Feuilleton tweede blad Lenteweelde en Lentebelofte De sprekende film ALS HET HART ROEPT.... NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT DINSDAG 14 MEI 1929 BLADZIJDE 1 iiliilli YMCbtliN DE BETUWE IN BLOEI bezoek aan de dorpen in de Betuwsclie stedekes samenkomen en tijdelijk hier een levendigheid brengen, zooals we slechts bij hooge uitzondering daar ken nen. Wij waren er getuige van, hoe het Betuwsche lentefestijn ook dit voorjaar weer een groote schare vreemdelingen trok. Naast het visueel aantrekkelijke van deze bekoorlijke lenteweelde, zit er ook een practische kant aan dit wonder mooie gebeuren. Rijke bloei kan een rijken oogst op leveren. De „bongerds" vormen meteen den rijkdom en het welvaren der Betuw- naren. Zoo houdt deze weelde ook een belofte in. Een belofte, die in den komen den zomer in vervulling zal gaan, als de „pluk" een bedrijvigheid brengt, die de vreemdelingen minder aantrekkelijk vinden, maar voor de streekbewoners van groot belang is. De eenvoudige bevolking van dit land is zeer toegankelijk. In hun typisch dia lect, met een saamgeknepen mondstand, deren trokken in optocht rond, zongen liederen en droegen bloeiende takken. De appelboomen waren licht-roze ge tint. Nog een enkele zonnige dag, dan staan ook deze in vollen bloei. Op de terugreis suisden auto's ons voorbij, behangen met guirlandes van crocussen, half verlept reeds. Bossen hyacinten sierden de raampjes. Er waren ook Duitsche wagens onder. Het snel verkeer maakt zelfs eendaagsche bui- tenlandsche uitstapjes mogelijk! Wij trokken van het noorden naar het Zuiden. Van Kennemerland naar de Betujve. Vele anderen maakten zich in omgekeerde richting op naar de bollen streek. Zóó is deze jachtende tijd. Op één dag trekken wij het halve land door, komen onze oosterburen hier een kijkje nemen en verhalen 's avonds in hun „kneipe" achter een pot bier nog van wat ze ge zien hebben in Holland. DE B. Pereboomen in rijken bloei Een schilderachtig hoekje in een Betuwsch dorp de grillige Aprilmaand, die groei en bloei vertraagde, na den histo risch strengen winter toch al sterk ver traagd, bracht Mei de blijde verandering. Wat met zooveel spanning verbeid, ^aet zooveel ongeduld werd verwacht, is ln enkele dagen gekomen. Een Zacht- Warihe Z011 en Zoele winden zetten het tarttï in een overwegenden toon van Sroen. Licht-teer groen van ontluikend Sebladerte aan. boom en heester. Met een tluweelig-groen werden de weiden over wogen. Het winterkoren begon plots te wassen en schoot ongemerkt een hand- kngte boven den grond. Met het groen kwamen de bloemen, cle vroegelingen, die ondanks koude en Ve£en, zij 't langzaam, voortwerken, om bij de eerste mooie dagen blad en bloem bijna gelijktijdig in volle ontwikkeling toon te spreiden. De dotters met de §lanzend-gele bloemen staan koket °hder den uitloopenden els. De veldkers bloeit in overvloed. Tusschen het teere, sterk geurende jonge blad van den berk Wiegen de bloeiende, stuivende katjes. Zóó kenden we het landschap uit °nze omgeving. Niet te vergeten het karakteristieke schoon, dat onze bollen- Velden te zien geven, waarvan duizenden en öuizenden komen genieten. °ok naar andere streken van ons Vaderland is de trek in het vroege voor jaar. Als in de Betuwe de vruchtboomen in bloei staan.... Als de kerse- en pereboomen hun bïeede, wit-bloeiende kruinen heffen in c'e blijde voorjaarszon.... Als de dorpen prijken in luister van bloei. Als de „bongerds" om de boerenhoe- Veh in bruidstooi staan en varkens, kip- Pen en kalveren in het malsche gras °nder de boomen een paradijsachtige klucht lijken Als langs de bochtige dorpswegen Plotseling onverwachte aspecten opdoe ken een schilderachtig arbeiders huisje in een wondere pracht gezet door rijkbloeiende pereboomen Dan Dan komen van alle richtingen, uit bet Geldersche, uit Brabant en' Utrecht eh verder nog, de vreemdelingen. Dan ziet men langs de smalle, grijze landwegen, met lange wolken van stof uchter zich, de auto's, die met storend Serucht dit stil-pralende schoon voorbij- Shorren. Dan fietst de jonge liefde-door het land, jongens en meisjes, overmoedig kampend met den tegenwind, de rijwie len'getooid met bloeiende takken. Dan zijn de dorpen vervuld van kijk - gragen, die door hun luidruchtigheid de landelijke sfeer op ongewenschte wijze verstoren. Dan zitten de oudjes, rustig genietend vóór hun keurig verzorgde huisjes, on der de boomen, die zij al een menschen- leeftijd lang hebben zien bloeien. Dan staan de kinderen langs de wegen en bieden den vreemdeling bloeiende takken aan. Dan wordt deze gansche streek in luister van jonge lenteweelde gezet, waarvan de kuische toover zelfs den minst ontvankelijke niet ongevoelig moet laten. „De Betuwe in bloei!" werkt als een tooverspreuk op de toeristen, die na een vertellen de mannen in het bonte boeze roen, dat op Zondag de strijkplooien nog niet verloren heeft, zoo gaarne van hun bongerds en den stand van den bloei, die een overvloedigen oogst zal brengen, als de nachtvorst hun geen parten speelt. Eén enkele nachtvorst kan zoo veel bederven, kan onberekenbare schade veroorzaken. Zij kijken niet naar het weerglas. Van jongsaf hebben zij het buitenleven geleefd en volgen in deze tijden van dag tot dag nauwkeurig uit welken hoek de wind waait, of hij „krimpt" of „ruimt", weten uit ervaring, óf en wanneer veranderingen te wachten zijn en baseeren hun voorspellingen op wat van grootvader en vader tot hen gekomen is. Hun leven is zoo nauw ver vlochten met de natuur, dat zij zich zelden vergissen bij het voorspellen van wat de komende dagen zullen brengen. De bloei is zoo kort; een paar gun stige dagen slechts, tot de vrucht is ge zet, zijn voldoende. De verwachtingen zijn optimistisch. De wind zit in den goeden hoek. Er be staat gegronde hoop, dat de bloei een onverstoord verloop zal hebben. In den vroegen namiddag zijn we huiswaarts gekeerd. In den zonnigen I voorjaarsdag wandelden de dorpsken ners of koesterden zich vóór hunne 'woningen in de weldadige warmte. Kin- Rijkbloeiende pereboom, dis een -mooieri oogst belooft In Engeland stelt men in alle kringen heel veel belang in de sprekende film: er is geen enkel onderwerp waarover in Engeland thans meer gesproken wordt. Velen staan zeer twijfelachtig tegenover dit .nieuwe pro duct der filmkunst doch dat is een verschijn sel dat overal valt waar te nemen. Deze menschen meenen dat de sprekende film slechts een zeer kort succesvol bestaan zal hebben. Maar de publieke opinie is de sprekende film over het algemeen zeer welwillend ge zind en men redeneert zoo: op gebied van gewone films heeft Amerika reeds lang En- H| mmm De bloeiende „boJigerd" Landelijke idylle. De herder trekt met zijn kudde naar builen, waar de bermen nw overvloedig voedsel bieden geland heelemaal overvleugeld. Hoe dat komt? Tijdens den oorlog heeft Amerika op dit gebied 'n reuzen voorsprong gekregen die niet meer in te halen is. Om met Amerika te concurreeren is thans een onbegonnen werk, tenzij op gebied van de sprekende film. Want, op dit punt staan de kansen voor Engeland en Amerika gelijk. Er is nog geen sprake van dat Amerika hier reeds eenige|i voorsprong zou hebben behaald. Ter wijl de gewone Amerikaansche film overal terrein verovert bestaan deze vooruitzichten niet voor de sprekende film. Want een spre kende film kan alleen vertoond worden, in die landen, waar men dezelfde taal ver staat, waarin de film is opgenomen; in dit geval dus alleen in de Engelsch sprekende landen. Men kan hier natuurlijk tegen inbrengen, dat deze moeilijkheden betreffende de taal voor Engeland evengoed bestaan als voor Amerika. Maar hiervoor hebben de Engel- schen een nieuw argument gereed, dat on. tegenzeggelijk den doorslag geeft. Zij bewe ren, dat in Engeland het Engelsch veel zui verder gesproken wordt dan in Amerika en daarom moeten de Engelsche zakenlui deze kans niet laten voorbijgaan. Hier mag geen tijd verloren worden, hier moet gehandeld worden. Men is zich in Engeland zeer goed bewust, dat de film een geweldige politieke en psy chologische bcteekenis heeft. Als zij de mentaliteit van een der primi tieve volken moeten beïnvloeden en vormen dan heeft de film daarbij een voorname taak te vervullen die men niet moet onderschat ten. Hierbij heeft men vooral op het oog de Engelsche koloniën en de streken waarover Engeland het protectoraat uitoefenir alsmede op die landen, die de Volkenbond onder En gelsche bewindvoering gesteld heeft. Zoo zal de sprekende film een machtig wapen vormen in den impérialistischen po- litieken strijd van Groot-Brittannië. Men zal in Engeland scherpe maatregelen nemen om de sprekende films rrrt Amerika te weren: deze maatregelen staan practisch gelijk met een invoerverbod. De openbare 1 meening is werkelijk met angst vervuld voor de concurrentie van Amerika. Herhaaldelijk wordt er in de dagbladen en tijdschriften de aandacht op gevestigd, dat het Engelsch dat in Amerika gesproken wordt een derde rangs.taaltje is en dat het een hemelsbreed verschil toont met het Engelsch dat aan deze zijde van„het groote vischwater" ge sproken wordt. ^°nian, vrij naar het Engelsch bewerkt door J. P. SCHEEPENS >1 witte muren hingen afgewerkte der r ^Bewerkte schilderijen, met en zon- therJ v schetsen en aquarellen in bonte soon Ungen en van meest uiteenloopende kep en kIeur. Over antieke stoelen en ban- op.dWaren kleurige kleedjes geworpen, en botte kacllel' luidden in de kamer stonden te] J*-en Pannen- °p den schoorsteenman- beker ktcn °ud Chineesche vazen, tinnen Aern S en kannen, tusschen busten van me'®lllsche veldheeren en geleerden, de dg ten behangen met de hoofddeksels van Wai. aanwezigen, die al even vreemdsoortig Beving. als de eigenaars, en de geheele om- of,twee hunner gingen naar de laat- strnkt°^e gekleed, met hooggeboorde jassen, hotiri rnet elastiek onder schoenen vastge- Van e,n broeken, en dit schoeisel ook weer 2e d laatste mode, lang en zeer puntig. fijn °cgen dassen, los en breed, over de re8eniWit:te hemden, in alle kleuren van den of 6p °S- Bijna elk hunner rookte een pijp krjn n si§aar, want de tabak, in de betere Vei'oo f van die dagen nog geweerd, was tet-u,, 00fd aan de kunstenaars en de let- On igen' de leuning van een hoogen stoel ge - zeten, speelde een jonge man op de guitaar en zong er bij, klaarblijkelijk voor z'n eigen pleizier, want geen der anderen luisterde er naar of lette ook'maar op hem. Te midden van de herrie zat er een voor een ezel, schil derend alsof zijn leven er van afhing, en geheel doof als 't ware voor het kabaal dat er rond hem heen werd gemaakt. Maar toen Joan en haar tante binnen kwamen werd het opeens kalmer, en uit de groep heeren kwam er een, een jonge man nog, na Joan even te hebben aangestaard, op haar af. Elkington legde een hand op zijn schouder en wendde zich tot juffrouw Eversley. „Mag ik u voorstellen de „Verloren Zoon" van de ateliers," sprak hij vrooiijk, „d'e man die deze schetsen heeft gemaakt" en hij wees op enkele teekeningen op den muur. „Hij is eigenlijk geboortig uit Devonshire, maar hij is al zoo lang van huis, dat hij zijn eigen geboortestad al niet meer kent, en is geloof, zelfs zijn eigen naam vergeten is. Ik zal hem daarom maar aan u voorstellen als „De Verloren Zoon", juffrouw Eversley." „Ik hoop, mejuffrouw," sprak de artist, en hij boog vol gratie, „dat u dezen naam goedkeurt?" „Zeker doe ik dat," lachte zij, een blik werpend op zijn lossen haardos en zijn bui tenissige Meeding. „Jawel, maar u oordeelt slechts naar het uiterlijk!" mengde zich een andere jonge schilder in 't gesprek. „Vraag hem' maar eens, of hij u eenige verzen op wil zeggen, juffrouw Eversley." „Vooruit, „Verloren Zoon", wees niet zoo flauw. Maar ik weet niet of de dames er prijs op zullen stellen, je relaas te vernemen van je avonturen in „Houd je mond, Thompson!" riep d'e ander snel, die reeds met Joan in gesprek was. „Ga heen, ik ben met Miss Eversley bezig." „Is het onbeleefd,'" zoo wendde hij zich tot tot tante Joan, „indien ik nu reeds vragen durf, of ik uw nicht mag schilderen of althans een schets van haar maken: ze is juist het type, dat ik gaarne zou willen maken!" „Ze heeft het zoo druk," kwam het aar zelende antwoord. „Dat weet ik. maar het zal niet zooveel tijd vragen," sprak de kunstenaar „en me juffrouw Joan denkt wel dat zij er tijd voor vinden kan." „O, heeft u er haar al over gesproken?" riep tante Joan uit, met een snellen blitt naar haar nicht. „Wat is het tantelief?" vroeg Joan, die den blik opving. Ik hoor. dat ge meent wel tijd te zullen kunnen vinden om te poseeren voor uw portret?" „O!" riep Joan verbaasd, „meent hij dat werkelijk? Ik dacht, dat het maar scherts was!" Een luid gelach steeg op bij het openhar tige antwoord, van Joan en het meisje trok zich weer vlug in een hoekje terug. Maar het duurde niet lang', of de Verlo ren Zoon zocht het meisje, dat hem door haar frissche schoonheid op het eerste ge zicht had bekoord, weer op. Zich naast haar neerzettend, met al het gemak en de ru^t van den man die zijn we reld kent, vroeg hij haar naar haar indruk van de groote wereldstad. En het duurde niet lang, of Joan onderhield zich met hem op onbevangen toon, totdat opeens een hoogroode blos haar naar de wangen steeg en zij merkte op: „Neen, maarik doe niets als praten, en mijn meening moet u al wel heel onbe langrijk voorkomen, u. die Londen en het leven in de groote stad zoo goed kent. Maar u Is ook veel op het platteland ge weest. nietwaar? U heeft een aantal schet sen gemaakt van Devonshire. Ik meen er enkele van te herkennen, ten minste, de plaatsen welke u tot onderwerp heeft ge kozen. Wilt u mij zeggen, waar het precies is? Dat zou ik graag weten. Maar mis schien ook vergis ik mij?" De „Verloren Zoon" antwoordde niet onmiddellijk. De vraag scheen niet moeilijk te beantwoorden, doch eer onwelkom te zijn. „O, dat is wel mogelijk," sprak hij...Er zijn zooveel landschappen, welke op elkan der gelijken, en een artiest heeft altijd neiging om ze door z'n eigen oogen te be zien en u weet, wij artisten zien alles altijd mooier en anders dan gewone men schen. Ik heb in Devonshire gewerkt zoo wel als in de rest van Engeland. Ik denk wel dat u ze niet kent." Meer dan uit zijn woorden, begreep Joan, scherpzinnig opmerkster als zij was, uit de manier waarop hij zich van het antwoord afmaakte, dat de schilder de een of an dere reden moest hebben .waarom hij die schetsen had gemaakt. Daarom wendde zij het gesprek op eenige schilderijen aan den wand. Hij was nu bereidwillig genoeg, en hij leidde haar de groote kamer rond, haar wij zend op de verdiensten en de fouten van de schetsen, en haar een inzicht bijbren gend in de werkelijke beteekenis en den aard van de kunst. Gedurende de rest van den avond, on danks het feit, dat mejuffrouw - Eversley tegenwoordig was, slaagde de Verloren Zoon er in, Joan bijna uitsluitend voor zich in beslag te menen, en bewees hij haar zoovee: opvallende attenties, dat meer dan één op merking van het luchthartige gezelschap hem naar het hoofd werd geslingerd. Hij zag er eenlgszins ouder uit d'an hij werkelijk was, deze „Byron" of „Verloren Zoon", zooals de anderen hem noemden. Bij een oppervlakkige beschouwing leek zijn ge laat open en kinderlijk onbevangen: maai bij een nauwkeuriger studie kon men op zijn gezicht de sporen lezen van een ver kwistend zwerversleven en in de oogen een eenigszins weifelenden blik, die zwakheid verried en misschien nog erger dan dat. In de ateliers kende men weinig van zijn zwerversbestaan, want hij kwam en ging zeer ongeregeld, als een rollenden steen in zijn werk, dat bleek uit deze Devonshire- schetsen voor de zooveelste maal schuil de werkelijk een groot talent, maar hij werkte te ongestadig en niet met de kracht cn de inspanning van een echt kunstenaar. Alles ging hem te gemakkeijk, te vlot, ai'. Onder zijn collega's was bij de gevierde man om zijn geestigheid en zijn vrolijk heid, maar noch onder de mannelijke, noch onder de vrouwelijke studenten zou er ie mand toe gekomen zijn, om hem „vriend" te noemen, in den goeden, edelen zin van dit woord. Maar voor Joan was hij, de kunstenaar, even goed een openbaring, ais de stad Lon den geweest was. Schuw cn zich bewust van haar tekortkomingen als zij was in te genstelling met meisjesstudenten d'ie in de stad waren geboren, was zij tot heden af-1 keerig geweest van op den voorgrond ge-! plaatst te worden; maar nu koos de meest gevierde man uit een groep kunstenaars haar uit en schonk haar alleen zijn aan dacht, overwon hij haar schuwheid door een eerbied', weke iets streelends had voor haar, en bracht haar tot een half zichzelf vel geten cm alleen aan zijn tegenwoordigheid te denken, op een wijze, welke een meer ondervindelijke vrouw onmiddellijk als wel zeer gevaarlijk zou hebben herkend, al was het dan 111 zeker opzicht vleiend. Joan kon natuurlijk niet vermoeden dat de phrasen welke hij gebruikte, al meer door hem gebruikt waren, evenmin dat, wanneer lijj met haar sprak over onderwer pen, welke hij vermoedde dat haar belang Inboezemden, hij in haar oogen de uitwer king van zijn woorden gadesloeg, even als hij dat vroeger reeds bij anderen had gedaan. Want deze methode van een oner varen meisje een rijpe vrouw te maken, was geen nieuwtje voor hem. Met liet gevoel van een kunstenaar werkte hij op haar gedachten en gevoe lens; hij sprak van zijn voorliefde voor De von, er. van zijn geluk, iemand te heb ben gevonden, die zijn liefde deelde voor het land met c.'e rotsige kust en de schaduw rijke inhammen, en op allerlei wijze tracht te hij hagj- te overtuigen, dat hij in haar gevonden had een verwante ziel, iemand, met wie hij hechte vriendschap wenschte te sluiten; en van wie hij de echte vrouwe lijke sympathie verwachtte en vroeg in zijn eenzaam kunstenaarsleven. Het was voor hem een oude geschiedenis, maar vder Joan was ze gevaarlijk nieuw, want ze was nog niet in staat op te mer ken, hoe 's rnans persoonlijke aantrekkelijk heid haar parten speelde, evenmin als zij den oorsprong en de beteekenis begreep van al cïïe fijne groefjes en lijntjes om zijn oogen, of het licht beven van zijn handen nu en dan opmerkte. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5