Thomas A. Edison, zooals ik .Van Alles en van Overal Het lijden van Jeanne dArc VRDfiaG 11 19® HEM KEN Hvis&potheek+i voor 60 centen Klooster balsem TWEEDE BLAD BLADZIJDE DOOR FRANCIS JEHL De eenige overlevende van Edison's eerste laboratorium-assistenten HERINNERINGEN AAN MENLO-PARK RECHTSZAKEN De bedrieg elyke bankbreuk te Beverwijk De geschiedenis van een bankbiljet BOEKBESPREKING „Geen goud zoo goed" rsjjinini.»! mi i s^wjwXuilIi'i Een nieuwe film en een mooie Maar Een film, die, vrees ik, bü het groote pu bliek er niet zal ingaan, zooals zij het ver dient. Want t is geen „gewone" film, geen film met een mooie scène hier en een kunstig in elkaar gezet decor daar, waaraan je oogen te gast kunnen gaan het is een film van gelaatsuitdrukking, een film die tot je spreekt zonder woorden en waarin de wei nige „teksten" die er in voorkomen eigenlijk ook nog overbodig zijn. De Deensche film-regisseur Carl Th. Dreyer, die ons het lijden en den dood van Jeanne d'Arc heeft willen doen meevoelen, heeft getracht dat te bereiken en heeft dat Jeanne, in het boetekleed, onmiddellijk voor het beklimmen van den brandstapel. ook werkelijk bereikt, door de eenvoudigste middelen. Maar juist die, ik zou haast zeggen geconcentreerde eenvoud, heeft mij hierbo ven de vrees doen uiten, dat het groote publiek haar niet zal begrijpen. Het is een film, die geen „teksten" be hoeft zei ik, maar toen ik dat neerschreef rekende ik er op, dat hij die deze film gaat zien, de geschiedenis van Jeanne d'Arc kent, niet alleen weet, dat ze een arm boeren meisje was, dat zich door God geroepen ge voelde om haar vaderland te verdedigen en van den indringer te verlossen, en dat ze daarvoor ten slotte is verbrand, maar ook weet hoe en waaróm zij veroordeeld werd, welke invloeden er aan het werk geweest zijn, om het mogelijk te maken, dat die rechtbank van hooge geestelijken zulk een vonnis over een Heilige kon vellen. Die dat niet weet, kan deze film onmogelijk begrij pen, al zal hij er misschien toch wel het schoone in waardeeren. De film geeft de droeve geschiedenis van een eenvoudig boerenmeisje door een su bliem martelaarschap bekroond, simpel en eenvoudig weer, zonder opsmuk, zonder groo te optochten, zonder gevechten, zonder schit terende figuratie alleen door.... gezich ten, menschelijke' gezichten in hun veelvou dige wisseling van uitdrukking.... uitdruk king van haat en uitdrukking van verach ting; uitdrukking van sarcasme en uitdruk king van sluwheid; uitdrukking van min achtend medelijden en uitdrukking van te leurstelling; uitdrukking van vrees en uit drukking van onderdanigheid. Loiseleur, de valsche en sluwe ondervrager, die Jeanne tracht naar zijn hand te zetten, door zich als haar vriend voor te doen. En juist doordat dit de opzet was, door dat Dreyer het effect niet zocht te verkrij gen door grootsche scènes en door massa regie, maar alleen door tot het uiterste vol gehouden eenvoud, is deze film geworden tot iets heel bizonders, tot iets groots en machtigs. Het is de film der gelaatsuitdrukking en daarom komt het er dus in de eerste plaats op aan, de gezichten der uitbeeldende per sonen te laten spreken. Vandaar dan ook, dat we eigenlijk niets anders zien dan ge zichten, groote gezichten, die alleen of met tweeën, of drieën het heele doek vullen. Enkele scènes komen er in voor, maar ove rigens ziet men gedurende ruim anderhalf uur vrijwel alleen groote koppen, zooals we er een paar bij dit artikel reproduceeren. Het is de verdienste van regisseur Dreyer, bij wien het denkbeeld is ontstaan, op deze wijze een der aangrijpendste momenten uit de geschiedenis van Frankrijk weer te geven, dat zijn schepping geworden is tot een der indrukwekkendste kunstwerken, die de jonge filmkunst tot nog toe heeft voortgebracht, ook door zijn juiste keuze van de uitvoeren den. Want ook van hen hangt bij een expe riment als dit zeer veel af. Eigenlijk is het de ware filmkunst, omdat ze tot ons spreekt niet door de „teksten" die men tusschen de beelden op het doek ziet verschijnen, maar door de beelden zelf, die zonder dat woorden ter aanvulling noodig zijn, alles zeggen wat er te zeggen is. Wie is Jeanne d'Arc? Als we ons het beeld der Heilige voor oogen halen, dan zien we haar in den regel, zooals ze was in den glanstijd van haar jonge leven, als de ge harnaste jonkvrouw, die met de wapens in de hand haar Koning zegevierend naar de kroning geleidt. Of we zien haar, stralend en het licht van de eindelijke zegepraal na haar dood. Maar er is nog een andere Jeanne, een uiterst eenvoudige Jeanne, een arm, naïef boerenmeisje, dat door de stem van den aartsengel Michaël zich een grootsche op dracht hoort geven; een Jeanne, die angstig voor haar wreede rechters staat en haar Moeder, haar Koning en haar God te hulp roept in haar nood. Die Jéanne heeft Dreyer gekozen zeker wel de moeilijkst uit te beelden Jeanne die hij had künnen kiezen. En wie weet, of zijn arbeid wel zóó ge slaagd zou zijn als ze nu geslaagd is, wan' neer hij niet als vertolkster der hoofdrol had kunnen beschikken over mejuffrouw Falconetti, die op haar gelaat weet te doen weerspiegelen heel haar innerlijke ontroe ring, heel het intense lijden van de maagd, die daar voor haar rechters staat, rechters, Warwick, de EngeLohe bevelhebber, die de geestelijke reeb,ters naar zijn wil weet te te doen besluiten. die haar kwellen tot het uiterste, die haar martelen, zooals maar zelden een jong, on schuldig meisje gemarteld zal zijn. De vertolkster van de hoofdrol. Ja, dat is mejuffrouw Falconetti, in zooverre, -dat ze de titelrol vervult, maar eigenlijk zijn alle rollen in deze film ten aanzien van haar belangrijkheid hoofdrollen. Dat is ook een der eigenaardigheden van deze film, dat de regisseur geen enkele zijner personen op den voorgrond laat treden allen staan ze op hetzelfde plan, allen zijn ze even belangrijk. Er zijn spelers in deze film, wier namen met vette letters op de programma's zullen worden gedrukt en an dere wier namen er extra vet op zullen komen te prijken. Maar er zijn er ook, die „maar" figuranten zijn, naamlooze artister. voor zoover het programma betreft. En toch is er meer dan één scène, waarin zoo'n naamlooze het geheel beheerscht en de hoofdfiguren voor een oogenblik naar den achtergrond dringt. Het is Dreyer niet om de personen te doen, maar om het geheel, maar juist mèt persO' nen, met enkelingen, weet hij het best te bereiken wat hij bereiken wil. Waar hij het probeert met de massa, zooals aan het slot van deze film, waar hij na den vuurdood van Jeanne het eenvoudige volk in opstand laat komen tegen haar beulen, daar faalt hi). De film zou mijns Inziens winnen door schrapping van het slot, dat er trouwens eigenlijk niet bij hoort ook. Dreyer wil geven „Het lijden en de dood van een Heilige"; zoogoed als hij weglaat wat er vóór dat lijden met Jeanne gebeurde, zoogoed kan ook wat daarna plaats had achterwege Bisschop Cauchon, in gesprek met een der eenenveertig rechters De ondervraging van Jeanne in haar cel, waar men door list haar tot het teekenen van het afzweringsprotocol tracht te brengen. betooverdj geraakten wij in een opgewonden •stemminfjj Baarden van eenige weken oud werden 813geschoren, de vraag naar zeep en water st^eg onrustbarend en ongekamde haren we» den netjes glad achterover ge borsteld. In den lieginne werkte de grappige aan blik van dj: fonograaf op haar lachspieren. Zij bestudteerde het toestel aandachtig en trachtte u:it te visschen hoe dat gekke ding werkte. Toen de wasplaat in het opneemapparaat was aangebracht en mevrouw Bernhardt werd verzoet it te spreken en te zingen in de machine, aarzelde zij een oogenblik. Maai nadat nieuwsgierigheid de overwinning had behaald op haar scepticisme, sprak zij eenige oogeii blikken op geanimeerden toon en eindigde imet het zingen van een korte melodie. Zij wachtte vervolgens met inge houden adem het resultaat af. Mevrouw Bernhardt was van bewondering vervuld toen .:tij haar eigen „gouden stem geluid" met he t karakteristieke accent hoorde door de madhine weergegeven. „C'est grand'f C'est grand!" riep zij tel kens weer geestdriftig uit. Overeenkomst en verschil In later jaraa zeide deze groote Pranpaise, de herinnering; aan dit bezoek aan Edison ophalend: „Ik zag een man van middelbare gestalte, met een eenigshtns groot hoofd en. een edel profiel en ik dreht aan Napoleon I. Onge twijfeld bestond er een treffende gelijkenis tusschen deze 'twee groote mannen en ik ben er zeker vam dat een gedeelte van hun hersenen identiek moet zijn; Ik vergelijk niet hun genie. Het eene was vernietigend en het andere .'scheppend Ik betwijfel a f Edison ooit grooter lof- tuiging voor een van zijn uitvindingen heeft genoten dan de Fransche actrice hem dien dag schonk. En ntellig heeft hij aan geen andere meer waejrde gehecht. Toen ik te Menlo Park uit den trein stapte, mijn introductie-brief krampachtig in de hand, beefde ik als een juffershondje ik beken het eerlijk van groote vrees. Ik zou Thomas A. Edison, den grootsten uit vinder der wereld, ontmoeten. Ik moest trachten een gunstigen indruk op hem \te maken, want de man, die mij den introduc tiebrief had gegeven, had mij gezegd, dat, wanneer ik Edison beviel, hij mij zou aan stellen. Geen wonder, dat mijn hart klopte als een stoomhamer. De hond, die een beer bleek Mijn vrees, die ik mij nog goed kan her inneren. ging bijna over in angst, toen ik het gebouw naderde (het laboratoriumge bouw), waarin, naar men mij gezegd had, ik Edison zou vinden. Op dat oogenblik be speurde ik een groot, ruig lichaam, dat in de schaduw lag van een boom naast het huis. In de meening, dat, wanneer ik den hond tot vriend had, ik het ook wel goed met den baas Edison zou kunnen vin den, stak ik mijn hand uit om het dier te aaien. Het volgend oogenblik vloog ik de trap op, die naar het laboratorium leidde, het meest verschrikte jongmensch uit de historie der gansche menschheid, want de hond bleek een bruine beer te zijn. Weliswaar lag hij aan een ketting, doch, zooals te begrijpen is, gunde ik mij geen tijd! mij hiervan te overtuigen. Zoo vloog ik al vele jaren vóór Lindberg. De kennismaking met Edison Toen ik het laboratorium binnentrad, zag ik niemand, en had dus tyd om weer tot mij zelf te komen; a'e sinistere aanblik van de onverlichte ruimte, ietwat wanordelijk, maakte op mij een geheimziimigen indruk en mijn gedachten sloegen op hol. Wanneer er eens een geest verscheen en een zoenoffer eischte. Het vertrek leek mij zoo Faustachtig toe en we weten allen, wat er in zijn domein plaats greep. Spoedig echter werd ik wat opgelucht door het verschijnen van een menschelijk we zen, in de gestalte van een loopjongen. Ik gaf hem uitleg, hij bracht me de trap op en daar vond ik al gauw Edison en een assis tent aan het werk. Toen stond ik van aangezicht tot aange zicht tegenover den grooten man. Ik over handigde hem mijn brief en hervond daar na ras mijn evenwicht. De eerste indrukken, die men van een ernstig man ontvangt, zijn in den regel blij vend, en het beeld, dat ik mij in, de eerste minuten van Edison vormde, is in later ja ren gebleken juist te zijn. Hij had iets vriendelijks, iets hartelijks in zijn geheele manier van doen, zijn glimlach was waardig. Men voelde zich met hem op zijn gemak en was zich toch tevens bewust van zijn geweldig geestelijke superioriteit. Zijn gezond verstand en zijn logische manier van redeneeren brachten zelfs zijn eigen wiskundigen medewerker van de wijs. Bü zijn werk scheen hij nooit haast te" hebben, ook jachtte hij zijn menschen nooit. Hij leidde allen, maar met slechts enkele woorden en zijn geestdrift dreef q^s aan. Geen man werkte ooit harder en ruste- loozer dan hij, dagen en nachten gingen vaak voorbij zonder dat hij zich rekenschap gaf van den tijd. Wanneer hij wilde rusten, placht hij een tafel of een bank als bed te gebruiken, met behulp van zijn jas of een paar dikke boe ken als hoofdkussen. „Een zacht bed is voor een man verderfelijk," placht hü te zeggen. De slaper, die niet sliep Deze gewoonte om niet te slapen, een der meest bekende van Edison, gaf op zekeren dag te Menlo Park aanleiding tot een grap pig incident. Eens had Edison een moeilijk vraagstuk opgelost en hij strekte zich uit op een tafel in het laboratorium om een uiltje te knap pen. En wij zouden hem nooit wekken, be halve in geval van uitersten nood. Wij werkten zwijgend door, bevreesd, dat een op luiden toon gesproken woord of een ander geraas de sluimering van den meester zou storen. -Aan iedereen werd op het hart gedrukt, om zoo stil mogelijk te zijn. Na een poosje werd de stilte verbroken door het gefluit van een trein en kort daar na werd een deur achteloos dichtgeslagen achter iemand, die juist het gebouw bin nentrad. Een vreemde, die er uitzag als een ban kier, klom met zwaren stap de trap op en vroeg den heer Edison te spreken. Hem werd geantwoord, dat dit onmogelijk was dat de heer Edison sliep en dat nie mand hem mocht wekken. Dus werd den bezoeker verzocht plaats te willen nemen en een oogenblik te wachten. Met klaarblijkelijken tegenzin voldeed deze aan dit verzoek. Edison bleef slapen. De vreemdeling bleef wachten, maar werd dit tenslotte moe en vertrok juist op het nippertje om nog den laatsten trein naar New-York te kunnen halen. Toen de deur in het slot viel, verrees Edi son en gaapte. Toen riep hij zijn eersten as sistent en zeide: „Ik heb zeventien nieuwe ideeën gehad, sedert ik ging liggen." ,,Hebt u dan niet geslapen?" vroeg de man, die den vreemdeling had te woord ge staan. „Neen," antwoordde Edison. THOMAS A. EDISON Wanneer er tijd en gelegenheid was voor ontspanning, was Edison even opgewekt als de jongste van zijn assistenten. Een bron van vreugde was voor hem een vroolijk lied. Gedurende de drukke dagen van Menlo Park bespeelde hij met talent het orgel, dat voor experimenteele doeleinden in het la boratorium aanwezig was. Soms, na een middernachtelijk maal, het geen dikwijls voorkwam, begeleidde hij op het orgel de populairste liedjes, die wij wil den zingen. Bij deze gelegenheden verzochten we den glasblazer op zijn cilther te spelen en Duit- sche liedjes te zingen. Een der jongens kon voortreffelijk het ge luid nabootsen van de oorspronkelijke Edison- fonograaf met de platen van zilverpapier, wat Edison steeds in een- uitbundig gelach deed uitbarsten. Eera opsnijder ontmaskerd Onze middernachtelijke vermaken wer den gedeeld door den houder van net post kantoor van Menlo Park en door den her bergier. Op een nacht begon de kantoor houder, die een vriend was van overdrijvin gen, zijn levensgeschiedenis te verhalen. De tijd verstreek, maar de verteller toonde geen teekenen van vermoeidheid. Edison, die toen reeds eenigszins doof -was, scheen geen aan dacht aan de woorden van den spreker te wijden. Plotseling echter nam hij een stuk papier en begon te cijferen. Hij keek den kantoorhouder aan en zeide tot heiri: „Hoe lang bent u van plan aan 't werk te blijven? Ik heb net uitgerekend, dat u vandaag al honderdvijftig jaar bij de post bent!" Hoewel dit op beminneljjken toon werd ge zegd, bemerkten wij, die Edison goed ken den, wel, dat hij uit zijn humeur was. Hij vond het altijd onaangenaam, wanneer men zelfs in kleinigheden, trachtte hem wat op de mouw te spelden. Edison verachtte op snijderij en stelde de waarheid op prijs. In de dagen, volgend op de uitvinding van de practische bruikbare gloeilamp, kregen we in Menlo Park. hoewel tal van mannen der wetenschap hei succes hiervan in twijfel trokken, vele bezoekers van naam. Edison was reeds beroemd door zijn uitvin ding van de fonograaf. „la divine Sarah" Een der bezoekers van 188f was Sarah Bernhardt, en bij deze gelegenheid werd voor de eerste maal de stem van een kun stenares van internationale beroemdheid mei behulp van de „spreekmachine" vastgelegd. Ik herinner mij duidelij k len dag, waarop mevrouw Bernhardt ons bezocht Toen be kend gemaakt was, dat vztj vereerd zouden worden met het bezoek van de grootste ac trice dier wereld, een vrouw wier charme keizerrijken had doen wanttöen en woningen De groentenhandeLaar voor onze Rechtbank. Voor de Haarilemsche Rechtbank stond gistermorgen terecl'nt de 27-jarige groenten- handelaar H. M., wonende te Beverwijk, die in staat van faillissement was verklaard, verschillende goederen uit zijn woning had gebracht, o.a. een. geheel ameublement en deze had opgeborgen in een schuur van zijn buurman, zonder dat deze hiervan kennis droeg. De curator in het' faillissement, Mr. Helle- ma te IJmuiden, wérd van het gebeurde in kennis gesteld en juist toen verdachte bij hem op het kantaór was en ontkennend antwoordde op de vraag of hij iets onttrok ken had aan het faiLSssement, werd hij door de politie gearresteerd. Gehoord wordt gefliüge Mr. R. W. Hellema, die op 31 Juli j.l. het faillissement van ver dachte had aangevraagd, hetwelk door de Haarlemsche rechtbeink op dien dag werd uitgesproken. Getuide had meermalen het vermoeden gehad, <8at M. goederen aan het faillissement onttrok. Inderdaad werd in een schuur een geheel ameublement en era naaimachine aange troffen. De vrouw van verdachte had daar ook schuld aan, daar dasje het had laten ver voeren. Verdachte dacht, dat men alles uit huis mocht halen, als de curator nog niet geweest was, om den inventaris op te nemen. De president vond «dit vertelseltje erg on aannemelijk. Pres.: Hoeveel scha)ld had u aan de vei lingen? Verd.: Zeven- a achtduizend gulden. Pres.: U hebt ook nog aangegeven, dat u eenige dagen voor hat faillissement beroofd bent van zesduizend gulden in Amsterdam. Verd.: Dat is ook zoo, dat is erg ge noeg. Pres.: Blijft u daarbij!? Verdachte barst in sjhkken uit. Als getuige a décharge wordt gehoord H. R., boekhouder te Haarlem, bij een firma waar verdachte zaken mee deed- De verdediger, mr. T. A. B. Sanders, vraagt dezen getuige of hij wel eens heeft op gemerkt, dat verdachte roekeloos met geld omging. Getuige antwoordt, dat verdachte non chalant en lichtgeloovig is. Op den dag, dat verdachte in Amsterdam beroofd zou zijn, heeft getuige hem bijna, 3000 uitbetaald. Getuige acht het wel aannemelijk, dat M. beroofd is, en merkt daarbij op, dat ver dachte goed stond aargeschreven op de veilingen. Pres.: II heeft een aandeel in bollen niet aan den curator opgegeven, en dan die meu belen uit huis laten halen, is dat zoo? Verdachte knikt. De waarnemend officier van justitie het woord krijgende, merkte allereerst op, dat een zes duizend gulden plotseling verdwe nen was, een groote tegenvaller voor de crediteuren. Verdachte moet echter veroordeeld wor den voor bedriegelijke bankbreuk. De officier wil daarbij echter in het oog houden, dat verdachte nog nooit eerder is veroordeeld en reeds langen tijd in voorar rest zit. Daarom wordt dan djrie maanden gevan genisstraf geëischt, met aftrek van preven tief. De verdediger maakt naar aanleiding van de berooving eenige opmerkingen. Het spijt spr„ dat er in deze zaak niet meer licht is kunnen verschijnen, maar daarom mag men toch dezen verdachte niet' aanzien voor een valsch aangever. Het zwakke karakter van verdachte in aanmerking nemend, zou hij allang bekend hebben, dat het verhaal wan de berooving verzonnen was, in den tijid van ,ruim twee maanden voorarrest. Het rapport van het Leger des Heils pleit in het voordeel van verdachte, ook daar acht men de berooving zeer waarschijnlijk. Na de verschillende verklaringen is komen vast te staan, dat verdachte een reeks van jaren als een eerlijk en goed zakenman op de veilingen bekend stond. Zou het dan niet dom zijn, om met één stap een jarenlange x-eputatie te vernietigen? PI. is van meening, dat -verdachte de dupe is van verschillende omstandigheden. Hij moet onder sterke leiding gesteld worden en pleiter vraagt daarom een voorwaardelijke veroordeeling en onmiddellijke invrijheid stelling, omdat hij reeds twee maanden in voorarrest zit. De rechtbank vond, na .in raadkamer ge weest te zijn, geen termen voor onmiddel lijke invrijheidstelling aanwezig en bepaewl* dé uitspraak op 17 October as. Verwarring voor onze rechtbank 7 Gistermorgen stond voor de rechtbank t* Haarlem, een 42-jarige juffrouw, die op S3 Mei te IJmuiden een bankbiljet, dat op straat gevonden was, het hare noemde, waardoor ze schuldig zou zijn aan oplicht ting, subs, verduistering. Getuige Tervoort ventte op dien dag met spinazie op den Wijk en Zeeweg, toen hij door verdachte werd aangeroepen. Hij ver-, kocht aan haar voor een kwartje spinazie en moest geld wisselen. In de binnenzak van zijn vest droeg hij zijn portefeuille, de ze haalde hij te voorschijn en gaf een zil verbon van een rijksdaalder terug. Later miste hij een briefje van f25en daar hij niet wist waar hij het verloren had, plaat ste hij een advertentie in de krant. Do 15-jarige loopjongen Hoogland getuigde, dat hij zich toen vervoegde bij den steller, en zei het briefje voor het huis van verdachte gevonden te hebben. Hij had echter het bankbiljet aan verdachte overhandigd, om dat ze zei, dat het uit haar slaapkamer raam gewaaid was. Toen hij den dag daar op de advertentie las, dacht hij, dat het' bewuste bankbiljet wel dat van den ven ter zou zijn en hij ging weer naar de juf frouw toe. Deze zei toen, dat hij niet goed gelezen had, want dat het bankbiljet dat hij gevonden had er een van tien was. Getuige was echter van meening, dat hij een opgevouwen briefje van vijf en twintig, een blauw, had opgeraapt. Hij heeft het daarna open gevouwen. Verdachte merkt op, dat de jongen het briefje niet open gevonden heeft en dat het heusch een briefje van tien gulden was. Getuige Duin, kruideniersbediende, pas seerde en hoorde verdachte zeggen „broer, je krijgt een dubbeltje van me". Hij zag toen, dat een jongen haar iets overhandig de en hoorde haar weer zeggen, „dat is van mij". Hij is toen naar verdachte toegegaan, dfe tegen hem zei, dat een bankbiljet van f25 uit haar raam gewaaid was. Pres.: Dat is toch wel zonderling, dat u tegen hem gezegd hebt, dat het een brief je van 25 was. Verdachte: Dat zegt getuige wel, maar het is niet zoo. Getuige Jansen, melkboer, is ook bij ver dachte geweest en deze vertelde hem, dat ze haar tafellaken had uitgeschud en dat er een briefje van tien mee op straat was gevallen. Ze was zeer zenuwachtig. Den volgenden dag hoorde getuige, dat een slagersjongen het haar had terugge bracht PreSj 't Is vreemd verdachte, dat u aan dezen getuige gezegd hebt, dat u het briefje kwijt was, terwijl getuige Hoogland het reeds had teruggebracht. Trouwens, de ver klaringen voor den rechter-commissaris kloppen niet met die u nu aflegt. De agent van politie, die het onderzoek heeft gedaan verklaart, dat hij nooit iets met verdachte heeft te doen gehad. De officier van justitie acht oplichting subs, verduistering bewezen. De lezing van verdachte komt spr. onwaarschijnlijk voor, die van de getuigen kloppen, f 40.of 20 dagen eischt de officier. De verdediger Mr. L. G. van Dam is van meening, dat de juffrouw inderdaad een bankbiljet verloren heeft. Het is niet vast te stellen of het een biljet van 10 of 25 was, want de verklaringen van verdachte zijn zeer verward. Zonder eenige aanleiding, zal de verdachte niet tegen den jongen ge zegd hebben, dat het haar bankbiljet was.- De eerste ten laste legging zou daardoor vervallen, voor de tweede is het bewijs niet buitengewoon sterk, volgens pleiter. Pres.: Heeft u nog iets te zeggen, ver dachte? Verd.: Niet anders, dan dat ik de waar heid heb gezegd. „HUWELUK EN HUISGEZIN" In onzen tijd nu men het er allerwegen op schijnt aan te leggen, met de heiligheid van het huwelijk te spotten, nu het met de huwelijkstrouw veelal niet al te nauw: genomen wordt, is het verheugend te noe men dat de Paters der H.H. Harten te Ginneken een nieuw tijdschrift hebben uit gegeven, getiteld: „Huwelijk en Huisgezin". Dit nieuwe tijdschrift vraagt de belang stelling van alle vaders en moeders, want het handelt uitsluitend: over Huwelijk, hun heilige roeping en levensstaat, over hun mooie maar moeilijke taak der kin deropvoeding, over de vreugdeh en zorgen van hun dierbaar gezin, over het paradijs van het zonnige kinderland. Voor alle vaders en moeders wil dit nieuwe tijdschrift zijn: een wijze raadge ver in twijfel en zorg, een veilige gids naar 't huiselijk geluk, een blijde hulp bij hun zware oudertaak, een trouwe huisvriend in hun ouderzorg en ouderwedde Aan den Huiselijken haard zijn nog pa radijsjes te vinden van waar geluk in een echt christelijk Huwelijks- en gezinsleven. Huwelijk en huisgezin wil de wegwijzer en de reisgezel zijn naar dat bekoorlijk ge luksland! Alle vaders en moeders moeten zich dus abonneeren op dit hun tijdschrift, want het zal er ongetwijfeld toe bijdragen de degdijke, oudferwetsche begrippen omtrent huwelijk en huwelijksmoraal weer ingang te doen vinden. Het tijdschrift is inderdaad een veilige gids naar het paradijs van het gezinsgeluk. Voor abonnementen wende men zich tot de Paters der E H. Harten, Nieuwe Ype- laar, Ginneken. goed voor brand-, snij- en stootwonden, verouderde wonden, zonnebrand, aam beien, spierpijnen, spit, rheumatische pijnen, wintervoeten, springende handen en nog veel meer, koopt ge met een pot Akkers Kloosterbalsem, de snel werkende merkwaardige veelzijdige zalf. blijven, zonder den indruk van het geheel te schaden, temeer, als dat juist het minst ge slaagde deel van de film is en den eind indruk verzwakt. De film wordt hier te lande nog niet voor het publiek vertoond, ik had het voorrecht, haar te zien tijdens een eerste proefdraaien: in Amsterdam; is het eenmaal zoover, datf ze voor iedereen toegankelijk zal zijn, dan verzuime niemand, die iets mooie en iets origineels wil zien, deze belankwekkendö proefneming te gaan bijwonen. ARTHUR TERVOOREN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 6