Brieven uit Frankrijk IT DEI OMTREK Financieels beschouwingen N.eu we Haariemsche Courant TWEEDE BLAD ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1929 BLADZIJDE 1 DE SPAARNEBANK Haarlem - Amsterdam AAN ONZE LEZERS Brabantsche Brieven Koninkl. Nederl. Hoogovens en Staalfabrieken Uitvaart Pastoor J. C. Serbrock Spoort al Uw kennissen aan hun vraag-en aanbod-adver tenties te plaatsen in onze eigen Het schijnt dat de grootste hitte nu toch eindelijk: zoowat voorbij is.' Maar toch hangt in Parijs nog de warmte der laatste dagen, wat het verbluf in de Fransche hoofdstad nog steeds tot een kwelling maakt. In de huizen is het dul' en benauwd en het helpt niet of men de ramen al wijd open zet, want de lucht die binnenkomt, is lauw en met benzine bezwangerd. De zon heeft veel van haar kracht ver loren, maar zij heeft de laatste weken zoo veel warmte opgehoopt in de Parijsche straten, dat wa daar voorloopig nog wel genoeg aan zullen hebben! Want die over bevolkte straten met hun hooge huizen zijn uitstekende warmtereservoirs! In de stad zelf merkt men dus nog niet veel van den naderenden Herfst; wel ech ter in de parken en bosschen. Vooral in de bosschen. Ik zit dezen brief te schrijven in het „Bois de Boulogne". Hier is het echt September. Maar dan September op zijn mooist! De bladeren der boomen hebben hun groene frisehheid verloren, dat is waar, maar het geel van den naderenden dood is van een intense schoonheid, die doet be rusten in den eeuwigen cirkelgang der aardsche dingen. Het Bois de Boulogne is een der mooiste bosschen, die ik ooit gezien heb. Het is chique en mondain, voor zoover het be treft zijn prachtige, breede hoofdwegen,, die spiegelglad zijn als ijsbanen, door het on ophoudelijke, drukke autoverkeer. Het is er schilderachtig voor den wandelaar die de drukke asphaltwegen verlaat en de rustige laantjes, te midden van eenvoudige boo men, opzoekt om er de natuur te bewon deren. En het is romantisch voor hem, die wat dieper het bosch indringt, onder de hooge boomen door en over in bijna wilden staat verkeerende grasvelden. Ik heb me een plaatsje uitgekozen op zoo'n grasveld, maar toch ben ik nog met diep genoeg het bosch ingegaan om me te kunnen verbeelden dat ik me niet meer in Parijs Tfcpevind. Tusschen de boomen door kan ik jie auto's zien rijden over het gladde asphaft en ik hoor het bellen en fluiten van het stoomtrammetje, dat de verbinding on derhoudt van het laatste metro-station met den dierentuin. Maar van zoo ver af doet het allemaal zoo kalm aan, dat het bijna past bij de voorname rust der statige woud reuzen. Een der voornaamste bezienswaardigheden van Parijs is nog steeds de Eiffeltoren. En inderdaad, als men er vlak voor staat, doet het enorme, geheel uit ijzer bestaande ge vaarte overweldigend aan. Men kan den „Tour Eiffel" van binnen bezichtigen en er is een lift, de u tot op de bovenste verdieping brengt, van waar men een prachtig vergezicht over Parijs heeft. Maar ik voor mij zie d'en Eiffeltoren het liefst 's avonds. Hij is dan schitterend verlicht een reclame welis waar van Citroen, den grooten Franschen autofabrikant maar die reclame is zoo artistiek en doet zoo weinig afbreuk aan het prachtige vuurwerk, dat men haar gaarne op den koop toe neemt. Wat ik in de verlichting vooral waardeer, is de wijze waarop ze de buitengewoon elegante vor men van Eiffel's schepping doet uitkomen. Het vuurwerk begint met een uiterst natuurlijk geïmiteerden brand: Eerst ziet men den bliksem inslaan en dan is het of het prachtige bouwwerk een prooi der be- geerig om zich heen lekkende vlammen wordt. Totdat de heele Eiffeltoren in brand staat. Dat is zoo natuurgetrouw nagebootst, dat, als men het den eersten keer van eeni- gen afstand af gadeslaat, men werkelijk meent, dat het gebouw in brand staat. Maar dan begint het blusschingswerkmen ziet den strijd tusschen waterstralen en de woedende vlammen (wit en rood elec- trisch licht) het water verkrijgt de over hand, doch niet dan nadat het vuur af en toe nog hoog heeft opgelaaid en geheel de omgeving in een rossen gloed gezet heeft. Daarna wordt alles donker, totdat geheel onverwacht een enorme zes als uit het niet verschijnt. Dat is het begin der eigen lijke Citroen reclame, maar zooals ik reeds opmerkte die is zoo fijn en zoo artistiek, dat ze aan het geheel geen afbreuk doet. Ook die reclame verdwijnt weer, waarna de toren opnieuw prachtig verlicht wordt. Duizenden electrische lampjes lich ten hel op, en dooven geleidelijk aan weer uit. Slechts de vorm van den toren blijft verlicht en die steekt tegen den don keren hemel zoo buitengewoon sierlijk af, dat men moeite heeft te gelooven, dat men hier een geweldig, uit ijzer opgetrokken bouwwerk voor zich ziet. Parijs is een mooie stad, maar het is er niet altijd aangenaam voor de voetgangers. Zoo bijvoorbeeld de Rue des Martyrs. De Rue des Martyrs is de straat waar men, volgens een groot Parijsch blad, het meeste kans heeft op het beleven van „sportieve emoties". Aan den eenen kant verheft zich een hooge muur, terwijl aan den anderen kant, door werklieden aan de gasbuizen, een soort loopgraaf gegraven is. Het gevolg- van een en ander is, dat de voertuigen zich nu in een nauwe gang moeten trachten voort te bewegen, terwijl er voor de wandelaars niets anders op zit dan te loopen waar ze maar een plaatsje vinden, dwars door de hooge stofwolken heen en aan alle kanten bedreigd door voor elkander uitwijkende auto's en gapende afgronden.. „L'Intran" die het eerst gewezen heeft op het gevaarlijke verkeer in die straat, merkt nuchter op: „Af en toe valt er iemand in zoo'n gat. Soms vindt men hem terug." Gisteren trachtte een handkar zich een doorgang te forceeren, terwijl tegelijkertijd een kieln autotje eveneens het wachten moede werd en besloot de andere voertuigen voorbij te glippen. Dat is in Holland, meen ik, verboden, doch in Parijs niet. Het autotje ondervond' echter spoedig, dat ofschoon niet verboden het dan toch wel onmogelijk was, om zich door die opeen- hooping van auto's, karren en blussen een weg te banen en het ging ontmoedigd terug. Dat was een fout en het gevolg was, dat het juist tegen den handwagen opreed. De bestuurder van dit voertuig werd woe dend en begon den eigenaar van het mina- tuur-wagentje uit te schelden. Deze keerde zich om, teneinde zich te verontschuldigen, waardoor zijn wagentje in onzachte aanra king kwam met een taxi, die vanuit de tegenovergestelde richting een doortocht zocht. Natuurlijk begon nu ook de taxi chauffeur te schelden en de eigenaar van het ongeluks-autotje, die werkelijk een be leefd mensch was, richtte zich nu tot beiden tegelijk en zei: „Het spijt me heel erg, wer kelijk, het spijt me heel erg, dat is alles wat ik zeggen kanEn hij wist er in derdaad niets meer aan toe te voegen. De taxi chauffeur nam hier genoegen mee, maar de handkarbestuurder bewees den auto-eige naar, dat een man, begaafd met eenige verbeelding en wat bespraaktheid, gedu rende vijf minuten over één onderwerp kan doorspreken en in dien tijd zijn wrok kan uiten tegen de arbeiders der gasfabrieken, de verkeersagenten, de warmte eneige naars van kleine auto's. „Dat zijn van die dingen, die het wachten wat minder vervelend maken" zegt men in Parijs H. de J. Winst na afschrijving f 452.605 (f 210.568) Uit de winst- en verliesrekening over het boekjaar 1928 der Koninklijke Nederl. Hoogovens en Staalfabrieken blijkt, dat de netto-winst n a afschrijvingen f 452.605, tezamen met de onverdeelde winst van het vorig jaar f 484.617 (f 210.568), heeft be dragen. Op de preferente aandeelen wordt voor gesteld 4% dividend (v. j. 4% en 21% achterstallig) uit te keeren en aan de statuaire reserve f 42.760 toegevoegd. Aan het jaarverslag is het volgende ont- eend De voornaamste uitgaven, die in het afge- loopen jaar voor uitbreiding moesten worden besteed, staan in verband met de gaslevering aan de Zaanstreek en met de stikstoffabriek, waarover reeds iets in het vorig jaarverslag werd bericht. Deze inrichtingen zijn thans gereed, zoodat met de levering aan de ge meente Krommenie in Augustus 1929 kon worden aangevangen en binnenkort wordt voortgegaan met den leidingsaanleg naar Wormerveer, met welke gemeente wij even eens een contract tot gaslevering hebben afgesloten. De afrekening voor de opslag kraan en de derde loskraan vorderde nog eenige belangrijke betalingen. Zooals wij in het vorig jaarverslag ver meldden was er een voorloopige overeenkomst verkregen met de Pegem in zake het vraag stuk der electriciteitslevering. De grondslag der overeenstemming werd het vorig jaar verslag medegedeeld, doch tevens moest toen bericht worden, dat bij de Pegem moeilijk heden waren gerezen, die het afsluiten van een definitieve overeenkomst nog in den weg stonden. Inderdaad berichtte de Pegem ons eenigen tijd later, daf zij niet in staat was het door ons bedoelde contract aan te gaan. Het doet ons evenwel genoegen, dat de onderhandelingen op nagenoeg denzelfden grondslag met het P.E.N. (Prov. electrici- teitsbedrijf van Noord-Holland) konden voortgezet en tot een goed einde gebracht. Het tot stand gekomen accoord heeft de goedkeuring der verschillende overheids organen verkregen en de overeenkomst is dezer dagen onderteekend. De electrische centrale, die het P.E.N. nabij onze fabriek zal bouwen, zal haar plaats krijgen op een ter rein, dat door ons aan het P.E.N. werd verkocht en inmiddels reeds door het P.E.N. in gebruik is genomen. Het staat echter te vreezen, dat ontstane vertraging tengevolge zal hebben, dat de centrale nog niet op den overeengekomen datum van x Januari 1931 in gebruik zal kunnen worden gesteld. Met den bouw moet nog worden begonnen. Nauw verbonden met dit vraagstuk is de noodzakelijke ver lenging van de Binnenhaven door den Rijks waterstaat, daar de nieuwe centrale aan sluiting aan de verlengde Binnenhaven zal hebben. Ook hierin begin tenslotte vooruit gang te komen, zoodat nu ook het tijdstip nader schijnt te komen, waarop wij aan onze verdere plannen voor de verwerking van onze hoogovenslakken een begin van uit voering zullen kunnnen geven. In ons vorig jaarverslag berichtten wij dat met medewerking van onze vennootschap een nieuwe maatschappij zal worden opge richt, die ten doel zal hebben synthetische ammoniak uit onze cokes ovengassen te vervaardigen. De oprichting dezer maat schappij onder den naam van N.V. Maat schappij tot Explotatie van Cokesoven- gassen (Mekog) had indertijd plaats, in samenwerking met de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Met den bouw van de fabriek werd zulk een goede voortgang gemaakt, dat het bedrijf inmiddels kon worden aangevangen. Aan vankelijk zal slechts ammoniaksulfaat ver vaardigd worden. Door de uitbreiding, waartoe tijdens den bouw werd besloten en die omstreeks April 1930 gereed kan zijn, zal de Mekog in staat zijn in het voorjaar van 1930 kalk, salpeter en geconcentreerden mengmest ter markt te brengen. Nog werd in het afgeloopen jaar besloten om naast de beide hoogovens een derde op te richten, die voorloopig als reserve is gedacht om de perioden te overbruggen gedurende welke onvermijdelijke langdurige reparaties aan de hoogovens zullen blijken noodig te zijn. De bouw van dezen oven schiet flink op. Wij verwachten, dat de derde hoogov^i omstreeks Maart 1930 gereed zal zijn, waar na wij practisch gevrijwaard zullen zijn tegen moeilijkheden van bedrijfstechnischen, fi- nancieelen en commercieelen aard, die de stilstand van een hoogoven altijd met zich brengt. De noodzakelijkheid van deze reserve is helaas in dezen zomer weer gedemonstreerd toen hoogoven I buiten bedrijf moest worden gesteld wegens ernstige beschadiging van de vuurvaste bemetseling, ofschoon het herstel met den grootsten spoed werd uitgevoerd. Dit veroorzaakte een vermindering van onze eigen productie met 18.000 tonnen, waaraan groote financieele nadeelen waren verbon den, daar wij onze eigen grondstofvoorzie ning plotseling moesten wijzigen en vele afnemers uitstel van levering moesten vra gen. Tenslotte dient te worden gemeld, dat de voorloopig in hout opgetrokken herstellingswerkplaats zal worden vervangen en dat het kantoor en laboratorium zullen worden vergroot. De prijsstijging moet beschouwd worden als een gevolg van de marktverbetering voor de staalproducten ten gevolge, waarvan steeds meer ijzer voor de staalbereiding werd ver vaardigd, zoodat de productie van gieterij ijzer vrijwel van maand tot maand terug liep. Nu schijnt bij het schrijven van dit verslag een evenwicht te zijn verkregen. Helaas waren de hoogere prijzen voor onze artikelen reeds ten volle gecompenseerd door de zeer sterke gestegen prijzen van de grondstoffen. Mocht het vorig jaar nog verwacht worden dat na het einde van de staking in Zweden in de ertsmijncn de ertsprijzen weer spoedig zouden dalen, door de praktijk werd deze verwachting niet bewaarheid. Op het gebied van internationale samen werking valt te berichten, dat de samen werking van Fransche, Belgische en Luxem- burgsche ruw ijzer producenten vaster vorm krijgt, en dit West-Europeesch gieterij-ijzer kartel heeft den afzet in de drie genoemde landen door quotum verdeeling geregeld en maakt energiek front tegen invoer, in het bijzonder van Nederland, Engeland, enz., o.a. door z.g. rabais de fidélité, die enkel worden gegeven als de kooper zich verplicht uit sluitend vqn het kartel zijn ijzer te koopen. Uit de verlies- en winstrekening blijkt, dat over het boekjaar na afschrijving een nettowinst blijft van f 452.603, samen met de onverdeelde winst van vorig jaar f 484.617, waarvan 4 pet. op de pref. aan deelen wordt uitgekeerd, terwijl aan de statutaire reserve f 42.760 kan worden toegevoegd. Totaal ruw ijzer-productie in het verslagjaar bedraagt 256.479 tonnen. In Nederland verkochten wij 57.622 tonnen. Gistermorgen heeft in de St. Agathakerk alhier de plechtige utivaar^ plaatsgehad van Vijlen den ZeerEerw. Héér J. C. Ser brock, rustend pastoor van de parochie van O. L. Vr. Rozenkrans te Amsterdam, en hel laatst verblijf houdend in het St. Jozefrust oord te Beverwijk. Donderdagavond om zeven uur werden de Metten gezongen, waarbij als Agens fun geerde de ZeerEerw. heer pastoor C. A. A. M. Wouterlood, van de parochie van O.L.Vr. van Goeden Raad, terwijl de Zeer Eerw. heer C. G. van Trigt, professor aan het Seminarie Hageveld als Diaken en de WelEerw. heer P. Schreden, kapelaan te Beverwijk als sub-diaken fungeerden. Can- tores waren de WelEerw. heeren P. Braak en A. W. Westerhoven, kapelaans te Be verwijk. Om half tien gisterochtend werden de Lauden gezongen, waarbij ais Agens fun geerde de ZeerEerw. heer H. W. J. Hoo semans, pastoor te Amsterdam. Als diaken en sub-diaken fungeerden de WelEerw. hee ren W. Simons en J. I.. Speet, kapelaans respectievelijk te Velsen-Noord en Amster dam. Cantores waren de WelEerw. heer J, P Doeswijk, kapelaan te Kethel en de WelEerw. heer P. Braak. De plechtige Reqluiem-Mis werd gecele breerd door den HoogEerw. Heer J. M. Lu- cassen, deken van Beverwijk, met dezelfde assistentie als bij de Lauden. Bij de plechtigheid waren een groot aan tal E E. H.H. Geestelijken tegenwoordig. O.a. merkten wij op den ZeerEerw. heer pastoor Wouterlood, ex. test.; voorts de ZeerEerw. heeren ,J. C. v. d. Loos, pastoor te Uitgeest; W. J. Slenders, pastoor te Spanbroek; A. H. M. J. Homüllen, pastoor te Velsen Noord; J. H. M. Peeperkorn, pastoor te Limmen; L. P. H. Paulussen, pastoor te Heemskerk; A. Melchers, Regent van de Bisschoppelijke Kweekschool te Beverwijk e. a. Na beëindiging van de plechtigheid trad pastoor Homüllen naar voren voor het hou den van de lijkrede. In treffende bewoordingen deed de Eerw. spr. uitkomen dat de woorden: Gods ge nade is in hem niet ijdel geweest, zeker op dezen overleden priester van toepassing zijn. Zalig de mensch, die op het eind zijns le vens deze woorden van zich kan spreken, want hij toch zal het toekomstige leven ontvangen. Zulk een mensch was pastoor Serbrock. Hier werd een welbesteed priesterleven door Gods hand afgesneden, een priesterarbeid j van meer dan 50 jaren. Dat priesterleven werd tot een zegen van j velen. Dit kunnen getuigen de plaatsen, waar de overledene als kapelaan arbeidde; j in het bijzender Gouda, waar nu nog ouden j van dagen zijn naam met dankbaarheid noe men. Dit getuigt ook zijn eerste pastoors plaats, Muiden, de parochie, die de liefde van zijn hart altijd heeft gehad en waar hij volgens zijn eigen woorden de ge lukkigste jaren zijns levens heeft doorge bracht. Daar vergrootte en verfraaide hij de kerk daar legde hij een doodenakker aan, die eens zijn stoffelijk omhulsel zou bevatten, daar stichtte hij 30 jaar geleden het vereeni- gingsgebouw voor jongelieden en militairen. Wat was hij in Muiden gelukkig temidden van zijn parochianen met wie hij vreugde en droefheid doorleefde. Toen zoo ging de Eerw. redenaar ver der kwam de uifnoodiging van den Bis schop, die hem voorstelde een nieuwe paro chie achter het Concertgebouw te bouwen te Amsterdam. De wensch van zijn B'sschop was voor hem wet en, ofschoon noode, ver liet hij Muiden, volbracht zijn opdracht cn bouwde in Amsterdam een heerlijken Gods tempel. Met den alouden ijver arbeidde hij verder in een der defstigste wijken van Am sterdam, tot hij den gouden prieslerkroon ontvangen had. Daarna meende hij echter dat het zielenheil der parochianen grooter kracht cn grooter inspanning vroeg, dan waarover hij te beschikken had. Hij meende dat het werk thans aan jeugdiger handen moest worden toevertrouwd en hij vroeg eer vol ontslag uit de priesterbediening. Hij ves tigde zich te Beverwijk en rustte hier als zijn leven hier tenminste rust genoemd kon worden. Gods genade is in dezen priester niet ijdel geweest. Wat had hij een bijzondere liefde voor de kinderen en hoe ging zijn bijzondere vriendschap ook uil naar de priesterstuden ten. Steeds was hij bereid den zoekenden den weg naar de waarheid te wijzen. Het was een leven van volkomen naastenliefde en liefde tot God, een leven ook van trou we plichtsbetrachting, hetwelk voor ons n voorbeeld is. Hij ruste in vrede en we ho pen aldus de Eerw. redenaar dat zijn ziel is bij de Heiligen hierboven. De Eerw. spreker eindigde dan met het gebed van allen te vragen voor de zlele- rust van dezen overleden priester. De Hoogeerw. celebrant verrichtte hierna de laatste ceremoniën. De teraardebestelling had te Muiden plaats. MEDEGEDEELD DOOR MARGARINE UNIE DE FUSIE MET LEVER BROTHERS De ongewone koersstijging van de aan deelen Margarine Unie tot een niveau, dat den outsider zich doet afvragen of het wel mogelijk is, dat dit ooir rendabel wordt ge maakt immers een koers van ca. 650% veronderstelt een jaarlij ksche opbrengst van claims en dividenden ad ca. 35% schijnt gebaseerd te zijn op het feit, dat met het Lever Brothersconcern een furie zal worden aangegaan. Reeds in April werd in een deel der finan cieele pers over deze fusie gerept, doch de betreffende mededeelingen werden tegenge sproken, hoewel thans toch een cfficieele bevestiging is gekomen van eerstgenoemde berichten. Het communiqué betreffende het samen gaan van de twee concerns spreekt van een amalgamatie van de gewone aandeelen Lever Brothers (ad 2.400.000) en de gewonen aandeelen Margarine Union (ad 2.425.420) en wel op grondslag van gelijke zegging- sphap. Voorloopig zullen geen verdere me dedeelingen worden gedaan, daar de princi pes, waarop de fusie gebaseerd is, nog nader zullen moeten uitgewerkt worden. Hoe de amalgamatie van de aandeelen zal plaats vinden blijft dus voorhands nog aan de fantasie van het publiek overgelaten. Wij kunnen ons drie mogelijkheden voorstellen ofwel er is ter beurze een voldoend aantal aand. Marg. Union Ltd. ingekocht, om deze ter beschikking te stellen voor omwisseling in Lever Brosaandeelen ofwel er worden nieuwe Unicn-aandeelen uitgegeven ter omwisseling in Lever Bros- shares ofwel er wordt een nieuwe holdingcy opgericht waarvan de aandeelen tegen omwis seling worden uitgereikt aan de houders van Lever Bros en Margarine Unionshares. De gelijke zeggingschap, waarvan voren werd melding gemaakt is gemakkelijk te be reiken. Zooals men weet berust de algeheele zeggingschap over de Margarine Union Ltd. bij de 100.000 6% deferred shares en deze zijn alle in handen van de N. V- Margarine Unie. Wanneer deze dus 50.000 aan Lever Brothers cedeert of wanneer nog een nieuwe 100.000 deferred shares gecreëerd worden, is de kwestie geregeld. Laten wij het Amerikaansche Gamble Procter concern een ooger.blik buiten be schouwing, dan is Lever Brothers de grootste zeepproducenle der wereld daarnaast neemt zij een vooraanstaande plaats in bij de pro ductie van parfums, chemicaliën, eetbare en technische vetten, vernissen en glycerine. Haar maatschappijelijk kapitaal bedraagt 130.000.000, waarvan geplaatst een bedrag van 56.628.000, dat zich als volgt Lat specificeeren 1000) Gew. aandeelen2400 7 °o cum. pref. aandeelen 30557 8 cum. pref. aandeelen 953 8 cum. pref. aandeelen AI55°5 20 %cum. pref. aandeelen 3787 20 cum. pref. aandeelen A 3000 20 cum. pref. aandeelen B 406 Over 1928 werd een netto winst gemaakt van 5.274.075 (v.j. 5.390.230). Voor betaling der preferente dividenden was een bedrag benoodigd van 4.895.532. Op de gewone aandeelen werd evenals over 1927 5 divi dend uitgekeerd, hoewel over het uitstaande bedrag 15 werd verdiend. De laatste weken zijn er ook geruchten gegaan, dat nog een fusie tot stand zou komen met de Procter Gamble Cy, het grootste Amerikaansche zeepconcern, waarbij ook Morgan geïnteresseerd is en welke als de voornaamste concurrent van Lever Bros moet worden beschouwd. Dat uiteindelijk ook met dit concern een samenwerking tot stand zal komen is geenszins ondenkbaar en de ge ruchten hebben aan waarschijnlijkheid ge wonnen, toen bekend werd, dat de Procter Gamble-aandeelen binnenkort te Amsterdam geïntroduceerd zullen worden. Natuurlijk zou dit eventueele verdere aandeelen-om- wisselingen zeer vergemakkelijken. Afgezien nog van de mogelijkheid, dat ook deze laatste fusie tot stand komt, is het duidelijk, dat de combinatie Margarine UnieLever Brothers vrijwel beschikt over het prictische wereldmonopolie van de pro ductie van plantaardige oliën en vetten, margarine en zeep, terwijl zij tot op zeer groote hoogte zelf de marge tusschen kost en verkoopsprijzen kan bepalen, daar gecon centreerde inkoop een zeer grooten invloed kan uitoefenen op de prijsvorming der grond stoffen en de verkoopsprijzen uiteraard geheel en al door haar alleen vastgesteld kunnen worden. Of deze buitengewoon gunstige omstandig heden intusschen de huidige koersen moti- veeren, is een vraag, welke door geen ou t- sider beantwoord kan werden. Ulvenhout, 17 Sept. 1929 Menier, Mee da' k d'n datum boven m'n briefke schrijf, zie 'k op m'nen scheur kalender as da me vandaag 'nen bie- Zonderen dag em- mend'n derden yv Densdag van Sep- tember Van den middag hee ons Koningin mee d'ren man en mee Julejaantje de Kamers weer opengedaan en emmen de vorsteleke fermilielejen kennis kunnen maken mee de nuwe menisters en de dieto Kamerlejen. Da's 'n schoon gezicht, amico Nie die nuwe menisters en Kamerlejen, da ge zicht geef ik oew kedoow, maar heel dieën krippot bij mekare. Man, da's om 't op oew oogen te krijgen, zoo schoon as da-d-is. Da blinkt en da glimmert van 't goud as 'nen zonsopgaank. As 't er zo'n zonne straaltje net persies op 'nen gouwen medallie ketst, dan springt 'r 'n traan uit oew oogen, Zoo scherp as da-d-is. Neeë, da mot 'k zeg gen van die mannen, op d'n eersten dag da ze d'r plichten as staatsmannen komen vervullen, dan zijn de spullen in orde Dan is er gepoetst, geboend en geschuurd aan knoopen, degens en allerhaande staatmans- gereedschap, da-ge in eiken staatsman oew haren kunt kammen. En da zijn dan nog maar de Kamerlejen die er, in d'r tweedekamerpakske mee d'ren steek (nèt as ons dodsbidders, maar die Zetten 'm, zeukers veur de onderscheiing, dwérs op 'r test), nog maar simpeltjes er uitzien bij de diepelmaten vergeleken. Ja, ik durf grust te zeggen: die diepelmaten zien d'r bijna net zoo prachtig uit as de koet siers en de palief enters van 't Koninklijk Huishouwen. Die vrijers emmen wit-zeem- leeren broeken aan, amico, nou ik kan oew zeggen, as ik zo'n broek aanschieten moes, dan zoude al gauw kunnen zien, waar ik 'm allemaal vast had g'ad Zóó besmette lijk wit, zóó teer, maar ok zóó prachtig ziet er Zo'nen kearel uiL Gin vhegenschetje, to" staan 'nen zwarten duim, is er aan zooeenen te bespeuren I En as dan de gouwen of de stasiekoets veurbijrijdt allebei schoone gerijen amico mee de Koningin op 'r Zondags, de Prins as vies-admieraal en Jule jaantje in d'r beste spullen, dan is da-d 'n gezicht zóó schoon, da-g'er effekes stii van wordt. Dan vergitte kepleet om hoerah te roepen, 't Gaat dan in draf en bezijën de koninklijke koets, d'r veur en d'r achter, daar draven hooge mielietaren met pluimen op d'ren siako as hanenstèèrten en mee d'ren sabel uit de schee. "Er zijn d'r bij, gruun as gras, da zijn de officieren van de Grinnedicrs en Jagers, 'n Pracht amico, 'n pracht En als de Koninklijke fermilie dan van huis gaat, dan schieten ze op 't Malieveld mee losse flodders uit kenonnen da-d-et allemaal dreunt en davert en dan springen de diepel maten op 't Binnenhof, waar ze zoolaan k staan te wachten teugen de Ridderzaal aan. alvast in de houding. Duizenden menschén zijn dan op de been, waar de stoet as 'n fon kelend. kleurig lint. tusschendeur slingert. Keb 't dikkels gezien, amico Dikkels 1 En van 't jaar ha'k er weer gère bijgewiest, al was 't maar om weer 's 'nen dag in d'n Haag te zijn, maar da viel van 't jaar nie zo goed uit, omda me pas weggewiest waren. Naar Amsterdam. Onzen Dré en Lewies, die hiewen nie op, of me moesen weer 's 'nen keer komen kij ken. Wadden 't al beloofd, toen ze lest weer weggonken na d'n vankansie en dan d'n kleine Dré, ee Die kan aanhouwen as 'nen kopman in asseraansies, dus me zijn d'r Zondag op uit gewiest. 'k Mot zeggen, wemmen ons eigen best geamuseerd. Olleen emmen altij 'n uur noodig om te wennen aan al die aarties- tieke prulleboel. As ge wil gaan zitten hedde kaans, da ge deur zo'n dink, da-d-op 'n stoeltje lijkt, glad henen sallemaandert. 'n Omgekeerde kist mee 'nen ouwen sjaal d'r op, die m'n moeder nog gedragen heet, vol mee gaten, da-d is 'nen stoei, 'n Ouwe, vrekte melkkan, vol mee butsen, die wij zeker 'n kwarteeuw gebruikt emmen, sta-d-op 'n tafeltje vol mee van die gedroogde witte blaaikes. En in plak da-d-al die ouwe koper- rommel nog wa schoon opgewreven is, da- d-et nog 'n bietje lijkt, neeë, da's allemaal zoo dof en zoo gruun en grijs van d'n schimmel da-ge 'r gin dubbeltje veur geven zouw. En da mot zoo, zee d'n verver. Wemmen er nog 'n stuip mee g'ad, man, die 'k oew effen vertellen mot. Zoogaauw toen me binnen kwampen, toen za 'k aan Trui d'r bakkes, da-ze niet te spreken was over die koperen kan. Op 'n oogenblik da 'k mee m'nen zeun en z'n vrouw in z'n atteljee was, z'nen verf- winkel, om me z'n werk te laten zien, toen hee Trui van de gelegentheid gebruik gemokt en is gaan poetsen. Ze sting in de keuken te vrijven en te smeren, dat d'ren druppel ervan beefde. Wa was m'nen zeun kwaad. „Nouw hedde alles bedorven," zee-t-ie. „Sjuust die ouwe schimmelkleur is zoo schoon en da 's nouw i heelgaar weg Dieë knul is gek op schimmel. Hoe lilleker, hoe mooier. Trui was er gewoon van in de wèèr en da wil wa zeggen, amico. Maar ze poetste deur. Ferm. „Nouw kund- op oewen kop gaan staan," zee ze, „maar blinken zal 'tGek, stapelgek zijde, om oew boel zoo te laten verwaarloozen. Gras groeit er op En wa motten de menschen nie denken, die wel 's ier komen? Da-ge thuis nooit aanders gezien hèt, soms M'nen zeun sloeg z'n ermen omhoog, keek hemelsch naar 't plafond en schudde mee z'nen kop, of ie onzenlieveneer d'r bij wou halen. Ik bleef neutraal, da snapte Trui had gelijk, netuurlijk, maar da zee ik nie en da's ok netuurlijk En toen ie mijn d'r bij wouw slèpen, toen zee ik „hoor 's Dré, 'nen mensch z'n lust is 'nen mensch z'n leven. Moeder houw nou eenmaal van proper en gij van schimmel en daar koom ik nie tüsschen. Hier, stikt 's op en lot de vrouwen nouw maar betijen En toen alles zoowa schoon was, 't koper en tin blonk as spiegels, toen me wisten waar me veilig zitten konnen en waar me beter staan konnen blijven, toen vuulden me ons eigen veur 't eerst thuis. Wel keek m'nen zeun nouw en dan mee 'n somber oogske naar d'n schoonmaak en Trui mee 'n glunderogske' naar de boel, maar da was alles wat er van te merken viel. D'n kleine Dré was nie om te houwen Oh wa-d-had ie gère mee in 't spoor ge stapt 's aves„Mee de Kerssemus," zee ik, „as ge weer vakaansie hèt, manneke 1" Groot wieren z'n oogen en ze straalden as zonnekes ven hij sprong om m'nen nek of me naar Amerika gongen. En toen me gongen rijen, toen hee-t-ie staan wuiven mee z'nen zakdoek, da 'k er hartzeer van had 'm nie mee te kunnen nemen. Dieë brak is geboren veur boer en wordt evenmin kunstschilder as onzen veldwachter Menister van Justiesie. Me kwammen laat op Ulvenhout aan. Heel de wereld sting onder d'n nevel, 't Was of m'n landerijen as groote stille meren te drijven lagen. Duizenden sterrekens stingen mee scherpe puntjes, as margarietjes in 't diepe pèèrs van de hooge, donkere locht. 't Wassende maansikkeltje hong halver- weuge achter donzige wolkskes, die er statig langs voeren, 't Was 'nen Septemberavond om stil te worren van gepeinzen. Aan d'n eenen kaant zag ik de diepe, verre lochten as 't ware uit m'n laand oprijzen. D'n hemel en de nevels rokten mekare en 'k had 't gevuul da 'k tnee m'n Zondag- sche schoenen op d'n durpel van de on eindige schepping sting, terwijl aan d'n aanderen kaant de bosschen boven m'n laand deinden of ze opgelicht wieren deur 'n groote onzichtbare haand. Of ze dreven op de nevels die 'nen meter dik boven de èèrde wolkten. Amico, da was schoon En toen er 'n sterreke viel, toen er 'n engeltje in d'n hemel zo'n schoon margrietje plukte en toen da dingske mee 'nen sierlijken boog deur de groote locht zwierde en verdween achter de bosschen ollee, amico, toen was 't of ik onzenlieveneer aan 't werk zag Wa schoon, wa schoon is zo'nen nacht hier op d'n buiten. Veul schonder, laat ik oew da-d-op 'n briefke geven, veul schonder as alle ongepoetste en beschimmelde melk kannen bij mekareMaar da komt, om- da-d-ik ginnen kunstenèèr ben, maar 'nen doodgewonen boer. Lot dit dus maar nie aan 'nen verver lezen, waant dan kletst ie oew de gaten in oew sokken om te bewijzen dat vuile melkkannen en beschimmeld tin zoo sapprejabels mooi zijn En dan krijg ik er soms ok nog geschrijf en gevrijf over en ik heb gin tijd om nog meer te potlooicn as deus briefkes. En aartiesten overtuigen amico, ge kun beter mee veul meer suukzes, achter zo'n vallend sterreke aandraven om 't in oew pet te laten vallen Neeë, dan d'n Blaauwe, d'n Tiest, ge wit wel Daar kan 'k mee klasjeneeren. En da die me zoo te binnen schiet, da zit zoo Toen me dan Zondaggenavond in die prachtige stilte en in die stille pracht van Ulvenhout kwampen uit Amsterdam, toen klonk deur die stille drijvende en wiegelende natuur, die te dutten lag, heel ver weg d'11 muziek zweven, die er sjuust bijheurde. 't Was nèt, amico, of die lichtende wolkskes laangst 't manesikkeltje op de maat van dieën meziek wegzweefden. Of 't vallende sterreke op 'n hoog, stervend toontje wegdook. „D'n blaauwe." fluisterde Trui en ze kneep me in m'nen erm. En bij ons deur bleven me stilstaan om nog effekens te lüsteren. „Nouw hedde alle kaans," zee Trui be drukt, „dat ie 'n stuk in z'n botten ee en hoor me nouw zo'n blaauw zat kulleke daar 'nen hemelschen meziek uit die trekpiano halen." Ja, amico, zoo is 't. Keb 'm wel 's stiekum af staan loeren, as ie zoo in z'n eentje, veur z'n deur, te faante- zeeren zat. Maar daar verkèkte 'n dubbeltje- n-aan. Dan zit ie op d'n durpel van z'n deur mee eenen poot gestrekt en d'n aandere onder 'm als 'nen kleermaker. De monica rust dan op d'n knie van dieën kleermakers- poot" en z'n pet zit dan heelegaar achter in z'nen nek, zooda z'n blauwe stekels „lokken" noemt ie ze zeivers ieveraans uit- pieken. Dan zit ie omhoog te kijken, ver weg, waarnaartoe da snapte nie en dan is 't net of ie nèar z'n eigen zit te lüsteren, zonder dat ie snapt dat ie zelf aan da ding zit te mieren. Dan glijen die zwarte, afgekloven vingers van 'm over de toetsen en knobbekes asof er gin kunst aan is. Dan trekt ie da ding wel 'nen meter ver uitmekaar en alles wa ge heurt da kunde meeneuriën, zonder da-ge 't ooit nog had heuren speulen. Maar meziek, amico, meziek da -ge 'r mee 'nen stijven nek naar te lüsteren staat. Opera en kerkliedekes, veur niks gaat ie uit d'n weg en dikkels mokt ie er nog stukken aan, die nog schonder zijn as de rest. 't Is 'nen aartiest, maar eene waar ik mee praten kan. Van z'n vak is ie verkensfokker, zooas ge wit, maar as ge 't mijn vraagt hij hee net zooveul verstaand en zjenieïgheid in de meziek as in de verkens. En da zeg ik nie olleen Zelfs onzen meester hee dikkels gezeed „d'n Biaauwe-n-is mee 'n monica in de wieg gedonderd." En de meester kan 't weten, waant die speel-d'-op onzen ürgel in de kerk en heel, heel goed, amico. En zoo schiet me nog 'n stuip te binnen die 'k oew toch efkens, veur ik van m'n brietke schei, nog vertellen mot. Ge mot dan weten, dat d'n Blaauwe ok thuis is op ons koor, waar ie d'n meester wel 's helpt mee 't trappen van d'n ürgel. En zoo is 't gebeurd, mee m'n zuiveren bruiloft, da'k eigenlijk van dieën Blaauwe ben gaan houwen as van 'n brüur, al is 't dan nóg zo'nen zigeunder. Me kwampen in de kerk, Trui en ikke veurop, de kienders, fermilie de meiden en de knechten en de buren d'r achter. Méé da-me binnenstappen, galmt er deur de kerk d'n bruidsmarsch uit de Lowengrien en mee 'n kracht en 'n statigheid, da 'k er van schrok. Trui d'ren erm vuulde- -n-ik deur m'nen mouw beven, terwijl ik zeivers 'nen kneep in m'n hart en 'nen brok in m'n keel kreeg. Ik stapte-n-as d'n Koning van 't dürp deur de kerk onder z'n schoonsten meziek van 't Laand. D'n Blaauwe Op z'nen trekurgel Ons pastorke keek verschrikt op, maar 'k wies nog net 'n ogske naar 'm te knippen om te beduien lot maar gaan, da lop goed afIk kende m'n Blaauwe zo'n bietje. Amico, 't was allemachtig, merakels mooi 1 Me wieren d'r koud van in onzen nek. En toen de Mis-uit-Dankbaarheid gedaan was, toen ze allemaal gaauw weg wilden loopen mee 't veruitzicht op 't fiest en d'r leege maag, toen zette d'n Tiest, bij 't uitgaan van de kerk 'n Te Deum in, da ze anders olleen speulen bij heel biesondere gelegentheden as de Koningin verjaart of zoo da'k er verlegen mee wier. Ze bleven allemaal lusteren. En m'nen zeun de verver, die toch verstaand hee van kunst, die sting mee 'nen open mond naar boven te kijken, mee 'n traan op z'n wang. Buiten emmen op d'n Tiest gewacht. Wa zag ie eruit. D'n hoogen hoed op en z'nen blaauwen werkkiel aan, mee d'n trek urgel aan z'nen schouwer. En mee 'n gezicht zoo seerejeus amico, of ie naar 'n begrafenis gong inplak van naar de bruiloft. Ge begrept, hij gong mee zo'nen muzie- kant konnen me gebruiken en 's nachts is ie weggegaan mee 'nen lap in z'n broek, zoo zat, zoo zat as d'n duvel z'n moer. Zoo is ie nouw Dieën Blaauwe Sjandoedel 'n Hart van goud in 'n eetwie-ke van vèrkensblubber. Maar veul schoone oogenblikken hè k al mee 'm genoten, net zoo goed as da me- -n-ok dikkels de grootste lol emmen g'ad samen. En as ie zoo 's aves z'nen muziek zit te geven, zoo mooi da'k er 'nen beteren mensch van worren zouw, da-g-oew eigen 'n kindeke vuult worren, nouw amico, de magde grust weten, dan hè 'k verscheië keeren efkes naar d'n overkaant gewipt, naar de „Gouwen" om er 'n paar veur d'n Tiest te betalen. Die vindt ie dan d'n aanderen dag wel 'n Mooi stuk, blaauw Ulvenhout, da 'k ier nie gère missen zouw, amico. Kom, ik schei d'r af. Keb zooveul te vertellen g'ad over m'n Amsterdamsche reis, de opening van de Kamers, m'n zuiveren bruiloft en wect- ikveul, da'k snotverdikkoppe 'n velleke hekstra noodig g'ad em. Amico, tot de volgende week. M'n vel is staampende vol. Veul groeten van Trui en, as altij, gin horke minder van oewen toet a voe Dré

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5