HET AANVULLEND ONDERWIJS
IBIEMIDIEIR
VIERDE BLAD
ZATERDAG 14 DECEMBER 1929
BLADZIJDE 1
Rheumatiek dreigt op
eiken leeftijd
De keuze
van een piano
orgel of radio
VRAGENBUS
FINANCIËN
Uitgifte geldleening
INGEZONDEN
Brabantsche Brieven
In de laatste jaren is het vrije jeugdwerk
onder alle kringen van ons volk in bloei toe
genomen. Het gaat hierbij veelal om de
karaktervorming van den jongen mensch,
maar dit verschijnsel moet ook dienstbaar
worden gemaakt aan het economisch weer
standsvermogen van hen, die ook na de
weder-invoering van den zevenjarigen leer
plicht, in de beste jaren huns levens van
volledig dagonderwijs verstoken zijn.
Bij de beschouwing van de verheugende
resultaten en bemoeienissen van dit vrije
jeugdwerk is de Regeering daarom te rade
geworden, dat daarvan ook ten bate van
het onderwijs aan deze jeugdige personen
profijt moest worden getrokken. Te meer
was hiertoe aanleiding, omdat dit onderwijs
in het afgeloopen tienjarig tijdvak in menig
opzicht onder den druk van financieele en
andere factoren was achteruitgegaan.
Bij Kon. Besl. van 7 Maart 1927 werd
een Staatscommissie benoemd aan welke
werd opgedragen te onderzoeken of het ge-
wenscht en mogelijk is, het aanvullend on
derwijs voor de rijpere jeugd zoodanig te re
gelen, dat de verschillende, thans bestaande
soorten van aanvullend onderwijs (cursussen
voor voortgezet lager onderwijs, nijverheids
onderwijs, handelscursussen) 1 onderworpen
worden aan gelijkluidende wettelijke voor
schriften, onder meer ten aanzien van het
Rijkssubsidie, zonder dat evenwel de uitga
ven, welke thans ten behoeve van dit onder
wijs worden gedaan, verhoogd worden en
aan de besturen van gemeenten en vereeni-
gingen, wier statuten het oprichten en in
stand houden van scholen of cursussen voor
aanvullend onderwijs voorschrijven, de
grootst mogelijke vrijheid worde gelaten in
het beheer dier scholen of cursussen.
Aan deze Staatcommissie is het te dan
ken, dat de Regeering een voorstel aan de
Staten Generaal heeft kunnen indienen tot
regeling van het aanvullend onderwijs.
De Staatscommissie heeft voortreffelijk
werk verricht, door een helder overzicht te
geven van de geschiedenis der ontwikkeling
en den huidigen stand van het vervolgon
derwijs, het nijverheidsavondonderwijs, het
handels-avondonderwijs en het land- en
tuinbouwonderwijs.
Het thans aangeboden wetsontwerp be
oogt op het voetspoor der Staatscommissie
het raam te vormen, waarin de onderschei
dene cursussen voor de toekomst hunne
grondregeling zullen vinden. Eenheid van
Denk niet. dat rheumatiek pas met de
jaren komt. Menschen van eiken leeftijd heb
ben hun geluk zien versteven door deze kwaal.
En menschen op eiken leeftijd ook hebben
afdoende baat gevonden bij de kleine, dage-
lijksche dosis Kruschen Salts. Kruschen Salts
werkt als een reinigingsmiddel. Het zuivert
het bloed van onreinheden en het lichaam
van schadeujke stoffen en urinezuur, die zich
in de gewrichten, spieren en weefsels vast
zetten en waardoor die ondraaglijke pijnen
ontstaan. Kruschen Salts spoort lever, nieren
en ingewanden aan tot krachtiger werken.
Het bloed gaat krachtiger stroomen. Het is
daarom noodig geregeld iederen dag de kleine,
dagelijksche dosis Kruschen Salts te gebrui
ken, wilt gij U gezond, krachtig en stralend
van energie voelen.
Kruschen Salts is verkrijgbaar bij iederen
apotheker of drogist a 0.90 per flacon. De
groote flesch a 1.60 bevat 3 maal den in
houd van den kleinen flacon.
Onze Medische adviseur schreef een inte
ressante verhandeling over Rheumatiek -
haar oorzaken, voorkoming en behandeling.
Op aanvrage zenden wij U dit boekje gratis
en franco toe.
Zend Uw naam
en adres op een
briefkaart aan
Rowntree Han
dels Mij. Afd.
GG 10 Keizers-
gr. 124, A'dam,
of vul neven
staande coupon
in, en zend deze
aan ditzelfde
adres.
Imp.: N.V. Rowntree Hand. Mij., Keizersgr.
124, A'dam.
GG 10
COUPON
Naam:
Adres:
Gelieve gratis en franco
het boekje „Rheumatiek"
aan bovenstaand adres te
zenden.
uitgangspunt is allereerst noodig naast de
grootst mogelijke vrijheid in het beheer dier
cursussen. Daarom kan voorshands met eene
weinig omvattende wettelijke basis worden
volstaan. Bij de thans reeds bestaande cur
sussen bestaat onderling groote verscheiden
heid, en wel verre van deze alle te willen
dwingen in een keurlijf van eenvormigheid,
acht de Regeering het van de grootste be-
teekenis, dat zij zoodanig gedifferentieerd
blijven, dat niet alleen acht wordt geslagen
op de bijzondere behoeften van de streek,
waarin zij gevestigd zullen zijn, maar even
zeer op de behoeften der leerlingen; zoo
zullen er, gelijk thans, cursussen zijn voor
geschoolden en ongeschoolden, cursussen,
waarbij van de leerkrachten middelbare,
dan wel lagere bevoegdheden behooren te
worden geëischt.
Het valt toe te juichen, dat de financieele
gelijkstelling van openbaar- en bijzonder
onderwijs ook ten aanzien van het cursus
onderwijs als grondslag voor de ontworpen
regeling is genomen.
De subsidieering zoowel uit 's Rijks als
gemeentekas wordt op eenvoudigen voet en
practisch geregeld, n.l. per leerling-uur. Aan
de gemeente- en cursusbesturen zal groote
vrijheid worden gegeven ten aanzien van de
combinatie van leervakken. Van leerplicht
of zelfs maar verplichting voor gemeente
besturen om deze cursussen in te richten is
geen sprake; dat zou thans ook niet moge
lijk zijn, al ware het alleen reeds wegens de
geldelijke gevolgen.
Op welk bedrag per leerlinguur het Rijks
subsidie moet worden bepaald, kan uiter
aard eerst later onder het oog worden ge
zien, daar de aard van den cursus dit bedrag
mede zal bepalen. Evenmin is om diezelfde
reden thans aan te geven, hoe hoog het
gezamenlijk subsidie van Rijkswege aan deze
cursussen zal zijn. Wel mogen we aannemen
dat het binnen bescheiden grenzen zal blijven.
Voorgesteld wordt, dat het totaal bedrag
der aan het onderwijzend personeel uitge
keerde belooning niet lager mag zijn dan
het totaal bedrag, hetwelk het Rijk per
cursus aan subsidie geeft. De Regeering acht
dit noodig om de belangen der onderwijzers
te beschermen. Zij wijst er nog op, dat de
bedoeling voorzit om een scherp onderscheid
te maken tusschen volledige dagscholen en
deze cursussen. Za&l de invoeringswet te
vens moeten behandelen den overgangstoe
stand voor de bestaande scholen en de aan
passing van de geldende onderwijswetten in
dit opzicht aan den komenden toestand, het
kwam de regeering noodzakelijk voor reeds
in dit wetsontwerp naast het minimum
aantal lesuren per geheelen cursus van 100,
een maximum vast te stellen per week, en
wel van 15, opdat het verschil met een vol
ledige dagschool reeds aanstonds ook in deze
wet aan den dag treedt.
Onder aanvullend onderwijs wordt in het
ontwerp verstaan het onderwijs, dat ten doel
heeft aan de niet meer leerplichtige jeugd,
die geen volledig dagonderwijs ontvangt, ter
aanvulling harer ontwikkeling, die kennis en
vaardigheid bij te brengen, welke noodig is,
opdat zij in de maatschappij hare taak naar
behooren kan vervullen.
Het aanvullend onderwijs zal in cursussen
worden gegeven. Cursussen voor aanvullend
onderwijs worden onderscheiden in openbare
en bijzondere. De cursussen welke door een
gemeente worden in stand gehouden, zijn
openbare; die, welke door vereenigingen
worden in stand gehouden, zijn bijzondere.
De gemeente, die een of meer openbare
cursussen in stand houdt, is verplicht des
gevraagd aan de besturen der bijzondere
cursussen in de gemeente uit te keeren een
bedrag, per leerlinguur, gelijkstaande met
de ten laste der gemeente blijvende netto-
kosten per leerlinguur van het onderwijs in
overeenkomstige vakken aan den openbaren
cursus of de openbare cursussen.
Door naast „openbaren cursus" ook het
meervoud op te nemen is tevens duidelijk,
dat, indien de gemeente bijvoorbeeld twee
cursussen in stand houdt, waaraan hij beide
hetzelfde overeenkomstig vak als aan een
bijzonderen cursus wordt gegeven, de gemeen
te niet zal kunnen volstaan met het uitkee-
ren van een bedrag per leerlinguur, gelijk
staande met de netto-kosten per leerlinguur
van den goedkoopsten cursus, maar dat zij
het gemiddelde zal moeten uitkeeren.
Bij gebreke van overeenkomstige vakken
stellen Burgemeester en Wethouders een be
drag per leerlinguur naar billijkheid vast.
Ten slotte zij nog vermeld, dat ter tege
moetkoming in de kosten der cursussen een
Als U in de stad komt, loopt
U dan eens aan bij Bender. U wordt
er te woord gestaan door personeel dat
niet alleen vakkennis, maar ook muziek-
kennis heeft en dat vriendelijk blijft,
ook al kunt U geen beslissing nemen.
BEURSPASSAGE AMSTERDAM
Rotterdam - Arnhem - Breda - Leiden
lesgeld zal geheven worden met inachtne
ming van de geldelijke draagkracht der les-
geldplichtigen.
De regeling van de heffing en invordering
van het lesgeld voor de openbare cursussen
moet door den gemeenteraad worden vastge
steld.
Vraag: Ik woon te Noordwijkerhout. Ik
ben aangeslagen voor f 2377.Er wordt
niets afgetrokken, zooals b.v. mest, riet, rij-
loon, kalk, manden, zakken, stallinghuur,
boonenzaad. Moet ix daar allemaal belasting
voor betalen?
Ik had nog f 800.— schuld, die heb ik be
taald. Wordt dat van de hoofdsom nog af
getrokken?
Hoeveel belasting moet ik betalen, nu ik
aangeslagen ben voor f 2377.Voor rijks-,
gemeente-, verdedigingsbelasting en levens
onderhoud wordt f 500.afgetrokken. Ik
ben gehuwd en heb geen kinderen.
Antwoord: U moet worden aangeslagen
naar het zuiver inkomen. De door U te ma
ken onkosten om Uw inkomen te verwerven
kunnen dus worden, afgetrokken Indien U
meent dat U te hoog bent aangeslagen, kunt
U reclameeren. Wij geven U in overweging
daar tijdig werk van te maken. Een onder
houd met den Inspecteur der Belastingen
kan nooit kwaad. Aan Rijks- en Verdedi
gingsbelasting moet U betalen f 44.77. De
belastingverordening van Noordwijkerhout
is ons niet bekend, zoodat wij U op het laat-,
ste gedeelte van Uw vraag niet kunnen ant.
woorden.
Vraag; Wij zijn aan het Kruisjassen. Bij
dit spel mag men troefboer verzaken, en
niet ondertroeven. Nu heb ik voo- 2 laatste
kaarten in handen troef boer en troef tien.
De slag, welke op tafel ligt en waar ik nog
bijgooien moet, is door mijn tegenpartij
afgesneden met troef heer. Mag ik nu in
dit geval wel ondertroeven om troef boer
te bewaren voor den laatsten slag"
Antwoord: Ja, troef broer mag steeds ver
zaakt worden, zoodat U in dit geval onder
troeven mag.
Vraag van C. S. te H
Antwoord: Wij raden U aan ontheffing te
vragen voor het tijdvak vanaf dat U uit
Arnhem vertrokken bent. Wendt U daarvoor
tot den ontvanger der belastingen te Am-
hem. U komt naar onze meening voor ont
heffing in aanmerking. Het verschil tus
schen de aanslagen van 1928 en 1929 klopt
wel met de werkelijkheid. U bent voor f 200
hooger in dit laatste jaar aangeslagen en
dat scheelt bij aanslagen van f 1300.di
rect heel veel.
Vraag; I. Ik verwoon f 5 per week en woon
in de gemeente Bovenkarspel. Ik ben in de
Personeele belasting aangeslagen voor huur
waarde f 15.50. Is dit juist?
II. Zouden de oude Marsen ooit nog
waarde krijgen? Dito de Russische Roebels?
Antwoord; I. Ja, voor Bovenkarspel is die
aanslag juist; II. Alles is mogelijk, maar wij
denken niet, dat zt spoedig meer waard
zullen worden dan op het oogenblik. Thans
zijn ze vrijwel waardeloos.
Vraag; I. Hoe krijg ik witte vilten kindei-
hoedjes schoon?
II. Is serie 5749 No. 07 en serie 16265 No.
19 der Stad Antwerpen van 1887 uitgeloot?
Antwoord: I. Met zeer oud brood goed af
wrijven of met schuurpapier No. 0.0.II. Niet
uitgeloot.
Vraag: Is lot nr. 49 serie 2100 van Paleis
voor Volksvlijt al uitgeloot? Zoo ja, waar
moet ik mij dan vervoegen?
Antwoord: Nog niet uitgeloot.
Vraag: Is lot serie 1351 No. 78 van den
Rotterdamschen Schouwburg al uitgeloot.
Antwoord: Noe niet uitgeloot.
Vraag; I. Heeft een patroon het recht: ie
te ontslaan, wanneer je ziek bent? 2e. Zoo
ja, is hij dan nog verplicht ziekengeld te
betalen? Ik ben als winkelbediende werk
zaam!
j Antwoord: I. De patroon heeft 't recht ten
alle tüde iemand te ontslaan, mits hij den
wettelijken opzegtermijn m acht neemt. Ver
schillende vakvereeniglngen hebben collec
tieve arbeidscontracten gesloten, waar deze
kwestie nader geregeld is, 11. Bij ziekte
gaat het loon gedurende een korten tijd
door, b.v. acne of veertien dagen
Vraag: Ik woon in de gemeente Amster
dam (Oud-Sloten) en nes voor het belas
tingjaar 1929—1920 opgegeven aan inkomen
f 25.per week en f 5.ouderdomsrente.
Nu ben ik aangeslagen voor een bedrag van
f 1900.Is mijn aanslag dit jaar juist?
Antwoord: Als Uw opgaven juist zijn, dan
bent U te hoog aangeslagen en kunt U re
clameeren tegen Uw aanslag. Zie den ach
terkant van Uw aanslagbiljet.
Vraag: Hoe rjoet men nieuwe bruine
schoenen (goede kwaliteit) behandelen, die
door een geweldige regenbui doornat zijn
geworden en nu donkere vlekken vertoonen?
Antwoord: Die vlekken kunnen met lauw
boorwater verwijderd worden.
Vraag: Is onderstaande aanslag juist?
Hoofdsom f 1700.(zuiver inkomen). Ik ben
ongehuwd, forens voor gemeente Amsterdam.
In Amsterdam is mijn aftrek levensonder
houd f 700.—.
Antwoord: Uw vraag is blijkbaar niet vol
ledig. Wil haar herhalen s.v.p.
Vraag betreffende de plichten var. een toe
ziend voogd.
Antwoord: Wij raden U aan inlichtingen
te vragen bij den betrokken notaris en, als
i dit noodig mocht blijken, U te wenden tot
den Kantonrechter.
Vraag: Mijn zuiver inkomen bedraagt
f 2211.per jaar, aftrek één kind. Ik woon
in de gemeente Haarlem. Hoewel belasting
moet ik betalen over belastingjaar 1929'30?
Antwoord: f 82.22.
Vraag: Ik woon en werk in de gemeente
Haarlemmermeer en heb 2 kinderen boven de
14 jaar. Nu ben ik aangeslagen naar een
belastbaar Inkomen van f 950— en ik heb
verdiend van Mei tot en met 15 November
f 26.per week. Hoeveel belasting moet ik
nu betalen?
Antwoord: Uit de door u verstrekte gege
vens kunnen wij onvoldoende uw zuiver in
komen berekenen. Wij weten b.v. niet wat
u in de overige maanden van het jaar aan
inkomen genoten hebt. Wij kunnen u dus ook
niet mededeelen hoeveel belasting u moet
betalen.
Vraag: I. Een broer van mij heeft mijn
Vader in huis, en nu verlangt hij zooveel
geld per week van ons, dat ik er niet mee
accoord kan gaan. Hoeveel geld eischt de
wet voor kost, kleeding en inwoning? Mijn
Vader heeft ouderdomsrente. Hij woont in
Amsterdam bij mijn broer?
II. Wij zijn met ons vijven. Moeten wij
allen evenveel betalen of ieder per inkomen?
III. Als de wet het moet uitmaken, voor
wie zijn dan de onkosten?
Antwoord: De kinderen zijn verplicht zoo
noodig in het onderhoud van de ouders te
voorzien. Zoo noodig bepaalt de rechter het
bedrag, rekening houdend met de behoeften
der ouders en den welstand der kinderen.
Het is dus best mogelijk, dat het eene kind
meer zal moeten betalen dan het andere.
Indien uw broer moeilijkheden heeft met
het vaststellen van de door iedereen te ge
ven vergoeding, dan doet hij he., best zich
te wenden tot den Armenraad, die derge
lijke karweitjes aardig weet op te knappen.
Vraag: Ik ben 29 Nov. jJ. in de gemeente
Haarlem gevestigd. Voorheen heb ik 15 jaar
in Leiden gewoond. Nu kreeg ik van de ge
meente Leiden een aanslagbiljet der rijks
inkomstenbelasting, welke loopt van 1 Mei
1929 tot 30 April 1930.
I. Moet ik nu voor Leiden de maanden
Dec. tot April betalen, welke nog komen
moeten?
II. Rekent Haarlem mij nu later deze
maanden weer eens niet aan?
III. Mijn loon is f 44per week. Na af
trek van f 170.voor kinderaftrek en f700
levensonderhoud moet ik betalen f 122.16, is
dat juist?
IV. Het vorige jaar verdiende ik hetzelf
de salaris, maar werd de aftrek voor le
vensonderhoud vastgesteld op f 800.en was
mijn aanslag f 109.54. Vanwaar dit ver
schil?
V. In Leiden was ik lid van een zieken
fonds en ziekenhuisverpleging, we..ke geheel
afzonderlijk staan. De vereeniging voor Zie
kenhuisverpleging is in verschillende plaat
sen federatief werkzaam Bestaat zoo'n ver
eeniging in Haarlem ook? Ook Ziekenfonds
voor Roomsch Katholieken?
Antwoord: I. Ja. II. Neen, en anders moet
u reclameeren. III Ja. de aanslag is juist.
IV. Zonder nadere bijzonderheden te ken
nen, kunnen wij u geen antwoord op deze
vraag geven. V. Op ons bureau kunt u adres
sen vernemen.
Vraag: I. Ik woon te Noordwijkerhout, ik
ben aangeslagen voor f 2377.—. Er wordt
niets afgetrokken, zooals b.v. mest riet, rij-
loon, kalk, manden, zakken, stallinghuur,
boonenzaad enz. Moet ik daar allemaal be
lasting voor betalen?
II. Ik had nog f800.schuld, die heb ik
betaald. Wordt dat van de hoofdsom nog
afgetrokken?
III. Hoeveel belasting moet ik betalen, nu
ik aangeslagen ber voor f 2377.voor
rijks-, gemeente-, verdedigingsbelasting
noodzakelijk levensonderhoud wordt f 500.
afgetrokken. Ik ben gehuwd en heb geen
kinderen.
Antwoord: I. U moet worden aangeslagen
naar het zuiver inkomen. De door u te ma
ken onkosten om uw inkomen te verwerven
kunnen dus worder afgetrokken. Indien u
meent, dat u te hoog bent aangeslagen, kunt
u reclameeren. Wij geven u in overweging,
daar tijdig werk van te maken. Een onder
houd met den Inspecteur der Belastingen
kan nooit kwaad. Aan Rijks- en Verdedi
gingsbelasting moet u betalen f 44.77. De
belastingverordening van Noordwijkerhout is
ons niet bekend, zoodat wij u op het laatste
gedeelte van uw vraag niet kunnen ant
woorden.
Door het <-R. K. Kerkbestuur der paro
chie van den H. Joseph te Noordwijkerhout
wordt een 3 pet. geldleening uitgegeven,
groot 50.000, in stukken van 1000 en
500.
De koers van uitgifte bedraagt 100 pet.
De gelden dezer leening worden aarïge-
werd voor den bouw eener naai- en bewaar
school.
„Welterusten, George, en wacht me hier morgenavond om
zeven uur."
„Goed, schatje maar hoe laat zul jij hier zijn?"
Voor den inhoud van deze rnbriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
Lomé, Togo (Oostkust-Afrika).
AAN DRE VAN ULVENHOUT
Vriend Dré
Al een paar dagen heb ik loopen prakkizeeren,
Om je weer met een brief te vereeren.
Want van je wekelijksch geschrijf in de krant,
Zijn we, als lezer, nog steeds vaste klant.
En daarom wil ik je, dat zal me toch niemand
beletten,
Evenals 't vorig jaar, weer eens in het zonne
tje zetten.
Om dat te vinden steek ik eerst mijn pijp
in den brand,
Dan doen de schoone woorden zich vanzelf
voor de hand.
Dan behoef ik niet te zoeken
In prijscourant of in boeken,
Dan schrijf ik in een half uur net zooveel
regels, weet je,
Alsop mijn hoofd, en dat zijn er geen
klein beetje.
Maar om vandaag nu eens ernstig te wezen,
Ik heb je brieven steeds met veel respect
gelezen.
Ik maak je dan ook mijn compliment,
Onverschillig wie je ook bent,
Hetzij je mirakel dik bent of mager,
Een trouwe vereerder van Pils of van Lager,
Hetzij notaris of emmertjesleeger,
Burgemeester of schoorsteenveger,
Bietenrooier, koeienknipper of maréchaussée,
Wij kennen je niet anders dan Brabantschen
Dré.
Want al schrijf je ook brieven met je photo er
boven,
Zoo zijn wij toch niet verplicht om te geloo-
ven,
Dat dit het beeld is van je fiselefatie;
Zooja, nou Dré, dan breng ik je een ovatie.
Want dan bemerk ik, misschien wel tot je
grooten schnk,
Dat je al niet veel knapper bent dan ik.
Maar daar gaat het niet om, het doel is maar
hier,
Om je te bedanken voor het reuzenplezier,
Dat je ons verschaft door je wekelijksch
geschrijf;
Ik heb van het lachen soms pijn in mijn lijf.
Want zoover van ons land en van allen ver
laten,
Mogen we er graag over lezen en praten;
Dat genoegen nu verschaft ons de Haarlem-
sche Krant,
Met z'n Brieven van Dré aan den onderkant;
Want als je dan 's avonds van Holland zoo
leest,
Dan maak je dat alles zoo mee in den geest.
En wanneer je vertelt van 't gedoe op den
akker.
Dan roept dat bij mij weer herinneringen
wakker,
Want als ik dan op mij verleden terugkijk,
En Dré van Ulvenhou: erbij vergelijk,
Dan kan het niet anders of hij was net als ik.
Had graag alle halt uren een koppiestik,
Schrikte niet terug voor een paar kilo worst,
En had 's Zondagsavonds veel last van dorst.
Ofwel, hij liet z'n kornuiten in den steek,
En ging naar z'n Trui op de koffie met keek.
Dré, het is genoeg, amico, ik schei er af,
Want ik ben van het rijmen warempel bekaf.
Alleen moeten tot besluit
Deze woorden er nog uit:
Ik wensch je veel zegen voor 't komende
jaar,
Dan is het voornaamste alvast voor mekaar.
Vervolgens veel geluk, hetzij met z'n tweetjes,
Ofwel in gezelschap van een heele hoop
Dréetjes.
Dat je nog jaren met veel voordeel de groen
ten mag venten,
Dat geeft aan je Trui een pikkeboezel vol
centen.
Maar verkoop niet op het systeem van afbe
taling,
Want dan worden jullie beiden zoo dun als
een paling.
Dat je altijd de lollige Dré mag blijven,
En nog vele jaren je briefje mag schrijven,
Niet zoozeer om de eer van de menschen,
potdorie,
Dan wel tot Gods Meerdere Eer en Glorie.
JE VRIEND VAN HET
WARME ZUIDEN.
Ulvenhout, 8 Dec.
Menier,
Ollee, ollee-ollee,
nouw zit ik me daar
mee twee briefkes
veur me. Eentje van
'n wefke en eentje
van 'nen manskea-
rel. Zemmen me
allebei geschreven,
zoomaar openlij k in
de kraant en d'een
pik in m'nen kam netuurlijk 't wefke,
Betsy B.v. B. uit Heemstede en d'n
aandere, 'nen zekere Masculinus uit Berda,
(hoe komt dieë kérel aan zo'nen schoonen
naam ee zekers d'n eerste van z'n moeder
gewiest da ga-d-altij zoo D'n eerste hiet
dan Masculinus en d'n zeuvende hiet Piet),
maar d'n Mas dan, die neem 't veur me-n-op!
Over die twee briefkes amico, gaai ik 't
mijne nouw 's zeggen, 'k Wil de locht weer
schoon emmen, en 't mot Betje dus nie al
te erg verwonderen, da'k daar 'nen gèèven
ragebol veur gebruik Want da's verstaampt,
de wefkes schijnen te denken as ze d'n
Dré 's 'n briefke op z'n dak sturen, da ze
dan maar kunnen potlooien wa ze willen,
ok al hang *t as droog zaand aanmekare.
Want, Betje, da doe-g-et horre 't Spet me
da 'k 't oew zeggen mot, maar veul hedde
nooit begrepen van m'n schrijfsel. En da's
oew eigen schuld. Guillie wefkes denkt altij
maar dalijk, zoogaauw as ik nie schrijf da
guillie engeltjes zijt van volmoktheid, da
ge zoo schoon zijt as 'nen veurjaarsdag
of 't verdullemenoggetoe altij veurjaar blijven
kan of as ik wa zeg van juillie kleerkes,
die toch wezelijk van alle kaanten wa-d-erg
krap zijn, of da 'k 's uitvaar teugen Trui
(en ge moes 's weten hoe Trui dikkels mijn
m'n vet giften nog zooveul meer, affijn,
da snapte allemaal wel, want ge schijn m n
briefkes nogal bij te houwen ollee, as
'k dan nie altij m'n loftrompetter over jullie
uitblaas, dan hee Dré zoo maar dalijk in
din appel gebeten
En zeg, wie houwt de mannekes altijd'n
appel veur d'ren moei
Js 't dan zoo gek as ie 'r nie 's 'nen keer
steuvig z'n taanden inzet Wij zijn ok nie
van geperst pampier gemokt. Wij emmen
ok 'u moeder g'ad!
En nouw veur ééns en veur altij 'k eb
veuls te veul mee de wefkes op, dan da'k
ze nie nouw en dan 's gepeperd-en-gezouten
de waarheid zeggen zouw.
Keb vlejen week wel geschreven g'ad,
da ze in de Tweede Kamer 'nen boom emmen
opgezet over d'n boer en z'n bedrijf en
keb er bijgezeed da-d-et dan nog al erg mor
zijn gesteld mee d'n boer as ze 'r in de
Kamer over gaan leggen te zeeveren, maat
keb toen gezwegen van 'n aander protje
da ze daar verkocht emmen en da-d-eb ik
omspres gedaan, 'k Docht zoo keb daar al
genogt 't mijne van gezeed as ze nouw in
de Kamer d'r aan gaan tijen, dan is 't begin
gemokt en kan ik verders m'nen boerenkop
wel toe-houwen
Maar nouw trekte me de woorden mee
geweld uit m'nen mond, Bet, en nouw
zulde 'r ok van lussen.
Ge wit netuurlijk al laank waar 'k naar
toegaai en 't is gin achterlijkheid en gin
bekrompen kleinzieligheid meer om 't woord
te noemen de onzedelijkheid. Kek 's Betje
ik kan 't zonneke in 't water zien schijnen.
En de maan en de sterrekes, kortom heel
't hemelhuishouwen d'rbij. Keb m'nen tijd
g'ad en keb 'm nie ongemerkt veurbij laten
gaan. Maar vandaag aan d'n dag is 't te gek.
Rechts en Links, tot de Linksche wefkes
toe in de Kamer, emmen 'r over geklaagd,
da-d-et de spuigaten uit is gaan loopen en
en nouw koom 't Betje en witte wie 'k
de schuld geef van da gesallemaander
De wefkes
De mannekes zijn op da punt nog net
eender as vruuger. Die zijn gin horke beter.
Die nemen wa ze krijgen kunnen. D'n dieë
die zeet dat da nie waar is, da's 'nen fari-
zeejer. Zegt 'm da maar mee de komple-
menten van d'n Dré erbij. En as de wèreld
dan achteruitgetippeld is mee de daanswoede
en de mode, dan kunnen de mannen da nie
helpen, Betje As 't aan de mannen olleen
gelegen had, ollee, dan was 't nooit veul
beter gewiest, waant nogeens, die pakken
wa ze krijgen kunnen. Die.... hm!....
die emmen altij „gère gedaanst", za'k maar
zeggen, aser tenminste wefkes waren,
die meedeejenWaant mannekes onder
mekaar, die daansen nie. Die schraansen
dan liever en tappen 'n mopke. En wat de
mode aanbelangt nouw ge zul-d-ons toch
nie op onzen bottram willen smeren, as
da wij mee 'n rokske emmen geloopen
da van achteren begon boven ons heupen etc.
En witte wa-d-of-t-er nouw gebeurt, Betje?
De man, die gère mee zo'n aan (?)-gekleed
wefke daanst, dieënzelfste kérel ver
staampt et om mee zo'n stukske-daansend-
speulegoed de trappen van 't stadhuis op
te kraffelen.
Engift 'm 's ongelijk?
As 'nen man al is ie nog zo'nen beest
gewiest aan trouwen gaat denken, dan
denkt ie aan 'n wefke da-d-op z'n moeder
trekt en nie aan een da-d-op 'n engeltje
lijkt. (Ge wit wel, zoo eentje da teugen de
piefons is aangeschilderd mee niks aanders
aan as twee vleugeltjes) waant zo'nen kérel
wit donders goed, da z'n huishouwen gin
daanstent worren mot
Wa's noUw 't gevolg, Bet?
D'r wor nie genogt meer getrouwd. De
kearels vertrouwen 't zaakje nie en de wefkes
schieten d'r over. En dan gaan ze mannen
werk doen
Ze gaan rooken, borrels-drinken, vloeken,
pliesieagent-speulen, sjaffeur, avvekaat,
affijn ge wit da zoowel. Ze trekken „de broek"
aan (maar.... te laat!)
En vlieg nouw nie op om oewen penhouwer
te pakken en mijn te gaan schrijven „Zijn
dan alle studeerende en gestudeerde meskes
en wefkes net zoo slecht as de mannen
(Ik durf m'n eigen soort 't beste uit te schel
len, want wij kunnen teugen 'n douwke
Wij zijn nie zoo teer van konfleksie, ziede).
Neeë Bet, dan ben-d-'r wéér neffen Zoete-
kesaan is 't doen van mannenwerk deur de
wefkes ok deur de gèève wefkes
'n gewoon gevolg geworren van de oorzaken
die 'k ierboven aangewezen eb g'ad.
Da's net as mee 't spulleke van 'n lange
rij gevouwen kaarten, da me-n-as kinders
zoo gère spulden. As ge b.v. klaveren-
wefke veurop zet („Lonneur èétoo dam",
zee d'n Engelschman, geleuf ik) en ge gif
ze dan 'n douwke (de oorzaak), dan kiepert
't heele stelletje mee z'n beenen in de locht
('t gevolg) En zoo is 't ok mee wa'k ier
boven zee veur da gij naar oewen penhouwer
wou pakken, die 'k net veur oew neus weg
haalde En datte, en nie aanders, da
noemen guillie (of praten 't goed mee) een-
mansiepazie
En witte wa-d-eenmanspinazie is Wa
Trui doetGij schrijf nouw wel aan Trui
„Gij moet het hem (ikke) eens flink zeggen
dat hij (weer ikke) ook op de hoogte moet
blijven van in den hedendaagschen tijd de
vrouw te beschouwen als iemand die geen
stem in 't kapittel had zeg hem (d'n Dré
weer) verder dat haar hulp en raad en steun
onontbeerlijk zijn geworden voor het lenigen
van maatschappelijke en sociale nooden dan)
eerste de rokskes omlaag, Betje, aanders
geleuft ie 'r gin bal van dat haar woord nu
luid weerklinkt (kom maar afbij het op
lossen van,allerlei vraagstukken, daar stelt
gij toch ook wel een beetje belang in, niet
waar Truike" (komplementen van Trui en
da ze al genogt aan d'ren kop heet) want
geloof mij, hoe meer belang gij stelt in al deze
dingen, die de moeite van het overdenken
waard zijn (vast en zekers, Betvast en
zekers hoe langer gij u jong zult blijven
voelen," (jawel, maar dan mee 'nen ouwen
kop, ee
Kek 's Betje, Trui ee-g-et veuls te
druk mee d'r „stem in 't kapittel" op d'n
hof om oew ,daar allemaal op te aantwoorden,
„doede gij 't maar", ee ze gezeed, „maar
lot mijn dan 's lezen wa ge'r van gemokt
het!" en daarom doei ik 't maar," ('k
zal 't Trui veur „gezien en goedgekeurd"
mee laten onderteekenenmaar kek 's
Betje as gij altij m'n briefkes goed gelezen
had, dan zoude motte weten, da Trui ier
'n verschrikkelijke stem in 't kappittel heet
Zoo erg, dat er de vèrkens soms van op d'n
loop gaan. Ik doei op mijnen hof niks
zonder Trui, niks En hoe is da gekomen?
Omdt Trui 'n vrouw is verstade 'n
vrouw, die haart en ziel heet veur d'r huis
houwen, veur d'r kienders Waar is Trui
van uitgegaan? „We motten veruit in de
wèreld veur de kienders. We motten ons
jong geven wa me kunnen en verders ieder
't zijne. En zóó is Tfui op de meest netuur-
lijkste manier m'nen meesterknecht ge
worren m'nen kompejon om 't sjuuster
te zeggen
Maar ze hee nie op onzen eersten dag van
trouwen gezeed, mee 'n siegretje-n-in d'ren
mond en d'r beenen over mekaar geslagen
„Dré, ik ben net zoo goed, as gij, (da wies'ten
me zóó welkeb dezelfde rechten as gij,
as gij 'n potje bier gaat drinken gaai 'k
mee, as gij gaat buljèrten, gaai ik mee-
stooten, as gij in 'n vereeniging gaat gaai
ik ok in 'n vereeniging, as gij 's laat
thuiskomt, koom ik ok 's-nachts om drie
uur thuis mee 'n stuk in m'nen pellerien,
enz. enz. neeë, Trui is van d'r eigen mee
gaan ploeteren en Trui was er van over
tuigd as er bij ons kindekes kwamen da zij
ze aan de borst moes nemen en nie ikke en
da veur aandere dingen ik d'n aangewezene
wasSjuust zooas onzenlieveneer 't veur
d'n mensch bedisseld had En da-d-is d'n
zuiveren toestaand, Betje. Gin rechten gaan
nemen eerst plichten
En wa-d-is 't gevolg?
Tusschen Trui en mijn kan gin mensch
inkomen. Wij weten wa me aan mekaar
emmen, al zeggen me mekaar soms de waar
heid dat d'n hof staat te trillen. Wij kunnen
teugen 'n stotje. En toen Trui veertien dagen
gelejen ziek was, toen ern ik, ge mag et
grust weten, lillek in m'nen piepzak gezeten.
Dus as ik zeg da Trui d'r nie mooier op is
geworren, in die dartig jaren, dan motte
gij me da nie kwalek nemen, waant da-d-is
Trui d'r afdeeling en Trui is nog wel zóó
verstaandig, da ze da blikskaters goed wit.
As ik ze zeggen zou „Trui ge wor mee d'n
dag mooier," dan nam ze d'n haandveger
en rauschte mijn d'r mee over m'nen muil
en.... die kan ok niks meer missen, Betje.
Da wil ik évengoed weten, en keb da-d-ok
nooit onder tafels en stoelen gestoken al
gifde gij op da punt mijn 'nen steek onder
water
En zijn me nouw nie op 't sjuuste punt
gekomen, Betje Is 't jouw ijdelheid nie,
die oew zoo op doet komen veur de vrouw?
Is da nie oew omweggeske?
Maar daar gaai ik nie verder op deur,
dan zouw ik onhoffelijk worren en da zijn
wij op onzen hof evenmin as op 't hof van
ons Koningin, ok al zeggen wij mekaar dan
ok ongezoutener de waarheid
En ditte geef ik oew nog te overdenken.
In de geschiedenis zijn zóóveul beroemde
mannen (onder de beroerde da'k ze dikkels
as kwajongen verwenscht eb as 'k ze op
school allemaal uit m'n hoofd moes leeren.
En vrouwen De wefkes die in de geschie
denis 'nen onstarfelijken naam emmen ge
mokt, 't zijn allemaal de maitreskes, de
lievekes van Koningen en Keizers, en z'em-
men allemaal op d'ren tijd d'n staat waar ze
leefden, in opschudding gebrocht, rivveluusie
bewerkt en oorlog Koningen emmen d'ren
kop motten geven op de schavotten omda ze
soms te veul van die „beroemde" wefkes
hadden g'ouwen 't Waren de wefkes, Betje,
die ginnen man en kienders hadden of
nét dejen of ze die nie hadden. Lot da steeds
'n veurbeeld zijn veur de wefkes die lijk
kerels deur de wereld willen stappen mee
'n waandelstokske, 'n siegretje en mee kap-
lèèrzen aan
En nouw d'n Mas.
Masculinus, ge zul na deuzen brief nie
veul aantwoord meer verwachten, denk ik l
Ge zult wel beseffen da ge gelijk, dik
gelijk gekregen hét mee oew veronderstelling:
„Maor noe verder over die wèfkes, die oe
niet helemaol kunnen zetten. Noe willen
z'oe Trui mee in 't errenas jagen tegen oe.
'k Ken Trui nie, maor ge 'ebt mien wel 'n
veurstelling van d'r gegeven en die is goed
en dan wil 'k geleuven, da ze niks gesteld
zal zijn op 't meelij dat ze met d'r hebben
ze komt misschien wel in 't errenas, maor
dan naast d'r Dré en zonder errenas, met
d'r handen in d'r zij zal 't ok wel gaon 1"
Mas gè't d'n dikste, jong, zoo is 't
Olleen ee Trui ginnen tijd om te schrijven
doe ze nog wel 's op 'nen aanderen keer.
Maar da ge gezeed hét „Maor iets anders
nog en daorom nam ik eigenlijk de penne
op. Dees dag ebt ge 't in oew brief erover,
da ge Trui niet missen kunt in oe léven,
eigenlijk ginnen dag en gin uur en 't is of
ge'r nie zekers van zijt, dat oe lezers daarvan
niet overtuigd waoren. Lao'k oe dan zeggen,
ik wist al lank da ge met Trui en Trui met
oe op 'eel goeien voet stond uut.... oe
brieven in de kraantDat moest mij even
van 't arte
Mas, daar edde Trui d'r haart mee ge
stolen. En.... ik mag oew ok gère leiën,
jong Gij hét de zaak sjuust gezien zooas
ze was. Gij houw-d-ok niet van flaauwe-
kullekes, zooas wij da zeggen, maar ge vuul-
d-ok waar d'n klomp vringt.
Daarom Mas 'nen vrindelijken groet van
Truië en 'nen klap op oewen schouwer van
d'n Dré
En nouw zulde denken misschient, amico,
wa-d-is Dré laank van stof om z'n verhaal
te halen, maar hoor 's ier, ik laat as 't
om de wèfkes gaat en om Trui, d'n kèès
nie van m'n brood halen.
Dus veul groeten van oewen
toe a voe
Dré.
P.S. Menier,
Efkes 'n regeltje van mijn ok. Zemmen
't zoo druk over mijn g'ad, da'k toch efkes
m'n eiges mot laten zien Nouw, ier ben
ik dan. k' Gaai deuzen keer teugen m'n
gewoonte in, mee m'nen baas z'n schrijf
sel heelegaar akkoord. Teugen m'n ge
woonte in, waant ge mot 'nen kérel nie
te veul gelijk-geven, ziede, dan wordt ie
maar te trotsig 1 En toch ee, ik laat m'n
eigen nie opwèrmen teugen m'nen Dré deur
'n aander wefke, waant ik ben wel nie sje-
loers, maar ik houw 'm toch altijd steuvig
in de gaten 1 Veul groeten Van zij, die zich
noemt,
TRUI.