Rondom den Klaagmuur Hoe en waarheen reis ik <n mklMm TWEEDE BLAD ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1929 BLADZIJDE 1 Brabantsche Brieven GEMENGD NIEUWS Revolverschoten in den nacht LUCHTVERKEER Proefvlucht met de „Los Angeles" door Bereisde Roel LA KUNST EN KENNIS Rijksmuseum Amsterdam De origineele pepermunt Verontrustende berichten over toenemende onlusten in Palestina en een steeds meer gespannen toestand tusschen Arabieren en Joden, hebben andere gebeurtenissen, waaraan tot nu toe groote aandacht werd geschonken, op den achtergrond gedrongen. Zoo ts het b.v. opvallend, dat berichten over vijandelijkheden in Mandsioerije plotseling zijn uitgebleven, zonder dat men kan aan nemen, dat de rust in die streken zou zijn weergekeerd. Hoewel er alle grond is vooi de veronder stelling. dat Engeland, dar het mandaat van den Volkenbond over Palestina bezit de onlusten za. weten te onderdrukken en de orde zal kunnen herstellen, heelt net conflict toch een dergelijken omvang aangenomen, dat de Britsche regeenng een meer actieve politiek zal moeten toepassen, dan ze tot nu toe deed. Een beroep op de Engelsche re geering, zoowel in de oude als in de nieuwe wereld, wijst er bovendien op. dat de on lusten ook van andere zijde als zeer ernstig worden beschouwd. Intusschen, wat thans rot uitbarsting is gekomen, heeft al geruimen tijd in stite gewerkt, en men kan er zich alleen maar over verbazen, dat de wereld noa niet vroeger is verontrust door de catastrophe, die practised gelijk staat met een burgeroorlog. Het res pect voor de Britsche autoriteit neeft het uitbreken van de onrust tegengehouden. Thans evenwel achtten de Arabieren, wien de steeds aanwassende [oodsche Devolking een doorn in het ooa is, het oogenblik ge komen, om hunne rechten te doen gelden. De Arabieren n.U, de talrijkste stam onder de veelsoortige bevolking van Palestina be schouwen zich heer en meester van het land. Het is interessant den oorsprong van het conflict na te gaan, die te zoeken is bi] en om den z.g.n. Klaagmuur. Het vorig -aar in September, speelden zich op die plaats de eerste onregelmatigheden at. De Klaagmuui wordt gevormd door enorm groote blokken van verscheidene meter? lengte, op elkaar gestapeld en over hangend naar een klein, nauw straatje, waar de Israëlieten reeds van af de vierde eeuw bijeenkomen, om er te bidden en te wee klagen, voornamelijk aan den vooravond van den Sabbath en bij andere feestelijke gebeurtenissen in het Joodsche kerkelijke jaar. Daarbij leunen zij tegen den Klaagmuur- met de bedoeling, dat zij op die manier zoo dicht mogelijk bij den tempel van Salomon vertoeven, dien zij niet meer mogen be treden. Inderdaad willen de Mohammedanen door hun den toegang binnen den muur te ontzeggen, verhinderen, dat door de aan wezigheid der Israëlieten een plaats ontheiligd wordt, die voor den Islam, na Mekka, de heiligste piek der aarde is. Al moge het nu waar zijn, dat niet alle Israëlieten de bouwvallen van den tempel beschouwen als de ruïne van Salomon's tempel, toch nemen zij allen aan, dat deze plaats een vooi Israëlieten groot heiligdom is. dat zij met wenschen ontheiligd te zien door de Mohammedanen. Van oudshei hebben de Israëlieten het recht gehad om vóór of tegen den muur voor werpen aan te brengen, die voor de uitoefe ning van het ritueei noodig zijn kleine lampies, die den ge'oovige het licht ver schaffen bij het lezen zijner gebeden steun- sei« ten behoeven van de tafelen der wet. Het voris aar hadden eenige Israëlieten tijdens den duur van godsdienstige plechtig heden stoelen geplaatst voor de vrouwen en de ouden van dagen. Het Britsche be stuur tiet deze stoeien wegnemen. De Vo - kenbond werd :n de kwestie betrokken: de Raad stond alleen toe het plaatsen van vouwstoelen waarmee de aangelegenheid tijdelijk van de baan was. Een gen tijd ater had een publieke in schrijving aan de Mohammedaanen de nood: ge tondsen verschaft, die beha.ve voot reparatie dei moskee ook werden aange wend. om den noa van Jen Klaagmuur te verhoogen. Dit okte hettige protesten uit van de zijde der Israëlieten. De "ouverneur gaf bevel het reeds aangevangen werk stop te zetten, daarvoor als motief opgevend, dat de muur een historisch monument was, dat in zijn oorspronkelijken staat moest bewaard blijven. Daarmee was echter de kwestie van het eigendomsrecht, dat de Mohammedanen hadden doen gelden, niet opgelost. Deze kwestie bracht de gemoede ren opnieuw in beweging, toen in October j.l. de Israëlieten bij den Klaagmuur een grootere tafel, een betere lamp en een af scheiding voor de mannen en vrouwen, zooals de eeredienst voorschrijft aan brachten. De groote Mohammedaansche raad maak te bij monde van zijn voorzitter, den Mufti, bekend, dat de Arabieren de tafel, de lamp en de afscheiding zouden wegnemen, wan neer de politie dit niet deed. Het wegnemen dezer voorwerpen door de politie bij gelegenheid van het groote Joodsche feest- „Rosch Haschana" werd de j aanleiding tot bloedige onlusten. Onder protest der Israëlieten brachten de Mohammedanen eenigen tijd later toch de verhooging van den Klaagmuur tot uit voering. Nieuwe onlusten, hiervan het ge volg, konden nogmaals door de politie wor den bezworen. Opnieuw deden de Joden een beroep op de Mandaten-commissie van den Volkenbond. Deze besliste in Novem ber 1928 in neutralen zin: zij verwezen de Joden naar het Britsche bestuur, dat in staat geacht werd de rust in het land te herstellen. Deze beslissing vermocht evenwel niet de verhitte geesten te kalmeeren. De onte vredenheid en de onrust duurden voort en kwamen tot uiting in de uitbarsting, zooals die uit de alarmeerende berichten der laatste dagen bekend is. Groot is de haat tusschen de Arabieren en Joden. De Arabieren kunnen het niet verkroppen, dat steeds meer Joden zich op hun terrein vestigen en de grootere ijver en voortvarendheid dezer laatsten is oorzaak, dat de Arabieren dreigen te worden ver drongen, die 80% van de totale bevolking uitmaken, de Joden 12%; de rest zijn Euro peanen en Syriërs. De export van het land heeft weinig te beteekenen. Belangrijke industrieën heeft men er niet kunnen vesti gen, terwijl ook de landbouw tot nu toe be scheiden resultaten opleverde. Het onvol doende transport werkt belemmerend voor den opbloei. Ondanks dit alles blijkt, vooral bij vele jonge Joden, een onverwoestbaar vertrouwen in de toekomst van Palestina bestaan. De thans heerschende onrust, waar.n een groot gedeelte van het land betrokken is, schijnt niet zoo spoedig te zullen luwen. Meer dan economische moeilijkheden zijn godsdiensttwisten in staat de Arabieren tot fanatisme op te zweepen dat niet zoo ge makkelijk te overwinnen is. De oogen zijn gericht op het Britsche bestuur, waarvan ver wacht wordt, dat het de orde zal herstellen. Voorwaar niet zoo'n eenvoudige taak Bij den Klaagmuur Een aanval op de Loosdrechtsche plassen. De Gooische correspondent van het „Alg. Hbld." schrijft: In den nacht van Dinsdag op Woensdag is op de anders zoo vredige Loosdrechtsche plassen een verschrikkelijke geschiedenis af gespeeld. In het holst van den nacht, om streeks half twee, werd de omgeving opge schrikt door revolverschoten, welke klonken van een eilandje op de grens van de derde en vierde plas, dat is omstreeks 3 K.M. van Loosdrecht verwijderd. Het is zoo'n eenzaam eilandje, in huur bij een leeraar te Bussum, die daar Jaar lijks met zijn leerlingen een waterkamp be trekt en ook andere groepen waterrotten daar wel vergunning tot kampeeren geeft, en overigens toestaat dat anderen het pleks- ke grond van 50 bij 12 Meter in grootste afmeting betreden en daar picknicken, met uitzondering van de tien dagen, dat hij daar zelf met zijn vrouw en kroost alsmede een aantal jongens- en meisjes-leerlingen verblijft. Machine no. 12 Vrijdag, 30 Augustus Over het nachtelijk gebeuren heeft een tendenzieus verhaal de ronde gedaan, waaruit kon worden opgemaakt, dat de kam peerders zonder bepaalde aanleiding op vreedzame spelevaarders revolverschoten zouden hebben gelost, waarvan één helaas doel getroffen heeftHet slachtoffer, een tandarts te Hilversum, werd getroffen in zijn enkel. Eerst het vallen van een ge wonde zou men aan de schietpartij een einde hebben gemaakt. Omtrent de hier bedoelde voorvallen had den wij een onderhoud met den heer dr. R. B, de Boer, leeraar aan de Gooiscne H.B.S. te Bussum, die juist teruggekeerd van zijn tiendaagsch waterkamp op de Loosdrecht sche plassen, met verontwaardiging kennis nam van de voorstelling van zaken. Hij vertelde ons het volgende, dat wel een heel ander iicht doet schijnen op het brood dronken optreden van 'een troepje jongelui, dat 's nachts de rust op de Loosdrechtsche plassen heeft verstoord. „Tot goed begrip van de zaak, zei ons dr. De Boer, moet ik beginnen met de voorge schiedenis. Al dertien keer heb ik met mijn leerlingen een zomerkamp betrokken op het door mij gehuurde eilandje en nog nooit was onze rust verstoord, totdat in het vorige jaar een soort overval heeft plaats gehad. Gewoon lijk houdt een der jongens 's nachts wacht; toen juist niet; en terwijl ik in mijn tent wakker lag, kwam een groote schouw in de nabijheid waaruit vuurwerk werd ontstoken. Ik reageerde niet, totdat ik hoorde, hoe de schuit aan wal kwam en onze booten be klommen werden. Het was toen 2 uur. Naar buiten tredend stond ik plotseling in een luid tierende groep jongelui. Mijn optreden deed ze afdeinzen, waarbij een der indrin gers zelfs te water viel. De heeren amu seerden zich daarna met het afschieten van vuurwerk op de tenten en trokken met de schouw af toen de voorraad was uitgeput. Dit is de reden geweest waarom dit jaar eiken nacht goed wacht gehouden is, vooral ook omdat in Loosdrecht vage geruchten liepen, dat de leden van de watersportver- eeniging „Loosdrecht" rondliepen met plan nen om den aanval te herhalen. Dr. de Boer, die, vooral omdat een twaalftal meisjes aan de hoede van zijn vrouw en hem waren toevertrouwd, de komende gebeurtenissen verontrust tegemoet zag, heeft zich nog tot een bestuurslid van de watersportvereeniging gewend om raad. Deze gaf echter de stel lige verzekering, dat niets zou gebeuren; dr. de Boer behoefde niet angstig te zijn, zoo werd hij gerustgesteld. Toch nam hij de noodige voorbereidende maatregelen. Afgesproken werd, dat bij een mogelijken aanval, een der kampeerende jon gelui, die door sterfgevallen in zijn familie een revolver geërfd had, deze zou meebren gen en in geval van onraad waarschuwings schoten zou lossen, n.l. eerst vijf in het water, daarna twee in de lucht en ten slotte desnoods in de boot van het vaartuig der aanvallers. Alles was goed gegaan gedurende de eer ste zeven nachten. In den avond van Dins dag j.l. omstreeks 10 urn- manoeuvreerde een groote vereenigingingsschouw om het eilandje, bezet met ten minste 20 personen, waarbij ook een dame. Deze schouw was niet zoo vol bemand van het vereenigingsge- gebouw afgevaren. Later is gebleken, dat de passagiers, om geen argwaan te wekken, hier en daar aan boord gekomen waren. Het kampvuur brandde lustig en langza merhand ging een deel der bevolking naar de tenten, waarin ook de lichten gedoofd werden. Dr. de Boer bleef met 14 jongens en meisjes bü het vuur zitten in afwachting van de dingen, die komen zouden. Men had daarbij de voorzorg genomen, dat uit den plas tenslotte niemand meer te zien was in het schijnsel van het nagloeiende kamp vuur en de eenig brandende lantaarn. 't Was ongeveer half twee toen de schouw het haventje, waarin de schouw van dr. de Boer lag, binnenkwam. Alles gebeurde muis stil. De plecht raakte het gemeerde vaar tuig en plotseling werd een fel brandende fakkel tusschen de tenten geworpen. Het was er een zooals visscherlui die ge bruiken om seinen te geven in geval van nood. Het felle vuurding plofte op geen 10 c.M. afstand van een der tenten neer, waar in twee jongens slapend verbleven. Onmid dellijk sprongen de wachters op om het vuur, dat de licht vlambare tent bedreigde, te dooven. De daarvoor gebruikte roeispaan is er half door verbrand. Meer brandende fakkels werden geworpen. Dr. de Boer sprong naar voren en som meerde de aanvallers om af te houden. Toen dezen daar geen gevolg aan gaven, gaf hij zijn oud-leerling (deze had juist toelatingsexa men gedaan voor de Militaire academie) be vel om de afgesproken schoten te lossen Eerst vijf in het water vóór de schouw, daarna twee in de lucht, waarbij de mast en het zeil doorboord werden en toen ook dat niet hielp, twee in het boord van d? schouw. Een van deze schoten bleek den houten wand te hebben doorboord en een der aanvallers in den enkel. Er werd tenminste uit de ordelooze troep, waarvan verscheidenen in zwempak voor op de plecht geschreeuwd: „houdt op, hij bloedt als een rund." Spoedig daarop was de troep wat gekal meerd en trad men over en weer in een bespreking. Van de nu heel gedwee gewor den aanvallers betrad op uitnoodiging van dr. De Boer een viertal met den gewonde op het eiland, waarna een der kampeerders, een padvinder, een noodverband legde. Mevr. de Boer, die inmiddels op het ge rucht, alles was in enkele minuten afge speeld, uit het meisjeskamp aan den an deren kant van het eiland nader gekomen was, heeft het slot van de scène mee aan schouwd, en gaf ons daarvan een levendig beeld. Het is een politiezaak geworden. Woensdag stelde een bestuurslid van de Watersportvereeniging dr. de Boer voor om de zaak te laten rusten, waarin deze zeide toe te stemmen, mits garantie verschaft werd tegen herhaling. Een onhebbelijk woord was het gevolg, dat dr. de Boer aanklachten heeft ingediend wegens huisvredebreuk en poging brand stichting. Later zijn drie half uitgebrande fakkels teruggevonden, de anderen niet meer. Ze zijn gevuld met magnesium en een koper- zuur, blijkens het door dr. de Boer, die zelf chemicus is, ingestelde onderzoek. De tenten dragen nog de sporen van de uitgespatte vonken. Tot zoover het relaas van het „Algem. Hbld.". Het is niet erg hartverheffend en toont aan het licht, dat kampeeren en Indiaantje spelen zelfs bij groote menschen aanleiding tot kinderachtigheden geeft. In Cleveland, in den staat Ohio, is Donderdag voor duizenden toeschouwers door het luchtschip „Los Angeles" een proefvlucht ondernomen. Een kleine tweedekker vloog onder het vliegende luchtschip, werd daar bevestigd, nam een passagier over en werd weer losgelaten, waarop het vliegtuig zijn vlucht voortzette en ten slotte zonder eenig incident vlot landde. ZUID-LIMBURG. Wij zouden onvolledig zijn, wanneer wij bij de beschrijving van onze provincie Gelder land, de stad Nijmegen en omgeving onge moeid lieten. Nijmegen is de stad, rijk aan historie, nog dateerend zelfs uit den Romeinschen tijd, waarvan ook het plaatselijke u. seum ge tuigt. De stad bezit een fraai stadhuis. Ver der vindt men er de Waag op het Marktplein, de St. Stephanuskerk, alle fraaie staaltjes van bouwkunst uit een rijk verleden. Zooals in onze kringen voldoende bekend mag worden verondersteld, huisvest Nijmegen de R. K. Hoogeschool, terwijl in de omgeving de H. Landstichting is gelegen, nabootsing van het Heiiie Land, de stichting van pastoor Suijs, die elk jaar meer bezoekers trekt en in den laatsten tijd zelfs internationale be- teekenis krijgt. Alom bekend is de fraaie omgeving van deze oude stad. Beek, Berg en Dal zijn voor hen, die eenigszins bereisd zijn, geen onbe kende oorden. Trouwens het geheele achterland, het Cleefsche Rijkswoud, behoort tot een der schoonste streken van Nederland. De Pias- molen, een zeer gezochte ontspanning, werd onlangs door brand verwoest. Van een ongemeene schoonheid is de weg over de zeven heuvelen naar Groesbesk, met zijn beken en vijvers, zijn weelderig be groeide heuvels, zijn rijke flora. Kan de toerist van Nijmegen uit naar het zuiden en zuid-oosten in overdadige weelde genieten van het fraaie landschap, naar het noorden wordt de stad begrensd door de Waal met aan de overzijde de Betuwe, het land van de boomgaarden. Meer dan de zomer leent zich de lente voor een tocht naar de Eetuwe, wanneer de vruchtboomen in bloei staan. Hiermede stappen wij van Gelderland af, om onze lezers te voeren naar Zuid-Lim burg. waar toeristen en vacantiegangers een landstreek vinden van een zeer bijzonder karakter, eenig in ons Nederland. Het eigen karakter ontleent deze streek aan haar heuvelen en rotsen, welke laatste uit den bekenden mergelsteen zijn samen gesteld. fleerte» O. L. Vrouwe Kerk, Maastricht Door deze heuvelen en rotsen kronkelen zich de Geul en noordelijker de Geleen, welke langs Sittard stroomt en bjj Maas- bracht zich met de Maas vereenigt. De Geul mondt ten noorden van Maastricht in de Maas uit. Maastricht, de hoofdstad van de provincie Limburg, is de aloude Maasstad. De entree van de stad over de Wijkerbrug toont de fraaie, romantische ligging aan dezen snel- vlietenden stroom. Van hier uit biedt de stad een bijzonder fraaien aanblik met den grijzen toon van de huizen, waarboven de spitsen der vele en fraaie kerkgebouwen uitsteken: St. Servaeskerk, O. L. Vrouwekerk, St. Mat» thiaskerk en St. Janskerk. Daarnaast bezit Maastricht een fraai stadhuis en vele kloos ters. Het Vrijthof, waarbij de St. Servaeskerk is gelegen, behoort tot een der fraaiste gedeel ten der stad, die door de Romeinen go- sticht werd en reeds in de 4de eeuw bis schopsstad was. De St. Servaeskerk is ge bouwd op het graf van den eersten bisschop van Maastricht St. Servaes. Het is een ro- maansch-gothiek bouwwerk. De in de nabijheid gelegen O. L. Vrouwe kerk, is een Romaansche kerk, uit de 11e eeuw dagteekenend, met een vesting-voor bouw. Het fort St. Pieter is gelegen op den St. Pietersberg, vanwaar men een schitterend uitzicht op de stad en omgeving heeft. Maastricht bezit een Geschiedkundig en Oudheidkundig Museum, waarin rijke verza melingen uit den Romeinschen en Franki- schen tijd worden bewaard. Van Maastricht uit kan men gemakkelijk en in korten tijd het buitenland bezoeken: Aken (Duitschland) en Luik (België) kunnen in één uur sparen worden bereikt. Het zal den bezoekers van Maastricht op vallen, dat de zuidelijke geest hier zijn stem pel gedrukt heeft op het leven. De men schen zijn beweeglijker, levendiger dan in onze noordelijke provincies en hebben meer zin voor humor. Om daarvan een denkbeeld te krijgen, bezoeke men de markt te Maas* tricht, waar het volksleven in al zijn fleur en pittigheid is waar te nemen. Wie Zuid-Limburg wil leeren kennen, kan dit, wanneer hij geen auto bezit, het best per rijwiel doen. Voorzichtigheid zij even wel aanbevolen, want het terrein is nu en dan sterk dalend. Overal zijn voor wielrij ders en ook voor automobilisten op de ge vaarlijke punten waarschuwingsborden aan gebracht. Op een kleine oppervlakte heeft de na tuur hier in een miniatuur-bergland een pracht vereenigd: rots, heuvel, stroom, flora, zooals wij elders vergeefs in Nederland zoe ken. Van Maastricht fietst men naar Meersen door een heuvelland, afwisselend bosch en bouwland en volgt van hier af het Geuldal. Het centrum van dit fraaie berglandschap is Valkenburg, een druk bezochte zomerver blijfplaats. Bekend zijn de catacomben. Daar door alleen heeft Valkenburg voor goed de aandacht van binnen- en buitenland op zich gevestigd. Het is een zoo getrouw mogelijke nabootsing van de Romemsche catacomben. In de omgeving de ruïne van Valkenburg. Veel vreemdelingen trekt Valkenburg ver der elk jaar door de voorstellingen in het openlucht-theater. Als een krans slingeren zich de dorpen om het Geuldal: Houthem, St. Gerlacht, Geulem (hier kan men de rotswoningen be wonderen), Wijlré, Gulpen, Wittem, Meche- len, Epe, Slenaken, alle schilderachtig gele gen in een verrukkelijke afwisseling van hoog en laag, van berg en vallei, van heuvel en bouwland. Oostelijker is het Nederlandsche kolenge- bied gelegen, met Heerlen als middelpunten daarnaast Hoensbroek, Kerkrade, Brunssum en andere mijndorpen. Een bezoek aan de groote mijnwerken o.a. staatsmijn Emma en Hendrik kas ten zeerste worden aanbevolen. In verband met de viering van den ver jaardag van H. M. de Koningin zal 't Rijks museum Zaterdag 31 Augustus den geheelen dag gesloten zijn. De tentoonstelling van Oude Kunst blijft dien dag van 105 uur toegankelijk. Zondag 1 September wordt de tentoonstel ling gesloten en kan dien dag voor 't laatst bezichtigd worden van 15 uur. Op beide dagen bedraagt de entrée-prijs 50 ct. per persoon. Worth a crown. 10 ets. per rol 20ctiperon» Voor engros bij Fa. C. H. S. Eeilker, Haarlc* ULVENHOUT, 26 Aug. 1929 Menier, Wa-d-'n schoor wirke wt-d-'n kollesaal wirke As ge deuzrn tijd goei weer het, amico, dan is 't 'n dubbel jenot! As 'n laauv bad, zoo val-d-o«w d'n asem van ce na tuur op oev bot ten. De ISkkere milde locht spoel- d-om oew henen en deur eew longen, da-d-'t is, of z'oew heelemaal oanimt in d'r zachte, mollige er- men en da ge d'ren lochten, wolkigen par- fuum in oew neus vuult kriebelen. Dan vuul- d-oew eigen worren lijk 'n blaaike van de boomen, wasr 't zonneke dwars deur henen schijnt, zóó, da ge 't nervengeraamte as 'n fijn kaantwerkske teugen 't licht ziet tee kenen; da ge 't licht en d'n daauw en ai- les wat er zpo goéd veur is, deur z'n ziel tje henen ziet drenken! Da-ge 't slijm tus schen de oksltjes van 't gewas uit ziet sic- peren. Ja, amico, 't is zeldzaam wirke! Om iets baldadigs te doen. Om platte kiezelstecr.en over de Mark te zeilen, da ze drie, vier keeren van 't water optitsen als veugels, die over 't oppervlak scheeren. En laat ik 't oew maar eerlijk zeggen: Keb 't gedain ok. Mee d'n kleinen Dró, giesteren. Ja, die is ok weer ier, dieën rid der. Oré de verier is mee heel z'n emmen-en- houwen, :la's z'n vrouw (Lewiese) d'n kleinen Dré, Truike en Bart, die tusschen twee hokskes opgroeit as kooi, en z'n verf doos veur 'n paar weken bij ons. Zooveul as mee vakansie, uit Amsterdam over. Al 'n heel huishouwen hee-t-ie bij mekaren ge- kwast, dien Dré van me. Eerst kwam ie olleenig, toen mee z'n meske, toen wier ze z'n vrouw, toen d'n kleine Dré en nouw is 't zaakje al uitgedijd tot vijf man. Teen ik ze oplaaide, op m'n sjees, toen zee ik al teugen 'm: „Sjongejonge, Dré, m'n sjees wordt laankzamerhaarid te klein om jouw van de Statie te halen". En Wieske lachte-n-is mee trots, da zag 'k wel. Ze waren 'n bietje laat in 't jaar .geko men, want hij had 'n hek$pesisie van z'n schilderijen g'ouwen en die moes eerst veur- bij zijn. Veul verkocht had ie nie, maar 't was 'n goeie reclame veur z'nen naam zee- t-ie, waar g'anaers nog gin kwaje segaar voor koopen kunt, maar oilee, 'nen mensch z'n lust is 'nen mensch z'n leven. Hoe ze deur den tijd scharrelen da snap te nie, maar d'r schijnt 'nen aparten lieve neer te zijn veur d' artiesten die zuillie deur 't leven trekt. Hoe dan ok. ze komen er en aan d'n klei nen Dré te zien, groeien die brakken op «s gezond goedje. Acht jaren is ie nóuw, maar 'nen beest, 'nen beest,, d'r is gin huis mee 'm te hou wen. lederen mergen gaat ie mee met d'n gruuntewagel. léyeraans belt ie aan en hij wit me persies te vertel'en of ik 'r nüuwe k laan ten bij gekregen eb of ouwe verloren. Pa-d-onthouwt ié net zoo goed as ik zei- vers, en 't is net of ie heel 't jaar in Am sterdam leeft mee z'n liartje-n-in UI ven- hout. As ie deur de wei kan duikelen, de koei en aan d'ren stèèrt trekken; de verkens temp- teeren da z'as gekken deur de hokken loo- pen te knorren; of as ze leggen te soesen se mee 'n strooike in d'r neusgaten frieme len, dan leeft ie. Meewerken op d'n akker is z'n lust en z'n leven. En beziën plukken? In 'n oogenblikske hee-t-ie 'n benneke vol en dan motte nog nie vragen wat er allemaal in z'n bükske terecht komt. Maar af-en-aanrijen op de kèèr mee d'n bles, da-d-is 'n fiest veur 'm! Dan staat ie as 'nen groote mee de zweep in z'n kleine, steuvige knüsjes te klappen dat de zweep nouw en dan in de takken van de boomen blijft haken langs d'n weg. En as ie 's aves thuiskomt van d'n akker, dan ziet ie d'r uit, amico, as 'nen schoor steenveger. Want as ie toevallig mee z'n schoongewasschen ketoenen pakske in 'nen hoop „spinazie" van de koeiën duikelt, of dat ie tot z'nen nek in 'nen vuilen sloot stapt, 't Iopt 'm allemaal letterlijk kou langs z'n broekske. Z'n stopwoord is: ,,'t droogt wel op!" 't Is 'nen sloeber, maar ge lacht oew eigen krom as ge 'm lot begaan. Giesteren, mee d'n Zondag, ben 'k mee 'm opgetrokken deur de bosschen en over de heiën. Dré zat ergens te verven en Wieske bleef bij Trui aan d'n koffiepot zitten keuvelen na d'n eten. 'k Zee: „nouw, dan gaai ik mee d'n kleinen Dré, waant ik kan mee zuk weer nie op 'nen stoel blijven plakken.'' En in 'n secondeke sting ie naast me en zee: „ik ben klaar, opa." Deur de akkers zijn me de bosschen in gegaan en toen me 'n uurke geloopen had den, toen sfingen we aan d'n raand van d'hei. Hij lop net as 'n hondje. Veur oew, ach ter oew, dan blijft ie weer staan, komt dan weer aangerend en zit mee 'nen fikschen sprong in oewen nek, kortom hij iopt d'n- zelfden weg persies drie keeren teugen ik iens! Hier bleef ik effen staan om m'n pijp veur d'n dag te halen. Net ha 'k ze uitge- krobt en mee, 'n sprietje deurgestoken, waant kad echt trek in 'n lekker frisch pep- ke toen 'k ineens heurde naast me: „dat droogt wel op ee, opa?" Amico, ik docht da 'k brook.' Van d'n prins gin kwaad wetende stak ik d'n braand in m'n pjjp en keek toen schuins over m'n haanden naar benejen naar m'n kleinzeuntje, Dré III. Z'nen kop 'n bietje schuin, 'n paar oogen d'rin as van 'nen engel van onschuld, z'nen èrmen recht wijduitgespreid, liep 'm 't water in z'nen nek en uit z'n broekspij pen. Toen 'k uitgelachen was, zee ik: „ja, Dré, opdrogen zal 't wel, daar ben 'k niks bang veur, maar waar komde gij in 's Himmels- naam vandaan?" „Uit die sloot", wees ie, „was breejer als ik dacht zieje". „G'ad best kunnen verzuipen," schrok ik toen. „Had u wel geroepen, opa", stelde-n-ie me gerust. „Kom maar gaauw mee", zee ik en ik nam 'm aan 'n haandje en rende mee 'm de hei op. Keb 'm z'n eigen uit laten kleejen heelemaal, en toen z'n spullen uitgewrongen tot z'n kousen toe. „Ziezoo", zee ik teugen 'm, „nouw magde 'n uur achter mekare ie- verans inrollen en inspringen onder 't zon neke over de hei. Ik rook ier m'n pepke onderwijle en zal oew goed zoo nouw en dan omkeeren, dan „droogt 't wel op." Hij was onder d'n indruk van die groote ruimte. „O, opa," riep ie mee groote oogen, z'n bad was ie allaank vergeten en dat ie in z'n bloote basje rond moest loopen vond ie 'n genot, „o, opa, nét de zee! 'n Zee van bloempies." En pats, daar smakte-n-ie 'nen duik tusschen 'nen heuvel dophei, da 'k 'm niemeer zag. Maar gaauw kwam ie te veurschijn, mee 'n gezicht van: da val teu gen. Z'n basje zat vol rooie schrammekes en bedenkelijk sting ie er naar te kijken. „Dat droogt wel op," lachtte-n-ik en roets daar vloog ie de hei, de prachtige hei over, as 'nen kleinen wilde. Wa-d-is de Brabaantschc hei toch won derschoon, amico! Purper, éénen plas purper, zoover as oew oog zien kan. Hier en daar stikt 'r 'n torentje-op van aonkergrunen mast, da z'n eigen teu gen de locht as 'n zielewetje afteekent. As er dan 'n windeke komt geroozen over die- en pèèrsen oceaan, dan is 't of ie golft. Dan buigen de dunne twfjgskes waar d'n dop hei aanhangt allemaal öpenneer mee zacht gerausch en dan spoelen de zware bosch-en- heigeuren om oew henen. Dan lijken de lage heuveltjes mee de gele plakaten Jieizand as golven mee schuim en as de zonnestralen dan teugen 't scherpe, blinkende zand aan- ketsen, dan springen er de vonkskes af. De hei bij ons is schoon, amico. As 'nen hemel. En teilekens veraandert ze van kleur. Leet er weer "nen aanderen gloed over van 'n diepe kleur die ge nie noemen kunt, tot brons toe, dikkels! En dan die misterejeuze stilte't Is of er allemaal gefluisterd wordt. Of 'r on zichtbare elfkes daansen in groote sluiers, die ge nouw en dan efkens deur de zonne stralen ziet. Sluiers van gouwen sterrekes, zoo klein as speldenknobbekes die in slier ten over de hei deinen. Sluiers van zulve- rig gaas ontstaan uit 'n wolkske van m'n pepke, da dunner en dunner wegsliert in grooter en grooter gewolk cm eindelijk op gezogen te worren deur de wije loehten. Laangs 'n partij-ke mast flitsen zonnestra len op de maat van 't windeke en dan is 't of onzen lieveneer de maat slaat mee 'nen grooten deurzichtig-gouwen stok. En as ge zoo dan deur oew oog'norkes te droomen zit op die oneindige hei, waarop zooveul en niks gebeurt, dan schieten 'r mee wiekgeraas 'n paar zwarte veugels deur de locht, die aew uit oew gedroom halen. Weg zijn de elven, ingetrokken d'r sluiers en wieken en as koper wordt de hei. 't Zonne ke gaat dan verzinken achter 'n rooie, 'n purpergloeiende streep vaar de hei in ver vloeit. Toen vuulde-n-ik veur 't eerst even de eenzaamheid, maar as 'n engeltje da vlie gen kwam uit die purperen hemelpoort, die van 't goud te stralen sting in daverende pracht, kwam daar d'n kleine Dré aangerend, springende-, en duikelende over de heuveltjes mee z'n armen vol van heide- blommekes en de ondergaande zon bescheen z'n vleezig basje of 't rood wier deurge- licht. 'n Prentje, amico, 'n pracht van een prentje. Z'n spullen waren natuurlijk kurkdroog geworren onderwijle en toen ie gereed was zag ie eruitom op te schieten. „Kun je T nog wat van zien, opa?" vroeg ie ea hij ging zoo mooi in de houding staan as ie kon. Ik bekeek 'm 's goed, mee 'n gezicht of 'k 't meende, liet 'm z'n eigen omdraaien, gaf 'm toen een schup en zee: ..me gaan!" „Wa zegde nouw van de hei, Dré0" vroeg 'k 'm. „Mooier als Santfoort", zee-t-ie bCBlist, „veel mooier! En net zoo groot!" „Zoude hier nie willen wonen, veur altij „Ikke wel, opa, maar 't mag niet!" „Van wie mag da nie?" „Van Vader. Keb 't al eens gevraagd, ziet u en Vader heef gezeid: nee, anders groeit er 'n boer uit je, zee-ie en ik zal probeeren 'n mensch van je te maken!" Zooda 'k meteen wiest hoe de verver over z'n vader dacht, amico. Keb m'n eigen 'nen aap gelachen. Mee donker kwammen me thuis. Dré ruukte naar de hei en achter mekaar smeerde-n-ie 'm naar 't opkamerke en kwam in z'nen hansop weer binnen, mee 'n knipogske naar mijn toe. „Vader!" riep Dré III naar Dré n, ,,mag ik nouw hier blijven wonen bij opa?" „Neen!" zee Dré beslist. „Neeë, manneke," zee ik, „anders groeit 'r 'nen boer uit oew en jouwen piepa wil 'nen mensch van oew maken!" Dré trok aan z'n segaar da 'k 'm niemeer zitten zag en Wieske kleurde. „En nouw naar bed," commedeerde Dré na 'n oogenblikske en Dré III gongna 'n uur! Amico, ik schei d'r af. Dieën brak ver veel 't dubbelendwars, da gekajk van me en al 'n paar keer hee-t-ie gevraagd of ik er nog nie „gegroet Dré" onder kon zetten en mee groote letters, dan was 't papier gauw vol, zee-t-ie. Veul groeten van Trui dus, 'n saluutje van d'n kleinen brak en gin horke min der van oewen toet a voe DRS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5