Oberammergau
Lissone Lindeman
0
GENEESHEER-DIRECTEUR OE
DIRECTRICE?
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST
VAN JAN KLAASSEN EN TRIJNTJE
RECHTSZAKEN
De roofoverval op den Bussuiner
grindweg
De eisch luidde vier jaar gevangenisstraf
tegen beiden.
Het hooger beroep van
Salomon Liebermann
Verduistering door een bankdirecteur
Wrijf Uw
pijnlijke spieren
KLOOSTERBALSEM i
De heler voor de Amsterdamsche
Rechtbank
SOCIAAL NIEUWS
Inzegening Centraal Hanzebureau
AMSTERDAM—DEN HAAG
en Bijkantoren
mm
De kwestie behandeld voor Gedeputeerde
Staten De burgemeester verdedigt het
standpunt van de raadsmeerderheid Wet
houder Leesberg bepleit de aanstellinè van
directrice aan het Stadsziekenhuis
een
In de vergadering van den Raad der,
gemeente Allan aar van 5 September 1929
werd door de heeren Leesberg, Ringers, Vo
gelaar, Keesom, Klaver en Van Slinger
land voorgesteld aan het hopfd van het
Stadsziekenhuis niet te plaatsen een ge
neesheer-directeur, doch een directrice.
Na uitvoerige discussies werd dit voor-
•tel verworpen met 12 tegen 6 stemmen.
Voor stemden de hierboven genoemde
heeren en tegen mej. Carels, alsmede de
heeren Govers, Westerhof, Woldendorp,
Dekker, IC us te rs, Veen, Sietsma, Bakker,
Bonsema, Thomsen en Schats.
Reeds voor tot de stemming werd overge
gaan verklaarde de heer Leesberg, dat hij'
eventueel bezwaar zou maken tegen goed
keuring te hoogerer plaatse.
Gistermiddag werd deze zaak in open
bare zitting behandeld voor Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland.
Ook kwam men in beroep tegen de raads
besluiten waarbij Let het aantal regenten
op 12 bepaald en eeen geneeskundige dienst
in het leven werd gerc<;penè.
Voorzitter was de Commissaris der Konin
gin Jhr. mr. dr. A. Roëll.
Het college van Gedeputeerden bestaat
Vit de heeren mr. J. B. Bomans, P. J. M.
Verschure, mr. A. Bruch, A. W. Michels,
D. Kooiman en A. H. Gerhard.
Griffier was de heer mr. S. H. Venning
Meinesz.
Als belangstellende merkten wi] op de zit
ting op den heer G. CloercK, lid van het
tegentencollege van het Stadsziekenhuis.
Het standpunt van de raadsmeerderheid
werd verdedigd door den burgemeester, den
heer mr. W. C. Wendelaar, terwijl de heer
mr. A. J. M. Leesberg, wethouder van pu
blieke werken sprak namens de raadsleden,
die tegen de gevallen beslissing in beroep
waren gekomen.
De VOORZITTER deed in het kort me.
dedeeling van den gang van zaken.
Ingekomen was een brief van het College
van regenten, houdende bericht dat de di
rectrice in de afgeloopen maanden blijken
heeft gegeven, tegen haar taak opgewassen
te zijn.
Oe enkele ingekomen klachten waren of
overdreven of ongegrond.
Het eerst werd hierna het woord gevoerd
door den heer
Mr. Leesberg,
die allereerst dankzegde voor de hem gebo
den gelegenheid, hier de zaak uiteen te mo
gen zetten en mededeelde, dat de heer Rin
gers verhinderd is wegens ziekte, hier aan
wezig te zijn.
Het gaat om drie punten:
1. het aantal regenten:
2. Een geneesheer-directeur of directrice;
S. Instelling van een geneeskundigen
Dienst.
Dit laatste punt houdt rechtstreeks ver
band met het onder 2 genoemde.
Hierna behandelde spr. het belang van 't
feit, dat de onderhavige zaken onderworpen
zijn aan de goedkeuring van Ged. Staten.
De wetgever is ten dezen wel zeer zorgzaam
geweest. Deze instellingen zijn met bijzon
dere zorg omringd.
Spi. heeft dan ook geschroomd, Ged. Sta
ten te verzoeken het raadsbesluit niet goed
te keuren
Spr. ontkent dat deze zaak verband houdt
met den ziekenhuisstrijd. Deze strijd is ge
streden en een ieder werkt thans met animo
aan het ziekenhuis mee.
Dit blijkt ook hieruit, dat de heer Rin
gers spr.3 verzoek ondersteunt. Deze zaak
beeft dan ook geen verband met de zieken
huiskwestie.
Komende tot het eerste punt, zegt spr.,
dat er thans 5 regenten zijn. Natuurlijk
moeten er nu enkelen bij komen en wel bij
voorkeur een vertegenwoordiger van het ge
meentebestuur en een afgevaardigde van de
buitengemeenten, deze laatste in verband
met de verleende subsidies.
Door er nu nog 4 bij te nemen, ontaardt
het college in een politiek college. Spr. geeft
toe, dat hij er aanvankelijk toe heeft mee
gewerkt, om de zaak in verkeerde banen
te leiden. Toen hem dit bleek, achtte spr.
het beter, terug te keeren. Dat heeft men
spr. een beetje kwalijk genomen. Spr. moest
het echter doen, omdat hij zijn fout inzag.
Dat de politiek er bij kwam. blijkt hieruit,
dat de heer Westerhof als raadslid be
dankte, toen zijn raadslidmaatschap min of
meer een roemloos einde nam.
(Bovenstaande werd reeds in een deel van
onze vorige oplaag geplaatst).
Dit is op zich zelf al een groote reden
om het regentencollege met niet meer dan
7 leden te doen bestaan.
De bevolking, en niet de politiek, heeft
dan een behoorlijke vertegenwoordiging.
Een vast college van 12 leden acht spreker
ondoenlijk. Als Ged Staten op 7 leden staan,
zullen de buitengemeenten zeker met één
vertegenwoordiger genoegen nemen.
Wat een geneesheer-directeur betreft,
het ziekenhuis kost enorm veel geld. Vanaf
1 Juli zijn er 25000 verpleegdagen geweest
met een gemiddelde bezetting van 90145
bedden. Tot zijn genoegen constateert spr.
dat het aantal patiënten voldoende is.
Het ziekenhuis marcheert uitstekend zon
der een geneesheer-directeur. Dat heeft de
praktijk uitgewezen, zooals de brief van re
genten ook aangeeft.
Ook de adviseur van de gemeente, de heer
Maas, vereenigt zich met de aanstelling van
een directrice, die den toestand volkomen
meester is gebleven, ondanks de moeilijk
heden, welke in het begin nog grooter zijn
Hij zegt dan ook, dat het beheer en de lei
ding tegenwoordige directrice in goede han
den zijn. Dat is het oordeel van den direc
teur van het academisch ziekenhuis.
Trouwens, er is een tijd geweest, dat de
raad dat ook vond.
Spr. acht een geneesheer-directeur ook in
strijd met het principe der vrije artsenkeuze
In Kampen is men tot de aanstelling over
gegaan om er een chirurg te kunnen krijgen
In verband met de vrije artsenkeuze, is er
voor een geneesheer-directeur geen taak. Dat
men aan een groot ziekenhuis een man als
directeur wi) hebben, kan spr. begrijpen.
Als derde bezwaar voert spr. de kosten
aan. Het is ernstig, wat het ziekenhuis te
gen de verwachting in, meer kost. Gerekend
was op f 19200 wat geworden is f 51.232. Ex
tra zal er voor de gemeente bijkomen f 60000,
wat voor een gemeente als Alkmaar toch
belangrijk is. De aanstelling van een genees
heer-directeur zei de gemeente weer op veel
kosten jagen.
Ook wijst spr. er op, dat er op het oogen-
blik geen kamer voor een geneesheer
directeur is. Eventueel zou men dus op het
terrein ook een woning voor hem moeten
bouwen.
Naar spr.'s meening, acht men in medi
sche kringen een geneesheer-directeur te
Alkmaar niet noodlg, want het gaat uitste
kend in het ziekenhuis.
De geneeskundige Dienst hebben we ge
kregen om den geneesheer-directeur. Niet
dan in noodzaak moeten we Overheidsbedrij
ven scheppen. De socialisten willen echter
zooveel mogelijk overheidsdiensten en zti
hebben den eisch van een geneeskundigen
dienst gesteld tegen den wil van anderen
om een geneesheer-directeur aan te stellen
B. en W. hebben echter steeds gestaan op
het standpunt, dat een geneeskundige dienst
te Alkmaar niet noodig was Zooals 5e ge
zondheidszorg thans gerega'l is, voldoet ze
i JUtekend.
Dat spr. voor de directrice geporteerd is
heeft niets te maken met sympathieën. Spi
kende haar vrijwel niet.
De burgeme-stei j
vraagt zich af of dit eigenlijke wel een
zaak is, die hier besproken moet worden
Deze zaak is noch van groot gewicht, nr-'
van schijnbaar principieele beteekenis. In
ieder geval geeft spr. de verzekering, dat hij i
niet in hooger beroep was gegaan, als hij
het verloren zou hebben.
Komende tot de zaak zelf, zegt spr., dat hij
is aangewezen als voorzitter van het regen
tencollege. Dit college is nu geen advisee-
rend college geworden en daarom blijven, de
buitengemeenten aandringen op twee verte
genwoordigers.
Spr. ontkent niet, dat de politiek er gee:,
rol bij gespeeld heeft, toen voorgesteld werd.
het college nog meer uit te breiden.
Spr. zou er intuschen niet op aangedron
gen hebben, maar nu het er eenmaal is
vraagt spr. toch, of het niet een beetje te
krasse conclusie is geweest, Ged. Staten te
verzoeken het besluit niet goed te keuren
Trouwens het komt herhaaldelijk voor, dar
er colleges van dergeiyken omvang zijn.
Wat het tweede punt betreft, meent spr
dat hierbij wel degelijk een rol wordt ge- J
speeld door de mate van waardeering voor 'f
werk van de huidige directrice. Met name
is dit van veel belang geweest, toen de heer
Ringers zijn standpunt bepaalde. Zoo heeft
de heer Ringers in den Raad zelfs gesproken
van billijkheidsoverwegingen.
Spr. wordt in een soort dwangpositie ge
bracht, als men zegt, dat de zaak goed gaat
onder de directrice. Wel mag spreker zeggen
dat hij van somrrge doctoren gehoord heeft,
dat het niet naar hun zin gaat. Het is nu
aanmaal moeilijk voor hen, de leiding van
een nlet-geneeskundige te aanvaarden.
In zulke gevallen moet een geneeskundige
een beslissing nemen, in het belang van het
geheel. Spr. meent, dat dit niet kan wor
den overgelaten aan een verpleegster, wie
dat ook zij. Wel wil spr. verklaren, dat als
iemand het kan, het zeker de huidige direc
trice is.
Wat den deskundige betreft, merkt spr.
op, dat de heer Maas niet uit de dokterssfeer
komt. Het moge in Leiden goed gaan, maar
daar heeft men een heel anderen toestand
dan hier Bovendien is hij veel meer admini
strateur dan de baas over de doctoren. En
dit laatste moeten we in Alkmaar hebben
Spr. meent, dat er op het oogenblik in het
St. Elisabeth gesticht te Alkmaar ook wel
een strooming is voor een genees-directeur.
Met, nadruk ontxent spr., dat men hier
door terugkomt op de vrije artsenkeuze. De
geneesheer-directeur mag zich niet bemoeien
met de patiënten. Ook wijst spr. er op, dat
de ziekenhuiscommissie steeds voor een ge
neesheer-directeur was. De directrice was
niervan ook op de hoogte, want in haar in
structie staat, dat zij hoofd bleef zoolang
het kleine ziekenhuis er was. De exploitatie
van het ziekenhuis valt niet mee, maar er
zijn meer gemeenten in die positie, terwijl
spr. er echt«-r de aandacht op vestigt, dat de
bezetting beantwoord aan de verwachtingen.
Mkmaar is gewoiden de stad met een lei
dende positie op het gebied der ziekenhuis-
verpleging
De f 60.000 vallen wel tegen, maar er staat
een belangrijke ideëele zijde tegenover. De
kosten van een geneesheer-directeur acht
spr. geen onnoodigen last.
Spr. weet niet of de geneeskundige dienst
er c'et komt als er geen directeur komt. Spr.
vindt de bewering van den heer Leesberg
ten dezen wel een beetje boud. Spr. hoopt,
dat Ged Staten zich af zullen vragen, of
Alkmaar een dwaasheid met de instelling
begaan heeft. Dan zal het antwoord ver
wondering zijn, dat het niet eerder is ge
beurd. De dienst zal ook niet zooveel uitga
ven met zich brengen. Intusschen is ook de
wet op de besmettelijke ziekte verschenen,
voor de uitvoering waarvan de raadsbeslui
ten van belang acnt.
Spr. elnalgt met te zeggen, dat hij het
betreurt, dat deze zaak hier is gekomen.
De VOORZITTER vraagt, wat het karak
ter der goedkeuring is, die aan Ged. Staten
wordt gevraagd. Spr. kan in deze zaak geen
beroep zien. Ged. Staten kunnen b.v. nooit
bevelen, dat er 7 regenten moeten zijn of
dat er een directrice moet zijn.
De BURGEMEESTER: Het is een beetje
informeel.
De VOORZITTER: Als wij geen goedkeu
ring verleenen moet de raad zelf weten, wat
hij verder zal doen.
De BURGEMEESTER: Juist!
De VOORZITTER! Wat gebeurt er, als er
te Alkmaar een ongeluk plaats vindt?
De BURGEMEESTER antwoordt, dat deze
zaak nog niet geregeld is.
De heer LEESBERG wijst er op, dat er
drie stadsgeneesheeren zijn. Bovendien be
staat er een systeem volgens hetwelk men
steeds direct een dokter kan bereiken.
Na nog eenlge discussie werd de zitting ge
sloten.
Gedeputeerde Staten zullen later uitspraak
doen.
Gisteren deed de Amsterdamsche Recht
bank uitspraak in de zaak tegen den los-
werkman H. L. van W. en den chauffeur
J. O., verdacht van den roofoverval, gepleegd
op het fietspad in de nabijheid van den
Bussumer grindweg tusschen Bussum «vu
Hilversum.
Een kwitantielooper van de Rotterdamsche
Bankvereeniglng, bijkantoor Hilversum, werd
van zijn fiets geworpen, terwijl hem een
portefeuille met geld werd ontrold.
Beide verdachten werden wegens diefstal
met geweldpleging veroordeeld tot een ge
vangenisstraf van twee Jaar en zes maan
den.
Bij 'n overvolle publieke tribune en 'n goed
gevulde zaal vangt deze 8e dag van 't straf
proces tegen Salomon Liebermann, dienende
voor het Gerechtshof alhier, aan, met de
mededeeling van President mr. Jolles, dat hij
van een Leidsch student een brief heeft ont
vangen, waarin deze inlichtingen geeft over
den persoon van den in dit proces als ge
tuige gehoorden heer J. Spanjersberg, leer-
aar in de wis- en natuurkunde te Zeist en
oud-commissaris der „Veendammer-Hypo-
theekbank". In dezen brief schrijft de stu
dent o.m., dat de heer Spanjersberg hem
een systeem had verkocht, hetwelk, indien
het werd toegepast aan de speeltafel te Mon
te Carlo, de kans op verlies absoluut uit-
sloot! De student betaalde voor dit systeem.. 1
f 12000.het bleek echter niet alleen waar
deloos, maar bovendien twintig jaar oud te 1
zijn! In den tijd van het gebeurde Octo
ber van het vorig jaar studeerde de heer
Spanjersberg, ofschoon hij leeraar in de wis
kunde was in de rechten aan de Leidsche
Universiteit; in dit verband vermoedt de
student, dat de heer Spanjersberg zich in
universiteitskringen ingedrongen had om met
vermogende studenten in aanraking te ko- j
men. De bedrogene schrijft voorts, dat hij
zich bij den rechter-commissaris beklaagd en
ook een klacht bij de justitie ingediend had;
deze is echter niet vervolgd.
Men zal zich herinneren, dat de heer Span
jersberg in nauwe relatie heeft gestaan met
Liebermann en ook op diens verzoek com
missaris der „Veendammer" was geworden, j
Dan komt Liebermann voor de groene tafel
om zich voor de laatste maal aan een on
dervraging en thans een uitvoerige!
door den president te onderwerpen. Syste
matisch worden dan de verschillende pun
ten der tenlastelegging besproken, waarbij
uiteraard geen nieuwe bijzonderheden aan
het licht komen. Wel valt aan te stippen,
dat Liebermann volhardt vóór Juni 1927 een
millioen te hebben bezeten.
Hoe had U dat dan verdiend? vraagt de
President.
Liebermann's antwoord blijft ietwat vaag.
Met zaken in België en Engeland, in Ameri
ka en voor de Duitsche regeering, zegt hij
met een breeden armzwaai. Ais U het goed
vindt, meneer de President, noem ik liever
geen groote namen, want ik wil niemand in
opspraak brengen.
Even later merkt hij op: Meneer de Pre
sident, gelooft u me; als ik ook maar een
oogenblik geweten had dat er met de
„Veendammer" iets gebeurde dat strafbaar
was, zou ik liever mijn arm hebben afge- j
hakt, dan me met de zaak in te laten!
Waarom had ik mij anders laten adviseeren
door advocaten en accountants van naam!
President: Wist Möhring wat hij op 25 Juni
1927 doen moest?
Liebermann: Neen.
President; Hebt u Möhring gezegd, dat zijn
directeurschap van korten duur zou zijn?
Liebermann: Ja, want de Bank was al
weer doorverkocht aan Schim van der Loeff.
Uitvoerig wordt dan het gebeurde op de
bekende te Hilversum gehouden vergadering'
ter sprake gebracht. Liebermann volhardt
er bij dat hij ook toen geheel op zijn advo
caten vertrouwd had; wat er dan ook pre
cies geschiedde, wist hij niet.
Heusch, meneer de president, aldus ver
dachte ik heb geen oogenblik gedacht, dat
er tusschen al die tientallen menschen op
die vergadering ook maar een oplichter was
en dat geloof ik nog niet!
Verdachte geeft toe, twee schuldbekente
nissen te hebben geteekend. Wat de vorde
ring betreft van 2J4 millioen, die de „Veen
dammer" had op de „Discontobank", deze
was safe door de borgtocht van Van den
Toorn!
President: Ach, die borgtochtDie had
alleen maar waarde gehad, indien zij in het
bezit was geweest van de „Veendammer"
zelf!
Als de „Discontobank" van die garantie
geen gebruik wenschte te maken, ischte de
„Veendammer" achter het net!
„Heeft iemand u nooit gewaarschuwd dat
er iets immoreels in de transactie school?"
vraagt de president vervolgens.
Liebermann: Neen.
Pres.: Smits heeft anders bezwaren ge
maakt omdat er geen tegenwaarde was.
Liebermann: Smits heeft alleen gezegd dat,
bij een dergelijke overeenkomst de partijen
wel zeer rijk moesten zijn. Nou, dat was
ook zoo!
Pres.: De eerste onderhandelingen spron
gen af omdat de tegenpartij het immoreele
van de voorgestelde transactie inzag. Is u
dat niet meegedeeld?
Liebermann: Sedeyn heeft mij niets ge
zegd.
Pres.: Maar wanneer men die hypotheek
bank zoo graag wilde koopen, had men toch
allicht bij den een of ander geïnformeerd,
waarom die onderhandelingen waren afge
broken.
Als de president vervolgens breedvoerig de
vervroegde aflossingen der hypotheken en de
„Maraboe"-transactie bespreekt, betoogt
Liebermann, dat hij vanuit Brussel niet op 't
zenden van meer geld heeft aangedrongen,
mr. van Gigch zorgde voor alles.
Pres.: „U moet niet alles schuiven op
iemand die er niet is."
Mr Kokosky: „Maar die er had kunnen
en moeten zijn!"
Mr Duys: „Als er een boodschap kwam
dat den volgenden dag weer hypotheken
zouden worden afgelost, wist Liebermann
niet eens om welke hypotheken het ging.
Dat alles wijst er toen wel op dat Van Gigch
de mar was."
Op vragen van den president deelt Lie
bermann voorts mede, dat Möhring voor zijn
bemoeiingen f 5000 heeft ontvangen.
pres.: „En eind Augustus 1927 weer
f 5000."
Liebermann: „Dat was geen belooning in
verband met de „Veendammer", Möhring
heeft dat verkeerd begrepen."
Pres.: „En eind September kreeg hij
f 15000."
Liebermann: „Dat was om beter te gaan
wonen
Pres.: „Was dat dan geen belooning?"
Liebermann: „Ik vind van niet."
De president wijst verd. er dan aan de
hand van uitlatingen in woord en schrift op,
dat hij dadelijk weer pogingen in het werk
heeft gesteld om de „Veendammer" te ver-
koopen; daaruit volgt dus dat de „Atlas"-
plannen van de baan waren.
Liebermann: „De zaak is dat ik geen ver
trouwen wilde Ik zei alleen: hier zijn mijn
plannen, wordt zelf directeur en commissaris
en voer ze uit, samen met mij!"
Pres.: ,Met dat ai hadden de pandbrief-
houders niets aan al die onzekerheden. U
voelde toch wel dat u ontoelaatbare dingen
deed?"
Liebermann: „Neen."
Mr. Kokosky: „Dat hadden zijn advocaten
hem toch moeten zeggen. Liebermann was
zelf geheel te goeder trouw."
De president is dan gevorderd tot de be
spreking van het contract-Paardenkooper.
Liebermann verklaart dat hij, toen er moei
lijkheden waren, gebedeld heeft om zijn aan-
deelen weer terug te krijgen.
Pres.: „Hebt u uit de transacties met Kok
nog gelden ontvangen nadat het contract-
Paardenkooper al gesloten was?"
Liebermann: „Ja, maar dat waren nog
gelden van voor het contract. De president,
wijst dan, als het contract-Stegermann
op het tapijt komt, op het feit, dat verdachte
seeds gepoogd heeft de Bank te verkoopen
aan menschen die niets bezaten!
HET JUISTE OOGENBLIK
Een kleinigheidje, m'nheer voor mijn
■■me zieke vrouw.
Het spijt me, maar ik heb geen geld bij
me; morgen zal ik je wel wat geven.
Dan is 't te laat, m'nheer, morgen zal
e beter zijn.
Ten slotte behandelt de president het tijd
stip, waarop Liebermann te Riga was, waar
hij, omgeven van menschen, die chantage
wilden plegen, een vreeseliiken tijd heeft
doorgemaakt. Ook zijn naar men weet
in deze stad, door bemiddeling van mr.
Spaargaren, de reeds bekende schikkingen
met de curatoren getroffen.
Op de vraag van den president waarom
hjj niet uit zichzelf naar Nederland was ge
komen, antwoordt Liebermann. dat hij bang
was voor de cel.
Mr. Duys: „Mr. Marchant heeft hem ook
geadviseerd liever rustig in Riga te blijven.
Ten slotte legt Liebermann een stapel
brieven over,, welke, naar hij hoopt er toe
kunnen bijdragen om het Hof er van te
overtuigen dat bij hem geen opzet om de
pandbriefhouders te benadeelen. heeft voor
gezeten.
Liebermann doet dan met nadruk uitko
men. dat hij alles wat hij uit de „Veendam
mer" heeft gekregen, heeft teruggegeven;
zelfs de tonnen waarvoor men hem te Riga
had geplunderd heeft hij uit eigen middelen
aangevuld.
De zitting wordt hierna geschorst tot twee
uur, wanneer de Procureur-Generaal requi
sitoir zal nemen.
Zaal en publieke tribune zijn geheel met
belangstellenden gevuld wanneer na de her
opening der zitting te kwart over twee
de president het woord geeft aan den advo
caat-generaal ,mr. A. baron van Harinxma
thoe Slooten. voor het nemen van zijn
requisitoir.
Spr zegt zich in het algemeen met het
vonnis van de Rechtbank, op enkele kleine
feitelijke onjuistheden na, geheel te kunnen
vereenigen.
Spr. meent zich te kunnen beperken tot de
vraag in hoeverre Liebermann bij de zaak
betrokken is geweest, zulks in verband met
het door het Hof gewezen arrest in de zaak
der Woltmannen en van Möhring.
Ook in verband daarmede meent spr. de
kwestie van het doen plegen te kunnen uit
sluiten, zoodat hij zich alleen zal hebben te
bepalen zulks steunende op een arrest
van den Hoogen Raad van 2 Juni 1925, ge
wezen naar aanleiding van artikel 346 Wetb
van Strafrecht tot de kwestie van den
opzet.
Spr, zal dus alleen hebben aan te toonen
dat Liebermann heeft kunnen moeten begrij
pen, dat door de transacties met de „Veen
dammer", waaraan hij in elk geval mede
plichtig is geweest, de schuldeischers, in casu
de pandbriefhouders, werden benadeeld.
Spr. wees er in dit verband op, dat Lie
bermann geweten heeft, dat het passief van
de Veendammer Hypotheekbank grooter was
dan het actief, bovendien was hij bekend
met de overwaarde der hypotheken ten be
drage van drie ton, hetgeen ook vermeld
staat in het door hem geconsigneerde kas
sierscontract. Hij heeft dus in elk geval ge
weten dat de financieele positie der „Veen
dammer" niet rooskleurig was; zijn beroep
op Sedeyn betreffende een overwaarde in de
beleggingsmaatschappij van anderhalf mil
lioen gaat niet op.
Want van Woltman wist verd. dat de Be
leggingsmaatschappij de stroppenmaatschap-
pij der „Veendammer" was en bovendien
was hij door mr. Waghto gewaarschuwd.
Ook uit het jaarverslag over 1926 van de
Beleggingsmaatschappij had hij kunnen zien
dat die geheel „op" was. En toch calculeert
hij een overwaarde van twee millioen!
Wie dus uit een zoo zwak staande hypo
theekbank zoo maar 2% millioen haalt,
moest begrijpen, dat de pandbriefhouders
daardoor ernstig benadeeld werden.
Over een tegenprestatie is aanvankelijk in
het geheel geen waarde; en die er nader
hand gekomen is, had volgens deskundigen
hoogstens een waarde van f 27.000. De Dis
contobank beteekende immers niets. De
borgtocht van Van den Toom stond op het
kassierscontract, doch dat was volgens een
brief van Liebermann dato 16 Juni 1927 aan
Van den Toom van de baan; het werd n.l.
vervangen door het memorandum van 5 Juli
1927. Een beroep na 25 Juni op het kassiers
contract was dus niet meer mogelijk. Met de
uitschakeling van het kassierscontract waren
alle borgtochten van Van den Toorn verval
len; afgezien hiervan wist Liebermann ten
overvloede, dat Van den Toorn, allerminst
rijk was en dus zeker niet goed voor 2'/<
millioen.
Withof Keus heeft voorts gezegd dit ten
aanzien van Liebermann's vermogenstoe
stand dat verdachte geen geld had, dat
blijkt ook wel duidelijk uit het feit, dat mr.
Kappeyne een millioen moest gaan zoeken
en uit de mislukte pogingen bij Van Dam.
Wat dit laatste betreit, beweert Liebermann,
dat hij van de onderhandelingen mét Van
Dam niets heeft geweten, voor spr. staat
echter vast, dat het tegendeel waar is. De
„Disconto-bank" heeft van de „Veendam
mer" ongeveer 17 ton ontvangen en dit is
juist het bedrag dat de curatoren naderhand
in Brussel hebben gevonden. Hieruit volgt
dat Liebermann voor de ten laste gelegde
feiten over geen vermogen beschikte.
Aan de hand van de disago-calculatie be
toogt spr. voorts dat Liebermann van zins
was geweest om de pandbrief houders te
laten betalen. Ook de „Atlas"-plannen be
stonden niet meer, duidelijk valt dit te con-
cludeeren uit den door Liebermann op 16
Juni 1927 aan Van den Toorn geschreven
brief. Maar bovendien zijn deze „Atlas"-
plannen nooit serieus geweest, er is geen
cent aan dat plan besteed.
Er zijn alleen statuten gemaakt en wat
commissarissen aangezocht meer niet. Bo
vendien had Liebermann ervaring opgedaan
met hypotheekrente in het buitenland door
de „Gooische Hypotheekbank." Hij ervoer
toen dat deze in Dui'tschland acht inplaats
van twintig procent bedroeg, dus dat het
,.Atlas"-plan, dat geheel op hooge hypo
theekrente was gebaseerd, geen kans van
slagen had.
En ook had z.i. de regeering nooit de sta
tuten goedgekeurd zonder de uitdrukkelijke
voorwaarde dat de pandbrieven desge-
wenscht a pari moesten worden ingeloot.
Liebermann's kwade trouw is volgens spr.
met dit al voldoende aangetoond.
De advocaat-generaal brengt hierna de
wijze van deelneming door Liebermann aan
de strafbare feiten ter sprake: spr. conclu
deert, dat Liebermann de daden van Möh
ring heeft uitgelokt, deze laatste toch stond
in afhankelijke positie ten opzichte van de
Discontobank, waarin Liebermann de feite
lijke machthebber was.
Spr. komt dan tot het tweede complex
van feiten, aan Liebermann ten laste ge
legd.
Deze betreffen de aflossingen van hypo
theken.
Waar hierbij voor spr. Möhring opzet vast
staat, zal z.i. te dien aanzien Liebermann
veroordeeld moeten worden voor het mede-
plegen van de door Möhring verrichte han
delingen. Uit de „Veendammer" verdween
weer 1 y. millioen en daarvoor in de plaats
kwam tenslotte een waardelooze vordering
op Paardenkooper Immers was bij de trans
actie Kok de verkoop aén Paardenkooper
reeds in het vooruitzicht.
Mr. Duys: „Dat doet er toch niets toe;
op die manier kunt u wel zeggen, dat Lie
bermann de medeplichtige is geweest van
Balthazar Gerards en geholpen heeft om
Willem den Zwijger te vermoorden! (gelach,
de president hamert).
Betreffende de transactles-Paardenkooper
en „Maraboe" meent spr. mededaderschap
to mogen aannemen. Zeer in Liebermann's
nadeel pleit ook, dat hij aanvankelijk niet
meer dan één ton heeft willen teruggeven.
Wat tenslotte de strafmaat betreft, met
de Rechtbank is spr. van meening, dat hier
een hoogs ernstig feit is gepleegd, vooral
ook omdat door de gepleegde handelingen
kleine spaarders in het Noorden ernstig zijn
benadeeld.
Aan den anderen kant wil spr. als ver
zachtende omstandigheid aannemen, dat
Liebermann's gezondheidstoestand in het
Huls van Bewaring is achteruitgegaan en
ook den langen tijd. door hem in voorloo-
pige hechtenis doorgebracht.
Alles In aanmerking nemende, eischte de
advocaat generaal vernietiging van het von
nis der Rechtbank op formeele gronden en
opnieuw Liebermann's veroordeeling als in
primo n.l. tot drie jaar gevangenisstraf
echter met aftrek van acht maanden voor-
looplge hechtenis.
Na het requisitoir worden achtereenvol
gens 'de heeren Möhring en Woltman nog
even door den president naar voren geroe
pen om op enkele punten opheldering te
geven. De zitting wordt dan te 5 min. voor
vier geschorst tot Maandag a.s. 10 uur. Op
dien dag zullen de verdedigers, Mrs. Kokos
ky en Duys hun pleidooien houden.
Bij verstek is gisteren voor de Haagsche
rechtbank behandeld een zaak tegen J. D. A.
A. E. van T„ beschuldigd van verduistering
van een bedrag van ongeveer f 6000, ten na-
deele van de vroeger te 's-Gravenhage ge
vestigde N.V. Utrechtsche Crediet- en Assu-
rantiebank, welke Bank tevens spaarkassen
organiseerde. De verduistering zou zijn ge
pleegd in het tijdvak van l Januari tot 1
September 1925, terwijl verdachte waarne
mend directeur der bank was.
Een uitvoerig gteuigenverhoor had in deze
zaak plaats. Zoo werden o.a. gehoord de vroe
gere accountant der bank, de heer Möhring,
:1e referendaris der Verzekeringskamer, de
eer de Zwart, die een onderzoek in de boek
houding heeft ingesteld, nadat de vennoot
schap in „noodtoestand" verklaard was, mr.
Keuls uit Amsterdam, die als liquidateur der
Bank is opgetreden en de heer Rosenhand,
adjunct-commies der Verzekeringskamer, die
eveneens in het onderzoek in deze zaak be
trokken is geweest.
Nog zijn gehoord mr. Kortenoever uit Den
Haag, die commissaris der bank is geweest en
eenige leden van het vroegere kantoorperso
neel, welke laatste verklaarden, dat de door
verdachte gehouden administratie zeer onre
gelmatig gevoerd werd. De zaken gingen niet
best. Menschen, die hun polissen wilde afkoo-
pen, werden vaak met een kluitje in het riet
gestuurd. Binnengekomen gelden moesten
aan verdachte worden afgedragen, dit ge
schiedde ook wel aan zijn woning. Verschil-
en stramme gewrichten, verdrijf
die afmattende pijnen van rhea-
matiek en spit met de beroemde;;
AKKER's
verzacht verrassende
«nel.
Wi.Gcen goad
zoo goed.9
lende boeken en andere bescheiden bleken
later zoek te zijn. Er zou volgens het deskun
dig onderzoek een tekort geweest zijn van
f 6000.
Het O. M. waargenomen door mr. Polman,
heeft ten slotte een jaar gevangenisstraf te
gen den verdachte geëischt.
Uitspraak 13 Februari a.s.
De fietsendiefstallen te Haarlem
Voor de Vijfde Kamer der Amsterdamsche
Rechtbank stond gisteren een 47-jarlga
kellner terecht, verdacht van heling. Verd.
zou In September van het vorige jaar een
fiets gekocht hebben en een daaraan be
vestigde jas. De fiets zocwel als de jas wa
ren van diefstal afkomstig.
Verd. ontkende het hem ten laste gelegde.
Als getuige werd M. gehoord, gedetineerd
in de gevangenis te Haarlem wegens dief
stal van de bewuste fiets. Get. verklaarde,
dat hij de fiets en de jas aan verd. had
verkocht. Herhaaldelijk was dit gebeurd en
het was een stilzwijgende overeenkomst dat
get. gestolen goederen aan verd. verkocht.
Door een drietal getuigen werden jas en
fiets herkend.
Get. verklaarde nog, dat hij voor de fiets,
die zeer goed in orde was, slechts 12.—
van verd. had ontvangen.
De Officier van Justitie, mr. de Blecourt,
achtte het tenlaste gelegde bewezen. Verd.
is een recidivist en zoowel tegen heling als
diefstal van fietsen er worden er in
Amsterdam pl.m. 2000 per jaar gestolen
dient krachtig te worden opgetreden.
Eisch: één jaar en 4 maanden gevangenis
straf.
Uitspraak 13 Februari a.s.
Zooals bekend is het Centraal Hanzebureau
in het bisdom Haarlem onlangs verhuisd van
Amsterdam naar Den Haag en heeft het een
kantoor betrokken in het perceel Hoogewal
10, waar thans ook het Nationaal Hanze
bureau is gevestigd.
Gisterenmiddag is het nieuwe kantoor van
het Centraal Hanzebureau ingezegend door
den geestelijken adviseur van de Haarlemsche
Hanze, rector J. F. A. Bots.
Bij 'deze plechtigheid waren o.a. tegen
woordig de heeren C. J. G. Struycken, voor
zitter. W. Boon, secretaris, P. J. M. v. Tete-
ring, penningmeester, van de Haarlemsche
Hanze, voorts de heeren Stumpel uit Hoorn
V. d. Brule uit Rotterdam, Van Rest uit
Poeldijk en Dekker uit Amsterdam, leden
van 't hoofdbestuur, prof. mr. P. J. M. Aal-
berse, rechtskundig adviseur, de heeren
H. J. Borghols, G. v. Swieten, G. Visscher,
H. J. M. van Houdt, bestuursleden en J. L.
v. Adrichem, administrateur van de Haagsdhe
Hanze, mr. F. J. H. Bach, directeur van het
Centraal Hanzebureau en voorts het perso
neel van dit bureau.
Bloemstukken waren ingekomen van de
plaatselijke R. K. Middenstandsvereenigingen
te Amsterdam en Den Haag en van den heer
Th. Dresmé.
Alvorens tot de inzegening van de lokalen
over te gaan wees rector Bots op de beteeke
nis van deze plechtigheid, welke niet slechts
het negatieve karakter heeft van de booze
geesten te verdrijven, maar ook om van God
te vragen dat de Engelen des Lichts dit huis
zullen bevolken. Spr. uitte den wensch, dat
de zegeningen des hemels zullen nederlalen
opdat van dit bureau veel voorlichting en
wijze leiding mogen uitgaan.
Vervolgens verrichtte rector Bots de inze
gening.
De voorzitter, de heer C. G. J. Struycken,
sprak een dankwoord, waarna nog anderen
het woord voerden.
I
i
173. Voor dat Tryn het kon verhinderen, zat Jantje op zijn
rug, schreeuwende tot de anderen: „Jullie Men me gauw
terug." En pijlsnel vloog hij de lucht in, men wuifde 'n
afscheidsgroet en de houten klomp van Jantje ontglipte
aan zijn voet.
174. Jan ging over bergen, over vlakten, keek naar waar zijn
lief Trijntje stond, zij en de vrienden leken zwarte
stippen op den wit-bevroren grond. Hij vloog over wijde,
witte vlakten, waar het wel zestig graden vrocr. „Het is
koud," zei Jan Klaasen, „ik kan merken, dat ik mijn
linker klomp verloor."