J
t
DE POLITIEKE DEBATTEN
IN DE TWEEDE KAMER
i EN TRIJNTJE
DERDE BLAD
VRIJDAG 15 NOVEMBER 1929
BLADZIJDE 2
De Ziekteverzekering, zal in 1930 tientallen
millioenen van het bedrijfsleven vorderen -
Verbetering der tusschen wateren tusschen
Schelde en Rijn - De algemeene beschouwingen
geëindigd - De motie- Ter Laan verworpen - Be
handeling der begrooting van Buitenlandsche
Zaken.
De Waterstaats-begrooting
RECHTSZAKEN
POSTZEGELZWENDEL
TE ROTTERDAM
Een moordaanslag in
Den Haag
Alle huwelijken mislukken
Vrijgesproken
Faillissementen
ONDERWIJS
Inspecteurs bij het
R.K. Onderwijs bisdom Haarlem
«''*4 1
H i$ÈÊtÊ
Bij de voortzetting der algemeene be
schouwingen over de Rijksbegrooting voor
1930 betoogt de heer LINGBEEK (H. G. S.)
dat men bel rechts eens is over den god-
delijken oorsprong van het gezag, maar niet
over de uitwerking van het beginsel.
De beer NOLENS (R.K.) ziet niet in,
waarom de voorbereiding zoowel van de
herziening der invaliditeitsverzekering als
van de werkloozenverzekering niet tegelijk
zou kunnen plaats hebben. De regeenng
moet ook zuiver gebruik maken van de be
voegdheid, die het Stopwetje haar geeft, om
het nijverheidsonderwijs te subsidieeren.
Spr. wanhoopt eraan, den heer Marchant,
die de rechtsche partijen verantwoordelijk
blijft stellen voor het optreden van dit ka
binet, tot een beter inzicht te brengen. Spr.
zou den heer Marchant gaarne bezigen als
advocaat, maar niet als rechter; hij zou in
staat zijn. iemand te veroordeelen, ook al
had hij zijn alibi volledig bewezen! Spr.
handhaaft zijn opmerking, dat de C.-H. aan
vankelijk (in 1915) zijn heengestapt over hun
principieel bezwaar tegen een gezantschap
bij den Paus. Dat^ heeft de heer Snoeck
Henkemans in 1925 zelf gezegd. Daarom is
als grondslag voor een parlementair kabinet,
overeenstemming noodig over een min of
meer uitgewerkt program.
De heer Knottenbelt zei, dat spr. iemand
van liberalen huize scheen te zijn, toen
hij aandrong op medewerking van werkge
vers- en arbeidersorganisaties aan de invoe
ring der sociale verzekering. De heer Knot
tenbelt is nog iong in de politiek: anders
zou hij weten, dat spr. reeds tientallen (aren
deze samenwerking heeft bepleit. De libe
ralen zijn op dit punt eenvoudig bijge
draaid, evenals ten aanzien van de over
heidsbemoeiing met de arbeidersbescher
ming.
Wat de motie-Ter Laan betreft, heeft de
heer Ter Laan betoogd, dat de katholieken
daar vóór moeten stemmen omdat herzie
ning van het bezoldigingsbesluit een eisch
is van het katholieke verkiezingsprogram.
Doch het herziene bezoldigingsbesluit is
afgekondigd op 8 Maart 1928. zoodat deze
regeling reeds tot stand is gekomen, nadat
dit punt op het katholieke partijprogram
was geplaatst. Overigens hebben moties als
deze slechts demonstratieve beteekenis.
Spr.'s fractie zal haar steun aan de mo
tie niet geven.
De heer RUTGERS VAN ROZENBURG
(C.-H.) komt op tegen indeeling van de Chr.-
Historischen bij de liberalen door den heer
Knottenbelt en tegen de betiteling van de
indirecte belastingen als Christelijke belas
tingen door den heer Marchant, daar deze
belastingen reeds uit den ouden liberalen
tijd dateeren.
De heer SCHOKKING (C.-H.) kan zich
met de motie-Ter Laan niet vereenigen, om
dat het oogenblik voor een algeheele her
ziening niet is gekomen.
Inzake het gezantschap bij den Paus gaf
de heer Nolens een valsche voorstelling toen
hij de Chr.-Historischen veranderlijkheid
verweet. De overeenstemming bij de rech
terzijde ligt in de erkenning van de betee
kenis van het Evangelie voor het staatkun
dig leven.
Op allerlei terrein vormt het christelijk
beginsel een tegenstelling tusschen rechts
en links.
De heer MOLLER (R.-K.) repliceert. De
S.D.A.P, heeft geen eere-raad willen aan
vaarden over de lasteringen der S.D.A P.
tegen de Katholieke Kerk. De kerkelijke
overheid heeft terecht begrepen, dat katho
liek zijn en socialist zijn onvereenigbaar is,
toen zij den katholieken verbood, lid te
zijn van socialistische organisaties. De so
ciaal-democraten verbieden hun aanhangers
ook, lid te zijn van communistische liga's.
Spr. betoogt voorts tegenover den minister
van Financiën, dat de geheele salarisrege
ling der ambtenaren grondige herziening
vordert. Sommige ambtenaren zijn, door de
afschaffing van art. 40, dertig en meer pro
cent achteruit gegaan. De salarisschaal is
te langgerekt, de grondloonen zijn te laag,
ook voor de gehuwden. De regeling is ook
veel te ingewikkeld. Spr. acht ook de ge
tallen, door den minister genoemd, niet juist
Er zijn ambtenaren, wier verhooging bij de
laatste herziening van 1928 vijftien centen of
twee dubbeltjes bedraagt, terwijl sommigen
zelfs verlaagd zijn. De salariscommissie van
het bezoldigingsbesluit heeft ook geen reke
ning gehouden met het indexcijfer van 1920,
maar met dat van 1919, dat 26pCt. lager
was. Dat maakt een enorm verschil. Spr. is
het dus met den inhoud der motie-Ter Laan
volkomen eens. Intusschen is spr. het tevens
volkomen eens met den heer Nolens: een
motie is slechts een ijdel gebaar. Over
eenige weken kunnen wij opnieuw over deze
zaak spreken.
De heer KERSTEN (S. G. P.) repliceert.
De heer Schaper kwam bij Rome in het ge
vlei en gunde het de processie. Spr. hoopt,
dat het ministerie het processie-verbod bo-
van den Moerdijk streng zal handhaven.
Men neemt den schijn van zekere godsdien
stigheid aan bij de S; D. A. P. Maar dat
neemt niet weg, dat de revolutie en al,
wat daar op stoelt, lijnrecht staat tegen
over het woord Gods. Spr. richt zich vervol
gens tegen de heeren Colijn en Visscher en
betoogt, dat de A. R. leerstellingen verant
woordelijk zijn voor de schrapping van de
21 woorden in de geloofsbelijdenis der Ge-
ref. Kerk. Het A. R. program, strijdig met
de oude belijdenis, is door den heer Vis
scher verdedigd. De A R. politiek staat ge
heel tegenover die van oude Hervormers.
Spr. en zijn partijgenooten zullen den strijd
onverzwakt voortzetten voor de handha
ving van de ware Christelijke grondslagen
van ons volksleven.
De heer SCHAPER (S. D.) repliceert en
dringt opnieuw aan op onmiddellijke toe
passing van de Arbeidswet 1919 in haar
vollen omvang. Tegenover den heer Kersten
merkt spr. op, dat het alleen gaat om den
tekst: „De arbeider is zijn loon waard"
De heer KERSTEN: „Dat hebben wij al
tijd geleerd.''
De heer SCHAPER: „Ja, geleerd!'*
De heer KERSTEN:èn practisch in
toepassing gebracht; méér dan de sociaal
democraten''.
De beer SCHAPER zet zijn rede voort.
De heer Wijnkoop deelde de sociaal-demo
craten bij de liberalen in; maar de eigen
geestverwanten van den heer Wijnkoop be
schouwen hem-zelf als een liberaal.
Spr. zal de daden van het kabinet afwach
ten.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
en Landbouw, de heer RUYS DE BEEREN-
BROUCK dupliceert. De heer Vliegen
vroeg opheffing van het Indisch Stakings
verbod. Doch dit bestaat niet.
Wel maakt tiet maatschappelijk belan"
van Indlë handhaving noodig van de straf
baarstelling van opruiing tot staking en
eveneens handhaving van de exorbitante
rechten. Spr. kan den heer Knottenbelt geen
geheel bevredigend antwoord geven op zijn
vraag naar overlegging der gedachtenwisse-
ling tusschen Gouverneur-Generaal en Mi
nister van Koloniën omtrent de verdere
uitvoering der bestuurshervorming. Die ge-
dachtenwisseling is vertrouwelijk. Wel za
bij de behandeling der Indische begrootin:
de Kamer in de gelegenheid zijn zich van
de inzichten van den minister van Koloniër
te dier zake te vergewissen. Bij de raadple
ging omtrent het rapport der Commissie-
Bodenhausen zullen de landbouworganisa
ties niet worden vergeten Spr. kan billijker
dat zijn ambtgenoot van Arbeid in zijn werk
plan aan de Invaliditeitsverzekering boven
de werkloosheidsverzekering den voorranr
geeft. Moet daarbij een bijdrage van de
werkgevers komen, dan treedt de noodza
kelijkheid niet alles op eens te regelen, nog
meer naar voren.
Het sociale leven, de nijverheid en de han
del, hebben geen onbeperkt draagvermogen
en men kan er niet allerlei nieuwe lasten
tegelijk op leggen. In 1930 zullen tientaue:
millioenen op dat bedrijfsleven worden ge
legd voor de ziekteverzekering; in 1932 ko
men daar weer nieuwe zware lasten bij.
Spr. komt tot de tusschenwateren tusscher
Schelde en Rijn. De heer Bongaerts heeft ei
bezwaren tegen dat de Rijnvaart-commissie
in de vergadering der Centrale Rijn
vaartcommissie wellicht een mededeeling
zal doen omtrent de tusschenwateren. Spr
gelooft niet, dat de Regeering tegenover
België een geluid neeft doen hooren in strij c
met haar algemeen beleid in deze materie
De Nederlandsche regeering heeft zich be
reid verklaard de tusschenwateren tusscher
Schelde en Rijn te verbeteren. Haar vrijhei,
om bepaalde werken te verrichten werd
daardoor niet aangetast. De Regeering heeft
baggerwerken in het Hellegat doen uitvoe
ren.
Waarom doet de Regeering dit alles? Een
voudig omdat Nederland bij die wateren zch
in de eerste plaats een groot belang heeft
en voorts niet kan voorbijzien dat het hier
waterwegen betreft van groot internationaa
belang, die niet onder toezicht der Rijn
vaartcommissie zijn geplaatst doch van Ne
derland zelf.
De regeering voert ten deze tegenover
België geen andere politiek dan op ander
terrein en Nederland is eenerzijds niet be
reid toe te stemmen in uitbreiding der be
voegdheid van de Rij nvaartcommissie tot de
tusschenwateren, doch anderzijds uit vrijer
wil bereid te doen blijken, dat voor die tus
schenwateren goed wordt gezorgd. Het ie
niet juist dat door de houding der Regee
ring de Maasvaart en de belangen van
Maastricht worden benadeeld. Uit de ver
schillende reeds genomen maatregelen
blijkt hoezeer die belangen de aandacht der
Regeering hebben. Dit is niet minder het ge
val met de verbinding Luik—Maastricht
Het verband dat België wilde leggen, tus
schen die verbinding en de verbinding tus
schen Antwerpen en den Rijn is door dc
Regeering afgewezen, maar dit beteekent
niet dat in een bevredigende regeling nie
ook de verbetering der verbinding Luik-
Maastricht zou zün begrepen.
In onze politiek ten aanzien van het Hel
legat is geen wijziging gekomen.
Spr. komt thans tot het program van het
kabinet. Van ontrouw aan gedane toezeg
gingen in de verkiezingsprograms kan niet
worden gesproken. Zelfs al was een par
lementair kabinet samengesteld, dan had
dit tot een compromis moeten komen. Ter
onrechte meende de heer Vliegen dat spr
zich uitsluitend tot de rechterzijde heeft
gewend.
Spr. heeft verklaard in te stemmen met
de desiderata van den heer Schaper inzake
de arbeidswetgeving en voorts een beroep
gedaan op de objectieve beoordeeling door
de linkerzijde van de daden door het kabi
net. Hoe grooter het aantal leden der lin
kerzijde is, dat zich bij een stemming ovei
regeeringsvoorstellen met de rechterzijde
vereenigt, des te liever zal het spr. zijn.
De MINISTER VAN FINANCIëN, de hee:
DE GEER dankt den heer Marchant voor
zijn nadere toelichting. De vermindering
van de uitkeering van Waterstaat aan he'
Wegenfonds is niet in strijd met de Wegen
fondsbelasting. Het ls nooit de bedoeling ge
weest een vaste uitkeering aan dit Wegen
fonds te garandeeren.
Spr zet tegenover den heer Ter Laar-
uiteen, dat deze te pessimistisch was om
trent de gevolgen van de aanwending var
het saldo van het Leeningfonds voor be
lastingverlaging voor den rentelast op der
gewonen dienst. Inzake de verbetering de-
salarisverhoudingen heeft de Regeering ge
daan wat menschelijkerwijs mogelijk was.
De Algemeene Beschouwingen worden ge
sloten.
Motie-Ter Laan verworper
De motie-J. ter Laan (herziening van
het Bezoldigingsbesluit) wordt verworpen
met 57 tegen 28 stemmen.
Voor: de sociaal-democraten, de vrijzin
nig-democraten en de heer Wijnkoop (C.P.!
Enkele hoofdstukken worden aangeno
men, waarna de vergadering verdaagc
wordt tot 's avonds 8 uur.
In de avondvergadering kwam verder
aan de orde de begrooting voor
BUITENLANDSCHE ZAKEN
De MINISTER VAN BUITENLANDS
ZAKEN, JHR. MR. BEELAERTS VAN
BLOKLAND, vervolgt zijn Dinsdagnacht
aangevangen rede.
Spr. beantwoordt eerst eenige opmerkin
gen over speciale punten.
Zoo is in het V.V. en in deze vergaderinr
gevraagd, hoe het staat met het rapport
over den economischen voorlichtingsdienst
Spr. antwoordt, dat de voorbereidende com
missie dezer dagen met haar arbeid gereec
is gekomen en dat het eindrapport binnen
kort zal verschijnen.
Ten opzichte van het verdrag, waarbij
Duitschland zich verplicht den invoer van
steenkolen uit Nederland toe te staan, laai
inderdaad de uitvoering veel te wenschen
Spr. zal op verbetering blijven aandringen
Aan den heer v. d. Bilt antwoordt spr
da binnenkort met de betrokken diensten in
Duitschland nieuwe besprekingen zullen
worden gevoerd om tot vereenvoudiging var
formaliteiten voor de Nederlandsche arbei
ders aldaar te geraken.
Omtrent de toestemming tot landen voor
Nederlandsche vliegtuigen op Britsch-
Indisch gebied, geeft spr. eenige inlichtin
gen. In den natten moesson kunnen aan de
vliegvelden te Calcutta en Victoria Point
Malakka) bezwaarlijk verbeteringen wor
den aangebracht; na 1 Januari zal dit wel
mogeliik zijn. Bij Rangoon is geen vliegveld
doch een renbaan waarop geland kan wor
den, doch daarvoor moet de toestemming
van den betrokken eigenaar worden ge
vraagd.
De zaak van den invoer van bloembollen
in Amerika heeft de aandacht. Ket lot van
het betreffend wetsvoorstel moet worden af
gewacht.
In de verhouding Nederland—Sovjet Rus
land is nog geen verandering gekomen. Spr.
is er niet van overtuigd, dat de Sovjet-Unie
zich niet zou inlaten met onze binnenland-
sche aangelegenheden.
Wat den Volkenbond aangaat rekent spr.
zich tot degenen, die van dit instituut goede
verwachtingen blijven koesteren, al moet hij
toegeven, nat op het terrein van de ontwa
pening de Volkenbond na tien jaren bestaan
nog r.iet veel heeft bereikt. Aan gangma
kers heeft het niet ontbroken en men moet
erkennen, dat onder ds gangmakers Neder
land een goede plaats inneemt; spr. her
innert aan den arbeid van prof. Rutgers.
Wat den economischen wapenstilstand
betreft, zegt spr. dat het in de bedoeling
ligt, over eenige maanden, zoo moveliik in
Januari, een bespreking met de verschillende
mogendheden te houden om over die aan
gelegenheid te belissen. Nederland zal aan
die besprekingen deelnemen. Spr. waar
schuwt in dit verband tegen het gebruik
van wapenen, waarin wij niet bedreven zijn.
Bij de replieken dient de heer WIJN
KOOP (Comm.) de volgende moties in.
In de eerste motie noodigt de Kamer,
overwegende dat de exterritoriale rechter,
van Nederlanders in China onmiddellijk die
nen te worden opgeheven, de regeering uit
onverwijld de noodige maatregelen daartoe
te nemen.
In de tweede motie noodigt de Kamer
de regeering uit. over te gaan tot erkenning
de jure van de Sovjet-LTnie.
Bij de duplieken zegt MINISTER BEE
LAERTS VAN BLOKLAND, dat het rap
port van de commissie-Postnuma nog niet
in het bezit van de regeering is en dat om
die reden nog geen toezegging daaromtrent
kan worden gedaan.
Wat de zee- en landoorlogschade aangaat,
ten opzichte van de Engelsche vergoeding
heeft overleg met de vakorganisatie plaats
gehad en ten opzichte van de Duitsche scha
devergoeding zal spr. zoodanig overleg over
wegen. Voorts wordt nog onderhandeld over
de gezamenlijke gevallen van oorlogsschade
aan Nederlanders in België, door Duitsch
land berokkend.
De VOORZITTER deelt mede, dat Vrijdag
bij den aanvang van de vergadering de
moties-Wijnkoop in stemming zullen kó
men.
De heer v. d BILT (R.K.) bepleit bij art.
15 subsidie-verhooging aan de twee oude
vereenigingen „Nederland" en „Vaderland"
in Duitschland.
Minister BEELAERTS antwoordt, dat dc
verzoeken te laat zijn binnengekomen voor
de onderhavige begrooting. Hij zal deze
echter voorstellen voor de begrooting van 't
daarop volgend jaar.
Bij art. 32 (geheime uitgaven) vraagt cle
heer WIJNKOOP (C.P.) stemming.
Deze zal heden, Vrijdag bij den aanvang
der vergadering plaats hebben.
Te 10 uur 36 wordt de vergadering ge
schorst tot hedenmiddag 1 uur.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
op het Voorlooplg Verslag over het IXde
hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1930.
Het ligt in het voornemen aanstonds, na
de behandeling in de Tweede Kamer van
het ontwerp-Wegenwet, nader te doen na
gaan de wijzigingen, welke in de Water
staatswet-1930 noodig zullen zijn.
Ook de minister is van oordeel, dat de
zorg voor rivier- en zeedijken zooveel moge
lijk aan de belanghebbenden zelf moet wor
den overgelaten.
De quaestie der vervoer-statistiek is in
onderzoek bij de centrale commissie voor de
statistiek.
De minister wacht omtrent de kanalen In
West-Friesland het advies van de commis-
sle-Patijn af.
Dat het hier te lande op het gebied van
het autobuswezen een verbrokkeling en een
concurrentie blijft, komt den minister minder
juist voor. Verschillende gevallen van con
centratie pleiten voor het tegendeel.
Indien de keuringsvoorschriften, waarover
sedert eenigen tijd door de provinciale keu
ringsdeskundigen overeenstemming is ver
kregen, en welke door de vereeniging van die
deskundigen zijn uitgegeven, niet tot de noo
dige uniformiteit leiden, zal op andere wijze
naar meer eenheid ook ten aanzien van keu
ringstarieven worden gestreefd. Of daartoe
echter de instelling van een rijkskeurings
dienst noodig en wenschelijk is, meent de
minister voorshands te moeten betwijfelen.
Uit een onderzoek is gebleken, dat het na
deel, dat de scheepvaart zou ondervinden van
een regeling, met betrekking tot den onder
togen afstand, die sleeptreinen in de nabij
heid van rivierovergangen in acht moeten
nemen, geacht kan worden niet geringer te
zijn dan de hinder, dien het landverkeer
thans ondervindt. Derhalve is geen aanlei
ding gevonden om het tot stand komen van
zoodanige regeling te bevorderen.
Het ligt in de bedoeling het werk tot ver
betering van de rivier de Maas, voor groote
afvoeren, krachtig aan te vatten, zoodra de
verelschte subsidies door de daartoe bevoeg
de colleges zullen zijn verleend.
De minister is overtuigd van de wensche-
lijkheid om maatregelen te nemen, opdat te
zijner tijd voor de inrichting van luchtvaart
terreinen in de nabijheid van steden, ge
schikte terreinen beschikbaar zullen zijn.
Intusschen heeft de regeering reeds in 1921
besloten, dat de kosten van het inrichten
van luchtvaartterreinen niet door het rijk
zullen worden gedragen, doch zullen moeten
komen ten laste van de plaatselijke belang
hebbenden.
Eerst als inzake verbetering van de spoor
wegtoestanden aan de Oostzijde van Am
sterdam, waaromtrent overleg met de
gemeente gaande is, een bevredigende op
lossing tot uitvoering zal zijn gekomen, zal
tot electrificatie van de Ito Amsterdam—
Amersfoort kunnen worden overgegaan.
Evenals zijn ambtsvoorganger is de' minis
ter van oordeel, dat de bedrijfsleiding uit
sluitend bij de directie moet berusten, en
dat voor het leggen van verantwoordelijk
heid daarvoor op den personeelraad geen
aanleiding bestaat.
De aandacht wordt erop gevestigd, dat tot
opheffing van bewaking en afsluiting van
openbare overwegen niet wordt besloten, in
dien niet, ook bij het rijkstoezicht op de
spoorwegen, na plaatselijk onderzoek, de
overtuiging is gevestigd, dat zulks kan ge
schieden zonder gevaar voor personen, die
de verelschte aandacht aan den overweg
schenken.
Een ontwerp-besluit tot wijziging van het
mijnreglement 1906 verkeert in vergevorder
den staat van voorbereiding.
De minister is overtuigd, dat elk onnoodig
uitstel in de te nemen beslissing zeer ten
nadeele kan strekken van de algemeene be
langen, welke met een goede verbinding van
de havens te Amsterdam met het achter
land zijn gemoeid.
Echter zal het voorloopig verslag den in
druk kunnen wekken dat bij de te nemen
beslissing vrijwel slechts Amsterdamsche en
historische belangen zouden moeten gelden.
De minister gaat daarop thans niet in, om
dat deze en andere vragen beter behandeld
kunnen worden als het wetsontwerp aan de
orde komt, waarvan daarvan moge de
Kamer zich overtuigd houden de indie
ning zoo veel in zün vermogen is, zal wor
den bespoedigd.
De minister deelt verder mede, dat het
door zün ambtsvoorganger toegezegde onder
zoek van de plannen van ir. Mussert nog
niet tot een definitieven uitslag heeft geleid,
maar dat verder terreinonderzoek, dat in
gang is, noodig is gebleken ten einde, om
trent enkele bü het eerste onderzoek opge
komen en onbeslist gebleven technische vra
gen een goed inzicht te verkrijgen.
Ten slotte komt de minister op tegen het
in het V. V. geuite meening dat deze aan
gelegenheid aan de adviseurs behoort te wor
den onttrokken en rüp is voor beslissing.
Wat in Amsterdam als medebelangheb
bende zeer natuurlük wordt geacht, moet de
minister, die in deze materie de verder rei
kende algemeene belangen heeft te beharti
gen bij voorbaat afwijzen.
Gisteren heeft zich voor de rechtbank te
Rotterdam een clichéfabrikant uit 's-Gra-
venhage te verantwoorden gehad, die op
verschillende tijdstippen in 1927 en 1928 met
een ander van rijkswege uitgegeven zegels
heeft nagemaakt, althans vervalscht, d°oor
opzettelijk op echte één-cents Nederland
sche postzegels een nagemaakten overdruk
te drukken, luidende „te betalen vijf cent
port'' in kopstand.
De president wees den verdachte op het
ernstige van zijn daad. Hij merkte op, dat
verdachte niet alleen Nederlandsche, maar
ook buitenlandsche postzegels op groote
schaal heeft vervalscht. „Nog nooit heb ik
zoo'n postzegelknoeierij en -zwendel ont
moet", aldus de president.
Verdachte zei, dat er in 1927 iemand bij
hem was gekomen met de idee, de post-
zegels te bedrukken. Verdachte heeft er
nooit geld voor gekregen, wel heeft hij
waardevolle postzegels ontvangen.
Uit het verdere verhoor en het getuigen
verhoor blijkt, dat verdachte al geruimen
tijd postzegels vervalscht had, o.a. Oost-In
dische zegels, Surinaamsche zegels, Engel
sche dienstzegeis.
De vertegenwoordiger van het O. M.
eischte een gevangenisstraf voor den tijd
van acht maanden.
Verdachte's raadsman concludeerde tot
vrijspraak, subsidiair ontslag van rechtsver
volging, meer subsidiair een voorwaardelijke
veroordeeling.
Vervolgens behandelde de rechtbank de
zaak tegen den man, die bij den vorigen ver
dachte is gekomen met het voorstel de val
sche opdrukken op de zegels te drukken
Wegens uitlokking van het aan den vorigen
verdachte ten laste gelegde misdrijf had de
ze verdachte zich te verantwoorden Bo
vendien had, hij zich te verantwoorden ter
zake, dat hij G. van den Arend heeft bewo
gen tot het afgeven van een bedrag van
f 510 door, nadat v. d. Arend hem had mee
gedeeld, dat hij een echten 12 Kreuzer post
zegel van Baden, afgestempeld met een
stempel van vijf cirkels en het getal 121,
wilde koopen, dezen een dergelijken postze
gel te koop aan te bieden en af te leveren,
hoewel hij wist, dat de stempels valsch wa
ren.
Verdachte gaf toe, dat hij al jaren lang
met den vorigen verdachte knoeide. Ook het
feit betreffende den heer v. d. Arend be
kende hij.
Naar het oordeel van het O. M. moet de
ze zaak eigenlijk naar Den Haag worden
verwezen. Slechts één van de in de dagvaar
ding genoemde feiten is te Rotterdam ge
pleegd.
De eisch luidde één jaar gevangenisstraf.
De raadsman van dezen verdachte bepleitte
vrijspraak.
Uitspraak 28 November a.s.
Voor de Haagsche Rechtbank heeft te
recht gestaan een 26-jarige chauffeur uit
Den Haag, thans gedetineerd wien ten laste
gelegd was dat hü te 's-Gravenhage op 28
September jj. heeft gepoogd zijn echtge-
noote opzettelük van het leven te berooven,
althans opzettelük zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, door opzettelijk die vrouw
met zijn handen om haar hals vast te grij
pen, haar keel dicht te knüpen en te trach
ten een stuk touw, dat verdachte in zün
handen had, om haar hals te winden, daar
bij op dreigenden toon uitende de woorden:
„Er aan ga je, hoe ik het doe, doe ik het.
maar er aan ga je" althans woorden van
gelüke strekking, zünde de uitvoering van
zün voorgenomen misdrüf niet voltooid al
leen tengevolge van de van zijn wil onaf-
hankelüke omstandigheid, dat die vrouw
zich verzette, zich wist los te rukken en op
de vlucht ging.
Verdachte ontkende het hem ten laste
gelegde.
Als eerste getuige was de vrouw van ver
dachte opgeroepen; deze was echter niet
verschenen.
Gehoord werd vervolgens de houtbewerk-
ker W. de Koning. Deze deelde mede, dat
hü op verzoek van de schoonmoeder van
verdachte in den avond van den 28en Sep
tember j.l. naar verdachte's woning aan
de Van Helmerstraat is gegaan, omdat men
angstig was dat er iets zou gebeuren. Toen
getuige korten tijd binnen was, werd er ge
beld. Verdachte's vrouw deed open, kwam
daarna weer boven en zeide tegen getuige;
„God, daar is m'n man, die komt me ver
moorden!" Getuige is op verzoek der vrouv.
assistentie gaan halen en is op de trap der
verdachte tegengekomen. Hij is naar he*
politiebureau aan de Van der Vennestraa'
gegaan Toen getuige later weer bij de wo
ning aan de Van der Helststraat kwam, was
verdachte reeds gearresteerd en werd mede
genomen. Hü ging eenigszins te keer.
Een brigadier van politie, aan wien ver
dachte na zijn arrestatie is overgegeven, ver
klaarde, dat verdachte zeer opgewonden war
en lichtelijk naar sterken drank rook. Ver
dachte's schoonmoeder is ook op het bureau
gekomen en van haar heeft getuige een
eindje touw gekregen.
Een agent van politie, die er, nadat om
assistentie was gevraagd, op uitgegaan was.
deelde mede, dat hij, aan de woning aan
de Van der Helststraat gekomen, open
gedaan is door verdachte, die erg opgewon
den was. Er is toen tot arrestatie overge
gaan. Aanvankelü'k heeft men hem de boeien
aangedaan, maar toen hü kalmer werd,
heeft men hem weer daarvan bevrijd. Ver
dachte was niet dronken, al rook hij eenigs
zins naar alcohol. Bü het insluiten heeft
verdachte woorden geuit in den zin van:
„Wanneer ik opgesloten word, zal ik ze
morgen allemaal wel kapot maken."
Ten slotte werden een paar door den ver
dediger. mr. Moreser, opgeroepen vrouwe-
lüke getuigen onder wie een tante van verd
gehoord, die minder gunstige verklaringen
aflegden omtrent de houding van de vrouw-
tegenover verd. Verd. zou zijn vrouw nooit
mishandeld hebben.
Het O.M., waargenomen door mr. Rükens,
vroeg in verband met het niet-verschünen
van de hoofdgetuige, verd.'s vrouw, uitstel
van de verdere behandeling der zaak.
De rechtbank bepaalde hierop de verdere
behandeling op 28 dezer des nam. te 3 uur
en gaf bevel tot medebrenging van de niet
verschenen getuige. Beslissende op het ver
zoek van den verdediger, achtte de recht
bank geen termen aanwezig, op dit oogen
blik de invrüheidstelling van den verdachte
te gelasten.
Beschuldigd van moord op haar echtgenoot
In den vroegen ochtend van 13 Juli U.
werden eenige werklieden te Amsterdam,
die in een perceel aan de Prins Hendrik
kade een werkje verrichtten, opgeschrikt
door de komst van een vrouw, die blükbaar
aan hevige woede ten prooi was.
Op schellen toon riep zij, dat zü haar man
moest spreken en deze, zekere W. J. S„ oe-
baf zich daarop van de eerste étage naar
beneden. Een zü'ner mede-arbeiders, een
timmerman, die wist, dat de vrouw nogal
driftig was volgde hem op den voet. Toen
S beneden was, moet de vrouw plotseling
op hem zijn toegesprongen, waarna zü hem
met 'n scherp mes een steek in den linker
bovenarm toebracht. Er ontstond een ga
pende, hevig bloedende wonde; het slacht
offer liep schreeuwend de straat op, waar
een toevallig passeerend rechercheur zich
over hem ontfermde.
Met lofwaardige kennis van zaken bond
de rechercheur den man den armslagader af,
die geheel bleek te zijn doorgesneden; ver
volgens bracht hü het slachtoffer naar het
bureau Warmoesstraat, van waar hij naar 't
ziekenhuis werd vervoerd. Daar is de man
ten gevolge van verbloeding, gepaard gaan
de met ..shock", overleden.
De echtgenoote, een 27-jarige vrouw, heeft
zich gisteren te verantwoorden gehad voor
de Vüfde Kamer der Rechtbank te Am
sterdam. De dagvaarding legde bekl., die in
het Huis van Bewaring is gedetineerd, pri
mair moord ten laste en subsidiair dood
slag en zware mishandeling, den dood ten
gevolge hebbende.
Het verhoor der zeer vele getuigen gaf
een schril beeld van de verhouding, welke
er tusschen de echtelieden bestond, waarbü
vooral bleek, dat de man 'n allesbehalve
ideaal echtgenoot was. Zoo verklaarde een
zuster van het slachtoffer, dat zij meerma
len den nacht ten huize van het echtpaar
in de Wagenaarstraat had doorgebracht,
omdat zij bang was, dat de man zün vrouw
zou „afmaken". Ook had deze getuige ge
zien, dat de vrouw door haar man met een
bül werd bedreigd.
Andere getuigen verklaarden, dat de
vrouw alles deed om haar man bü zich en
de kinderen te houden; zij stopte hem daar
voor zelfs nu en dan geld toe, dat zü als
werkster verdiend had. Het mocht echter
niet baten: de man. die een dronkaard was,
verliet zün gezin en ging ergens anders in
wonen. Dit feit en mede de geruchten, dat
de man slecht was gaan leven, vormden de
directe aanleiding tot net drama, dat zich
op 13 Juli afspeelde.
De vader van verd. kwam onder tranen
verklaren, dat hü zich hardnekkig tegen 't
huwelük van zün dochter met S. had ver
zet; voordat hij trouwde, had S. zich al
onbehoorlük tegenover get.'s dochter ge
dragen.
Zeer ten nadeele van de vrouw zou al
leen een vrouwtje verklaard hebben, dat in
de wandeling „tante Sien" wordt genoemd.
Deze verklaringen zouden zijn afgelegd voor
da kinderpolitie; doch teen het vrouwtje in
kwestie voor het hekje kwam, ontkende zü
eik onderdeel van het betreffende verhaal.
Uit net getuigenverhoor bleek voorts al
lerminst, dat de vrouw het feit met voor
bedachten rade zou hebben gepleegd.
Gedurende het verhoor van enkele getui
gen A decharge, die de vrouw o.a. als een
goede moeder schetsten, wierp verd. zich
voorover in haar bank en barstte zü in he
vig snikken uit. Ook op de publieke tribun#
konden enkele vrouwen haar tranen niet
meer bedwingen.
Het requisitoir
Het O. M., mr. Van Dullemen, merkte op,
dat het gelukkig niet vaak voorkomt, dat
een dergelijk ernstig feit door een vrouw
wordt gepleegd.
Het geldt hier een psychologisch moeilijk
geval, aangezien men zich bij het bepalen
der straf zal moeten indenken in de psy
chologische factoren, die in de vrouw ge
werkt hebben. Spr. wees er voorts op, dat
naar de meening van een deskundige do
man misschien niet zou zün gestorven, in
dien bij het slachtoffer de „shock" achter
wege zou zün gebleven.
Niet met zekerheid is komen vast te staan,
dat de vrouw in kalm beraad en rustig
overleg heeft gehandeld. Het komt spr. voor,
dat de juridische kwalificatie moet zqn, dat
de vrouw zich heeft schuldig gemaakt aan
zware mishandeling, den dood ten gevolge
hebbende.
Wat de strafmaat betreft: de psychiaters
hebben verklaard, dat de vrouw lichameiük
en psychisch volkomen normaal is, zoodat
van büzondere maatregelen tegenover naar
geen sprake behoeft te zijn.
Het kwam spr voor, dat de toestand voor
verd. niet zóó onhoudbaar was, dat daar
uit haar toevlucht nemen tot een dergelijk
ruw geweld, als is geschied, eenigszins te
verklaren zou zijn. Echter wil spr. ook in
aanmerking nemen, dat vrijwel alle getui
gen ten gunste van de vrouw hebben ver
klaard. Met alles rekening houdende, eisch
te de Officier drie jaren gevangenisstraf,
met aftrek van vier maanden preventieve
hechtenis.
De verdediger, mr. Mathuisen, liet een
schril licht vallen op de vele ellende, die
de vrouw heeft moeten doorstaan en drong
ten slotte op de uiterste clementie aan,
vooral ook tar wille van c'e drie kinderen,
die niet beter weten dan dat hun moeder
ziek is.
Na re- en dupliek sloot de president, mr.
Van Roy en het onderzoek en bepaalde dé
uitspraak op 23 November as.
De Haagsche rechtbank heeft vrijgespro
ken een koopman uit Voorburg van het hem
ten laste gelegde veroorzaken van zwaar
lichamelijk letsel door schuld (aanrijding in
Maart j.l. in de Parkstraat te Voorburg van
den Delftschen hoogleeraar prof. Van Mou-
rilc Broekman, die tengevolge daarvan o.a.
een beenbreuk bekwam).
14 Nov. opgegeven door v. d. Graaf Co. N,V.
UITGESPROKEN
7 Nov.: M. W. J. Bernards, winkelierster,
Ridderstraat I7a Alkmaar. R. c. Mr. W. A.
Ubbens. Cur. Mr, A. J. M. Leesberg,
Kennemerstraatweg 29, Alkmaar
13 Nov.: E. Ronge Jr. Utrecht, Goede-
straat 9bis. R. c. Mr. J. J. Wünstroom.
Cur. Mr. J. W. Flieringa, Utrecht.
13 Nov.: H. van Osnabrugge koopman,
Utrecht, Achter St. Pleter 8. R. c. Mr. J.
J. Wünstroom. Cur. jhr. mr. K. de Wü-
kerslooth, Utrecht.
13 Nov.: H. P. van Baggem, ende Bilt,
Oude Brandburgerweg 45 R. c. Mr. J. J.
Wünstroom. Cur. Mr. G. ter Laan, Utrecht.
13 Nov.; C. Kersbergen, wed. G. van 't
Hoog, koopvrouw Houten. R. c. Mr. J. J.
Wünstroom. Cur. Mr. Dr. R. T. C. van Roy,
Utrecht.
13 Nov.: G. Strop, ollehandelaar, Amers
foort, Kleine Koppel 5 b. R. c. Mr. J. J.
Wijnstroom. Cur. Mr. S. Knoppers, Amers
foort.
13 Nov.: J. ten Haaft, electricien Zeist,
2e Dorpstraa 44. R. c. Mr, J. J. Wünstrocm.
Cur. mr. C. J. J. W. v. Groeningen, Utrecht.
13 Nov.: Bemardus Jansen, verlofhouder,
Zwolle, Akkerstraat 73. R. c. Mr. A. J. van
Slooten. Cur. Mr. A. W. E. Brandsma,
Zwolle.
13 Nov.: JJ. J. Verschage, caféhouder,
Dordrecht. R. c. Mr. J. H. van Welsen. Cur.
Mr. J. A. S. Branbergen de Niet, Dordrecht.
13 Nov.: Jentinus Veneman, koopman en
coiffeur, Meppel, Sluisgracht 26. R. c. Mr.
F. M. Pleijte. Cur. Mr. J. W. Bast, Meppel.
Opgeheven wegens gebrek aan actief:
13 Nov.: H. H. Willemsen, Utrecht.
13 Nov.: B. van Doesburg, Utrecht.
13 Nov.: W. H. van Rooyen, Woerden.
Onder voorzitterschap van Rector Nolet,
had te Rotterdam een bijeenkomst plaats
van de Zeereerw. Heeren Inspecteurs bü
het 1 R.K. lager onderwüs uit het bisdom
Haarlem.
Aan de hand van enkele nieuwe statuten
werd besproken de taak van den inspecteur,
met de moeilükheden daaraan verbonden.
*1 i V."
jV~SS
47. Men vocht als ware helden, Jan en Duim toonden hier hun
kracht, doch het gevecht kon niet lang duren, de wilden
hadden de overmacht. Jan werd gegrepen en gebonden,
terwijl 'n wilde krügslied'ren zong, Jan was wanhopig er.
verslagen, een zwarte krütsend om hem sprong.
48. Duimpje wilden ze nu binden, zooals zü 't Jan hadden
gedaan, doch dat stond, het was zeer begrüpelijk,
Duimstok niet erg aan.
„Wat willen jullie mü binden," vroeg Duimpje, „dat noem
ik eerst recht brutaal, hü rekte zich uit. Bang voor dien
Lange, gingen de wilden aan den haal.