BB!
I
mm
'N KONINKLIJK STRIJDSTER VOOR
CHRISTUS' KONINGSRECHTEN
OP DEN STAAT
■Bvi
mm,
TWEEDE BLAD
ZATERDAG 26 OCTOBER 1929
BLADZIJDE 1
Groothertogin Marie Adelheid van Luxemburg
■#im
fill
i
BOERENLEENBANK
INGEZONDEN
Centrale
Tandheelkundige Kliniek
Brabantsche Brieven
4
'f
Wanneer op den feestdag van Christus'
Koningschap heel 't kerkelijk bidden in
Mis en getijden ons heenwijst naar Christus'
Koningsrechten op individu en maatschappij,
dan zal menigeen, wien 't ernst is met deze
Koningsrechten, de ontzaglijke behoefte
gevoelen, die onze tijd heeft aan 'n ideaal
Voorbeeld, 'n koninklijke Figuur, wier leven
en streven geheel ingesteld was op de vesti
ging van Christus' Koninkrijk èn in de eigen
zie' i) èn in de samenleving 'n lichtende
Ster, die daar straalt aan Europa's twintigste-
eeuwschen politie ken hemel, ter bezinning en
erkenning van heerschers en volken.
Zulk 'n ideaal Voorbeeld is ons gegeven
geworden in Groothertogin Marie Adelheid
van Luxemburg, Hertogin en Hoofd van
Europa's oudst regeerend Vorstenhuis, Nassau
die 24 Januari 1924 op 29-iarigen leeftijd
stierf 1
Nooit kan 'n heerscher verhevener op
vatting van z'n heerschersroeping hebben
dan dit jonge meisje, dat door haar volk als
'n heilige wordt vereerd. Op 'n eenvoudig
prentje, dat ze vanaf haar kroningsdag tot
haar sterven in haar dagelijksch gebedenboek
aewaarde, staan deze woorden geschreven
,Ik geef U mijn Kroon en kies U tot mijn
Koning.' Dat was de echte aard van 't eenig-
ivare koningschap, dat zichzelf in absoluten
razaldienst stelt van den Christus-Koning,
in als tee ken van hoogste leenhulde de eigen
lardsche vorstenkroon Hem deemoedig aan
le voeten legt. Want Hem alleen komt 't uni-
terseele heerschersrecht op den Staat toe
:n waar de afzonderlijke individuen zich
egen deze heerschersrechten verzetten door
:e te loochenen of in strijd ermee te handelen,
daar hebben de dragers van de Staatsmacht
den onafwijsbaren plicht, om met uiterste
consequentie in wetgeving en bestuur deze
rechten te handhaven en zoo noodig, op
nieuw recht te doen wedervaren. De verder
felijke grondstelling uitgevonden om 't
volksgeweten te sussen dat de heerscher
naast z'n privaat geweten ook nog 'n politiek
geweten heeft, dat gerust lijnrecht tegen de
zedelijkheidsnormen van dat privaat geweten
in handelen mag, vond in Marie Adelheid
'n heftig tegenstandster. Midden in 'n wereld,
ziekend en rottend aan allerlei naam-chris-
telijke compromissen en concessies, waarvan
de schuldige lafheid met schijnschoone
Marie Adelheid van Luxemburg
namen wordt verbloemd en goedgepraat,
droeg zij haar christelijke levensbeschouwing
over op haar openbaar leven en optreden,
haar regeeringsdaden, haar besluiten en be
palingen. Als 12-jarige reeds besefte de
buitengewoon intelligente Troonopvolg
ster met 'n voor 'n kind zeldzaam wijs in
zicht de groote verantwoordelijkheid harer
toekomstige heerschersroeping als 18-jarige
nam zij vrijwillig en doelbewust, in grenze
loos Godsvertrouwen en dapper zelfvertrou
wen die verantwoordelijkheid op zich, gaf
zij zich onvoorwaardelijk over tot iedere,
maar dan ook tot iedere consequentie van
haar koningschap.
't Was 'n cultureel felbewogen tijd, de
regeeringstijd van Marie Adelheid. 'n Don
kere macht dreigde, geschoold door eeuwen,
toegerust met groote machtmiddelen de
vrijmetselarij Tegen die macht om God den
strijd aandurven en volhouden beteekende
lijden, lijden, en nog eens lijden. Marie
Adelheid durfde Zij heel alleen tegen 'n
vastaaneengesloten bond van vijanden mi
nisters, kamerleden en professoren. Haar
sterke, reine blik was immer 't hoogste, 't
eenig-noodzakelijke toegewend, en iedere
vrees was haar diep in God geworteld heer-
schersbewustzijn daarbij absoluut vreemd.
Christus' souvereine Koningsrechten in den
Staat erkennend, duldde zij geen toegeven,
waar 't direct of indirect die onvervreemdbare
Koningsrechten gold. De met de listigste di-
plomatie uitgedachte plannen tot 'n syste
matisch algeheel ontkerstenen der school, de
verfijndste aanslagen op de christelijke traditie
van haar volk doorzag ze en bestreed ze. De
vijanden der Kerk, die bij de troonsbestijging
van de 18-jarige vrij spel meenden te hebben,
j kwamen dan ook al oogenblikkelijk voor 'n
geweldige ontgoocheling te staan.
't Treffendst komt dit wel uit bij 't pogen
der loge tot 't systematisch algeheel ontker
stenen der school.
I In directen openlijken strijd tegen den
godsdienst als opvoedingsfactor in 'n katho
liek land optreden was natuurlijk te verdacht
en dus gevaarlijk. Daarom werd 't geheele
plan met diplomatieke sluwheid overlegd.
Toch zou door de schoolwet van 1912 (de
eerste voorzichtige stap op den ontkerste-
ningsweg) alleen dit onmiskenbaar doel niet
bereikt worden, zoolang 't onderwijzerscorps
in z'n geheel christelijk bleef. En daarom
weg met de christelijke opvoeding der toe
komstige jeugdopvoeders 1
Eerst werd 'n nieuw normaalschool
reglement ingevoerd, waarbij de zedelijke
opvoeding van de candidaatonderwijzers ge
heel in handen van den directeur werd ge
legd 'n reglement, waarin door allerlei niet-
bindende bepalingen, die in schijn bewijzen
van hoogachting en eerbied voor den gods
dienst moesten beteekenen, de wezenlijke
hoeksteen ui t den godsdienstigen opvoedings-
bouw weggebroken werd. En toen niet lang
daarna de toenmalige directeur z'n ontslag
vroeg, verlangde de regeering, dat Marie
Adelheid in zijn plaats benoemen zou niet
'n priester, zooals tot dan toe altijd 't geval
was geweest, maar 'n uitgesproken vrijden
ker.
Dat was wel de brutaalste aansla;" die ooit
op de christelijke traditie van 't Luxem-
burgsche volk was gepleegd
Voor de hoogste beschermster der heiligste
levensbelangen van den staat echter, voor de
21-jarige Groothertogin, die tegenover God
'n geweldige verantwoordelijkheid voor
haar beslissingen in dergelijke ontzaglijk-
moeilijke kwesties droeg, konden en mochten
de brutaal-kerkvijandige vrijdenkers- en
vrijmetselaarseischen in geen geval beslissend
zijn, maar enkel en alleen 't hoogste zedelijke
BIJ ZIEKE VROUWEN bewerkt het gebruik
van het natuurlijke „Franz-Josef"-b:tterwater
een ongehinderde en gemakkelijke lediging
van den darm, waarmede vaak een buiten
gewoon weldadige terugwerking op de zieke
organen gepaard gaat. Schrijvers van k'as-
sieke leerboeken over vrouwenziekten verkla
ren, dat de gunstige werkingen van het
„Franz-Josef'-water ook door hun onderzoe
kingen gestaafd worden. Bij Apoth. verkrijgb.
belang van 't geheele volk, en bleef haar,
na bemiddelende voorstellen aan de regee
ring en herhaalde besprekingen met de lei
ders der linkerpartijen, niets anders over
dan, met gebruikmaking van haar gezag en
haar grondwettelijke rechten, 't geheele mi
nisterie heen te laten gaan en later ook de
kamer te ontbinden.
De teleurgestelde woede der vrijdenkers
kringen over 't heldhaftig „halt", dat dit
21-jarig meisje de geheele machtige partij
dictatuur van 't lib.-soc. block geboden had,
was eenvoudig onbeschrijfelijk. Men dreigde
haar met 'n overval op 't groothertogelijk
paleis, men hield haar 't lot van 'n Lodewijk
XVI en 'n Karei I voor Marie Adelheid
antwoordde op alles met 'n onherroepelijk
„neen", en heeft zoo de christelijke onder
wijzersopleiding, en daarmee 't geheele lager
onderwijs, voor zoover dat van haar afhing,
tot op den dag van vandaag voor den noodlot-
tigen invloed van 't vrijdenkerdom bewaard.
Den geheelen strijd, die door de tegenstan
ders van den godsdienst maandenlang met
ongeloofelij ke sluwheid en haat werd gestre
den, zullen wij zelfs in 't kort niet weergeven.
Maar wanneer we bedenken, dat die strijd
gevoerd werd aan den eenen kant door 'n
jaren- en jarenlang aan 't bewind zijnd ministe
rie, onvoorwaardelijk gesteund door de libe
rale en socialistische kamerpartijen, en aan
den anderen kant door 'n 21-jarig meisje,
dan moeten we wel 'n diepe bewondering
opvatten voor de rotsvaste overtuiging, de
ijzeren wilskracht, maar vooral de heilige
vreeze des Heeren, die er leefde in de ziel
van dit meisje, om in zóó'n totaal ongelijken
strijd vol te houden en te overwinnen. Waar
lijk, Marie Adelheid kon den psalmist de
woorden naspreken „Ik gaf getuigenis van
U voor 't aanschijn der heerschers, en ik
schaamde mij niet," en die andere woorden
„Al staat ook 'n legermacht tegenover mij,
dan nog zal ik niet vreezen."
Bestreed Marie Adelheid de princiepen en
onmiskenbare doelstellingen der tegenstan
ders van Christus' koningsrechten, had ze
voor God en haar geweten den plicht, die
koningsrechten te handhaven, daar zocht ze
vóóral: niet te verbitteren. Schitterend komt
dit uit in haar antwoord aan de linker
partijen op hun protest tegen de kameront
binding bij bovengenoemde gelegenheid,
'n Edele souvereine grootheid spreekt uit
dit staatsstuk heel de serene zielerust van
dit meisje (welke, zooals ernstige ooggetuigen
verklaren, werkelijk iets bovennatuurlijks
had) ademt 't. Hier niets van de opgeblazen
heid, welke zoo dikwijls den heerscher ken
merkt, voor wien eigen grootheid en de be
perkte aardsche grootheid van zijn land hoog
ste doel is, maar 't geweldige bewustzijn
van de aan God-alleen ontleende en tot God
alleen terug te brengen macht en verantwoor
delij kheid.
Hier hebben wij, katholieken, in Marie
Adelheid 'n echt ideaal Voorbeeld. Wij
meenen maar al te zeer, dat wij Christus'
Koningsrechten 't- best verdedigen door Zijn
tegenstanders zoo diep mogelijk neer te ha
len. De scheldtoon, dien wij, ook in onze
Prof. dr. P. J. Blok, hoojjleeraar aan de
Leidsche Universiteit, die dezer dagen is
overleden. De begrafenis zal a.s. Maandag
plaats vinden
R. K. COÖP. LAND- EN
TUINBOUWBANK
BEVERWIJK - BREESTRAAT 71
VOORSCHOTTEN 5
REKENING-COURANT
SPAARGELDEN EN DEPOSITO'S.
pers, zoo vaak aanslaan, getuigt waarlijk nie^
voor de navolging van Koning Christus
gebod over de naastenliefde. Hoe zullen we
Zijn tegenstanders, die toch in de allermeeste
gevallen niet uit boosheid, maar uit niet-
beter-weten en vooral door t>nze onchristelijk
heid zoo handelen, eerbied voor Hem leeren,
waar we door onze handelwijze doen alsof Hij
ons 'n „dergelijk" naaste-gebod heeft ge
leerd! Laten we hun toch nooit wapenen in de
handen geven, waarmee ze onzen Koning
kunnen bestrijden 1 En we bezoedelen daar
door onzen eigen koningsadel en ons geweten
èn we stooten Christus' tegenstanders nog
verder van Hem af want verbittering brengt
nooit bekeering. Leeren we veeleer van onze
koninklijke Tijdgenoote Christus' vijanden
lief te hebben. Nooit heeft iemand, zelfs niet
haar intiemste verwanten, ook maar één
klacht, een enkele beschuldiging harer vijan
den, die toch werkelijk niets gespaard hebben
om haar in woord en geschrift, in 't geheim
en in 't openbaar, in binnen- en buitenland
verdacht te maken, over haar lippen hooren
komen. Maar tegenover al dien haat, al dat
intrigeeren en ophitsen, al die demonische
perfiditeit die bovenmenschelij ke rust en
vergevingsgezindheid van Marie Adelheid.
'n Treffend voorbeeld harer edele vijands
liefde, zelfs tegenover haar verbitterdste
tegenstanders, is wel 't volgende. Kamerafge
vaardigde Michel Weiter, die vooral in de
jaren 1915'16 op zulk 'n schandelijke wijze
in de kamer en in de pers tegen haar te keer
was gegaan, verloor in 1918 z'n eenige
dochter. Marie Adelheid, wetend, dat ook
'n vijand mensch is en als mensch voelt, zond
hem 'n eigenhandig geschreven, diepgevoel-
den condoleancebrief. 2)
Wat bewoog toch dezen Engel om zóó ver
te gaan tegenover den man, die haar zóó fel
bestreden had en nog bestreed 't Was de
edelste navolging van Koning Christus, Die
gezegd heeft„Bemint uw vijanden, doet
wel aan die u haten, bidt voor die u vervol
gen."
Hoe dit de eenig-ware wijze is om Chris
tus' vijanden te ontwapenen, bewijst wel,
't feit, dat die zelfde afgevaardigde bij den
dood van Marie Adelheid in 't socialistisch
dagblad de „Luxemburger Zeitung" open
lijk voor heel 't land de erkenning harer
grootheid aflegde door de woorden „Gij hebt
de rechtvaardigheid bemind en 't onrecht
gehaat 1"
Och, we kennen haar nog zoo weinig, die
door Paus Benedictus XV tijdens haar leven
reeds „heilig" werd genoemd, en na wier
plechtige uitvaart in Luxemburgs kathedraal
met 't gebruikelijke „De Profundis", maar
't jubelende Offertorium uit de Mis van
Allerheiligen gezongen werd. Maar laten
wij op 't feest van Christus' Koningschap
naar 't voorbeeld van die jonge heldhaftige j
strijdster voor Christus' Koningsrechten j
't driedubbele voornemen maken van ons j
niet te schamen, die koningsrechten te j
verdedigen den liefdemoed te hebben, voor
die koningsrechten te lijden de tegenstan-
ders van die koningsrechten lief te hebben
uit geheel ons hart.
(Nadruk verboden) MARIE SCHOUS
1) Over de door Marie Adelheid op vol
maakte wijze nagestreefde zelfheiliging zullen
we 't hier niet hebben.
2) Hij zelf heeft dit aan z'n partijgenooten
bekend gemaakt. Marie Adelheid zelf sprak
nooit met iemand over dergelijke dingen,
'die voor haar eenvoudig vanzelfsprekend
Voor den inhoud van deze rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk
VAN HASSELT CONTRA
BRENNINKMEIJER
Amsterdam, 23 October 1929
Mijnheer de Redacteur,
Naar aanleiding van een mededeeling in
Uw blad, onder het hoofd „Van Hasselt con
tra Brenninkmeijer" (een mededeeling van
C. en A.), verzoek ik U beleefd mij in do
gelegenheid te stellen de feiten, in die mede
deeling vervat, even recht te zetten.
Het is onjuist dat C. en A. door het Hof
veroordeeld is op grond van een klein onder
deel der dagvaarding, integendeel! Er was
door Van Hasselt veroordeeling gevraagd
wegens onbetamelijk optreden van C. en A.
in strijd met het maatschappelijk fatsoen
en deze vordering is toegewezen door het
Hof. Zoo zijn de feiten.
C. en A. wil het thans doen voorkomen,
alsof haar actie bestaande in het doen koo-
pen van goederen bij de firma van Hasselt
door een aantal vrouwen enkel bedoeld was
om zoogenaamde minderwaardige methodes
van van Hasselt tegen te gaan, welke hierin
zoudei bestaan, dat van Hasselt weigerde
goederen uit de etalages aan het publiek te
verkoopen.
Deze voorstelling van zaken is ten eenen-
male onjuist. Bij het getuigenverhoor toch
hebben verschillende getuigen van C. en A.
die vroeger bij van Hasselt in dienst waren
geweest, uitdrukkelijk verklaard, dat de goe
deren nooit geweigerd werden aan het bona
fide publiek.
Dat naderhand aan personeel en opkoop-
sters van C. en A. wel geweigerd is goederen
te verstrekken, heeft de volgende oorzaax.
Meermalen gebeurde het, dat etalage-goede
ren van van Hasselt door het personeel van
C. en A. bfj de opening van de zaak werden
opgekocht. Deze goederen prijkten dan on
middellijk daarna in de etalages van C. en A.
aan den overkant; dikwyis voor nog lageren
prijs dan van Hasselt ze had aangeboden.
Het gevolg hiervan was, dat het bona
fide publiek, dat Zondags de goederen in de
etalages by van Hasselt had gezien, of hierop
door advertenties was attent gemaakt, die
goederen niet meer in de etalages bij van
Hasselt, doch wel bij C. en A. voor lageren
prijs zag staan.
Het behoeft geen betoog, dat van Has
selt dit parasiteeren door C. en A. op haar
reclame wenschte tegen te gaan en aan het
personeel van C. en A. weigerde te verkoo
pen. Dit was haar goed recht.
Ieder koopman toch verkoopt zijn goederen
aan het publiek en zijn aanbod is niet tot
zijn concurrenten gericht.
Dat de opvatting van van Hasselt op dit
punt steun vindt, is nog onlangs gebleken
uit een vonnis van een Kantonrechter te
Amsterdam, die met van Hasselt van oordeel
was, dat de winkelier zijn aanbod enkel tot
het publiek richt.
Toen C. en A. merkte, dat aan haar per
soneel door van Hasselt geen voederen men
worden verstrekt, probeerde zij het op een
andere manier. Tientallen Jordaan-vrouwen
werden gerequireerd en wel uit die klasse
der bevolking, die men tot de „paupers" mag
rekenen. Immers bij het verhoor is gebleken
dat talrijke van de opkooosters vrij regel
matig steun van het Armbestuur genoten.
KENAUPARK 26 A
TELEF. 12644
SPREEKUREN:
van 911 en v. I tot 2 uur
Dinsdar van 6.30 tot 8.30
Zaterdagmiddag GEEN Spreekuur
Ook aan deze in dienst van C. en A. staan
de vrouwen weigerde van Hasselt te verkoo
pen hetgeen, toen die vrouwen geregeld
terugkwamen op bordjes in de etalage J;
bekend gemaakt.
De bewuste Jordaan-vrouwen maakten
relletje op relletje en hoewel C. en A.
wist zag zij er niet tegen op om op ge
noemde wijze te blijven voortgaan.
In hoeverre dit „Chique" middel de nrrrw
C. ên A. blameert, kan gerust aan de pu
blieke opinie werden overgelaten.
Het Hof stelde de schadeloosstelling naar
billijkheid op een bedrag van vijfduizend
gulden, terwijl C. en A. (Brenninkmeyer) te
vens in de proceskosten ad 780. werd ver
oordeeld.
Het Hof, dat het vonnis van de Rechtbank
heeft vernietigd, constateerde daardoor, dat
de Rechtbank onjuist had geoordeeld.
C. en A. beroept zich dus op een vernie
tigd vonnis.
Juister en beter is een beroep op een be
staand arrest, i 'it houdt o.a. in:
le. dat C. en A. aansprakelijk is vcor het
optreden der Jordaan-vrouwen.
2e dat C. en A. aansprakelijk is voor de
relletjes.
3e. dat C. en A. onrechtmatig heeft ge
handeld.
4e dat C. en A. heeft gehandeld in strti'I
j met de betamelökheid die ten opzichte van
van Hasselt in het maatschanoelijk verkeer
past. Een harde, maar ware les!
De cassatie is thans aanhangig. C. en A.
tracht door dit laatste middel nog den dans
te ontspringen.
De Procureur-Generaal bij den Hoogen
Raad heeft geconcludeerd dat C. en A. ver
oordeeld moet blijven en dat zij ook de kos
ten der cassatie zal moeten betalen.
Binnen eenige weken komt de uitspraak
van den Hoogen Raad.
Het is wel droevig, dat een firma als C.
en A., die toch zoo „groot" is. aan den
Nederlandschen Handelsstand zulk een droe
vig voorbeeld geeft in den concurrentie-strrd.
Wat zou het schoon geweest ziin als zij
zonder rechtstrfid zelf tot inkeer was ge
komen en zelf had Ingezien, dat hare strijd-
wiize onwaardig en unfair is.
Dankend voor de plaatsing.
N.V. VAN HASSELTS
Confectiemagazijnen.
De groote Spaansche violist Joan Manen, die
Maandag 28 Oct. in den Stadsschouwburg
een concert zal geven
Ulvenhout, 20 October 1929.
Menier,
Ze zeggen altij,
amico, asda-d-et
publiek, „de mas-
ma" zooas 't altij
deftig gezeed
wordt en nóg def
tiger „de domme
massa," het 't beste
witIk geleuf 't.
Starker 'k ben d'r
wel heel zekers van.
Keb nooit aanders gezien of „de domme
massa" kreeg gelijk op d'n duur.
En d'n wijze-n-enkeling kwam in z'n
emmeke te staan. Laat 'k er direkt bijzeggen,
dat da-d-'n heel gewaagd, 'n heel gedurfd
beeld is, want sjuust dieën deftige en wijze-n-
enkeling, die draagt gin emmeke meer, zoo
dat ie. as ie in z'n emmeke zou worren gezet,
heel onwijs in z'n.... affijn, ge snap me
wel Maar laat ik nouw nie over emmekes
en zoo gaan praten, waant dan is m'n velleke
vol vóór ik op m'n sjapieter ben gerokt.
Ik wou dan maar zeggen 't groote pu
bliek ee-t-'m altij aan 't goeie end vast.
En mee 'n bietje prakkizasie krijgde dan
ok al gaauw in de gaten dat der niea anders
kèn 1
Waant alles bij mekare genomen levert
de massa 'n massa oordeelen en al die oor-
deelen bijmekare gegooid, geven op 't lest 'n
bezinksel en da bezinksel motte emmen. 't Is
de kracht, de fut, de sjoos, waar 't om gaat.
't Is d'n droesem 't Is 't dikke, 't zware!
Iets wa goed is, amico, da vindt z'nen
weg. Nie altij even vlug en rap maar komen
doe-g-et er
Zelfs, as-t-'er 'n stelletje kraantenschrijvers
perbeeren om zooiets me z'nen weg te laten
vinden. Da's 'n pollitiek van niks. Da's
even stom. da's nèt zoo krankzinnig as da-
ge'n zaaike uit 'n korenaar in d'n grond
stoppen zou en ieveraans gong rond ver
tellen da-ge 'nen braandneteJ had gezaaid.
Op 't mement da-ge 't verteld zullen z'oew
geleuven. Waarom Omdat de menschen.
waar ge 't aan vertelt, oew nie naar leugens
vragen en dus me beters weten of ge zegt
de waarheid, 't Zaaike zit nog onder d'n
èèrde. Da lee z'n eigen wei uit 't basje te
vringen da verricht daar onder in de
donkerte wel 'n wonder, da ginnen perfesser
't na kan doen da trapt mee z'n wortel
pootjes z'n etsen wei in den voedzamen
grond en bokst mee z'n èrmkes d'n èèrde
van mekare om z'n eigen naar de zon, naar 't
licht te kunnen strekken dan zal straks
da-d-eene zaaike wel 'nen. vollen, vetten,
zwaren kolf opleveren, barstens vol mee
honderden zaaikes tot nut van de menschen,
maar veurloopig wordt er nog 'nen braand-
nete! verwacht, omdat ze da van da zaaike
verteld emmen.
Maar Onzelieveneer trek z'n eigen van al
die protjes niks aan. Hij lot de natuur d'r
werk doen en op'nen goeien dag dan zien de
menschen dat 'r ginnen braandnetel, maar
'nen goudgelen korenhalm onder 'n feestelijk
zonneke te geuren staat en die menschen
noèmen 'm 'nen korenaar, prijzen ze n-'m
as korenaar en freten 'm as korenaar!
En aandersom is 't nèt zoo.
Perbeer de menschen wijs te maken dat er
uit da plaantje daar, vast en zekers 'n schoone
roos bloeien zal as de piesebed eenmaal
bovenop .d'n stengel staat te buigen, net zoo
deftig as 'nen livrei van de Koningin dan
tappen de menschen de veurspelling aan d'r
botten, amico.
En zoo hedde 't kunnen zien in de mederne
kunst. En zoo ziede 't alle dag 1
Laank emmen ze geperbeerd, in geleerde
kraantenstukken, waar gin woord verstaan
baar Ollaandsch in veur kwam, om alles wa
geverfd, geschreven, gebouwd, gedicht was
in medernen stijl, die gin mensch snapte,
as 't schoonste ter wèreld aan te prijzen,
ze zijn d'r van trugge komen. Ze moesten,
teugen wi) en daank. Op 't lest waren me
zóóver, da-d-et wèreldberoemde beeld van
Venus nie meer telde, omdat da schoon
frummes die Venus, mee d'r schoon postuur.,
uit de mode was
De arsjetekkers emmen geperbeerd om
ons dwarse ramen 't schoonste van deus
eeuw te laten vinden.... knudde 1 Zemmen
er blaajen over volgepotlooid; zemmen me
kaar óp zitten te kammen, knudde
Troepkes van schrijvers kruipen bij mekare
en zitten mekaar op te schroeven; kladderen
heele plekaten in de kraant vol om de wèreld
te verkondigen da Piet zo'n kraan is,
knudde. Gin boekske wordt er om verkocht.
Gin schilderij mee vierkaante-rondjes en.
kindjes-mee-gruun-haar wordt er deur ge
kocht.
't Publiek lot z'n eigen nie belaaitafeien.
Netuurlijk 1 Reclame is noodig. Nèt zoo
goed as da-de-'nen boom die ge vruchten
wil laten dragen in 't veurjaar 'n kuip essetee
mot emmen. Reclame is essetee. Maar as ge
nouw denkt da-ge mee al d'n essetee van
alle Ulvenhouters bijmekare aan 'nen dood-
gewonen iep peren kunt laten groeien, nouw
da bende grif abuis
Neee amico. de „domme massa" is dikkels
me haalf zoo stom als éénen „gladdekker."
Zoo hedde hier van de week nog 'nen bak
kunnen beleven op 't punt van deskundig
heid van d'n enkeling die 't olléén wit
en de massa die te zamen wit.
Zooas ge wit, wemmen ier 'n schoone
verlichtingsweek achter onzen rug. ,,'t Don
kere Zuiën" was nog nooit zoo stralend van
licht as van deus week.
Versieren, amico, da kennen ze ier
Daar kunnen z'in Ollaand altij nog 'n puntje
aan zuigen en 'nen gèèven punt ok'k
Weet nie waar 'm da-d-inzit, en as ik, 't
weet hè'k er toevallig heelemaal gin lol in
om da te zeggen, waant dan is 't toch nie
waar, maar keb in Ollaand mee al d'r fees
ten en versieringen, mee al d'r centen en
kraanten, mee al d'r akkedeemies en kunste
narij, mee al d'r gefielesefeer en geriddeneer,
mee al d'r beschaving, mee al d'r
wijsheid-in-pacht en blooten-voetenparade,
mee d'r vegetariejers- en anti-rook-aanstel-
lerijen, kortom: mee al d'r eigenschappen
om van 'nen volbloedmensch 'nen vogel
verschrikker te maken, keb nog nooit,
in heel Ollaand nie, daar 's 'nen optocht, 'n
versiering, 'nen etalazie-wedstrijd gezien die
r u u k e n kon aan wa ze bij ons in 't Zuiën
op da punt in 't vat gieten.
'n Kleinigheid As veurbeeld.
Over 'n maand, ze zijn mee de veur-
bereidingen al bezig dan kom Sinterklaas
ier weer binne. Die wordt dan ing'aald mee '11
pracht en 'n plechtigheid mee gezang en
meziek, mee 'n statigheid en deftigheid, mee
hooge hoeiën en gekleede jassen; die wordt
dan van z'n schip g'aald mee de vlaggeskes
in de touwen; mee z'nen troon en z'n zwarte
herauten, mee z'nen schimmel da-da-al!emaal
op d'n Spaanschen boot staat, da-g'-as
ouweren mensch er plezier in krijgt en d'r
van onder d'n indruk zouw geraken. Dan
daveren de kenonnen van de milietère
akkedeemie dat de stad dreunt. Dan zingen
de duzenden kinderkes d'ren welkomstzang,
da-ge-'r tranen van in oew oogen krijgt.
Ja, amico, dan is 't ier laangst de haven, bij
't Ouwe Kasteel van de Akkedeemie mee 't
Spanjaardsgat, ier ondet d'n grijzen
toren die zoo hoog is da z'nen spits in deuze
dagen in de mistige wolken stikt, dan is er
ier bij de haven 'n stemming, van zenuw
achtige en blije verwachting de Sinder-
klaasstemming. Amico, ik durf grust te
zeggen zoo vindet in heel Ollaand nie
Da's daar te. kinderachtig. Maar ik zeg
maar zoo: siuust om van da kinderlijks 'nen
dag van schoone', lieve stemming te maken,
'nen dag van feest die ier ginnen eenen
Berdanèèr zouw willen missen, kèk, da's
'n bewijs da-d-ier 110a wa leeft! Da-d-et
bloed gin water-en-mclk is de harten nog
kloppen op de maat van 't diep-menscheliik
gevuul en nie alles is kepót en weggeridde-
neerd onder veul, nikszeggende woorden!
Maar genogt. Daar ga-g-et alweer nie ovsr.
Wa'k dan zeggen wouw is ditte ze kunnen
ier van niks nog wa maken. 2e kunnen 'n
feest vieren en de feestweek van de ver
lichting, was in de puntjes af.
Nouw heet 'r z'n eigen, vollegens mijn, 'n
gek dingske veurgedaan. Of „gek,"
eigenlijk heelemaal nie gek 1
't Was mee de verlichtingsetalaziewedstrijd.
De winkeliers hadden d'r eigen kollesaal
uitgesloofd, 't Zag er allemaal zoo wonder
schoon uit, amico. da ge 's aves in de stad
mee oew oogen liep te knipperen. Heel
Berda zwom in 't lichtPrijzen waren er uit
geloofd tien zelfs 1 En dus was er 'n zjurie.
En „de massa" mocht mee-zjuriën. Die
zouw ok tien prijzen geven
En wa-d-is 'r nouw gebeurd
't Publiek, 't volk gaf z'n oordeel van een
tot tien en de zjurie gaf d'r oordeel van een
tot tien. En in 't lijstje van de zjurie
kwam nommer-één-van-'t-volk heele
maal nie veur
Nouw zeg ik maar zoo, amico was de
zjurie nouw 'nen kraantenman en de etala-
zies 'n zooike boeken, of 'nen stapel schil
derijen, of 'nen troep beelden, dan had de
kraantenman 't schoonste boek, de schoonste
schilderij, 't beste beeld as 'nen vod behaan-
deld. waant.nie hij, maar de domme
massa weet 't beste, amico
Toevallig liep da nouw samen. Meestal is
da nie zoo. Koom 't publiek achterop na
jaren pas dikkels en daarom da'k dit veur-
beeldje aanpak, ok al is 't dan maar van
etalaziekunst, om 's goed te laten zien da-d-'n
piesebed gin roos en 'nen korenaar ginnen
braandnetel is, ok al perbeert de „wijsheid"
da neer te potlooien in de kraant.
En nouw 't gekste, 't allerkrankzinnigste,
waar ik as eenvoudige boerenmensch heele-
gaar nie bij kan mee m'n petie.
In de kunst zoude nog kunnen beweren:
„kwestie van smaak 1" 't Is nouw eenmaal
goed meugelijk dat er nouw en dan 'nen
mensch is die 'n schilderij van 'n vrouw
mee 'nen vierkaanten kop. gruune wangen,
één oog pèèrs haar, vingers-as-stopnaalden
en 'nen mond as 'nen lap biefstuk, de be
koorlijkste, de verleidelijkste schilderij vindt,
die ie ooit gezien het.
Zukke menschen schiinen er te zijn,
al is 't dan sodejabeis jammer da sjuust
zulleke tie/>en dikkels de kraanten vol
kladderen. 't Is nouw eenmaal nie aanders.
As ge zo'nen „vogelverschrikker" waar
'k hei ïerboven over had, 'n glas van d'n
kostelijksten wijn zouw geven, zóó geperst
uit de druiven en versneien mee 't prikke
lendste sap van 'nen aanderen druiventros
en gebotteld en bewaard op de geraffineerdste
manier, zooda-ge- m 'n glaske wijn in zouw
schenken waar onzen goeie Prins zelfs z'n
vorstelijke vingers nog veur zouw afbijten:
'n glaske wijn, mee aandere woorden, da-d-op
de tafel van 'nen vorst gin slecht figuur zouw
slaan, dan hadde alle kaans, amico, da
zo'nen „vogelverschrikker" 'n teug van da-d-
edelste nat mee 'n vies gezicht uit zouw
spouwen en z'nén gastheer verdenken van
pogingen om hum te vergiftigen. Zukke
kwiebussen hee Onzenlieveneer nouw een
maal onder z'n kostgangers, 't Beste van 't
beste dat ie veur d'r groeien lot, da wijzen
ze af mee 'nen zuren muil. 'n Lolletje snap
pen ze nie en lachen vinden ze „o rdi-
n a i r." In 't kort keb 't al 's meer gezeed:
ze weten 't beter as Onzenlieveneer zeivers
en ze beelden z'n Natuur, z'n menschen,
heel z'n schepping af, mee kleuren van 'nen
kleurenblinde mee lijnen van 'nen hardstik-
keblinde. Maar nog ééns da's dan allemaaal
nog 'n kwestie van smaak. „D'n eene houw
van de moeder en d'n aandere van de dochter,'
zee-'t sprikwoord en da's van éénen kaant
weer heel goed om van de wèreld nog ginnen
grooteren pot snert te maken dan ze al is!
Maar ollee. in de wetenschap daar is 't
nèt zoo. En da's gek 1 Veral hierom, om
da deur veur menschen van teugeswoorig
van de wetenschap 'n geloof gemokt wordt.
Ja, de wetenschap soms willen gebruiken om
't geloof te ondermijnen.
Och èrme! En nikste is er sjuust zoo teugen
gesteld aan z'n eigen as de wetenschap, j
Kekt olleen maar 's naar 't rapport van
twee deskundigen veur 't Trimmenaal be-
voorbeld D'n deskundige van d'n avvekaat
zee persies 't teugenovergestelde van d'n
deskundige van de Rechtbank. Toch em
men ze d'r rapport gemokt mee precies
dezelfde gegevens 't zelfste mes, 't zelfste
lijk, 't zelfste in alles.
En zoo is 't in de sport ok.
De vrouwen moesen kegelen, boksen,
haardloopen, voetballen, zwemmen en van
alles wat de mannen dejen! Ge wit heel goed, j
amico, hoe 'k altij teugen da teugennatuur-
iijk gesallemaander gefoeterd eb. Hoe 'k altij
gezeed em da brik nog 's op.
't Is opgebroken.
De Paus. de Moes en de Perfesters in
Italië emmen gezeed en geschreven asdat
de. en nouw schrijf ik precies wat zuillie
gezeed emmen, „de kras doorgevoerde
sportoefeningen, waaraan zich thans
in alle landen een groot aantal jonge
vrouwen en meisjes overgeven, mede de
hoofdschuld aan de onvruentbaarheid
van zoovele huwelijken dragen."
„Niks zoo goed as sport," zeeën de men
schen en zeggen ze nog. Niks zoo goed as
sport." zee Dempsey en sloeg meteen z'n
teugenpartij tot opveegsel. „Niks zoo goed
as sport," zee 'nen snelheidsduvel en ree
z'n eigen mee z'n automobiel tot 'nen stof
wolk. Atfijn, ik hoed gin veurbeelden te
I
zoeken lees-d-oew eigen kraant maar na,
amico En zoo sauwelt er ok de wetenschap
dikkels 'nen grooten, stompen punt aan.
Keb 'nen kammeraad, die er knap op los
verft. Laat ik gerust zeggen hij is beroemd!
En daarom noem ik maar ginnen naam ik
weet nie of ie 't goed zou vinden. De „vogel
verschrikkers" hadden d'r eigen mee hum
nog nie bemoeid en hij gong van 't idee uit
'nen boom mot nouw en dan 'n kuip essetee
emmen, dus die vogeiverschrikkers motten
maar 's aan 't schrijven over m'n ge-verf
Tot toen hadden ze nèt gedaan of ie nie be
sting, wantdieë kammeraad van me
is net zoo ouwerwetsch as de Natuur zelf.
Ok houdt ie van 'n lolletje en da wouwen
ze 'm nie vergeven. Ik geef oew op 'n brief ke
da 'k de waarheid zeg! Wa-dee ie Hij gong
hekspezeeren. Nie mee z'n honderden schil
derijen die in z'n atteljee stongen en bij de
menschen in de bestekamers hongen maar
mee 'n apart klaargemokt zooike. Schilde
rijen van vrouwen mee pèèrse wangen, oogen
as steenkoolbonken en gekleed ('t is 'nen
netten, futsoendelijken verver!) gekleed dan
in lappen waar gin vrouw mee de straat op
gaat. Kinderkopkes van tachtig jaren en 'n
uitdrukking as van idioten, mannenkoppen
as knolrapen die te laank in d'n kelder em
men gelegen.
En al die schilderijen onderteekende-n-ie
me 'nen Russischen naam: „Sjtrackscotsty"
of zoo iets.
Och érme, amico, wa-d-emmen de vogel
verschrikkers d'r eigen blaauw geschreven.
„Da was nouw je ware Kunst," potlooiden
ze „Da konnen ze hier toch maar nie makenl
Zukke dingen moesten toch maar ver weg
komen. Wa-d-'n sentiment, 'n gevoel, neeë,
wa-d-'n hartstocht, lag daar allemaal in
Wa-d-'nen meester, wa-d-'nen meester van
den kwast 1"
Toen ze zóóver waren, kwam m'nen
kammeraad mee z'n lachenden moei om
d'n hoek kijken en toen zee ie Ik ben
dieën Rus, geboren in 's Hertogenbosch en
in die doeken zit gin sentiment, gin gevoel,
gin hartstocht, gin kunst, in die doeken
zit alleen maar belaaitafelderij. kwiebussen!
Kek, amico, da's gebeurd zoo zeker as ik
Dré hiet 1 En mee zo'n veurbeeld veur oogen
kunde snappen hoe ik, as boer. over de
„vogelverschrikkerij" denk. Kom ik schei
d'r af.
M'n vel is staampende vol, tot de naaste
week.
Ontvang veul groeten van Trui en, as
altij, gin horke minder van oewen
toet a voc
DRé.