J t DE POLITIEKE DEBATTEN IN DE TWEEDE KAMER i EN TRIJNTJE DERDE BLAD VRIJDAG 15 NOVEMBER 1929 BLADZIJDE 2 De Ziekteverzekering, zal in 1930 tientallen millioenen van het bedrijfsleven vorderen - Verbetering der tusschen wateren tusschen Schelde en Rijn - De algemeene beschouwingen geëindigd - De motie- Ter Laan verworpen - Be handeling der begrooting van Buitenlandsche Zaken. De Waterstaats-begrooting RECHTSZAKEN POSTZEGELZWENDEL TE ROTTERDAM Een moordaanslag in Den Haag Alle huwelijken mislukken Vrijgesproken Faillissementen ONDERWIJS Inspecteurs bij het R.K. Onderwijs bisdom Haarlem «''*4 1 H i$ÈÊtÊ Bij de voortzetting der algemeene be schouwingen over de Rijksbegrooting voor 1930 betoogt de heer LINGBEEK (H. G. S.) dat men bel rechts eens is over den god- delijken oorsprong van het gezag, maar niet over de uitwerking van het beginsel. De beer NOLENS (R.K.) ziet niet in, waarom de voorbereiding zoowel van de herziening der invaliditeitsverzekering als van de werkloozenverzekering niet tegelijk zou kunnen plaats hebben. De regeenng moet ook zuiver gebruik maken van de be voegdheid, die het Stopwetje haar geeft, om het nijverheidsonderwijs te subsidieeren. Spr. wanhoopt eraan, den heer Marchant, die de rechtsche partijen verantwoordelijk blijft stellen voor het optreden van dit ka binet, tot een beter inzicht te brengen. Spr. zou den heer Marchant gaarne bezigen als advocaat, maar niet als rechter; hij zou in staat zijn. iemand te veroordeelen, ook al had hij zijn alibi volledig bewezen! Spr. handhaaft zijn opmerking, dat de C.-H. aan vankelijk (in 1915) zijn heengestapt over hun principieel bezwaar tegen een gezantschap bij den Paus. Dat^ heeft de heer Snoeck Henkemans in 1925 zelf gezegd. Daarom is als grondslag voor een parlementair kabinet, overeenstemming noodig over een min of meer uitgewerkt program. De heer Knottenbelt zei, dat spr. iemand van liberalen huize scheen te zijn, toen hij aandrong op medewerking van werkge vers- en arbeidersorganisaties aan de invoe ring der sociale verzekering. De heer Knot tenbelt is nog iong in de politiek: anders zou hij weten, dat spr. reeds tientallen (aren deze samenwerking heeft bepleit. De libe ralen zijn op dit punt eenvoudig bijge draaid, evenals ten aanzien van de over heidsbemoeiing met de arbeidersbescher ming. Wat de motie-Ter Laan betreft, heeft de heer Ter Laan betoogd, dat de katholieken daar vóór moeten stemmen omdat herzie ning van het bezoldigingsbesluit een eisch is van het katholieke verkiezingsprogram. Doch het herziene bezoldigingsbesluit is afgekondigd op 8 Maart 1928. zoodat deze regeling reeds tot stand is gekomen, nadat dit punt op het katholieke partijprogram was geplaatst. Overigens hebben moties als deze slechts demonstratieve beteekenis. Spr.'s fractie zal haar steun aan de mo tie niet geven. De heer RUTGERS VAN ROZENBURG (C.-H.) komt op tegen indeeling van de Chr.- Historischen bij de liberalen door den heer Knottenbelt en tegen de betiteling van de indirecte belastingen als Christelijke belas tingen door den heer Marchant, daar deze belastingen reeds uit den ouden liberalen tijd dateeren. De heer SCHOKKING (C.-H.) kan zich met de motie-Ter Laan niet vereenigen, om dat het oogenblik voor een algeheele her ziening niet is gekomen. Inzake het gezantschap bij den Paus gaf de heer Nolens een valsche voorstelling toen hij de Chr.-Historischen veranderlijkheid verweet. De overeenstemming bij de rech terzijde ligt in de erkenning van de betee kenis van het Evangelie voor het staatkun dig leven. Op allerlei terrein vormt het christelijk beginsel een tegenstelling tusschen rechts en links. De heer MOLLER (R.-K.) repliceert. De S.D.A.P, heeft geen eere-raad willen aan vaarden over de lasteringen der S.D.A P. tegen de Katholieke Kerk. De kerkelijke overheid heeft terecht begrepen, dat katho liek zijn en socialist zijn onvereenigbaar is, toen zij den katholieken verbood, lid te zijn van socialistische organisaties. De so ciaal-democraten verbieden hun aanhangers ook, lid te zijn van communistische liga's. Spr. betoogt voorts tegenover den minister van Financiën, dat de geheele salarisrege ling der ambtenaren grondige herziening vordert. Sommige ambtenaren zijn, door de afschaffing van art. 40, dertig en meer pro cent achteruit gegaan. De salarisschaal is te langgerekt, de grondloonen zijn te laag, ook voor de gehuwden. De regeling is ook veel te ingewikkeld. Spr. acht ook de ge tallen, door den minister genoemd, niet juist Er zijn ambtenaren, wier verhooging bij de laatste herziening van 1928 vijftien centen of twee dubbeltjes bedraagt, terwijl sommigen zelfs verlaagd zijn. De salariscommissie van het bezoldigingsbesluit heeft ook geen reke ning gehouden met het indexcijfer van 1920, maar met dat van 1919, dat 26pCt. lager was. Dat maakt een enorm verschil. Spr. is het dus met den inhoud der motie-Ter Laan volkomen eens. Intusschen is spr. het tevens volkomen eens met den heer Nolens: een motie is slechts een ijdel gebaar. Over eenige weken kunnen wij opnieuw over deze zaak spreken. De heer KERSTEN (S. G. P.) repliceert. De heer Schaper kwam bij Rome in het ge vlei en gunde het de processie. Spr. hoopt, dat het ministerie het processie-verbod bo- van den Moerdijk streng zal handhaven. Men neemt den schijn van zekere godsdien stigheid aan bij de S; D. A. P. Maar dat neemt niet weg, dat de revolutie en al, wat daar op stoelt, lijnrecht staat tegen over het woord Gods. Spr. richt zich vervol gens tegen de heeren Colijn en Visscher en betoogt, dat de A. R. leerstellingen verant woordelijk zijn voor de schrapping van de 21 woorden in de geloofsbelijdenis der Ge- ref. Kerk. Het A. R. program, strijdig met de oude belijdenis, is door den heer Vis scher verdedigd. De A R. politiek staat ge heel tegenover die van oude Hervormers. Spr. en zijn partijgenooten zullen den strijd onverzwakt voortzetten voor de handha ving van de ware Christelijke grondslagen van ons volksleven. De heer SCHAPER (S. D.) repliceert en dringt opnieuw aan op onmiddellijke toe passing van de Arbeidswet 1919 in haar vollen omvang. Tegenover den heer Kersten merkt spr. op, dat het alleen gaat om den tekst: „De arbeider is zijn loon waard" De heer KERSTEN: „Dat hebben wij al tijd geleerd.'' De heer SCHAPER: „Ja, geleerd!'* De heer KERSTEN:èn practisch in toepassing gebracht; méér dan de sociaal democraten''. De beer SCHAPER zet zijn rede voort. De heer Wijnkoop deelde de sociaal-demo craten bij de liberalen in; maar de eigen geestverwanten van den heer Wijnkoop be schouwen hem-zelf als een liberaal. Spr. zal de daden van het kabinet afwach ten. De Minister van Buitenlandsche Zaken en Landbouw, de heer RUYS DE BEEREN- BROUCK dupliceert. De heer Vliegen vroeg opheffing van het Indisch Stakings verbod. Doch dit bestaat niet. Wel maakt tiet maatschappelijk belan" van Indlë handhaving noodig van de straf baarstelling van opruiing tot staking en eveneens handhaving van de exorbitante rechten. Spr. kan den heer Knottenbelt geen geheel bevredigend antwoord geven op zijn vraag naar overlegging der gedachtenwisse- ling tusschen Gouverneur-Generaal en Mi nister van Koloniën omtrent de verdere uitvoering der bestuurshervorming. Die ge- dachtenwisseling is vertrouwelijk. Wel za bij de behandeling der Indische begrootin: de Kamer in de gelegenheid zijn zich van de inzichten van den minister van Koloniër te dier zake te vergewissen. Bij de raadple ging omtrent het rapport der Commissie- Bodenhausen zullen de landbouworganisa ties niet worden vergeten Spr. kan billijker dat zijn ambtgenoot van Arbeid in zijn werk plan aan de Invaliditeitsverzekering boven de werkloosheidsverzekering den voorranr geeft. Moet daarbij een bijdrage van de werkgevers komen, dan treedt de noodza kelijkheid niet alles op eens te regelen, nog meer naar voren. Het sociale leven, de nijverheid en de han del, hebben geen onbeperkt draagvermogen en men kan er niet allerlei nieuwe lasten tegelijk op leggen. In 1930 zullen tientaue: millioenen op dat bedrijfsleven worden ge legd voor de ziekteverzekering; in 1932 ko men daar weer nieuwe zware lasten bij. Spr. komt tot de tusschenwateren tusscher Schelde en Rijn. De heer Bongaerts heeft ei bezwaren tegen dat de Rijnvaart-commissie in de vergadering der Centrale Rijn vaartcommissie wellicht een mededeeling zal doen omtrent de tusschenwateren. Spr gelooft niet, dat de Regeering tegenover België een geluid neeft doen hooren in strij c met haar algemeen beleid in deze materie De Nederlandsche regeering heeft zich be reid verklaard de tusschenwateren tusscher Schelde en Rijn te verbeteren. Haar vrijhei, om bepaalde werken te verrichten werd daardoor niet aangetast. De Regeering heeft baggerwerken in het Hellegat doen uitvoe ren. Waarom doet de Regeering dit alles? Een voudig omdat Nederland bij die wateren zch in de eerste plaats een groot belang heeft en voorts niet kan voorbijzien dat het hier waterwegen betreft van groot internationaa belang, die niet onder toezicht der Rijn vaartcommissie zijn geplaatst doch van Ne derland zelf. De regeering voert ten deze tegenover België geen andere politiek dan op ander terrein en Nederland is eenerzijds niet be reid toe te stemmen in uitbreiding der be voegdheid van de Rij nvaartcommissie tot de tusschenwateren, doch anderzijds uit vrijer wil bereid te doen blijken, dat voor die tus schenwateren goed wordt gezorgd. Het ie niet juist dat door de houding der Regee ring de Maasvaart en de belangen van Maastricht worden benadeeld. Uit de ver schillende reeds genomen maatregelen blijkt hoezeer die belangen de aandacht der Regeering hebben. Dit is niet minder het ge val met de verbinding Luik—Maastricht Het verband dat België wilde leggen, tus schen die verbinding en de verbinding tus schen Antwerpen en den Rijn is door dc Regeering afgewezen, maar dit beteekent niet dat in een bevredigende regeling nie ook de verbetering der verbinding Luik- Maastricht zou zün begrepen. In onze politiek ten aanzien van het Hel legat is geen wijziging gekomen. Spr. komt thans tot het program van het kabinet. Van ontrouw aan gedane toezeg gingen in de verkiezingsprograms kan niet worden gesproken. Zelfs al was een par lementair kabinet samengesteld, dan had dit tot een compromis moeten komen. Ter onrechte meende de heer Vliegen dat spr zich uitsluitend tot de rechterzijde heeft gewend. Spr. heeft verklaard in te stemmen met de desiderata van den heer Schaper inzake de arbeidswetgeving en voorts een beroep gedaan op de objectieve beoordeeling door de linkerzijde van de daden door het kabi net. Hoe grooter het aantal leden der lin kerzijde is, dat zich bij een stemming ovei regeeringsvoorstellen met de rechterzijde vereenigt, des te liever zal het spr. zijn. De MINISTER VAN FINANCIëN, de hee: DE GEER dankt den heer Marchant voor zijn nadere toelichting. De vermindering van de uitkeering van Waterstaat aan he' Wegenfonds is niet in strijd met de Wegen fondsbelasting. Het ls nooit de bedoeling ge weest een vaste uitkeering aan dit Wegen fonds te garandeeren. Spr zet tegenover den heer Ter Laar- uiteen, dat deze te pessimistisch was om trent de gevolgen van de aanwending var het saldo van het Leeningfonds voor be lastingverlaging voor den rentelast op der gewonen dienst. Inzake de verbetering de- salarisverhoudingen heeft de Regeering ge daan wat menschelijkerwijs mogelijk was. De Algemeene Beschouwingen worden ge sloten. Motie-Ter Laan verworper De motie-J. ter Laan (herziening van het Bezoldigingsbesluit) wordt verworpen met 57 tegen 28 stemmen. Voor: de sociaal-democraten, de vrijzin nig-democraten en de heer Wijnkoop (C.P.! Enkele hoofdstukken worden aangeno men, waarna de vergadering verdaagc wordt tot 's avonds 8 uur. In de avondvergadering kwam verder aan de orde de begrooting voor BUITENLANDSCHE ZAKEN De MINISTER VAN BUITENLANDS ZAKEN, JHR. MR. BEELAERTS VAN BLOKLAND, vervolgt zijn Dinsdagnacht aangevangen rede. Spr. beantwoordt eerst eenige opmerkin gen over speciale punten. Zoo is in het V.V. en in deze vergaderinr gevraagd, hoe het staat met het rapport over den economischen voorlichtingsdienst Spr. antwoordt, dat de voorbereidende com missie dezer dagen met haar arbeid gereec is gekomen en dat het eindrapport binnen kort zal verschijnen. Ten opzichte van het verdrag, waarbij Duitschland zich verplicht den invoer van steenkolen uit Nederland toe te staan, laai inderdaad de uitvoering veel te wenschen Spr. zal op verbetering blijven aandringen Aan den heer v. d. Bilt antwoordt spr da binnenkort met de betrokken diensten in Duitschland nieuwe besprekingen zullen worden gevoerd om tot vereenvoudiging var formaliteiten voor de Nederlandsche arbei ders aldaar te geraken. Omtrent de toestemming tot landen voor Nederlandsche vliegtuigen op Britsch- Indisch gebied, geeft spr. eenige inlichtin gen. In den natten moesson kunnen aan de vliegvelden te Calcutta en Victoria Point Malakka) bezwaarlijk verbeteringen wor den aangebracht; na 1 Januari zal dit wel mogeliik zijn. Bij Rangoon is geen vliegveld doch een renbaan waarop geland kan wor den, doch daarvoor moet de toestemming van den betrokken eigenaar worden ge vraagd. De zaak van den invoer van bloembollen in Amerika heeft de aandacht. Ket lot van het betreffend wetsvoorstel moet worden af gewacht. In de verhouding Nederland—Sovjet Rus land is nog geen verandering gekomen. Spr. is er niet van overtuigd, dat de Sovjet-Unie zich niet zou inlaten met onze binnenland- sche aangelegenheden. Wat den Volkenbond aangaat rekent spr. zich tot degenen, die van dit instituut goede verwachtingen blijven koesteren, al moet hij toegeven, nat op het terrein van de ontwa pening de Volkenbond na tien jaren bestaan nog r.iet veel heeft bereikt. Aan gangma kers heeft het niet ontbroken en men moet erkennen, dat onder ds gangmakers Neder land een goede plaats inneemt; spr. her innert aan den arbeid van prof. Rutgers. Wat den economischen wapenstilstand betreft, zegt spr. dat het in de bedoeling ligt, over eenige maanden, zoo moveliik in Januari, een bespreking met de verschillende mogendheden te houden om over die aan gelegenheid te belissen. Nederland zal aan die besprekingen deelnemen. Spr. waar schuwt in dit verband tegen het gebruik van wapenen, waarin wij niet bedreven zijn. Bij de replieken dient de heer WIJN KOOP (Comm.) de volgende moties in. In de eerste motie noodigt de Kamer, overwegende dat de exterritoriale rechter, van Nederlanders in China onmiddellijk die nen te worden opgeheven, de regeering uit onverwijld de noodige maatregelen daartoe te nemen. In de tweede motie noodigt de Kamer de regeering uit. over te gaan tot erkenning de jure van de Sovjet-LTnie. Bij de duplieken zegt MINISTER BEE LAERTS VAN BLOKLAND, dat het rap port van de commissie-Postnuma nog niet in het bezit van de regeering is en dat om die reden nog geen toezegging daaromtrent kan worden gedaan. Wat de zee- en landoorlogschade aangaat, ten opzichte van de Engelsche vergoeding heeft overleg met de vakorganisatie plaats gehad en ten opzichte van de Duitsche scha devergoeding zal spr. zoodanig overleg over wegen. Voorts wordt nog onderhandeld over de gezamenlijke gevallen van oorlogsschade aan Nederlanders in België, door Duitsch land berokkend. De VOORZITTER deelt mede, dat Vrijdag bij den aanvang van de vergadering de moties-Wijnkoop in stemming zullen kó men. De heer v. d BILT (R.K.) bepleit bij art. 15 subsidie-verhooging aan de twee oude vereenigingen „Nederland" en „Vaderland" in Duitschland. Minister BEELAERTS antwoordt, dat dc verzoeken te laat zijn binnengekomen voor de onderhavige begrooting. Hij zal deze echter voorstellen voor de begrooting van 't daarop volgend jaar. Bij art. 32 (geheime uitgaven) vraagt cle heer WIJNKOOP (C.P.) stemming. Deze zal heden, Vrijdag bij den aanvang der vergadering plaats hebben. Te 10 uur 36 wordt de vergadering ge schorst tot hedenmiddag 1 uur. Verschenen is de Memorie van Antwoord op het Voorlooplg Verslag over het IXde hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1930. Het ligt in het voornemen aanstonds, na de behandeling in de Tweede Kamer van het ontwerp-Wegenwet, nader te doen na gaan de wijzigingen, welke in de Water staatswet-1930 noodig zullen zijn. Ook de minister is van oordeel, dat de zorg voor rivier- en zeedijken zooveel moge lijk aan de belanghebbenden zelf moet wor den overgelaten. De quaestie der vervoer-statistiek is in onderzoek bij de centrale commissie voor de statistiek. De minister wacht omtrent de kanalen In West-Friesland het advies van de commis- sle-Patijn af. Dat het hier te lande op het gebied van het autobuswezen een verbrokkeling en een concurrentie blijft, komt den minister minder juist voor. Verschillende gevallen van con centratie pleiten voor het tegendeel. Indien de keuringsvoorschriften, waarover sedert eenigen tijd door de provinciale keu ringsdeskundigen overeenstemming is ver kregen, en welke door de vereeniging van die deskundigen zijn uitgegeven, niet tot de noo dige uniformiteit leiden, zal op andere wijze naar meer eenheid ook ten aanzien van keu ringstarieven worden gestreefd. Of daartoe echter de instelling van een rijkskeurings dienst noodig en wenschelijk is, meent de minister voorshands te moeten betwijfelen. Uit een onderzoek is gebleken, dat het na deel, dat de scheepvaart zou ondervinden van een regeling, met betrekking tot den onder togen afstand, die sleeptreinen in de nabij heid van rivierovergangen in acht moeten nemen, geacht kan worden niet geringer te zijn dan de hinder, dien het landverkeer thans ondervindt. Derhalve is geen aanlei ding gevonden om het tot stand komen van zoodanige regeling te bevorderen. Het ligt in de bedoeling het werk tot ver betering van de rivier de Maas, voor groote afvoeren, krachtig aan te vatten, zoodra de verelschte subsidies door de daartoe bevoeg de colleges zullen zijn verleend. De minister is overtuigd van de wensche- lijkheid om maatregelen te nemen, opdat te zijner tijd voor de inrichting van luchtvaart terreinen in de nabijheid van steden, ge schikte terreinen beschikbaar zullen zijn. Intusschen heeft de regeering reeds in 1921 besloten, dat de kosten van het inrichten van luchtvaartterreinen niet door het rijk zullen worden gedragen, doch zullen moeten komen ten laste van de plaatselijke belang hebbenden. Eerst als inzake verbetering van de spoor wegtoestanden aan de Oostzijde van Am sterdam, waaromtrent overleg met de gemeente gaande is, een bevredigende op lossing tot uitvoering zal zijn gekomen, zal tot electrificatie van de Ito Amsterdam— Amersfoort kunnen worden overgegaan. Evenals zijn ambtsvoorganger is de' minis ter van oordeel, dat de bedrijfsleiding uit sluitend bij de directie moet berusten, en dat voor het leggen van verantwoordelijk heid daarvoor op den personeelraad geen aanleiding bestaat. De aandacht wordt erop gevestigd, dat tot opheffing van bewaking en afsluiting van openbare overwegen niet wordt besloten, in dien niet, ook bij het rijkstoezicht op de spoorwegen, na plaatselijk onderzoek, de overtuiging is gevestigd, dat zulks kan ge schieden zonder gevaar voor personen, die de verelschte aandacht aan den overweg schenken. Een ontwerp-besluit tot wijziging van het mijnreglement 1906 verkeert in vergevorder den staat van voorbereiding. De minister is overtuigd, dat elk onnoodig uitstel in de te nemen beslissing zeer ten nadeele kan strekken van de algemeene be langen, welke met een goede verbinding van de havens te Amsterdam met het achter land zijn gemoeid. Echter zal het voorloopig verslag den in druk kunnen wekken dat bij de te nemen beslissing vrijwel slechts Amsterdamsche en historische belangen zouden moeten gelden. De minister gaat daarop thans niet in, om dat deze en andere vragen beter behandeld kunnen worden als het wetsontwerp aan de orde komt, waarvan daarvan moge de Kamer zich overtuigd houden de indie ning zoo veel in zün vermogen is, zal wor den bespoedigd. De minister deelt verder mede, dat het door zün ambtsvoorganger toegezegde onder zoek van de plannen van ir. Mussert nog niet tot een definitieven uitslag heeft geleid, maar dat verder terreinonderzoek, dat in gang is, noodig is gebleken ten einde, om trent enkele bü het eerste onderzoek opge komen en onbeslist gebleven technische vra gen een goed inzicht te verkrijgen. Ten slotte komt de minister op tegen het in het V. V. geuite meening dat deze aan gelegenheid aan de adviseurs behoort te wor den onttrokken en rüp is voor beslissing. Wat in Amsterdam als medebelangheb bende zeer natuurlük wordt geacht, moet de minister, die in deze materie de verder rei kende algemeene belangen heeft te beharti gen bij voorbaat afwijzen. Gisteren heeft zich voor de rechtbank te Rotterdam een clichéfabrikant uit 's-Gra- venhage te verantwoorden gehad, die op verschillende tijdstippen in 1927 en 1928 met een ander van rijkswege uitgegeven zegels heeft nagemaakt, althans vervalscht, d°oor opzettelijk op echte één-cents Nederland sche postzegels een nagemaakten overdruk te drukken, luidende „te betalen vijf cent port'' in kopstand. De president wees den verdachte op het ernstige van zijn daad. Hij merkte op, dat verdachte niet alleen Nederlandsche, maar ook buitenlandsche postzegels op groote schaal heeft vervalscht. „Nog nooit heb ik zoo'n postzegelknoeierij en -zwendel ont moet", aldus de president. Verdachte zei, dat er in 1927 iemand bij hem was gekomen met de idee, de post- zegels te bedrukken. Verdachte heeft er nooit geld voor gekregen, wel heeft hij waardevolle postzegels ontvangen. Uit het verdere verhoor en het getuigen verhoor blijkt, dat verdachte al geruimen tijd postzegels vervalscht had, o.a. Oost-In dische zegels, Surinaamsche zegels, Engel sche dienstzegeis. De vertegenwoordiger van het O. M. eischte een gevangenisstraf voor den tijd van acht maanden. Verdachte's raadsman concludeerde tot vrijspraak, subsidiair ontslag van rechtsver volging, meer subsidiair een voorwaardelijke veroordeeling. Vervolgens behandelde de rechtbank de zaak tegen den man, die bij den vorigen ver dachte is gekomen met het voorstel de val sche opdrukken op de zegels te drukken Wegens uitlokking van het aan den vorigen verdachte ten laste gelegde misdrijf had de ze verdachte zich te verantwoorden Bo vendien had, hij zich te verantwoorden ter zake, dat hij G. van den Arend heeft bewo gen tot het afgeven van een bedrag van f 510 door, nadat v. d. Arend hem had mee gedeeld, dat hij een echten 12 Kreuzer post zegel van Baden, afgestempeld met een stempel van vijf cirkels en het getal 121, wilde koopen, dezen een dergelijken postze gel te koop aan te bieden en af te leveren, hoewel hij wist, dat de stempels valsch wa ren. Verdachte gaf toe, dat hij al jaren lang met den vorigen verdachte knoeide. Ook het feit betreffende den heer v. d. Arend be kende hij. Naar het oordeel van het O. M. moet de ze zaak eigenlijk naar Den Haag worden verwezen. Slechts één van de in de dagvaar ding genoemde feiten is te Rotterdam ge pleegd. De eisch luidde één jaar gevangenisstraf. De raadsman van dezen verdachte bepleitte vrijspraak. Uitspraak 28 November a.s. Voor de Haagsche Rechtbank heeft te recht gestaan een 26-jarige chauffeur uit Den Haag, thans gedetineerd wien ten laste gelegd was dat hü te 's-Gravenhage op 28 September jj. heeft gepoogd zijn echtge- noote opzettelük van het leven te berooven, althans opzettelük zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk die vrouw met zijn handen om haar hals vast te grij pen, haar keel dicht te knüpen en te trach ten een stuk touw, dat verdachte in zün handen had, om haar hals te winden, daar bij op dreigenden toon uitende de woorden: „Er aan ga je, hoe ik het doe, doe ik het. maar er aan ga je" althans woorden van gelüke strekking, zünde de uitvoering van zün voorgenomen misdrüf niet voltooid al leen tengevolge van de van zijn wil onaf- hankelüke omstandigheid, dat die vrouw zich verzette, zich wist los te rukken en op de vlucht ging. Verdachte ontkende het hem ten laste gelegde. Als eerste getuige was de vrouw van ver dachte opgeroepen; deze was echter niet verschenen. Gehoord werd vervolgens de houtbewerk- ker W. de Koning. Deze deelde mede, dat hü op verzoek van de schoonmoeder van verdachte in den avond van den 28en Sep tember j.l. naar verdachte's woning aan de Van Helmerstraat is gegaan, omdat men angstig was dat er iets zou gebeuren. Toen getuige korten tijd binnen was, werd er ge beld. Verdachte's vrouw deed open, kwam daarna weer boven en zeide tegen getuige; „God, daar is m'n man, die komt me ver moorden!" Getuige is op verzoek der vrouv. assistentie gaan halen en is op de trap der verdachte tegengekomen. Hij is naar he* politiebureau aan de Van der Vennestraa' gegaan Toen getuige later weer bij de wo ning aan de Van der Helststraat kwam, was verdachte reeds gearresteerd en werd mede genomen. Hü ging eenigszins te keer. Een brigadier van politie, aan wien ver dachte na zijn arrestatie is overgegeven, ver klaarde, dat verdachte zeer opgewonden war en lichtelijk naar sterken drank rook. Ver dachte's schoonmoeder is ook op het bureau gekomen en van haar heeft getuige een eindje touw gekregen. Een agent van politie, die er, nadat om assistentie was gevraagd, op uitgegaan was. deelde mede, dat hij, aan de woning aan de Van der Helststraat gekomen, open gedaan is door verdachte, die erg opgewon den was. Er is toen tot arrestatie overge gaan. Aanvankelü'k heeft men hem de boeien aangedaan, maar toen hü kalmer werd, heeft men hem weer daarvan bevrijd. Ver dachte was niet dronken, al rook hij eenigs zins naar alcohol. Bü het insluiten heeft verdachte woorden geuit in den zin van: „Wanneer ik opgesloten word, zal ik ze morgen allemaal wel kapot maken." Ten slotte werden een paar door den ver dediger. mr. Moreser, opgeroepen vrouwe- lüke getuigen onder wie een tante van verd gehoord, die minder gunstige verklaringen aflegden omtrent de houding van de vrouw- tegenover verd. Verd. zou zijn vrouw nooit mishandeld hebben. Het O.M., waargenomen door mr. Rükens, vroeg in verband met het niet-verschünen van de hoofdgetuige, verd.'s vrouw, uitstel van de verdere behandeling der zaak. De rechtbank bepaalde hierop de verdere behandeling op 28 dezer des nam. te 3 uur en gaf bevel tot medebrenging van de niet verschenen getuige. Beslissende op het ver zoek van den verdediger, achtte de recht bank geen termen aanwezig, op dit oogen blik de invrüheidstelling van den verdachte te gelasten. Beschuldigd van moord op haar echtgenoot In den vroegen ochtend van 13 Juli U. werden eenige werklieden te Amsterdam, die in een perceel aan de Prins Hendrik kade een werkje verrichtten, opgeschrikt door de komst van een vrouw, die blükbaar aan hevige woede ten prooi was. Op schellen toon riep zij, dat zü haar man moest spreken en deze, zekere W. J. S„ oe- baf zich daarop van de eerste étage naar beneden. Een zü'ner mede-arbeiders, een timmerman, die wist, dat de vrouw nogal driftig was volgde hem op den voet. Toen S beneden was, moet de vrouw plotseling op hem zijn toegesprongen, waarna zü hem met 'n scherp mes een steek in den linker bovenarm toebracht. Er ontstond een ga pende, hevig bloedende wonde; het slacht offer liep schreeuwend de straat op, waar een toevallig passeerend rechercheur zich over hem ontfermde. Met lofwaardige kennis van zaken bond de rechercheur den man den armslagader af, die geheel bleek te zijn doorgesneden; ver volgens bracht hü het slachtoffer naar het bureau Warmoesstraat, van waar hij naar 't ziekenhuis werd vervoerd. Daar is de man ten gevolge van verbloeding, gepaard gaan de met ..shock", overleden. De echtgenoote, een 27-jarige vrouw, heeft zich gisteren te verantwoorden gehad voor de Vüfde Kamer der Rechtbank te Am sterdam. De dagvaarding legde bekl., die in het Huis van Bewaring is gedetineerd, pri mair moord ten laste en subsidiair dood slag en zware mishandeling, den dood ten gevolge hebbende. Het verhoor der zeer vele getuigen gaf een schril beeld van de verhouding, welke er tusschen de echtelieden bestond, waarbü vooral bleek, dat de man 'n allesbehalve ideaal echtgenoot was. Zoo verklaarde een zuster van het slachtoffer, dat zij meerma len den nacht ten huize van het echtpaar in de Wagenaarstraat had doorgebracht, omdat zij bang was, dat de man zün vrouw zou „afmaken". Ook had deze getuige ge zien, dat de vrouw door haar man met een bül werd bedreigd. Andere getuigen verklaarden, dat de vrouw alles deed om haar man bü zich en de kinderen te houden; zij stopte hem daar voor zelfs nu en dan geld toe, dat zü als werkster verdiend had. Het mocht echter niet baten: de man. die een dronkaard was, verliet zün gezin en ging ergens anders in wonen. Dit feit en mede de geruchten, dat de man slecht was gaan leven, vormden de directe aanleiding tot net drama, dat zich op 13 Juli afspeelde. De vader van verd. kwam onder tranen verklaren, dat hü zich hardnekkig tegen 't huwelük van zün dochter met S. had ver zet; voordat hij trouwde, had S. zich al onbehoorlük tegenover get.'s dochter ge dragen. Zeer ten nadeele van de vrouw zou al leen een vrouwtje verklaard hebben, dat in de wandeling „tante Sien" wordt genoemd. Deze verklaringen zouden zijn afgelegd voor da kinderpolitie; doch teen het vrouwtje in kwestie voor het hekje kwam, ontkende zü eik onderdeel van het betreffende verhaal. Uit net getuigenverhoor bleek voorts al lerminst, dat de vrouw het feit met voor bedachten rade zou hebben gepleegd. Gedurende het verhoor van enkele getui gen A decharge, die de vrouw o.a. als een goede moeder schetsten, wierp verd. zich voorover in haar bank en barstte zü in he vig snikken uit. Ook op de publieke tribun# konden enkele vrouwen haar tranen niet meer bedwingen. Het requisitoir Het O. M., mr. Van Dullemen, merkte op, dat het gelukkig niet vaak voorkomt, dat een dergelijk ernstig feit door een vrouw wordt gepleegd. Het geldt hier een psychologisch moeilijk geval, aangezien men zich bij het bepalen der straf zal moeten indenken in de psy chologische factoren, die in de vrouw ge werkt hebben. Spr. wees er voorts op, dat naar de meening van een deskundige do man misschien niet zou zün gestorven, in dien bij het slachtoffer de „shock" achter wege zou zün gebleven. Niet met zekerheid is komen vast te staan, dat de vrouw in kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld. Het komt spr. voor, dat de juridische kwalificatie moet zqn, dat de vrouw zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling, den dood ten gevolge hebbende. Wat de strafmaat betreft: de psychiaters hebben verklaard, dat de vrouw lichameiük en psychisch volkomen normaal is, zoodat van büzondere maatregelen tegenover naar geen sprake behoeft te zijn. Het kwam spr voor, dat de toestand voor verd. niet zóó onhoudbaar was, dat daar uit haar toevlucht nemen tot een dergelijk ruw geweld, als is geschied, eenigszins te verklaren zou zijn. Echter wil spr. ook in aanmerking nemen, dat vrijwel alle getui gen ten gunste van de vrouw hebben ver klaard. Met alles rekening houdende, eisch te de Officier drie jaren gevangenisstraf, met aftrek van vier maanden preventieve hechtenis. De verdediger, mr. Mathuisen, liet een schril licht vallen op de vele ellende, die de vrouw heeft moeten doorstaan en drong ten slotte op de uiterste clementie aan, vooral ook tar wille van c'e drie kinderen, die niet beter weten dan dat hun moeder ziek is. Na re- en dupliek sloot de president, mr. Van Roy en het onderzoek en bepaalde dé uitspraak op 23 November as. De Haagsche rechtbank heeft vrijgespro ken een koopman uit Voorburg van het hem ten laste gelegde veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld (aanrijding in Maart j.l. in de Parkstraat te Voorburg van den Delftschen hoogleeraar prof. Van Mou- rilc Broekman, die tengevolge daarvan o.a. een beenbreuk bekwam). 14 Nov. opgegeven door v. d. Graaf Co. N,V. UITGESPROKEN 7 Nov.: M. W. J. Bernards, winkelierster, Ridderstraat I7a Alkmaar. R. c. Mr. W. A. Ubbens. Cur. Mr, A. J. M. Leesberg, Kennemerstraatweg 29, Alkmaar 13 Nov.: E. Ronge Jr. Utrecht, Goede- straat 9bis. R. c. Mr. J. J. Wünstroom. Cur. Mr. J. W. Flieringa, Utrecht. 13 Nov.: H. van Osnabrugge koopman, Utrecht, Achter St. Pleter 8. R. c. Mr. J. J. Wünstroom. Cur. jhr. mr. K. de Wü- kerslooth, Utrecht. 13 Nov.: H. P. van Baggem, ende Bilt, Oude Brandburgerweg 45 R. c. Mr. J. J. Wünstroom. Cur. Mr. G. ter Laan, Utrecht. 13 Nov.; C. Kersbergen, wed. G. van 't Hoog, koopvrouw Houten. R. c. Mr. J. J. Wünstroom. Cur. Mr. Dr. R. T. C. van Roy, Utrecht. 13 Nov.: G. Strop, ollehandelaar, Amers foort, Kleine Koppel 5 b. R. c. Mr. J. J. Wijnstroom. Cur. Mr. S. Knoppers, Amers foort. 13 Nov.: J. ten Haaft, electricien Zeist, 2e Dorpstraa 44. R. c. Mr, J. J. Wünstrocm. Cur. mr. C. J. J. W. v. Groeningen, Utrecht. 13 Nov.: Bemardus Jansen, verlofhouder, Zwolle, Akkerstraat 73. R. c. Mr. A. J. van Slooten. Cur. Mr. A. W. E. Brandsma, Zwolle. 13 Nov.: JJ. J. Verschage, caféhouder, Dordrecht. R. c. Mr. J. H. van Welsen. Cur. Mr. J. A. S. Branbergen de Niet, Dordrecht. 13 Nov.: Jentinus Veneman, koopman en coiffeur, Meppel, Sluisgracht 26. R. c. Mr. F. M. Pleijte. Cur. Mr. J. W. Bast, Meppel. Opgeheven wegens gebrek aan actief: 13 Nov.: H. H. Willemsen, Utrecht. 13 Nov.: B. van Doesburg, Utrecht. 13 Nov.: W. H. van Rooyen, Woerden. Onder voorzitterschap van Rector Nolet, had te Rotterdam een bijeenkomst plaats van de Zeereerw. Heeren Inspecteurs bü het 1 R.K. lager onderwüs uit het bisdom Haarlem. Aan de hand van enkele nieuwe statuten werd besproken de taak van den inspecteur, met de moeilükheden daaraan verbonden. *1 i V." jV~SS 47. Men vocht als ware helden, Jan en Duim toonden hier hun kracht, doch het gevecht kon niet lang duren, de wilden hadden de overmacht. Jan werd gegrepen en gebonden, terwijl 'n wilde krügslied'ren zong, Jan was wanhopig er. verslagen, een zwarte krütsend om hem sprong. 48. Duimpje wilden ze nu binden, zooals zü 't Jan hadden gedaan, doch dat stond, het was zeer begrüpelijk, Duimstok niet erg aan. „Wat willen jullie mü binden," vroeg Duimpje, „dat noem ik eerst recht brutaal, hü rekte zich uit. Bang voor dien Lange, gingen de wilden aan den haal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 10