tweede blad
NA DE PUBLICATIE DER
UTRECHTSCHE DOCUMENTEN
HET INITIATIEF-VOORSTEL TOT
STEUN AAN DE BEETWORTEL-
SUIKER-INDUSTRIE
Sproeten komen vroeg in
het voorjaar, koop tijdig een pot
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
MAANDAG 8 APRIL 1929
BLADZIJDE 1
Een open brief van dr. Ritter aan den
voorzitter van den ministerraad
Dr. Ritter vraagt de instelling van een commissie
van onderzoek
BINNENLANDSCH NIEUWS
Jaarvergadering
van de
Liberale Staatspartij
„de Vrijheidsbond"
De kleinhandel in alcohol
houdende dranken
Ned. vereeniging voor
internationaal recht
De herziening van het fiscaal
strafrecht en strafproces
recht
Memorie van antwoord op het Voorloopig Verslag
der Tweede Kamer
Vaccinatie en aflevering
van entstof
Een waarschuwing
Spmtol- Bij alle Drogisten.
De verbinding Amsterdam—
Boven Rijn
De verkoop van sigaren en
sigaretten in café's
De gemeenteraad van
Amsterdam en de financieele
verhouding tusschen Rijk
en gemeente
LEGER EN VLOOT
De encadreering van het
Ned. leger in de rangen
beneden dien van officier
RADIO-NIEUWS
Onze Eigen Radio
De hoofdredacteur van het „Utrechtsch
Dagblad," dr. P. H. Ritter, heeft een open
brief gericht aan minister de Geer, den voor
zitter van den ministerraad.
Daarin zegt dr. Ritter het volgende:
Excellentie! Er is in den laatsten tijd her
haaldelijk geklaagd over de minder juiste,
„misleidende" mededeelingen en inlichtingen,
die door of vanwege de Regeering officieel
of officieus zouden zijn gedaan of verstrekt.
Deze klacht is wederom tot uiting gekomer.
naar aanleiding van de bekende documenten
kwestie en heeft weerklank gevonden in de
vergadering van het Bestuur van den Neder-
landschen Journalistenkring van 5 Maart j.l.
Daar ondergeteekende deze grief deelt,
heeft hij, onder bepaalde voorwaarden, toe
gezegd, verschillende feiten op nader vast te
stellen wijze ter beschikking van dien Kring
te stellen, ten einde door collegiale bespre
king te zoeken naar een betere verhouding
tusschen Regeering en Pers, waardoor aan
deze klacht een einde zou komen. Aan be
doelde voorwaarden is echter niet voldaan.
Ondergeteekende heeft mede in verbanc
met zijn schrijven van 11 Maart gemeenc
goed te doen door deze feiten aan zijne col
lega's c.q. niet dan vertrouwelijk mede te
deelen. Het lag. naar zijne meening, niet op
zijn weg de Recreering onaangenaam te zijn
„Van bevoegde zijde" is echter thans te
kennen gegeven, dat door de Regeering op
deze discretie niet langer prijs wordt gesteld.
Ondergeteekende meent dientengevolge ge
heel in den geest der Regeering te handelen,
door althans één der bedoelde feiten aan
stonds openlijk ter kennis te brengen van
U.E., als hoofd der Regeering.
U.E. vergunne ondergeteekende vooraf eene
vaststelling.
Blijkens de verklaring van den Minister
van Buitenlandsche Zaken in de Eerste Ka
mer, stelde deze bewindsman „er prijs op,"
te verklaren, „dat de heer van Beuningen
tot den aankoop van dat stuk" het door
ondergeteekende gepubliceerd document
„waarbij ook nog twee andere stukken, niet
is overgegaan, dan nadat hij zich had over
tuigd. dat de inhoud van het stuk, zooals
zij hem beschreven werden bij de aanbieding
de Regeering interesseerde." (Hand. p.
477,1).
De heer van B., die geen collectioneur is
van staatsstukken, heeft dus dit stuk slechts
gekocht ten behoeve van de Nederlandsche
Regeering. Of, eenvoudiger geformuleerd, de
Nederlandsche Regeering liet dit stuk door
den heer van B. koopen. Deze verhouding
tusschen de Regeering en den heer van B.
blijkt ook uit de volgende mededeeling van
den heer v. B.: er zou mijnerzijds geen
enkel bezwaar gemaakt worden tegen welk
onpartijdig onderzoek ook. Ik zou daarover
wel overleg moeten plegen met de Regeering."
Immers wie op eigen gezag en ten eigen be
hoeve een document koopt, behoeft, voor een
onderzoek naar de echtheid, geen overleg met
derden te plegen. De heer van Beuningen
eenerzijds, heeft dus in deze aangelegenheid
gehandeld als vertrouwensman, als agent, of.
zooals hij het tegen derden heeft uitgedrukt
al« orvenn der Regeering.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
anderzijds, heeft in de Eerste Kamer over
deze aangelegenheid sprekende, medegedeeld
te spreken uit naam van de Regeering.
Het feit nu, dat ondergeteekende, gebruik
makend van de hem door de Regeering per
communiqué -'erleendè vrijheid, vóór alles
onder de aandacht van U.E. wenscht te
brengen, is, dat de vertrouwensman aer Ne
derlandsche Regeering en deze Regeering
zelve in deze aangelegenheid resp. aan de
Pers en de Volksvertegenwoordiging de vol
gende .misleidende mededeelingen" hebben
gedaan:
1. de verklaring van den heer van Beu
ningen (N.R.Ct 4 Maart j.l.):
„Ik kan u ten stelligste verklaren, dat ik
nóch direct, nóch indirect iets te maken heb
gehad met de publicatie in het Utrechtsch
Dagblad" „ik heb er part noch deel aan."
En op de vraag: hoe verklaart u de publi
catie?: „Daar heb ik geen verklaring voor."
2. De verklaring van de Regeering (Hand.
pag. 477, 1):
„De rol van den heer van Beuningen was
hiermede" (met den aankoop) „afgeloopen"
De heer van Beuningen heeft in deze zaak,
naar de vaste overtuiging van de Regeering
niet anders gehandeld dan hij als goed
Staatsburger meende te moeten handelen en
heeft met de latere publicatie niets te maken
gehad. Aan anderen dan aan de Regeering
heeft hjj van die stukken geen inzage ver
leend
Beide verklaringen zijn pertinente on
waarheden.
Ondergeteekende gelooft niet, dat uwe Re
geering bij nadere overweging, de juistheid
van hare verklaringen zal willen volhou
den. Mocht ondergeteekende zich daarin ver
gissen, dan zou hij U-E echter wel vriende
lijk willen verzoeken, haar démenti ditmaal
niet te doen uitgaan van een anonieme „be
voegde zijde", maar te willen medewerken
tot een onpartijdig onderzoek, ten einde ob
jectief vast te stellen of en zoo ja waaroir
de Regeering op dit voor de geschiedenis de-
publicatie cardinale punt, de Volksvertegen
woordiging onwaar heeft ingelicht?
Ondergeteekende mag er in dit verband
wel U.E.'s aandacht op vestigen, dat de Re
geering hare verklaringen niet heeft ge
geven als zijnde een mededeeling van den
heer van B., maar als een verklaring van
haarzelf, uit eigen wetenschap en overtuiging
en dat zij dus de verklarng van haren ver
trouwensman in zoover door haar gezag
en haar lofuiting heeft gedekt. Zij, en niet
haar vertrouwensman is dus voor de waar
heid harer verklaring verantwoordelijk.
Ondergeteekende heeft het voorstel tot een
onderzoek, als hooger bedoeld, „door een com
missie van onpartijdige hoogstaande man
nen," één door U.E., één door hem, een
derde door de beide anderen aan te wijzen
reeds op 7 Maart aan den hem bezoeken-
den vertegenwoordiger van den Minister van
Justitie gedaan; doch de Regeering heeft
aan dit verzoek, tot zijn leedwezen, geen ge
volg gegeven.
Ondergeteekende moet dit verzoek thans,
ten opzichte van het in dit schrijven aan de
orde gestelde punt openliik en met den
meesten. nadruk herhalen. Slechts zulk een
commissie zal de waarheid van de voor haar
af te leggen verklaringen door getuigenver
hoor kunnen toetsen, en aldus de waarheid
sine via et studio kunnen vaststellen Zulk
eene vaststelling is inderdaad noodzakelijk.
Ondergeteekende is overtuigd, dat U.E.
zijn herhaald verzoek niet zal afwijzen. De
treffende vertrouwelijkheid, die blijkt uit de
mededeeling van den Minister van Buiten
landsche Zaken aan den Belgischen Gezant
dat er tusschen hen, over deze aangelegen
heid „geen onbescheiden vragen" zijn, mag
toch ook wel tusschen Uwe Regeering en het
eigen volk bestaan? Het is inderdaad nood
zakelijk, dat de waarheid op dit punt thans
objectief worde vastgesteld, omdat de waar
heid juist op dit punt de nog ontbrekende
sleutel is tot het begrip van de geschiedenis
der publicatie.
EEN REDE VAN MR. D. FOCK
De vooruitzichten voor het toekomstige
ministerie
De Liberale Staatspartij „De Vrijheids
bond" heeft Zaterdag te Arnhem haar jaar
vergadering gehouden. Daarbij heeft de
voorzitter/ mr. D. Pock, een openingsrede
gehoudén, waaraan het volgende ontleend
is:
De wensch, die van verschillende zijden
haast met aller instemming wordt uitge
sproken is, dat de verkiezingen een zooda
nige samenstelling van de Tweede Kamer
zullen geven, dat een meerderheid zal kun
nen worden gevormd en een parlementair
ministerie. Alleen met een parlementair
ministerie, zoo wordt betoogd, kan er een
vruchtbaar Regeeringsbeleid zijn; een par
lementair Ministerie is dus het ideaal, dat
men zich voor oogen stelt.
En de zoogenaamde uiterste noodzaak?
Kan men verwachten, dat de katholieken
zich met sociaal- en vrijzinnig democraten
zullen verbinden om te zamen een meerder
heid en zoodoende een parlementair Minis
terie te vormen? Het laat zich nog weinig
aanzien, dat het na de aanstaande verkiezin-
-gen tot zulk een verbond zal komen. Onder
de kathdlieken zijn er zoovelen, die daar
van niet willen weten. De sociaal-democra
ten zijn in beginsel bereid in een demo
cratisch ministerie zitting te nemen. Dan
zullen 2aj het grooter deel van hun eisehen,
die aan de kiezers worden voorgehouden,
laten rusten. Maar er blijft toch nog veel,
dat een samengaan met katholieken met
sociaal-democraten doet beletten, althans
moeilijk zou maken. Voorloopig lijkt een
dergelijk bondgenootschap niet waar
schijnlijk.
Op de vraag, of door andere combinatie
van pai 'ijen een meerderheid en dus een
parlementair Ministerie te verkrijgen zal
zijn, kan op dit oogenblik geen antwoord
worden gegeven. Beschouwingen daarover
zouden niet berusten op een reëele basis;
zij zouden dus geen waarde hebben, zoodat
het beter is zich daarvan vooralsnog te
onthouden.
De laatste algemeene beschouwingen over
de Staatsbegrooting hebben geen licht gege
ven, ook de jongste redevoering van Colijn
en de rede ter opening van de vergadering
der Christel. Hist. Unie van dr. Schokking
brengen geen oplossing, en Dr. Nolens heeft
bij de algemeene beschouwingen ten slotte
niet zonder grond gezegd, dat, wie ook de
gelukkige zal zijn, die na de verkiezing met
de formatie van het Ministerie zal worden
belast, het hem niet zoo heel gemakkelijk
zal vallen.
Wij, leden van de Liberale Staatspartij, wij
staan nog op hetzelfde standpunt, dat ik
verleden jaar bij de opening onzer vorige
algemeene vergadering heb uiteengezet en
dat ook Mr. Rink onlangs in de Eerste
Kamer der S. G. heeft ingenomen. Wij komen
"tTn" 'rm'
De heer des huizes (tot verbluften melkboer): „Zeg, heb je verstand van Lipsslo-
ten?Toen we gisteravond thuiskwamen, had ik mijn sleutelring vergeten en we
hebben hier vannacht mapr geschuild." (Humorist)
op voor onze beginselen krachtig propaganda
maken, wij streven er naar onze partij in
het parlement te versterken en uit te brei
den, o i onzen invloed tot handhaving van
onze instellingen en onze beginselen zoo
krachtig mogelijk te maken. Een intrede in
het Regeeringskasteel zoeken wij niet.
Dit neemt echter niet weg, dat, wanneer
men tot ons komt om op eenigerlei wijze
onze medewerking te vragen, wij, zooals Mr.
Rink het uitdrukte, ons zeker tweemaal zul
len bedenken, alvorens een weigerend ant
woord te geven, wij onzen plicht in het alge
meen belang zullen vervullen, en wij, al zou
den wij het ook liever niet wenschen, zullen
medewerken, mits zij, die medewerking vra
gen, met onze beginselen rekening houden.
Mr. Marchant heeft ons reeds ingedeeld
bij anti-revolutionnairen en Christelijk-Histo-
rischen met steun van de groepen Lingbeek,
Kersten, Braat en van Katholieken, die
meer liberaal zijn dan Katholiek. Het pro
gram zou zijn extra tegen het socialisme,
tegen staatsbemoeiing, vóór een sterke weer
macht te land en ter zee en vóór verlaging
van directe belasting. Mr. Marchant zal ons
ten goede houden, dat wij zelf zullen beslis
sen, of wij eenige combinatie zullen aan
vaarden en zoo ja, welke.
Een allegaartje, zooals hjj aangeeft, lijkt
ons weinig gelukkig, en het vage program,
dat hij opstelt trekt ons niet aan. Als op
deze vergadering onze programs en ons mani
fest zullen zijn behandeld, zal vaststaan, wat
wij wenschen en wat wij eisehen.
Het zou zorder twijfel de voorkeur ver
dienen, wanneer reeds nu vóór de verkiezin
gen door eenige partijen te zamen een po-
gram werd opgesteld, hetwfelk, indien die
partijen te zamen de meerderheid mochten
verwerven, Regeeringsprogram zou zijn, maar
dit is nu eens niet mogelijk. De evenredige
vertegenwoordiging maakt, dat iedere partij
bij de verkiezing alleen voor zichzelf op
treedt en dat dergelijke gezamenlijke acties
bij de verkiezingen groote bezwaren opleve
ren.
Mochten nu, zooals door velen wordt voor
speld, de verkiezingen niet leiden tot een
parlementair Ministerie, zal dat dan een
reden zijn om het parlementaire stelsel te
vèroordeelen en ons daarvan af te wenden?
Die vraag beantwoorden wij onvoorwaar
delijk ontkennend.
Al mocht het ditmaal nog niet zoo zijn,
wü zullen in de toekomst weer komen tot
een Regeering, die voortkomt uit en steunt
op een meerderheid dan wel altijd zijn een
combinatie van twee of meer partijen en al
zal men ten aanzien van de homogeniteit
van een Ministerie dus niet zulke strenge
eisehen stellen als vroeger het geval was.
Na afhandeling van eenige interne aan
gelegenheden werden de candidaten voor de
aanstaande verkiezingen als volgt vastgesteld:
AmsterdamHaarlemHelderLeiden
Zwolle: 1. dr. I. H. J. Vos, 2. C. J. van Kem
pen, 3. Mej. Joh. Westerman, 4. prof. dr. B.
D. Eerdmans, 5. E. M. Teenstra, 6. C. G.
Roos, 7. Mr. J. Rutgers, 8. Ed. G. Schürmann,
9. A. F. Stroink, 10. mevr. M. Boissevain—
Pijnappel, 11. P.' Stapel, 12. mej. Louise van
Eeghen.
LeeuwardenGroningenAssen: 1. dr. s.
E. B. Bierema, 2. prof. dr. B. D. Eerdmans,
3. Mr. R. H. Baron de Vos van Steenwijk,
4. mevr. H. A. van Riel—Smeenge, 5. H.
Eisma, 6. E. H. Ebels, 7. Mr. J. Huges, 8. dr.
M. Vroemen, 9. Nico de Jager, 10. S. Hilla-
rides.
Rotterdam—UtrechtTilburg—1's-Hertogen-
bosch—Maastricht: 1. mr. H. J. Knottenbelt,
2. Ed. G. Schürmann, 3. mevr. Wijnaendts
FranckenDjjserinck, 4. prof. B. D. Eerd
mans, 5. mej. mr. E. G. van Dorp, 6. Jhr. ir.
van Lith de Jeude, 7. C. G. Roos, 8. mevr.
Breedveld de Waal, 9. G. W. de Waard, io.
A. R. Veenstra, 11. dr. I. H. J. Vos,,12. mej.
Joh. Westerman.
ArnhemNijmegen: 1. Mr. A. R. G. A.
Riddet van Rappard. 2. Jhr. Ir. R. R. L. de
Muralt, 3. Ir. C. Wolterbeek, 4. Mevr. H. A.
v. RielSmeenge, 5. Mr. J. Huges, 6. W. J.
Klein La. .khorst, 7. E. D. Schürmann, 8. J.
A. R. Bosman, 9. G. A. de Meester.
DordrechtMiddelburg: 1. mr. G. A.
Boon, 2. Chr. R. R. L. de Muralt, 3. G. C.
Roos, 4. mr. J. Erasmus, 5. M. v. d. Hout,
6. C. G. Hage, 7. mevr. v. Riel—Smeenge,
8. mevr. Kooyman—Tissing, 9. F. den Hartog,
10. Ph. van Dixhoorn.
's-Gravenhage: 1. Prof. ir. C. L. v. d. Bilt,
2. W. J. C. Schuurman, 3. Jhr. Mr. E. A. V.
Berestejjn, 4. mevr. E. W. Wynandts Fran
cken—Dyserinck, 5. jhr. mr. dr. ,W. D. de
Jong, 6. D. Hans, 7. Prof. dr. B. D. Eerdmans,
8. mevr. A. van Braam HouckgeestSchroot,
9. mej. mr. E. C. van Dorp, 10. mej. Joh.
Westerman.
Een adres aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Gisteren is d'oor de navolgende organisa
ties een request aan de Tweede Kamer ge
richt. De Bond van Nederlandsche Brou
werijen, de Nederlandsche Brouwersboncï,
de Vereeniging van Nederlandsche Wijn
handelaars, de Vereeniging van Nederland
sche Wijnimporteurs, de Noordelijke Veree
niging van Likeurstokers, Wijnhandelaren,
Limonade- en vruchtenwijnfabrikanten, de
Nederlandsche Vereeniging van Fruitver-
werkers (Groep vruchtenwijn- en sapfabri
kanten), d'e Nederlandsche Bond van Werk
gevers in Hotel-, Restaurant-, Café en aan
verwante bedrijven, H.O.R.E.C.A.F., hebben
met groote bezorgdheid kermis genomen van
het op 9 Juni 1927 bij de Staten-Generaal
ingediende ontwerp van wet, houdende be
palingen tot regeling van den kleinhandel
in alcoholhoudende dranken.
De onderteekenaars wijzen op de volgen
de punten:
1. De mogelijkheid behoort te worden ge
schapen om een vergunning ten name van
een rechtspersoon te doen schrijven, want
zoo lang dit onmogelijk is, blijven tallooze
groote bedrijven geheel afhankelijk van de
willekeur van een individueelen vergun
ninghouder, waaraVcj» onhoudbare toe
standen ontstaan;
2. De huidige Drankwet maakt het on
mogelijk, dat meerdere vergunning in één
hand vereenigd worden. Dit heeft ten ge
volge dat bekwame en solide restaurateurs,
die meerdere zaken tegelijk exploiteeren en
op de geheele ontwikkeling van het bedrijf
een gunstigen invloed kunnen hebben, we
derom afhankelijk worden van de willekeur
van eenige vergunninghouders;
3. In het algemeen behoort aan solide en
gevaarlooze bedrijven meerdere bestaansze
kerheid te worden gegeven. Met name de
bepaling dat een overdracht van een ver
gunning alleen mogelijk is bij het leven van
den vorigen vergunninghouder, behoort te
worden geschrapt.
In verband met de onoverkomelijke be
zwaren, aan dit wetsontwerp verbonden en
uit sociaal-hygiënisch oogpunt, wenden de
genoemde corporaties zich tot de Tweede
Kamer met het dringend verzoek haar
sanctie aan dit ontwerp niet te willen ver-
leenen.
De Nederlandsche Vereeniging voor Inter
nationaal Recht houdt een vergadering op
Zaterdag 20 dezer in het gebouw van den
Hoogen Raad der Nederlanden te Den Haag,
ter bespreking van de voornaamste onder
werpen, die op het congres der International
Law Association te San Sebastian begin Sep
tember zullen worden behandeld.
De commissie door den minister van
Justitie geïnstalleerd.
De minister van Justitie, mr. Donner,
heeft in het gebouw van het departement
van Financiën de Commissie tot herziening
van het fiscaal strafrecht, strafprocesrecht
geïnstalleerd. Aan zijn instalatierede is het
volgende 'ontleend:
De zoo noodige aanpassing van het fis
caal strafrecht aan de beginselen van het
wetboek van strafrecht is op de lange baan
geschoven en het is thans uwe commissie,
welke die aanpassing zal hebben voor te
bereiden.
De grieven tegen het fiscale strafrecht
zijn vele en veelsoortige. Zou men zooveel
in één grief willen condenseeren, dan zou
Thans is verschenen de memorie van Ant
woord op het voorloopig verslag betreffende
het initiatievoorstel ^an den heer Van den
Heuvel c.s. tot het verleenen van tijdelijken
steun aan de beetwortelsuiker-industrie hier
te lande, waaraan het volgende is ontleend:
De voorstellers kunnen niet toegeven, dat
hun voorstel onvoldoende zou zijn toegelicht.
Naar hun oordeel bestaat er een nood
toestand, omdat de landbouwers voor den
tegenwoordigen suikerprijs geen beetwortelen
meer kunnen verbouwen en zij ook de bieten
niet kunnen missen in de vruchtwisseling,
terwijl er ook geen andere loonende produc
ten onmiddellijk de plaats der bieten kunnen
innemen.
De coöperatieve beetwortelfabriek is voorts
te beschouwen als een verlengstuk van de
boerderij, behoort als het ware tot den in
ventaris en is daarom geheel met het land
bouwbedrijf samengegroeid. Dit stelt den
landbouwers voor de keus om óf beetworte
len te telen voor een te lagen prijs, welke
haar kosten niet goed kan maken, óf hun
fabrieken niet te laten werken.
Van de aanbieding der Centrale Suiker-
Maatschappij, waarop in het Voorloopig Ver
slag de aandacht wordt gevestigd, kan slechts
door ee» deel van de landbouwers gebruik
worden gemaakt.
Dat het aantal hectaren met suikerbieten
beteeld, in Nederland sterk is toegenomen,
geldt zeker niet voor de laatste jaren.
Dat de teelt tot dusver niet sterker is in
gekrompen, zegt voor de uitkomsten niet
bijster veel. Want het spreekt wel vanzelf,
dat men tracht de capaciteit der fabrieken
ten volle te benutten, omdat kleine campagnes
bij vrijwel gelijkblijvende onkosten uitermate
schadelijk zijn.
De oorzaak der bestaande moeilijkheden ligt
in een te lagen suikerprijs.
Betreffende de bijstorting op de aandeelen
van coöperatieve fabrieken voor het geval
deze in déconfiture zouden geraken, hebben
de leden, die in het Voorloopig Verslag hier
over zich uitlieten, toch een al te eenvoudige
voorstelling.
Bij een coöperatieve fabriek is dit de liqui
datie van een stuk van 't landbouwersbedrijf
en treft bovendien gansche streken, land
bouwer aan landbouwer.
Het is een vergissing, wanneer sommige
leden de mogelijkheid om een beteren bieten-
prijs in uitzicht te stellen, schrijven op reke
ning van een beter beheer bij deze fabrieken.
Aannemelijker is de veronderstelling, dat zij
tot deze politiek in staat gesteld worden door
den zeer belangrijken steun, welken de Cen
trale Suikermaatschappij in het buitenland
ontvangt voor haar bedrijf.
Met stelligheid moet de bewering worden
tegengesproken alsof de coöperatieve fabrie
ken onvoldoende zouden hebben afgeschre
ven.
De voorstellers beamen de opmerking van
verscheidene leden, dat de voorgestelde pre
mie het verschil tusschen suiker-productie en
consumptie niet opheft. Dat echter die pre
mie ten gevolge zou kunnen hebben, dat de
teelt van suikerbieten wordt uitgebreid, is
niet zeer aannemelijk. Daarvoor toch is de
voorgestelde premie in verband met den heer-
sqhenden suikerprijs veel te gering.
Dat steunverleening tot consequenties zou
leiden, ook op het gebied van de handels
politiek, die niet te aanvaarden zijn, kan
moeilijk worden toegegeven, te meer, waar
deze consequenties niet nader zijn aan
gegeven.
Na de interpellatie scheen het een oogen
blik, dat de suikermarkt zich ten gunste van
de industrie zou wijzigen. Toen echter in het
begin van dit jaar de toestand voortdurend
ongunstiger werd, meenden de voorstellers
met hun voorstel te moeten komen. Wanneer
men ih aanmerking neemt, dat ten gevolge
van den strengen winter de voorjaarswerk
zaamheden buitengewoon laat zijn, kan niet
worden ingezien, dat het voorstel niet nog
tijdig voor de campagne van dit jaar afge
handeld zou kunnen worden.
Gedurende welken tijd steun naar het oor
deel van de voorstellers verleend zal moeten
worden, is moeilijk van te voren te zeggen.
Wat de kosten betreft, die voor den Staat
eventueel uit 't voorstel kunnen voortvloeien,
moge worden medegedeeld, dat een normale
suikerproductie in ons land 275.000 ton be
draagt. Mocht het voorstel derhalve volledig
effect sorteeren en de teelt zich op het be
staande peil handhaven wat niet waar
schijnlijk is dan zou daarmede dus een i
bedrag van rond 4 millioen zijn gemoeid, in- j
dien althans de maximale premie van 1.50,
verleend moet worden.
dat zijn die van noodelooze gestrengheid.
Nu is noodelooze gestrengheid ongetwij
feld verkeerd. Anderzijds echter dient men
zich er rekenschap van te geven, dat de
belangen, tot welker bescherming het fis
caal strafrecht strekt, behooren tot de le
vensbelangen van den Staat, die niet kan
blijven functionnceren, wanneer hem het
verschuldigde wordt onthouden. En men
moet in dit verband ook denken aan de
rechtmatige belangen der eerlijke belasting
betalers, die onevenredig zwaar worden be
last, wanneer anderen in den een of ande
ren vorm fraudeeren. In een fiscaal stelsel,
dat, gelijk het onze. in zoo hooge mate be
rust op eigen aangifte, kan, gelük de prak
tijk leert, gestrengheid niet worden ont
beerd.
Een der moeilijkheden, voor weikef uw
Commissie bij de uitvoering van haar op
dracht zal komen te staan, zal ongetwijfeld
zijn deze: aan beide groepen van belangen,
welke hier tegenover elkaar staan, gelijke
lijk recht te doen wedervaren, dus eener
zijds aan de hooge belangen, welke het fis
cale strafrecht beoogt te beschermen, en
anderzijds aan de belangen der belasting
schuldigen, die juist onevenredig zwaar mo
gen worden belast of getroffen, zelfs inge
val van vermoedelijke of vaststaande over
treding. Het zal uw taak zijn te trachten
hier tusschen „te fiscaal" en het „te wei
nig fiscaal" den juisten middenweg te vin
den.
Tot de taak van uw commissie behoort
mede het aangeven van de noodige wijzi
gingen in het fiscaal strafprocesrecht.
Het besluit, waarbij uw Commissie is in
gesteld, laat u ten aanzien van uw werk
plan een groote mate van vrijheid. Mocht
gij, naar gelang uw arbeid vordert, telkens
partieele regelingen aan de Ministers van
Financiën en van Justitie ter overweging
willen aanbieden, het staat u vrij. Mocht
daarentegen de band tusschen de onder
scheidene onderwerpen van fiscaal straf
recht zóó nauw blijken, dat gij een alge
meen herzieningsvoorstel prefereert, zoo is
dit evenzeer toegelaten. Dit staat dus ge
heel aan uw eigen inzicht en beleid.
In het vertrouwen dan, dat het u moge
gelukken dien arbeid tot een goed einde
te brengen, verklaar ik deze commissie ge
ïnstalleerd en geef ik hare leiding over in
de handen van uwen voorzitter.
De voorzitter dezer commissie, mr. N. C.
M. A. v. d. Dries, raadsheer in den Hoo
gen Raad der Nederlanden, beantwoordde
ten slotte 's ministers rede.
Op de desbetreffende vragen van den heer
Kersten heeft de Minister van Arbeid, Han
del en Nijverheid het volgende geantwoord:
Het aantal porties entstof welke in de
tweede helft van 1927 en in de tweede helft
van 1928 is afgeleverd, is bekend uit de op
gaven, welke sedert het begin van 1928
maandelijks in de Nederlandsche Staatscou
rant verschijnen. Daaruit blijkt, dat in de
tweede helft van 1927 werden afgeleverd
97.120 parties entstof en in de tweede helft
van 1928 53 263 porties.
Aan een opgave, hoeveel inentingen in de
laatste jaren zijn verricht, wordt reeds ge
durende eenigen tijd gearbeid. Het resultaat
van ditonderzoek zal worden bekendge
maakt in de eerstvolgende „Verslagen en
Mededeelingen betreffende de volksgezond
heid."
Het Apolegetisch tijdschrift „Het Schild"
van deze maand bevat de volgende waar
schuwing:
Van verschillende zijden wordt ons ge
vraagd onze lezers eens te waarschuwen
tegen het „fascistisch" weekblad „De Be
zem", dat overal sterk gepropageerd wordt,
ook onder Katholieken. Ofschoon de inhoud
van dit blaadje weinig waarde heeft, achten
wij toch de gevraagde waarschuwing, juist
om de sterke propaganda, niet overbodig,
niet zoozeer om de verdediging van het fas
cisme dat in dit blad een zeer slechten
verdediger heeft maar meer om den
verkeerden geest, die uit de artikelen
spreekt. Dit blad voert door het belachelijk
maken van verschillende overheidsmaat
regelen een sterke actie tegen het gezag en
is daardoor meer bolsjewistisch, dan fas
cistisch; in elk geval kweekt dergelijke lec
tuur een geest van ontevredenheid en revo
lutie, en ondermijnt aldus de maatschappe
lijk orde. In den laatsten tijd is in dit blad
zelfs uitgesproken anti-katholiek. In het
nummer van 8 Februari jl. staat zulk een
lasterlijk artikel over twee eminente kerk
vorsten, n.l. Kardinaal Rampolla en Kardi
naal Gasparri, dat daarmee dit weekblad
zijn eigen vonnis heeft geveld. De schrijver
is blijkbaar een afvallige, die zich vooral
ten doel schijnt gesteld te hebben, om de
aanhangers van de veroordeelde „Action
Fran?aise in hun verzet tegen den Paus te
stijven. Waar zulke lastertaal in dit week
blad word opgenomen, staat er voor den
Katholiek maar een weg open: onmiddellijk
het abonnement op dit blad opzeggen of,
als het ongevraagd wordt toegezonden,
deponeeren in de kachel.
zwaren vervat zullen worden in een adres
aan de Tweede Kamer, waarvan het con
cept hi de e.k. Raadsvergadering zal wor
den behandeld-
Vragen van het Kamerlid Staalman.
Het Tweede Kamerlid de heer Staalman
heeft den min. van Waterstaat de volgende
vragen gesteld:
Kan de minister opgeven het bedrag der
onkosten van onderhoud, bezoldiging van
ambtenaren en beambten, etc., benut voor
de waterwegverbinding van Amsterdam met
den Rijn, alsmede hoeveel noodig zal zijn
voor het in stand houden en de bediening
van de thans voor dit doel bestaande wa
terwegen, bruggen en sluizen, indien de
nieuw-geprojecteerde waterwegverbindtag
AmsterdamRijn zal komen te functionnee-
ren?
Te Hengelo heeft een vergadering plaats
gehad van de Twentsche sigarenwinkeliers,
betreffende de ingediende wetsontwerpen op
de winkel- en Zondagssluiting.
Aangenomen werd de volgende motie:
De vergadering enz.
gehoord de bespreking inzake de ingedien
de wetsontwerpen op de winkel- en Zondag
sluiting;
spreekt als haar meening uit, dat in elk
geval deze wetsvoorschriften geen bevoor
rechting mogen bevatten van eene categorie
handeldrijvenden boven de andere en dat
dus de billijkheid en de rechtvaardigheid
eisehen, dat de verkoop van tabaksfabrika
ten absoluut verboden wordt aan café- en
hotelhouders, exploitanten van automaten,
van theaters, van lunchrooms en dergelijke
inrichtingen, gedurende den tijd dat de si
garenwinkeliers hun magazijnen moeten ge
sloten houden voor het publiek, volgens de
voorschriften van wetten of verordeningen,
en verzoeken den Minister van Arbeid, enz.,
bij eventueele uitvoering van de wet, het
voorschrift te behouden, zooals door den
Minister in zijn ontwerp is neergelegd;
protesteert verder tegen het congresbe-
sluit van den Kon. Ned. Middenstandsbond
van September 1928, waarvan de strekking
is, dat café's en dergelijke inrichtingen, wel
na sluitingstijd der sigarenmagazijnen, ta
baksfabrikaten zouden mogen verkoopen;
besluit deze motie tér kennis te brengen
van den minister van Arbeid, enz. en aan
de leden van de Staten-Generaal en gaat
over tot de orde van den dag.
De gemeenteraad van Amsterdam zal
Woeisdag 10 April a.s. behandelen de voor
dracht van B. en W. om een adrés te zen
den aan de Tweede Kamer, inzake het
wetsontwerp tot herziening van de finan
cieele verhouding tusschen Rijk en gemeente
Een onderhoud met wethouder ron
Freytag Drabbe.
Hl dit verband heeft persbureau Vaz
Dias een onderhoud met den heer von Frey
tag Drabbe, wethouder van Financiën der
gemeente Amsterdam gehad over het wets
ontwerp tot herziening van de financieele
verhouding tusschen het Rijk en de Ge
meente, waaromtrent hij reeds kort na de
indiening zijn voorloopigen indruk had mee
gedeeld.
Na herinnerd te hebben aan het groot
aantal wijzigingen, welke thans in het wets
ontwerp zijn aangebracht en waardoor <je
financieele gevolgen voor Amsterdam wor
den beïnvloed, liet de wethouder aan de
hand van het verslag der Commissie van
Voorbereiding uitkomen welke resultaten het
wetsontwerp, zooals het thans luidt, voor
Amsterdam zal hebben. De wethouder ver
klaarde nog op een desbetreffende vraag,
dat het zijne vaste overtuiging is, dat met
dit wetsonwerp wordt beoogd een aanslag
te doen op de autonomie der gemeenten.
In geen geval kan het Gemeentebestuur van
Amsterdam zich zonder meer daarbij neer
leggen, aldus de heer van Freytag Drabbe,
die speciaal op de principieele beteekenis
van dit deel van het wetsontwerp wilde
wijzen.
Het ligt in de bedoeling, dat al deze be-
Voor de Vereeniging ter beoefening van
de Krijgswetenschap, zal de heer M. W. L-
van Alphen, kapitein bij den Generalen
Staf, leeraar aan de Hoogere Krijgsschool,
op Vrijdag 12 April, des avonds te 8 uur in
het lokaal der Vrijmetselaarsloge, Fluweelen
Burgwal 22, te 's-Gravenhage, een voor-
dracht houden over: „De encadreering van
het Nederlandsche leger in de rangen be
neden den rang van officier".
In deze voordracht zal kapitein Van
Alphen de volgende stellingen ontwikkelen:
L Door de reorganisatie van 1922, is het
Nederlandsche leger een militieleger gewor
den. Dit stelsel van legervorming stelt
meer dan eenig ander stelsel de hoogste
eisehen aan de dienstplichtige kaders. Onze
dienstplichtwet houdt hiermede niet vol-
doende rekening.
2. De tegenwoordige sterkte van het be-
I roeps kader, is niet voor vermindering vat
baar.
I 3. De wijze, waarop de bestemming van
dienstplichtigen voor de onderofficiers-
opleiding geregel^ is, geeft in het algemeen
waarborgen, dat de meest geschikten wor
den opgeleid.
4. De huidige stelsels van kadervorming
voor de dienstplichtigen leiden tot een on
voldoend geëncadreerd leger.
5. Een aanvaardbare encadreering in de
rangen beneden die van officier, is alleen
te verkrijgen door verlenging van den eer
sten oefeningstijd en uitbreiding van het
aantal en den duur der herhalingsoefenin
gen voor het dienstplichtig kader. Geduren
de dezen verlengden eersten oefeningstijd,
welke wordt doorgebracht in kaderscholen,
moet dat kader, onder leiding en toezicht
van het beroepskader, deelnemen aan de
africhting van één lichtingsploeg.
6. Het vooroefenings-üistltuut werkt
verlammend op een oordeelkundige kader
vorming van de dienstplichtigen. Alleen
reeds uit dit oogpunt is opheffing van dit
instituut gewenscht.
7. Opleiding van dienstplichtige sergean
ten tot een hoogeren rang, is wenschelijk.
Deze voortgezette opleiding moet op vrijwil
lige aanmelding gebaseerd zijn.
Een woord van Mgr. P. Hopmans
Z. D. H. Mgr. P. Hopmans, Bisschop
van Breda, schrijft in de instructie voor
de Congregatio Pastorum, het voglende:
„Ons is bekend geworden, dat ook in ons
Eisdom, talrijke katholieke luisteraars aan
gesloten zijn bij den liberalen omroep
A. V. R. O. en diens orgaan geregeld lezen.
Veel zou ten goede gekeerd kunnen wor
den als onze geestelijken, wier invloed nog
zoo machtig is, ijverig zouden willen mede
werken om den K. R. O. meer bekend en
meer bemind te maken.
Dringend verzoeken wij daarom onzen
priesters, bij huisbezoek de radiobezitters te
wijzen op het radiogevaar en hen aan te
sporen lid te worden van den K. R. O. en
ook den Katholieken Radiogids te lezen.
Tevens zullen zij er op werken, dat zij
vaarwel zeggen aan den liberalen omroep en
diens gids uit hun huis verbannen.
Zeer aan te raden is, dat in plaatsen van
beteekenis een comité van actie voor den
K. R. O. wordt gevormd.
Ook de werklieden, voor wie week
abonnementen op den Radiogids beschik
baar zijn, zullen in de propaganda worden
betrokken."