DE KËISVEREENI.GING VAN JAN MUIL
9oe ffaiï ëc loenëerma-
Jker in de Ires sprong
Een goed besluit van een
vervelenden dag
Gevecht met een reuzenrog
(Dick Leeuwaard
Van alles wat
B. L. N. S.
i'" "Aft' -Sait
OOOOOOOO
MET PLAATJES VAN
De verrassing
.'..V™ T" 1 v.'VV.fV 1 X1
waagde Jan de Boendermaker het toch.
ter te laten, terwijl reeds geruchten gin
gen, dat er een nieuwe stroopersbende
in aantocht was.
Maar toen het bleek, dat men niemand
anders deze geheime zending durfde toe
vertrouwen, en de mannen van het kas
teel beloofd hadden met hun leven in
te staan voor de veiligheid van het kasteel
en zijn bewoners, sprong hij te paard en
zocht den grooten heirweg, die hem
rechtstreeks naar Parijs voerde.
Jan de Boendermaker had hen zóó over
weldigd, dat ze er zelfs niet aan dachten
hier in de buurt hun misdadig bedrijf
uit te oefenen en zoo trokken ze recht
streeks op Weert aan, waar zij zich vei
lig achtten.
Dat Jan bij de thuiskomst van den
heer van Genemuiden tot officier werd
benoemd, zal wel niemand verwonde
ren.
F. M.
Er zijn van die dagen, dat alles schijnt
tegen te loopen. Zoo'n dag was het voor
Henk van Voorden op zekeren Woens
dag. 't Was vrij goed weer, maar toch
zou er geen wandeling gemaakt worden.
Jan en Gerrit konden niet gemist wor-
De heer Hudges, een Engelschman,
was naar Jamaica vertrokken, om er op
groote zeevisschen jacht te kunnen ma
ken.
Op 'n keer nu zat hij in zün kano, die
rustig op en neer dobberde op de zee,
juist vóór de monding van een tamelijk
groote rivier.
Hij was een beetje mismoedig, wan,,
den gehe'elen dag had hij niets machtig
kunnen worden, dan eenige kleine vis-
schen, die hij lekker had toebereid voor
het middagmaal.
Nog éénmaal wierp hij zijn grooten,
sterken haak, die bevestigd was aan een
stevige lijn, in zee en hoopte nog altijd
op een of ander zeemonster.
Zijn inlandsche helper zat achter in
het kleine bootje en dutte een beetje.
Rustig ging Hudges nu in het bootje
zitten, haalde zijn pijp en zijn tabaks
zak te voorschijn en begon zijn pijpje
te stoppen. Toen werd het doosje luci
fers te voorschijn gebracht en streek hij
af.
Nog had de tabak in de pijp geen
vuur gevat, toen een ruk, een hevige
ruk aan de lijn volgde.
In razende vaart begon het stevige
touw, dat om een klos was gewonden,
af te loopen. Zoo vlug ging het, dat
de rol niet meer' te onderscheiden was
In een wip was Hudges op de been
en greep de remstang, die aan de rol bc
den in de kweekei ij: de meisjes hadden
het nu al zoo druk met Sint Nicolaas,
dat ze geen tijd hadden om mee te gaan.
Op school was het ook al zoo vervelend
geweest; de wiskundeles was erg moei
lijk, Henk had er niet veel van begre-,
pen; hij liet niet gauw het hoofd han
gen, maar nu had hij toch echt het
land.
In die stemming trof hem Reindert
aan, die eigenlijk in de meening ver
keerde, dat er 's middags bijeenkomst
was. Maar daar Reindert meestal de
zaken van den philosophischen kant be
keek, wist hij al gauw weer Henk in een
goed humeur te brengen.
„Kom jó, als dan de anderen niet
willen, dan gaan wij maar samen. Trek
je jas aan én ga mee."
Henk had er wel ooren naar. 't Weel
was druilerig, maar zacht. Zij gingen
den boschkant op en liepen al gauw
druk te praten over allerlei dingen, die
op schooi gebeurd waren. Eensklaps riep
Reindert: „Kijk eens wat een leelijke
moordenaar." Henk keek even verbaasd
en verschrikt op, terwijl Reindert op een
berkeboom wees, waar een bijna ronde
schijf aan gegroeid was. „Een berken-
tcnderzwam," zei Reindert kalm. Zij
gingen verder, tot Henk op zijn beurt
bleef stilstaan. „Ken je die ock?" vioeg
hij, terwijl hij op een groepje padden
stoelen wees aan den voet van een beuk.
„Honingzwam," was het antwoord. „Mis
schien kun je die zwarte draden nog
wel vinden, waarmee ze aan elkaar zit-
LUCIFERS-RAADSELS
1. Leg 12 lucifers zóó, dat je 5 vier
kanten krijgt.
2. Wat beteekenen 4 lucifers aldus
neergelegd?
6. Met 12 lucifers legt men aldus 4
vierkantjes.
3. Leg 10 lucifers op eenigen afstand
van elkaar. Nu moeten de lucifers twee
aan twee komen te liggen.
Daartoe mag men bij verplaatsing van
een lucifer telkens slechts over twee
andere lucifers springen.
4. Hoe tel je met 3 lucifers tot 10?
5. Maak van 16 lucifers vier vierkan
tjes.
O
p
Maak nu van deze figuur met het
zelfde aantal lucifers 3 vierkantjes door
4 lucifers te verplaatsen.
HET RIJTJE CENTEN.
Je legt een aantal centen netjes op 'n
rijtje op tafel, zóó. dat de eene cent pre
cies tegen den volgenden ligt.
Neem nu 3 lucifers weg en verleg 3
andere zóó, dat je den naam krijgt van
een viervoetig beest.
Knip je nu met duim en vinger een
anderen cent recht tegen het rijtje aan,
dan plant de stootkracht zich door de
heele rij voort, tot aan den laatsten cent
links en deze tippelt er een klein eindje
vandoor.
Knip je met twee centen van rechts,
dan deserteeren er links ook twee en
hetzelfde gebeurt er met drie of meer
geldstukken.
Allemaal direct probeeren en zien of
't uitkomt!
29. Het begon al een heele reisvereeniging te worden.
Jan Muil had het sein (ot vertrek gegeven en voort
ging het in vliegenden galop.
30. Reeds drie kilometers verdei vroeg Ko Nijn of hij
op Faardenburg zijn rug mocht zitten. „Ben je mal!"
zei Paaidenburg.
31. „Nou, dan vraag ik aan den Egel, of die me trekken
wil," De Lgei had natuurlijk niets in te brepgeti
maar het ging heelemaal niet hard.
32. Tegen den avond kwamen ze aan een pias, waar een
heelcooel kleine krokodillctjes woonden.Gaan
jullie mee?" vroeg Ko Nijn.
Het was tegen het einde der zeven
tiende eeuw, dat de menschen in het
land tusschen Maas en Waal steen en
been klaagden over de roovende benden,
die van het eene dorp naar het andere
trokken, alles plunderende wat ze op hun
weg ontmoetten en nemende hetgeen
voor de hand lag.
Het waren half als soldaat gekleede roo-
vers, die tijdens de oorlogen in West
en Zuid-Duitschland van de troepen wa
ren afgescheiden en nu in hun eentje
een slag sloegen, waar zich maar even
de gelegenheid bood.
kano nu met groote vaart vooruit. Het
monster in de diJpte sleepte met gemak
het scheepje en bemanning mee. Het
dier zette koers recht naar de volle zee
en de heer Hudges behoefde niet anders
te doen dan de lijn vast te houden en
op te passen, dat het niet plotseling van
richting veranderde.
Reeds 3 zeemijlen had het beest
scheepje en bemanning meegesleept,
toen ze de branding naderden. Als men
eenmaal daar was, zou de kans gering
worden, den sterken knaap nog aan land
te krijgen.
De beide mannen slaakten dan ook
een zucht van verlichting, toen het dier
ineens rechtsomkeert maakte en koers
zette naar het land.
Een paar uren waren er intusschen op
die manier voorbij gegaan, toen men
gelegenheid kreeg van plaats te verwis
selen. De helper van den heer Hudges
hield nu de lijn en de heer Hudges zelf
kon zich aan het stuur zetten.
„Wat zou het voor een dier zijn?"
vroeg de heer Hudges.
„Ik denk een reuzenrog, heer," ant
woordde de helper, „Enhij begint
langzaam teekenen van vermoeidheid te
De visch was weer ondergedoken;
maar telkens weer kwam die staart aan
de oppervlakte en altijd dichter bij het
bootje. Ze pasten natuurlijk wel op uit
de buurt van dat vreeselijke wapen te
biyven, want een slag met dien staart
kan de treurigste gevolgen hebben. Die
is nl. bezet met groote stekels, waar
aan nog weer weerhaken zitten, waar
door een vergif in de toegebrachte won
den vloeit, welke verlamming der lede
maten, ja, zelfs den dood ten gevolge kan
hebben.
Daar kwam de kop nog eens boven
water. Vlug schoot nu de heer Hudges
een paar kogels af op het ondier; het
water in wijden omtrek werd rood ge
kleurd ende dood trad weldra in.
Het was een luipaardrog, die men ge
vangen had.
buikzijde is prachtig wit, doch de
de is gevlekt als van een luipaard.
De staart bleek drie meter lang te zijn
en voorzien van de vreeselijkste stekels.
De lengte van het lichaam, zonder staart,
was twee meter en het dier woog maar
even200 K.G., dus 400 pond!
Een groot succes voor zoo'n visscher,
niet waar? D. J. S.
flet was een luipaardrog, die
men gevangen
had.
„Dat héb ik met kleine broertje
'n heele poos al opgespaard,
want, vandaag is het een feestdag
't is m'n Moesje die verjaart!"
Ro. Fr.
Nauwelijks drie dagen later kondigde
een verre stofwolk den aantocht der plun
deraars aan. In een ommezien waren
alle mannen tot de tanden gewapend,
maar weldra bleek, dat de vijftig verde
digers maar weinig hadden in te bren
gen tegen een overmacht van driehon
derd ongeregelde, maar niettemin goed
geoefende soldaten.
Onder de verdedigers van het kasteel
echter bevond zich een doodgewone
boerenjongen, die Jan de Boendermaker
heette. Toen de bende kwam opdagen,
was hij juist op het land, en, verscholen
achter een boom, had hij de sterkte van
den vijand needs opgenomen, en was
het reeds duidelijk tot hem doorgedron
gen, dat de overmacht veel te groot
was.
Snel had hij zich naar den tuin be
geven, waar Josephine reeds in druk ge
sprek was met een officier, die wel over
de uiterlijke houding, maar blijkbaar niet
over den innerlijken moed van een offi
cier beschikte. En -niettegenstaande de
officier zijn verontwaardiging niet on
der stoelen of banken stak, waagde Jan
de Boendermaker het toch om het woord
tot Josephine te richten en vroeg haar
goedkeuring voor een plan, dat onderweg
in zijn geest was opgekomen.
Allen gingen naar binnen, de brug
werd opgehaald en de stroopers omsin
gelden het kasteel.
Maar nu gebeurde er iets vreemds.
Omstreeks een uur of vijf gingen de
poorten van het kasteel open en daar
verscheen: de heer van Genemuiden te
paard, gekleed in het kostbaar statie
gewaad van een officier van de lijfwacht
van den koning van Frankrijk, een on
derscheiding, die den heer van Gene
muiden eenige jaren geleden ten deel
was gevallen.
Langzaam ging de brug neer, en fier
rechtop gezeten op het paard, trad Jan
de Boendermaker, want die was het, den
vijand tegemoet.
De plunderende soldaten, die ook niet
van gisteren waren, begrepen heel goed,
dat ze hier te doen hadden met een
personage, waarmee niet te spotten viel
en dat ze, zoodra ze maar even een vin
ger naar dezen edelman uitstaken, de
woede hadden te duchten van den ge-
vreesden koning van Frankrijk.
En toen Jan de Boendermaker onver
saagd doorreed en een houding aannam,
of hij alleen wilde vechten tegen de
driehonderd soldaten, namen ze alle
maal de vlucht.
iJe brutale uitdagende houding van
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Samen hadden z'afgesproken
's morgens héél vroeg op te staan,
heel voorzichtig zijn ze beiden
naar den bloemenman gegaan.
'k Wou wat mooie bloemen hebben,'
heeft de oudste flink vertéld,
„met veel groen en lange stelen,
kijk, hier heeft U reeds het geld!
Met de armen vol met bloemen
zijn ze weer naar huis gegaan,
dat hébben die kleine peuters
heel voorzichtigjes gedaan!
En toen vlug naar jarig Moesje,
wat was die verrast en blij!
en het werd een heerlijk dagje
voor die kinderen allébei!
Op den terugweg liepen zij nog even
bij Jan en Gerrit aan. Die stonden bij
een vruchtboom te kijken en wenkten
hen om dichterbij te kernen. „Wat is er
te zien?" vroeg Reindert. „Deze Prinses-
senobel (een bekende appelsoort) heeft
kanker," was het antwoord van Jan.
„We zullen zien die kankerplek er gron
dig uit te snijden. En deze pereboom,"
hij wees op een boom er naast, „heeft
last van een groote tonderzwam (fig. 4).
Waar die schimmels gezeten hebben,
smeren we wat teer, dat belet andere
schimmels zich op die plek te vestigen."
De beide jongens bleven wachten tot
de operaties volbracht waren en Henk
kreeg de tonderzwam mee naar huis.
Zijn vervelende stemming was nu heele
maal voorbij. En toen hij 's avonds voor
zijn sommen zat en deze bij nader in
zien veel gemakkelijker bleken te zijn,
dan hij ze zich had voorgesteld, moest
hij bekennen dat het voor dien dag was:
Einde goed, al goed.
A. L.
In een der fiere kasteelen, die het
landschap beheerschten, woonde de heer
van Genemuiden met zijn eenige doch
ter Josephine, een kwiek en vroolijk
meisje, dat binnenkort zestien jaar zou
worden. Maar de heer van Genemuiden
had een gewichtige betrekkingen staats
dienst en teen het er op zekeren dag op
aan kwam in zoo korten tijd als maar
mogelijk was een boodschap te brengen
aan den koning van Frankrijk, toen was
het de heer van Genemuiden, die met
deze opdracht belast werd. Aanvankelijk
hoopte hij zich aan deze eervolle op
dracht te kunnen onttrekken, omdat hij
het niet aandurfde Josephine alleen ach
ten (fig. 1). Dat is ook al zoo'n moor
denaar, die het nog een beetje vlugger
doet dan de tonderzwam." „Wat zijn
toch die roode plekken, die je zoo vaak
op doode takken ziet?" vroeg Henk.
„Kijk, het zijn net roode balletjes." „Den
naam weet ik ook niet," antwoordde
Reindert. „Maar ik weet wel, dat ze uit
een schimmel bestaan, die verwant is
met den kankerverwekkenden schimmel
op vruchtboomen" (fig. 2).
Weer even later zagen zy, hoe een
paar mannen bezig waren een boom, die
juist omgehakt was, weg te halen en de
wortels uit te graven; op de wortels be
vond zich een onregelmatige schimmel
massa, die toch nog eenigszins den vorm
tD« n OO vd I'
verscholen achter een boom.
vestigd was. Maarer was geen rem
men aan evengoed had men kunnen
probeeren een zeilschip in zijn vaart
tegen te houden!
Als een razende ratelde de klos en
reeds begon Hudges te vreezen, dat hy
de lijn zou verliezen, toen de visch
plotseling ophield. Nog één fiksche
ruk enbijna sloeg het kleine vaar
tuigje om!
„Haal het anker op," gebood de heer
Hudges zijn helper. „Ik geloof, dat er
een reuzenhaai aan den haak zit!"
Zoo gauw het anker los was schoot de
geven, zoodat hij zich wel gauw aan de
oppervlakte zal vertoonen."
En werkelijk! Ongeveer 60 M. van het
bootje verwijderd, kwam het water aan
de oppervlakte in heftige beroering en
in het midden van dien heksenketel
werd een dunne, zwarte staart zicht
baar, die krampachtig heen en weer
sloeg.
Hoe zouden ze nu dien duivel van een
rog aan land krijgen?
„Hü z a 1 aan land," sprak de heer
Hudges, „al moesten we er 10 uur mee
vechten."
van een paddenstoel had (fig. 3). „Dat is
een dennenmoorder," zei een mijnheer,
die blijkbaar met het toezicht belast
was.
Tij.
f loniti-iwaYn
Jhi