minder uitbundig, zaten er in het parterre en iangs den balkonrand, op de galerij en in de stalles. Daar rent Buziau het tooneel op; Buziau met zijn wonderlijken snuit, die heelemaal niets lijkt op zijn natuurlijke, zijn eigen lijke tronie, en daar begint het al in de zaal. Eerst een donde rend applaus, dan even stilte. Buziau komt en praat. Of neen. hij praat nog niet eens. Hij kijkt enkel, en de zaal giert. Dan zet hij kleine, ronde kren- te-oogen, die glimmeren en gloeien in den witten poelerkop. De kleine, ronde oogen zieh de zaal in, verbaasd, dat de men- schen in een lachstuip zitten. Dan splijt de mond. Eerst is 't een kleine spleet, tusschen vermiljoenroode lippen, dan wordt het een breedere grijns, ten slotte een wijde lach, die duizendvoudig terugkaatst uit de zaal. Eigenlijk moet men Buziau niet beschrij ven. Men moet hem zien in zijn zotte toe takeling van geruite pak, kamerjapon, van mantelkostuums, een pyjama, al naar zijn rol dat vraagt en zfin fantasie een uitrusting heeft gecomponeerd. Men moet hem vooral bezig zien, als hij, viool of pianovirtuoos, een Kreisler of een Paderewski, de zaal fascineert met zijn gewéldige streek, zijn enormen aan slag, terwijl hij in werkelijkheid geen noot voortbrengt, maar het muzikale gedeelte overlaat aan een orkestlid. Die viool, zelf ge knutseld, is een kistje met een paar touwtjes; de piano is een bouwsel van planken, zeildoek eneen paar mannen. Maar Buziau maakt de scène tot een grandiooze vertooning. Of men moet hem bezig zien, als hij zit op het voetbalveld tusschen twee enthousiaste lingen, de een verwoed Blauw-Witter, de ander hartstochtelijk Ajaxied, en Buuz zelf gematigd onverschillig. Buziau speelt zoo'n scène graag; hij smult er zelf van, hij vindt altijd weer andere, kleine, maar ongeloofelijk handige en gees tige trucjes, die hij uitspint tot in de kleinste finesses en die het publiek laten lachen; lachen, dat het een aard heeft. Daar komt dan nog het gesproken woord bij. „Mijn prevelementje", zegt Buziau, „dat ik zoo 's avonds hou tegen het publiek, dat is bijna heelemaal mijn eigen makelij. Ik fan taseer mijn rol in den loop van de avonden. Telkens komt er wat bij en gaat er wat af. Bij de eerste voorstelling begin je al te prieven, of het publiek er op doorgaat; of het de mop belieft of niet. Indien neen, dan gaat de grap er uit, indien ja, dan zoek ik verder en verder. Zoo bouw ik dat prevele ment, steeds zorgvuldig vermijdend, iemand op godsdienstig, politiek of moreel gebied te kwetsen. Den draad hou ik vast; de figuren, die ik moet voorstellen in den loop van den avond, blijven, maar de dialoog verandert, totdat, na vele weken, alles wordt vastgehou den zooals het staat. Dan blijft de tekst zoo als hij is en dan gaat mijn fantasie voor namelijk naar de volgende revue!" Hoe Buziau dèt doet? Wel, hij loopt op straat. Ziet een apart wagentje aankomen, of een ander ding van speciale makelij. Dat moet ik hebben, denkt hij, en hij legt het vast, in zijn geheugen. Of er zijn actueels dingen, die hij wil onthouden; maar altijd moeten het toestanden zijn, waar niemand zich aan kan stooten. Geen sensationeele rommel of speculeeren op de lagere harts tochten. En dan de kleeren! Die dwaze toiletten, die buit-enmodelsche hoeden, die sieraden Als Buziau met zijn vrouw gaat winkelen in Den Haag (hij woont in Rijswijk, waar zijn elfjarige zoon Emile school gaat), of als hij wandelt en hij zift in een etalage een stofje, dat hem lijkt, dan koopt hij den lap, dien hij noodig heeft. De maat voor allerlei toiletten heeft hij altijd in den zak. Datj is dus gauw in orde. De sieraden, de bijoux, die maakt hij zelf. Heeft hij in zijn Rijswijksche woning niet een aparte knutselkamer, waar hij bijna al de attributen, in de revue's gebruikt, zelf in elkaar zet? Hij staat in dezen voor niets. Een orgel, dat een buffet is; het paard Espinasse, waaraan alles kon bewegen en draaien; een autootje, dat een verborgen kroegje of een tafeltje-dekje inhoudt; een boom, die bij nadere beschouwing „van alle gemakken" voorzien en eigenlijk een buitenverblijf is. „Zulke dingen kun je nergens koopen, die moet je zelf verzinnen en eigenhandig in elkaar zetten. Ik ga voor zooiets niet naar het buitenland.Ik blijf hier en laat mijn fantasie werken. En als ik dan op het too neel sta en de menschen in de zaal hoor gieren, hoor brullen, dan windt dat ons, aan den anderen kant van het voetlicht, prettig op. Dan krijgen wij een gevoel van tevreden heid, van voldaanheid, omdat wij weer in staat waren, het publiek een avond van onschuldig, frisch genoegen tc brengen." Buziau, „de dokter van menigeen, die eens geestelijk moest worden opgebeurd" (de qualificatie is van den blijmoedigen minister Kan) is natuurlijk niet als Buziau begonnen. Dit wil zeggen: hij kwam wel als Buziau ter wereld, maar hij debuteerde als professor Rikiri met een zwart besmoezeld gezicht en een hoogen hoed bij Frits van Haarlem. Hij was toen variété-artist, maakte alleen een nummer als Imitatie-goochelaar en liet tien, negentien jaar, de menschen al brullen. Vader én moeder beiden werkten trouwens bij Frits van Haarlem. Als professor Rikiri is Buziau er toen op uitgetrokken. Verscheidene landen van Euro pa heeft hij bereisd, jaren achtereen; in de grootste variété's heeft hü z'n grapjes ver kocht, en toen hij eindelijk terug kwam in 't vaderland, en opnieuw er optrad, toen her kende men den landgenoot niet. Ziin nasaal- aristocratische, uitheemsche tongval stem pelde hem totja tot wat? in ieder ge val tot vreemdeling. En dat heeft indertijd de atractie verhoogd. Totdat men er trotsch op werd, in Johan Buziau, den koning der komieken, een land genoot te zien. ■"V. JOHAN BUZIAU EN SIEM NIEUWENHUIJZEN. En nu de andere helft van het komiek- excentrieke element in Bouwmeesters revue: Siem Nieuwenhuijzen, de kleine, watervlugge artist, die jaren lang met Buuz heeft saam- gewerkt in de revue's van Henri ter Hall en waaraan die revue's voor tachtig procent hun daverend succes dankten. Siem Nieuwenhuijzen is Buziau's confrère en hij is juist clownesk, grappig en apart genoeg om de combinatie te doen harmonieeren. 't Geen een groot compliment beteekent. Aan het adres van Siem Nieuwenhuijzen. Die trouwens zoo'n beetje hetzelfde bloed in de aderen heeft als Buziau. „Amsterdammer?" „Nee, direct volbloed Rotterdammer. Vader en moeder allebei aan de variété. De oude heer maakte als komiek een solonummer; moe was soubrette. Samen maakten ze duet ten en als ik er dan bij kwam was hst een trio." Nieuwenhuijzen lacht; breed, glunder. Dezelfde vierkante lach, waarmee hij 's avonds de zaal fascineert. „Waar bent u opgetreden?" „Wel, overal! Als kind speciaal in de buurt van Rotterdam. Ridderkerk, Krimpen a/d IJsel, en daar in die omgeving. Ik heb van het artistenleven het A.B.C. meege maakt. Zeven jaar oud, traden mijn broer en ik met onze ouders op. En familie. Van tien uur 's morgens tot vier uur in den nacht. Zoo bijvoorbeeld in Den Briel, waar .in de sociëteit op de dagen, dat er biggenmarkt werd gehou den, den lieeien lieven langen dag en den nacht mee voorstelling was. Mijn kinder leventje is op die manier voor het grootste deel verstreken. Je zag in weken het daglicht niet. Spelen, zingen, dansen, een beetje acro- bratiek, naar bed. Dan weer van voren af aan. „Op school was het natuurlijk misère. „Die jongen van u," zei de Rotterdamsche meester tegen den ouden heer, „die leert niks. U doet beter hem d'r maar af te nemen." Ik ging d'r af voorgoed. Er was geen leerplicht. Negen jaar oud. Ik was immers artist. Verdiende mee de dagelüksche boter ham. Wat had ik meer noodig dan een goede behandeling, kleeren en voedsel? „O, ik had wèl meer noodig!" Toen ik op die manier vijftien, zestien jaar was gewor den en met vriendjes omging, toen merkte ik mijn achterlijkheid, al was ik ze ook de baas in dansen, sport en komiekerigheid. Moeder gaf mij twee kwartjes zakgeld in de week. Niet te veel voor iemand, die zóó hard werkte, maar toch genoeg om er boeken voor te koopen op do markt. Nuttige boeken, waar ik wat uit leeren kon. Later heb ik kennis ge maakt met Fransche, Duitsche en Engeische meisjes. Niet zoozeer om de liefde als wel om do talen goed te leeren. Dat is gelukt! Ze kunnen me nu in de drie vreemde talen geen knollen voor citroenen verkoopen en ook wat het Hollandsch betreft, sta ik ze! Ik ben een self-made-man, gerust hoorn „Nu dan, ik kon goed dansen, ik deed aan alle takken van sport, ik was komisch aange legd, zoodat de oude heer me voor alles en nog wat kon gebruiken. Ook zat ik wel eens in 't orkest, werkte er mee als drummer, sloeg tegelijk de groote en kleine trom en alle aanverwante artikelen. Maakte later mooie nummers met vader als Chineezen in liet Casino, reisde als duetzanger en revue-speler zeven en dertig kermissen per jaar af. „Tot 1906. Kwam toen bij Ter Hall aan de variété en in 1907 trad ik er op in de eerste revue „Doe er een deksel op". In zeventien van Ter Hall's revue's heb ik gewerkt, waar van een aantal jaren met Buziau en nu ge lukkig wéér met hem. Laat ons hopen voor véél jaren." Buziau en Nieuwenhuijzen. Ze hooren bij elkaar, ze passen samen Buziau, de aristo craat onder de komieken, Nieuwenhuijzen de gamin, de oolijke kwajongen; Buziau, die met zijn snuit alles kan doen; wiens stil spel diep kan ontroeren; Nieuwenhuijzen één en al be weeglijkheid, kopje-duikelend, als een aap klimmend langs den tooneelrand tot boven in den nok van het gebouw. Beiden hebben ze het lief en leed meege maakt van het doodelijk vermoeiende artis tenleven uit vroegeren tijd. De kleine, negen jarige Siem Nieuwenhuijzen viel eens in Gouda, slaapdronken kereltje, langs een hooge ladder pardoes naar beneden en den volgenden avond moest de knaap met een gespalkten arm, onduldbare pijnen verbij tend, liedjes zingen en grapjes maken. Buziau heeft na een malheur een stampvolle zaal doen huilen van 't lachen en onder zijn geruite clownspak zat hü heelemaal in 't ver band. Nieuwenhuijzen viel, drie uur voordat hij op moest treden, een gapende wonde 1 boven het rechteroog, waar nu nog een scherp Iïtteeken als een koord ligt., en alleen de souffleur zag des avonds aan het onder den pruik uitstroomende bloed, hoe fel de pijn moest zijn, die de grappenmaker verdroeg. Buziau speelde op de sterfdagen van zijn ouders, die zijn oogappels waren, en niemand van de duizend, die zich dol amuseerden, heeft vermoed, dat het hart van den man op de planken bloedde Ziet, dat is het leven, het drukke, het volle leven van den variété-artist. De voorstelling wacht, de zaal is uitverkocht, daar helpt geen lieve moederen aan, de hoofdpersoon kan niet gemist worden. Geen pijn voelen. Tanden op elkaar. Vooruit!!! Maar er zijn ook vroolijke oogcnblikken. Van die gelukkige momenten vertelt Siem Nieuwenhuijzen. Zóó, toen op een avond na de voorstelling van „Dat is het toppunt" aan zijn kleedkamer in het Haagsche Scalagebouw werd geklopt. „Hallo!" roept Siem en meteen springt hit naar voren en rukt de deur open. Staat par does vis-a-visprins Hendrik. „Hoogheid, wélk een eer! En mag ik u utt- noodigen, binnen te treden?" „Wel, mijnheer Nieuwenhuijzen, ki vind het aardig, kennis met u te maken. U doet mij denken aan een buitenlandschen film komiek. U bent acteur, u bent acrobaat. Ik kan niet op zijn naam komen." „Bedoelt u misschien Charlie Chaplin, Hoogheid?" „Hem bedoel ik. Bent u een Hollander, mijnheer Nieuwenhuijzen?" „Ja. Hoogheid, ik ben direct Hollander." „U hebt iets buitenlandsch in u!" Toen heeft Prins Hendrik rondgekeken en zijn blik is gevallen op al de potjes en fleschjes, gevuld met vet en kleuren. „Wat zijn dat allemaal voor dingen?" „Dat, Hoogheid, dat is schmink. Dat zij de ingrediënten, die wij gebruiken om o leelijk te maken opdat het publiek ons m~ zal vinden?" Buziau en Nieuwenhuijzen. Twee levens kunstenaars, die eiken avond honderden menschen aan zich verplichten, door hun te schenken een dosis levensblijheid, waarop zy dagenlang kunnen teren. Vr.: We hebben een achternichtje groot ge bracht. Het kind was 2 jaar, toen haar moe der stierf en toen heeft haar vader haar bij ons gebracht en hij heeft nooit meer naar haar omgekeken. Maar nu het meisje bijna 14 jaar was en hij haar in zijn winkel en bak kerij kon gebruiken, nu heeft hij haar, zon der iets te zeggen uit huis gehaald, tiet meis je schreeuwde echter wat het kon daar ze haar vader niet eens goed kende. We hebben haar gekleed, laten leeren en hebben zelf altijd alles betaald en nu is mijn vraag; zouden we aanspraak op ver goeding kunnen maken? Haar vader heeft een bakkerij eh winkel in Amsterdam en is altijd gezond geweest en heeft altijd geld verdiend. Hij is ongeveer V/, jaar na het overlijden van zijn vrouw weer in het huwelijk getreden, dus had hij beter toen het kind weg kunnen halen, daar we nu erg aan haar gehecht waren zouden we vergoeding kunnen eischen? Maar hoe? Want als ik zelf bü hem kom om vergoeding, dan krijg ik toch niets. Bü wien zou ik mij hier voor kunnen vervoegen, daar ik met den Voogdijraak Droogbak, Amsterdam, hierover bezig geweest ben, maar daar zijn ze er niet toe bevoegd. Antw.: Wij kunnen ons indenken, dat het voor u een teleurstelling is geweest, dat het kind door den vadetr teruggehaald is, want hij had daartoe het recht. Of u vergoeding kunt eischen, kunnen wij zonder meer niet beoordeelen. Wij veronderstellen echter van niet, daar u waarschijnlijk de taak der op voeding vrijwillig op u genomen heeft. Vr.: Mijn zoontje is a.s. 1 Mei 8 jaar op school geweest en heeft 4 klassen doorloopen waarvan 3 jaar in de le klas. 25 October a.s wordt hij 14 jaar. Mag ik hem nu 1 Mei oi 25 October van school afhouden of op welke datum? Antw.: Zal een kind de school knunnen ver laten, dan moet aan drie eischen zijn voldaan: 1. Het moet zeven jaar leerling eener schoo zijn geweest; 2. Het moet alle klassen der school hebbe doorloopen; en 3. Ket moet de klasse hebben doorloopen waarin het zat, toen het dertien jaar oi werd. Kinderen, ongeacht in welke klas ze zi ten, mogen ontslagen worden op den dag da ze 14 jaar worden. Vr.; Ik heb een Azalepplant, thans is zr bevroren. Hoe moet ik haar, om dit voor een tweeden keer te voorkomen, behandelen? Antw.: Hoogstwaarschijnlijk kunt u u' Azalea opruimen, daar 'n bevroren plant a deze wellicht nooit geen hergroei zal geve U kunt nog probeeren om haar a.s. zom een gunstig plekje in den tuin te geven. Mis schien dat zij nog uitloopt, maar hiervoor g ven wij weinig hoop. Voortaan bij vorst ee beter plaatsje aan uw Azalea geven; nat i£ zeer noodig. De afgeloopen strenge wintervorst heeft vele kamerplanten doen sneuvelen. Vr 1 Ik ontvang mijn loon per maan Nu heb ik 1 Maart, Vrijdag vóór 10 uur mijn betrekking als meisje voor dag en nacht opgezegd. Mag ik nu mijn betrekk oo Vrijdag 4 weken daarna verlaten ot m ik tot den 31 sten Maart wachten? 2 Mag de 5 Nieuwjaarsfooi afgehouden worden? Ik ben dan toch niet binnen de 3 maanden vertrokken? Antw Tusschen den dag van opzeggm en van het verlaten der betrekking moeten twee betalingstermijnen vallen. 2. Het schenken van den Nieuwjaarsfooi wordt te genwoordig als een gift beschouwd, zoodat. die dan niet afgehouden wordt bij het ver laten der betrekking. Vr.: Hoeveel graden Fahrenheit is 20 gr. Celsius? Het gaat om een weddenschap. Antw.: 20 graden boven nul is 68 graden Fahrenheit boven nul. Indien u bedoelt 20 graden Celsius onder nul, dan wil dat zeg gen 36 graden Fahrenheit vorst. Vr.: Is er in Vlissingen een kosteloozc Zeevaartschool? Zoudt u mij kunnen zee- gen, waar ik mij daarvoor moet aanmelden? Antw.: In Vlissingen is de De Ruijter- school, waar een cursus gegeven wordt tot opleiding van stuurlieden, machinisten en ''adio-telegrafisten. Over de toelatingsvoor waarden kunt u Inlichtingen bekomen bü den directeur, den heer S. Visser. Vr.: Als men kerkelijke fondsen heeft en er breekt in het land, waartoe die fondsen behooren, revolutie of godsdienstvervolging uit, zijn die stukken dan waardeloos? Antw.: Hoe rente en aflossing van de schulden van kerkelijke instellingen gedekt ziin, kunt u te weten komen uit de voor waarden van inschrijving op de leening. De in uw vraag genoemde gevallen worden als force majeure beschouwd en in force ma- jeure-gevallen zijn rente en aflossing niet gedekt. Een onzer lezers deelt or.s, in verband met een betreffende vraag mede, dat men zich, om lid te kunnen worden van de R.K. Vereeniging van Kermlsvakgenooten, moet wenden tot den heer B. M. Zuikerberg, Prinsengracht 1083, Amsterdam, directeui- redacteur van het vakblad „De Komeet", gewijd aan de belangen van kermlsvakge nooten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5