Middenstand en Grootwinkelbedrijf Provinciaal Nieuv.s iSpierpijn Kloosterbalsem TWEEDE BLAD ZATERDAG 12 OCTOBER 1929 BLADZIJDE 1 In ontwikkeling en organisatie ligt de toekomst van he'; kleinbedrijf Brabantsche Brieven LANDBOUW EN VISSCHERIJ Maat voor blankvoorn en ruischvoorn Subsidieering Land- en T uinbouwcursussen De samenstelling van gemengde veevoeders stijve spieren „Geen goud zoo goed" Wegenbelasting en dorsch- machines Aanleg van wegen door de Provincie De weg, dien de middenstand heeft te be wandelen, loopt niet bepaald over rozen. Het zal geen enkel middenstander moeite kosten om u, zoo voor de vuist weg. tien en meer moeilijkheden te noemen, waarmee hjj heeft te maken, tien en meer omstandig heden, welke zijn bestaan verzwaren. Het kan intusschen geen kwaad er de aan dacht op te vestigen, dat al de vele zaken, waarmee de middenstand heeft te maken niet zoo maar op één lijn kunnen worden gesteld en er in belangrijkheid tusschen deze moeilijkheden een hemelsbreed verschil be staat Meestal betreft het moeilijkheden van voorbij gaanden aard, ofwel moeilijkheden, hoe scherp ook gevoeld op een bepaald mo ment, die toch niet tot op het been van het middenstandslichaam invreten. Het is goed zich te realiseeren, dat het Vraagstuk van het grootwinkelbedrijf niet bij deze rubriek moet worden ingedeeld. De ont wikkeling van het grootbedrijf op het terrein der distributie is een economisch verschijn sel, dat als het ware den middenstand in zijn wezen raakt. De opkomst van het grootwinkelbedrijf is een verschijnsel van de belangrijk evolutie, die zich in het distributieproces aan het vol trekken is. Zij brengt bij slot van rekening geen an dere kwestie ter tafel dan deze: of er in de toekomst in het distributieproces behoor lijk plaats zal zijn voor het kleinbedrijf, en zoo ja, welke plaats? De evolutie, welke zich voltrekt in de dis tributie is, naar onze meening, niet tegen te houden. Men kan dat om verschillende redenen betreuren, maar het zou dwaasheid zijn te verwachten, dat deze evolutie op een ge geven moment zou afbreken, of dat het grootwinkelbedrijf na verloop van tijd zijn natuurlijken dood zou sterven. Wat de middenstand doen moet is. zorgen cat hij de leidende rol in deze evolutie niet aan anderen overlaat, maar dat hij zelf mede de touwtjes in handen heeft. Geen passief toeschouwer, maar actief medewerker in de juiste richting! In de evolutie op het terrein der productie heeft de middenstand een volmaakt passieve rol vervuld. Bij gebrek aan organisatie heeft de mid denstand, het kleinbedrijf, op dat terrein ook niets kunnen doen. Met het gevolg, dat op het terrein der productie in den eigenlijken zin het klein bedrijf thans als regel slechts een onderge schikte rol vervult. De kleermaker heeft plaats moeten maken voor den confectiefabrikant. de schoenmaker voor den schoenfabrikant, enz. Dat niettemin op het terrein der nijver heid in ruimeren zin het kleinbedrijf toch nog een rol speelt, is te danken deels aan den aard van het betrokken bedrijf, deels aan de omstandigheid, dat in den loop der jaren nieuwe bedrijven zijn ontstaan. Maar, wanneer we alleen de hoofdlijnen in het oog nemen, dan kan niet worden ont kend, dat in de productie het grootbedrijf domineert. Hoewel de teekenen er op wijzen, dat ook de distributie een soortgelijke ontwikkeling zal te zien geven, mogen we toch de hoop koesteren, dat hier de evolutie een ander beeld zal geven, omdat intusschen de or ganisatiegedachte over een apparaat beschikt, dat in de ontwikkeling van het verdeelings- proces een belangrijke rel kan speken en mogelijk daarop een overwegenden invloed^ zal uitoefenen. De toekomst zal leeren of de middenstand met beleid het wapen der organisatie zal hanteeren. dan wel of hij, rustig toeziende, in de distributie een „da capo" laat spelen van het lied der groot-industrie. De handeldrijvende middenstand heeft andere toekomstmogelijkheden, dank zij het bestaan van organisaties, dan de industrieele middenstand heeft gehad. Doelmatig bedrijfsbeheer, rationalisatie, massadistributie, dat is de richting waarin hst distributie-apparaat zich ontwikkelt. In deze ontwikkeling speelt op dit oogen- blik het grootbedrijf een belangrijke rol, voor welke rol het grootbedrijf zeer geschikt blijkt te zijn. Er heeft een verschuiving plaats van het kleinbedrijf naar het grootbedrijf. Uit de weinige cijfers, welke ons op dit gebied bekend zijn, blijkt dat het grootbe drijf procentsgewijze een groeiend deel der distributie naar zich toe heeft gehaald. Absoluut genomen heeft het grootwinkel bedrijf op dit moment een betrekkelijk klein deel der distributie opgeslokt. Dit is echter van minder belang. Van meer beteekenis is het feit, dat dit deel procentsgewijs grooter is geworden en bijgevolg het aandeel van den middenstand in de distributie in den loop der jaren kleiner is geworden. Ook mag niet uit het oog worden ver loren, dat deze percentages voor verschil lende artikelen en voor verschillende plaat sen sterk uiteen kunnen loopen, omdat in de eene plaats en voor het eene artikel het grootbedrijf van veel meer beteekenis is dan in de andere plaats en voor het andere artikel. Nu is het onaangenaam voor den midden stand om 'dat te moeten constateeren en het kost weinig moeite om verschillende na- deelen van het grootbedrijf op te sommen, wanneer men het vergelijkt met het klein bedrijf. Maar daarmee komt de middenstand niet verder, omdat desalniettemin het grootbedrijf zich toch verder ontwikkelt. Erkend moet worden, dat het grootbedrijf geschikt is en in staat is om een doelmatige distributie tot stand te brengen. Door zijn deskundige leiding en door zijn omvang kan het grootbedrijf naar doelmatig bedrijfsbe heer voeren, zich uitend in groote omzetten en groote winsten. Verdoelmatiging der distributie, waarvan de vruchten uiteindelijk aan de consumenten ten goede moeten komen, is op zich zelf een algemeen goed, dat ook door den midden stand moet worden nagestreefd. Hij zal dit alleen reeds doen uit welbe grepen eigenbelang. De middenstand heeft tot taak de distri butie zoo goed en zoo goedkoop mogelijk te doen geschieden. Die middenstanders, die hun taak anders zouden opvatten, zouden niet alleen te kort doen aan het algemeen belang, maar zij zouden ook ongetwijfeld verdrongen worden door hen, die hun taak wel goed opvatten. Het goede element, dat in het grootwin kelbedrijf mag worden erkend: bevordering van doelmatige distributie, moet ook het kleinbedrijf in eigen kring meer gaan cul- tiveeren. Daarbij kan het kleinbedrijf eenerzijds leeren van het grootbedrijf, anderzijds zijn voordeel doen met de bijzondere positie waarin het kleinbedrijf ten opzichte van het grootbedrijf verkeert. Het grootbedrijf kan door zijn groote in- koopen belangrijke besparingen maken. De ervaring heeft geleerd, dat het kleinbedrijf bij goede samenwerk g eveneens ten aan zien van den inkoop beduidende voordeden kan behalen. Ten aanzien van het stimuleeren van den verkoop, het vergrooten en versnellen van den omzet, kan de middenstand eveneens door goede samenwerking veel doen, zoo door samen te werken op het gebied van de reclame in haar verschillende vormen. Vooral mag niet worden vergeten, dat de leiders van het kleinbedrijf goed geschoold moeten zijn, opdat zij goed kunnen beoor- deelen wat de tijd van hen vraagt en de juiste middelen weten te kiezen om hun zaak vooruh te brengen. Welnu: wanneer de handeldrijvende mid denstanders zakelijk goed onderlegd zijn en een doeltreffende samenwerking tot stand weten te brengen ten aanzien van den in koop, als anderszins, dan vinden zjj in de overzichtelijkheid van hun ondernemingen in al hun onderdeden en in de mogelijkheid daaraan persoonlijk hun bijzondere zorg te besteden, een flinken voorsprong op het grootbedrijf, dat voor zoo'n belangrijk deel is aangewezen op vreemde en dure krach ten. Samenvattende mogen we zeggen: dat op het terrein der distributie een krachtig streven naar rationalisatie merk- lD9/9iir is* dat in het huidig stadium het grootbedrijf daarbij de leiding neemt en het kleinbedrijf dreigt te. verdringen; dat het kleinbedrijf met kracht in eigen kring de rationalisatie moet bevorderen; dat het hiertoe in staat gesteld moet wor den door eigen ontwikkeling en door econo mische samenwerking; dat alsdan op goeden grond verwacht mag worden, dat het kleinbedrijf de concurrentie met het grootbedrijf succesvol het hoofd zal kunnen bieden. Mr. J. VAN HELLENBERG HUB AR, Directeur Nationaal Hanze-Bureau. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT (2e helft October) Gaven we in ons vorig artikeltje den raad om planten, die niet winterhard zijn, vóór 15 October naar binnen te brengen, met ver schillende groenten behoeven we die voor zichtigheid niet in acht te nemen. Want op de mooie dagen zit er nog groei in de lucht en in den grond. Zie dan maar eens naar onze andijvie, onze koolrapen en kool, naar de reuzenbloemkool en de prei, dat alles profiteert nog van de milde dagen, die Octo ber kan geven. Ook met het opnemen van 't Witlof wachten we nog; de cultuur hier van moet niet eerder aanvangen, dan wan neer de wortels „rijp" zijn, wat te zien is aan het afsterven van het lof. Men heeft dan de beste kans om vaste kroppen te trek ken. Witlof is een groente waarvan het wel slagen van tal van factoren of kleinigheden afhangt. De cultuur kan geschieden op veler lei wijzen: tuinbazen doen dit b.v. zeer ge schikt onder de pijpen der warme kassen, maar ook in schuren, in bakken, kelders en kuilen, kan het met succes plaats hebben. Mogelijk komen we hierop later nader terug. Wij herhalen nog even, dat we onze aard appels en wortelgewassen kunnen inkuilen, mits weer voor zorgen, dat we een plaats kiezen, waar het grondwater geen kwaad kan doen, anders ontstaat er rotting. Onze andijvie binden we bij partijtjes op, om ze geel te doen worden; men doe dit op 't midden van een mooien dag, als de plan ten geheel droog zijn. Zoo zoetjesaan raakt onze moestuin leeg, en zijn we reeds weer bedacht op het treffen van voorberei dende maatregelen met het oog op den na derenden winter. Misschien is het wensche- lijk om uw grond in winterbedden te leggen, wanneer n.l. het terrein laag en er des wni- ters een hooge waterstand is. Dan grave men greppeltjes die afloopen naar een bree- deren greppel of sloot; de uitgegraven aarae werpe men op den akker of tuin, zoodat de akkertjes rond komen te liggen, en het over tollige water afvloeit naar de greppels. Het voordeel van dit in winterbedden leggen is, dat in 't voorjaar de grond eerder opdroogt en verkruimelt, en de zaaiing eerder met suc ces kan aanvangen. Vertoont uw grond mos of biezen, dan is het goed, behalve te grep- pelen ook te kalken; vele tuinen zijn nog te kalkarm. Om echter den juisten kalktoestand te leeren kennen, waarmee de vruchtbaar heid van den tuin ten nauwste verbana houdt, is ten zeerste aan te raden een monster grond tot onderzoek op te zenden aan het Bedrijfslaboratorium voor grond onderzoek te Groningen, kosten J.50. Men vrage daartoe eerst een formulier aan ter invulling, de rest wijst zich van zelf aan. - Woont ge in een b0S^r'J^® geving, dan komt nu voor u de tijd van bladharken. Misschien vindt ge dit geen prettig werkje, maar het afgevallen en ver zamelde loof is in de huishoudmg van elken tuin een nuttig materiaal. Brengt men het op een vaste hoop, en zet men dien ge durende de zomer een paar maal om, tot de massa voldoende verteerd is, dan krygen we een kostelijke bladaarde, zeer geschikt voor de cultuur onzer gewassen en voor te kweeken potplanten. Natuurlijk moet er mest aan worden toegevoegd. Wie over bakken be schikt, kan deze met versch blad vullen, waardoor men reeds in 't volgende voorjaar een grove bladaarde heeft verkregen: half vergaan blad, dat aan een hoop bijeenge bracht en nu en dan omgezet, na eenigen tijd voor 't gebruik geschikt is. Men harke dus de paden en het gazon (grasveld) af al ware 't ook alleen slechts voor t oog, om het blad later, als het is vergaan, weer over het gras uit te strooien, waardoor dit in goede conditie blijft. Laat uit uw Plantsoen als ge geen plaats hebt, biet blad toch weghalen, maar spit het dan Uchtig onder zóó houdt ge den grond vruchtbaar. W geregeld het gevallen blad wordt verwij wordt de grond natuurlijk slecht. Wil er nu aan denken, waarde lezer, om de gereedschappen, die ge in de volgende weken of maanden niet noodig hebt, be hoorlijk te reinigen, zoo noodig te smeren of in 't vet te zetten, en op een droge plaats te bergen. Dit houdt het gereedschap in goeden staat, ge hebt het later direct bij de hand en tot gebruik gereed, en bespaardt u menigen cent. De vangbanden, welke om uw vruchtboo- men dienst hebben gedaan om de ruspen der wormstekige appelen te lokken, kunt ge als het koud wordt, verwijderen. En overtuig u dan eens, wat er gevangen is; soms zult ge er verbaasd over zijn, watv er al zoo onder kruipt. Laat dan anderen, uw buren en ken nissen, eens in die verbazing deelen, want niet allen zijn nog van het nut van vang banden overtuigd. Voor de huisvrouw: U wilt van uw nog fraai bloeiende Salvia Splendens uit uw perk graag wat overhouden? Neem dan de planten met flinken kluit op en zet ze in ruime potten van pl.m. 15 c.M. wijdte; vul de ruim te tusschen pot en kluit met aarde stevig aan, giet dan de potten goed nat en zet ze op een lichte, zonnige plaats in uw serre, of wel in een matig verwarmd vertrek. Zijn de planten vrij groot geworden, dan kunt u ze wat insnijden, maar dat gaat natuurlijk ten koste van de bloemen. (Nadruk verboden) De Minister van Staat, Minister van Bin- nenlandsche Zaken en Landbouw heeft be paald, dat van 1 November 1929 tot den aanvang van den gesloten tijd voor snoek in 1930 de minimum maat op blankvoorn en ruischvoorn, te bezigen ais aas aan den hen gel, wordt vastgesteld op 13 c.M. en dat ge durende het genoemde tijdvak: 1. een hengelaar, die visch als aas gebruikt aan den hengel, in het bezit mag zijn van ten hoogste 50 levende ondermaatsche blank en ruischvooms, mits deze een lengte heb ben van ten minste 13 c-M. 2. visschers of handelaars in aasvisch, die voorzien zijn van eene schriftelijke vergun ning ifan het districtshoofd voor het leveren van aasvisch aan hengelaars, in het bezit mogen zijn van levende blank- en ruisch vooms, mits deze een lengte hebben van ten minste 13 c.M. 3. dat op verzoek van belanghebbenden, voor bepaalde wateren, waarin het visschen op baars en snoekbaars van eenige beteeke nis blijkt te zjjn, onder nader te stellen voorwaarden, ter voorkoming van misbruik kan worden toegestaan tusschen 1 November 1929 en 28 Februari 1930 te visschen mej den hengel, geaasd met blank- en ruischvoorn, beneden de maat van 13 c.M. Het vereischte minimum-aantal leerlingen Op de vragen van den heer Braat betref fende verlaging van het vastgestelde mini mum aantal leerlingen voor land- en tuin- bouwcursussen, heeft de heer R'iys de Bee- renbrouck, Minister van Binnen'andsche Za ken en Landbouw het volgende geantwoord: Hoewel in de practijk is gebleken, dat in het algemeen het destijds in overieg met de Commissie van advies voor het lager land- en tuinbouwonderwijs vastgestelde mi nimum-aantal leerlingen voor land- en tuin- bouwcursussen. welke voor een Rijkssubsidie in aanmerking wenschen te komo-n, niet te hoog kan worden geacht, komt het inderdaad in enkele streken van jns land, waar slechts weinig leerlingen, die in de teimen vallen voor het volgen van een dergelijk sn cursus, kunnen worden bijeengebracht, af en toe voor, dat een cursus om die reden niet tot stand zou kunnen komen. In verband hiermede is door genoemde commissie voorgesteld, in voorkomende ge vallen voor dergelijke streken h=t vereisch te minimum aantal leerlingen naar omstan digheden te verlagen Ondergeteekende is bereid aan dit voorste; gevolg te geven; het Kon. besluit van 13 December 1923 (Staatsblad no 549), waarbij algemeene re gelen voor de subsidiee.ing van bedoelde cur sussen zijn vastgesteld, verleent daartoe de bevoegdheid. Voor een algemeene verlaging van het mi nimum aantal leerlingen voor alle van Rijks wege gesubsidieerde land- en tuinbouwcur- sussen bestaat echter raar de meening van ondergeteekende, geen voldoende aanleiding. Het plan tot vrijwillige controle Op de vragen van den heer Van Rap- pard betreffende het hooren der centrale landbouworganisaties ter zake van het ontwerpen van een plan tot vrijwillige con trole op de samenstelling van gemengde vee voeders, heeft de Minister van Binnen- landsche Zaken en Landbouw het volgende geantwoord: Het is ondergeteekende bekend, dat be langhebbenden bij den handel in gemengde veevoeders met den directeur van het Rijks landbouwproefstation voor veevoederonder- zoek te Wageningen in overleg zijn getreden om te komen tot een vrijwillige controle op de samenstelling van gemengde voeders. Een ontwerp voor zoodanige controle heeft ondergeteekende echter nog niet be reikt. Wanneer dit het geval zal zijn, zullen de centrale landbouworganisaties over dat ontwerp worden gehoord. dadelijk wrijven met het eenige middei dat tot diep in Uw spieren doordringt en U snel weer lenig maaktAkkers Op vragen van het Tweede Kamerlid van den Heuvel: 1. Is de minister bereid mede te deelen of en in hoeverre juist is het gerucht, vol gens welk voortaan als houders van trac tors in landbouwbedrijven, vrijgesteld van de wegenbelasting, aangemerkt zullen wor den ook huurders van dorschinstallaties? 2. Indien dit gerucht juist is, wil de mi nister dan deze veranderde en verbeterde interpretatie op zoodanige wijze ter alge meene kennis brengen, dat de betrokken belastingambtenaren, landbouwers en ver huurders van dorschinstallaties hiermede rekening kunnen houden? heeft de Minister van Financiën geant woord: 1. Het bedoelde gerucht is juist. Bij circulaire van 6 September 1929, no. 110, is bepaald dat houders van landbouw bedrijven, die een tractor met dorschma- chine van een verhuurder van dorschwerk- tuigen hebben gehuurd, als houders van een en ander kunnen worden aangemerkt en dat aan ieder hunner voor dien .tractor met aanhangwagens een kostelooze belasting- kaart kan worden afgegeven, waarmede met dit motorrijtuig met aanhangwagens kan worden gereden naar de plaats, waar hij de' doschwerktuigen zal bezigen, en van daar naar een anderen huurder of naar den verhuurder terug. 2. De bedoelde circulaire is ter kennis ge bracht van de ambtenaren, wien zulks aan gaat; bovendien kunnen, doordat zij in de Staatscourant wordt geplaatst, alle belang- H t jaarlyksche verslag Verschenen is het gebruikelijke verslag om trent hetgeen inzake den aanleg van wegen van doorgaand verkeer in het afgeloopen jaar is' verricht. Wij licht n daar o.a. uit: Op 15 Augustus j.l. werd aanbesteed de aanleg van de aarden baan van het gedeelte van den provincialen weg tusschen den Wa tertoren aan de Nauernasche Vaart en het Gulspad. Aangezien de uitslag van de aanbe steding ongunstig is uitgevallen, kon het werk niet worden gegund. Thans zal worden ge tracht het werk ond rshands tegen een re delijken prijs uit te besteden. Voor de brug in den IJweg over de Kruis vaart van den Haarlemmem .erpolder, welke brug binnen den grooten verboden kring van de Linie valt. was reeds een ontwerp geheel voltooid, toen van d;n Minister van Defensie bericht werd ontvangen, dat in verband met de defensiebelangen voor deze brug een ge heel andere constructie wij ze gekozen diend te worden. Een dergelijk ontwerp wordt thans opgemaakt; binnenkort zal tot uitvoe ring daarvan kunnen worden overgegaan. Ook ten aanzien van de brug in den Kruis weg over het Voorkanaal en de vergrooting van coupure in den Linieöijk, ten behoeve van den Kruisweg, zijn door den Minister van Defensie eischen gesteld, waarmee bij de thans in bewerking zijnde plannen rekening wordt gehouden. Voorts is aan den Minister van Defensie verzocht de bestaande bruggen in den Kruis- w:g over het Voor- en Achterkanaal met de aansluitende wegvakken, voorzoover bij de Genie in onderhoud, te mogen overnemen; 'n antwoord hierop is nog niet ontvangen. Verder zijn plannen in bewerking van: de brug over de Dijksloot; de brug over de Abrahamsloot; de brug over de sloot van den houthande' Simonsz; de brug over de Papegatsloot; de brug over de Mallegatsloot; de brug over de Koogersluissloot; welke alle gelegen zijn in den ontworpen weg Hembrug—Limmen; de brug over de Nauernasche Vaart bij den Watertoren, de brug over de Reef; de brug over de Gaauw; beide in de gemeente Westzaan; een viertal bruggen over de Noordervaar in de Schermeer; de brug in den Kruisweg over de Hoofd vaart van den Haarlemmermeerpolder; de brug in den Kruisweg over het Achter kanaal in den Haarkmmermeerpolder. Met het feit, dat in ons land thans op groote schaal aan wegenverbetering wordt gewerkt, schijnt het aantal voor dergelijke werken geschikte aannemers geen gelijken tred te houden, zoodat de markt met werk dreigt overvoerd te worden, wat aanleiding geeft tot vermindering van concurrentie en dus tot hoogere inschrijvingen. In hoeverre hier van een voorbijgaand verschijnsel sprake is, zal dienen te worden afgewacht. In de gemeente Nieuwer-Amstel werden de onderhandelingen met de eigenaren over den verkoop van hunne terreinen, tusschen den. Amstelveenscheweg en den Amstel, voortgezet. De terreinen, tusschen den Amstelveensche weg en den oostelijken ringdijk van den Mid delpolder zijn voor een groot gedeelte aange kocht. Zooals reeds in het vorig verslag werd ver meld, hebben de onderhandelingen omtrent de overname van het Zandpad tot een bevre digend resultaat geleid. In verband hiermede werd bij besluit d:r Staten van 18 Decem ber 1928. No. XXIV, besloten het Zandpad op 1 Januari 1929 in beheer en onderhoud bil de Provincie over te nemen. Gp grond van de met de Gemeentebestu ren van Weesp en Weesperkarspel gevoerde onderhandelingen, om de niet voor doorgaand erkeer geschikte gedeelten van het Zandpad wederom van de Provincie in beheer en on derhoud ovei te nemen, is reeds een aanvang gemaakt om deze gedeelten van eene passen de nieuwe beharding te voorzien. De onderhandelingen over d:n aankoop van de noodige terreinen voor de verbree ding van gedeelten van het Zandpad hebben over het algemeen geen vlot verloop, zoodat in eenige gevallen waarschijnlijk tot onteige ning zal moeten worden overgegaan. In tegenstelling met de financieels mede werking, welke van verscheidene andere be sturen van naastbelanghebbende gemeenten is ondervonden, is 't tot dusverre niet gelukt het Gemeentebestuur van Haarlemmerm er er toe te brengen een noemenswaardig offer voor de verbetering van den Kruisweg in die gemeente te brengen. Het van die gemeente gevraagde offer betreft bovendien feitelijk niets anders, dan dat de gemeente een klein deel van de kosten draagt van de verande ringen, welke in de kom van Hoofddorp ten gevolge van den aanleg van den doorgaanden verkeersweg zullen moeten worden aange bracht. Het gevolg van deze omstandigheid is, dat nog geene uitvoering kon worden gegeven aan de verbetering van den Kruisweg tus schen den Spi: ringweg en de Hoofdvaart, waarvoor het concept-bestek reeds geruimen tijd gereed ligt en waarvan het gedeelte tus schen den Liniedijk en de Hoofdvaart, in verband met de aldaar aanwezige bebouwing, gerioleerd zal moeten worden. De gemeente blijkt echter niet van zins de kosten voor dis rioleering te dragen. De onderhandelingen met de Nederland- sche Spoorwegen over den koop, ruil en huur van de spoorwegterreinen, noodig voor den aanleg van den weg door de Zaanstreek, zijn behoudens enkele kleine onderdeelen, beëin digd. De Directie van de Neöerlandsche Spoor wegen heeft medegedeeld, dat de benoodigde gronden in overleg met den Ingenieur van den Weg te Alkmaar reeds in gebruik kun nen worden genomen, voorzoover de exploi tatie zich hier niet tegen verzet. Van den Minister van Waterstaat is eene mededeeling ontvangen, waaruit blijkt, dat de bezwaren welke aanvankelijk waren geop- oerd tegen het in schuins richting kruisen a niveau van den spoorweg Zaandam-Pur- merend, ter hoogte van het punt, waar die baan aansluit aan den spoorweg Zaandam- Alkmaar, niet worden gehandhaafd. Voor de uitvoering van de werken langs de spoorbaan is ontheffing van de verbods bepaling van artikel 36 der Spoorwegnet noodig. Mededeeling werd ontvangen, dat die ontheffing is verleend. De onderhandelingen over den afstand van de Rijksterreinen, tusschen het Noordzeeka naal en den Westzanerlijk, noodig voor den aanleg van den Zaanweg, hebben er toe ge leid, dat door den Directeur der Registratie en Domeinen te Amsterdam is medegedeeld, dat genoemde gronden onder nog nader vast te stellen voorwaarden, inzake afscheiding enz., voor een bedrag 10 aan de Provincie zullen worden overgedragen. De onderhandelingen met den Rijkswater staat hebben er toe geleid, dat nabij Hoorn eene goede aansluiting van den provincialen w;g Alkmaarde HulkHoom met den Rijksweg AmsterdamPurmerendMedem- blik zal worden verkregen. Omtrent de aan sluiting nabij Purmerend van den provincia len weg HaarlemWestzaanPurmerend nu t den Rijksweg wordt eveneens overleg met den Rijkswaterstaat gepleegd. In het afgeloopen verslagjaar is een bedrag van ongeveer 600.000 voor het aankoopen van terreinen, benoodigd voor den aanleg van het wegennet, besteed. Ulvenhout, 7 October 1929 Zemmen dus weer 7yiL-aan de klok leggen MjFm te prutsen, amico. "1^*2 Die lopt nouw weer En is 't om haalf A zes op 't laand veur fS. ons gedaan. Dan is d'n schemer al zóó gevallen en d'n op komende nevel zoo graauw, da g'oew eigen beenen niemeer ziet. Dan mokte op d'n akker meer kepot as goed en is 't gerajen om te Zurgen da ge thuiskomt, waar toch ok altij nog 't een en aander te verapstukken is. In de stallen, waar dan de bronolie-taamp al aangestoken is, in de schuur, bij de verkens, op d'n erft, ieveraans mot nog zoowa gedaan worren, ee. 't Was vandaag 'n bietje laat mee m'nen pulp. Keb heel d'n middag pulp gerejen 'n lollig werkske. 'k Mag er altij gère mee d'n Bles op uit. ,,'n Vliegende kraai ee altij wa". Zee-g-et sprikwoord en zoo is 't. Ge zie nog 's wa, ge heurt zoo nog 's 't een en aander en as ge dan mee 'n paar kennissen onderwege zijt, dan mag ik zoo 's gère hiei of daar aan leggen en 'n protje maken. Vera! zoo in deuzen tijd, dan heurde 's van mekare of d'n oogst meegevallen is d'n èrpel is gekuild, wa ze denken van d'n kooi hoe 't mee de verkens erbij staat en 't slachtverken, affijn dan kaaieren me zo'n bietje over 't vak. 'k Mag altij gère 'n bomke over ons vak op zetten, want ge kun me haalt geleuven, amico, wa daar nog allemaal bij kijken komt. En d'n eene wit ditte en d'n aandere wit datte en Zoo komde mee stukskes en brokskes ieve raans van op de hogte. Waant eer ge in ons vak uitgestudeerd bent, amico, nouw dan magde wel zoo oud worren as Metuuzelèm zaliger gedachtenis. En dan motte nie ver geten, hoe alles tellekes veraandert. As mijn vader nog 's trug kon komen op z'n gedoeike, ollee, dan snapte-n-ie d'r gin bal meer van. Die zouw vruuger gezworen emmen bij essetee. „Gin goud zoogoed as str essetee" zee ie altij en dan gierden me d'n blubber over 't laand, ami^o, da-d-et alle maal kledderde. En nouw? kunstmest is ier eten en drinken. Veul doen me musjenaal wa vruuger mee de haand gebeurde. Botter maken me me meer, da doen de febrieken, melkklaanten hè'k ok me meer d'n melk ga naar de febriek, en zoo ga-de maar deur. Keb m'nen gruuntenwagel aang'ouwen, die doe 'k nie weg, maar as 'k mergen heel d'n krippot op de veiling wil kieperen, dan kan 'k 't doen. Of ik 't zoo beter vin, amico? Eerlijk gezeed neeë 't Was vruuger veul aartger, gezelliger 1 't Blommeke is er afgeplukt, om 't zoo 's te zeggen. „De pouwezie', zou m'nen verver zeggen, „is-t-eraf". Zoo veraandert alles mee d'n dag. 't Mot al veurgekomen zijn da 'nen menier en 'n juffer mekare op straat teugenkwampen en zooas da wellis gebeuren kan mekare twijfelend aankeken of ze zeggen wouwen „Keb jouw toch méér gezien, maar waar?Zemmen toen mekare-n-aan- gesproken, maar ze kossen 't toch me meer herinderen. En zooas da gaat in de wèreld van 't een sukkelde in 't aander, ze, sprak ken mekare nóg 's en nóg 's, hij zee eerst 't meeste, tóen zeeën ze allebei evenveul en op 't lest zee zi) alles alleen (ze waren dus al ondertrouwd en toen ze mekare's pepieren bekeken, toen kregen ze in de gaten da ze al 's getrouwd waren gewiest mee mekare....! De menschen houwen teugeswoorig van 'n veraanderingeske, amico't Mot nie te laank duren. Sjegaren worren bekaanst nie meer gerokt. Die duren te laank, siegret- jes, da ga veul vlugger 1 En let er op amico, zoogaauw as-t-er minder sjegarenfebrieken feliet gaan en de advertentiekes van de sie- gretjes veul kleiner worren in de kraanten, dan pas ga-g-et weer goed 'k Geef toe, de menschen kunnen 't zeivers maar aamper hellepen. Keb 'r ontmoet die mee gin duvelsch geweld langzaam meer kunnen loopen. Die altij over d'n weg leggen te rennen of ze achterna-gezeten worren deur 'nen deurwèèrder. Let 'r 's op, amico, zukke lui zijn d'r. En as ge ze daar attent op mokt, dan kijken ze nèt eender of ze sjuust wakker worren. Dan emmen ze al jaren as 'nen gek gerènd zonder da ze 't wiesten. De menschen worren gejaagd as hazen. Ze zien 't leven aan as 'nen fillum die veuls te haard af lopt, in 'nen wolk vanoliewalm die uit de automebielen stinkt. Haasten, jachten, en as wezenloos 't leven deurrcllen. 'k Las van de week van 'nen zuigeling 'nen brak van aanderhaalf jaar, die al twee keeren 'nen vliegtocht overzee had meegemokt. Zoo eene had nouw in d'n letterlijksten zin van 't woord al kun nen verzuipen veur ie water had gezien. Ze worren teugeswoorig in 'n automebiel en in vliegmesjien geboren en.... de mees ten gaan deur zo'n ding dood ok 1 Zemmen aamper d'n tijd om d'ren lesten asem op behoorlijke manier d'r uit te blazen. En as of 't nog allemaal nie vlug genogt gaat, nog alles nie genogt aan veraanderinges- kes onderhevig is. nouw leggen ze al te fiele- sefeeren over 'n veraandering van d'n scheur kalender. Die hee-d-ok alweer te laank daar neerg'angen mee z'n twaalf maanden, z'n twee-en-vijftig weken en z'n 365 dagen mee d'n schrikkeldag. Aan d'n Volksbond in Sjenijve ot daar sodejabei niks aanders te redderen valt. daar leggen ze al laank te zeeveren over da-d-ouwerwetsche dink. Maar de Bolsewiekers emmen nouw de koei bij d'r ooren gepakt. Die gaan weken in voeren van viif dagen. Nouw kunde zeggen wa ge wilt, amico, maar ik vin 't 'n schanda lige schenderij van d'n mensch z'n herinde- ringen. As ik 'n blaaike van d'n klender trek, dan is da nuuwe pampierke 'n ouw bekend gezicht. Dan zéé mijn zo'n velleke pampier wa. Dan is da d'n dag da-d-onzen eerstelink geboren wier be voorbeeld en dan kijk ik da blaaike zoo 's effekes aan as 'n ouw kenniske. Dan schiet me da cijferke en die maand die er bijsting, kortom heel 't gevalletje, 'n paar keer in m'nen kop op zo'nen dag. Dan denk ik om elf uren as ik de stad weer uit gaai trekken mee d'n gruuntenwagel nouw kwam de baker, vrouw Schelle kes toen was ie op de wèreld, toen sting ik 'r eentje op te pakken. Dan amico, dan ruuk ik d'n braandewijn, waar ie mee gewasschen moes worren volgens vrouw Schelle kes die mee braandewijn dweepteEn hoe ouwer of ge wordt, hoe meer van die herinderingen da ge krijgt Leutige en triestige, maar ok de leste wilde nie missen. En as z'oew nouw 'n aander dink in oew klevieren willen douwen, as ze nouw ok weer daaraan gaan zitten te pulken, ollee, waar blijft toch in eemelsnaam dan 'nen mensch z'n schoone gedacht. Denkte soms da'k wa voel veur 'nen Sindere klaas avond die b.v. vaalt op Lemndag, d'n zeuve- nen-twintigsten van Rivveluusiemaand in 't jaar twaalf Da'k wa vuul veur m'nen trouwdag as die dan b.v. vallen zouw op Vrijheidsdag (hou me vast 1) d'n zeuvenenveertigsten van Nuuwe regeeringsmaand in 't jaar dertien. Ga maar deur kopman, vandaag niks noodig. Tweeën- dartig jaren getrouwd in 't jaar dertien, daar geef ik te veul op toe Koom ik mee m'n pensioen aan te kort. Maar da's maar 'n lolletje wa 'k zeggen wil is ditte Ze plukken mee die stuipen alle blommekes uit 't leven, de lamzakken en da's bijna 'n heiligschennis, amico Zemmen mee d'r klevieren van m'n herinderingen, van m'n blijdschapkes, van m'n intiemste gevuuligheidjes af te blijven. As ze as bezetenen over de wegels willen rijen ginnen tijd nemen om 'nen kastanje boom in d'n vollen bloei te bekijken of as ie vol staat mee de groenbebolsterde kastanjes as leutige stekelvèrkens as ze d'r eigen daar allemaal ginnen tijd veur geven as ze zoo weinig naar de schepping kijken da ze op 't lest gaan denken da-d-et leven alleen aan mekaar hangt van kielemetervreterij en auto getoeter, as ze d'r eigen 'n bruine plek op d'ren buik willen rooken mee die piraatjes- rommel, ollee da motten ze da zeivers weten, maar da ze mee d'r zenuwachtige, knokke lige en bruingerokte vingers van mijn „blommekes" afblijven Ik kan nog net zoo haard en nèt zoo laankzaam loopen as ik zeivers wil 1 Ik laat me nie in m'nen rug dou wen deur 'nen onzichtbaren vüst die de menschen opstouwt ik laat me nie drijven as 'n koeibiest deur 't medèrne gesallemaan- der ik beschouw 't verlejen nie as éénen bonk last die ge van oew af mot gooien as ballaast, maar ik gaai in 't leven aan d'n kaant van d'n weg staan en zie dan 't getob en 't gedonderjaag aan en schud m'nen kop. Zonder m'n eigen ouwerwets te vuulen, amico. En daarom, omda'k baas over m'n eigen ben veul belangeleker as baas over 'n heel koninkrijk daarom da'k ditte alle maal grust neerkalk in de hoop dat 'r men schen zijn die in de gaten krijgen, as ze dit briefke gelezen emmen, da ze altij veuls te haard loopen 1 Ze trappen mee d'r ruwe pooten te veul madelievekes dood 1 Ze trappen 't koren kepot amico, om klaprozen te plukken. Ze doen te veul as apen 1 As 'nen aap denken kan, dan denkt ie hapseluut dat ie 't schoonst geschapen wezen der schepping ts 1 Da kunde zien aan de verwaande manier waarmee ie aan z'n zitvlak krabt. Maar meteen zou ie d'n nek breken om 'n zuiver dingeske 'te kunnen gappen. („Dal, wat je mei hebi 1" hiet da tooneelstukskej. En 'nen mensch amico Wil emmen wat ie nie heet As ie gezond is. dan douwt ie z'n eigen zoo voi d~- ie barst en dan zeet ie „wa-d-eb ik toch slechte maag". As ie gin vrouw heet, dan ,opt ie de beenen onder z'n achterwerk uit en dikkels nog wa blaauwkes om er één te krijgen en as ie eindelijk zo'n heks..emplaar op d'n kop ee weten te tikken, dan wit ie dikkels weer nie wat ie doen zal om ze kwaad weg te laten loopen. Oftrof ie 'n nummer dat 'm 't leven zoo zuur mokt as brem, dan heet-ie 'r in tijd van 'n oogenblikske nog 'n paar bij 1 Da's 't soort da-d-et nooit leert. En de wefkes Emmen z'nen goeien vent getrctfen, dan klagen ze dat te nooit 's uitgaat en emmen ze 'nen broerling die olleen thuis komt om te eten en te slapen, dan beklagen ze d'r eigen dat ie nooit thuisblijft Kinders zijn 't, apen. Toen 'k van deus week dan ok in de kraant las da ze in Afrika 'nen rotsblok em men gevonden, mee 'nen indruk erin van 'nen voet en waaruit de perfesters emmen afgeleid dat de mensch vruuger verschillende apen-eigenschappen mot emmen g'ad, toen zee ik teugen Trui „Trui, daar hoefde gin perfester veur te zijn en me veur naar Zuid- Afrika te gaan bij de Limpopo, da kunde dagelijks veur oew eigen stomme boeren- kokkerd z:en as dat de menschen nóg 'nen hoop apeneigenschappen bezitten, wa gij En witte wa ze toen dee. amico Toen draaide ze d'ren kop zoo schuins naar me toe. kneep één oog dicht, nam mijn heel scherp en heel aandachtig op, zette d'ren mond veruit en mee 'nen toegeeflijken trek op d'r bakkes, ia knik kende en mijn bestu- deerende, zee ze „ja, Dré, daar hoefde nie zoo ver veur te loopen om te zien da sommige lui van de apen afstammen." Wa zegde van zo'n trerakel Zoude me direbt 'n aandere.... Ziede nouw da'k al dalek zeivers weer apenstreken krijg Oewen nek breken om 'n zuiver prulieke te bemachtigen, waar ge niks aan hèt Net as de echte apen.... Da, wa ge me hit. Amico. ik schei d'r af. Veul groeten van Trui en, as altij, gin horke mmder van oewen toet a voe Dré.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 5