w SB „Als bij je thuis (De zieke hond Babymutsje Klokrokjes (De zakdoek Bloemen voor het volgend jaar (Recepten voor de keuken Appliquéwerk voo verschillende Kleedjes enz. <4$ BLAD BLADZIJDE n. P"" Van bloemen en planten catharina Iedere huisvrpuw, die als gastvrouw optreedt, kent de uitdrukking: „En nu doe je maar net alsof je thuis bent!" Wij hebben het zelf vaak gebezigd en ook is het ons meer dan eens toegevoegd. Er Is onderscheid te maken tusschen den enke len beleefdheidsvorm en de hartelijke welgemeendheid, maar in beide verhou dingen mag de vraag worden gesteld of zij, die gastvrijheid verleenen en laten aaifvangen met deze bewoordingen niet vreemd zouden opzien, wanneer inderdaad door de gasten aan die uitnoodiging ge volg werd gegeven. De oorzaak van deze bevreemding, welke misschien in schrik zou overgaan, zou eensdeels liggen in de al te groote gemakkelijkheid, waarmede een veelbe- teekenende uitnoodiging, gelijk hier be doeld, wordt gedaan en van den anderen kant terugvallen op de ware geaardheid van de gasten, die zich als zij onder vreemden zijn of onder niet-eigenen, zich geheel anders voordoen dan zij in het gewone leven plegen te handelen. Dit is voor niemand iets nieuws, en toch hooren wij steeds weer aan: „En nu doe je maar net als bij je thuis." Het wordt gemak kelijk gezegd, omdat we weten, dat het toch niet zal gebeuren, en het wordt even 'gemakkelijk aanvaard, omdat de gasten er niet aan denken zich zoo op hun in nerlijk te laten bekijken. Is dit alles comedie of conventie? Mis schien is het alle twee, maar het moet niet zoo zwaar worden opgenomen. Zoo dikwijls in het practische leven worden dingen gezegd, welke goed beschouwd phrasen zijn en toch met bovenstbeste bedoeling worden geuit. Toch zit er heel wat in, dat nadere overpeinzing waard is en speciaal ons vrouwen raakt. Een leef regel, welke er onmiddellijk verband mee houdt, luidt, dat men zijn leven zoo moet leven, dat de daarin gestelde daden steeds licht kunnen verdragen, en dat men voor zich zelf en voor anderen even correct moet zijn, ook dan, wanneer men niet onder anderen verkeert. Met andere woorden: Of je nu thuis bent, of ergens als gast, voor je doen en laten moet dat precies hetzelfde wezen. Het gevolg zal zijn, dat het leven thuis een gunstigen invloed krijgt op de eigen karaktervor ming en op die van anderen: een groote vraag van opvoeding, welke weinig on der de oogen wordt gezien en even wei nig beoefening vindt. Het tegenwoordige leven in het gezin schijnt zich daar hoe langer hoe minder naar te kunnen richten. Wanneer wij ons enkel tot het leven onzer jonge meisjes bepalen, dan is het alsof met de grootere vrijheid, welke in alles, en in alles meer, wordt opgeëischt, minder beheerschtheid en minder zelfbeheersching wordt ge leerd. Beheerschtheid en zelfbeheersching lijken in vraag van opvoeding groote woorden, maar zij worden veel minder onbegrijpelijk en voor ieder veel meer bevattelijk, wanneer wij enkel maar eens nagaan, hoe kinderen thuis in meisjes achtige nukkigheid vaak haast niet te genieten zijn, terwijl zij zich bij anderen, bij vreemden, zooals we dat noemen, zich aardig en lief voordoen. Is dit laatste comedie en is het eerste een slechte ka rakter-eigenschap? Het is veel meer een kwestie van onvolkomenheid in de op voeding, en de vraag van karaktervorming van jongsaf. Opvoeden in het gezin geschiedt maar al te dikwijls zonder eenig systeem. In dezen zin is het zoo waar, dat men in het leven, in de maatschappij, alles moet leeren om iets te worden, maar dat de taak van gezins-opvoedster, van moeder, zonder meer kan worden aanvaard. Het is waar, ook aan het goede en met ver heven doel beoefende moederschap is in godsdienstigen geest een zekere wijding verbonden, maar het veld eischt ook hier een goede voorbereiding. En daarom kan er niet genoeg op worden aangedrongen, dat onze jonge meisjes meer leeren dan dansen en tennissen. Zij kunnen het eene doen, zonder daarom nog al het andere achterwege te laten. Na een goede hu welijksvoorbereiding, waarbij geleerd wordt wat de hooge beteekenis van ware opvoeding is, zal veel minder de stelling worden gehuldigd, dat alles immers wel terecht komt. Vader en moeder en wij zelf zijn er gekomen, zoo wordt gerede- neerdheid, dus met onze kinderen zal het ook wel gaan! De omstandigheden zijn vaak zoo geheel anders, en niemand zal bovendien wel zoozeer met zich zelf zijn ingenomen, dat hij ook in zijn kinderen niet naar hooger en beter streeft. Voedt daarom de kinderen zóó op, dat zij thuis zijn, zooals zij zich bij anderen voordoen. Andersom is nog veel beter. Voedt uw kinderen zóó op, dat zij bij anderen precies en geheel en al zijn, zooals zij zich thuis plegen te gedragen: dus in alle opzichten goed! Het zal een wereld van zegen inhouden, omdat er uit blijkt, dat de karaktervorming, dat de geheele opvoeding een goede is. En vooral, dat de beheersching van zich zelf ook bij het jonge kind reeds vroeg is geleerd. Die zelfbeheersching is ook voor onze meisjes van zoo groot belang, omdat zij lateT bij meerdere zelfstandigheid een voorsprong zullen hebben, in het leven voor haar positie, hetzij maatschappelijk en als vrouw en moeder, en ook voor haar eigen persoonlijkheid, want op persoon lijkheden komt het aan, persoonlijkhe den, die haar stempel weten te drukken op de nieuwere generatie, welke mede door haar moet worden gevormd. Betere vrouwenbeweging kan nergens mooier worden beoefend. CORRY UYTTENDOORN Onder de onschuldiger kwalen, waar aan ,onze hond kan lijden, nemen indi gestie, constipatie en diarrhee een voor name plaats in. Indigestie wordt veroor zaakt door ondoelmatig voedsel: melk, aardappelen, rijst en allerlei klef, mas sief goedje. De hond toont zich onrustig sa zijn maal, ligt plat op den grond, met zijn voorpooten omlaag en zijn ach- terpooten omhoog, huilt soms; maag en buik zijn opgezet, de eetlust is gering. Een theelepel wonderolie (voor een klein hondje een halve theelepel,) zal gewoon lijk het euvel verhelpen. Ook bi] diarrhee, die veroorzaakt wordt door het eten van afval of door het drinken van oud en vuil water, kan deze zelfde medicijn wor den toegediend. Daar de hond gewoonlijk nogal verzwakt door dit ongemak, be hoort hij daarna gedurende een week ongeveer wat versterkend en opwekkend voedsel te krijgen, bijv. wat mageren bouil lon door zijn eten, of een extra stukje mager vleesch. Bij constipatie geve men een theelepel olijfolie of een halven thee lepel vloeibare paraffine. Ontsteking van maag en ingewanden kan het gevolg zijn van chronische ver stopping, het inslikken van onverteer bare voorwerpen of lichte vergiftiging. Symptomen: depressie, sufheid, verlies van eetlust; de hond trekt zich in don kere hoekjes terug en veinst te slapen, ligt soms op zijn rug of op zijn zijde en bijt naar zijn lenden; braakt soms. Be handeling: wat zoutwater, om het bra ken te bevorderen; dan wonderolie; laat den hond daarbij 24 uur vasten. Onver teerbare en giftige voorwerpen krijgt de hond licht binnen, wanneer hij de ge woonte heeft alle stokken en steenen etc. op straat in den bek te nemen. Indien hij volstrekt op die manier moet spelen, koop dan een hard rubber balletje voor hem. Ook wanneer geen ontsteking bestaat, kunnen brakingen voorkomen ten ge volge van onverteerbaar of te zwaar voedsel. Laat den hond weer 24 uur vas ten; geef hem zelfs geen water. Behan del gelijktijdig optredende verstopping met een zeepsop-clysma en vervolgens met subnitraat van bismuth in doses van vijf grein in een theelepel magne sia-melk, alle twee uur. Kan de hond dit na vier of zes doses inhouden, geef dan bismuth alleen. Geef na het vasten een kleine portie geschrapt vleesch, indien het braken ten minste heeft opgehouden; daarna een eetlepel water. Wormen zijn niet zoo gevaarlijk, als gewoonlijk verondersteld wordt. Vele straffe purgeermiddelen zijn gevaarlijker dan de wormen zelf. Een overigens ge zonde hond ondervindt er weinig schade van. Geef wormpillen in stukjes rauw vleesch verborgen, maar slechts zeer ma tig, en overtuig u, dat de kwaliteit goed en onschadelijk is. Als uw hond kou heeft gevat, en er maar niet af kan komen, weest dan uiterst voorzichtig, want de kwaal kan heel licht ontaarden in longontsteking. Houd hem in een verwarmd vertrek, geef hem licht-verteerbaar, smakelijk voedsel. Sprenkel wat eucalyptus op een schoon doekje en leg dat zoo, dat de hond het kan inademen, wanneer hij slaapt; dit werkt dikwijls wonderlijk gunstig. Waar schuw bij ernstiger symptomen onverwijld den dierenarts. Bij jonge hondjes kan Engelsche ziek te voorkomen. De symptomen zijn: zwak ke pootjes en een gezwollen buikje; de ruggegraat is soms gewelfd, het haar dof en de spijsvertering in de war. Meng vleeschvet, boter, room, olijfolie of lever- raan door het voedsel en telkens 'n thee lepel vol kalkwater door het drinkwater. De volgende maal nog iets over het toedienen van medicijnen. NOACH 'i n Benoodigd: Voor 't mutsje 40 c.M. stof en l'A el lint. Bovenstaand mutsje is passend bij het babymanteltje, het welk in een voorgaand artikeltje is ver schenen, en waarin de stoffen, bene vens de afwerking, die men er voor kan gebruiken, zijn beschreven. Voor het mutsje maakt ge eerst even een pa troontje, waarvoor ge een rechthoek opzet, welke 36 c.M. breed en 28 c.M. lang is; alle overige maten kunt ge er dan in afteekenen. Is het patroontje uitgeknipt, dan legt ge het zóó op de stof, dat ge de 36 c.M. langs cTe lengte weg kunt knippen en daarnaast het achterstukje. Van het stuk dat over is, kan gemakkelijk nog een mutsje geknipt worden, aangezien de gekozen stof zel den smaller is dan 70 cM.; vandaar, dat het voordeeliger is, mutsje en man teltje van één stof te kiezen. Is het mutsje met één c. M. naad uitgeknipt. dan wordt eerst het achterstukje in 't mutsje gestikt, wat heel nauwkeurig moet geschieden. Hierna wordt de ge heele buitenomtrek van 't mutsje afge werkt in overeenstemming imet het manteltje of de gekozen stof. Het af werken met een stukje, waarvan u hier bij een voorbeeld ziet, staat ook altijd aardig. De onderkant van het randje wordt gevormd door een festonneerstuk ter grootte van een J4 c.M., daarna kan het andere gedeelte daarboven gewerkt worden. De tusschenliggende knoopjes worden apart opgewerkt. Is het mutsje zoover klaar, dan wordt het naadje flink opengeperst en afgeslingerd. Men kan het mutsje ook voeren. De voering neemt men dan iets kleiner dan het mutsje en wordt tegengezoomd. Hierna kan men de linten aanzetten. DHTY. Overifcming uit deze rubriek zonder toestemming verboden Voor wie zelf haar Japonnen maken is deze mode werkelijk niet in alle opzichten bevredigend. Hoe gelukkig waren wij in den tijd van de kimonomodellen en van de kokervormige rokjes. In een omme zientje hadden wij een costume in elkaar geflanst. In een rechthoekigen lap knipten we maar een opening voor het hoofd en lieten een stuk voor de armsgaten vrij en ziezoo, we waren er. Het rokje was 1 M. hoog en op z'n hoogst twee el wijd. We trokken een lap van deze hoedanigheid maar om het lijf en we waren modieus en dus „smaakvol" gekleed. De mode van dit jaar eischt ook voor onze daagsche costumes meer verfijning en dus ook meer moeilijkheden voor de maakster. Wij kunnen eigenlijk geen be hoorlijk costume meer maken zonder pa troon. Er bereikten ons dan ook aan vragen om eenvoudige japonnen met klokrok. Wij hebben getracht hieraan te voldoen door bovenstaande modellen te laten zien, waarvan de patronen op de gewone wijze te verkrijgen zijn. Werkelijk, 't is een onderwerp van be lang: de zakdoek. Ten minste, zoolang we nog niet zoover zijn, dat we 't met pa pieren zakdoeken afdoen. In voorbereiden de scholen zijn die wel al in trek, maar dan gewoonlijk in den vorm van een rol W.C.-papier, waarvan voor ieder, die geen „echte" zakdoek bezit, een papier wordt afgescheurd. Voor t.b.c.-lijders worden ze in meer ge- civiliseerden vorm gebruikt, verstrekt door huisbezoekster of door de vereeniging tot bestrijding van t.b.c. Maar de gewone katoenen of linnen zakdoek daarover wilde ik het hebben. Want die is voor mij een bron van zorg en ergernis. Een bron van zorg, omdat 't nu eenmaal buitengewoon moeilijk voor kin deren schijnt te zijn om de noodzakelijk heid van 't bij zich hebben van zoo'n nuttig artikel te beseffen. En een bron van ergernis, omdat bijna alle kinderen bij ons komen zonder behoorlijke berg plaats in hun kleeren voor dit onmisbaar artikel. Of is het directoirtje een geschikte zak? Vergis ik me nu zoo daar in, dat ik dat erg onfrisch vind? En dat ik de wijze waarop zelfs volwassen meisjes haar zak doek daaruit opdiepen hoogst onaesthe- tisch vind. De mouw van jumper of jurk kan me ook niet bekoren als zak; zoo'n uitwas daaraan is werkelijk geen versiering! Een taschje, dat overal mee gesleept moet worden, is dat dan de oplossing? Ook niet, want een verkouden kind, dat zijn zakdoek in zoo'n niet geregeld te reinigen sier- taschje(??) stopt, heeft gewoonlijk een vrij onsmakelijken zakdoek. Fig. 5327 is gemaakt van velours chiffon imprimé-zwarte fond met gele bloempjes. Een effen geel zijden bies versiert op origineele wijze de blouse en eindigt in een grooten strik, die met zijde gevoerd is. Fig. 5233 toont ons een costume van lichtkleurige, Engelsche fantasiestof, die vroeger alleen gebruikt werd voor mantels maar nu voor japonnen heel modem is. Puntvormige découpes en een paar pseudo- zakjes op de taille vormen zoowat de eenige versiering. Het eenvoudige jurkje (fig. 5260) voor jonge meisjes, met het ronde kraagje van donker fluweel en dito breeds ceintuur (een van de nouveautés van dit seizoen) is gemaakt van een donkere, warme ruit. ziet, dat we met een beetje goeden wil ook nog wel wat eenvoud uit de hui dige mode kunnen putten. POLA. Waarom kan een kind toch niet een gewoon zakje op zijn pakje gestikt heb ben. Wel zou ik dan als eisch willen stellen, dat 't pakje waschbaar is, anders vind ik 't nog onfrisch. Jongens hebben gelukkig altijd broek zakken, die zijn er dus gewoonlijk beter aan toe dan onze meisjes. Voor de meisjes lijkt mij de beste oplossing een zakje ge stikt op haar onderjurkje, midden op 't rokje. Worden de meisjes te groot om telkens haar rok op te lichten, dan kan er een klein splitje in het rokje gemaakt worden, zóó, dat de rechterhand daardoor gemak kelijk den zak bereiken kan. Als iedere moeder haar kind nu eens voor het zesde jaar trainde in dit opzicht en al heel jong het kind een eigen zak doek in zijn zak gaf, zou er dan niet een vaste gewoonte ontstaan en zou het kind dan den zakdoek niet als een even noodzakelijk artikel gaan beschouwen als zijn broek of zijn buis? Maar moet moeder dan ook niet zelf het goede voorbeeld geven en haar zakdoek ook een behoorlijke bergplaats geven? Het valt me telkens op hoeveel, menschen, die kinderen teverzorgen hebben, hun zakdoek laten slingeren, of hem niet bij de hand hebben, als ze hem noodig heb ben. Ons klimaat maakt 't nu eenmaal voor de meesten absoluut noodzakelijk, om ten allen tijde over een zakdoek te kunnen beschikken, tenzij het recept ge vonden wordt om in Holland een jaar rond te komen zonder de traditioneele „verkoudheid!" C. F. J. Hoewel de raadgevingen op bijna elk pakje zaad van sterke eenjarige planten, die het geheele jaar buiten kunnen blij ven, vermelden, dat ze in April of Mei gezaaid dienen te worden, zijn er een heeleboel onder, die den winter buiten met succes doorstaan, en daarom beter eind September of begin October gezaaid wor den. Bedenk eens, welk een verschil dit voor de planten moet maken: zooveel extra tijd te hebben om te groeien! Want we moeten niet vergeten, dat, wanneer de bovengrondsche groei gedurende de koude maanden van het jaar wordt stop gezet, de wortels in de diepte toch vol leven en actie zijn. Iedere tuinier weet, dat de tijd tusschen de laatste bollen en de eerste zomerbloe men dikwijls een beetje kaal en arm aan kleur is; wanneer u dus door vroegtijdig zaaien reeds in Juni volop snijbloemen kunt krijgen, draagt dit er niet weinig toe bij, den tuin fleurig en vroolijk te houden. Maar één waarschuwend voord dienen alle lezeressen, die van plan zijn dit najaar te zaaien, goed in het geheu gen te prenten: het is niet de koude, die het zaad en de jonge kiemen doodt, maar de vochtigheid. Wanneer in uw tuin de water-afvoer dus een en ander te wenschen overlaat, zoodat de grond er na een regendag dagen lang drassig blijft, of wanneer 't najaar ongewoon nat en guur is, doet u wijzer, het zaaien tot de lente uit te stellen, tenzij u er moeite voor over hebt, uw tuingrond „lichter", dat wil zeggen, droger en fijner te maken. Dat is heusch zoo'n heksen toer niet; ik heb dat karweitje trouwens al meer besproken. Het is alleen ean kwestie van toevoeging van scherp zand, GEBRADEN HAAS. Voor een haas van middelmatige grootte. 300 a 400 gr. boter. Pl.m. 150 gr. lardeerspek. Pl.m. 10 gram zout. Bereiding: Veeg den haas, nadat hij gevild en uitgehaald is, aan alle kanten met een vochtig doekje af. (Met afwas- schen gaat veel bloed verloren en daar mee een deel van den typischen smaak). Zout den haas van binnen en van buiten en lardeer hem. Snijd' hiervoor het lar deerspek, d.i. vet spek van den rug ge sneden en gepekeld, in dunne plakken van pl.m. 1/3 c.M. dikte en verdeel deze plakjes in reepjes van 1/3 c.M. breedte. Doe deze reepjes in een lardeernaald en rijg het spek door het vleesch aan weerszijden van de ruggegraat en op de achterbouten. Laat de boter bruin ^worden in een hazepan, d.i. een vrij diepe braadslee met een deksel of neem in plaats hier van twee braadsleden op elkaar. Leg den haas er in, bedruip hem goed en zet hem in een goed wannen oven. Het deksel meet voorkomen dat d'e haas uit droogt en te donker wordt, omdat de haas vrij lang moet braden en de kans daarop is groot. De braadtijd is afhan kelijk van den ouderdom van den haas en van zijn meer of mindere versch- heid. Voor den braadtijd wordt gerekend \y2 a 2 uur. Een haas is gaar wanneer men met een lepel het vleesch gemak kelijk van de ruggegraat kan afnemen, of als een vork er aan alle kanten ge makkelijk in- en uitgaat. Zorg gedurende het braden, dat de boter niet brandt voeg daarom tel kens iets water toe als zich een bruin bezinksel onder in de pan gevormd heeft. Maak ten slotte de jus af met het bloed van den haas. Klop dit los met een beetje water, ook wel met een goe den scheut rooden wijn en giet dit, na- d'at de haas er uit genomen is, onder sterk roeren, in een klein straaltje in de jus. Doet men dit niet voorzichtig, dan stolt het bloed in dikke brokken in plaats van fijn verdeeld door de jus heen. Verwijder vóór het opdoen de touwtjes en pennen waarmee de haas is opgezet. Geef bij den haas appelmoes of roode kool, of beide. HAZEPEPER. 1 Haas. 200 Gram versch spek. 200 Gram uien. 50 Gram boter. 30 Gram bloem. 8 d.L. bouillon. 2 dB. roode wijn. Bereiding: Verdeel den haas in nette stukken en wel de achterpooten elk in drie stukken, de voorpooten in twee stukken, den rug in 4 tot 6 deelen en kloof den kop en neem er de oogen en tanden uit. Laat d!e boter in een stoof- pan smelten, voeg het spek, aan dunne schijven gesneden toe, laat het al roe rende zachtjes uitsmelten, maar laat het vooral niet bruin worden. Neem het spek met een schuimspaan uit de pan en voeg de gesneden uien toe. Laat deze licht bruin worden en neem ze uit de pan. Doe de gezouten en gepeperde stukken haas in de pan en laat ze on der voortdurend omroeren met een lepel (niet met een vork er in prikken) 15 a 20 minuten sauteeren (d.i. zachtjes bak ken). De stukken moeten egaal bruin van kleur zijn. Bestrooi ze met bloem, roer ze om, tot de bloem niet meer wit ziet, giet er dan den bouillon kokend bij, eveneens den wijn, vervolgens de bewaar de uien en het spek, eveneens hart en lever en stoof het vleesch op een hoekje van de kachel gedurende 2 a 3 uur. Vermeng vóór het opdoen het bloed met een paar lepels van de saus en giet het daarna roerende bij de saus. Deze mag niet meer koken, daar anders het bloed in stukken stolt. N.B. Voor resten haas is de bereiding hetzelfde maar de stooftijd korter. Het is mooi, in een kamer bijpassend borduurwerk te vinden cp gordijnen, stoelkleedjes, tafelloopers, enz. Men behoeft volstrekt niet hezelfde motief te kiezen, als de wijze van werken, samenstellen van kleuren enz., maar telkens overeenkomen. Op onze teekeningen zien we verschillende motieven en hoe ze toegepast worden. De val van de gordijnen, gordijnen zelf, tafellooper enz., hebben op onze teekening een fruitmotief van appliquéwerk. Als men het hoort, appliquéwerk, dan denkt men direct aan iets onoverkomelijks, veel te moeilijk om aan te beginnen, doch heusch, het valt mee; het is zelfs één van de vlugst en gemakkelijkst te maken versieringen, welke zeer vol doet. Voor dit soort handwerk gebruiken we linnen, zoowel voor ondergrond als voor opleg. We kunnen x.\ aardige kleurcombinaties bereiken. Wij kiezen i 5®'* voer onze fruitmotieven zooveel mogelijk df^ natuurlijke kleuren. Twee, drie soorten groen voor de bladeren, de appels geel of rood, mauve voor de druiven, groen of bruin voor de peer. We hebben meestal wel snippers linnen voor het oplegwerk, en moeten we het koopen, dan hebben we slechts weinig noodig. We kunnen onze motieven met carbonpapier op het gekleurde linnen overbrengen. Willen we andere motieven ne men, zooals bloemen, dan koopen we strijkpatronen. Op de plaats waar het appliqué wordt opgelegd, op den looper of op het kleed zelf, druk ken we hetzelfde motief eveneens over. Het is misschien steengruis, kalkgruis, heel fijn grint en dergelijke, die diep in den grond worden gegraven, en het overtollige vocht sneller doen wegzakken. De zaadjes worden dan dunnetjes uitgestrooid en met niet méér fijnen grond bedekt dan hun eigen door snee. Het uitdunnen geschiedt niet zoo rigoureus als in 't voorjaar, daar er immers tijdens den winter toch altijd nog wel eenige plantjes bezwijken. Laat de plan tjes daarom 'n 10 c.M. van elkaar staan en dun ze in April nogmaals, voor zoover dat noodig is, uit. Wat betreft de soorten, die men 't best zou kunnen kiezen, ik zou u gemakkelijker de planten kunnen opnoemen, die het experiment niet zullen overleven, dan die waarmee u zeker succes zult hebben! Om maar een greep te doen: Papavers, Go- detia's, Clarkia's, Goudsbloemen, Calen dula, Ridderspoor en Juffertjes-in-'t- groen zullen zeker niet teleur stellen. Ik voor mij vind deze eenjarige planten niet zoozeer aan te raden voor bedden en perken als wel om open plekjes in bonte bloemenranden te vullen, en deze kleur en fleur te geven vóór hun rechtmatige bewoners, de vaste planten, zich laten gelden of hun volle glorie bereikt hebben. Het is aan te raden, twéémaal te zaaien, met een tusschenpoos van 14 da gen, aangenomen natuurlijk, dat het weer een tweede zaaiing toelaat. U hebt dan twee stellen planten in verschillende stadia van groei. Dit verzekert u een grooter en langduriger bloemen voorraad, wanneer de bloiitijd eenmaal is aangebroken. Ook voor wie pas in het voorjaar wenscht te zaaien, is deze methode aan te bevelen. CROCUS. van belang, te weten, dat de dra den van on dergrond en op legwerk, één kant moeten uitloopen. Knip 't appliquéwerk uit met pl.m. 3 m.M. voor een zoompje, en rijg het voorzichtig op zijn plaats, op den ondergrond. We beginnen b.v. met den rechtschen appel, knip dezen uit in de gele kleur, leg dien op da afteekening op den ondergrond en rijg, met fijne steken, horizontaal en vertikaal, over het motief. Rijg daarna zeer fijn juist even binnen de buitenlijn, en knip vervolgens alles langs den buiten kant weg precies op de lijn; knip vervolgens de vier bladen voor de appels uit in 't donkerste groen, rijg de twee stukken links, welke over een appel komen, vast, ook het kleine stuk van den linkschen appel, knip een tweeden appel uit in rood, of in lichtgroen, rijg hem op zijn plaats vast, rijg daarna het lange blad links even vast; zoo worden eveneens da druiven, het druivenblad, de peer en het pe reblad gedaan, aan beide kanten van de appels. Vervolgens werden alle rafelkanten van 't linnen oplegwerk met den satijnsteek of met een anderen steek omwerkt, vast op den ouden kant. We maken de steken dicht bij elkaar. De breedte van den steek moet niet meer dan 3 c.M. zijn De nerven worden met steken opgewerkt, we nemen daarvoor steeds donkerder kleur dan de vrucht zelf. Dikke stelen worden eerst met draden geregen en daarna met den schuinen satijnsteek overwerkt. Is al het borduurwerk klaar en zitten de motieven dus op den ondergrond vast, dan halen we de rijgdraden er uit, leggen het werk omgekeerd op een ouda deken of flanelstuk, en leggen een vochtigen doek over den achterkant van 't werk. Pers 't met een warm strijkijzer, neem den vochtigen doëk weg en pers het daarna nog eens droog. ANEMOON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 8