De Poi jtieke Debatten in de
Tweede Kamer
Ei#
FEUILLETON
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST
VAN JAN KLAASSEN EN TRIJNTJE
%h)M
'i'm
HET TESTAMENT VAN DEN
ADMIRAAL
TWEEfE BLAL
VRIJDAG 8 NOVEMBER 1929
BLADZIJDE 2
Mgr. Nolens aan het woord Het kabinet
is extra-parlementair en niet gebonden
aan de rechter partijen, wel aan de begin
selen der rechterzijde Het gezantschap
bij den Paus JRede van den leider der
Christel ijk-Historischen
LUCHTVAART
De vliegramp in Surrey
Luchtvaartdienst
Een tocht van de „R 101"
-
Aan de orde is de voortzetting van de al-
gemeene beschouwingen over de rijksbegroo-
tin-g voor 1930.
De heer NOLENS (R.K.) merkt op, dat in
het Voorioopig Verslag een verschuiving in
democratische richting wordt gezien in den
uitslag der verkiezingen. De partijen worden
daarbij ingedeeld in democratische en anti
democratische. De Katholieke partij wordt in
haar geheel onder de democratische onder
gebracht. In November 1927 heeft spr. zich
reeds uitgesproken. De democratie van den
heer Vliegen is niet dezelfde als die van den
heer Marchant; en de heeren Wijnkoop en
De Visser halen voor die democratie de
schouders op.
Zeker, de Katholieke partij heeft vele de
mocratische maatregelen voorgestaan; wil
men haar programma een democratisch pro
gramma noemen spr. heeft daartegen geen
bezwaar. Maar de rechtsche groepen hadden
de meerderheid.
Aangewezen was dus de formatie van een
recfctsch parlementair kbinet. Het doel was
reeds lang voor de verkiezing voor oogen
gesteld.
De eerste poging is mislukt. Nu kan men
er over twisten, aan wie de mislukking te
wijten, te danken of toe te schrijven is. Spr.
zal daarover niet napleiten, maar consta
teert, dat door de houding der Chr. Hist,
partij de totstandkoming van een parle
mentair kabinet zeer moeilijk, zoo niet on
mogelijk is geworden. In 1915 stapten de Chr.
Hist, over hun beginsel in zake het gezant
schap bij den Paus heen. In 1923 was het
onmogelijk, over dat beginsel heen te stap
pen. Op die wijze is het ook moeilijk, op den
grondslag dier beginselen een kabinet te vor
men. Men heeft nog gesproken, in het Voor
ioopig Verslag, over de mogelijkheid van een
kabinet van burgerlijke concentratie of een
democratisch kabinet. Aan dergelijke combi
naties ware echter geen voldoende leven in
te blazen, merkte de memorie van antwoord
op.
Om tot een democratische combinatie te
komen, moeten de groepen willen. En men
weet, dat de Katholieken niet willen, omdat
zij niet kunnen.
Het feit is, dat wij nu een kabinet heb
ben;^ en met dat feit hebben wij rekening te
houden. Over het karakter van een kabinet
is hier meermalen strijd geweest. De hoofd
zaak is toch de kwestie van een parlemen
tair of een extra-parlementair kabinet. Als
de juristen niet weten, waaronder een con
tract of een tractaat is te brengen, dan noe
men zij het sui generis. Dit zou men ook
van dit kabinet kunnen zeggen, ais men niet
weet, waaronder het is te brengen.
\oor spr. staat vast, dat het kabinet niet
parlementair is, maar extra-parlementair.
Het kabinet acht zich gebonden aan de be
ginselen der rechterzijde, maar niet aan de
rechterpartijen. Alleen door een keur van
drogredenen kan men van dit kabinet een
parlementair kabinet maken.
Welke zal onze houding nu zijn tegen
over dit kabinet? vraagt spr. De Katholieke
partij is gouvernementeel. Opposition quand
mème kent zij niet. Zij is geneigd, a priori
aan elk kabinet medewei'king en steun te
verleenen; óók aan niet-rechtsche kabinet
ten. Die houding neemt zij ook aan tegen
over dit kabinet. Het kan, aldus spr., op
loyale medewerking onzerzijds rekenen, zelfs
indien niet zou blijken, dat op dien steun
prijs werd gesteld.
Spr. wenscht in dit verband eenige opmer
kingen te maken over welvaarts-politiek.
Bij liet bevorderen van de welvaart dient
gelet op het juiste verband tusschen de ver-
^phillende onderdeden en op de werking der
verschillende maatschappelijke krachten in
hun ondergeschiktheid en nevengeschiktheid.
Waar geschat moet worden, bestaat gevaar
zoowel voor overschatting als voor onder
schatting.
In ruimeren zin behoort de behartiging van
de godsdienstige, zedelijke en geestelijke be
langen der bevolking tot de welvaartspolitiek.
Spr. begint met de taak der regeering bij de
bestrijding der onzedelijkheid. De zedelijk-
heidswetten dateeren van vóór achttien jaar
en behoeven dringend wijziging. De belangen
der groote gezinnen dienen voorts behartigd
te worden, bijv. bij de belasting-wetgeving,
de onderwijspolitiek, in het bijzonder het
nijverheidsonderwijs, en voorts bij de bedrij
ven. Spr. noemt het mijnbedrijf, de sigaren-
industrie, de Zuidelijke textiel-industrie, waar
kinderbijslag wordt geheven. Ook is in het
belang van het land, indien in de salaris
regeling der ambtenaren rust wordt verkre
gen. Ook de zorg voor het gymnasiaal on
derwijs is in het belang van de welvaarts
politiek. Voorts dient rationalisatie te wor
den toegepast bij de indeeling der Departe
menten. Spr. zou de aandacht der regeering
-willen vestigen op de wenschelijkheid van
het concentreeren van bepaalde takken van
staatszorg en van een betere samenwerking
der daarbij betrokken Departementen.
Ook wil spr. iets zeggen over een ander-
li andelings-tarief. Is spr. goed ingelicht, dan
draagt het vóór-ontwerp der commissie-Bo-
denhausen niet het karakter van een onder-
dandelings-tarief, maar van een retorsie
tarief.
Spr. komt tot de welvaartspolitiek in en-
geren, stoffelijken zin en constateert, dat de
werkloosheid thans gelukkig gering is; maar
vooral na de jongste financieele déböcles is
een minder gelukkige reactie op de arbeids
markt te verwachten. Verruiming van werk
gelegenheid blijft noodig; en aanpassing van
het technisch onderwijs aan de behoeften
van het bedrijfsleven. De regeering bevordere
totstandkoming van de wet op het aanvul
lend onderwijs en stelle voor het lager en
middelbaar nijverheidsonderwijs op ruimer
schaal gelden beschikbaar.
Men zal zeggen: „Voor dat alles is geld
noodig." Dit brengt spr. tot den minister van
Financiën. Deze minister van Financiën in
dit kabinet en onder deze financieele om
standigheden is een ander minister van Fi
nanciën dan de vorige. Voor hem geldt: quot
personae, tot qualitates. Spr. is overtuigd,
dat deze minister van Financiën, die een
voorzichtig financier, maar ook een wijs man
is, zal beseffen, dat wij thans -in een andere
periode leven en zal doen, wat in deze pe
riode zijn taak is.
Tot de welvaartspolitiek behoort óók de
bevordering van een goede verstandhouding
met andere mogendheden. Tot die mogend
heden behoort thans ook het Vatieaan. Te
gen herstel van het gezantschap bij den Paus
moeten nu alle godsdienstige of kerkelijke
oezwaren, ook bij de heeren Kersten en Ling-
beek wel zijn vervallen.
Spr. komt thans tot onze verhouding tot
België. Spr. meent te mogen aannemen, dat
onzerzijds ook rekening zal worden gehouden
met de behoeften der andere partij, in casu
onze Zuidelijke naburen, en dat onze regee
ring zich niet op zuiver rechts-standpunt zal
plaatsen. Men bepale zich niet tot lange,
zorgvuldig opgestelde schriftelijke gedachten-
wisselingen, waarin naar argumenten wordt
gezocht, of tot het instellen van steeds nieu
we commissies en sub-commisies. Bij de re
geering moet de gedachte voorzitten, dat de
oplossing dezer kwestie spoedig moet komen.
Tot de welvaartspolitiek in meer ideëelen
zin behoort ook de bevordering van de be-
drijfsraden. Er is in de laatste twintig' jaar
heel wat veranderd in de verhoudingen tus
schen werkgevers en werknemers. Zonder
het te bemerken, zijn wij van het individua
listisch standpunt van het Romeinsche recht
overgegaan naar het op de collectiviteit steu
nende standpunt van het Germaansche recht.
Spr. wijst op een aantal wettelijke maat
regelen der laatste jaren in deze richting.
Wat aanvankelijk "strijdorganisaties waren,
zijn organisaties van overleg geworden. Een
gevolg daarvan is, dat de overheid gebruik
heeft gemaakt van die organisaties bij de
uitoefening van haar bevoegdheid tot wette
lijke regeling. De wetgever moet zich er re
kenschap van geven, wat hem te doen staat
op dit gebied. Door de instelling van ver
schillende raden en commissies, door de re
geling van het collectief arbeidscontract, door
artikel 28, sub 7o. der Arbeidswet en dooi
de Ziektewet heeft de wetgever reeds van
deze organisaties gebruik gemaakt. Het Ka
tholiek program, nu, wenscht instelling van
organen uit het bedrijfsleven, die advies zul
len geven in zake de sociale wetgeving, die
wetgeving zullen uitvoeren en daaruit ont
stane geschillen zullen berechten. Voorts acht
spr. verdere arbeidersbescherming noodig.
Het kabinet kenne aan de georganiseerde
werkgevers en werknemers daarbij de plaats
en den invloed toe, die hun toekomt. Een en
ander zal er toe bijdragen, den arbeiders
stand te verheffen tot een hooger plan.
Spr. wenschte voorts, dat de uitwassen van
het kapitalisme meer en meer zullen worden
uitgeroeid, speciaal de overmacht van den
sterkere over den zwakkere. Met de arbeids
wetgeving zijn wij daarmede allang bezig.
Daarbij dient de arbeider deel te hebben in
de winst, kleine aandeelen in het bedrijf te
kunnen krijgen, enz. Over het geheel meet
de factor arbeid meer invloed krijgen op den
gang van zaken.
Het kabinet kan op de loyale medewerking
van spr's fractie rekenen. De Kamer kan
van een extra-parlementair kabinet ver
wachten, dat het niet te licht de portefeuille
kwestie zal stellen. Spr. hoerpt, dat het ka
binet werkzaam zal zijn in overleg met de
Kamer om het goede te verwezenlijken en
het kwade af te weren, ten bate van het
geheele Nederlandsche volk.
De heer SCHOKKING (C. H.) zal niet
in uitvoerige speculaties treden over den uit
slag der verkiezingen, doch meent niet, dat
deze een belangrijke verschuiving in demo
cratische richting te zien heeft gegeven. In
democratische partij-groepeering zou ook de
oplossing van de moeilijkheden bij de vorminr
van een kabinet niet gevonden worden; het
is wel beweerd door de heeren Marchant en
Vliegen, maar de practijk zal wel anders
leeren. De toespitsing van den strijd bij de
verkiezingen heeft de tegenstelling tusschen
rechter- en linkerzijde nog versterkt. Dit feit
is van meer belang dan de cijfer-speculatie
over vóór- of achteruitgang van bepaalde
partijen. Er is den Christelyk-Historischen
een grief van gemaakt, dat zij niet van te
voren duidelijk gezegd hebben, een kabinet
uit de rechtsche partijen te begeeren. Die
grief is onjuist. Bij de verkiezingen is het
niet te doen om een kabinet, maar wel om
te zorgen voor een zoo goed mogelijk samen
gestelde volksvertegenwoordiging. Er is ten
aanzien van dit punt niet verzwegen of ver
borgen. Toen de formateur zijn program
schriftelijk toezond, kon niet anders dan
schriftelijk worden geantwoord. De Chr. His-
torischen wilden niet vooraf gebonden zijn
aan een in alle cnderdeelen uitgewerkt pro
gram. Dit nu is de steen des aanstoots ge
worden. De heer Colijn heeft de stelling ver
dedigd, dat een parlementair kabinet niet
mogelijk is zonder een vast program.
De heer COLIJN (A. R.j: „Zonder vooraf
gaand overleg."
De heer SCHOKKING: „Maar het gaat
over de vraag, of de formateur de partijen
aan zijn program wil gebonden zien. Het is
niet de vraag, of de formateur mededeelin-
gen wil doen over een meer of min uitge
werkt program, maar alleen, of een parle
mentair kabinet alleen mogelijk zou zijn op
voorwaarde, dat de partijen zich bonden."
In dit verband merkt spr. tegenover den heer j
Nolens op, dat de Christelijk-Historischen
aanstonds in 1915 gezegd hebben, alleen
mede te gaan met een tijdelijk gezantschap
bij den Paus, juist om dit tijdelijk karakter, j
Als spr. onderstelt, dat de heer Nolens prijs,
stelt op principes, dan is dat bij de Chr.-
Historischen in niet mindere mate het ecv
Spr. erkent rondweg', dat de Christelijk- I
Historische vroeger wel door overleg overeen
regeeringsprogram tot overeenstemming zijn
gekomen over 'n parlementair lath net. I'
vroeger is het zich verbinden door de Chris
telijk-Historischen nooit als voorwaarde ge
steld en bovendien zijn de Chr.Historischen
door de ervaring langzamerhand tot een
ander inzicht gekomen omtrent de wensche
lijkheid van een bindend program. En de
eerste voorwaarde voor een richtige func-
tionneering van het parlementaire stelsel is,
dat de Kamerleden volkomen vrij staan te
genover hetgeen de regeering voorstelt.
De regeeringsverantwoordeliikheid wordt
thans hoe langer hoe meer verlegd naar de
rfacties. Kan er op die wijze nog sprake zijn
van een stevig gezag, dat zijn eigen verant
woordelijkheid, kent en weet te dragen? De
verantwoordelijkheid, die 'n persoonlijk ka
rakter draat, gaat tegenwoordig meer en
meer schuil in de collectiviteit en verzwakt
daardoor.
Daarom is er ook een bedenkelijke kant
aan het invloed oefenen van de collectiviteit
van arbeiders en werkgevers op het staats
bestuur. zooals de heer Nolens aanbeval Er
moeten zijn een verantwoordelijke regeering
en een controleerende volksvertegenwoordi
ging. Wij hebben behoeften aan de beste
mannen in den staat. Thans is er te weinig
gelegenheid voor hen, hun eigen initiatief te
doen gelden, eigen gedachten naar voren te
brengen.
Spr. ziet de verschillen in de beginselen der
rechtsche partijen niet over het hoofd en ook
niet het toespitsen der beginselen door de
Katholieken. Maar ondanks dat verschil zien
wij, aldus spr., niet voorbij, dat er groote
waarde ligt in de wederzijdsche erkenning
van den Goddelijken oorsprong van het ge
zag. Ook ten opzichte van het huwelijk,
het gezin, den arbeid, de waarde der religie
is er een aanraking tusschen de partijen. Dit
beteekent niet, dat Wij het monopolie van
het Christendom voor ons opeischen. Maar
de vraag is, of in het Evangelie de normen
ook voor de politieke vragen gevonden wor
den. Dit nu, wordt door de liberalen ontkend.
In Engeland is de Labour Party gansch
anders dan de S. D. A. P. ten onzent, of de
Fransche Sociaal-Democraten, wegens de
persoonlijkheid der leiders.
Het optreden der Nederlandsche socialisten
heeft de vorming van christelijke vakorgani
saties noodig gemaakt. Spr. wijst daarbij op
de actie van den Bond van Nederlandsche
onderwij zers voor de verplichte neutrale
staatsschool.
Spr. komt thans tot het karakter van het
Kabinet. Wanneer het zelf zegt: het is extra
parlementair, dan heeft dit toch wel eenige
beteekenis. Spr. acht zich verplicht dit Kabi
net te steunen zoolang en voorzoover dat met
zijn beginselen vereenigbaar is.
De heer KERSTEN (S. G. P.) wijst op den
ernst van den toestand. De financieele lasten
voor de bevolking zijn zwaar, daarbij breiden
alastrim en pokken zich uit, men ziet met
verwachting op Gods inzettingen neer. In
zulk een tijd is het meer noodig dan ooit de
beginselen zuiver te bewaren.
Meer dan ooit roepen deze tijden tot on
voorwaardelijke terugkeer tot de beginselen
van Gods woord in de Hervorming door Gods
souverene genade gegeven. Nederland is meer
dan eenige volk gehouden en verplicht naar
Gods woord en wet te handelen. Spr. is zich
bewust dat hetgeen hij hier betoogt, slechts
bij een klein deel des volks instemming vindt,
al klimt dat volksdeel.
Het protestantsche volksdeel moet één
geheel worden op de aloude basis der Neder
landsche geloofsbelijdenis. Alle bondgenóot-
schap moet verlaten worden met hen, die
deze belijdenis haten en bestrijden.
Ons volk moet beveiligd worden tegen de
God onteerende machten, die steeds driester
den kop opsteken, te Rome zoowel als in de
Revolutie.
Spr. betoogt, dat het grootste gevaar niet j
dreigt van den kant der revolutie, daar het
een ieder duidelijk is, dat deze onvereenig-
baar is met Gods woord. Slechts als wij ons j
losmaken van het bondgenootschap met j
Rome, zullen we een sterkte hiervan vormen, j
waar de poorten der hel geen afbreuk aan
P
Hé! Wat moet je daarmee?
Ik ga moeder helpen bij het schoonmaken van de huiskamer.
kunnen doen.
Het verheugt spr., dat de formateur geen
coalitie-kabinet heeft kunnen vormen. Door
de coalitie wordt ons land aan Rome ver
kocht. Rome treedt steeds bruter op. De
coalitie is een schandelijk verraad van onze
beginselen. De beide protestantsche partijen
zijn niet voldoende van het kwaad van het
bondgenootschap uit Rome doordrongen.
Waarom Is hier geen anti-savolutionnair
houding tusschen Rijk en gemeenten niet
met belastingverhooging gepaard zou gaan.
Er zijn nog steeds hooge saldi, ook na de
scherpe ramingen.
Het staat niet vast, dat in 1931 de op
brengst niet hooger zal zijn dan de raming.
Over 1931 is ook niet te voorzien, dat er wet
ten zullen zijn gevoteerd die schatten aan
nieuwe uitgaven zullen verderen. Er zal dus
geen belastingverhooging noodig zijn; trou-
voorzitter der garner geworden? Maar dat t wens men voert deze niet in wanneer slechts
werd door Rome den ouden bondgenoot nieti één enkel jaar de uitgaven de inkomsten
gegund. In bondgenootschap met de S.D.A.P.eenigszins blijken te overschrijden. De saldi,
werd de oude soldenier afgedankt. De strijd die in 1933 door de wijziging der Comptabili-
gaat vólgens artikel 36 der Geloofsbelijdenis
tegen de revolutie, maar ook tegen Rome.
Beide moeten worden teruggedrongen van de
vaderlandsche erve. Voorgoed worde het be
tréden pad verlaten, terug' moeten wij naar
het begin der afdwaling. Voor Gods woord
moeten wij onvoorwaardelijk buigen.
Wat de heer Nolens gezegd heeft over het.
gezantschap bij den Paus wijst spr. volkomen
af. Hoe klein onze macht ook is, wij zullen
standhouden.
De heer VAN VUUREN (R. K.) betoogt, dat
thans afgesloten is het tijdperk, waarin ver
laging voor belastingen steeds den voorrang
had; thans is het tijdperk geopend van eco-
nomischen, socialen en cultureelen opbouw.
Spr. is er zich overigens van bewust, dat
'oorloopig van belastingverlaging op den
gewonen dienst niets kan komen. Daarbij
moeten den voorrang hebben de verbruiks
belastingen en eventueel daarvoor in de
plaats komen belastingen op gemak en
weelde. Ook wenscht spr. verlaging van
successie-belasting in de rechte lijn. Spr.
vraagt die verlaging echter niet indien deze
zou moeten geschieden ten koste var de eco
nomische, sociale en cultureele uitgaven, die
het Katholieke program verlangt.
De Troonrede en de Memorie van Ant
woord bevatten niets, waarvoor spr. zich
tegenover den Minister van Financiën in het
.geweer zou moeten stellen. De Minister
schreef wel, dat een voorzichtig financieel
beleid geboden is. doch dit behoeft geen
angst te verwekken, dat de Minister nuttige
uitgaven zou achterstellen bij zorg voor de
financiën. Intusschen was het onder het
vorige Kabinet een funeste practijk, dat de
ministers schuilevinkje speelden achter den
Minister van Financiën. Daarvoor behoeft
thans intuscshen geen vrees te bestaan. De
Ministerraad kan bij verschil van meening
tusschen hem en andere ministers over be
paalde uitgaven beslissen. Over het program
zijn de ministers het eens en speciaal de
Minister van Financiën heeft zich daarmee
vereenigd en de financiering op zich geno
men van de uitgaven, welke dat program
eischt. Spr. gelooft niet. dat het noodig zal
zijn voor den Minister de komende vier jaar
de belastingen te verhoogen, in welk geval hij
heen zou gaan, daar hij heeft toegezegd, dat
de nieuwe regeling voor de financieele ver
goed, maar doordat de mistbank zoo laag
hing zaten de heuvel-koppen en heuvels
zijn daar zeer veel, al zijn ze niet hooger
dan ongeveer 300 M. in die grauwe mist
bank.
De vlieger Wiersma van onze K. L. M.,
die even na de ongelukkige D 903 vertrok
ken was van Croydon, oordeelde het, met 't
oog op die weersomstandigheden en tevens
gegeven het feit. dat van het Kanaal en
van België en Nederland gunstige meldingen
kwamen, verreweg het beste, om zoo gauw
mogelijk na den start boven die wolken- en
mistlaag te gaan en op kompas vliegend
het goede weer te gaan opzoeken. Hst
is een goede gewoonte van die Nederland
sche verkeersvliegers vooral op de Londen-
lijn, die nogal eens dergelijke weersomstan
digheden kent.
Dat het slechte zicht maar erg plaatse
lijk was, blijkt wel uit het feit, dat van
het vliegveld Lympne in Kent reeds goede
zichtmeldingen aanwezig waren.
De verschillende verhalen, die oog- en
oorgetuigen van het ongeval aan de ver
slaggevers der Engelsche bladen deden,
stemmen in dit opzicht geheel overeen dat
de machine met een honderd-mijls vaart
recht in het beukenbosch vloog, daarin een
breed spoor nalatend er. na een paar secon
den te pletter slaand tegen dikkere hoo
rnen. Het explodeeren van de benzinetanks
en daarna het totaal verbranden van het
geheel metalen vliegtuig waren eveneens
het werk van slechts luttele oogenblikken.
Kidston schijnt de crash te hebben zien
aankomen: hij heeft toen een raampje open
gemaakt en heeft zich net bijtijds uit de
machine gewrongen. Toch brandden toen
zijn kleeren al, maar hij doofde de vlam
men door zich op het natte gras rond te
rollen.
De andere overlevende heeft den ver-
schrikkelijken verwoestenden schok blijk
baar nog meegemaakt Want hij was op
verschillende plaatsen gewond en bloedde
zeer nadat hij zich uit het wrak had los
gemaakt.
Kidston is een zeer merkwaardig type.
Hij was aan het ongeval ontkomen met wat
teitswet voor het eerst aan den gewonen
dienst ten goede zullen komen, zullen in elk
geval kunnen dienen om belastingverhooging
gedurende één jaar is voorkomen. Men be
hoeft dus het doen van nieuwe uitgaven niet sneden en ontvellingen, maar zijn zenuwen
.i. i- uwaren volkomen intact. Om te bewijzen
twee jaar uit te stellen. Wanneer b.v. de
herziene ouderdoms- en invaliditeitswet reeds
1 Januari 1931 zou kunnen worden ingevoerd,
dan zouden de gelden daarvoor wel te vin
den zijn zonder be'astingverhooging. En de
eer daarvan zou dan uitsluitend komen aan
den Minister van Financiën.
Spr. dringt er op aan, dat bij de belasting
heffing zal worden rekening gehouden met de
kinderrijke gezinnen, daar de hoofden van
die gezinnen minder draagkracht hebben. De
staat heeft ook belang bij groote gezinnen
die nieuwe belastingplichtigen leveren.
Het rijkspersoneel
De heer MOLLER (R. K.) vraagt of de
Regeering bereid is de bezoldigingen van het
Riikspersoneel te herzien.
De pensioenen der oud-gepensionneerden
van vóór 1918 dienen verbeterd. De groote
gezinnen moeten vooral worden geholpen
door hoogere grondsalarissen en veel lager
belastingen. In de Memorie van Antwoord
staan een paar woorden die een bespotting
zijn voor de groote gezinnen: de verlaging
van den suikeraccijns komt aan de groote
gezinnen in bijzondere mate ten goede. Dit
is 12 cent voor een gezin, dat zes pond suiker
per week gebruikt!. Spr. bepleit voorts een
Riikskinderfonds.
De vergadering wordt te 6.25 verdaagd tot
Vrijdagmiddag 1 uur.
De Engelsche bladen brengen kolommen
vol bijzonderheden over het verschrikkelijke
ongeluk, de D 903 bij Marden Park over
komen, twintig minuten nadat het vliegtuig
van Croydon vertrokken was.
De weersomstandigheden in dat deel van
Surrey waren heel slecht voor de vliegerij.
Er hing zware mist, laag over de heuvelen.
Weliswaar was het horizontale zicht vrij
dat dit zoo was, vloog hij denzelfden
middag reeds weer op Croydon een korte
vlucht met een vriend: „just to make sure
that I had not lost my nerve 1"
In een Nota naar aanleiding van het Ver
slag (o.b. 25 Oct. j.l.) over het wetsontwerp
tot, wijziging van het IXe Hoofdstuk der
Rijksbegrooting voor 1929 wordt medegedeeld,
dat het vermoeden, als zou de Luchtvaart
dienst het werk van den Rijksstudiedienst
voor de Luchtvaart moeten overnemen, zoo
dat de ïlijksstudiedienst zou gaan verschrom
pelen, allen grond mist.
De wensch omtrent verlaging van de rei
zigerstarieven geeft aanleiding tot de opmer
king, dat het luchtverkeer in Europa nog
sterk het karakter van een seizoendienst
heeft.
Verlaging van passagierstarieven zou niet
een zoodanig drukker gebruik mogen doen
verwachten dat de inkomsten althans gelijk
zouden blijven. Onder deze omstandigheden
kan ook wegens de financieele uitkomsten
der K. L. M., die ondanks het Rijkssubsidie
thans met verliezen werkt, aan tariefverla
ging vooralsnog niet worden gedacht. De
tarieven komen trouwens overeen met die
van buitenlandsche maatschappijen over de
zelfde of overeenkomstige trajecten.
Wie mag er mee?
159 leden van het Lagerhuis hebben geloot
om de 80 beschikbare plaatsen in het lucht
schip „R 101", dat een vlucht zal maken
speciaal met de 80 gelukkigen. Onder hen
bevinden zich drie vrouwelijke parlements
leden: Lday Astor, dr. Ethel Bentham, en
dr. Marion Philips. De vlucht zal waar
schijnlijk 16 November a.s, plaats hebben.
5
35. ..Hadsjie," nieste het monster, dat niet tegen het gekrie
bel kon, d'anderen dankten Duimpje hartelijk, omdat hij
zulk een list verzon. Doch door het niezen van het mon
ster, weggeslingerd werd de boot, terwijl het monster
huilde, zijn muil was vlammend rood.
36. Een storm, 'n vliegende storm was opgestoken, zwiepte
hoog de golven op, het schip kraakte, steunde, was niets
meer dan een notedop. Het zeil scheurde aan flarden,
Jan, zeeziek hield aan den rand zich vast, Piero en
Trijntje, ook erg misselijk, grepen vol angst den grooten
mast.
41
„Heel veel." Ze aarzelde een oogenblik er i
kwam toen op een kussen aan Paul's voeten
zitten
„Vertel me eens, wanneer zal ik hen alle
maal weer zien?"
„Verlang je heel erg naar hen?"
„Heel erg!"
Paul z'" weer lien naar het venster en
keek naar buiten. Het was beginnen te sneeu
wen en de heuvels waren bedekt met een wit
win terkleed.
„Vertel me toch eens. waarom ik ze niet
weer mag zien?" vroeg ze.
„Hun Ir-- ""e is zoo heel anders dan
de jouwe, Joan."
„Hun leven is mijn leven geweest, ze heb
ben mij het beste gegeven wat ze hadden en
nu het mij goed gaat, zou ik het dubbel
vreeselijk vinden ze te vergeten."
Paul bleej een poosje zwijgen; hij keek
naar en b'
dacht aan het groote hart van den ruigen
Pete, dat ergens buiten klopte; aan Brian's
hart, dat in de gevangenis aan de andere
zjjde van de met sneeuw bedekte heuvels nu
al vier jaar gefolterd werd.
„Joan, kom eens hier," fluisterde hij.
Ze gehoorzaamde en kwam naast hem
"taan; bijna onbewust nam hij haar hand en
liet hem b°gaan.
„Denk je, dat het verstandig is, Pete weer
te zien?" vroeg hij vriendelijk. „Hij houdt
van je, Joan."
Hij voelde, dat zij haar vingers samen-
'*neep.
..Daarom wil ik hem juist graag zien."
Paul schrok op.
„Misschien is hij wel erg eenzaam en onge
lukkig."
„Houd je van hem?"
„Neen niet zooals hij wil. Maar ik was heel
vriendelijk toen 't. mij verteld" Ik heb
hem pijn gedaan en je weet wel, dat hij na
moeder een plaats in mijn hart inneemt."
Plotseling hield ze op en haar hand werd
slan en koud.
Paul liet haar los
„Weet ie zeker dat je niet van hem
houdt?" vroeg hij met een stem, die onge
woon dof en heesch klonk.
Joan ging een eindje van hem af staan.
„Ik geloof niet, dat ik begrijp, wat .ie be
doelt," antwoordde ze zoo zacht, dat hij haar
haast' niet verstaan kon. Zij wilde naar de
leur gaan maar hij hield haar tegen.
Hij luisterde een oogenblik; in huis was 't
stil; de bedienden waren naar bed; in de hall
brandde de lamp laag en het haardvuur
wierp vreemde schaduwen op vloer en mu
ren. Op het baarkleed lagen twee wolfshon
den, Bruno en Thais, te slapen. Nu en dan
hoorden zij den wind in de dennen ruischen.
Paul leidde Joan naar het vuur en dwong
haar zachtjes te gaan zitten; toen liet hij
zich naast hear or> de knieën vallen.
„Zal ik je helpen, te begrijpen, wat liefde
is?" fluisterde hij.
..Neen. neen," riep ze onthutst, „ik geloof
niet dat ik het weten wil, vertel het me
niet!"
Ze zonk in de kussens van den stoel v;eg en
verborg haar gezicht omdat het zoo rood
was en zoo scheen te branden. Toen Pete
haar van liefde gesproken had, was ze bleek
geworden en koud; nu was het, alsof zij door
een innerlijk vuur verteerd werd.
„Iemand zal het je eens vertellen," t'luis-
sterde hij, terwijl hij probeerde haar handen
te pakken en van haar gezicht te verwijde
ren. „Iemand zal je eens de mooiste les moe
ten leeren, die God op aarde te leeren eeeft
dat wil ik z.ün. Zou dat niet mogen mag
ik dat niet probeeren liefste?"
„Neen, neen, laat me alstjeblieft gaan." Er
waren tranen in haar stem.
Paul aarzelde een oogenblik.
Als hij haar nu liet gaan zou de gelegen*
beid wellicht nooit terugkeeren: zij hem
vermijden en bang voor hem zijn: maar als
hij zooveel van haar zou hooren dat hij hoop
zou mogen koesteren dat ze zijn vrouw wilde
worden, zou hij sterk genoeg zijn de toekomst
recht in de oogen te kijken en voor hen alle
drie de gedragslijn vast te stellen en boven
alles om Molly de waarheid te vertellen.
„Als je mijn vrouw bent," fluisterde hij
_J „en er mocht verdriet over je komen, dan
zal ik altijd bij je zijn, om je te beschermen!"
En toen kon hij zich niet meer inhouden,
„Ik kan je niet laten gaan, Joan, ik kan
ie niet laten gaan, omdat ik van je houd. En
'k zal ,1e leeren, wat liefde is. Keer je Riet
van mij af en wees niet bang, want liefd"
de liefde van een man en een vrouw is het
mooiste wat ter wereld bestaat, Joan; het is
de ziel van net leven, het paradijs op aarde.
Zonder dat is het leven doodsch en dor: je
weet niet. wat het is; ik zal het .ie leeren!"
Hij had zijn armen om haar heen gelegd'
ze verzette zich niet meer, ze beefde en haar
ademhaling ging gejaagd.
„Liefde is het beste van het leven, liefste:
iedere mooie gedachte, ieder geluid en iedere
geur, die ons ontroert, wordt uit liefde gebo
ren. De zonsopgang, die we samen hebben
ontmoet, de purperen heide en geur van de
gele brem; het lied, dat de rivier zingt en
het fluisteren van den wind, het is alles
geboren uit liefde; maar ook in de stilte is
de liefde dikwijls zooals nu hier in de ka
mer. De lucht is er vol van voel je het
piéfei Joan? Ik houd van je liefste, meer dan
iets of iemand anders ter wereld, want jij
bent de heele wereld voor mij!"
Hij trok haar naar zich toe, haar kracht
vloeide weg voor den drang zijner woor
den. Nog één oogenblik bood zij weerstand,
maar het gaf niet meer, toen liet ze zich
gaan en gaf zich over. Toen zij Paul's armen
om zich heen voelde, kwam er een gewaar
wording van zekerheid en veiligheid over
haar. een wonderlijk gevoel van vrede, als
of ze plotseling het eind van alle dingen
bereikt had en het paradijs ingetreden was
Zij voelde dat zijn gezicht het hare raakte
zijn stem was muziek in haar ooren, zijn
stem die maar steeds één vraag deed, waar
op haar lippen onbewust een antwoord ga
ven
„Ik houd van je; Paul; ik houd van je!"
Den volgenden dag vertelde Paul het nieuws
van zijn verloving aan Anne en Nancy en
ging toen haastig naar Londen. Joan en hij
varen overeengekomen, dat hun huwelijk
omstreeks Kerstmis zou plaats vinden.
Hij besteedde don dag met besprekingen
met zijn advocaten en droeg hun op voor een
speciale huwelijksvergunning te zorgen. Toen
Ting hij geschenken koopen voor zijn bruid.
Hij nam aan Paddington den avondtrein
naar Devonshire en toen hij uit den auto was
gestapt, die hem naar het station gebracht
gebracht had, volgde hem een in lompen
•"kleede woest-uitziende man op 't perron
en bleef daar staan, tot hij in den trein was
Paul was te zeer verdiept in zijn gedaeh
ten, om op hem te letten; het was een koude
mistige" avond en ook de controleur zag den
man niet. die een of ander zwaar voorwerp
onder zijn jas had en onder het kleed van
een goederenwagon verdween.
Het was middernacht, toen de trein in Ta
vistock aankwam. Paul werd met een schok
wakker en sprong op het perron. Het oude
stadje scheen rustig onder een mantel van
sneeuw te slapen; een scherpen wind blies
over het perron en zware wolken bedekten
de sterren. Hij vond zijn auto, waar
om hij getegrafeerd had; de chauffeur
liep op en neer, om zich warm te
houden. Naarmate Paul weer heelemaal
wakker werd, steeg zijn stemming. Over een
paar uur zou hij Joan weer in zijn armen
Jouden! Hij sprong in den wagen en trok
de plaid dicht om zich heen. De chauffeur
nam zijn plaats in en in vlugge vaart ging
het door de duisternis.
Op hetzelfde oogenblik sprong een ineen
gedoken schaduw van het stationsgebouw te
voorschijn, rende op het voertuig toe en
■lemde zich aan den bagagedrager achter
'en auto vast.
De wagen verdween in den nacht, werd op
genomen door de duisternis en droeg zjjn
vreemden last naar de eenzame heuvelen.
(Wordt vervolgd).