De Poi jtieke Debatten in de Tweede Kamer Ei# FEUILLETON DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASSEN EN TRIJNTJE %h)M 'i'm HET TESTAMENT VAN DEN ADMIRAAL TWEEfE BLAL VRIJDAG 8 NOVEMBER 1929 BLADZIJDE 2 Mgr. Nolens aan het woord Het kabinet is extra-parlementair en niet gebonden aan de rechter partijen, wel aan de begin selen der rechterzijde Het gezantschap bij den Paus JRede van den leider der Christel ijk-Historischen LUCHTVAART De vliegramp in Surrey Luchtvaartdienst Een tocht van de „R 101" - Aan de orde is de voortzetting van de al- gemeene beschouwingen over de rijksbegroo- tin-g voor 1930. De heer NOLENS (R.K.) merkt op, dat in het Voorioopig Verslag een verschuiving in democratische richting wordt gezien in den uitslag der verkiezingen. De partijen worden daarbij ingedeeld in democratische en anti democratische. De Katholieke partij wordt in haar geheel onder de democratische onder gebracht. In November 1927 heeft spr. zich reeds uitgesproken. De democratie van den heer Vliegen is niet dezelfde als die van den heer Marchant; en de heeren Wijnkoop en De Visser halen voor die democratie de schouders op. Zeker, de Katholieke partij heeft vele de mocratische maatregelen voorgestaan; wil men haar programma een democratisch pro gramma noemen spr. heeft daartegen geen bezwaar. Maar de rechtsche groepen hadden de meerderheid. Aangewezen was dus de formatie van een recfctsch parlementair kbinet. Het doel was reeds lang voor de verkiezing voor oogen gesteld. De eerste poging is mislukt. Nu kan men er over twisten, aan wie de mislukking te wijten, te danken of toe te schrijven is. Spr. zal daarover niet napleiten, maar consta teert, dat door de houding der Chr. Hist, partij de totstandkoming van een parle mentair kabinet zeer moeilijk, zoo niet on mogelijk is geworden. In 1915 stapten de Chr. Hist, over hun beginsel in zake het gezant schap bij den Paus heen. In 1923 was het onmogelijk, over dat beginsel heen te stap pen. Op die wijze is het ook moeilijk, op den grondslag dier beginselen een kabinet te vor men. Men heeft nog gesproken, in het Voor ioopig Verslag, over de mogelijkheid van een kabinet van burgerlijke concentratie of een democratisch kabinet. Aan dergelijke combi naties ware echter geen voldoende leven in te blazen, merkte de memorie van antwoord op. Om tot een democratische combinatie te komen, moeten de groepen willen. En men weet, dat de Katholieken niet willen, omdat zij niet kunnen. Het feit is, dat wij nu een kabinet heb ben;^ en met dat feit hebben wij rekening te houden. Over het karakter van een kabinet is hier meermalen strijd geweest. De hoofd zaak is toch de kwestie van een parlemen tair of een extra-parlementair kabinet. Als de juristen niet weten, waaronder een con tract of een tractaat is te brengen, dan noe men zij het sui generis. Dit zou men ook van dit kabinet kunnen zeggen, ais men niet weet, waaronder het is te brengen. \oor spr. staat vast, dat het kabinet niet parlementair is, maar extra-parlementair. Het kabinet acht zich gebonden aan de be ginselen der rechterzijde, maar niet aan de rechterpartijen. Alleen door een keur van drogredenen kan men van dit kabinet een parlementair kabinet maken. Welke zal onze houding nu zijn tegen over dit kabinet? vraagt spr. De Katholieke partij is gouvernementeel. Opposition quand mème kent zij niet. Zij is geneigd, a priori aan elk kabinet medewei'king en steun te verleenen; óók aan niet-rechtsche kabinet ten. Die houding neemt zij ook aan tegen over dit kabinet. Het kan, aldus spr., op loyale medewerking onzerzijds rekenen, zelfs indien niet zou blijken, dat op dien steun prijs werd gesteld. Spr. wenscht in dit verband eenige opmer kingen te maken over welvaarts-politiek. Bij liet bevorderen van de welvaart dient gelet op het juiste verband tusschen de ver- ^phillende onderdeden en op de werking der verschillende maatschappelijke krachten in hun ondergeschiktheid en nevengeschiktheid. Waar geschat moet worden, bestaat gevaar zoowel voor overschatting als voor onder schatting. In ruimeren zin behoort de behartiging van de godsdienstige, zedelijke en geestelijke be langen der bevolking tot de welvaartspolitiek. Spr. begint met de taak der regeering bij de bestrijding der onzedelijkheid. De zedelijk- heidswetten dateeren van vóór achttien jaar en behoeven dringend wijziging. De belangen der groote gezinnen dienen voorts behartigd te worden, bijv. bij de belasting-wetgeving, de onderwijspolitiek, in het bijzonder het nijverheidsonderwijs, en voorts bij de bedrij ven. Spr. noemt het mijnbedrijf, de sigaren- industrie, de Zuidelijke textiel-industrie, waar kinderbijslag wordt geheven. Ook is in het belang van het land, indien in de salaris regeling der ambtenaren rust wordt verkre gen. Ook de zorg voor het gymnasiaal on derwijs is in het belang van de welvaarts politiek. Voorts dient rationalisatie te wor den toegepast bij de indeeling der Departe menten. Spr. zou de aandacht der regeering -willen vestigen op de wenschelijkheid van het concentreeren van bepaalde takken van staatszorg en van een betere samenwerking der daarbij betrokken Departementen. Ook wil spr. iets zeggen over een ander- li andelings-tarief. Is spr. goed ingelicht, dan draagt het vóór-ontwerp der commissie-Bo- denhausen niet het karakter van een onder- dandelings-tarief, maar van een retorsie tarief. Spr. komt tot de welvaartspolitiek in en- geren, stoffelijken zin en constateert, dat de werkloosheid thans gelukkig gering is; maar vooral na de jongste financieele déböcles is een minder gelukkige reactie op de arbeids markt te verwachten. Verruiming van werk gelegenheid blijft noodig; en aanpassing van het technisch onderwijs aan de behoeften van het bedrijfsleven. De regeering bevordere totstandkoming van de wet op het aanvul lend onderwijs en stelle voor het lager en middelbaar nijverheidsonderwijs op ruimer schaal gelden beschikbaar. Men zal zeggen: „Voor dat alles is geld noodig." Dit brengt spr. tot den minister van Financiën. Deze minister van Financiën in dit kabinet en onder deze financieele om standigheden is een ander minister van Fi nanciën dan de vorige. Voor hem geldt: quot personae, tot qualitates. Spr. is overtuigd, dat deze minister van Financiën, die een voorzichtig financier, maar ook een wijs man is, zal beseffen, dat wij thans -in een andere periode leven en zal doen, wat in deze pe riode zijn taak is. Tot de welvaartspolitiek behoort óók de bevordering van een goede verstandhouding met andere mogendheden. Tot die mogend heden behoort thans ook het Vatieaan. Te gen herstel van het gezantschap bij den Paus moeten nu alle godsdienstige of kerkelijke oezwaren, ook bij de heeren Kersten en Ling- beek wel zijn vervallen. Spr. komt thans tot onze verhouding tot België. Spr. meent te mogen aannemen, dat onzerzijds ook rekening zal worden gehouden met de behoeften der andere partij, in casu onze Zuidelijke naburen, en dat onze regee ring zich niet op zuiver rechts-standpunt zal plaatsen. Men bepale zich niet tot lange, zorgvuldig opgestelde schriftelijke gedachten- wisselingen, waarin naar argumenten wordt gezocht, of tot het instellen van steeds nieu we commissies en sub-commisies. Bij de re geering moet de gedachte voorzitten, dat de oplossing dezer kwestie spoedig moet komen. Tot de welvaartspolitiek in meer ideëelen zin behoort ook de bevordering van de be- drijfsraden. Er is in de laatste twintig' jaar heel wat veranderd in de verhoudingen tus schen werkgevers en werknemers. Zonder het te bemerken, zijn wij van het individua listisch standpunt van het Romeinsche recht overgegaan naar het op de collectiviteit steu nende standpunt van het Germaansche recht. Spr. wijst op een aantal wettelijke maat regelen der laatste jaren in deze richting. Wat aanvankelijk "strijdorganisaties waren, zijn organisaties van overleg geworden. Een gevolg daarvan is, dat de overheid gebruik heeft gemaakt van die organisaties bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot wette lijke regeling. De wetgever moet zich er re kenschap van geven, wat hem te doen staat op dit gebied. Door de instelling van ver schillende raden en commissies, door de re geling van het collectief arbeidscontract, door artikel 28, sub 7o. der Arbeidswet en dooi de Ziektewet heeft de wetgever reeds van deze organisaties gebruik gemaakt. Het Ka tholiek program, nu, wenscht instelling van organen uit het bedrijfsleven, die advies zul len geven in zake de sociale wetgeving, die wetgeving zullen uitvoeren en daaruit ont stane geschillen zullen berechten. Voorts acht spr. verdere arbeidersbescherming noodig. Het kabinet kenne aan de georganiseerde werkgevers en werknemers daarbij de plaats en den invloed toe, die hun toekomt. Een en ander zal er toe bijdragen, den arbeiders stand te verheffen tot een hooger plan. Spr. wenschte voorts, dat de uitwassen van het kapitalisme meer en meer zullen worden uitgeroeid, speciaal de overmacht van den sterkere over den zwakkere. Met de arbeids wetgeving zijn wij daarmede allang bezig. Daarbij dient de arbeider deel te hebben in de winst, kleine aandeelen in het bedrijf te kunnen krijgen, enz. Over het geheel meet de factor arbeid meer invloed krijgen op den gang van zaken. Het kabinet kan op de loyale medewerking van spr's fractie rekenen. De Kamer kan van een extra-parlementair kabinet ver wachten, dat het niet te licht de portefeuille kwestie zal stellen. Spr. hoerpt, dat het ka binet werkzaam zal zijn in overleg met de Kamer om het goede te verwezenlijken en het kwade af te weren, ten bate van het geheele Nederlandsche volk. De heer SCHOKKING (C. H.) zal niet in uitvoerige speculaties treden over den uit slag der verkiezingen, doch meent niet, dat deze een belangrijke verschuiving in demo cratische richting te zien heeft gegeven. In democratische partij-groepeering zou ook de oplossing van de moeilijkheden bij de vorminr van een kabinet niet gevonden worden; het is wel beweerd door de heeren Marchant en Vliegen, maar de practijk zal wel anders leeren. De toespitsing van den strijd bij de verkiezingen heeft de tegenstelling tusschen rechter- en linkerzijde nog versterkt. Dit feit is van meer belang dan de cijfer-speculatie over vóór- of achteruitgang van bepaalde partijen. Er is den Christelyk-Historischen een grief van gemaakt, dat zij niet van te voren duidelijk gezegd hebben, een kabinet uit de rechtsche partijen te begeeren. Die grief is onjuist. Bij de verkiezingen is het niet te doen om een kabinet, maar wel om te zorgen voor een zoo goed mogelijk samen gestelde volksvertegenwoordiging. Er is ten aanzien van dit punt niet verzwegen of ver borgen. Toen de formateur zijn program schriftelijk toezond, kon niet anders dan schriftelijk worden geantwoord. De Chr. His- torischen wilden niet vooraf gebonden zijn aan een in alle cnderdeelen uitgewerkt pro gram. Dit nu is de steen des aanstoots ge worden. De heer Colijn heeft de stelling ver dedigd, dat een parlementair kabinet niet mogelijk is zonder een vast program. De heer COLIJN (A. R.j: „Zonder vooraf gaand overleg." De heer SCHOKKING: „Maar het gaat over de vraag, of de formateur de partijen aan zijn program wil gebonden zien. Het is niet de vraag, of de formateur mededeelin- gen wil doen over een meer of min uitge werkt program, maar alleen, of een parle mentair kabinet alleen mogelijk zou zijn op voorwaarde, dat de partijen zich bonden." In dit verband merkt spr. tegenover den heer j Nolens op, dat de Christelijk-Historischen aanstonds in 1915 gezegd hebben, alleen mede te gaan met een tijdelijk gezantschap bij den Paus, juist om dit tijdelijk karakter, j Als spr. onderstelt, dat de heer Nolens prijs, stelt op principes, dan is dat bij de Chr.- Historischen in niet mindere mate het ecv Spr. erkent rondweg', dat de Christelijk- I Historische vroeger wel door overleg overeen regeeringsprogram tot overeenstemming zijn gekomen over 'n parlementair lath net. I' vroeger is het zich verbinden door de Chris telijk-Historischen nooit als voorwaarde ge steld en bovendien zijn de Chr.Historischen door de ervaring langzamerhand tot een ander inzicht gekomen omtrent de wensche lijkheid van een bindend program. En de eerste voorwaarde voor een richtige func- tionneering van het parlementaire stelsel is, dat de Kamerleden volkomen vrij staan te genover hetgeen de regeering voorstelt. De regeeringsverantwoordeliikheid wordt thans hoe langer hoe meer verlegd naar de rfacties. Kan er op die wijze nog sprake zijn van een stevig gezag, dat zijn eigen verant woordelijkheid, kent en weet te dragen? De verantwoordelijkheid, die 'n persoonlijk ka rakter draat, gaat tegenwoordig meer en meer schuil in de collectiviteit en verzwakt daardoor. Daarom is er ook een bedenkelijke kant aan het invloed oefenen van de collectiviteit van arbeiders en werkgevers op het staats bestuur. zooals de heer Nolens aanbeval Er moeten zijn een verantwoordelijke regeering en een controleerende volksvertegenwoordi ging. Wij hebben behoeften aan de beste mannen in den staat. Thans is er te weinig gelegenheid voor hen, hun eigen initiatief te doen gelden, eigen gedachten naar voren te brengen. Spr. ziet de verschillen in de beginselen der rechtsche partijen niet over het hoofd en ook niet het toespitsen der beginselen door de Katholieken. Maar ondanks dat verschil zien wij, aldus spr., niet voorbij, dat er groote waarde ligt in de wederzijdsche erkenning van den Goddelijken oorsprong van het ge zag. Ook ten opzichte van het huwelijk, het gezin, den arbeid, de waarde der religie is er een aanraking tusschen de partijen. Dit beteekent niet, dat Wij het monopolie van het Christendom voor ons opeischen. Maar de vraag is, of in het Evangelie de normen ook voor de politieke vragen gevonden wor den. Dit nu, wordt door de liberalen ontkend. In Engeland is de Labour Party gansch anders dan de S. D. A. P. ten onzent, of de Fransche Sociaal-Democraten, wegens de persoonlijkheid der leiders. Het optreden der Nederlandsche socialisten heeft de vorming van christelijke vakorgani saties noodig gemaakt. Spr. wijst daarbij op de actie van den Bond van Nederlandsche onderwij zers voor de verplichte neutrale staatsschool. Spr. komt thans tot het karakter van het Kabinet. Wanneer het zelf zegt: het is extra parlementair, dan heeft dit toch wel eenige beteekenis. Spr. acht zich verplicht dit Kabi net te steunen zoolang en voorzoover dat met zijn beginselen vereenigbaar is. De heer KERSTEN (S. G. P.) wijst op den ernst van den toestand. De financieele lasten voor de bevolking zijn zwaar, daarbij breiden alastrim en pokken zich uit, men ziet met verwachting op Gods inzettingen neer. In zulk een tijd is het meer noodig dan ooit de beginselen zuiver te bewaren. Meer dan ooit roepen deze tijden tot on voorwaardelijke terugkeer tot de beginselen van Gods woord in de Hervorming door Gods souverene genade gegeven. Nederland is meer dan eenige volk gehouden en verplicht naar Gods woord en wet te handelen. Spr. is zich bewust dat hetgeen hij hier betoogt, slechts bij een klein deel des volks instemming vindt, al klimt dat volksdeel. Het protestantsche volksdeel moet één geheel worden op de aloude basis der Neder landsche geloofsbelijdenis. Alle bondgenóot- schap moet verlaten worden met hen, die deze belijdenis haten en bestrijden. Ons volk moet beveiligd worden tegen de God onteerende machten, die steeds driester den kop opsteken, te Rome zoowel als in de Revolutie. Spr. betoogt, dat het grootste gevaar niet j dreigt van den kant der revolutie, daar het een ieder duidelijk is, dat deze onvereenig- baar is met Gods woord. Slechts als wij ons j losmaken van het bondgenootschap met j Rome, zullen we een sterkte hiervan vormen, j waar de poorten der hel geen afbreuk aan P Hé! Wat moet je daarmee? Ik ga moeder helpen bij het schoonmaken van de huiskamer. kunnen doen. Het verheugt spr., dat de formateur geen coalitie-kabinet heeft kunnen vormen. Door de coalitie wordt ons land aan Rome ver kocht. Rome treedt steeds bruter op. De coalitie is een schandelijk verraad van onze beginselen. De beide protestantsche partijen zijn niet voldoende van het kwaad van het bondgenootschap uit Rome doordrongen. Waarom Is hier geen anti-savolutionnair houding tusschen Rijk en gemeenten niet met belastingverhooging gepaard zou gaan. Er zijn nog steeds hooge saldi, ook na de scherpe ramingen. Het staat niet vast, dat in 1931 de op brengst niet hooger zal zijn dan de raming. Over 1931 is ook niet te voorzien, dat er wet ten zullen zijn gevoteerd die schatten aan nieuwe uitgaven zullen verderen. Er zal dus geen belastingverhooging noodig zijn; trou- voorzitter der garner geworden? Maar dat t wens men voert deze niet in wanneer slechts werd door Rome den ouden bondgenoot nieti één enkel jaar de uitgaven de inkomsten gegund. In bondgenootschap met de S.D.A.P.eenigszins blijken te overschrijden. De saldi, werd de oude soldenier afgedankt. De strijd die in 1933 door de wijziging der Comptabili- gaat vólgens artikel 36 der Geloofsbelijdenis tegen de revolutie, maar ook tegen Rome. Beide moeten worden teruggedrongen van de vaderlandsche erve. Voorgoed worde het be tréden pad verlaten, terug' moeten wij naar het begin der afdwaling. Voor Gods woord moeten wij onvoorwaardelijk buigen. Wat de heer Nolens gezegd heeft over het. gezantschap bij den Paus wijst spr. volkomen af. Hoe klein onze macht ook is, wij zullen standhouden. De heer VAN VUUREN (R. K.) betoogt, dat thans afgesloten is het tijdperk, waarin ver laging voor belastingen steeds den voorrang had; thans is het tijdperk geopend van eco- nomischen, socialen en cultureelen opbouw. Spr. is er zich overigens van bewust, dat 'oorloopig van belastingverlaging op den gewonen dienst niets kan komen. Daarbij moeten den voorrang hebben de verbruiks belastingen en eventueel daarvoor in de plaats komen belastingen op gemak en weelde. Ook wenscht spr. verlaging van successie-belasting in de rechte lijn. Spr. vraagt die verlaging echter niet indien deze zou moeten geschieden ten koste var de eco nomische, sociale en cultureele uitgaven, die het Katholieke program verlangt. De Troonrede en de Memorie van Ant woord bevatten niets, waarvoor spr. zich tegenover den Minister van Financiën in het .geweer zou moeten stellen. De Minister schreef wel, dat een voorzichtig financieel beleid geboden is. doch dit behoeft geen angst te verwekken, dat de Minister nuttige uitgaven zou achterstellen bij zorg voor de financiën. Intusschen was het onder het vorige Kabinet een funeste practijk, dat de ministers schuilevinkje speelden achter den Minister van Financiën. Daarvoor behoeft thans intuscshen geen vrees te bestaan. De Ministerraad kan bij verschil van meening tusschen hem en andere ministers over be paalde uitgaven beslissen. Over het program zijn de ministers het eens en speciaal de Minister van Financiën heeft zich daarmee vereenigd en de financiering op zich geno men van de uitgaven, welke dat program eischt. Spr. gelooft niet. dat het noodig zal zijn voor den Minister de komende vier jaar de belastingen te verhoogen, in welk geval hij heen zou gaan, daar hij heeft toegezegd, dat de nieuwe regeling voor de financieele ver goed, maar doordat de mistbank zoo laag hing zaten de heuvel-koppen en heuvels zijn daar zeer veel, al zijn ze niet hooger dan ongeveer 300 M. in die grauwe mist bank. De vlieger Wiersma van onze K. L. M., die even na de ongelukkige D 903 vertrok ken was van Croydon, oordeelde het, met 't oog op die weersomstandigheden en tevens gegeven het feit. dat van het Kanaal en van België en Nederland gunstige meldingen kwamen, verreweg het beste, om zoo gauw mogelijk na den start boven die wolken- en mistlaag te gaan en op kompas vliegend het goede weer te gaan opzoeken. Hst is een goede gewoonte van die Nederland sche verkeersvliegers vooral op de Londen- lijn, die nogal eens dergelijke weersomstan digheden kent. Dat het slechte zicht maar erg plaatse lijk was, blijkt wel uit het feit, dat van het vliegveld Lympne in Kent reeds goede zichtmeldingen aanwezig waren. De verschillende verhalen, die oog- en oorgetuigen van het ongeval aan de ver slaggevers der Engelsche bladen deden, stemmen in dit opzicht geheel overeen dat de machine met een honderd-mijls vaart recht in het beukenbosch vloog, daarin een breed spoor nalatend er. na een paar secon den te pletter slaand tegen dikkere hoo rnen. Het explodeeren van de benzinetanks en daarna het totaal verbranden van het geheel metalen vliegtuig waren eveneens het werk van slechts luttele oogenblikken. Kidston schijnt de crash te hebben zien aankomen: hij heeft toen een raampje open gemaakt en heeft zich net bijtijds uit de machine gewrongen. Toch brandden toen zijn kleeren al, maar hij doofde de vlam men door zich op het natte gras rond te rollen. De andere overlevende heeft den ver- schrikkelijken verwoestenden schok blijk baar nog meegemaakt Want hij was op verschillende plaatsen gewond en bloedde zeer nadat hij zich uit het wrak had los gemaakt. Kidston is een zeer merkwaardig type. Hij was aan het ongeval ontkomen met wat teitswet voor het eerst aan den gewonen dienst ten goede zullen komen, zullen in elk geval kunnen dienen om belastingverhooging gedurende één jaar is voorkomen. Men be hoeft dus het doen van nieuwe uitgaven niet sneden en ontvellingen, maar zijn zenuwen .i. i- uwaren volkomen intact. Om te bewijzen twee jaar uit te stellen. Wanneer b.v. de herziene ouderdoms- en invaliditeitswet reeds 1 Januari 1931 zou kunnen worden ingevoerd, dan zouden de gelden daarvoor wel te vin den zijn zonder be'astingverhooging. En de eer daarvan zou dan uitsluitend komen aan den Minister van Financiën. Spr. dringt er op aan, dat bij de belasting heffing zal worden rekening gehouden met de kinderrijke gezinnen, daar de hoofden van die gezinnen minder draagkracht hebben. De staat heeft ook belang bij groote gezinnen die nieuwe belastingplichtigen leveren. Het rijkspersoneel De heer MOLLER (R. K.) vraagt of de Regeering bereid is de bezoldigingen van het Riikspersoneel te herzien. De pensioenen der oud-gepensionneerden van vóór 1918 dienen verbeterd. De groote gezinnen moeten vooral worden geholpen door hoogere grondsalarissen en veel lager belastingen. In de Memorie van Antwoord staan een paar woorden die een bespotting zijn voor de groote gezinnen: de verlaging van den suikeraccijns komt aan de groote gezinnen in bijzondere mate ten goede. Dit is 12 cent voor een gezin, dat zes pond suiker per week gebruikt!. Spr. bepleit voorts een Riikskinderfonds. De vergadering wordt te 6.25 verdaagd tot Vrijdagmiddag 1 uur. De Engelsche bladen brengen kolommen vol bijzonderheden over het verschrikkelijke ongeluk, de D 903 bij Marden Park over komen, twintig minuten nadat het vliegtuig van Croydon vertrokken was. De weersomstandigheden in dat deel van Surrey waren heel slecht voor de vliegerij. Er hing zware mist, laag over de heuvelen. Weliswaar was het horizontale zicht vrij dat dit zoo was, vloog hij denzelfden middag reeds weer op Croydon een korte vlucht met een vriend: „just to make sure that I had not lost my nerve 1" In een Nota naar aanleiding van het Ver slag (o.b. 25 Oct. j.l.) over het wetsontwerp tot, wijziging van het IXe Hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1929 wordt medegedeeld, dat het vermoeden, als zou de Luchtvaart dienst het werk van den Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart moeten overnemen, zoo dat de ïlijksstudiedienst zou gaan verschrom pelen, allen grond mist. De wensch omtrent verlaging van de rei zigerstarieven geeft aanleiding tot de opmer king, dat het luchtverkeer in Europa nog sterk het karakter van een seizoendienst heeft. Verlaging van passagierstarieven zou niet een zoodanig drukker gebruik mogen doen verwachten dat de inkomsten althans gelijk zouden blijven. Onder deze omstandigheden kan ook wegens de financieele uitkomsten der K. L. M., die ondanks het Rijkssubsidie thans met verliezen werkt, aan tariefverla ging vooralsnog niet worden gedacht. De tarieven komen trouwens overeen met die van buitenlandsche maatschappijen over de zelfde of overeenkomstige trajecten. Wie mag er mee? 159 leden van het Lagerhuis hebben geloot om de 80 beschikbare plaatsen in het lucht schip „R 101", dat een vlucht zal maken speciaal met de 80 gelukkigen. Onder hen bevinden zich drie vrouwelijke parlements leden: Lday Astor, dr. Ethel Bentham, en dr. Marion Philips. De vlucht zal waar schijnlijk 16 November a.s, plaats hebben. 5 35. ..Hadsjie," nieste het monster, dat niet tegen het gekrie bel kon, d'anderen dankten Duimpje hartelijk, omdat hij zulk een list verzon. Doch door het niezen van het mon ster, weggeslingerd werd de boot, terwijl het monster huilde, zijn muil was vlammend rood. 36. Een storm, 'n vliegende storm was opgestoken, zwiepte hoog de golven op, het schip kraakte, steunde, was niets meer dan een notedop. Het zeil scheurde aan flarden, Jan, zeeziek hield aan den rand zich vast, Piero en Trijntje, ook erg misselijk, grepen vol angst den grooten mast. 41 „Heel veel." Ze aarzelde een oogenblik er i kwam toen op een kussen aan Paul's voeten zitten „Vertel me eens, wanneer zal ik hen alle maal weer zien?" „Verlang je heel erg naar hen?" „Heel erg!" Paul z'" weer lien naar het venster en keek naar buiten. Het was beginnen te sneeu wen en de heuvels waren bedekt met een wit win terkleed. „Vertel me toch eens. waarom ik ze niet weer mag zien?" vroeg ze. „Hun Ir-- ""e is zoo heel anders dan de jouwe, Joan." „Hun leven is mijn leven geweest, ze heb ben mij het beste gegeven wat ze hadden en nu het mij goed gaat, zou ik het dubbel vreeselijk vinden ze te vergeten." Paul bleej een poosje zwijgen; hij keek naar en b' dacht aan het groote hart van den ruigen Pete, dat ergens buiten klopte; aan Brian's hart, dat in de gevangenis aan de andere zjjde van de met sneeuw bedekte heuvels nu al vier jaar gefolterd werd. „Joan, kom eens hier," fluisterde hij. Ze gehoorzaamde en kwam naast hem "taan; bijna onbewust nam hij haar hand en liet hem b°gaan. „Denk je, dat het verstandig is, Pete weer te zien?" vroeg hij vriendelijk. „Hij houdt van je, Joan." Hij voelde, dat zij haar vingers samen- '*neep. ..Daarom wil ik hem juist graag zien." Paul schrok op. „Misschien is hij wel erg eenzaam en onge lukkig." „Houd je van hem?" „Neen niet zooals hij wil. Maar ik was heel vriendelijk toen 't. mij verteld" Ik heb hem pijn gedaan en je weet wel, dat hij na moeder een plaats in mijn hart inneemt." Plotseling hield ze op en haar hand werd slan en koud. Paul liet haar los „Weet ie zeker dat je niet van hem houdt?" vroeg hij met een stem, die onge woon dof en heesch klonk. Joan ging een eindje van hem af staan. „Ik geloof niet, dat ik begrijp, wat .ie be doelt," antwoordde ze zoo zacht, dat hij haar haast' niet verstaan kon. Zij wilde naar de leur gaan maar hij hield haar tegen. Hij luisterde een oogenblik; in huis was 't stil; de bedienden waren naar bed; in de hall brandde de lamp laag en het haardvuur wierp vreemde schaduwen op vloer en mu ren. Op het baarkleed lagen twee wolfshon den, Bruno en Thais, te slapen. Nu en dan hoorden zij den wind in de dennen ruischen. Paul leidde Joan naar het vuur en dwong haar zachtjes te gaan zitten; toen liet hij zich naast hear or> de knieën vallen. „Zal ik je helpen, te begrijpen, wat liefde is?" fluisterde hij. ..Neen. neen," riep ze onthutst, „ik geloof niet dat ik het weten wil, vertel het me niet!" Ze zonk in de kussens van den stoel v;eg en verborg haar gezicht omdat het zoo rood was en zoo scheen te branden. Toen Pete haar van liefde gesproken had, was ze bleek geworden en koud; nu was het, alsof zij door een innerlijk vuur verteerd werd. „Iemand zal het je eens vertellen," t'luis- sterde hij, terwijl hij probeerde haar handen te pakken en van haar gezicht te verwijde ren. „Iemand zal je eens de mooiste les moe ten leeren, die God op aarde te leeren eeeft dat wil ik z.ün. Zou dat niet mogen mag ik dat niet probeeren liefste?" „Neen, neen, laat me alstjeblieft gaan." Er waren tranen in haar stem. Paul aarzelde een oogenblik. Als hij haar nu liet gaan zou de gelegen* beid wellicht nooit terugkeeren: zij hem vermijden en bang voor hem zijn: maar als hij zooveel van haar zou hooren dat hij hoop zou mogen koesteren dat ze zijn vrouw wilde worden, zou hij sterk genoeg zijn de toekomst recht in de oogen te kijken en voor hen alle drie de gedragslijn vast te stellen en boven alles om Molly de waarheid te vertellen. „Als je mijn vrouw bent," fluisterde hij _J „en er mocht verdriet over je komen, dan zal ik altijd bij je zijn, om je te beschermen!" En toen kon hij zich niet meer inhouden, „Ik kan je niet laten gaan, Joan, ik kan ie niet laten gaan, omdat ik van je houd. En 'k zal ,1e leeren, wat liefde is. Keer je Riet van mij af en wees niet bang, want liefd" de liefde van een man en een vrouw is het mooiste wat ter wereld bestaat, Joan; het is de ziel van net leven, het paradijs op aarde. Zonder dat is het leven doodsch en dor: je weet niet. wat het is; ik zal het .ie leeren!" Hij had zijn armen om haar heen gelegd' ze verzette zich niet meer, ze beefde en haar ademhaling ging gejaagd. „Liefde is het beste van het leven, liefste: iedere mooie gedachte, ieder geluid en iedere geur, die ons ontroert, wordt uit liefde gebo ren. De zonsopgang, die we samen hebben ontmoet, de purperen heide en geur van de gele brem; het lied, dat de rivier zingt en het fluisteren van den wind, het is alles geboren uit liefde; maar ook in de stilte is de liefde dikwijls zooals nu hier in de ka mer. De lucht is er vol van voel je het piéfei Joan? Ik houd van je liefste, meer dan iets of iemand anders ter wereld, want jij bent de heele wereld voor mij!" Hij trok haar naar zich toe, haar kracht vloeide weg voor den drang zijner woor den. Nog één oogenblik bood zij weerstand, maar het gaf niet meer, toen liet ze zich gaan en gaf zich over. Toen zij Paul's armen om zich heen voelde, kwam er een gewaar wording van zekerheid en veiligheid over haar. een wonderlijk gevoel van vrede, als of ze plotseling het eind van alle dingen bereikt had en het paradijs ingetreden was Zij voelde dat zijn gezicht het hare raakte zijn stem was muziek in haar ooren, zijn stem die maar steeds één vraag deed, waar op haar lippen onbewust een antwoord ga ven „Ik houd van je; Paul; ik houd van je!" Den volgenden dag vertelde Paul het nieuws van zijn verloving aan Anne en Nancy en ging toen haastig naar Londen. Joan en hij varen overeengekomen, dat hun huwelijk omstreeks Kerstmis zou plaats vinden. Hij besteedde don dag met besprekingen met zijn advocaten en droeg hun op voor een speciale huwelijksvergunning te zorgen. Toen Ting hij geschenken koopen voor zijn bruid. Hij nam aan Paddington den avondtrein naar Devonshire en toen hij uit den auto was gestapt, die hem naar het station gebracht gebracht had, volgde hem een in lompen •"kleede woest-uitziende man op 't perron en bleef daar staan, tot hij in den trein was Paul was te zeer verdiept in zijn gedaeh ten, om op hem te letten; het was een koude mistige" avond en ook de controleur zag den man niet. die een of ander zwaar voorwerp onder zijn jas had en onder het kleed van een goederenwagon verdween. Het was middernacht, toen de trein in Ta vistock aankwam. Paul werd met een schok wakker en sprong op het perron. Het oude stadje scheen rustig onder een mantel van sneeuw te slapen; een scherpen wind blies over het perron en zware wolken bedekten de sterren. Hij vond zijn auto, waar om hij getegrafeerd had; de chauffeur liep op en neer, om zich warm te houden. Naarmate Paul weer heelemaal wakker werd, steeg zijn stemming. Over een paar uur zou hij Joan weer in zijn armen Jouden! Hij sprong in den wagen en trok de plaid dicht om zich heen. De chauffeur nam zijn plaats in en in vlugge vaart ging het door de duisternis. Op hetzelfde oogenblik sprong een ineen gedoken schaduw van het stationsgebouw te voorschijn, rende op het voertuig toe en ■lemde zich aan den bagagedrager achter 'en auto vast. De wagen verdween in den nacht, werd op genomen door de duisternis en droeg zjjn vreemden last naar de eenzame heuvelen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 6