HET BEROEP VAN HET H. HART VAN JEZUS OP DE KATHOLIEKE ACTIE WAARIN DE k, ELCK WAT WILS TWEEDE BLAD NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ZATERDAG 22 JUNI 1929 BLADZIJDE 1 De hooioogst De slachtfondsen-kwestie Dajaks in een vliegtuig Schema voor wisselstroomvoeding Trekjes No. 607 LANDBOUW EN VI5SCHERIJ UIT ONZE OOST a Ê_Jhr "'iw «ii II. Als een vrucht van de ware vereering van het H. Hart zoo zegt Kardinaal Bertram in zfln aangehaald prachtwerk noem ik in de eerste plaats de opgewekte deelneming aan het katholieke geloofsleven, het genoe gen van katholiek te zijn. Wie wel eens katholieken heeft leeren ken nen, aan wie men kon zien, dat het katho liek doopbewijs voor hen een drukkende last was, weet, dat zulke katholieken ons medelijden verdienen. Hoe geheel anders spreekt tot ons een blij geloof. Daar waait als 't ware een lentewind. In een warmvoelende katholieke omgeving heerscht een opgewekt genoegen in het ge bed, pleizier in den godsdienst, vrome kerkzang der parochianen, daar heerscht eëh opgewekte deelneming aan de godsdienst oefeningen, daar luistert men 's avonds naar het aangenaam geluid van den Rozenkrans in de woningen; stille groeten ontvangt het kruis langen den weg, in veld en bosch, ver trouwelijkheid met den Priester straalt er uit de oogen der kinderen. Dit alles zijn de teere bloesems van een echt geloofsleven. Daar bloeien de katholieke jeugdorganisaties en Maria-Congregaties. Met de engelen van vroomheid trekken de engelen des vredes mede de huizen binnen. Dat echter gunnen de vijanden ons niet, zij willen de blijdschap van het katholiek zijn grondig in ons vernielen. Vandaar die voortdurende aanvallen op het geloof; van daar die bespottende behandeling der trouwe katholieken, alsof zij eene klasse van achterlijke menschen vormden; nooit laat men ons met zijn kwaadaardige hatelijkheden met rust. Het geloof moet ons lijken een drukkende last te zijn, welke wij ten slotte toch eens moeten afwerpen, om rust te vinden. Werkelijk? Om rust te vinden? Neen. Ue ware vrede des harten komt niet van re sissende slang, die reeds in het Paradijs lokte om het geloof weg te werpen. „Ons hart is onrustig, tot het rust in God." Het geluk des harten schenkt alleen Hij, wiens uitnoodiging luidt: „Neem Mijn juk op u en leer van mij. Zoo zult gij rust vinden voor uwe ziel." (Matth. 11,29). Zoo spreekt onze Heer. Een bron van vrede en van hartelijke blijdschap moet dus het katholiek geloof voor ons allen worden. Daartoe zal de ware Katholieke Actie ons innerlijk leven krachtig behulpzaam zijn. „Vrede en blijdschap m den H. Geest!" Zoo karakteriseert de Apostel „het Rijk Gods". (Rom. 14, 17). Zoo klonk het reeds tot de herders in de velden: „Ik verkondig u een groote blijdschap". (Luc. 2, 10). Zoo jubelden de Wijzen uit het Ooster. de ster tegemoet, welke hen naar Bethlehem leidde. Zoo schit terde het oog van den grijzen Simeon toen hij het Licht der Wereld op zijne handen droeg. Zoo hingen de duizenden in de woestijn aan Jezus' lippen en werden zij niet moe naar de blijde boodschap te luisteren. Dat is de juiste geest van den waren ge loofszin. Dat is de macht van het geloof over het hart. Waar komt die macht vandaan? Enkel uit het Hart van God. Al degenen, die zoo ge lukkig in het geloof werden als Maria van Bethanië aan Jezus' voeten, als Johannes aan Jezus' borst, zij allen voelden den adem van Jezus' Hart. Het geloof was voor hen veel meer dan alleen een zaak van het ver stand. De God, die ons menschen zulk een rijk innerlijk leven heeft gegeven, wil zeer zekerdat dit gansche innerlijke leven door drongen zij van de verhevenheid, de diepte en de kracht, welke uit de prediking der waarheid door Jezus' Hart vloeide. „Dat is de overwinning, welke de wereld overwint, ons geloof!" (1 Joh. 5 4). Is deze macht van het geloof uit den christen van onzen tijd verdwenen? Zijn er alleen nog angstig vreezende en half twij felende zielen? Als dit zoo was, dan zou de Heer tot hen zeggen, wat Hij tot den vreesachtigen en twijfelenden Thomas zeide: „Leg uwe hand in Mijne zijde'.' Aan Jezus' Hart moet de hand den slag van het ware geloofsleven voelen. Een nooit in gebreke blijvende bron van geioofsblijheid is het doordringen in het zieleleven van onzen Verlosser. Christenen, die het zieleleven van Jezus altijd beter leeren kennen door het lezen van de evan geliën en de brieven van Paulus, christenen, die door regelmatig biechten hun eigen innerlijk leven al zijn uitingen trachten te veranderen naar het beeld van Jezus, chris tenen, die voor het tabernakel alles en nog wat overwegen onder leiding der zoete in spraken van den Goddelijken Meester, we ten, wat de ware vereering van het Hart van Jezus uitwerkt. Gelijk de rank sap en kracht van den wijnstok ontvangt, zoo ont vangt ons geloofsleven van het zieleleven van Jezus. Zulk een geloof omvat ons ka rakter. Zulk een karakter wordt, gelijk de Meester het uitdrukt, in onze borst een bron waaruit water ontspringt ten eeuwigen leven. (Joh. 4, 14). Hierdoor heb ik reeds aangeduid, waarom wij ons juist van de vereering van het Hart van Jezus zooveel geioofsblijheid voorstellen. Omdat de stralen, die van het Hart van Je zus uitgaan, ons alle geloofswaarheden la ten zien in den glans der liefde Gods. Waar deze liefde binnendringt, daar dringt de blijheid binnen. Ons zieleleven is nu eenmaal zoo aange legd, dat waarheden, die met een glans van ware liefde omgeven zijn, veel beter bij ons ingang vinden dan de droge leer van het verstand. Het Hart van Jezus echter is het geheel van die liefde, welke ons ook dan met vergeten kan, wanneer een moeder haar kind vergeten zou. Deze liefde Gods verklaart elke geloofsleer. Het geloof zegt: „God heeft ons gescha pen". Het Hart van Jezus voegt er bij: „Dat is het werk Zijner liefde." Het geloof leert: „God heeft ons op Sinai met de strengheid Zijner oneindige heilig heid de geboden gegeven." Het Hart van Jezus zegt daarbij: „Dat zijn de wegen der liefde, waarlangs Hij u tot tijdelijk en eeuwig geluk wil brengen." Het geloof zegt: „God dreigt den zon daar met eeuwige straf." Ook daarvan zegt het Hart van Jezus: „In deze waarschuwing openbaart zich de liefde; zij zoekt de wan kelmoedigen van den afgrond terug te hou den." Het geloof toont, hoe alle zware be proevingen en alle lijden beschikkingen van God zijn. Dat klinkt hard. Maar luisteren wij naar de leer van Jezus' Hart, welke zegt: „Lijden is het vuur der zuivering, het is de weg naar de eeuwige kroon, welke de liefde ons bereid heeft." Uit liefde heeft God ons het leergezag der Kerk gegeven, opdat wij steeds zeker zouden zijn van den juisten weg. Uit liefde heeft Christus aan het Kruis ons een geneesmiddel geschonken voor elke wonde. Uit liefde roept Hij de zwakken om dikwijls de Sacramenten te ontvangen. Zoo vallen de stralen der liefde uit het Hart van Jezus op alle waarheden van ons geloof. Zelfs de ernstigste waarheden wor den voor ons begrijpelijk en geliefd in den glans van deze stralen. Vrede en verlossen de duidelijkheid komen er in onze gedach ten-wereld, wanneer de liefde van den On eindige de moeilijkste raadsels des levens op lost. Daarom vloeit de echte blijdschap uit het Katholiek-zijn. Deze blijdschap komt van het Hart des Verlossers in onze harten, in onze gezinnen. Waar deze geioofsblijheid woont, daar heerscht ook oprechte deelneming aan het geheele kerkelijke leven. Een genoegen in alle feesten en alle tijden van het kerkelijk jaar. De geest van de Katholieke Actie moet DE TENTOONSTELLING VOOR ARME EN BEHOEFTIGE KERKEN Deze wordt morgen In gebouw „St, Bavo" te Haarlem geopend. Fraaie paramenten rallen er te bewonderen, waarvan de foto slechts een klein deel laat zien de diepe impulsie van het kerkelijk jaar weer levend laten worden in ons geestes leven. Wat heeft toch juist deze belangstelling voor het kerkelijk jaar een hemelschen glans over de kleinste huizen, zelfs over de arm ste gezinnen geworpen! Moet dat nu voor altijd voorbij en verloren zijn? Neen, er be staat een middel om deze vreugdebron van den kerkelijken geest opnieuw stroomend te maken en dat middel is de goed begrepen vereering van het H. Hart. Waarom nu juist deze vereenri;? Omdat de koelheid van harte verdwijnt, waar de warmte van het Goddelijk Hart het gezinsleven door trekt. Is het niet de koelheid ten aanzien van het geloof van zoovele katholieken, welke het kerkelijk leven niet tot wasdom wil laten komen? Stil en geheimzinnig gaan de hoo- ge feesten en de heilige tijden van het ker kelijk jaar, jaar na jaar door ons leven. Veel hebben zii ons te zeggen! Hoeveel ver heffende opwekkingen geven zij, hoeveel stralen laten zij schijnen vol hoogere vreug de op de eentonige moeilijkheden en zorgen van eiken dag! Maar voor millioenen zijn deze kerkelijke gedenkdagen als een gesloten boek. Wie zal het begrip daarvoor openen? De adem der liefde, welke opstijgt uit het Hart van Jezus! Dat vcelen wij met Kerstmis. Wat maakt dien heiligen nacht zoo aantrekkelijk en ver blijdend? Niet een boom met lichtjes en niet de kinderlijke melodieën of de geschenken, maar het Hart van het Goddelijk Kind in de kribbe, dat zoo duidelijk spreekt van de oneindige liefde van den Verlosser. De straal van het Hart van Jezus breekt door het duister van den winternacht. Wat maakt den vastentijd tot een ware bron van genaden voor ons, zondaren? Alleen het hart van den Goeden Herder, die de verdwaalde schaapjes in den vastentijd vol ontferming opzoekt. Goeden Vrijdag met al het ontzagwek kende van den Hof van Olijven en den dood strijd van den Gekruisigde. Wat maakt dien droevigsten aller dagen voor ons zoo buiten gewoon dierbaar? Het beeld van het Hart van Jezus tegen den muur, dat zoo aangrij pend tot ieder van ons spreekt: „Uit liefde tot U, voor Uwe redding is dit hart bij den dood gebroken." Wat doet ons met Paschen blij het Allelujah aanheffen? Jezus' Hart. Want een oneindig geluk vervulde het doorboorde hart op het oogenblik Zijner Opstanding en stroomt uit dit Hart in onze Harten. Daarom is het een blij Allelujah, dat tot het Pinksterfeest klinkt, wanneer de vereeniging van onze harten met Jezus' Hart de hoog ste kracht en innigheid verkrijgt. Door het geheim van den Pinksterdag komt toch dezelfde H. Qeest, die in het Hart van den Verlosser woont, ook in onze borst. De hooioogst is dit jaar én door den strengen winter ên door het minder gun stige vorjaar vrij laat, terwijl de opbrengst over het algemeen niet meevalt. Toch hebben wij, bij het bezoeken van verschillende proefvelden o.a. in het Koegras en den Schermer hooilanden aangetroffen, die in uitstekende conditie verkeerden en waar van de oogst boven het gemiddelde zal komen. Maar dat is niet overal het geval. Behalve door weersomstandigheden is dit ook veroorzaakt door het feit, dat vele vee houders noodgedwongen hun vee voor korter of langer tijd in het hooiland hebben ge- jaar door gebrek aan hooi en gras. Hier en daar heeft zich een en ander wel gedeeltelijk hersteld, doch niet in die mate, dat zonder meer een flinke tweede snede of een groote hoeveelheid etgroen mag worden verwacht. Teneinde dezen ongunstigen toestand te vebeteren, is 't zeer gewenscht, een overbe mesting te geven van Chilisalpeter, b.v. 100 a 200 K.G. per H.A., zooals wij reeds bij en kelen hebben zien toepassen. Komt na deze overbemesting eenige re gen, dan kan men verzekerd zijn, dat het gras spoedig in ruime mate opschiet. Wij willen hieraan nog iets toevoegen, dat ons ook dezen zomer ter oore kwam, n.l. d'it, dat het vee met meer graagte at van een goed bemest stuk land dan van een perceel, dat zonder mest was gebleven. Dit kan ons niet verwonderen, omdat in den regel goed bemest land smakelijker en malscher gras oplevert. Doch niet alleen is de bedoelde overbemes ting nuttig en noodig voor hooiland na het hooien, doch ook voor verschillende bouwlanden, beteeld met vroege aardappe len, die gevolgd worden door een nateelt als voederbieten, suikerbieten, gele, witte en roode kool en vooral blemkool. Dat deze bemesting van groot belang ls, wordt ook ingezien door die lichamen, welke proefvelden laten aanleggen. In den regel wordt om dezen tijd door die lichamen een extra-heveelheid Chilisalpeter verstrekt, welke moet dienen om verze kerd te zijn, dat de navrucht niet zal lij den door een tekort aan stikstofvoedsel. De hoeveelheid behoeft niet groot te zijn, vooral dan niet, als reeds in het voorjaar stik stof is gegeven, wat meestal het geval is. Men kan dus volstaan met 200 a 300 K.G. per HA. BIJ HOOFDPIJN, duizeligheid, suizen in 't oor, gestoorden slaap, slechte gehumeurdheid, prikkelbare stemming, neme men dadelijk het van ouds beproefd gebleken „Franz-Josef"- bitterwater te baat. In rapporten van eerste geneesheeren in inrichtingen voor maag- en darmkwalen wordt nadrukkelijk gezegd, dat het „FRANZ-JOSEF"-water een bepaald voortreffelijk werkend natuurlijk afvoermid- del is. Teelt men als navrucht slaboonen. dan kan de overbemesting achterwege blijven, omdat dit gewas, evenals alle andere vlin derbloemigen stikstofvoedsel verkrijgen door middel van de bekende wortelknolletjes, welke met behulp van bepaalde bacteriën de luchtstikstof tot voedsel aanwenden. Ook groenten, als andijvie, sla, prei, na- jaars-spinazie, postelein zijn dankbaar voor een betrekkelijk kleine gift Chilisalpeter. Zij, die tomaten telen in kassen, die niet al te rijkelijk met stikstof zijn bemest, doen verstandig door een kleine hoeveelheid Chili toe te voegen, maar hebben daarbij op te passen (dit geldt ook voor andere ge wassen) dat de meststof niet in aanraking komt met de bladeren, vooral niet als deze vochtig zijn, tengevolge waarvan de bladeren kunnen „verbranden". Bij een dergelijke toepassing zou het middel erger zijn dan de kwaal. Eenige voorzichtigheid zij dus aanbe volen, ook voor te veld staande gewassen. Strooit men uit bij een flinke regenbui, da:-, zal in den regel de meststof spoedig van de bladeren afspoelen en bestaat geen ge vaar voor eventueele schade. De partijen, betrokken bij de slachtfond- senkwestie, hebben een voorloopige bespre king gehad over de uitvoering der juridische arbitrage. Voor den Bond van .Boerenfond- sen waren aanwezig de heeren Bakker, Lakeman, Timmerman en Veldhuis; voor de grossiers- en slagersorgan'saties de heeren Van der Veer en Swaan. Overeengekomen is, dat beide partijen een acte van compromis zullen opstellen, waarin een omschrijving van het geschil en van den procedure-vorm zal worden gegeven, terwijl tevens een autoriteit zal worden voorgesteld die de drie commissie-leden zal hebben aan te wijzen. Ten slotte zal de verdeeling der arbitrage-kosten worden aangegeven. Bin nenkort zullen partijen nogmaals bijeenko men, om de beide acten te vergelijken en over eventueele meeningsverschillen alsdan tot overeenstemming te komen. Hoogst voldaan, overigens weten zij niets meer De vorige maand hebben de Dajakkers van de inlandsche Nijverheidstentoonstel ling te Weltevreden een vliegtochtje ge maakt. Voordat zij naar Java kwamen, hadden zij reeds aan mevrouw Krol, echtgenooote Van ir. Krol, gevraagd, of het niet moge lijk was, dat zij ook eens in een kapal ter- bang-vliegschip zouden vliegen. Het was hun toen beloofd, dus moest het gebeuren. Iets beloven en niet doen bestaat by de Dajakkers niet. De vrouwen durfden niet, zoodat de man nen hun heldenmoed zouden toonen. Op het vliegveld stelden zij tientallen vragen „of ze toch maar vooral niet vlak bij dien motor behoefden te zitten en of die vleugels nu van ijzer waren." Geslagen, stom van verbazing Eindelijk waren ze binnen en moesten tot hun groote verbazing in de stoelen gaan zitten. En daar zaten ze, stijf overeind, de leu ningen krampachtig vastgeklemd en strak vopr zich uitstarend. Zelfs toen het toestel al in de lucht was, durfden zij hun oogen niet naar buiten te richten, totdat hun gewezen werd naar buiten te zien. Geslagen, stom, met de monden open, zaten die woudkinderen daar. Wat ging er in hun brein om bij deze tooverij. Tot he den weet nog niemand het, want de emotie is zoo groot geweest, dat zij er niet over kun nen spreken. Op alle vragen antwoorden zij maar: ik weet het niet meer. Wel had er een iets draaierigs in zijn maag gevoeld en had het in hun ooren gesuisd, maar verder tidah taoe ik weet het niet. Toch toonden zij zich hoogst voldaan over het feit alleen, dat zij gevlogen hadden, vertelt' het „Bat. Nbld.", en dat zij in hun dorp zouden kunnen vertellen, dat zij in zoo'n kapal terbang hadden gezeten. Het zal ongeveer anderhalf jaar geleden zijn, dat wij met begrijpelijke belangstelling het eerste toestel, alleen gevoed door het wis selstroomnet, aanhoorden. Het was voor Ne derland vrijwel de primeur en en reeds toen beseften wij, dat het dien kant uitgaan moest. Sedert dien nebben zich vele bezwaren voorgedaan, die slechts gedeeltelijk onder vangen werden nog steeds adviseeren wij gelijkstroomtoestellen in de nabijheid van trambanen maar het is ontegenzeglijk dien kant uitgegaan, zwakkere Radiolampen ten spijt. Was het anderhalf jaar geleden een hooge uitzondering, thans is het meer en meer regel, de ontvangst op wisselstroom. Het aan tal schema's hiervoor is dan ook vrij uitge breid. Daar het reeds lang in onze bedoeling lag een eenvoudig 3-lamps „wisselstroom- schema" op deze plaats te geven, moeten wij uit eenige bestaande schema's een keuze doen en onze keus is gevallen op het „Erres" schema. Hiermede willen wij natuurlijk niet zeggen, dat dit bepaald het beste is, hiermede wil len wij alleen zeggen, dat dit goed is, aan het doel beantwoordt. Het is gemakkelijk voor een leek te bouwen en het is niet duur. Hier onder volgt dan een toelichting op het Erres- Junior Wisselstroom-schema, verduidelijkt met een bovenaanzicht op de frontplaat (fig. 1) en een schema (fig. 2). In de betreffende bouwbeschrijving van dit Het voeding-gedeelte (wisselstroomgedeelte) is in bijgaand schema niet afgeschermd, de constructeurs achten dit niet noodig. Wij voor ons zouden dit beter vinden, temeer daar de kosten betrekkelijk gering zullen zijn. Men kan alleen de gelijkrichter-Iamp No. 373 afschermen door middel van een metalen bus. dien men om deze lamp kan plaatsen, of door een omhulsel van bladtin (theelood of zilverpapier). Bus of omhulsel dient men dan te verbinden met de plaatpen van deze lamp. Hiermede schakelt men bij voorbaat nadeeli- gen invloed van-de gelijkrichter-lamp op de rest van het toestel uit. Beter is het echter, het geheele voeding-gedeelte door een lang werpige bus af te schermen. Zorgmen boven dien nog. dat het verwijderen van deze bus alleen kan plaats hebben, nadat het toestel spanningvrij is geworden, dan voorkomt men bij voorbaat de onaangename kennismaking met de volle netspanning. Een heel eenvoudi ge manier om dit te bereiken is de toepas sing van een snoed met steker en contra-ste ker voor aansluiting van het toestel op het stadsnet. Dan vervalt dus het snoer met ste ker, dat aan den voedingstransformator aan gesloten is en waarvoor dan in de plaats twee pennen komen, waarvan de montage voor een handig knutselaar geen bgzwaar zal zijn. In de afschermdoos moet men dan een opening uitsparen ter doorlating van den contra- steker. welke laatste een aflichten van de doos, in ingeschakelden toestand van het toe stel belet. Ter completeering laten wij hieronder een lijstje van de benoodigde onderdeelea vol gen: Fig. 1. Bovenaanzicht op de frontplaat schema maken de ontwerpers er op attent, dat verandering in de keuze en van de op stelling der onderdeelen afbreuk doet aan de werking van het toestel en zij adviseeren aan schaffing van het Erres Jr. Wisselstroompak- ket. Het ligt voor de hand, dat bij gebruik- making van andere onderdeelen een wijziging in de opstelling hiervan het gevolg kan zijn. (door afwijkende afmetingen) en dat in dat geval een grond- en frontplaat van andere afmetingen noodzakelijk kan zijn. Voor hen, die niet voor het eerst een toestel bouwen, behoeft dit natuurlijk geen bezwaar te zijn, temeer, als zij zich in staat voelen de oorzaak minder goede resultaten te ontdekken. Maar voor de minder geroutineerden is dit een ad vies, waarvan de opvolging slechts voordee- len kan brengen. Het voeding-gedeelte Is aan de achterzijde van het toestel gedacht, de transformator, de gelijkrichterslamp, eenige weerstanden en condensatoren. De gloeistroom-voedingsdra- den moeten zooveel mogelijk verwijderd zijn van de rest van het toestel, dus aan de ach terzijde van het voedinggedeelte (achterzijde toestel of door de grondplat heen aan de onderzijde hiervan)2-adrige loodkabel, waarvan de mantel geaard dient te worden, verdient voof deze leidingen de voorkeur. Het is vooral de aardverbinding. waaraan bij deze schema's alls aandacht besteed moet worden. De aardverbinding gaat bijvoorbeeld ook door de metalen kap van de smoorspoel E 50 (voedinggedeelte) en hierbij moet men daar, waar de verbindingsdraden contact met dit omhulsel maken, ter plaatse de laklaag ver. wijderen. Wij zouden het een eisch des tijd willen noemen, dat de mogelijkheid bestaat tot aan sluiting van een gramofoon-pick-up. Het schema laat zien, dat ook hierop gerekend is. 1 Wearifce tuner W. G. 2. 1 „Burton" Straight line condensator 500 c.M. met knop. 1 Erres Junior transformator. 1 Weerstandskoppeling Philip». 1 Potentiometer Electrad, Model E.. 4 Lampvoeten. 2 hoeksteunen, 14 c. M. 2 hoeksteunen voor aansluitstrook. 2 „Lissen" blokcondensatoren 0.006 mfd. 2 „Lissen" blokcondensatoren 0.001 mfd. 2 „Lissen" blokcondensatoren 0.0002 mfd. I „Lissen" weerstand 20.000 ohm. 1 „Lissen" weerstand 100.000 ohm. 1 Hart Hegemann jack 4 203. 5 telefoonbussen. 8 montageboutjes. 36 bevestigingsschroeven. 1 „Erres" plaat- en gloeistroomtransforma- tor. 1 „Erres" Populair smoorspoel E 50. 2 Hydra buffercondensatoren 4 mfd. 1 Hydra buffetcondensator 3 mfd. 2 Hydra buffercondensatoren 1 mfd. 1 „Erres" weerstand 600 ohm. 1 „Erres" weerstand 200 ohm. 1 plaat.eboniet 200 x 450 x 6 mm. 1 plaat-eboniet 50 x 50 x 6 mm. 1 plaat-eboniet 65 x 50 x 6 mm. 1 grondplank 250 x 450 mm. 4 rolletjes, geïsoleerd montagedraad. 1 Philipslamp E 430. 1 Philipslamp E 415. 1 Philipslamp B 405, of 443. 1 Philipslamp 373. Bij gebruik van een Philipslamp B 443 ver- binde men de aansluitklem op de huls mc' hoogspanning. 8 Hangt Uw Wintergarderobe uitgestoomd en geëulaniseerd (motvrij) weg. HOEING'S STOOMERIJ VERVERIJ Ged. Oude Gracht 11 Schoterweg 54. hoek Cronjéstraat. Telefoon 10873 10382 ERPES JUNIOR Sthtma voo- wlneUVDomwtdinq Ntl qrqimofoonttonVlmt'Oq V* -7K' Fig. 2. Het principe-schema Wat hy juist noodig had Op 'n feestavond van 'n voetbalvereeni- ging, waarvan ie trappend lid was, droeg ie 'oor 't eerst van z'n leven 'n nummertje voor. t Was 't „populaire moppie van 'n maand of wat" zooals 'r al duizend geweest zijn en nog duizend zullen komen en verdwijnen getiteld: „Van Dam z'n vrouw is op den loop". Er heerschte 'n gezellige stemming, zooals gewoonlijk op dat genre lollige-avondjes-met- bal-na, en door de aanwezigen werden hoe genaamd geen „artistieke" eischen gesteld (óók als gewoonlijk). De heele zaal brulde uit volle borst mee: „Van Dam z'n vrouw is op de-Ioooop, tra la la la la la la laHij weet niet, waar ze henen slooooooop, tra la Ia la la la la." Met dat door 't publiek gezongen refrein had ie daverend succes en ze klapten net ?oo lang tot ie door een der rood-wit-ge- kokarde feestcommissarissen op 't tooneeltje V^erd teruggeduwd, om 't laatste coupletje te herhalen. Toen 't afgeloopen washati ie 't met een te pakken. Hevig te pakken. Erger nog dan 'n verliefde „jonchelinck". Z'n gelaat, nee z'n heele hoofd, hals in cluis, was rood en z'n oogen schoten straal tjest Succes had hem overdonderd...... met één geweldige zwaai was ie in de zeven de hemel terecht gekomenen honderd visioenen lachten en dartelden en lonkten om en over en boven en naast hem. „Wat 'n succes, hè?! Wat 'n succes, hè?!" Dat was die avond z ij n stopwoordje, dat iedereen te hooren kreeg, tot zelfs de kell- ners, de pianist, de zaalchef, en de man, die 't scherm op en neer trok. „Heeft u al méér voorgedragen?" vroeg de laatste met 'n droog gezicht. „Neemaar ik ga er vast mee door 't spijt me 'n tientje, dat ik maar één mop pie heb geleerd voor deze avondmaar je zal zienals 'r wéér 'n fuifje is, dan neem ik de halve avond voor m'n rekening... 'k heb nou gemerkt, dat 'k talent heb En ik ga an 'n tooneelclub óókU moet maar es opletten, als 'k straks in de revue meedoezal 'k ze es effe laten zien Z'n laatste woorden werden doodgeslagen door 'n loflied op een der steunpilaren, dat van de zaal n' orkaan maakte. Hij had 'n „rol" in 't eerste gedeelte der voetbal-revue, die aanschouwelijk moest weergeven hét wel en wee van de club vanaf de oprichting. Dat eerste tafereel stelde voor 'n troep jongelui, die op 'n stuk bouwterrein aan 't „sjotten" waren. Die Woensdag- en Zaterdagmiddagsche sjotpartijtjes waren de „grondslag" geweest van de vereeniging. Toen 't scherm opging, stonden ze met z'n twin tigen de leeggeloopen bal op te blazen 'n voetbalpompje waren ze „toen" nog niet tijk, dus moest 't mondeling geschieden ieder op z'n beurt 'n stuk of wat „blazen" aan 't tuitje tot de bal vol was. Nouen van die twintig opblazers nee, zetter, geen gijntjes. hoor! deed hij 't komiekste dacht ie. Hij maakte z'n wangen tot 'n luchtballonnetje en kronkelde daarbij als 'n paling, die de eerste snee van 't moordende mes voelt. En naturlijk werd 'r om hem 't „ergst" gelachen. Nou was 't zakie heelemaal voor mekaar... met één slag was ie nou humorist en too- neelspeler. De dag na de feestavond stond ie al in 'n voordrachten-winkel en kocht voor "n gul den of zes cabaretliedjes, declamaties en „komische karakter-scènes". En toen ie die declamaties las, voelde hij opeens weei\ talent in 'm ontwaken voor 't „dramatische genre". En op 'n beter soort feestavond, waar ie door vriendelijke bemiddeling gelegenheid kreeg ,,'n nommertje ten beste te geven", d'oeg ie voor „De zieke jongeling". Hij werd uitgelachenwant 't was to taal niksen midden in 't stukje werd er zóó geweldig-demonstratief geapplaudis seerd, dat ie niet verder kon gaan. Woest was ieen hij klaagde z'n nood aan 't bestuurslidDat bestuurslid moest diplomatiek zijn en sprak: „U deedt 't wer kelijk heel goedmaar op 'n avond als deze voelt men niet veel voor 'n „dramati sche schets". Dat gaf 'm weer moed en 'n uurtje later stond ie op 't tooneel als „Hannes zoekt 'n meissie". 't Succes wasnou, bevredi gend. De andere dag las ie in 't verslag van de plaatselijke krant het volgende: „Het ge dicht van „de zieke Jongeling" viel in 't water, wat ons niet verwonderde. Dezelfde heer kwam later terug met 'n voordracht van „Hannes zoekt 'n meissie". Toen zijn we maar weggegaan, want dat hadden we toch niet verdiend. De vereeniging T.O.D., aan welker feestavonden wij zulke aangename herinneringen hebben, moet in het vervolg werkelijk beter toezien wat soort „medewer kers" zij voor haar uitvoeringen verzoekt, anders vreezen we voor een snel verloop van het aantal donateurs." Hij las het tweemaalviermaal... der tien maalwerd witroodduize ligen razend. Dat was 'n smerige streek van die verslaggever! Daar zou ie es even tjes Maar midden-in z'n woede-bui bleef ie stokkenstaarde op de krant, die op de grond lagen mompelde: „Zou ik 't nou heusch zóó beroerd gemaakt hebben?" 'n Flink poosje bleef ie zoo staanen werd kalm. Maar begreep toen nog niet, dat dit 'n zelf-overwinning was, die hem uit de rij der „hopeloozen" hield. Hij ging de straat op en kwam 'n vriend tegen, die óók de feestavond had bijgewoond. „Wat kijk je sip!" begroette hem deze met 'n vraagteeken-gezicht„Nog niet uitgemaft?" „Heb je de krant al gezien?" was de som bere wedervraag. „Nee, wat dan? Wor je afgekamd?" „Afgekamd? Ik wor gevildgemangeld gevierendeeldge „Ach, kerel, trek je daar nou niks van aan! Wie weet wat voor kwajongen van 'n pers-muskiet dat verslag heeft gemaakt! Nou ja, die dramatische schets viel een beetje uit 't kader, maar dat lollige stuv kie was verdraaid leuk hoor! Dat zeggen ze allemaal!" Die vriend loog tegen beter weten in en schaarde zich dus bij het korps mooi praters, dat de kanker-buil zou kunnen heeten van 't dilettanten-leven. Nog zie ik 'm staanop z'n derde avond in z'n voordracht: „Hein, de infante rist!" Hij had m'n kop gek gezaniktals ik 't vroeg zouden ze 't niet weigerenen tenslotte had 'k er in toegestemd. Z'n voordracht werd aangekondigd als ,,'n extra nummer van een der aanwezigen". 't Was, op z'n Hollandsch gezegd: knud de. Er lachte af en toe iemand héél eventjes en verderop gingen er nog 'n paar mee- lachendeels uit beleefdheid, deels om de stumperigheid. Hij bleef stekenen maakte er 'n on gelukkig slot aanmen klapte hard. om die welkome oplossing. Achter de coulissen werd ie bedankt door de voorzitter, die, natuurlijk!, zei, dat 't heel aardig was. Hij glimlachte gevleid en ontdeed z'n ge laat van de overdadige schmink-belegging, die hem gelukkig onkenbaar had gemaakt. In de pauze stond ie met me te praten bij 't buffet. Er kwam 'n groepje leden op ons af, waarvan er een metéén zei: „Zeg, wife' was toch die knul van die soldaten- voordracht? Hoe komme ze aan zoo'n suf ferd?" „Ja, dat was snert" zei 'n tweede. „Kouwe-beene" grijnsde 'n derde „die vent kan d'r niks van't was maar goed, dat ie bleef steken, anders had ie de hee' avond bedorven." Ik haalde m'n schouders maar es op f praatte d'r overheenen gaf hem zc de gelegenheid ongemerkt weg te sluipen. 'n Minuut of vijf later zag ik "m terug de vestibulehij keek me aan met "n zi lig glimlachje. Ik nam 'm apart en zei: „Kereld is heel goed voor je geweestje hebt r de zuivere, de onvervalschte waarheid g hoordomdat ze niet wisten, dat je c zelf bij stond. Schei er mee uit, of pak anders aan Hij stopte d'r meez'n voornaams' verstandige daad. En is „van onderen op" begonnen. Iemand, die toch wel iets in 'm zag, hee' hem fatsoenlijk praten geleerd en artic leeren. Veel van z'n vrije uren besteedc hij aan ernstige studie; hij ging dikwij" naar de schouwburg als er 'n eerste kif beroepstroep speeldeen daar boven, r z'n zestig-cents-plaats, keek ie roerloos na' 't spel, de houdingen, de mimiek en all wat ie noodig had. Hij werd, pas na twee jaar, lid van tameelcluben stelde zich drie, vi< jaar lang tevreden met 't spelen van klei- onbeteekenende rollet jesmaar deed er z uiterste best op. Nu woont ie in den Haag en is daar er der eerste krachten van een der beste to neelclubsen heeft al zes maal in we, strijden 'n persoonlijke prijs behaald. G. N

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5