rzr*ïi
Kinderen
Kindervisite
Schortje voor jongens van
pl.m. 3 jaar
De strijd tegen de koude voeten
Recepten voor de keuken
Het Priesnitz-verband
Hoe voorzien we onze matrassen
van een nieuwe tijk 1
ÜLK. BLAD
BLADZIJDE
n.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
•iii i i
hoz.
txi Z
Onder dezen titel schrijft Ina Boudier-
Bakker een geheel boekje en zij schetst
op zeer natuurlijke wijze enkele tafe
reeltjes uit het kinderleven.
Ze geeft ons weervroolijkheid en
spel-plezier en leed van onze lieve klei
nen en alwie dit boekje gelezen heeft,
krijgt onwillekeurig een frisschen kijk op
't kinderleven.
Ja, frisch en vroolijk moet onze jeugd
opgroeien en daarom zou ik zoo graag
met denzelfden titel van die lieve
schrijfster beginnen, om zoo mogelijk
nog meer over dit onderwerp uit te
weiden.
't Is een heel verschil arm of rijk
stads- of dorpsjeugd vroegrijp of
naïef, doch allen bezitten een ontvanke
lijk kinderleven, een ziel, nog kneedbaar
als was voor alle indrukken.
Opmerkelijk is 't, hoe juist het my
stieke en godsdienstige een kind aan
trekt. Zou 't de verwantschap kunnen
zijn van zijn reinen, onbedorven geest
met alles wat heilig en mooi is?
En nu ben ik daar met het antwoord:
„Ja" ongetwijfeld „ja". Alles wat mooi
en goed en rein is trekt een kind aan,
alles wat daarmee in strijd is, stoot 't
af!
Dit uit zich zoo sterk bij kinderen, dat
de jeugd onbarmhartig onder de groote
menschen onderscheid maakt en zich 't
meest aangetrokken gevoelt tot hem of
haar, die met het liefste gezicht en den
vriendeiijksten glimlach bescheiden na
dert.
Daarom willen we een opvoedende
kracht op de kinderziel uitoefenen, om
ringen we haar dan met alles, wat mooi
en goed is en laten we vooral in die
ontvankelijke jaren niet na, den grond
slag te leggen voor een later godsdien
stig leven.
Ouders, niet zy, die in de jeugd
vroegrijpe kinderen waren en op 8 10-
jarigen leeftijd wisten te vertellen over
bioscopen en kinderbals, zullen op late-
ren leeftijd u zoo dankbaar zijn voor uw
rijke gaven, als zij, die aan uw knieën
met gevouwen handjes het avondgebed
leerden prevelen, met wie gij het stal-
leke van Bethlehem gingt bezoeken en
in de Meimaand Maria met bloemen
versierde
Onthoudt uw kinderen ook niet die
lieve legenden uit het kinderleven en de
sprookjes van feeën en kabouters.
De kleintjes leven zoo graag in een
wonderschoone tooverwereld. Immers,
alles om hen heen, het geheele leven is
voor hen nog raadsel en fantasie.
En nu nog de schoonheid hunner om
geving en de omzichtigheid van het ge
sproken woord. De kinderkamer moet
voor de kleintjes zijn een wereldje voor
hen alleen. Sommige ouders richten het
zóó in, dat, volgens hen, het vertrek
niets bevatten mag, wat door kinder
handen vernield kan worden. Dat is wel
practtsch, doch niet opvoedkundig.
Het kindervertrek moet er op de eer
ste plaats aantrekkelijk uitzien.
Gezellig behangen of beschilderd zijn
met vrooiyke kleuren. Het behoeft geen
kostbaarheden te bevatten, als vazen en
schilderijen, doch wel kindermeubeltjes
en onbeschadigd speelgoed, waaraan het
kind zeker niets vernielen'mag.
„Onmogelijk," zegt ge reeds: „Mijn
kleine vent wil alles onderzoeken en
daarmee wordt vanzelf alles kapot ge
maakt". Goed bewaar voor zulke
kleine ingenieurs een oude locomotief,
een klok, die niet meer gaat, een paar
bromtollen zonder geluid, die hij alle
uit elkaar mag nemen, doch onthoud
hem ook niet de goedgevulde meccano
doos, waarvan heusch geen wieltje mag
verloren gaan en de blokken, die straks
weer netjes in de doos worden geborgen
en het groote hobbelpaard, dat bij het
verlaten der kinderkamer weer op
dezelfde plaats moet staan.
Denk er ook om, dat broer wel mag
timmeren en zagen naar hartelust, maar
daarvoor niet de poppenkamer van Ma-
rietje of 't winkeltje van zus mag ge
bruiken. Ieder het zijne en misschien
heeft vader nog wel leege sigarenkistjes
voor den kleinen vent.
Kleuren en teekenen, wel een doos vol
met Hoeksema's platen. Doch geen kras
sen over en weer, zonder eenig kleuren-
motief en de muren mogen geen sporen
achterlaten van broers teekenlust.
Zoo blijft de kinderkamer een ordelijk,
net vertrek voor de kleine kabouters, die
met al hun wildheid en wanordelijkheid
toch smaak krijgen voor vroolijkheid
kleur en gezelligheid.
En nu nog het spreekwoord: „Kleine
potjes hebben groote ooren".
Lieve lezeressen, als ge eens wist, wat
zulke hoofdjes kunnen combineeren en
fantaseeren, ge zoudt zeker nooit anders
dan kindertaal spreken in de tegen
woordigheid uwer kleinen.
Natuurlijk wilt ge aan tafel met vader
eens een verstandig woordje wisselen en
toch zou ik u raden: laat dan de klei
nen vooraf eten of bepraat alles later.
Ja, uw grootere jongens van veertien,
vijftien jaren, zij mogen wel eens weten,
welke zorgen vader heeft, om allen zulk
een goede opvoeding te geven, dat zal
hen spaarzaamheid leeren, maar de
kleintjes't gaat heusch niet alle
maal over hen heen en menig kinder
hartje heeft angstig zich afgevraagd:
waarom vader toch zoo ernstig sprak en
moeders oog bezorgd keek.
Laat toch op zulke zwakke kinder
schouders niet reeds de levenszorgen
drukken! Waar kinderen zijn moet vroo
lijkheid wezen, een zonnig taaltje moet
daar gesproken worden en zeker elke
dubbelzinnigheid verzwegen.
Veelal zijn het genoodigden onge
trouwde ooms, of verloofde tantes, welke
nog niet de verantwoordelijkheid van
ouderplichten kennen, die zich in woord
of daad te groote vrijheid veroorloven
ten opzichte van de jeugd. Laat de jon
geren gepaste vroolijkheid genieten,
doch niet ten koste van een onschuldige,
nietswetende kinderziel.
Lieve lezeressen, wij allen, gehuwd en
ongehuwd we willen samen werken
tot hooger opbloei van het reine kin
derleven.
Vooral in onze dagen, nu de jeugd van
vele kanten bedreigd wordt ten bederve,
moeten wij in de kleinen een hooger
zieleleven opkweeken. Laten we dit be
trachten zoowel door voorbeeld en woord
als door gebed en omgeving. We vormen
dan een toekomstig geslacht, dat sterk
zai staan in het Roomsche geloof en dat
in zijn aangename, heilige jeugdherin
nering een waarborg zal vinden voor
den komenden strijd.
HORTENSE SCHRETLEN.
Benoodigd2'A el
james van 70 80 c.M.
breedte, 3 knoopen. Dit
schortje maakt ge van
rood james, Bra-
bantsch bont, of
zephir. Men maakt
eerst het patroon op
de aangegeven maten,
waarna men het bo
venstuk op de dubbele
lijn afknipt. Dit wordt
apart op het schortje
gezet. Het patroon wordt zóó op de stof
gelegd, dat eerst het voorpand pl. 5 c.M.
voor zoom, daarna de achterkant, ook
met 5 c.M. zoom, hieronder de beide
mouwtjes, naast elkaar, en het laatst de
bovenstukken naast elkaar weggeknipt
kunnen worden. Aan den kant houdt
men dan een 10 c.M. breede strook over,
welke men voor ceintuur en manchetjes
houdt. Is het schortje geknipt, dan stikt
men eerst de zijnaden en de naden van
de mouwtjes met een platten naad dicht.
Onder aan 't schortje maakt ge den 5 c.M.
breeden zoom. Hierna speldt ge vóór en
achter de plooien in; het gearceerde ge
deelte valt dan weg, zoodat middenvoor
precies op het midden van het stuk valt.
Het bovenstuk is van dubbele stof. Men
stikt de schoudemaadjes van _voor- en
achterkant aan elkaar,
van beide stukken
apart. _>an legt ge ze
met de goede kanten
op elkaar, dus de rafels
naar boven, na eerst
de hoekjes tot op den
stiknaad ingeknipt te
hebben. Hierna wordt
het stuk op 't schortje
gestikt, waarna men
den achterkant over-
zoomt. Aan het mouw
tje zet ge een man
chetje, dat ge 20 c.M. lang en 10 c.M.
breed knipt en wat aan en op den
goeden kant over wordt gestikt. Nu
zet men het mouwtje zóó in, dat
de naad 2 c.M. meer naar voren
komt dan de zijnaad van het schortje.
Het mouwtje wordt op het schortje over-
gestikt. Het ceintuurtje, dat ge 75 c.M.
lang en 10 c.M. breed knipt, wordt dubbel
gestikt, waarna ge één einde in een puntje
toe laat loopen. Hierin wordt het knoops
gat gemaakt evenals boven in de rechter
helft van het stuk, op de plaats, welke de
teekening u daarvoor aangeeft. Daarna
kunt ge op de daarvoor bestemde plaat
sen de knoopjes aanzetten, waarna ge
middenachter de ceintuur even vast
stikt.
DINY
J
Velen van ons zullen zich nog den tijd
herinneren, dat ze naar een verjaarpar-
tytje gingen met een stijf gestreken wit.
schortje in bruin papier gewikkeld onder
den arm en de moederlijke vermaningen
in het hoofd: netjes op je jurk zijn. met
twee woorden spreken en bij 't weggaan
mevrouw bedanken voor den gezelligen
middag. Die laatste wenken geven we
onze dochtertjes natuurlijk nog mee,
maar het stijf gestreken boezelaartje
wordt thuisgelaten. Onze kleine meisjes
pronken o, zoo graag met hun mooie
jurkje als ze op een kinderpartijtje zijn.
We laten u hier enkele van die nufjes
zien.
Vlctorientje draagt een jurkje van rose
tafzijde, waarvan het rokje bestaat uit
bloembladeren. In tegenstelling met deze
lentegedachte heeft de kraag van witte
organdine een smal randje bruin bont
als versiering (5451).
De jurk van Louisette is ook heel
feestelijk Als stof hiervoor kiezen we
crêpe de chine inprimé. De bethe-kraag
heeft zeer smalle zijden biesjes, die elk
in een klein strikje eindigen. Drie stroo-
ken, die op dezelfde wijze versierd zijn,
vormen het rokje. Een snoezig uitgaans-
toilet voor zoo'n slank negen-jarig
meisje (5453).
Kleine Emilietje is in 't lichtblauw
toile de soie. Voor zoo'n meisje onder de
5 jaar is het altijd aardig om de jurk
uit één stuk te nemen. Al die kleine
plissée-strookjes geven een aardige er.
kinderlijke versiering (5448).
Ook voor de Jongeheeren wordt bi)
zoo'n gelegenheid „grand toilet" geëlscht.
Adelbertje heeft 'n leuke, wit en grijs
geruite broek en vestje met daaronder
'n wit zijden blouse (5404).
De smoking van Theodoor kunnen we,
om niet al te officieel te zijn, nemen in
't hruin. Jasje effen en pantalon ge
streept. De slappe kraag en groote das
geven aan dit plechtige costuum toch
nog even iets kinderlijks (J5402).
POLA.
Er zijn onnoemelijk veel menschen die
last hebben van koude voeten. En de
winkeliers die, als de winter in aantocht
is, allerlei soorten van warmwaterkrui
ken uitstallen, weten het wel.
Nu iis de beste remedie tegen koude
voeten: loppen. Na een fiksche wande
ling zullen, in de allermeeste gevallen,
de voeten heerlijk warm zijn geworden
en dat ook gerulmen tijd blijven. Maar
er zijn enkelingen bij wie ook dit niet
helpt, er zijn menschen, die voor wan
delen geen tijd hebben, of er om andere
redenen niet toe komen en er zijn er, bij
wie de bloedsomloop zoo slecht is, dat,
zelfs in bed, de voeten niet warm blij
ven. Dan wordt de warme kruik te hulp
geroepen.
Maar er is ook nog een ander ouder-
wetsch middel tegen koude voeten en
wel: eigen gebreide slaapkousen. Men
breidt ze van zachte krimpvrije witte
wol en wel tamelijk ruim, zoodat de
voeten er zich nog gemakkelijk in kun
nen bewegen. En als men voor dit doel
lange kousen breit, die tot over de knie
reiken, dan kan men zonder vrees voor
koude voeten den winter ingaan. Deze
kousen worden los gebreid dus op tame
lijk dikke naalden en als men 82 steken
in de rondte neemt bij het opzetten, cal
men voor de meesten onzer de goede
maat hebben. Dan zou ik nog willen
aanraden, den voet in twee helften te
breien, dus na den hiel niet de steken
van de wreef mee te breien, doch de
zool eerst geheel af te werken en dan
ook de wreef apart te breien, waarna
beide deelen aan elkaar genaaid worden.
Het is dan heel gemakkelijk om later,
wanneer dat noodig is, een nieuwe zool
te breien.
Nu is het breien van zoo'n paar kousen
wel tijdroovend, maar het is een werkje,
dat in allerlei verloren oogenblikken
even ter hand kan worden genomen. En
heeft men eenmaal zoo'n paar slaap
kousen klaar, dan kunnen we er verder
ook den heelen winter door sparen aan
tijd en kosten, die we anders voor het
vullen van de warme kruik noodig had
den.
MARJOLUN.
GETRUFFEERD GEHAKT MET
HARDE EIEREN
(Dejeuner-schotel)
500 gr. kalfsgehakt
1 rauw ei
één eetlepel gehakte peterselie
1 fleschje truffels
'A theelepel peper
10 gr. zout
50 gram broodkruim
yK geraspte noct
3 hard gekookte eieren
70 gram boter
Bereiding:
Week het wittebrocdkruim in wat ko
kende melk, wrijf het goed fijn en druk
er vervolgens tusschen twee lepels het
overtollige vocht uit. Voeg er het ei bi),
de peper, het z°ut. de nootmuskaat, de
fijngehakte peterselie en de in kleine
stukjes gesneden truffels. Roer dit
mengsel door het kalfsgehakt, tot alles
zoo goed mogelijk gemengd is. Spreid
dit toebereide gehakt uit op een schotel
of plankje ter dikte van één vinger.
Leg in het midden als een aan elkaar
sluitende rü de drie hardgekookte eie
ren, waarvan de kopjes zijn weggesne
den om ze goed aan elkaar sluitend tc
krijgen.
Wikkel ex- aan alle kanten het gehakt
als een gelijke laag om heen en zorg,
dat ook de uiteinden goed met gehakt
worden omhuld, zoodat het geheel der.
indruk maakt van een reusachtigen cro
quet.
Wentel de rol door eiwit en vervol
gens door paneermeel.
Smelt de boter in een braadslee,
maar zorg dat ze niet bruin wordt, leg
het gehakt er in, bedruip dit en braad
het in een niet te warmen oven mooi
goudbruin en gaar gedurende pl.m. y,
uur. Maak de jus met water af. Laat
het gebraden gehakt tot den volgenden
dag staan, snijd het dan met een zeer
scherp mes in plakken en leg die dak
pansgewijs over elkaar, zoodat telkens
een stukje van het in 't midden liggende
eischijfje te zien komt. Garneer desver-
kiezende den schotel met gehakte aspic
en met uitgetande citroenschijfjes en
peterselietakjes.
GESTOOFDE KALFSROLLETJES
1 K.G. dunne kalfslapjes van gelijke
grootte
50 gram lardeerspek
250 gram gehakt
1 uitje
zout - peper
nootmuskaat
1 theelepeltje gehakte peterselie
1 rauw ei
1 hardgekookt ei
100 gram boter
L. bouillon
Bereiding:
Klop het rauwe ei, hak het hardge
kookte ei fijn, meng ze door elkaar,
voeg zout, peper, noot toe. Neem met
een zilveren lepeltje het uiensap uit den
ui en doe dit bij de ei-massa, voeg
vervolgens het gehakt toe en vermeng
alles heel goed met elkaar.
Wii men de hoeveelheid vermeerderen,
voeg dan twee sneetjes brood, in melk
geweekt, toe. Maak van dit mengsel zóó
veel gelijke langwerpige rolletjes al3 men
lapjes heeft. Wasch, klap en zout de
lapjes. Rijg met een lardeemaald dunne
reepjes spek in de lapjes en keer het
om, leg er een rolletje vulsel op (het
lardeerspek bevindt zich dus aan den
buitenkant). Bind de rolletjes met een
draad breikatoen dicht.
Laat in een stoofpan de boter warm
maar niet bruin worden; leg de rolletjes
er in en braad ze mooi bruin. Keer se
vaak, omdat het spek licht van klem-
moet blijven.
Giet vervolgens den bouillon toe, sluit
de pan en laat de rolletjes ongeveer
uur stoven. Neem vóór het opdoen de
draadjes van de rolletjes.
Breng in het vulsel variaties door in
plaats van een hardgekookt ei, champig
nons of gehakte ingemaakte sjalotjes of
stukjes truffel te nemen.
CATHARINA.
Wie in huis wel eens met deken en
dekten te maken heeft gehad, en welke
vrouw heeft dat niet, kent het waterver-
band, dat eenvoudigweg meestal enkel
„Priesznitz" of „Priesmltz-verband"
wordt genoemd.
Deze waterbehandeling dankt haar
naam aan Vincent Priesznitz, die op 4
October 1798 op den Gr&fenberg in Oos-
tenrijksch 8Medë geboren werd. zyn
naam is voorgoed verbonden aan de
water-geneesmethode en de therapie.
De wijze, waarop Priesznitz op het
denkbeeld van de waterkuur is geko
men, is even natuuriyk als origineel. Als
boerenjongen hielp hy zyn blinden va
der op de kleine boerderij fci de bergen
en hoedde nu en dan in den zomer de
koeien aan een bron, welke door de
menschen in die streek de Priesznltz-
bron genoemd weid. Op een goeden dag
lag Vincent achter een struik en zag,
hoe een kort te voren bij de Jacht aan
geschoten hert naar de bron hinkte om
de wond uit te spoelen. De volgende dagen
werd dit herhaald, tot het dier, genezen,
wegbleef. Eenlgen tijd daarna kneusde
de jonge Priesznitz zich bij het hout
sleepen een vinger. HU genas deze door
handbaden en waterverba aden. In 1810
werd hy door een zwaar geladen wagen
boo ongelukkig overreden, dat de Ulings
geroepen geneesheer hem ten daode op
schreef, of in het gunstigste geval hem
beschouwde als een, die voor de rest van
zyn leven invalide zou zijn. Priesznitz
hielp zichzelf en genas de ribben door
wateromslagen. Zoo werd hij door erva
ringen by zichzelf opgedaan langzamer
hand heelmeester voor mensch, en ook
voor vee en moest op aandringen van
de vele zieken, die hem hulp kwamen
vragen eveneens tot behandeling van
inwendige ziekten overgaan.
In 1826 werd hij door de keizerin
moeder naar Weenen ontboden. Aan
vankelijk hield men hem voc-r een hek
senmeester en zoowel het water ^ls de
spons, waarmee hy patiënten wasch te,
werden onderzocht. Priesznitz moest
zich met zeer geringe hulpmiddelen be
helpen, daar hem byv. het gebruik van
badkuipen verboden was.
In 1832 werd de Oostenryksche ge
neesheer dr. von Türckheim naar den
Gr&fenberg gezonden om een onderzc-ek
ln te stellen. Na diens uitvoerig en
enthousiast rapport werd aan Priesznitz
vrijheid gegeven te genezen. Zoo werd
Gr&fenberg voor talloos velen een her
stellingsoord. In 1839 bevonden zich
honderd en twintig geneesheeren bij
Priesznitz om de waterkuur te bestudee-
ren. De eenvoudige man, die het karak
ter had van een edel mensch, stierf op
28 November 1851. zyn naam is aan het
heilzame Priesznitz-verband verbonden
gebleven. K. W.
We kunnen er dikwyin heel lang mee
doen, maar op 't eind zien we toch, dat
onze matrassen noodig vernieuwd moe
ten worden. Ze worden slapper, gaan uit
den vorm en de tyk rit vol gleetjes en
gaten, de kapok stuift er uit, ja we rien
het, ze gaan niet langer mee. Een nieuw
bedstel echter ia duur, willen we ten
minste weer een goed hebben, wat Jaren
mee kan. Maar wU. ondernemende huis
vrouwen, zouden we het niet zelf kun
nen opknappen? De kapok is nog goed,
er moet misschien een paar pond bij
gevuld worden. We zullen samen eens de
eenvoudigste manier bespreken, om zelf
ons bedstel te vernieuwen. Het Is een
heel werkje, maar ook al weer zóó ver
diend.
We kunnen mooi stevig tyk voordeellg
koopen. We nemen de tosten van het te
vernieuwen bedstel en tekenen uit hoe
veel bekleedsel we noodig hebben. En we
koopen zooveel el matras-lint als we
noodig hebben om alle naden, op tee
kening aangegeven, om te boren; verder
hebben we noodig hetzelfde aantal lee
ren knoopen of kwastjes welke op onze
oude matras zaten, misschien kunt u
nog dezelfde gebruiken, een matras-
naald en matrasgaren, sterk in elkaar
gedraald garen, speciaal voor dit doel
bestemd en verkrijgbaar !n beddenma-
keryen, enz.
Voor elke matras knippen we een
boven- en een ondervlak, twee lange en
twee kortere rij reepen; voor tusschen-
sr,ukken rie teekening.
Vereenig de smalle tusschenstukken tot
één lange baan, eerst een lang, dan een
kort stuk, weer een lang, weer een kort
stuk. De naden maken we alle aan den
goeden kant, door omborlng met het ma-
traslint Dit juist geeft een moolen vier
kanten vorm. Zie figuur bovenaan.
Nu spelden we hoek aan hoek het bo
venstuk op de rijkanten vast de naden
alweer, door het boorllnt omwerkt, aan
den goeden kant; vervolgens spelden en
naaien we den anderen kant evenzoo,
een opening latend voor de vulling.
Begin altyd te spelden bi) een hoek en
ga vervolgens steeds in de rondte, de
hoeken precies op hun plaats en mooi
vierkant houdend. De matrassen zijn van
pompoentjea, knoopen of kwastjes voor
zien, om het kluiten van de kapok te
voorkomen. Dese kunnen ongeveer op
dertig centimeter van elkaar komen.
We geven met een gekleurd steekje de
plaatsen aan waar de pluimpjes komen
te ritten. We leggen daarom den boven-
en den onderkant van het tyk precies op
elkaar, hoek op hoek, desnoods vastge
speld en steken met een naald door en
door om de plaats aan te geven. Precise
waar het gaatje komt van de naald
geven we met gekleurd garen van
onderen en van boven een paar steekjes,
zoodat we straks den onder en den bo
venkant precies recht onder elkaar
krijgen met het doomaaien en aanzetten
der pluimpjes.
Nu gaan we eerst de tyk opvullen. We
gebruiken de kapok, welke uit de oude
matras komt, na deze eerst wat te heb
ben losgewoeld, buiten in den tuin, op
de waranda of voor het open raam, want
het stuift nogal.
Is het te weinig, dan koopen we er
wat kapok by. By het opvullen spykeren
we den onderkant van de tyk, door het
boorllnt, vast op een vlakken grond, op
een zolder of lets dergeiyks. We nemen
heel dunne spUkertjes daarvoor.
We krijgen zoodoende een goed model
in de matras. Nu duwen we de kapok
er stevig ln, zorgende dat het goed ge
lijkmatig en goed ln de hoeken komt. Is
alles heelemaal goed gevuld, dan naaien
we dj opening dicht, zooals we de an
dera deelen deden met het matraslint.
Om de kwastjes er op te maken hebben
we de matrasnaald noodig, welke, van
onder en van boven gepunt, aldus op en
neer gehaald kan worden. We nemen
ook weer het speciale garen. We steken
van onderen, waar het merkteekentje
staat, naar boven door het daar gemaak
te merkteekentje het pompoentje aan
den onderkant al aan den draad geregen.
Aan den onderkant van'den draad een
fllnken knoop. Als de naald er van boven
geheel door is, daaien we haar niet om,
maar steken haar VA of 1 c.M. opzij pre
cies zoo terug, 't pompoentje van boven
onder de lus van 1% c.M. of 1 cM. du
wend. Dit kunnen we nog een keer doen,
op dezelfde plaatsen Instekend en uit
komend, het geheel stevig aantrekkend.
Het uiteinde van den draad wordt voor
afwerking een paar maal door bet
pluimpje gestoken.
Zoo verbinden we vervolgens alle aan
gegeven merkteekentjes van onder- en
bovenkant. Om de matras goed vierkant
te houden kunnen we haar met een bin-
nenwaartschen schuinen steek van garen
bewerken, v-vormig, zooals de teekening
aangeeft, waarvan men echter van bui
ten weinig te zien krijgt.
We kunnen de matras ook op de vol
gende manier maken. We hebben dan
geen matras-lint noodig om te boren.
We naaien dan gewoon alle deelen te
zamen met den naad naar binnen.
Om den vlerkanten vorm er in te
houden, worden ze volgens de teekening
met een grooten rygsteek naar binnen
bewerkt, langs alle kanten, zoodat er
dikke randen ontstaan. ANEMOON.
©eéw*
„ercUxl* cu^ed^cuzr-c/oor
mfboorOrtf^omna^^urx
.v*«ra «o» «mme*
tijnenjw*
cLa.cLhtvda ajnruci&x
laopan
e+rvideKonttes
J stam6/a».
i mart/es-
D* i»WH mtmdm lm/ei •tfae.
mti, tel /mafcy» Lt'ii i/a* oóe.
la«v
0e £e kjuppvji
voor
Qtrrx rn/utLrxx^
OfcUtvaht
mantis- co Ce+r.