HET AANVULLEND ONDERWIJS IBIEMIDIEIR VIERDE BLAD ZATERDAG 14 DECEMBER 1929 BLADZIJDE 1 Rheumatiek dreigt op eiken leeftijd De keuze van een piano orgel of radio VRAGENBUS FINANCIËN Uitgifte geldleening INGEZONDEN Brabantsche Brieven In de laatste jaren is het vrije jeugdwerk onder alle kringen van ons volk in bloei toe genomen. Het gaat hierbij veelal om de karaktervorming van den jongen mensch, maar dit verschijnsel moet ook dienstbaar worden gemaakt aan het economisch weer standsvermogen van hen, die ook na de weder-invoering van den zevenjarigen leer plicht, in de beste jaren huns levens van volledig dagonderwijs verstoken zijn. Bij de beschouwing van de verheugende resultaten en bemoeienissen van dit vrije jeugdwerk is de Regeering daarom te rade geworden, dat daarvan ook ten bate van het onderwijs aan deze jeugdige personen profijt moest worden getrokken. Te meer was hiertoe aanleiding, omdat dit onderwijs in het afgeloopen tienjarig tijdvak in menig opzicht onder den druk van financieele en andere factoren was achteruitgegaan. Bij Kon. Besl. van 7 Maart 1927 werd een Staatscommissie benoemd aan welke werd opgedragen te onderzoeken of het ge- wenscht en mogelijk is, het aanvullend on derwijs voor de rijpere jeugd zoodanig te re gelen, dat de verschillende, thans bestaande soorten van aanvullend onderwijs (cursussen voor voortgezet lager onderwijs, nijverheids onderwijs, handelscursussen) 1 onderworpen worden aan gelijkluidende wettelijke voor schriften, onder meer ten aanzien van het Rijkssubsidie, zonder dat evenwel de uitga ven, welke thans ten behoeve van dit onder wijs worden gedaan, verhoogd worden en aan de besturen van gemeenten en vereeni- gingen, wier statuten het oprichten en in stand houden van scholen of cursussen voor aanvullend onderwijs voorschrijven, de grootst mogelijke vrijheid worde gelaten in het beheer dier scholen of cursussen. Aan deze Staatcommissie is het te dan ken, dat de Regeering een voorstel aan de Staten Generaal heeft kunnen indienen tot regeling van het aanvullend onderwijs. De Staatscommissie heeft voortreffelijk werk verricht, door een helder overzicht te geven van de geschiedenis der ontwikkeling en den huidigen stand van het vervolgon derwijs, het nijverheidsavondonderwijs, het handels-avondonderwijs en het land- en tuinbouwonderwijs. Het thans aangeboden wetsontwerp be oogt op het voetspoor der Staatscommissie het raam te vormen, waarin de onderschei dene cursussen voor de toekomst hunne grondregeling zullen vinden. Eenheid van Denk niet. dat rheumatiek pas met de jaren komt. Menschen van eiken leeftijd heb ben hun geluk zien versteven door deze kwaal. En menschen op eiken leeftijd ook hebben afdoende baat gevonden bij de kleine, dage- lijksche dosis Kruschen Salts. Kruschen Salts werkt als een reinigingsmiddel. Het zuivert het bloed van onreinheden en het lichaam van schadeujke stoffen en urinezuur, die zich in de gewrichten, spieren en weefsels vast zetten en waardoor die ondraaglijke pijnen ontstaan. Kruschen Salts spoort lever, nieren en ingewanden aan tot krachtiger werken. Het bloed gaat krachtiger stroomen. Het is daarom noodig geregeld iederen dag de kleine, dagelijksche dosis Kruschen Salts te gebrui ken, wilt gij U gezond, krachtig en stralend van energie voelen. Kruschen Salts is verkrijgbaar bij iederen apotheker of drogist a 0.90 per flacon. De groote flesch a 1.60 bevat 3 maal den in houd van den kleinen flacon. Onze Medische adviseur schreef een inte ressante verhandeling over Rheumatiek - haar oorzaken, voorkoming en behandeling. Op aanvrage zenden wij U dit boekje gratis en franco toe. Zend Uw naam en adres op een briefkaart aan Rowntree Han dels Mij. Afd. GG 10 Keizers- gr. 124, A'dam, of vul neven staande coupon in, en zend deze aan ditzelfde adres. Imp.: N.V. Rowntree Hand. Mij., Keizersgr. 124, A'dam. GG 10 COUPON Naam: Adres: Gelieve gratis en franco het boekje „Rheumatiek" aan bovenstaand adres te zenden. uitgangspunt is allereerst noodig naast de grootst mogelijke vrijheid in het beheer dier cursussen. Daarom kan voorshands met eene weinig omvattende wettelijke basis worden volstaan. Bij de thans reeds bestaande cur sussen bestaat onderling groote verscheiden heid, en wel verre van deze alle te willen dwingen in een keurlijf van eenvormigheid, acht de Regeering het van de grootste be- teekenis, dat zij zoodanig gedifferentieerd blijven, dat niet alleen acht wordt geslagen op de bijzondere behoeften van de streek, waarin zij gevestigd zullen zijn, maar even zeer op de behoeften der leerlingen; zoo zullen er, gelijk thans, cursussen zijn voor geschoolden en ongeschoolden, cursussen, waarbij van de leerkrachten middelbare, dan wel lagere bevoegdheden behooren te worden geëischt. Het valt toe te juichen, dat de financieele gelijkstelling van openbaar- en bijzonder onderwijs ook ten aanzien van het cursus onderwijs als grondslag voor de ontworpen regeling is genomen. De subsidieering zoowel uit 's Rijks als gemeentekas wordt op eenvoudigen voet en practisch geregeld, n.l. per leerling-uur. Aan de gemeente- en cursusbesturen zal groote vrijheid worden gegeven ten aanzien van de combinatie van leervakken. Van leerplicht of zelfs maar verplichting voor gemeente besturen om deze cursussen in te richten is geen sprake; dat zou thans ook niet moge lijk zijn, al ware het alleen reeds wegens de geldelijke gevolgen. Op welk bedrag per leerlinguur het Rijks subsidie moet worden bepaald, kan uiter aard eerst later onder het oog worden ge zien, daar de aard van den cursus dit bedrag mede zal bepalen. Evenmin is om diezelfde reden thans aan te geven, hoe hoog het gezamenlijk subsidie van Rijkswege aan deze cursussen zal zijn. Wel mogen we aannemen dat het binnen bescheiden grenzen zal blijven. Voorgesteld wordt, dat het totaal bedrag der aan het onderwijzend personeel uitge keerde belooning niet lager mag zijn dan het totaal bedrag, hetwelk het Rijk per cursus aan subsidie geeft. De Regeering acht dit noodig om de belangen der onderwijzers te beschermen. Zij wijst er nog op, dat de bedoeling voorzit om een scherp onderscheid te maken tusschen volledige dagscholen en deze cursussen. Za&l de invoeringswet te vens moeten behandelen den overgangstoe stand voor de bestaande scholen en de aan passing van de geldende onderwijswetten in dit opzicht aan den komenden toestand, het kwam de regeering noodzakelijk voor reeds in dit wetsontwerp naast het minimum aantal lesuren per geheelen cursus van 100, een maximum vast te stellen per week, en wel van 15, opdat het verschil met een vol ledige dagschool reeds aanstonds ook in deze wet aan den dag treedt. Onder aanvullend onderwijs wordt in het ontwerp verstaan het onderwijs, dat ten doel heeft aan de niet meer leerplichtige jeugd, die geen volledig dagonderwijs ontvangt, ter aanvulling harer ontwikkeling, die kennis en vaardigheid bij te brengen, welke noodig is, opdat zij in de maatschappij hare taak naar behooren kan vervullen. Het aanvullend onderwijs zal in cursussen worden gegeven. Cursussen voor aanvullend onderwijs worden onderscheiden in openbare en bijzondere. De cursussen welke door een gemeente worden in stand gehouden, zijn openbare; die, welke door vereenigingen worden in stand gehouden, zijn bijzondere. De gemeente, die een of meer openbare cursussen in stand houdt, is verplicht des gevraagd aan de besturen der bijzondere cursussen in de gemeente uit te keeren een bedrag, per leerlinguur, gelijkstaande met de ten laste der gemeente blijvende netto- kosten per leerlinguur van het onderwijs in overeenkomstige vakken aan den openbaren cursus of de openbare cursussen. Door naast „openbaren cursus" ook het meervoud op te nemen is tevens duidelijk, dat, indien de gemeente bijvoorbeeld twee cursussen in stand houdt, waaraan hij beide hetzelfde overeenkomstig vak als aan een bijzonderen cursus wordt gegeven, de gemeen te niet zal kunnen volstaan met het uitkee- ren van een bedrag per leerlinguur, gelijk staande met de netto-kosten per leerlinguur van den goedkoopsten cursus, maar dat zij het gemiddelde zal moeten uitkeeren. Bij gebreke van overeenkomstige vakken stellen Burgemeester en Wethouders een be drag per leerlinguur naar billijkheid vast. Ten slotte zij nog vermeld, dat ter tege moetkoming in de kosten der cursussen een Als U in de stad komt, loopt U dan eens aan bij Bender. U wordt er te woord gestaan door personeel dat niet alleen vakkennis, maar ook muziek- kennis heeft en dat vriendelijk blijft, ook al kunt U geen beslissing nemen. BEURSPASSAGE AMSTERDAM Rotterdam - Arnhem - Breda - Leiden lesgeld zal geheven worden met inachtne ming van de geldelijke draagkracht der les- geldplichtigen. De regeling van de heffing en invordering van het lesgeld voor de openbare cursussen moet door den gemeenteraad worden vastge steld. Vraag: Ik woon te Noordwijkerhout. Ik ben aangeslagen voor f 2377.Er wordt niets afgetrokken, zooals b.v. mest, riet, rij- loon, kalk, manden, zakken, stallinghuur, boonenzaad. Moet ix daar allemaal belasting voor betalen? Ik had nog f 800.— schuld, die heb ik be taald. Wordt dat van de hoofdsom nog af getrokken? Hoeveel belasting moet ik betalen, nu ik aangeslagen ben voor f 2377.Voor rijks-, gemeente-, verdedigingsbelasting en levens onderhoud wordt f 500.afgetrokken. Ik ben gehuwd en heb geen kinderen. Antwoord: U moet worden aangeslagen naar het zuiver inkomen. De door U te ma ken onkosten om Uw inkomen te verwerven kunnen dus worden, afgetrokken Indien U meent dat U te hoog bent aangeslagen, kunt U reclameeren. Wij geven U in overweging daar tijdig werk van te maken. Een onder houd met den Inspecteur der Belastingen kan nooit kwaad. Aan Rijks- en Verdedi gingsbelasting moet U betalen f 44.77. De belastingverordening van Noordwijkerhout is ons niet bekend, zoodat wij U op het laat-, ste gedeelte van Uw vraag niet kunnen ant. woorden. Vraag; Wij zijn aan het Kruisjassen. Bij dit spel mag men troefboer verzaken, en niet ondertroeven. Nu heb ik voo- 2 laatste kaarten in handen troef boer en troef tien. De slag, welke op tafel ligt en waar ik nog bijgooien moet, is door mijn tegenpartij afgesneden met troef heer. Mag ik nu in dit geval wel ondertroeven om troef boer te bewaren voor den laatsten slag" Antwoord: Ja, troef broer mag steeds ver zaakt worden, zoodat U in dit geval onder troeven mag. Vraag van C. S. te H Antwoord: Wij raden U aan ontheffing te vragen voor het tijdvak vanaf dat U uit Arnhem vertrokken bent. Wendt U daarvoor tot den ontvanger der belastingen te Am- hem. U komt naar onze meening voor ont heffing in aanmerking. Het verschil tus schen de aanslagen van 1928 en 1929 klopt wel met de werkelijkheid. U bent voor f 200 hooger in dit laatste jaar aangeslagen en dat scheelt bij aanslagen van f 1300.di rect heel veel. Vraag; I. Ik verwoon f 5 per week en woon in de gemeente Bovenkarspel. Ik ben in de Personeele belasting aangeslagen voor huur waarde f 15.50. Is dit juist? II. Zouden de oude Marsen ooit nog waarde krijgen? Dito de Russische Roebels? Antwoord; I. Ja, voor Bovenkarspel is die aanslag juist; II. Alles is mogelijk, maar wij denken niet, dat zt spoedig meer waard zullen worden dan op het oogenblik. Thans zijn ze vrijwel waardeloos. Vraag; I. Hoe krijg ik witte vilten kindei- hoedjes schoon? II. Is serie 5749 No. 07 en serie 16265 No. 19 der Stad Antwerpen van 1887 uitgeloot? Antwoord: I. Met zeer oud brood goed af wrijven of met schuurpapier No. 0.0.II. Niet uitgeloot. Vraag: Is lot nr. 49 serie 2100 van Paleis voor Volksvlijt al uitgeloot? Zoo ja, waar moet ik mij dan vervoegen? Antwoord: Nog niet uitgeloot. Vraag: Is lot serie 1351 No. 78 van den Rotterdamschen Schouwburg al uitgeloot. Antwoord: Noe niet uitgeloot. Vraag; I. Heeft een patroon het recht: ie te ontslaan, wanneer je ziek bent? 2e. Zoo ja, is hij dan nog verplicht ziekengeld te betalen? Ik ben als winkelbediende werk zaam! j Antwoord: I. De patroon heeft 't recht ten alle tüde iemand te ontslaan, mits hij den wettelijken opzegtermijn m acht neemt. Ver schillende vakvereeniglngen hebben collec tieve arbeidscontracten gesloten, waar deze kwestie nader geregeld is, 11. Bij ziekte gaat het loon gedurende een korten tijd door, b.v. acne of veertien dagen Vraag: Ik woon in de gemeente Amster dam (Oud-Sloten) en nes voor het belas tingjaar 1929—1920 opgegeven aan inkomen f 25.per week en f 5.ouderdomsrente. Nu ben ik aangeslagen voor een bedrag van f 1900.Is mijn aanslag dit jaar juist? Antwoord: Als Uw opgaven juist zijn, dan bent U te hoog aangeslagen en kunt U re clameeren tegen Uw aanslag. Zie den ach terkant van Uw aanslagbiljet. Vraag: Hoe rjoet men nieuwe bruine schoenen (goede kwaliteit) behandelen, die door een geweldige regenbui doornat zijn geworden en nu donkere vlekken vertoonen? Antwoord: Die vlekken kunnen met lauw boorwater verwijderd worden. Vraag: Is onderstaande aanslag juist? Hoofdsom f 1700.(zuiver inkomen). Ik ben ongehuwd, forens voor gemeente Amsterdam. In Amsterdam is mijn aftrek levensonder houd f 700.—. Antwoord: Uw vraag is blijkbaar niet vol ledig. Wil haar herhalen s.v.p. Vraag betreffende de plichten var. een toe ziend voogd. Antwoord: Wij raden U aan inlichtingen te vragen bij den betrokken notaris en, als i dit noodig mocht blijken, U te wenden tot den Kantonrechter. Vraag: Mijn zuiver inkomen bedraagt f 2211.per jaar, aftrek één kind. Ik woon in de gemeente Haarlem. Hoewel belasting moet ik betalen over belastingjaar 1929'30? Antwoord: f 82.22. Vraag: Ik woon en werk in de gemeente Haarlemmermeer en heb 2 kinderen boven de 14 jaar. Nu ben ik aangeslagen naar een belastbaar Inkomen van f 950— en ik heb verdiend van Mei tot en met 15 November f 26.per week. Hoeveel belasting moet ik nu betalen? Antwoord: Uit de door u verstrekte gege vens kunnen wij onvoldoende uw zuiver in komen berekenen. Wij weten b.v. niet wat u in de overige maanden van het jaar aan inkomen genoten hebt. Wij kunnen u dus ook niet mededeelen hoeveel belasting u moet betalen. Vraag: I. Een broer van mij heeft mijn Vader in huis, en nu verlangt hij zooveel geld per week van ons, dat ik er niet mee accoord kan gaan. Hoeveel geld eischt de wet voor kost, kleeding en inwoning? Mijn Vader heeft ouderdomsrente. Hij woont in Amsterdam bij mijn broer? II. Wij zijn met ons vijven. Moeten wij allen evenveel betalen of ieder per inkomen? III. Als de wet het moet uitmaken, voor wie zijn dan de onkosten? Antwoord: De kinderen zijn verplicht zoo noodig in het onderhoud van de ouders te voorzien. Zoo noodig bepaalt de rechter het bedrag, rekening houdend met de behoeften der ouders en den welstand der kinderen. Het is dus best mogelijk, dat het eene kind meer zal moeten betalen dan het andere. Indien uw broer moeilijkheden heeft met het vaststellen van de door iedereen te ge ven vergoeding, dan doet hij he., best zich te wenden tot den Armenraad, die derge lijke karweitjes aardig weet op te knappen. Vraag: Ik ben 29 Nov. jJ. in de gemeente Haarlem gevestigd. Voorheen heb ik 15 jaar in Leiden gewoond. Nu kreeg ik van de ge meente Leiden een aanslagbiljet der rijks inkomstenbelasting, welke loopt van 1 Mei 1929 tot 30 April 1930. I. Moet ik nu voor Leiden de maanden Dec. tot April betalen, welke nog komen moeten? II. Rekent Haarlem mij nu later deze maanden weer eens niet aan? III. Mijn loon is f 44per week. Na af trek van f 170.voor kinderaftrek en f700 levensonderhoud moet ik betalen f 122.16, is dat juist? IV. Het vorige jaar verdiende ik hetzelf de salaris, maar werd de aftrek voor le vensonderhoud vastgesteld op f 800.en was mijn aanslag f 109.54. Vanwaar dit ver schil? V. In Leiden was ik lid van een zieken fonds en ziekenhuisverpleging, we..ke geheel afzonderlijk staan. De vereeniging voor Zie kenhuisverpleging is in verschillende plaat sen federatief werkzaam Bestaat zoo'n ver eeniging in Haarlem ook? Ook Ziekenfonds voor Roomsch Katholieken? Antwoord: I. Ja. II. Neen, en anders moet u reclameeren. III Ja. de aanslag is juist. IV. Zonder nadere bijzonderheden te ken nen, kunnen wij u geen antwoord op deze vraag geven. V. Op ons bureau kunt u adres sen vernemen. Vraag: I. Ik woon te Noordwijkerhout, ik ben aangeslagen voor f 2377.—. Er wordt niets afgetrokken, zooals b.v. mest riet, rij- loon, kalk, manden, zakken, stallinghuur, boonenzaad enz. Moet ik daar allemaal be lasting voor betalen? II. Ik had nog f800.schuld, die heb ik betaald. Wordt dat van de hoofdsom nog afgetrokken? III. Hoeveel belasting moet ik betalen, nu ik aangeslagen ber voor f 2377.voor rijks-, gemeente-, verdedigingsbelasting noodzakelijk levensonderhoud wordt f 500. afgetrokken. Ik ben gehuwd en heb geen kinderen. Antwoord: I. U moet worden aangeslagen naar het zuiver inkomen. De door u te ma ken onkosten om uw inkomen te verwerven kunnen dus worder afgetrokken. Indien u meent, dat u te hoog bent aangeslagen, kunt u reclameeren. Wij geven u in overweging, daar tijdig werk van te maken. Een onder houd met den Inspecteur der Belastingen kan nooit kwaad. Aan Rijks- en Verdedi gingsbelasting moet u betalen f 44.77. De belastingverordening van Noordwijkerhout is ons niet bekend, zoodat wij u op het laatste gedeelte van uw vraag niet kunnen ant woorden. Door het <-R. K. Kerkbestuur der paro chie van den H. Joseph te Noordwijkerhout wordt een 3 pet. geldleening uitgegeven, groot 50.000, in stukken van 1000 en 500. De koers van uitgifte bedraagt 100 pet. De gelden dezer leening worden aarïge- werd voor den bouw eener naai- en bewaar school. „Welterusten, George, en wacht me hier morgenavond om zeven uur." „Goed, schatje maar hoe laat zul jij hier zijn?" Voor den inhoud van deze rnbriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. Lomé, Togo (Oostkust-Afrika). AAN DRE VAN ULVENHOUT Vriend Dré Al een paar dagen heb ik loopen prakkizeeren, Om je weer met een brief te vereeren. Want van je wekelijksch geschrijf in de krant, Zijn we, als lezer, nog steeds vaste klant. En daarom wil ik je, dat zal me toch niemand beletten, Evenals 't vorig jaar, weer eens in het zonne tje zetten. Om dat te vinden steek ik eerst mijn pijp in den brand, Dan doen de schoone woorden zich vanzelf voor de hand. Dan behoef ik niet te zoeken In prijscourant of in boeken, Dan schrijf ik in een half uur net zooveel regels, weet je, Alsop mijn hoofd, en dat zijn er geen klein beetje. Maar om vandaag nu eens ernstig te wezen, Ik heb je brieven steeds met veel respect gelezen. Ik maak je dan ook mijn compliment, Onverschillig wie je ook bent, Hetzij je mirakel dik bent of mager, Een trouwe vereerder van Pils of van Lager, Hetzij notaris of emmertjesleeger, Burgemeester of schoorsteenveger, Bietenrooier, koeienknipper of maréchaussée, Wij kennen je niet anders dan Brabantschen Dré. Want al schrijf je ook brieven met je photo er boven, Zoo zijn wij toch niet verplicht om te geloo- ven, Dat dit het beeld is van je fiselefatie; Zooja, nou Dré, dan breng ik je een ovatie. Want dan bemerk ik, misschien wel tot je grooten schnk, Dat je al niet veel knapper bent dan ik. Maar daar gaat het niet om, het doel is maar hier, Om je te bedanken voor het reuzenplezier, Dat je ons verschaft door je wekelijksch geschrijf; Ik heb van het lachen soms pijn in mijn lijf. Want zoover van ons land en van allen ver laten, Mogen we er graag over lezen en praten; Dat genoegen nu verschaft ons de Haarlem- sche Krant, Met z'n Brieven van Dré aan den onderkant; Want als je dan 's avonds van Holland zoo leest, Dan maak je dat alles zoo mee in den geest. En wanneer je vertelt van 't gedoe op den akker. Dan roept dat bij mij weer herinneringen wakker, Want als ik dan op mij verleden terugkijk, En Dré van Ulvenhou: erbij vergelijk, Dan kan het niet anders of hij was net als ik. Had graag alle halt uren een koppiestik, Schrikte niet terug voor een paar kilo worst, En had 's Zondagsavonds veel last van dorst. Ofwel, hij liet z'n kornuiten in den steek, En ging naar z'n Trui op de koffie met keek. Dré, het is genoeg, amico, ik schei er af, Want ik ben van het rijmen warempel bekaf. Alleen moeten tot besluit Deze woorden er nog uit: Ik wensch je veel zegen voor 't komende jaar, Dan is het voornaamste alvast voor mekaar. Vervolgens veel geluk, hetzij met z'n tweetjes, Ofwel in gezelschap van een heele hoop Dréetjes. Dat je nog jaren met veel voordeel de groen ten mag venten, Dat geeft aan je Trui een pikkeboezel vol centen. Maar verkoop niet op het systeem van afbe taling, Want dan worden jullie beiden zoo dun als een paling. Dat je altijd de lollige Dré mag blijven, En nog vele jaren je briefje mag schrijven, Niet zoozeer om de eer van de menschen, potdorie, Dan wel tot Gods Meerdere Eer en Glorie. JE VRIEND VAN HET WARME ZUIDEN. Ulvenhout, 8 Dec. Menier, Ollee, ollee-ollee, nouw zit ik me daar mee twee briefkes veur me. Eentje van 'n wefke en eentje van 'nen manskea- rel. Zemmen me allebei geschreven, zoomaar openlij k in de kraant en d'een pik in m'nen kam netuurlijk 't wefke, Betsy B.v. B. uit Heemstede en d'n aandere, 'nen zekere Masculinus uit Berda, (hoe komt dieë kérel aan zo'nen schoonen naam ee zekers d'n eerste van z'n moeder gewiest da ga-d-altij zoo D'n eerste hiet dan Masculinus en d'n zeuvende hiet Piet), maar d'n Mas dan, die neem 't veur me-n-op! Over die twee briefkes amico, gaai ik 't mijne nouw 's zeggen, 'k Wil de locht weer schoon emmen, en 't mot Betje dus nie al te erg verwonderen, da'k daar 'nen gèèven ragebol veur gebruik Want da's verstaampt, de wefkes schijnen te denken as ze d'n Dré 's 'n briefke op z'n dak sturen, da ze dan maar kunnen potlooien wa ze willen, ok al hang *t as droog zaand aanmekare. Want, Betje, da doe-g-et horre 't Spet me da 'k 't oew zeggen mot, maar veul hedde nooit begrepen van m'n schrijfsel. En da's oew eigen schuld. Guillie wefkes denkt altij maar dalijk, zoogaauw as ik nie schrijf da guillie engeltjes zijt van volmoktheid, da ge zoo schoon zijt as 'nen veurjaarsdag of 't verdullemenoggetoe altij veurjaar blijven kan of as ik wa zeg van juillie kleerkes, die toch wezelijk van alle kaanten wa-d-erg krap zijn, of da 'k 's uitvaar teugen Trui (en ge moes 's weten hoe Trui dikkels mijn m'n vet giften nog zooveul meer, affijn, da snapte allemaal wel, want ge schijn m n briefkes nogal bij te houwen ollee, as 'k dan nie altij m'n loftrompetter over jullie uitblaas, dan hee Dré zoo maar dalijk in din appel gebeten En zeg, wie houwt de mannekes altijd'n appel veur d'ren moei Js 't dan zoo gek as ie 'r nie 's 'nen keer steuvig z'n taanden inzet Wij zijn ok nie van geperst pampier gemokt. Wij emmen ok 'u moeder g'ad! En nouw veur ééns en veur altij 'k eb veuls te veul mee de wefkes op, dan da'k ze nie nouw en dan 's gepeperd-en-gezouten de waarheid zeggen zouw. Keb vlejen week wel geschreven g'ad, da ze in de Tweede Kamer 'nen boom emmen opgezet over d'n boer en z'n bedrijf en keb er bijgezeed da-d-et dan nog al erg mor zijn gesteld mee d'n boer as ze 'r in de Kamer over gaan leggen te zeeveren, maat keb toen gezwegen van 'n aander protje da ze daar verkocht emmen en da-d-eb ik omspres gedaan, 'k Docht zoo keb daar al genogt 't mijne van gezeed as ze nouw in de Kamer d'r aan gaan tijen, dan is 't begin gemokt en kan ik verders m'nen boerenkop wel toe-houwen Maar nouw trekte me de woorden mee geweld uit m'nen mond, Bet, en nouw zulde 'r ok van lussen. Ge wit netuurlijk al laank waar 'k naar toegaai en 't is gin achterlijkheid en gin bekrompen kleinzieligheid meer om 't woord te noemen de onzedelijkheid. Kek 's Betje ik kan 't zonneke in 't water zien schijnen. En de maan en de sterrekes, kortom heel 't hemelhuishouwen d'rbij. Keb m'nen tijd g'ad en keb 'm nie ongemerkt veurbij laten gaan. Maar vandaag aan d'n dag is 't te gek. Rechts en Links, tot de Linksche wefkes toe in de Kamer, emmen 'r over geklaagd, da-d-et de spuigaten uit is gaan loopen en en nouw koom 't Betje en witte wie 'k de schuld geef van da gesallemaander De wefkes De mannekes zijn op da punt nog net eender as vruuger. Die zijn gin horke beter. Die nemen wa ze krijgen kunnen. D'n dieë die zeet dat da nie waar is, da's 'nen fari- zeejer. Zegt 'm da maar mee de komple- menten van d'n Dré erbij. En as de wèreld dan achteruitgetippeld is mee de daanswoede en de mode, dan kunnen de mannen da nie helpen, Betje As 't aan de mannen olleen gelegen had, ollee, dan was 't nooit veul beter gewiest, waant nogeens, die pakken wa ze krijgen kunnen. Die.... hm!.... die emmen altij „gère gedaanst", za'k maar zeggen, aser tenminste wefkes waren, die meedeejenWaant mannekes onder mekaar, die daansen nie. Die schraansen dan liever en tappen 'n mopke. En wat de mode aanbelangt nouw ge zul-d-ons toch nie op onzen bottram willen smeren, as da wij mee 'n rokske emmen geloopen da van achteren begon boven ons heupen etc. En witte wa-d-of-t-er nouw gebeurt, Betje? De man, die gère mee zo'n aan (?)-gekleed wefke daanst, dieënzelfste kérel ver staampt et om mee zo'n stukske-daansend- speulegoed de trappen van 't stadhuis op te kraffelen. Engift 'm 's ongelijk? As 'nen man al is ie nog zo'nen beest gewiest aan trouwen gaat denken, dan denkt ie aan 'n wefke da-d-op z'n moeder trekt en nie aan een da-d-op 'n engeltje lijkt. (Ge wit wel, zoo eentje da teugen de piefons is aangeschilderd mee niks aanders aan as twee vleugeltjes) waant zo'nen kérel wit donders goed, da z'n huishouwen gin daanstent worren mot Wa's noUw 't gevolg, Bet? D'r wor nie genogt meer getrouwd. De kearels vertrouwen 't zaakje nie en de wefkes schieten d'r over. En dan gaan ze mannen werk doen Ze gaan rooken, borrels-drinken, vloeken, pliesieagent-speulen, sjaffeur, avvekaat, affijn ge wit da zoowel. Ze trekken „de broek" aan (maar.... te laat!) En vlieg nouw nie op om oewen penhouwer te pakken en mijn te gaan schrijven „Zijn dan alle studeerende en gestudeerde meskes en wefkes net zoo slecht as de mannen (Ik durf m'n eigen soort 't beste uit te schel len, want wij kunnen teugen 'n douwke Wij zijn nie zoo teer van konfleksie, ziede). Neeë Bet, dan ben-d-'r wéér neffen Zoete- kesaan is 't doen van mannenwerk deur de wefkes ok deur de gèève wefkes 'n gewoon gevolg geworren van de oorzaken die 'k ierboven aangewezen eb g'ad. Da's net as mee 't spulleke van 'n lange rij gevouwen kaarten, da me-n-as kinders zoo gère spulden. As ge b.v. klaveren- wefke veurop zet („Lonneur èétoo dam", zee d'n Engelschman, geleuf ik) en ge gif ze dan 'n douwke (de oorzaak), dan kiepert 't heele stelletje mee z'n beenen in de locht ('t gevolg) En zoo is 't ok mee wa'k ier boven zee veur da gij naar oewen penhouwer wou pakken, die 'k net veur oew neus weg haalde En datte, en nie aanders, da noemen guillie (of praten 't goed mee) een- mansiepazie En witte wa-d-eenmanspinazie is Wa Trui doetGij schrijf nouw wel aan Trui „Gij moet het hem (ikke) eens flink zeggen dat hij (weer ikke) ook op de hoogte moet blijven van in den hedendaagschen tijd de vrouw te beschouwen als iemand die geen stem in 't kapittel had zeg hem (d'n Dré weer) verder dat haar hulp en raad en steun onontbeerlijk zijn geworden voor het lenigen van maatschappelijke en sociale nooden dan) eerste de rokskes omlaag, Betje, aanders geleuft ie 'r gin bal van dat haar woord nu luid weerklinkt (kom maar afbij het op lossen van,allerlei vraagstukken, daar stelt gij toch ook wel een beetje belang in, niet waar Truike" (komplementen van Trui en da ze al genogt aan d'ren kop heet) want geloof mij, hoe meer belang gij stelt in al deze dingen, die de moeite van het overdenken waard zijn (vast en zekers, Betvast en zekers hoe langer gij u jong zult blijven voelen," (jawel, maar dan mee 'nen ouwen kop, ee Kek 's Betje, Trui ee-g-et veuls te druk mee d'r „stem in 't kapittel" op d'n hof om oew ,daar allemaal op te aantwoorden, „doede gij 't maar", ee ze gezeed, „maar lot mijn dan 's lezen wa ge'r van gemokt het!" en daarom doei ik 't maar," ('k zal 't Trui veur „gezien en goedgekeurd" mee laten onderteekenenmaar kek 's Betje as gij altij m'n briefkes goed gelezen had, dan zoude motte weten, da Trui ier 'n verschrikkelijke stem in 't kappittel heet Zoo erg, dat er de vèrkens soms van op d'n loop gaan. Ik doei op mijnen hof niks zonder Trui, niks En hoe is da gekomen? Omdt Trui 'n vrouw is verstade 'n vrouw, die haart en ziel heet veur d'r huis houwen, veur d'r kienders Waar is Trui van uitgegaan? „We motten veruit in de wèreld veur de kienders. We motten ons jong geven wa me kunnen en verders ieder 't zijne. En zóó is Tfui op de meest netuur- lijkste manier m'nen meesterknecht ge worren m'nen kompejon om 't sjuuster te zeggen Maar ze hee nie op onzen eersten dag van trouwen gezeed, mee 'n siegretje-n-in d'ren mond en d'r beenen over mekaar geslagen „Dré, ik ben net zoo goed, as gij, (da wies'ten me zóó welkeb dezelfde rechten as gij, as gij 'n potje bier gaat drinken gaai 'k mee, as gij gaat buljèrten, gaai ik mee- stooten, as gij in 'n vereeniging gaat gaai ik ok in 'n vereeniging, as gij 's laat thuiskomt, koom ik ok 's-nachts om drie uur thuis mee 'n stuk in m'nen pellerien, enz. enz. neeë, Trui is van d'r eigen mee gaan ploeteren en Trui was er van over tuigd as er bij ons kindekes kwamen da zij ze aan de borst moes nemen en nie ikke en da veur aandere dingen ik d'n aangewezene wasSjuust zooas onzenlieveneer 't veur d'n mensch bedisseld had En da-d-is d'n zuiveren toestaand, Betje. Gin rechten gaan nemen eerst plichten En wa-d-is 't gevolg? Tusschen Trui en mijn kan gin mensch inkomen. Wij weten wa me aan mekaar emmen, al zeggen me mekaar soms de waar heid dat d'n hof staat te trillen. Wij kunnen teugen 'n stotje. En toen Trui veertien dagen gelejen ziek was, toen ern ik, ge mag et grust weten, lillek in m'nen piepzak gezeten. Dus as ik zeg da Trui d'r nie mooier op is geworren, in die dartig jaren, dan motte gij me da nie kwalek nemen, waant da-d-is Trui d'r afdeeling en Trui is nog wel zóó verstaandig, da ze da blikskaters goed wit. As ik ze zeggen zou „Trui ge wor mee d'n dag mooier," dan nam ze d'n haandveger en rauschte mijn d'r mee over m'nen muil en.... die kan ok niks meer missen, Betje. Da wil ik évengoed weten, en keb da-d-ok nooit onder tafels en stoelen gestoken al gifde gij op da punt mijn 'nen steek onder water En zijn me nouw nie op 't sjuuste punt gekomen, Betje Is 't jouw ijdelheid nie, die oew zoo op doet komen veur de vrouw? Is da nie oew omweggeske? Maar daar gaai ik nie verder op deur, dan zouw ik onhoffelijk worren en da zijn wij op onzen hof evenmin as op 't hof van ons Koningin, ok al zeggen wij mekaar dan ok ongezoutener de waarheid En ditte geef ik oew nog te overdenken. In de geschiedenis zijn zóóveul beroemde mannen (onder de beroerde da'k ze dikkels as kwajongen verwenscht eb as 'k ze op school allemaal uit m'n hoofd moes leeren. En vrouwen De wefkes die in de geschie denis 'nen onstarfelijken naam emmen ge mokt, 't zijn allemaal de maitreskes, de lievekes van Koningen en Keizers, en z'em- men allemaal op d'ren tijd d'n staat waar ze leefden, in opschudding gebrocht, rivveluusie bewerkt en oorlog Koningen emmen d'ren kop motten geven op de schavotten omda ze soms te veul van die „beroemde" wefkes hadden g'ouwen 't Waren de wefkes, Betje, die ginnen man en kienders hadden of nét dejen of ze die nie hadden. Lot da steeds 'n veurbeeld zijn veur de wefkes die lijk kerels deur de wereld willen stappen mee 'n waandelstokske, 'n siegretje en mee kap- lèèrzen aan En nouw d'n Mas. Masculinus, ge zul na deuzen brief nie veul aantwoord meer verwachten, denk ik l Ge zult wel beseffen da ge gelijk, dik gelijk gekregen hét mee oew veronderstelling: „Maor noe verder over die wèfkes, die oe niet helemaol kunnen zetten. Noe willen z'oe Trui mee in 't errenas jagen tegen oe. 'k Ken Trui nie, maor ge 'ebt mien wel 'n veurstelling van d'r gegeven en die is goed en dan wil 'k geleuven, da ze niks gesteld zal zijn op 't meelij dat ze met d'r hebben ze komt misschien wel in 't errenas, maor dan naast d'r Dré en zonder errenas, met d'r handen in d'r zij zal 't ok wel gaon 1" Mas gè't d'n dikste, jong, zoo is 't Olleen ee Trui ginnen tijd om te schrijven doe ze nog wel 's op 'nen aanderen keer. Maar da ge gezeed hét „Maor iets anders nog en daorom nam ik eigenlijk de penne op. Dees dag ebt ge 't in oew brief erover, da ge Trui niet missen kunt in oe léven, eigenlijk ginnen dag en gin uur en 't is of ge'r nie zekers van zijt, dat oe lezers daarvan niet overtuigd waoren. Lao'k oe dan zeggen, ik wist al lank da ge met Trui en Trui met oe op 'eel goeien voet stond uut.... oe brieven in de kraantDat moest mij even van 't arte Mas, daar edde Trui d'r haart mee ge stolen. En.... ik mag oew ok gère leiën, jong Gij hét de zaak sjuust gezien zooas ze was. Gij houw-d-ok niet van flaauwe- kullekes, zooas wij da zeggen, maar ge vuul- d-ok waar d'n klomp vringt. Daarom Mas 'nen vrindelijken groet van Truië en 'nen klap op oewen schouwer van d'n Dré En nouw zulde denken misschient, amico, wa-d-is Dré laank van stof om z'n verhaal te halen, maar hoor 's ier, ik laat as 't om de wèfkes gaat en om Trui, d'n kèès nie van m'n brood halen. Dus veul groeten van oewen toe a voe Dré. P.S. Menier, Efkes 'n regeltje van mijn ok. Zemmen 't zoo druk over mijn g'ad, da'k toch efkes m'n eiges mot laten zien Nouw, ier ben ik dan. k' Gaai deuzen keer teugen m'n gewoonte in, mee m'nen baas z'n schrijf sel heelegaar akkoord. Teugen m'n ge woonte in, waant ge mot 'nen kérel nie te veul gelijk-geven, ziede, dan wordt ie maar te trotsig 1 En toch ee, ik laat m'n eigen nie opwèrmen teugen m'nen Dré deur 'n aander wefke, waant ik ben wel nie sje- loers, maar ik houw 'm toch altijd steuvig in de gaten 1 Veul groeten Van zij, die zich noemt, TRUI.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1929 | | pagina 13