tweede blad NA DE PUBLICATIE DER UTRECHTSCHE DOCUMENTEN HET INITIATIEF-VOORSTEL TOT STEUN AAN DE BEETWORTEL- SUIKER-INDUSTRIE Sproeten komen vroeg in het voorjaar, koop tijdig een pot NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT MAANDAG 8 APRIL 1929 BLADZIJDE 1 Een open brief van dr. Ritter aan den voorzitter van den ministerraad Dr. Ritter vraagt de instelling van een commissie van onderzoek BINNENLANDSCH NIEUWS Jaarvergadering van de Liberale Staatspartij „de Vrijheidsbond" De kleinhandel in alcohol houdende dranken Ned. vereeniging voor internationaal recht De herziening van het fiscaal strafrecht en strafproces recht Memorie van antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer Vaccinatie en aflevering van entstof Een waarschuwing Spmtol- Bij alle Drogisten. De verbinding Amsterdam— Boven Rijn De verkoop van sigaren en sigaretten in café's De gemeenteraad van Amsterdam en de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeente LEGER EN VLOOT De encadreering van het Ned. leger in de rangen beneden dien van officier RADIO-NIEUWS Onze Eigen Radio De hoofdredacteur van het „Utrechtsch Dagblad," dr. P. H. Ritter, heeft een open brief gericht aan minister de Geer, den voor zitter van den ministerraad. Daarin zegt dr. Ritter het volgende: Excellentie! Er is in den laatsten tijd her haaldelijk geklaagd over de minder juiste, „misleidende" mededeelingen en inlichtingen, die door of vanwege de Regeering officieel of officieus zouden zijn gedaan of verstrekt. Deze klacht is wederom tot uiting gekomer. naar aanleiding van de bekende documenten kwestie en heeft weerklank gevonden in de vergadering van het Bestuur van den Neder- landschen Journalistenkring van 5 Maart j.l. Daar ondergeteekende deze grief deelt, heeft hij, onder bepaalde voorwaarden, toe gezegd, verschillende feiten op nader vast te stellen wijze ter beschikking van dien Kring te stellen, ten einde door collegiale bespre king te zoeken naar een betere verhouding tusschen Regeering en Pers, waardoor aan deze klacht een einde zou komen. Aan be doelde voorwaarden is echter niet voldaan. Ondergeteekende heeft mede in verbanc met zijn schrijven van 11 Maart gemeenc goed te doen door deze feiten aan zijne col lega's c.q. niet dan vertrouwelijk mede te deelen. Het lag. naar zijne meening, niet op zijn weg de Recreering onaangenaam te zijn „Van bevoegde zijde" is echter thans te kennen gegeven, dat door de Regeering op deze discretie niet langer prijs wordt gesteld. Ondergeteekende meent dientengevolge ge heel in den geest der Regeering te handelen, door althans één der bedoelde feiten aan stonds openlijk ter kennis te brengen van U.E., als hoofd der Regeering. U.E. vergunne ondergeteekende vooraf eene vaststelling. Blijkens de verklaring van den Minister van Buitenlandsche Zaken in de Eerste Ka mer, stelde deze bewindsman „er prijs op," te verklaren, „dat de heer van Beuningen tot den aankoop van dat stuk" het door ondergeteekende gepubliceerd document „waarbij ook nog twee andere stukken, niet is overgegaan, dan nadat hij zich had over tuigd. dat de inhoud van het stuk, zooals zij hem beschreven werden bij de aanbieding de Regeering interesseerde." (Hand. p. 477,1). De heer van B., die geen collectioneur is van staatsstukken, heeft dus dit stuk slechts gekocht ten behoeve van de Nederlandsche Regeering. Of, eenvoudiger geformuleerd, de Nederlandsche Regeering liet dit stuk door den heer van B. koopen. Deze verhouding tusschen de Regeering en den heer van B. blijkt ook uit de volgende mededeeling van den heer v. B.: er zou mijnerzijds geen enkel bezwaar gemaakt worden tegen welk onpartijdig onderzoek ook. Ik zou daarover wel overleg moeten plegen met de Regeering." Immers wie op eigen gezag en ten eigen be hoeve een document koopt, behoeft, voor een onderzoek naar de echtheid, geen overleg met derden te plegen. De heer van Beuningen eenerzijds, heeft dus in deze aangelegenheid gehandeld als vertrouwensman, als agent, of. zooals hij het tegen derden heeft uitgedrukt al« orvenn der Regeering. De Minister van Buitenlandsche Zaken anderzijds, heeft in de Eerste Kamer over deze aangelegenheid sprekende, medegedeeld te spreken uit naam van de Regeering. Het feit nu, dat ondergeteekende, gebruik makend van de hem door de Regeering per communiqué -'erleendè vrijheid, vóór alles onder de aandacht van U.E. wenscht te brengen, is, dat de vertrouwensman aer Ne derlandsche Regeering en deze Regeering zelve in deze aangelegenheid resp. aan de Pers en de Volksvertegenwoordiging de vol gende .misleidende mededeelingen" hebben gedaan: 1. de verklaring van den heer van Beu ningen (N.R.Ct 4 Maart j.l.): „Ik kan u ten stelligste verklaren, dat ik nóch direct, nóch indirect iets te maken heb gehad met de publicatie in het Utrechtsch Dagblad" „ik heb er part noch deel aan." En op de vraag: hoe verklaart u de publi catie?: „Daar heb ik geen verklaring voor." 2. De verklaring van de Regeering (Hand. pag. 477, 1): „De rol van den heer van Beuningen was hiermede" (met den aankoop) „afgeloopen" De heer van Beuningen heeft in deze zaak, naar de vaste overtuiging van de Regeering niet anders gehandeld dan hij als goed Staatsburger meende te moeten handelen en heeft met de latere publicatie niets te maken gehad. Aan anderen dan aan de Regeering heeft hjj van die stukken geen inzage ver leend Beide verklaringen zijn pertinente on waarheden. Ondergeteekende gelooft niet, dat uwe Re geering bij nadere overweging, de juistheid van hare verklaringen zal willen volhou den. Mocht ondergeteekende zich daarin ver gissen, dan zou hij U-E echter wel vriende lijk willen verzoeken, haar démenti ditmaal niet te doen uitgaan van een anonieme „be voegde zijde", maar te willen medewerken tot een onpartijdig onderzoek, ten einde ob jectief vast te stellen of en zoo ja waaroir de Regeering op dit voor de geschiedenis de- publicatie cardinale punt, de Volksvertegen woordiging onwaar heeft ingelicht? Ondergeteekende mag er in dit verband wel U.E.'s aandacht op vestigen, dat de Re geering hare verklaringen niet heeft ge geven als zijnde een mededeeling van den heer van B., maar als een verklaring van haarzelf, uit eigen wetenschap en overtuiging en dat zij dus de verklarng van haren ver trouwensman in zoover door haar gezag en haar lofuiting heeft gedekt. Zij, en niet haar vertrouwensman is dus voor de waar heid harer verklaring verantwoordelijk. Ondergeteekende heeft het voorstel tot een onderzoek, als hooger bedoeld, „door een com missie van onpartijdige hoogstaande man nen," één door U.E., één door hem, een derde door de beide anderen aan te wijzen reeds op 7 Maart aan den hem bezoeken- den vertegenwoordiger van den Minister van Justitie gedaan; doch de Regeering heeft aan dit verzoek, tot zijn leedwezen, geen ge volg gegeven. Ondergeteekende moet dit verzoek thans, ten opzichte van het in dit schrijven aan de orde gestelde punt openliik en met den meesten. nadruk herhalen. Slechts zulk een commissie zal de waarheid van de voor haar af te leggen verklaringen door getuigenver hoor kunnen toetsen, en aldus de waarheid sine via et studio kunnen vaststellen Zulk eene vaststelling is inderdaad noodzakelijk. Ondergeteekende is overtuigd, dat U.E. zijn herhaald verzoek niet zal afwijzen. De treffende vertrouwelijkheid, die blijkt uit de mededeeling van den Minister van Buiten landsche Zaken aan den Belgischen Gezant dat er tusschen hen, over deze aangelegen heid „geen onbescheiden vragen" zijn, mag toch ook wel tusschen Uwe Regeering en het eigen volk bestaan? Het is inderdaad nood zakelijk, dat de waarheid op dit punt thans objectief worde vastgesteld, omdat de waar heid juist op dit punt de nog ontbrekende sleutel is tot het begrip van de geschiedenis der publicatie. EEN REDE VAN MR. D. FOCK De vooruitzichten voor het toekomstige ministerie De Liberale Staatspartij „De Vrijheids bond" heeft Zaterdag te Arnhem haar jaar vergadering gehouden. Daarbij heeft de voorzitter/ mr. D. Pock, een openingsrede gehoudén, waaraan het volgende ontleend is: De wensch, die van verschillende zijden haast met aller instemming wordt uitge sproken is, dat de verkiezingen een zooda nige samenstelling van de Tweede Kamer zullen geven, dat een meerderheid zal kun nen worden gevormd en een parlementair ministerie. Alleen met een parlementair ministerie, zoo wordt betoogd, kan er een vruchtbaar Regeeringsbeleid zijn; een par lementair Ministerie is dus het ideaal, dat men zich voor oogen stelt. En de zoogenaamde uiterste noodzaak? Kan men verwachten, dat de katholieken zich met sociaal- en vrijzinnig democraten zullen verbinden om te zamen een meerder heid en zoodoende een parlementair Minis terie te vormen? Het laat zich nog weinig aanzien, dat het na de aanstaande verkiezin- -gen tot zulk een verbond zal komen. Onder de kathdlieken zijn er zoovelen, die daar van niet willen weten. De sociaal-democra ten zijn in beginsel bereid in een demo cratisch ministerie zitting te nemen. Dan zullen 2aj het grooter deel van hun eisehen, die aan de kiezers worden voorgehouden, laten rusten. Maar er blijft toch nog veel, dat een samengaan met katholieken met sociaal-democraten doet beletten, althans moeilijk zou maken. Voorloopig lijkt een dergelijk bondgenootschap niet waar schijnlijk. Op de vraag, of door andere combinatie van pai 'ijen een meerderheid en dus een parlementair Ministerie te verkrijgen zal zijn, kan op dit oogenblik geen antwoord worden gegeven. Beschouwingen daarover zouden niet berusten op een reëele basis; zij zouden dus geen waarde hebben, zoodat het beter is zich daarvan vooralsnog te onthouden. De laatste algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting hebben geen licht gege ven, ook de jongste redevoering van Colijn en de rede ter opening van de vergadering der Christel. Hist. Unie van dr. Schokking brengen geen oplossing, en Dr. Nolens heeft bij de algemeene beschouwingen ten slotte niet zonder grond gezegd, dat, wie ook de gelukkige zal zijn, die na de verkiezing met de formatie van het Ministerie zal worden belast, het hem niet zoo heel gemakkelijk zal vallen. Wij, leden van de Liberale Staatspartij, wij staan nog op hetzelfde standpunt, dat ik verleden jaar bij de opening onzer vorige algemeene vergadering heb uiteengezet en dat ook Mr. Rink onlangs in de Eerste Kamer der S. G. heeft ingenomen. Wij komen "tTn" 'rm' De heer des huizes (tot verbluften melkboer): „Zeg, heb je verstand van Lipsslo- ten?Toen we gisteravond thuiskwamen, had ik mijn sleutelring vergeten en we hebben hier vannacht mapr geschuild." (Humorist) op voor onze beginselen krachtig propaganda maken, wij streven er naar onze partij in het parlement te versterken en uit te brei den, o i onzen invloed tot handhaving van onze instellingen en onze beginselen zoo krachtig mogelijk te maken. Een intrede in het Regeeringskasteel zoeken wij niet. Dit neemt echter niet weg, dat, wanneer men tot ons komt om op eenigerlei wijze onze medewerking te vragen, wij, zooals Mr. Rink het uitdrukte, ons zeker tweemaal zul len bedenken, alvorens een weigerend ant woord te geven, wij onzen plicht in het alge meen belang zullen vervullen, en wij, al zou den wij het ook liever niet wenschen, zullen medewerken, mits zij, die medewerking vra gen, met onze beginselen rekening houden. Mr. Marchant heeft ons reeds ingedeeld bij anti-revolutionnairen en Christelijk-Histo- rischen met steun van de groepen Lingbeek, Kersten, Braat en van Katholieken, die meer liberaal zijn dan Katholiek. Het pro gram zou zijn extra tegen het socialisme, tegen staatsbemoeiing, vóór een sterke weer macht te land en ter zee en vóór verlaging van directe belasting. Mr. Marchant zal ons ten goede houden, dat wij zelf zullen beslis sen, of wij eenige combinatie zullen aan vaarden en zoo ja, welke. Een allegaartje, zooals hjj aangeeft, lijkt ons weinig gelukkig, en het vage program, dat hij opstelt trekt ons niet aan. Als op deze vergadering onze programs en ons mani fest zullen zijn behandeld, zal vaststaan, wat wij wenschen en wat wij eisehen. Het zou zorder twijfel de voorkeur ver dienen, wanneer reeds nu vóór de verkiezin gen door eenige partijen te zamen een po- gram werd opgesteld, hetwfelk, indien die partijen te zamen de meerderheid mochten verwerven, Regeeringsprogram zou zijn, maar dit is nu eens niet mogelijk. De evenredige vertegenwoordiging maakt, dat iedere partij bij de verkiezing alleen voor zichzelf op treedt en dat dergelijke gezamenlijke acties bij de verkiezingen groote bezwaren opleve ren. Mochten nu, zooals door velen wordt voor speld, de verkiezingen niet leiden tot een parlementair Ministerie, zal dat dan een reden zijn om het parlementaire stelsel te vèroordeelen en ons daarvan af te wenden? Die vraag beantwoorden wij onvoorwaar delijk ontkennend. Al mocht het ditmaal nog niet zoo zijn, wü zullen in de toekomst weer komen tot een Regeering, die voortkomt uit en steunt op een meerderheid dan wel altijd zijn een combinatie van twee of meer partijen en al zal men ten aanzien van de homogeniteit van een Ministerie dus niet zulke strenge eisehen stellen als vroeger het geval was. Na afhandeling van eenige interne aan gelegenheden werden de candidaten voor de aanstaande verkiezingen als volgt vastgesteld: AmsterdamHaarlemHelderLeiden Zwolle: 1. dr. I. H. J. Vos, 2. C. J. van Kem pen, 3. Mej. Joh. Westerman, 4. prof. dr. B. D. Eerdmans, 5. E. M. Teenstra, 6. C. G. Roos, 7. Mr. J. Rutgers, 8. Ed. G. Schürmann, 9. A. F. Stroink, 10. mevr. M. Boissevain— Pijnappel, 11. P.' Stapel, 12. mej. Louise van Eeghen. LeeuwardenGroningenAssen: 1. dr. s. E. B. Bierema, 2. prof. dr. B. D. Eerdmans, 3. Mr. R. H. Baron de Vos van Steenwijk, 4. mevr. H. A. van Riel—Smeenge, 5. H. Eisma, 6. E. H. Ebels, 7. Mr. J. Huges, 8. dr. M. Vroemen, 9. Nico de Jager, 10. S. Hilla- rides. Rotterdam—UtrechtTilburg—1's-Hertogen- bosch—Maastricht: 1. mr. H. J. Knottenbelt, 2. Ed. G. Schürmann, 3. mevr. Wijnaendts FranckenDjjserinck, 4. prof. B. D. Eerd mans, 5. mej. mr. E. G. van Dorp, 6. Jhr. ir. van Lith de Jeude, 7. C. G. Roos, 8. mevr. Breedveld de Waal, 9. G. W. de Waard, io. A. R. Veenstra, 11. dr. I. H. J. Vos,,12. mej. Joh. Westerman. ArnhemNijmegen: 1. Mr. A. R. G. A. Riddet van Rappard. 2. Jhr. Ir. R. R. L. de Muralt, 3. Ir. C. Wolterbeek, 4. Mevr. H. A. v. RielSmeenge, 5. Mr. J. Huges, 6. W. J. Klein La. .khorst, 7. E. D. Schürmann, 8. J. A. R. Bosman, 9. G. A. de Meester. DordrechtMiddelburg: 1. mr. G. A. Boon, 2. Chr. R. R. L. de Muralt, 3. G. C. Roos, 4. mr. J. Erasmus, 5. M. v. d. Hout, 6. C. G. Hage, 7. mevr. v. Riel—Smeenge, 8. mevr. Kooyman—Tissing, 9. F. den Hartog, 10. Ph. van Dixhoorn. 's-Gravenhage: 1. Prof. ir. C. L. v. d. Bilt, 2. W. J. C. Schuurman, 3. Jhr. Mr. E. A. V. Berestejjn, 4. mevr. E. W. Wynandts Fran cken—Dyserinck, 5. jhr. mr. dr. ,W. D. de Jong, 6. D. Hans, 7. Prof. dr. B. D. Eerdmans, 8. mevr. A. van Braam HouckgeestSchroot, 9. mej. mr. E. C. van Dorp, 10. mej. Joh. Westerman. Een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal Gisteren is d'oor de navolgende organisa ties een request aan de Tweede Kamer ge richt. De Bond van Nederlandsche Brou werijen, de Nederlandsche Brouwersboncï, de Vereeniging van Nederlandsche Wijn handelaars, de Vereeniging van Nederland sche Wijnimporteurs, de Noordelijke Veree niging van Likeurstokers, Wijnhandelaren, Limonade- en vruchtenwijnfabrikanten, de Nederlandsche Vereeniging van Fruitver- werkers (Groep vruchtenwijn- en sapfabri kanten), d'e Nederlandsche Bond van Werk gevers in Hotel-, Restaurant-, Café en aan verwante bedrijven, H.O.R.E.C.A.F., hebben met groote bezorgdheid kermis genomen van het op 9 Juni 1927 bij de Staten-Generaal ingediende ontwerp van wet, houdende be palingen tot regeling van den kleinhandel in alcoholhoudende dranken. De onderteekenaars wijzen op de volgen de punten: 1. De mogelijkheid behoort te worden ge schapen om een vergunning ten name van een rechtspersoon te doen schrijven, want zoo lang dit onmogelijk is, blijven tallooze groote bedrijven geheel afhankelijk van de willekeur van een individueelen vergun ninghouder, waaraVcj» onhoudbare toe standen ontstaan; 2. De huidige Drankwet maakt het on mogelijk, dat meerdere vergunning in één hand vereenigd worden. Dit heeft ten ge volge dat bekwame en solide restaurateurs, die meerdere zaken tegelijk exploiteeren en op de geheele ontwikkeling van het bedrijf een gunstigen invloed kunnen hebben, we derom afhankelijk worden van de willekeur van eenige vergunninghouders; 3. In het algemeen behoort aan solide en gevaarlooze bedrijven meerdere bestaansze kerheid te worden gegeven. Met name de bepaling dat een overdracht van een ver gunning alleen mogelijk is bij het leven van den vorigen vergunninghouder, behoort te worden geschrapt. In verband met de onoverkomelijke be zwaren, aan dit wetsontwerp verbonden en uit sociaal-hygiënisch oogpunt, wenden de genoemde corporaties zich tot de Tweede Kamer met het dringend verzoek haar sanctie aan dit ontwerp niet te willen ver- leenen. De Nederlandsche Vereeniging voor Inter nationaal Recht houdt een vergadering op Zaterdag 20 dezer in het gebouw van den Hoogen Raad der Nederlanden te Den Haag, ter bespreking van de voornaamste onder werpen, die op het congres der International Law Association te San Sebastian begin Sep tember zullen worden behandeld. De commissie door den minister van Justitie geïnstalleerd. De minister van Justitie, mr. Donner, heeft in het gebouw van het departement van Financiën de Commissie tot herziening van het fiscaal strafrecht, strafprocesrecht geïnstalleerd. Aan zijn instalatierede is het volgende 'ontleend: De zoo noodige aanpassing van het fis caal strafrecht aan de beginselen van het wetboek van strafrecht is op de lange baan geschoven en het is thans uwe commissie, welke die aanpassing zal hebben voor te bereiden. De grieven tegen het fiscale strafrecht zijn vele en veelsoortige. Zou men zooveel in één grief willen condenseeren, dan zou Thans is verschenen de memorie van Ant woord op het voorloopig verslag betreffende het initiatievoorstel ^an den heer Van den Heuvel c.s. tot het verleenen van tijdelijken steun aan de beetwortelsuiker-industrie hier te lande, waaraan het volgende is ontleend: De voorstellers kunnen niet toegeven, dat hun voorstel onvoldoende zou zijn toegelicht. Naar hun oordeel bestaat er een nood toestand, omdat de landbouwers voor den tegenwoordigen suikerprijs geen beetwortelen meer kunnen verbouwen en zij ook de bieten niet kunnen missen in de vruchtwisseling, terwijl er ook geen andere loonende produc ten onmiddellijk de plaats der bieten kunnen innemen. De coöperatieve beetwortelfabriek is voorts te beschouwen als een verlengstuk van de boerderij, behoort als het ware tot den in ventaris en is daarom geheel met het land bouwbedrijf samengegroeid. Dit stelt den landbouwers voor de keus om óf beetworte len te telen voor een te lagen prijs, welke haar kosten niet goed kan maken, óf hun fabrieken niet te laten werken. Van de aanbieding der Centrale Suiker- Maatschappij, waarop in het Voorloopig Ver slag de aandacht wordt gevestigd, kan slechts door ee» deel van de landbouwers gebruik worden gemaakt. Dat het aantal hectaren met suikerbieten beteeld, in Nederland sterk is toegenomen, geldt zeker niet voor de laatste jaren. Dat de teelt tot dusver niet sterker is in gekrompen, zegt voor de uitkomsten niet bijster veel. Want het spreekt wel vanzelf, dat men tracht de capaciteit der fabrieken ten volle te benutten, omdat kleine campagnes bij vrijwel gelijkblijvende onkosten uitermate schadelijk zijn. De oorzaak der bestaande moeilijkheden ligt in een te lagen suikerprijs. Betreffende de bijstorting op de aandeelen van coöperatieve fabrieken voor het geval deze in déconfiture zouden geraken, hebben de leden, die in het Voorloopig Verslag hier over zich uitlieten, toch een al te eenvoudige voorstelling. Bij een coöperatieve fabriek is dit de liqui datie van een stuk van 't landbouwersbedrijf en treft bovendien gansche streken, land bouwer aan landbouwer. Het is een vergissing, wanneer sommige leden de mogelijkheid om een beteren bieten- prijs in uitzicht te stellen, schrijven op reke ning van een beter beheer bij deze fabrieken. Aannemelijker is de veronderstelling, dat zij tot deze politiek in staat gesteld worden door den zeer belangrijken steun, welken de Cen trale Suikermaatschappij in het buitenland ontvangt voor haar bedrijf. Met stelligheid moet de bewering worden tegengesproken alsof de coöperatieve fabrie ken onvoldoende zouden hebben afgeschre ven. De voorstellers beamen de opmerking van verscheidene leden, dat de voorgestelde pre mie het verschil tusschen suiker-productie en consumptie niet opheft. Dat echter die pre mie ten gevolge zou kunnen hebben, dat de teelt van suikerbieten wordt uitgebreid, is niet zeer aannemelijk. Daarvoor toch is de voorgestelde premie in verband met den heer- sqhenden suikerprijs veel te gering. Dat steunverleening tot consequenties zou leiden, ook op het gebied van de handels politiek, die niet te aanvaarden zijn, kan moeilijk worden toegegeven, te meer, waar deze consequenties niet nader zijn aan gegeven. Na de interpellatie scheen het een oogen blik, dat de suikermarkt zich ten gunste van de industrie zou wijzigen. Toen echter in het begin van dit jaar de toestand voortdurend ongunstiger werd, meenden de voorstellers met hun voorstel te moeten komen. Wanneer men ih aanmerking neemt, dat ten gevolge van den strengen winter de voorjaarswerk zaamheden buitengewoon laat zijn, kan niet worden ingezien, dat het voorstel niet nog tijdig voor de campagne van dit jaar afge handeld zou kunnen worden. Gedurende welken tijd steun naar het oor deel van de voorstellers verleend zal moeten worden, is moeilijk van te voren te zeggen. Wat de kosten betreft, die voor den Staat eventueel uit 't voorstel kunnen voortvloeien, moge worden medegedeeld, dat een normale suikerproductie in ons land 275.000 ton be draagt. Mocht het voorstel derhalve volledig effect sorteeren en de teelt zich op het be staande peil handhaven wat niet waar schijnlijk is dan zou daarmede dus een i bedrag van rond 4 millioen zijn gemoeid, in- j dien althans de maximale premie van 1.50, verleend moet worden. dat zijn die van noodelooze gestrengheid. Nu is noodelooze gestrengheid ongetwij feld verkeerd. Anderzijds echter dient men zich er rekenschap van te geven, dat de belangen, tot welker bescherming het fis caal strafrecht strekt, behooren tot de le vensbelangen van den Staat, die niet kan blijven functionnceren, wanneer hem het verschuldigde wordt onthouden. En men moet in dit verband ook denken aan de rechtmatige belangen der eerlijke belasting betalers, die onevenredig zwaar worden be last, wanneer anderen in den een of ande ren vorm fraudeeren. In een fiscaal stelsel, dat, gelijk het onze. in zoo hooge mate be rust op eigen aangifte, kan, gelük de prak tijk leert, gestrengheid niet worden ont beerd. Een der moeilijkheden, voor weikef uw Commissie bij de uitvoering van haar op dracht zal komen te staan, zal ongetwijfeld zijn deze: aan beide groepen van belangen, welke hier tegenover elkaar staan, gelijke lijk recht te doen wedervaren, dus eener zijds aan de hooge belangen, welke het fis cale strafrecht beoogt te beschermen, en anderzijds aan de belangen der belasting schuldigen, die juist onevenredig zwaar mo gen worden belast of getroffen, zelfs inge val van vermoedelijke of vaststaande over treding. Het zal uw taak zijn te trachten hier tusschen „te fiscaal" en het „te wei nig fiscaal" den juisten middenweg te vin den. Tot de taak van uw commissie behoort mede het aangeven van de noodige wijzi gingen in het fiscaal strafprocesrecht. Het besluit, waarbij uw Commissie is in gesteld, laat u ten aanzien van uw werk plan een groote mate van vrijheid. Mocht gij, naar gelang uw arbeid vordert, telkens partieele regelingen aan de Ministers van Financiën en van Justitie ter overweging willen aanbieden, het staat u vrij. Mocht daarentegen de band tusschen de onder scheidene onderwerpen van fiscaal straf recht zóó nauw blijken, dat gij een alge meen herzieningsvoorstel prefereert, zoo is dit evenzeer toegelaten. Dit staat dus ge heel aan uw eigen inzicht en beleid. In het vertrouwen dan, dat het u moge gelukken dien arbeid tot een goed einde te brengen, verklaar ik deze commissie ge ïnstalleerd en geef ik hare leiding over in de handen van uwen voorzitter. De voorzitter dezer commissie, mr. N. C. M. A. v. d. Dries, raadsheer in den Hoo gen Raad der Nederlanden, beantwoordde ten slotte 's ministers rede. Op de desbetreffende vragen van den heer Kersten heeft de Minister van Arbeid, Han del en Nijverheid het volgende geantwoord: Het aantal porties entstof welke in de tweede helft van 1927 en in de tweede helft van 1928 is afgeleverd, is bekend uit de op gaven, welke sedert het begin van 1928 maandelijks in de Nederlandsche Staatscou rant verschijnen. Daaruit blijkt, dat in de tweede helft van 1927 werden afgeleverd 97.120 parties entstof en in de tweede helft van 1928 53 263 porties. Aan een opgave, hoeveel inentingen in de laatste jaren zijn verricht, wordt reeds ge durende eenigen tijd gearbeid. Het resultaat van ditonderzoek zal worden bekendge maakt in de eerstvolgende „Verslagen en Mededeelingen betreffende de volksgezond heid." Het Apolegetisch tijdschrift „Het Schild" van deze maand bevat de volgende waar schuwing: Van verschillende zijden wordt ons ge vraagd onze lezers eens te waarschuwen tegen het „fascistisch" weekblad „De Be zem", dat overal sterk gepropageerd wordt, ook onder Katholieken. Ofschoon de inhoud van dit blaadje weinig waarde heeft, achten wij toch de gevraagde waarschuwing, juist om de sterke propaganda, niet overbodig, niet zoozeer om de verdediging van het fas cisme dat in dit blad een zeer slechten verdediger heeft maar meer om den verkeerden geest, die uit de artikelen spreekt. Dit blad voert door het belachelijk maken van verschillende overheidsmaat regelen een sterke actie tegen het gezag en is daardoor meer bolsjewistisch, dan fas cistisch; in elk geval kweekt dergelijke lec tuur een geest van ontevredenheid en revo lutie, en ondermijnt aldus de maatschappe lijk orde. In den laatsten tijd is in dit blad zelfs uitgesproken anti-katholiek. In het nummer van 8 Februari jl. staat zulk een lasterlijk artikel over twee eminente kerk vorsten, n.l. Kardinaal Rampolla en Kardi naal Gasparri, dat daarmee dit weekblad zijn eigen vonnis heeft geveld. De schrijver is blijkbaar een afvallige, die zich vooral ten doel schijnt gesteld te hebben, om de aanhangers van de veroordeelde „Action Fran?aise in hun verzet tegen den Paus te stijven. Waar zulke lastertaal in dit week blad word opgenomen, staat er voor den Katholiek maar een weg open: onmiddellijk het abonnement op dit blad opzeggen of, als het ongevraagd wordt toegezonden, deponeeren in de kachel. zwaren vervat zullen worden in een adres aan de Tweede Kamer, waarvan het con cept hi de e.k. Raadsvergadering zal wor den behandeld- Vragen van het Kamerlid Staalman. Het Tweede Kamerlid de heer Staalman heeft den min. van Waterstaat de volgende vragen gesteld: Kan de minister opgeven het bedrag der onkosten van onderhoud, bezoldiging van ambtenaren en beambten, etc., benut voor de waterwegverbinding van Amsterdam met den Rijn, alsmede hoeveel noodig zal zijn voor het in stand houden en de bediening van de thans voor dit doel bestaande wa terwegen, bruggen en sluizen, indien de nieuw-geprojecteerde waterwegverbindtag AmsterdamRijn zal komen te functionnee- ren? Te Hengelo heeft een vergadering plaats gehad van de Twentsche sigarenwinkeliers, betreffende de ingediende wetsontwerpen op de winkel- en Zondagssluiting. Aangenomen werd de volgende motie: De vergadering enz. gehoord de bespreking inzake de ingedien de wetsontwerpen op de winkel- en Zondag sluiting; spreekt als haar meening uit, dat in elk geval deze wetsvoorschriften geen bevoor rechting mogen bevatten van eene categorie handeldrijvenden boven de andere en dat dus de billijkheid en de rechtvaardigheid eisehen, dat de verkoop van tabaksfabrika ten absoluut verboden wordt aan café- en hotelhouders, exploitanten van automaten, van theaters, van lunchrooms en dergelijke inrichtingen, gedurende den tijd dat de si garenwinkeliers hun magazijnen moeten ge sloten houden voor het publiek, volgens de voorschriften van wetten of verordeningen, en verzoeken den Minister van Arbeid, enz., bij eventueele uitvoering van de wet, het voorschrift te behouden, zooals door den Minister in zijn ontwerp is neergelegd; protesteert verder tegen het congresbe- sluit van den Kon. Ned. Middenstandsbond van September 1928, waarvan de strekking is, dat café's en dergelijke inrichtingen, wel na sluitingstijd der sigarenmagazijnen, ta baksfabrikaten zouden mogen verkoopen; besluit deze motie tér kennis te brengen van den minister van Arbeid, enz. en aan de leden van de Staten-Generaal en gaat over tot de orde van den dag. De gemeenteraad van Amsterdam zal Woeisdag 10 April a.s. behandelen de voor dracht van B. en W. om een adrés te zen den aan de Tweede Kamer, inzake het wetsontwerp tot herziening van de finan cieele verhouding tusschen Rijk en gemeente Een onderhoud met wethouder ron Freytag Drabbe. Hl dit verband heeft persbureau Vaz Dias een onderhoud met den heer von Frey tag Drabbe, wethouder van Financiën der gemeente Amsterdam gehad over het wets ontwerp tot herziening van de financieele verhouding tusschen het Rijk en de Ge meente, waaromtrent hij reeds kort na de indiening zijn voorloopigen indruk had mee gedeeld. Na herinnerd te hebben aan het groot aantal wijzigingen, welke thans in het wets ontwerp zijn aangebracht en waardoor <je financieele gevolgen voor Amsterdam wor den beïnvloed, liet de wethouder aan de hand van het verslag der Commissie van Voorbereiding uitkomen welke resultaten het wetsontwerp, zooals het thans luidt, voor Amsterdam zal hebben. De wethouder ver klaarde nog op een desbetreffende vraag, dat het zijne vaste overtuiging is, dat met dit wetsonwerp wordt beoogd een aanslag te doen op de autonomie der gemeenten. In geen geval kan het Gemeentebestuur van Amsterdam zich zonder meer daarbij neer leggen, aldus de heer van Freytag Drabbe, die speciaal op de principieele beteekenis van dit deel van het wetsontwerp wilde wijzen. Het ligt in de bedoeling, dat al deze be- Voor de Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap, zal de heer M. W. L- van Alphen, kapitein bij den Generalen Staf, leeraar aan de Hoogere Krijgsschool, op Vrijdag 12 April, des avonds te 8 uur in het lokaal der Vrijmetselaarsloge, Fluweelen Burgwal 22, te 's-Gravenhage, een voor- dracht houden over: „De encadreering van het Nederlandsche leger in de rangen be neden den rang van officier". In deze voordracht zal kapitein Van Alphen de volgende stellingen ontwikkelen: L Door de reorganisatie van 1922, is het Nederlandsche leger een militieleger gewor den. Dit stelsel van legervorming stelt meer dan eenig ander stelsel de hoogste eisehen aan de dienstplichtige kaders. Onze dienstplichtwet houdt hiermede niet vol- doende rekening. 2. De tegenwoordige sterkte van het be- I roeps kader, is niet voor vermindering vat baar. I 3. De wijze, waarop de bestemming van dienstplichtigen voor de onderofficiers- opleiding geregel^ is, geeft in het algemeen waarborgen, dat de meest geschikten wor den opgeleid. 4. De huidige stelsels van kadervorming voor de dienstplichtigen leiden tot een on voldoend geëncadreerd leger. 5. Een aanvaardbare encadreering in de rangen beneden die van officier, is alleen te verkrijgen door verlenging van den eer sten oefeningstijd en uitbreiding van het aantal en den duur der herhalingsoefenin gen voor het dienstplichtig kader. Geduren de dezen verlengden eersten oefeningstijd, welke wordt doorgebracht in kaderscholen, moet dat kader, onder leiding en toezicht van het beroepskader, deelnemen aan de africhting van één lichtingsploeg. 6. Het vooroefenings-üistltuut werkt verlammend op een oordeelkundige kader vorming van de dienstplichtigen. Alleen reeds uit dit oogpunt is opheffing van dit instituut gewenscht. 7. Opleiding van dienstplichtige sergean ten tot een hoogeren rang, is wenschelijk. Deze voortgezette opleiding moet op vrijwil lige aanmelding gebaseerd zijn. Een woord van Mgr. P. Hopmans Z. D. H. Mgr. P. Hopmans, Bisschop van Breda, schrijft in de instructie voor de Congregatio Pastorum, het voglende: „Ons is bekend geworden, dat ook in ons Eisdom, talrijke katholieke luisteraars aan gesloten zijn bij den liberalen omroep A. V. R. O. en diens orgaan geregeld lezen. Veel zou ten goede gekeerd kunnen wor den als onze geestelijken, wier invloed nog zoo machtig is, ijverig zouden willen mede werken om den K. R. O. meer bekend en meer bemind te maken. Dringend verzoeken wij daarom onzen priesters, bij huisbezoek de radiobezitters te wijzen op het radiogevaar en hen aan te sporen lid te worden van den K. R. O. en ook den Katholieken Radiogids te lezen. Tevens zullen zij er op werken, dat zij vaarwel zeggen aan den liberalen omroep en diens gids uit hun huis verbannen. Zeer aan te raden is, dat in plaatsen van beteekenis een comité van actie voor den K. R. O. wordt gevormd. Ook de werklieden, voor wie week abonnementen op den Radiogids beschik baar zijn, zullen in de propaganda worden betrokken."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5