HET BEROEP VAN HET H. HART VAN
JEZUS OP DE KATHOLIEKE ACTIE
WAARIN DE
k,
ELCK WAT WILS
TWEEDE BLAD
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
ZATERDAG 22 JUNI 1929
BLADZIJDE 1
De hooioogst
De slachtfondsen-kwestie
Dajaks in een vliegtuig
Schema voor
wisselstroomvoeding
Trekjes No. 607
LANDBOUW EN VI5SCHERIJ
UIT ONZE OOST
a
Ê_Jhr
"'iw «ii
II.
Als een vrucht van de ware vereering van
het H. Hart zoo zegt Kardinaal Bertram
in zfln aangehaald prachtwerk noem ik in
de eerste plaats de opgewekte deelneming
aan het katholieke geloofsleven, het genoe
gen van katholiek te zijn.
Wie wel eens katholieken heeft leeren ken
nen, aan wie men kon zien, dat het katho
liek doopbewijs voor hen een drukkende
last was, weet, dat zulke katholieken ons
medelijden verdienen.
Hoe geheel anders spreekt tot ons een blij
geloof. Daar waait als 't ware een lentewind.
In een warmvoelende katholieke omgeving
heerscht een opgewekt genoegen in het ge
bed, pleizier in den godsdienst, vrome
kerkzang der parochianen, daar heerscht eëh
opgewekte deelneming aan de godsdienst
oefeningen, daar luistert men 's avonds naar
het aangenaam geluid van den Rozenkrans
in de woningen; stille groeten ontvangt het
kruis langen den weg, in veld en bosch, ver
trouwelijkheid met den Priester straalt er
uit de oogen der kinderen.
Dit alles zijn de teere bloesems van een
echt geloofsleven. Daar bloeien de katholieke
jeugdorganisaties en Maria-Congregaties.
Met de engelen van vroomheid trekken de
engelen des vredes mede de huizen binnen.
Dat echter gunnen de vijanden ons niet,
zij willen de blijdschap van het katholiek
zijn grondig in ons vernielen. Vandaar die
voortdurende aanvallen op het geloof; van
daar die bespottende behandeling der
trouwe katholieken, alsof zij eene klasse van
achterlijke menschen vormden; nooit laat
men ons met zijn kwaadaardige hatelijkheden
met rust. Het geloof moet ons lijken een
drukkende last te zijn, welke wij ten slotte
toch eens moeten afwerpen, om rust te
vinden. Werkelijk? Om rust te vinden? Neen.
Ue ware vrede des harten komt niet van re
sissende slang, die reeds in het Paradijs lokte
om het geloof weg te werpen. „Ons hart is
onrustig, tot het rust in God." Het geluk des
harten schenkt alleen Hij, wiens uitnoodiging
luidt: „Neem Mijn juk op u en leer van mij.
Zoo zult gij rust vinden voor uwe ziel."
(Matth. 11,29).
Zoo spreekt onze Heer. Een bron van
vrede en van hartelijke blijdschap moet dus
het katholiek geloof voor ons allen worden.
Daartoe zal de ware Katholieke Actie ons
innerlijk leven krachtig behulpzaam zijn.
„Vrede en blijdschap m den H. Geest!" Zoo
karakteriseert de Apostel „het Rijk Gods".
(Rom. 14, 17). Zoo klonk het reeds tot de
herders in de velden: „Ik verkondig u een
groote blijdschap". (Luc. 2, 10). Zoo jubelden
de Wijzen uit het Ooster. de ster tegemoet,
welke hen naar Bethlehem leidde. Zoo schit
terde het oog van den grijzen Simeon toen
hij het Licht der Wereld op zijne handen
droeg. Zoo hingen de duizenden in de
woestijn aan Jezus' lippen en werden zij niet
moe naar de blijde boodschap te luisteren.
Dat is de juiste geest van den waren ge
loofszin. Dat is de macht van het geloof over
het hart.
Waar komt die macht vandaan? Enkel uit
het Hart van God. Al degenen, die zoo ge
lukkig in het geloof werden als Maria van
Bethanië aan Jezus' voeten, als Johannes
aan Jezus' borst, zij allen voelden den adem
van Jezus' Hart. Het geloof was voor hen
veel meer dan alleen een zaak van het ver
stand. De God, die ons menschen zulk een
rijk innerlijk leven heeft gegeven, wil zeer
zekerdat dit gansche innerlijke leven door
drongen zij van de verhevenheid, de diepte
en de kracht, welke uit de prediking der
waarheid door Jezus' Hart vloeide.
„Dat is de overwinning, welke de wereld
overwint, ons geloof!" (1 Joh. 5 4).
Is deze macht van het geloof uit den
christen van onzen tijd verdwenen? Zijn er
alleen nog angstig vreezende en half twij
felende zielen?
Als dit zoo was, dan zou de Heer tot hen
zeggen, wat Hij tot den vreesachtigen en
twijfelenden Thomas zeide: „Leg uwe hand
in Mijne zijde'.' Aan Jezus' Hart moet de
hand den slag van het ware geloofsleven
voelen. Een nooit in gebreke blijvende bron
van geioofsblijheid is het doordringen in het
zieleleven van onzen Verlosser. Christenen,
die het zieleleven van Jezus altijd beter
leeren kennen door het lezen van de evan
geliën en de brieven van Paulus, christenen,
die door regelmatig biechten hun eigen
innerlijk leven al zijn uitingen trachten te
veranderen naar het beeld van Jezus, chris
tenen, die voor het tabernakel alles en nog
wat overwegen onder leiding der zoete in
spraken van den Goddelijken Meester, we
ten, wat de ware vereering van het Hart
van Jezus uitwerkt. Gelijk de rank sap en
kracht van den wijnstok ontvangt, zoo ont
vangt ons geloofsleven van het zieleleven
van Jezus. Zulk een geloof omvat ons ka
rakter. Zulk een karakter wordt, gelijk de
Meester het uitdrukt, in onze borst een bron
waaruit water ontspringt ten eeuwigen
leven. (Joh. 4, 14).
Hierdoor heb ik reeds aangeduid, waarom
wij ons juist van de vereering van het Hart
van Jezus zooveel geioofsblijheid voorstellen.
Omdat de stralen, die van het Hart van Je
zus uitgaan, ons alle geloofswaarheden la
ten zien in den glans der liefde Gods. Waar
deze liefde binnendringt, daar dringt de
blijheid binnen.
Ons zieleleven is nu eenmaal zoo aange
legd, dat waarheden, die met een glans van
ware liefde omgeven zijn, veel beter bij ons
ingang vinden dan de droge leer van het
verstand. Het Hart van Jezus echter is het
geheel van die liefde, welke ons ook dan met
vergeten kan, wanneer een moeder haar
kind vergeten zou.
Deze liefde Gods verklaart elke geloofsleer.
Het geloof zegt: „God heeft ons gescha
pen". Het Hart van Jezus voegt er bij: „Dat
is het werk Zijner liefde."
Het geloof leert: „God heeft ons op Sinai
met de strengheid Zijner oneindige heilig
heid de geboden gegeven." Het Hart van
Jezus zegt daarbij: „Dat zijn de wegen der
liefde, waarlangs Hij u tot tijdelijk en
eeuwig geluk wil brengen."
Het geloof zegt: „God dreigt den zon
daar met eeuwige straf." Ook daarvan zegt
het Hart van Jezus: „In deze waarschuwing
openbaart zich de liefde; zij zoekt de wan
kelmoedigen van den afgrond terug te hou
den." Het geloof toont, hoe alle zware be
proevingen en alle lijden beschikkingen van
God zijn. Dat klinkt hard. Maar luisteren wij
naar de leer van Jezus' Hart, welke zegt:
„Lijden is het vuur der zuivering, het is de
weg naar de eeuwige kroon, welke de liefde
ons bereid heeft." Uit liefde heeft God ons
het leergezag der Kerk gegeven, opdat wij
steeds zeker zouden zijn van den juisten
weg. Uit liefde heeft Christus aan het Kruis
ons een geneesmiddel geschonken voor elke
wonde. Uit liefde roept Hij de zwakken om
dikwijls de Sacramenten te ontvangen.
Zoo vallen de stralen der liefde uit het
Hart van Jezus op alle waarheden van ons
geloof. Zelfs de ernstigste waarheden wor
den voor ons begrijpelijk en geliefd in den
glans van deze stralen. Vrede en verlossen
de duidelijkheid komen er in onze gedach
ten-wereld, wanneer de liefde van den On
eindige de moeilijkste raadsels des levens op
lost.
Daarom vloeit de echte blijdschap uit het
Katholiek-zijn. Deze blijdschap komt van
het Hart des Verlossers in onze harten, in
onze gezinnen.
Waar deze geioofsblijheid woont, daar
heerscht ook oprechte deelneming aan het
geheele kerkelijke leven. Een genoegen in
alle feesten en alle tijden van het kerkelijk
jaar. De geest van de Katholieke Actie moet
DE TENTOONSTELLING VOOR ARME EN BEHOEFTIGE KERKEN Deze wordt
morgen In gebouw „St, Bavo" te Haarlem geopend. Fraaie paramenten rallen er te
bewonderen, waarvan de foto slechts een klein deel laat zien
de diepe impulsie van het kerkelijk jaar
weer levend laten worden in ons geestes
leven.
Wat heeft toch juist deze belangstelling
voor het kerkelijk jaar een hemelschen glans
over de kleinste huizen, zelfs over de arm
ste gezinnen geworpen! Moet dat nu voor
altijd voorbij en verloren zijn? Neen, er be
staat een middel om deze vreugdebron van
den kerkelijken geest opnieuw stroomend te
maken en dat middel is de goed begrepen
vereering van het H. Hart. Waarom nu
juist deze vereenri;? Omdat de koelheid
van harte verdwijnt, waar de warmte van
het Goddelijk Hart het gezinsleven door
trekt.
Is het niet de koelheid ten aanzien van het
geloof van zoovele katholieken, welke het
kerkelijk leven niet tot wasdom wil laten
komen? Stil en geheimzinnig gaan de hoo-
ge feesten en de heilige tijden van het ker
kelijk jaar, jaar na jaar door ons leven.
Veel hebben zii ons te zeggen! Hoeveel ver
heffende opwekkingen geven zij, hoeveel
stralen laten zij schijnen vol hoogere vreug
de op de eentonige moeilijkheden en zorgen
van eiken dag! Maar voor millioenen zijn
deze kerkelijke gedenkdagen als een gesloten
boek. Wie zal het begrip daarvoor openen?
De adem der liefde, welke opstijgt uit het
Hart van Jezus!
Dat vcelen wij met Kerstmis. Wat maakt
dien heiligen nacht zoo aantrekkelijk en ver
blijdend? Niet een boom met lichtjes en niet
de kinderlijke melodieën of de geschenken,
maar het Hart van het Goddelijk Kind in
de kribbe, dat zoo duidelijk spreekt van
de oneindige liefde van den Verlosser. De
straal van het Hart van Jezus breekt door
het duister van den winternacht.
Wat maakt den vastentijd tot een ware
bron van genaden voor ons, zondaren?
Alleen het hart van den Goeden Herder, die
de verdwaalde schaapjes in den vastentijd
vol ontferming opzoekt.
Goeden Vrijdag met al het ontzagwek
kende van den Hof van Olijven en den dood
strijd van den Gekruisigde. Wat maakt dien
droevigsten aller dagen voor ons zoo buiten
gewoon dierbaar? Het beeld van het Hart
van Jezus tegen den muur, dat zoo aangrij
pend tot ieder van ons spreekt: „Uit liefde
tot U, voor Uwe redding is dit hart bij den
dood gebroken."
Wat doet ons met Paschen blij het
Allelujah aanheffen? Jezus' Hart. Want een
oneindig geluk vervulde het doorboorde hart
op het oogenblik Zijner Opstanding en
stroomt uit dit Hart in onze Harten. Daarom
is het een blij Allelujah, dat tot het
Pinksterfeest klinkt, wanneer de vereeniging
van onze harten met Jezus' Hart de hoog
ste kracht en innigheid verkrijgt. Door het
geheim van den Pinksterdag komt toch
dezelfde H. Qeest, die in het Hart van
den Verlosser woont, ook in onze borst.
De hooioogst is dit jaar én door den
strengen winter ên door het minder gun
stige vorjaar vrij laat, terwijl de opbrengst
over het algemeen niet meevalt.
Toch hebben wij, bij het bezoeken van
verschillende proefvelden o.a. in het Koegras
en den Schermer hooilanden aangetroffen, die
in uitstekende conditie verkeerden en waar
van de oogst boven het gemiddelde zal
komen.
Maar dat is niet overal het geval.
Behalve door weersomstandigheden is dit
ook veroorzaakt door het feit, dat vele vee
houders noodgedwongen hun vee voor korter
of langer tijd in het hooiland hebben ge-
jaar door gebrek aan hooi en gras.
Hier en daar heeft zich een en ander wel
gedeeltelijk hersteld, doch niet in die mate,
dat zonder meer een flinke tweede snede of
een groote hoeveelheid etgroen mag worden
verwacht.
Teneinde dezen ongunstigen toestand te
vebeteren, is 't zeer gewenscht, een overbe
mesting te geven van Chilisalpeter, b.v. 100 a
200 K.G. per H.A., zooals wij reeds bij en
kelen hebben zien toepassen.
Komt na deze overbemesting eenige re
gen, dan kan men verzekerd zijn, dat het
gras spoedig in ruime mate opschiet.
Wij willen hieraan nog iets toevoegen, dat
ons ook dezen zomer ter oore kwam, n.l. d'it,
dat het vee met meer graagte at van een
goed bemest stuk land dan van een perceel,
dat zonder mest was gebleven.
Dit kan ons niet verwonderen, omdat in
den regel goed bemest land smakelijker en
malscher gras oplevert.
Doch niet alleen is de bedoelde overbemes
ting nuttig en noodig voor hooiland na
het hooien, doch ook voor verschillende
bouwlanden, beteeld met vroege aardappe
len, die gevolgd worden door een nateelt als
voederbieten, suikerbieten, gele, witte en
roode kool en vooral blemkool.
Dat deze bemesting van groot belang ls,
wordt ook ingezien door die lichamen, welke
proefvelden laten aanleggen.
In den regel wordt om dezen tijd door die
lichamen een extra-heveelheid Chilisalpeter
verstrekt, welke moet dienen om verze
kerd te zijn, dat de navrucht niet zal lij
den door een tekort aan stikstofvoedsel.
De hoeveelheid behoeft niet groot te zijn,
vooral dan niet, als reeds in het voorjaar stik
stof is gegeven, wat meestal het geval is.
Men kan dus volstaan met 200 a 300
K.G. per HA.
BIJ HOOFDPIJN, duizeligheid, suizen in 't
oor, gestoorden slaap, slechte gehumeurdheid,
prikkelbare stemming, neme men dadelijk het
van ouds beproefd gebleken „Franz-Josef"-
bitterwater te baat. In rapporten van eerste
geneesheeren in inrichtingen voor maag- en
darmkwalen wordt nadrukkelijk gezegd, dat
het „FRANZ-JOSEF"-water een bepaald
voortreffelijk werkend natuurlijk afvoermid-
del is.
Teelt men als navrucht slaboonen. dan
kan de overbemesting achterwege blijven,
omdat dit gewas, evenals alle andere vlin
derbloemigen stikstofvoedsel verkrijgen door
middel van de bekende wortelknolletjes, welke
met behulp van bepaalde bacteriën de
luchtstikstof tot voedsel aanwenden.
Ook groenten, als andijvie, sla, prei, na-
jaars-spinazie, postelein zijn dankbaar voor
een betrekkelijk kleine gift Chilisalpeter.
Zij, die tomaten telen in kassen, die niet al
te rijkelijk met stikstof zijn bemest, doen
verstandig door een kleine hoeveelheid
Chili toe te voegen, maar hebben daarbij
op te passen (dit geldt ook voor andere ge
wassen) dat de meststof niet in aanraking
komt met de bladeren, vooral niet als deze
vochtig zijn, tengevolge waarvan de bladeren
kunnen „verbranden". Bij een dergelijke
toepassing zou het middel erger zijn dan de
kwaal.
Eenige voorzichtigheid zij dus aanbe
volen, ook voor te veld staande gewassen.
Strooit men uit bij een flinke regenbui, da:-,
zal in den regel de meststof spoedig van de
bladeren afspoelen en bestaat geen ge
vaar voor eventueele schade.
De partijen, betrokken bij de slachtfond-
senkwestie, hebben een voorloopige bespre
king gehad over de uitvoering der juridische
arbitrage. Voor den Bond van .Boerenfond-
sen waren aanwezig de heeren Bakker,
Lakeman, Timmerman en Veldhuis; voor de
grossiers- en slagersorgan'saties de heeren
Van der Veer en Swaan.
Overeengekomen is, dat beide partijen een
acte van compromis zullen opstellen, waarin
een omschrijving van het geschil en van den
procedure-vorm zal worden gegeven, terwijl
tevens een autoriteit zal worden voorgesteld
die de drie commissie-leden zal hebben aan
te wijzen. Ten slotte zal de verdeeling der
arbitrage-kosten worden aangegeven. Bin
nenkort zullen partijen nogmaals bijeenko
men, om de beide acten te vergelijken en over
eventueele meeningsverschillen alsdan tot
overeenstemming te komen.
Hoogst voldaan, overigens weten zij
niets meer
De vorige maand hebben de Dajakkers
van de inlandsche Nijverheidstentoonstel
ling te Weltevreden een vliegtochtje ge
maakt.
Voordat zij naar Java kwamen, hadden
zij reeds aan mevrouw Krol, echtgenooote
Van ir. Krol, gevraagd, of het niet moge
lijk was, dat zij ook eens in een kapal ter-
bang-vliegschip zouden vliegen.
Het was hun toen beloofd, dus moest het
gebeuren. Iets beloven en niet doen bestaat
by de Dajakkers niet.
De vrouwen durfden niet, zoodat de man
nen hun heldenmoed zouden toonen.
Op het vliegveld stelden zij tientallen
vragen „of ze toch maar vooral niet vlak bij
dien motor behoefden te zitten en of die
vleugels nu van ijzer waren."
Geslagen, stom van verbazing
Eindelijk waren ze binnen en moesten
tot hun groote verbazing in de stoelen gaan
zitten.
En daar zaten ze, stijf overeind, de leu
ningen krampachtig vastgeklemd en strak
vopr zich uitstarend.
Zelfs toen het toestel al in de lucht was,
durfden zij hun oogen niet naar buiten
te richten, totdat hun gewezen werd naar
buiten te zien.
Geslagen, stom, met de monden open,
zaten die woudkinderen daar. Wat ging er
in hun brein om bij deze tooverij. Tot he
den weet nog niemand het, want de emotie
is zoo groot geweest, dat zij er niet over kun
nen spreken.
Op alle vragen antwoorden zij maar: ik
weet het niet meer. Wel had er een iets
draaierigs in zijn maag gevoeld en had het
in hun ooren gesuisd, maar verder tidah taoe
ik weet het niet.
Toch toonden zij zich hoogst voldaan over
het feit alleen, dat zij gevlogen hadden,
vertelt' het „Bat. Nbld.", en dat zij in hun
dorp zouden kunnen vertellen, dat zij in zoo'n
kapal terbang hadden gezeten.
Het zal ongeveer anderhalf jaar geleden
zijn, dat wij met begrijpelijke belangstelling
het eerste toestel, alleen gevoed door het wis
selstroomnet, aanhoorden. Het was voor Ne
derland vrijwel de primeur en en reeds toen
beseften wij, dat het dien kant uitgaan moest.
Sedert dien nebben zich vele bezwaren
voorgedaan, die slechts gedeeltelijk onder
vangen werden nog steeds adviseeren wij
gelijkstroomtoestellen in de nabijheid van
trambanen maar het is ontegenzeglijk
dien kant uitgegaan, zwakkere Radiolampen
ten spijt.
Was het anderhalf jaar geleden een hooge
uitzondering, thans is het meer en meer
regel, de ontvangst op wisselstroom. Het aan
tal schema's hiervoor is dan ook vrij uitge
breid. Daar het reeds lang in onze bedoeling
lag een eenvoudig 3-lamps „wisselstroom-
schema" op deze plaats te geven, moeten
wij uit eenige bestaande schema's een keuze
doen en onze keus is gevallen op het „Erres"
schema.
Hiermede willen wij natuurlijk niet zeggen,
dat dit bepaald het beste is, hiermede wil
len wij alleen zeggen, dat dit goed is, aan
het doel beantwoordt. Het is gemakkelijk voor
een leek te bouwen en het is niet duur. Hier
onder volgt dan een toelichting op het Erres-
Junior Wisselstroom-schema, verduidelijkt
met een bovenaanzicht op de frontplaat (fig.
1) en een schema (fig. 2).
In de betreffende bouwbeschrijving van dit
Het voeding-gedeelte (wisselstroomgedeelte)
is in bijgaand schema niet afgeschermd, de
constructeurs achten dit niet noodig. Wij voor
ons zouden dit beter vinden, temeer daar de
kosten betrekkelijk gering zullen zijn.
Men kan alleen de gelijkrichter-Iamp No.
373 afschermen door middel van een metalen
bus. dien men om deze lamp kan plaatsen, of
door een omhulsel van bladtin (theelood of
zilverpapier). Bus of omhulsel dient men dan
te verbinden met de plaatpen van deze lamp.
Hiermede schakelt men bij voorbaat nadeeli-
gen invloed van-de gelijkrichter-lamp op de
rest van het toestel uit. Beter is het echter,
het geheele voeding-gedeelte door een lang
werpige bus af te schermen. Zorgmen boven
dien nog. dat het verwijderen van deze bus
alleen kan plaats hebben, nadat het toestel
spanningvrij is geworden, dan voorkomt men
bij voorbaat de onaangename kennismaking
met de volle netspanning. Een heel eenvoudi
ge manier om dit te bereiken is de toepas
sing van een snoed met steker en contra-ste
ker voor aansluiting van het toestel op het
stadsnet. Dan vervalt dus het snoer met ste
ker, dat aan den voedingstransformator aan
gesloten is en waarvoor dan in de plaats twee
pennen komen, waarvan de montage voor een
handig knutselaar geen bgzwaar zal zijn. In
de afschermdoos moet men dan een opening
uitsparen ter doorlating van den contra-
steker. welke laatste een aflichten van de
doos, in ingeschakelden toestand van het toe
stel belet.
Ter completeering laten wij hieronder een
lijstje van de benoodigde onderdeelea vol
gen:
Fig. 1. Bovenaanzicht op de frontplaat
schema maken de ontwerpers er op attent,
dat verandering in de keuze en van de op
stelling der onderdeelen afbreuk doet aan de
werking van het toestel en zij adviseeren aan
schaffing van het Erres Jr. Wisselstroompak-
ket. Het ligt voor de hand, dat bij gebruik-
making van andere onderdeelen een wijziging
in de opstelling hiervan het gevolg kan zijn.
(door afwijkende afmetingen) en dat in dat
geval een grond- en frontplaat van andere
afmetingen noodzakelijk kan zijn. Voor hen,
die niet voor het eerst een toestel bouwen,
behoeft dit natuurlijk geen bezwaar te zijn,
temeer, als zij zich in staat voelen de oorzaak
minder goede resultaten te ontdekken. Maar
voor de minder geroutineerden is dit een ad
vies, waarvan de opvolging slechts voordee-
len kan brengen.
Het voeding-gedeelte Is aan de achterzijde
van het toestel gedacht, de transformator, de
gelijkrichterslamp, eenige weerstanden en
condensatoren. De gloeistroom-voedingsdra-
den moeten zooveel mogelijk verwijderd zijn
van de rest van het toestel, dus aan de ach
terzijde van het voedinggedeelte (achterzijde
toestel of door de grondplat heen aan de
onderzijde hiervan)2-adrige loodkabel,
waarvan de mantel geaard dient te worden,
verdient voof deze leidingen de voorkeur. Het
is vooral de aardverbinding. waaraan bij deze
schema's alls aandacht besteed moet worden.
De aardverbinding gaat bijvoorbeeld ook
door de metalen kap van de smoorspoel E 50
(voedinggedeelte) en hierbij moet men daar,
waar de verbindingsdraden contact met dit
omhulsel maken, ter plaatse de laklaag ver.
wijderen.
Wij zouden het een eisch des tijd willen
noemen, dat de mogelijkheid bestaat tot aan
sluiting van een gramofoon-pick-up. Het
schema laat zien, dat ook hierop gerekend is.
1 Wearifce tuner W. G. 2.
1 „Burton" Straight line condensator 500
c.M. met knop.
1 Erres Junior transformator.
1 Weerstandskoppeling Philip».
1 Potentiometer Electrad, Model E..
4 Lampvoeten.
2 hoeksteunen, 14 c. M.
2 hoeksteunen voor aansluitstrook.
2 „Lissen" blokcondensatoren 0.006 mfd.
2 „Lissen" blokcondensatoren 0.001 mfd.
2 „Lissen" blokcondensatoren 0.0002 mfd.
I „Lissen" weerstand 20.000 ohm.
1 „Lissen" weerstand 100.000 ohm.
1 Hart Hegemann jack 4 203.
5 telefoonbussen.
8 montageboutjes.
36 bevestigingsschroeven.
1 „Erres" plaat- en gloeistroomtransforma-
tor.
1 „Erres" Populair smoorspoel E 50.
2 Hydra buffercondensatoren 4 mfd.
1 Hydra buffetcondensator 3 mfd.
2 Hydra buffercondensatoren 1 mfd.
1 „Erres" weerstand 600 ohm.
1 „Erres" weerstand 200 ohm.
1 plaat.eboniet 200 x 450 x 6 mm.
1 plaat-eboniet 50 x 50 x 6 mm.
1 plaat-eboniet 65 x 50 x 6 mm.
1 grondplank 250 x 450 mm.
4 rolletjes, geïsoleerd montagedraad.
1 Philipslamp E 430.
1 Philipslamp E 415.
1 Philipslamp B 405, of 443.
1 Philipslamp 373.
Bij gebruik van een Philipslamp B 443 ver-
binde men de aansluitklem op de huls mc'
hoogspanning. 8
Hangt Uw Wintergarderobe uitgestoomd en
geëulaniseerd (motvrij) weg.
HOEING'S STOOMERIJ VERVERIJ
Ged. Oude Gracht 11 Schoterweg 54.
hoek Cronjéstraat. Telefoon 10873 10382
ERPES JUNIOR Sthtma voo- wlneUVDomwtdinq
Ntl qrqimofoonttonVlmt'Oq
V* -7K'
Fig. 2. Het principe-schema
Wat hy juist noodig had
Op 'n feestavond van 'n voetbalvereeni-
ging, waarvan ie trappend lid was, droeg ie
'oor 't eerst van z'n leven 'n nummertje
voor.
t Was 't „populaire moppie van 'n maand
of wat" zooals 'r al duizend geweest zijn
en nog duizend zullen komen en verdwijnen
getiteld: „Van Dam z'n vrouw is op den
loop".
Er heerschte 'n gezellige stemming, zooals
gewoonlijk op dat genre lollige-avondjes-met-
bal-na, en door de aanwezigen werden hoe
genaamd geen „artistieke" eischen gesteld
(óók als gewoonlijk).
De heele zaal brulde uit volle borst mee:
„Van Dam z'n vrouw is op de-Ioooop, tra la
la la la la la laHij weet niet, waar ze
henen slooooooop, tra la Ia la la la la."
Met dat door 't publiek gezongen refrein
had ie daverend succes en ze klapten net
?oo lang tot ie door een der rood-wit-ge-
kokarde feestcommissarissen op 't tooneeltje
V^erd teruggeduwd, om 't laatste coupletje
te herhalen.
Toen 't afgeloopen washati ie 't met
een te pakken.
Hevig te pakken.
Erger nog dan 'n verliefde „jonchelinck".
Z'n gelaat, nee z'n heele hoofd, hals in
cluis, was rood en z'n oogen schoten straal
tjest Succes had hem overdonderd......
met één geweldige zwaai was ie in de zeven
de hemel terecht gekomenen honderd
visioenen lachten en dartelden en lonkten
om en over en boven en naast hem.
„Wat 'n succes, hè?! Wat 'n succes, hè?!"
Dat was die avond z ij n stopwoordje, dat
iedereen te hooren kreeg, tot zelfs de kell-
ners, de pianist, de zaalchef, en de man, die
't scherm op en neer trok.
„Heeft u al méér voorgedragen?" vroeg
de laatste met 'n droog gezicht.
„Neemaar ik ga er vast mee door
't spijt me 'n tientje, dat ik maar één mop
pie heb geleerd voor deze avondmaar
je zal zienals 'r wéér 'n fuifje is, dan
neem ik de halve avond voor m'n rekening...
'k heb nou gemerkt, dat 'k talent heb
En ik ga an 'n tooneelclub óókU moet
maar es opletten, als 'k straks in de revue
meedoezal 'k ze es effe laten zien
Z'n laatste woorden werden doodgeslagen
door 'n loflied op een der steunpilaren, dat
van de zaal n' orkaan maakte.
Hij had 'n „rol" in 't eerste gedeelte der
voetbal-revue, die aanschouwelijk moest
weergeven hét wel en wee van de club vanaf
de oprichting. Dat eerste tafereel stelde voor
'n troep jongelui, die op 'n stuk bouwterrein
aan 't „sjotten" waren. Die Woensdag- en
Zaterdagmiddagsche sjotpartijtjes waren de
„grondslag" geweest van de vereeniging. Toen
't scherm opging, stonden ze met z'n twin
tigen de leeggeloopen bal op te blazen
'n voetbalpompje waren ze „toen" nog niet
tijk, dus moest 't mondeling geschieden
ieder op z'n beurt 'n stuk of wat „blazen"
aan 't tuitje tot de bal vol was. Nouen
van die twintig opblazers nee, zetter, geen
gijntjes. hoor! deed hij 't komiekste
dacht ie. Hij maakte z'n wangen tot 'n
luchtballonnetje en kronkelde daarbij als 'n
paling, die de eerste snee van 't moordende
mes voelt. En naturlijk werd 'r om hem 't
„ergst" gelachen.
Nou was 't zakie heelemaal voor mekaar...
met één slag was ie nou humorist en too-
neelspeler.
De dag na de feestavond stond ie al in
'n voordrachten-winkel en kocht voor "n gul
den of zes cabaretliedjes, declamaties en
„komische karakter-scènes".
En toen ie die declamaties las, voelde hij
opeens weei\ talent in 'm ontwaken voor 't
„dramatische genre".
En op 'n beter soort feestavond, waar ie
door vriendelijke bemiddeling gelegenheid
kreeg ,,'n nommertje ten beste te geven",
d'oeg ie voor „De zieke jongeling".
Hij werd uitgelachenwant 't was to
taal niksen midden in 't stukje werd
er zóó geweldig-demonstratief geapplaudis
seerd, dat ie niet verder kon gaan.
Woest was ieen hij klaagde z'n nood
aan 't bestuurslidDat bestuurslid moest
diplomatiek zijn en sprak: „U deedt 't wer
kelijk heel goedmaar op 'n avond als
deze voelt men niet veel voor 'n „dramati
sche schets".
Dat gaf 'm weer moed en 'n uurtje later
stond ie op 't tooneel als „Hannes zoekt
'n meissie". 't Succes wasnou, bevredi
gend.
De andere dag las ie in 't verslag van de
plaatselijke krant het volgende: „Het ge
dicht van „de zieke Jongeling" viel in
't water, wat ons niet verwonderde. Dezelfde
heer kwam later terug met 'n voordracht
van „Hannes zoekt 'n meissie". Toen zijn we
maar weggegaan, want dat hadden we toch
niet verdiend. De vereeniging T.O.D., aan
welker feestavonden wij zulke aangename
herinneringen hebben, moet in het vervolg
werkelijk beter toezien wat soort „medewer
kers" zij voor haar uitvoeringen verzoekt,
anders vreezen we voor een snel verloop van
het aantal donateurs."
Hij las het tweemaalviermaal... der
tien maalwerd witroodduize
ligen razend. Dat was 'n smerige streek
van die verslaggever! Daar zou ie es even
tjes
Maar midden-in z'n woede-bui bleef ie
stokkenstaarde op de krant, die op de
grond lagen mompelde: „Zou ik 't nou
heusch zóó beroerd gemaakt hebben?"
'n Flink poosje bleef ie zoo staanen
werd kalm.
Maar begreep toen nog niet, dat dit 'n
zelf-overwinning was, die hem uit de rij
der „hopeloozen" hield.
Hij ging de straat op en kwam 'n vriend
tegen, die óók de feestavond had bijgewoond.
„Wat kijk je sip!" begroette hem deze
met 'n vraagteeken-gezicht„Nog niet
uitgemaft?"
„Heb je de krant al gezien?" was de som
bere wedervraag.
„Nee, wat dan? Wor je afgekamd?"
„Afgekamd? Ik wor gevildgemangeld
gevierendeeldge
„Ach, kerel, trek je daar nou niks van
aan! Wie weet wat voor kwajongen van 'n
pers-muskiet dat verslag heeft gemaakt!
Nou ja, die dramatische schets viel een
beetje uit 't kader, maar dat lollige stuv
kie was verdraaid leuk hoor! Dat zeggen
ze allemaal!"
Die vriend loog tegen beter weten in
en schaarde zich dus bij het korps mooi
praters, dat de kanker-buil zou kunnen
heeten van 't dilettanten-leven.
Nog zie ik 'm staanop z'n derde avond
in z'n voordracht: „Hein, de infante
rist!"
Hij had m'n kop gek gezaniktals ik 't
vroeg zouden ze 't niet weigerenen
tenslotte had 'k er in toegestemd.
Z'n voordracht werd aangekondigd als ,,'n
extra nummer van een der aanwezigen".
't Was, op z'n Hollandsch gezegd: knud
de.
Er lachte af en toe iemand héél eventjes
en verderop gingen er nog 'n paar mee-
lachendeels uit beleefdheid, deels om
de stumperigheid.
Hij bleef stekenen maakte er 'n on
gelukkig slot aanmen klapte hard. om
die welkome oplossing.
Achter de coulissen werd ie bedankt door
de voorzitter, die, natuurlijk!, zei, dat 't
heel aardig was.
Hij glimlachte gevleid en ontdeed z'n ge
laat van de overdadige schmink-belegging,
die hem gelukkig onkenbaar had gemaakt.
In de pauze stond ie met me te praten
bij 't buffet. Er kwam 'n groepje leden op
ons af, waarvan er een metéén zei: „Zeg,
wife' was toch die knul van die soldaten-
voordracht? Hoe komme ze aan zoo'n suf
ferd?"
„Ja, dat was snert" zei 'n tweede.
„Kouwe-beene" grijnsde 'n derde „die
vent kan d'r niks van't was maar goed,
dat ie bleef steken, anders had ie de hee'
avond bedorven."
Ik haalde m'n schouders maar es op f
praatte d'r overheenen gaf hem zc
de gelegenheid ongemerkt weg te sluipen.
'n Minuut of vijf later zag ik "m terug
de vestibulehij keek me aan met "n zi
lig glimlachje.
Ik nam 'm apart en zei: „Kereld
is heel goed voor je geweestje hebt r
de zuivere, de onvervalschte waarheid g
hoordomdat ze niet wisten, dat je c
zelf bij stond. Schei er mee uit, of pak
anders aan
Hij stopte d'r meez'n voornaams'
verstandige daad.
En is „van onderen op" begonnen.
Iemand, die toch wel iets in 'm zag, hee'
hem fatsoenlijk praten geleerd en artic
leeren. Veel van z'n vrije uren besteedc
hij aan ernstige studie; hij ging dikwij"
naar de schouwburg als er 'n eerste kif
beroepstroep speeldeen daar boven, r
z'n zestig-cents-plaats, keek ie roerloos na'
't spel, de houdingen, de mimiek en all
wat ie noodig had.
Hij werd, pas na twee jaar, lid van
tameelcluben stelde zich drie, vi<
jaar lang tevreden met 't spelen van klei-
onbeteekenende rollet jesmaar deed er z
uiterste best op.
Nu woont ie in den Haag en is daar er
der eerste krachten van een der beste to
neelclubsen heeft al zes maal in we,
strijden 'n persoonlijke prijs behaald.
G. N