i&mm Héi VOOR DE HUISKAMER M Hsi mfim Uit de geschiedenis van den polder, den Uitgeester- en Heemskerkerbroek en zijn watermolens aan den Lagendijk te Uitgeest H§ AAN ONZE LEZERS SCHAAKRUBRIEK '/am/. GEMENGD NIEUWS Auto bïjna onder den trein Een afsluitboom geheel vernield DE ARMENVADER Motorongeluk Doodgevallen Bij het voetballen overleden Het raadhuis te Grootebroek Twist tusschen Hout- arbeiders te Oudkarspel Motorrijder verongelukt die zich thans op de abonneeren, ontvangen de nummers tot 1 Aprd DE DIRECT!® Brand te Den Helder BINNENLANDSCH NTEUWS Vergoeding Eerste Kamerleden Het wetsontwerp ingetrokken ONDERWIJL De R. K. Handelshoogeschool ingezonde Indien gij over de ISIIEUW^ HAARLEMSCHE COURANT tevreden zijt, zegt het andere"' Indien gij in een of andof opzicht niet tevreden zijt, het èns. Alles betreffende deze rubriek te adres- seeren aan den Schaakredacteur der Nieuwe Haarlemsche Courant, Nassaulaan 49, Haar lem. In aansluiting op myn artikeltje in de vorige rubriek, hieronder nog een party uit Alechine's boek ,.Myn beste schaakpartijen." Party No. 96 E. Grönfeld, Wit. A- Alechine, Zwart. CKarlsbad, 1923). Wit. Zwart. 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 e7e6 3. Pbl—c3 d7—dó 4. Rel—gó Rf&_e7 5. Pgl—f3 Pb8d7 6. e2e3 0—0 7. Tal—cl c7c6 8. Ddlc2 a7a6! 9. a 2-a3 Grünfeld heeft waarschyniyk geiyk, als hy beweert, dat dit de beste zet is. doch dan is dit slechts een bewys, dat wit's systeem 8 Ddlc2 hoogstens gelijk spel oplevert. 9. h7h6 Deze zet mag niet gedaan worden, alvorens Zwart definitief zyn keuze heeft bepaald tusschen beide verdedigingssystemen dó:d4, gevolgd door b7—bó en c7—có ofdó:c4 en PfSdó. De zet h7h6 verzwakt, eens deels den witten aanval, waarin Wit den Iooper, in de Grünfeld-variant, over d3c4— a3 naar bl brengt, anderdeels is hij onvol doende na de verdediging dó:c4 en Pf6—dó, daar Wit mogeiykheid verkrygt zijn raads heer naar g3 te brengen en daarbij Zwart's stukken door vermyding van afruil, opgeslo ten te houden. 10. RgóL4 Tf8e8! Een belangryke verbetering van het ver dedigingsplan, door Maroczy in het Weener- tomooi 1922 tegen Grünfeld toegepast. Die party had het volgende verloop: 10 dó:c4: 11. Rfl:c4, b7—bó; 12. Rc4—a2. Rc8— b7; 13. Ra2—bl, Tf8e8; 14. Pf3—eó! Pd7— 18; 15. 00 en Wit staat veel beter. De tzkstzet pareert te voren een mogelijke matdreiging op h7 en wint tijd voor een la- teren aanval in het centrum door c6có! 11. Rfl—d3 Wit kon hier h2h3 spelen zonder tempo verlies, daar Zwart niets beters heeft dan den pion c4 te slaan. Het is echter de vraag, of de zet op den duur voor- of nadeelig zou biyken, 11- dó:c4 12. Rd3:c4 b7—bó 13. Rc4a2 c6—có! De bevrijdende zet. 15. Pf3:d4 In de hoop by gelegenheid den aanval door het kwaliteitsoffer te versterken. 15. Dd8b6 16. Ra2—bl Met de bedoeling 16Rc8—b7 met 17. Pd4:bó, a6:aó; 18. Tdl:d7 met winnenden aanval te beantwoorden. 14. Tel—dl Op 14. d4:cö zou Zwart hebben geantwoord 14. Pd7:có en indien 15. Ra2—bl, dan Rc3b7! daar de variant 16 Pgó:f6, Re7:f6; 17. Dc2—h7, Kg8—f8; 18. Pc3:bó, a6:bó; 19. Tcl:có, Rf6:b2 geheel in zyn voordeel zou zyn. Doch ook na den tekstzet verkrygt Zwart langzamerhand het initiatief. Iets beter was 14. 0—0, có:d4 (ook Dd8— b6 is de overweging waard) 15. e3:d4 dat door Reti en Grünfeld in hetze'fde tournooi gespeeld werd tegen Teichmann. De party GrünfeldTeichmann had het volgende verloop: 15Rc8b7; 16. Tfl —dl, Dd8b6; 17. Pf3e5 en Zwart had, inplaats van den passieven zet Pd7f8 te doen. positievoordeel kunnen verkrygen met een aardige combinatie door Victor Kahn ge vonden: 17Pd7:e5; 18 d4:e5, Db6—c6! 19. f2—f3, Ff6g4! 20. Pc3—d5! (Wit had niets beters daar 20. Rb4:e7 wegens 20 Dc6bö+ enz. verliest.) 20e6:d5; 18. 21. Dc2:c6, Rb7:c6; 22. f3:g4, ten niet 22. Rh4:e7, Pg4:e5; 23 Rs7—d6, Pe5—c4); 22. Re7:h4; 23. Tcl:c6, Te8:e5; 24. b2—b4 (en niet Ra2:d5, Ta8—d8); 24Rh4— f6 of g5; 25. Tdl:d5, Te5el-f in aanslui ting met 26Ta8e8 en Zwart staat beter. Deze mogeiykheid bewijst eens temeer, hoe twyfelachtig de variant B. Ddlc2 in verband met 9. a2a3 is. 14c5:d4. Het eenvoudigste, want Zwart kan, na ver- wydering van den witten toren van de c-lijn een druk op den damevleugel uitoefenen. 16. Re8b7! Toch doet Zwart dezen zet, wyl op 17. Pd4:b5, Db6c6! 18. Pb5d4 (gedwongen) Dc6:g2 met sterken tegenaanval volgen zou. Op deze manier heeft Zwftrt zyn ontwikke ling succesvol beëindigd en Wit, nadat hy zich van de ondeugdelykheid van den opge zetten aanval overtuigd heeft, kan niets an ders dan rocheeren. 17. 0—0 Te8c8 18. Dc2d2 Verhindert de dreigingen Rb7—e4 en Pf6— e4. Minder goed ware 18. Dc2e2, Re7:a3; 19. Pc3 of d4:b5. Ra3b4! en Zwart wint een pion. 18. Pd7:e5! Het paard zal c4 bezetten om de zwakte van den witten damevleugel, het gevolg van a2a3, vast te leggen. 19. Rh4:f6. Om later den gevaarlyken dame-looper der tegenparty af te ruUen. De volgende speel- wyze van Wit is nauwkeurig berekend, doch niet meer voldoende om gelijk spel te ver- krygen. 19Re7:f6 20. Dd2C2 g7g6 Niet zoozeer om het Dame-schaak op h7 te voorkomen dan wel om den raadsheer, die op de lange diagonaal zeer krachtig is, een terugtocht te verzekeren. 21. Dc2e2 Pe5—c4 22. Rble4! Na het mislukken van zyn strategisch plan zoekt Grünfeld redding in tactische aanval len. Nadat hy g7g6 heeft afgedwongen, rekent hy nu op de variant 22. Pc4:a3; 23. De2—f3! Rb7:e4; 24. Pc3:e4, R,f6:d4; 25. ed:d4 enz., die tot kwaliteitswinst voert,. 22. Rf6—g7! Door dezen eenvoudigen zet, het logisch gevolg zijner speelwyze, behoudt Zwart het overwicht. 23. Re4:b7 Db6:b7 24 Tdl—cl De dreiging Pc4:a3 dwingt tot terugkeer van den witten toren tot zyn oorspronke- lijken stand (zie den veertienden zet), 24 e6—e5! 25. Pd 4b3 e5e4 Herhaalt de dreiging Pc4a3. 26. Pb3d4 Te8d8! Versterkt het volgende paard-manoeuvre en verdedigt indirect het veld d3 ook door den toren. 27. Tfl—dl Pc4e5 28. Pc3a2 Na dezen zet, die het paard van zyn ope ratieterrein verwydert, kan Wit de party niet meer redden. Iets beter ware 28. f2f3, waarop Zwart 28e4:f3, 29. g2—g3, Pe5c4 gespeeld zou hebben, met aanvalskansen op beide vleugels en waarschijnlyk winst na langen, moeilyken stryd. 28. Pe5d3 29. Tcl:c8 Db7:c8 30. f2—f3 Te laat! Wit had echter geen bevredigende verdediging meer. Pd3—f4! 33. De2:e4 (of 33. De2—d2, Dc8— c4+ 34 Kflel, e4e3! en wint) dan 33. Dc8—c4+ 34 Kfl—el, Pf4:g2+ 35. Keid2, Rd4e3+ en wint. 31. Pd3—f4 32. e3:f4 Natuurlyk gedwongen. 32. Dc8C4! Wint minstens een figuur. Wit geeft de voorkeur aan een spoedig slot 23. De2c4 Td4:dl-I- 34. Dc4fl Rg7d4+ En mat op den volgenden zet. De oplossing van driezet No 119 wordt in de volgende rubriek gepubliceerd. Zaterdagavond kwart voor elf reed de auto van een vertegenwoordiger van de firma Rademaker, chocoladefabrieken in Den Haag tegen het gesloten ijzeren hek van den spoor- 30. 31. f3:e4 Td8:d4! In geval 31. e3:d4 Rg7:d4+ 32. Kgl—fl, Door Manuel Schnitzer Sinds enkele weken droeg Simon Zwillich. de kleermaker, den titel van gemeente-arms van Drilltchau. Hij zag er uit, alsof hy dien titel verdiende: klein, mager, bleek. Zoo had hy er al jaren uitgezien, en toch was hij vroolyk in leven gebleven. Maar een ge schikter persoon voor de post van gemeente- arme was er niet. En toch moest er zoo iemand zyn! Want er was een Vereeniging voor Armenzorg opgericht dank by de dryfkraeht van Heinrich Weckold, die toch iets te doen wou hebben, tusschen den te rugtrek uit de zaken en zijn dood in! En nu er eenmaal een Vereeniging voor was, moest er ook Armenzorg uitgeoefend worden aldus redeneerde de eerste armenvader van Drillichau, Heinrich Weckold en dus was het allereerst zaak een arme te vinden. Wijl er nu geen echt-behoeftige was en Simon Zwillich op het boven aangeduid voorkomen kon bogen, werd hij tot eersten bescherme ling der Vereeniging geproclameerd. De kleermaker had eerst tegengesparteld Hij wou niet het voorwerp zijn van pu blieke ontferming. Hij kon nog best voor zyn gezin zorgen, als de achterstand by den kruidenier en den slager maar eerst was aangezuiverd. „En de huur," vulde zijn vrouw luid zuch tend aan, en haar forsche gestalte kwam tusschen Weckold en den kleermaker in. Zij wist nog wel meer! De magere echtgenoo+ werd overschreeuwd, kreeg zelfs duwtjes er trapjes, zoolang, tot hij eindelijk maar met zijn weldoener, die hem zoo zacht aanpakte alsof hy op sterven lag, aan 't beraadslagen ging over de hulpverleening. Met die conferenties had Weckold het "enige dagen lang heerlyk druk. Zwülich moest namelijk bij ieder afzonderlijk punt opnieuw overreed worden, ja, de armenvader moest vaak smeeken. eer ziah de uitgehon gerde uitgezwakte stakker wou laten helpen Maar ten slotte was er toch, met krachtige hulp van de kleermakersvrouw, een pro gramma tot stand gekomen. Het omvatte alles wat de methodische armenzorg eischt: verbetering van woning, voeding en kleeding voor de hcele familie. Ieder punt was uit voerig behandeld en dcor beide party en goedgekeurd. Toen begon Drillichau te merken, met hoe veel yver Heinrich Weckold zyn edel ambt waarnam. Met heel zijn redenaarstalent, met al het gevoel van zyn welluidende stem tee- kende hij het onverdiende leed van het arme gezin maakte de vrouwen aan 't hui len, roerde de harten der mannen. Van de eerste jaarlijksche bijdrage der leden werd de huur betadld en de woning van den kleermaker opgeknapt. Met den kruidenier en den slager werd een regeling getroffen De huisvrouwen namen de verplichtmg op zich, beurtelings een voedzaam middagmaal voor de steunlingen klaar te maken en dat met gepaste kieschheid te laten bezorgen. Weckolm glom. Hy liep alles na, ging 's mor gens de vrouwen aan haar beurt herinneren oleitte voor voedsel van beste kwaliteit schar relde extra'tjes op en bekeek hoe het den kleermaker en zyn gezin bekwam. Hy wa' gelukkig. De kleermaker echter niet. Die hield koppig vol, dat de aardappelen met azijn hem veel beter gesmaakt hadden dan de lekkere hapjes van z;in ellende, die hem moe en lui maakten Hij wou alleen maar werk hebben, zei hij. Maar de goede sigaren van Weckold nam hy toch geregeld aan. Zoo ging' 't twee, drie maanden. De wan gen van den kleermaker werden voller, de kinderen bloosden, de vrouw genoot. Weckold bleef maar pressen om eten, geld en kleeren voor zijn vertroetelingen. Langzamerhand echter gingen de burgers mopperen over die extra belasting, die er bij de meesten eigen lijk niet af kon'. Met ergenis zag men den kleermaker zich afronden, de vrouw ver waand doen. de kinderen pretenties krygen. Heinrich Weckold merkte wel, hoe het be gon te gisten in de gemeente, maar dat scheen zijn yver nog aan te wakkeren. Zijn armen in den steek laten, nooit! Zie de sta tuten! En hoe dankbaar toonde zich vrouw Zwillich! Die vormde een tegenwicht tegen den groeienden onwil van haar man. Zwillich namelijk verklaarde duidelijk, dat hy ge noeg had van dat mestvee-bestaan. Als hij geen werk kreeg ging hy weg en dan kon de heele vereeniging, speciaal de armenva der. de sloot in rollen. De armenvader doorleefde slapelooze nach ten van angst dat hem zyn levensbezigheid ontvallen zou. De kleermaker werd hoe lan ger hoe grommiger. zyn uitingen leken steeds meer op een formeele opzegging, en misschien had hy zyn bedreiging om te ver trekken wel uitgevoerd, als hij niet was gaar lijden aan gastrische koorts, tengevolge van overvoeding. Weckold glom opnieuw. Nu beminde hij den kleermaker teederlijk, want een nieuwe zorg was hem op de gretige schouders ge schoven. De arme was tevens een zieke! Maar Drillichau klaagde: „De arme van Weckold eet ons op." Drillichau schold op de statuten, schold vooral oo den dubbel-yveri- gen armenvader. En Simon Zwillich lag maar in bed. Eerst had hy koortsvisioenen Weckold, die hem met geweld dood woi' voederen met vette dingen, die een kleer maker onmogelijk smaken konden. Dan la? hy te peinzen, te snakken naar karnemelk en beantwoordde de zorgvuldige verpleging van den armenvader met onnette woorden Lanezaam werd de kleermaker weer ge zond. Volgens de dokters kon er nog maar één zorg boven op de vorige gestapeld wor den: eer. verblijf in Karlsbad. Heinrich Wec kold besloot, zoodra hy het hoorde, dat het gebeuren zou. Hij zou zijn zending volvoeren tot het uiterste! En de kleermaker stribbeld" ditmaal niet tegen. Het zou hem tenminste voor een poos verlossen uit de verstikking. Weckold begon dus met vernieuwden yver zijn medeburgers te brandschatten. Onver moeid bedelde hij om geld. Gelukkig hoorde hij alle verwijten aan, ze mochten alles zeg gen. als ze maar wat gaven. En zelf gaf hij 't meeste ,,'t Is treurig." tierden de schatplichtigen .eerst hebben we den kerel ziek moeten voe ren. en nu moeten we zyn maag weer ge schikt maken om onnieuw te beginnen. Er daar mogen wii voor werken!" Het ee!d was eindelijk bij elkaar, en Si mon Zwillich kon zyn badreis aanvaarden Vol ergernis zagen de Drillichaners herr Maar twee dagen later had hij een nieuwen behoeftige ontdekt en was met dien alweer aan 't onderhandelen. Het was echter te laat. De burgers var Drillichau zegden eendrachtig hun lidmaat schap op. nog voor Weckold met zijn nieu wen noodlijdende ter tafel kon komen. Ze hadden levenslang genoeg van de liefdadig heid. Ze vonden het te duur, de armoede volgens Weckoldsche methode uit de wereld en de armen uit Drillichau te jagen. Ze kon den veel eenvoudiger allemaal zelf opstap pen. En de armenvader zoekt maar naar een nieuw veld van arbeid tot nut van 't al gemeen wegrijden met zyn gezin, dat hem naar het station zou brengen. Alleen de ontroerde ar menvader had een gevoel, alsof met den kleermaker al zyn geluk uit het dorp weg reed. En dat gevoel bedroog hem niet. Nog den zelfden avond kwam de huurkoetsier met 't verpletterend bericht dat Zwillich zich hee- lemaal niet naar 't station had laten rijden maar naar het meest nabije dorp, en dat hi1' daar wou blijven om zijn vak uit te oefenen Hij liet de heeren danken voor de bydragen die hem hiertoe in staat stelden. Hij had we1 graag eens naar Karlsbad gewild, maar dar had hij weer naar Drillichau terug moeter gaan, en zoo'n weelderig leven hield een kleermaker niet uit. Hy zou in de liefdadig heid gestikt zijn. En hij verzocht, beleefd om de klandizie der heeren, hy was een be kwaam kleermaker. De burgers keken elkaar aan en bleven toen een paar weken aan 't lachen. Ze voel den zich opeens bevrijd van een last. die op hen gedrukt had als een Alp. Alleen Hein rich Weckold liep rond met een martelaars gezicht. Hij knarsetandde en schreeuwde over lage ondankbaarheid en dacht zelfs aan procedeeren tegen den gevluchten bedeelde. wegoverweg Den BoschBoxtel op den Hel- voirtschenweg te Vught. De botsing was zoo geweldig, dat het zware afsluithek door den auto werd meegesleurd tot de tweede lyn. Op hetzelfde oogenblik kwam een goederen trein uit Boxtel, die voor onveilig signaal had moeten stoppen, met een kalm gangetje aangereden. De chauffeur, die als door een wonder on gedeerd bleef, kon nog tijdig den auto ver laten. De trein had een kwartier oponthoud eer de afsluitboom en de auto van de rails ge sleept waren. Zondagmorgen was het autoverkeer over dezen overweg eenige uren gestremd. Dit is reeds het zesde ongeluk by dezen overweg sedert eenige maanden. Misbruik van sterken drank? Te Nieuwenhagen (Limb.) verloor, vermoe delijk ten gevolge van dronkenschap de 27- jarige mynwerker J. Pantack het beheer over het stuur van zijn motorrywiel, waardoor hij in volle vaart tegen een paal van het elec- trisch net reed. Beide mannen werden van het motorrijwiel geslingerd en bleven in be- wusteloozen toestand liggen. De duo-rijder de 20-jarige broeder van den bestuurder, bleek dermate gewend te zijn, dat bij enkele uren na het ongeval overleed. J. P. werd naar het hospitaal overgebracht. Zyn toe stand is zorgeiyk. Te Vlissingen is de 20-jarige besteller ran Van Gend en Loos, Pieter Melis, uit Mid delburg tengevolge van een val uit een vrachtauto overleden. By het voetballen te Sliedrecht had een ernstig ongeluk plaats. De 15-jarige v d. W., diê reeds eenigen tyd aan een hartkwaal leed, kreeg een bal m zyn rug. Na een paar passen gedaan te hebben, viel hy nEer. De dokter, die spoedig ter plaatse was, kon slechts den dood constateer en. In de Zaterdagavond te Grootebroek ge houden raadsvergadering is de restauratie van het raadhuis ter sprake gekomen. De toestand, waarin dit historische gebouw zich bevindt, begint zoo langzamerhand gevaar lijk te worden. Door Monumentenzorg zijn de kosten van herstel op f 40.000 geraamd, doch de Raad besloot in verband met den slechten economischen toestand voorloopig met enkele tijdeiyke voorzieningen te vol staan. Een hunner zwaar gewond Op de houtwerf van de firma Eecen te Oudkarspel, ontstond uit plagery twist tus schen de arbeiders O. en W. O. geraakte plotseling zoo in drift, dat hy een in zyn nabijheid liggende rong greep en op W. afging, die bezig zijnde met sta pelen van hout, op een stelling van 2 M. hoogte stond en hem dus niet kon ontloo- pen. Met dit zware yzeren voorwerp sloeg hy naar het hoofd van W., die er in slaag de met zyn linkerarm den slag af te wen den. Dit lichaamsdeel werd hierdoor zwaar verwond, zoodat hy naar het ziekenhuis te Alkmaar werd vervoerd, alwaar hy ter ver dere verpleging werd opgenomen. Onder Schaesberg (L.) is Vrydag de mo torrijder Pantak uit genoemde plaats te gen een paal der electrische 'eiding aan gereden. De man is nu in het hospitaal te Heerlen overleden Vrijdagnacht ontstond door onbekend4 oorzaak brand in het kieedingmagazyn va» den heer P. War bout. Zuidstraat 43, D®° Helder. Het perceel brandde geheel uit. J* schade wordt door verzekering gedekt. De Minister van Financiën heeft tha®® uitvoering gegeven aan zyn voornemen 0,0 het wetsontwerp inzake regeling der rel5' kosten van de leden der Staten-Generaal e® der verblijfkosten van de leden der £ers<® Kamer in te trekken. Hoogleeraar bedrijfsleer. Door het Curatorium der RJL Hands'5' hoogeschool te Tilburg is benoemd tot 8®^ woon hoogleeraar in de bedrijfsleer (orga»1' satie en techniek van onderneming en dryf), alsmede in de sociale wetgeving Dr. L. Triebels. Santpoort 15 Maart 193® M. de Redacteur. Gaarne eenige plaatsruimte in uw voor het volgende, by voorbaat mijn dank Met verwondering las ik den laatsten in uw bericht: „De sloot op den Ryksstra» weg; weer een auto er ingeduikeld". Ik vermoed, dat u niet op de hoogte is den toestand van den weg, want naast di® weg, den nieuwen rijksweg, ligt nog een br®®J; betegeld rijwielpad. Men moet zich juist v®y wonderen, als er een auto in die sloot recht komt. Genoemde heer, W. W. uit Haarlem»1® meer, echter is een leerling in autorijd®®' zoodat dit ongeval nu weer niet verwond®1^ Aan den weg of sloot daar ter plaatse is ongeluk dus niet te wyten. Met dank voor plaatsing Uw abonné J. H. SPANJAA#0, Overbiltweg- Niet lang geleden meldden de dagbladen, dat het bestuur van bovengenoemden pol der had besloten ook den laatsten van de twee nog bestaande watermolens, staande op den Lagendyk te Uitgeest, te verkoopen. Aan dit besluit is onlangs uitvoering gege ven en bedoelde molen is by onderhand- schen verkoop in bezit overgegaan aan den heer Deile te Uitgeest. Daar een eeuwenlang bezit van windwa termolens voor dezen polder, die het over tollig water, vooral afkomstig van de dui nen, trachtten weg te malen, hiermede is geëindigd, zy het my vergur.d hierover eeni ge geschiedkundige aanteekeningen te laten volgen. Deze polder, ook genaamd de Noord- en Zuidbroekpolder, is gelegen ten Noorden. Oosten en Zuiden der gemeente Heemskerk en beslaat eene oppervlakte van ruim 1647 H.A. grond, waaruit voldoende zyne belang rijkheid blykt. Al schijnt „by voorgaende tyden'' al dus een handschrift uit het jaar 1600 (Gem. Arch. L 1600) de waterafvoer van de dui nen, onder de gemeente Heemskerk gelegen, ook plaats te hebben gehad „deur de zuyder en Noorder Rellen by Wijck op 't Zee", be kend mag heeten, dat deze sedert eeuwen leidt in oostelyke richting. Alvorens zyne bestemming te bereiken, verzamelde zich het duinwater door tal rijke beken geleid en waarby zich nog voeg de het water uit de „gaten die de Duyn- mayers maacken om haei konynenvelden van t water te lossen" eerst „in eenyge ir.eertgens ende braeckgens' gelegen in den Heemskerkerbroekpolder waar het by ge brek aan goede en voldoende watermolens soms zeer lang bleef staan, totdat ten laat ste een sterke Zuidwestenwind dit water verder dreef door het Uitgeester- naar het Schermeer. Gem. Arch. L 134. Inderdaad werden .nog op het einde der 16e eeuw ten Noordoosten van Heemskerk enkele kleine meertjes aangetroffen, o.a. het Deukelmeer, het Vogelmeer. achter Poe lenburg gelegen, het „Stoutmeertgen" en het Diemeer. Gem. Arch. No. 10 en 11, artt. 7 en 36 en L 107. Dit laatste, ook „het Die' geheeten, dat in 1736 nog tamelijk groot was, is nog het meest bekend. Hierop volgae het „Langh Meertie", dat by den thans nog bestaanden Maer- of Korendyk eindigde. Zeer waarschyniyk hebben aan het Die- meer, dat voorheen tameiyk groot was, de nog bekende Maerlaan, het Maerhuis, de Maersloot en de Maerdijk scheiding tus schen Castricum en Heemskerk hun naam te danken. 't Behoeft niet gezegd, dat een eeuwen lange stryd tegen het overtollig water in dezen polder is voorafgegaan. Reeds in 1426 (Lams Handtvestboeck van Kennemerlandt blz. 55. Gem. Arch. L 141), onder Gravin Jacoba van Beieren, werden o.a. ook schout en schepenen van Heems kerk „bevoegd verklaard keuren en schou wen" te leggen op de alhier bestaande wa terwegen. En in 1441 (Boergoensche Charters, blz. 63. Mr. P. A 8. van Limburg Brouwer), wa ren de heeren van Vianen, van Egmond en van Assendelft door hertog Philips van Bour- gondië gemachtigd om „met de ryksten en vroedsten" van Heemskerk eene ordonnan tie te maken op de waterwerken alhier. Vooral tusschen de ingelanden van Uit geest en die van Heemskerk bestond voor heen veel stryd over de waterloozing in deze polders. In 1521 (Polder Arch. Uitgeest L 201. 1654) was „by tusschenspreecken van de Heere van Assendelft als weesende Hooch Inge- landt in Eemskerck een vriendelicke han- delinge" tusschen beiden tot stand geko men „om malcanderen te gerijven van wa- terloosinghe." Hier werd den ingelanden van Uitgeest o.a. de verplichting opgelegd „eeuwigh" te onderhouden „de moolensloot" van de toch ten af tot de „Nauweiaan" toe. De tyd van den opstand tegen Koning Philips II was ook voor deze polders een ramp. Want door „den voorleedeo troubien en tyden van den swaren oirloige", om streeks de jaren 1572 en 1577 hebben „heur Luyden Landen verwoest ende ongebouwt gelegen wel vyf Jaeren of daeromtrent". (Gem. Arch. L 64). Nadien werden mede met steun van den heer van Assumburg middelen be raamd hoe „men de Landen en wederomme zouden bestaen aen te vaerden en te bou wen", alsmede zocht men „verder remedie" door het bouwen van watermolens. (Gem. Arch. L 130. 1601). Van dit laatste kwam echter voorloopig nog niets Een belangryke maatregel werd genomen in eene regeling van 24 Octobei 1577 (Gem. Arch. L 127, U. S. 14 Dec. 1850 No. 221. I. S. 18 April 1879) waarby de Uitgeesterbroek met den Heemskerkerbroekpolder tot één polder werd vereenigd, terwijl daarby nog meerdere besluiten werden genomen ten aanzien van het uitwateren aan de lande rijen „op ten Schermer waterende". Hiel pen ook deze maatregelen niet, dan zou bij „gemeen accord" worden overgegaan tot het bouwen van watermolens. Inderdaad waren alle pogingen te vergeefs, zoodat in 1585 (Gem. Arch. L 141. 15 Nov. 1585) na „sekere questien en differenten" werd be sloten over te gaan tot den bouw van twee watermolens aan den Lagendyk te Uitgeest. Die „questien en differenten". lees tegen zin, bestond vooral aan de zyde van de ingelanden van Heemskerk, die hun lande- ry'en liever nat dan droog zagen, hetgeen hierna nog duideiykei zal blyken. De afvoer van duinwater was echter zoo groot, dat de ingelanden van Uitgeest, waar de polder het laagst was, met de twee be staande molens niet voldoende gebaat wa ren. Zy deden daarom in het begin der 17e eeuw (Gem. Arch. L 130, 134) veel moeite om daarin verbetering te brengen. Zelfs werd een „Proieck" ontworpen, om „dat magere water comende uyt de Duynen ende hooge gheest Landen met eenyge middelen aff te leyden van de Brouck Landen in beyde bannen Men was toen van mee ning, dat door het blyven staan van dat „maegere en schraele duinwater" de goede landeryen bedierven en „niet dan paerde- lande" werden. Evenals ook nu nog, trof men ook reeds toen hier en daar water aan eenigszins „gheel en roodt" van kleur, waar aan men het gewas toeschrijft „dat by de gemeenen man genaemt wert kattestaert..." Reeds in 1600 schreef men „dattet deur den grondt van den slooten cruypt en wast van 't eene landt in. tanderDe ingelanden van Uitgeest waren dus bang van dit water. Zelfs wendde men in 1601 pogingen aan om de voornaamste duinbeken „afschaft en aff- gedaen" te krygen, indien „tot slants oir- baer en prouffyte" niet „meerder moolens op ten broeck gestelt" zouden worden. Er gingen echter nog jaren overheen eer hier verandering kwam. In 1622 dreigde, maar nu voor beide par ty en, nog grooter gevaar. Toen werd aan de Staten van Holland octrooi aangevraagd om „die West- en Oost Geestermeer met die Busscher meer" te mogen droogleggen. De bezwaren daartegen waren al te groot, wyi Heemskerk met haar „acht schoubeecken" alsmede de geheele polder daardoor ln het gedrang zouden komen. Bovendien zou dat ook voor de gemeente Castricum met „Hae- ren bequaeme schuytvaert, soe op Haerlem, Amsterdam als AIcmaer" nadeelig zyn ge weest,. Het verzoek werd dan ook den 12 De cember 1623 afgewezen. (Gem. Arch. L 134. 141). Behalve het water, afkomstig van de dui nen, gebeurde het voorheen ook dikwyis, dat uit het Noorden uit den Castricummer pol der, het water over den Maardyk den polder binnenliep om mede zyn uitweg te vinden in „die buytendycker Geestermeer". wyi de tegenwoordige landweg, tusschen Castricum en Uitgeest gelegen, toen nog'niet bestond,- ging men, om van Uitgeest in Castricum te komen, over genoemden eeuwen ouden Maardyk, (Bydr. B. H. DXVI, blz. 139). Dit 0 was eerst mogeiyk geworden, nadat by meergenoemde regeling van 24 October 1577 de gemeenten Uitgeest en Heemskerk waren overeengekomen tot het maken en onder houden van „een overtoom in 'iet Die". Dik wyis moest men echter naar Castricum per vaartuig reizen, wijl meermalen het water in den Castricummerpolder zóó hoog stond, dat het, vooral by Noordwestenwind, soms wel op drie plaatsen over den Maardijk „om trent den Overtoom" in den Noordbroek polder liep met het gevolg, dat velen zich „diversche reysen mette schuyt tot Castri- chum hebben moeten laeten brengen". Voeg ik hier nu nog by, dat by overstroo ming van den Zuidbroekpolder, ook deze polder dikwyis zyn overtollig water aan den Noordbroek leverde, dan verwondert het ons niet, dat de Uitgeester- en Heemskerker broekpolder ondanks twee goed werkende watermolens by veel waterval meestal „omtrent een knie diep" onder water stond." (Gem. Arch L 135 en 137). Het is dus wel te verklaren, dat in de eerste helft der 17e eeuw, toen de tyd eco nomisch zeer gunstig was, door de Uitgeester ingelanden plannen werden beraamd om te komen tot den bouw van een „derden acht- canten waetermooien." Hierover ontstond veel stryd. Want be halve de financieele bezwaren, die vooral bij de Heemskerker ingelanden daartegen be stonden, werd bovendien door hen eenvoudig het nut van watermolens ontkend. Om die plannen te voorkomen, werder, in Mei 1630 daarvan zelfs, by notarieele akten, beëedigde verklaringen afgelegd. Zoo beweerden daarin zeer bejaarde Heemskerkers, dat de lande ryen in den Noordbroek „wel dye volle helfte meer hoy" opbrachten „voer ende aleer dye voorsz. moolens tot Uytgeest op te Muldyck gesedt waeren dant jegenwoordich doet." Anderen verklaarden: „datter in voor- tyden doen daer geen moolens en stonden meer hoy uyte broeck van 't Land quam als nu en dat de moolens 't verdsrff van t Lant syn" en daarom velen „wilde wei dat deese moolens neede wech waeren." Zelfs zekere Cornells Jansz.. watermolenaar te Uitgeest, had verklaard, dat toen in den nawinter van 1630 de Noordbroek geheel onder water lag, geen zes molens dit hadden kunnen weg maten ponder eene suytwesten windt." Niet alleen de bóeren-ingelanden van Heemskerk, waaronder vooral ook die ,9^ den Eemskerckerduyn woonachtich", ten zich tegen den bouw van een ^eXtAd molen, maar ook de regeerders der s\*j, Haarlem, als beheerders der goederen de Commandery van St. Jan, alhier geleë' alsmede die van Beverwijk. Ook de Van Assumburch en de heer Olivier van Tempel, rentmeester van Marquette, klaarden zich tegenstanders. En Jhr. JaC.. van Teylingen, Heer van het huis Po®'^: burch, alhier, schreef den 6en Juli O- „dat ick int minste niet en consentere sCIe veel als my aengaet om te stellen een nl®" ,j moolen gelyek door eenige particuliere Uytgeest voorgeworpen wort tot schaede naedeel van ingelanden van Heemsk®^, maer protesteere daer teegen Dat het sP't voor myn landen en andere ingelanden ov pi®' j»»: pi®; hoogste schaedelyck soude weesen. Kortom, de meesten achtten het toch doenlijk ook met een derden molen de deryen droog te houden, wat zy ook wenschen, wyl dan het land tusschen en water kwam te liggen, waardoor het „versmaegten". Ja, zelfs een schepen Vt, Beverwyk wilde „liever t geit geeven m costen soude, ende datter geen molen j compt." In een woord, de Zuidwesten^) deed by de tegenstanders alles. Het van Heemskerk was en bleef: „dat die die water deert, ook water keert." Het gerecht van Uitgeest zette niette»1^ de plannen door en nadat zijn verzoek 0 Uitgeest van Heemskerk te „separeeren aff tf» riiinkpn" hii hp.cTiiif riov cfotart L 141) afgewezen, werd voor zyn rekening aan a 7 LftPfinrtiilr ppn HprHn vrro fovvrvr-,7^», Ki-i-vohDlI^ aff te dyeken" by besluit der Staten Holland en West-friesland d.d. 6 Decei» 1630 (Gem. Arch. No. 135 en Lagendijk een derde watermolen bygebou» Hoewel in genoemd besluit de bepak®: was opgenomen, dat de ingelanden v®j. Heemskerk niet gehouden waren daaraf mede te betalen, was echter daaraan po8 deze zinsnede toegevoegd: „tenzy nam- bevonden zoude mogen worden dezelve merkelijck by gebaat was" Natuurlyk de t dit laatste den stryd niet verminderen. het spreekt van zelf, dat Uitgeest al sp pogingen aanwendde om te verkrijgen. de kosten door alle ingelanden morgens gelyek" zouden worden gedrag (Slot volg*'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1930 | | pagina 12