i&mm Héi
VOOR DE HUISKAMER
M
Hsi mfim
Uit de geschiedenis van den polder, den
Uitgeester- en Heemskerkerbroek en zijn
watermolens aan den Lagendijk
te Uitgeest
H§
AAN ONZE LEZERS
SCHAAKRUBRIEK
'/am/.
GEMENGD NIEUWS
Auto bïjna onder den trein
Een afsluitboom geheel vernield
DE ARMENVADER
Motorongeluk
Doodgevallen
Bij het voetballen overleden
Het raadhuis
te Grootebroek
Twist tusschen Hout-
arbeiders te Oudkarspel
Motorrijder verongelukt
die zich thans op de
abonneeren, ontvangen
de nummers tot 1 Aprd
DE DIRECT!®
Brand te Den Helder
BINNENLANDSCH NTEUWS
Vergoeding
Eerste Kamerleden
Het wetsontwerp ingetrokken
ONDERWIJL
De R. K. Handelshoogeschool
ingezonde
Indien gij over de ISIIEUW^
HAARLEMSCHE COURANT
tevreden zijt, zegt het andere"'
Indien gij in een of andof
opzicht niet tevreden zijt,
het èns.
Alles betreffende deze rubriek te adres-
seeren aan den Schaakredacteur der Nieuwe
Haarlemsche Courant, Nassaulaan 49, Haar
lem.
In aansluiting op myn artikeltje in de
vorige rubriek, hieronder nog een party uit
Alechine's boek ,.Myn beste schaakpartijen."
Party No. 96
E. Grönfeld, Wit.
A- Alechine, Zwart.
CKarlsbad, 1923).
Wit. Zwart.
1. d2d4 Pg8—f6
2. c2c4 e7e6
3. Pbl—c3 d7—dó
4. Rel—gó Rf&_e7
5. Pgl—f3 Pb8d7
6. e2e3 0—0
7. Tal—cl c7c6
8. Ddlc2 a7a6!
9. a 2-a3
Grünfeld heeft waarschyniyk geiyk, als hy
beweert, dat dit de beste zet is. doch dan is
dit slechts een bewys, dat wit's systeem
8 Ddlc2 hoogstens gelijk spel oplevert.
9. h7h6
Deze zet mag niet gedaan worden, alvorens
Zwart definitief zyn keuze heeft bepaald
tusschen beide verdedigingssystemen dó:d4,
gevolgd door b7—bó en c7—có ofdó:c4
en PfSdó. De zet h7h6 verzwakt, eens
deels den witten aanval, waarin Wit den
Iooper, in de Grünfeld-variant, over d3c4—
a3 naar bl brengt, anderdeels is hij onvol
doende na de verdediging dó:c4 en Pf6—dó,
daar Wit mogeiykheid verkrygt zijn raads
heer naar g3 te brengen en daarbij Zwart's
stukken door vermyding van afruil, opgeslo
ten te houden.
10. RgóL4 Tf8e8!
Een belangryke verbetering van het ver
dedigingsplan, door Maroczy in het Weener-
tomooi 1922 tegen Grünfeld toegepast.
Die party had het volgende verloop: 10
dó:c4: 11. Rfl:c4, b7—bó; 12. Rc4—a2. Rc8—
b7; 13. Ra2—bl, Tf8e8; 14. Pf3—eó! Pd7—
18; 15. 00 en Wit staat veel beter.
De tzkstzet pareert te voren een mogelijke
matdreiging op h7 en wint tijd voor een la-
teren aanval in het centrum door c6có!
11. Rfl—d3
Wit kon hier h2h3 spelen zonder tempo
verlies, daar Zwart niets beters heeft dan
den pion c4 te slaan. Het is echter de vraag,
of de zet op den duur voor- of nadeelig zou
biyken,
11- dó:c4
12. Rd3:c4 b7—bó
13. Rc4a2 c6—có!
De bevrijdende zet.
15. Pf3:d4
In de hoop by gelegenheid den aanval
door het kwaliteitsoffer te versterken.
15. Dd8b6
16. Ra2—bl
Met de bedoeling 16Rc8—b7 met
17. Pd4:bó, a6:aó; 18. Tdl:d7 met winnenden
aanval te beantwoorden.
14. Tel—dl
Op 14. d4:cö zou Zwart hebben geantwoord
14. Pd7:có en indien 15. Ra2—bl, dan
Rc3b7! daar de variant 16 Pgó:f6, Re7:f6;
17. Dc2—h7, Kg8—f8; 18. Pc3:bó, a6:bó; 19.
Tcl:có, Rf6:b2 geheel in zyn voordeel zou
zyn. Doch ook na den tekstzet verkrygt
Zwart langzamerhand het initiatief.
Iets beter was 14. 0—0, có:d4 (ook Dd8—
b6 is de overweging waard) 15. e3:d4 dat
door Reti en Grünfeld in hetze'fde tournooi
gespeeld werd tegen Teichmann.
De party GrünfeldTeichmann had het
volgende verloop: 15Rc8b7; 16. Tfl
—dl, Dd8b6; 17. Pf3e5 en Zwart had,
inplaats van den passieven zet Pd7f8 te
doen. positievoordeel kunnen verkrygen met
een aardige combinatie door Victor Kahn ge
vonden: 17Pd7:e5; 18 d4:e5, Db6—c6!
19. f2—f3, Ff6g4! 20. Pc3—d5! (Wit had
niets beters daar 20. Rb4:e7 wegens 20
Dc6bö+ enz. verliest.) 20e6:d5;
18. 21. Dc2:c6, Rb7:c6; 22. f3:g4, ten niet 22.
Rh4:e7, Pg4:e5; 23 Rs7—d6, Pe5—c4); 22.
Re7:h4; 23. Tcl:c6, Te8:e5; 24. b2—b4
(en niet Ra2:d5, Ta8—d8); 24Rh4—
f6 of g5; 25. Tdl:d5, Te5el-f in aanslui
ting met 26Ta8e8 en Zwart staat
beter. Deze mogeiykheid bewijst eens temeer,
hoe twyfelachtig de variant B. Ddlc2 in
verband met 9. a2a3 is.
14c5:d4.
Het eenvoudigste, want Zwart kan, na ver-
wydering van den witten toren van de c-lijn
een druk op den damevleugel uitoefenen.
16.
Re8b7!
Toch doet Zwart dezen zet, wyl op 17.
Pd4:b5, Db6c6! 18. Pb5d4 (gedwongen)
Dc6:g2 met sterken tegenaanval volgen zou.
Op deze manier heeft Zwftrt zyn ontwikke
ling succesvol beëindigd en Wit, nadat hy
zich van de ondeugdelykheid van den opge
zetten aanval overtuigd heeft, kan niets an
ders dan rocheeren.
17. 0—0 Te8c8
18. Dc2d2
Verhindert de dreigingen Rb7—e4 en Pf6—
e4. Minder goed ware 18. Dc2e2, Re7:a3;
19. Pc3 of d4:b5. Ra3b4! en Zwart wint
een pion.
18. Pd7:e5!
Het paard zal c4 bezetten om de zwakte
van den witten damevleugel, het gevolg van
a2a3, vast te leggen.
19. Rh4:f6.
Om later den gevaarlyken dame-looper der
tegenparty af te ruUen. De volgende speel-
wyze van Wit is nauwkeurig berekend, doch
niet meer voldoende om gelijk spel te ver-
krygen.
19Re7:f6
20. Dd2C2 g7g6
Niet zoozeer om het Dame-schaak op h7
te voorkomen dan wel om den raadsheer, die
op de lange diagonaal zeer krachtig is, een
terugtocht te verzekeren.
21. Dc2e2 Pe5—c4
22. Rble4!
Na het mislukken van zyn strategisch plan
zoekt Grünfeld redding in tactische aanval
len.
Nadat hy g7g6 heeft afgedwongen, rekent
hy nu op de variant 22. Pc4:a3; 23.
De2—f3! Rb7:e4; 24. Pc3:e4, R,f6:d4; 25. ed:d4
enz., die tot kwaliteitswinst voert,.
22. Rf6—g7!
Door dezen eenvoudigen zet, het logisch
gevolg zijner speelwyze, behoudt Zwart het
overwicht.
23. Re4:b7 Db6:b7
24 Tdl—cl
De dreiging Pc4:a3 dwingt tot terugkeer
van den witten toren tot zyn oorspronke-
lijken stand (zie den veertienden zet),
24 e6—e5!
25. Pd 4b3 e5e4
Herhaalt de dreiging Pc4a3.
26. Pb3d4 Te8d8!
Versterkt het volgende paard-manoeuvre
en verdedigt indirect het veld d3 ook door
den toren.
27. Tfl—dl Pc4e5
28. Pc3a2
Na dezen zet, die het paard van zyn ope
ratieterrein verwydert, kan Wit de party niet
meer redden.
Iets beter ware 28. f2f3, waarop Zwart
28e4:f3, 29. g2—g3, Pe5c4 gespeeld
zou hebben, met aanvalskansen op beide
vleugels en waarschijnlyk winst na langen,
moeilyken stryd.
28. Pe5d3
29. Tcl:c8 Db7:c8
30. f2—f3
Te laat! Wit had echter geen bevredigende
verdediging meer.
Pd3—f4! 33. De2:e4 (of 33. De2—d2, Dc8—
c4+ 34 Kflel, e4e3! en wint) dan 33.
Dc8—c4+ 34 Kfl—el, Pf4:g2+ 35.
Keid2, Rd4e3+ en wint.
31. Pd3—f4
32. e3:f4
Natuurlyk gedwongen.
32. Dc8C4!
Wint minstens een figuur.
Wit geeft de voorkeur aan een spoedig slot
23. De2c4 Td4:dl-I-
34. Dc4fl Rg7d4+
En mat op den volgenden zet.
De oplossing van driezet No 119 wordt in
de volgende rubriek gepubliceerd.
Zaterdagavond kwart voor elf reed de auto
van een vertegenwoordiger van de firma
Rademaker, chocoladefabrieken in Den Haag
tegen het gesloten ijzeren hek van den spoor-
30.
31. f3:e4
Td8:d4!
In geval 31. e3:d4 Rg7:d4+ 32. Kgl—fl,
Door Manuel Schnitzer
Sinds enkele weken droeg Simon Zwillich.
de kleermaker, den titel van gemeente-arms
van Drilltchau. Hij zag er uit, alsof hy dien
titel verdiende: klein, mager, bleek. Zoo had
hy er al jaren uitgezien, en toch was hij
vroolyk in leven gebleven. Maar een ge
schikter persoon voor de post van gemeente-
arme was er niet. En toch moest er zoo
iemand zyn! Want er was een Vereeniging
voor Armenzorg opgericht dank by de
dryfkraeht van Heinrich Weckold, die toch
iets te doen wou hebben, tusschen den te
rugtrek uit de zaken en zijn dood in! En nu
er eenmaal een Vereeniging voor was, moest
er ook Armenzorg uitgeoefend worden
aldus redeneerde de eerste armenvader van
Drillichau, Heinrich Weckold en dus was
het allereerst zaak een arme te vinden. Wijl
er nu geen echt-behoeftige was en Simon
Zwillich op het boven aangeduid voorkomen
kon bogen, werd hij tot eersten bescherme
ling der Vereeniging geproclameerd.
De kleermaker had eerst tegengesparteld
Hij wou niet het voorwerp zijn van pu
blieke ontferming. Hij kon nog best voor
zyn gezin zorgen, als de achterstand by den
kruidenier en den slager maar eerst was
aangezuiverd.
„En de huur," vulde zijn vrouw luid zuch
tend aan, en haar forsche gestalte kwam
tusschen Weckold en den kleermaker in. Zij
wist nog wel meer! De magere echtgenoo+
werd overschreeuwd, kreeg zelfs duwtjes er
trapjes, zoolang, tot hij eindelijk maar met
zijn weldoener, die hem zoo zacht aanpakte
alsof hy op sterven lag, aan 't beraadslagen
ging over de hulpverleening.
Met die conferenties had Weckold het
"enige dagen lang heerlyk druk. Zwülich
moest namelijk bij ieder afzonderlijk punt
opnieuw overreed worden, ja, de armenvader
moest vaak smeeken. eer ziah de uitgehon
gerde uitgezwakte stakker wou laten helpen
Maar ten slotte was er toch, met krachtige
hulp van de kleermakersvrouw, een pro
gramma tot stand gekomen. Het omvatte
alles wat de methodische armenzorg eischt:
verbetering van woning, voeding en kleeding
voor de hcele familie. Ieder punt was uit
voerig behandeld en dcor beide party en
goedgekeurd.
Toen begon Drillichau te merken, met hoe
veel yver Heinrich Weckold zyn edel ambt
waarnam. Met heel zijn redenaarstalent, met
al het gevoel van zyn welluidende stem tee-
kende hij het onverdiende leed van het
arme gezin maakte de vrouwen aan 't hui
len, roerde de harten der mannen. Van de
eerste jaarlijksche bijdrage der leden werd
de huur betadld en de woning van den
kleermaker opgeknapt. Met den kruidenier
en den slager werd een regeling getroffen
De huisvrouwen namen de verplichtmg op
zich, beurtelings een voedzaam middagmaal
voor de steunlingen klaar te maken en dat
met gepaste kieschheid te laten bezorgen.
Weckolm glom. Hy liep alles na, ging 's mor
gens de vrouwen aan haar beurt herinneren
oleitte voor voedsel van beste kwaliteit schar
relde extra'tjes op en bekeek hoe het den
kleermaker en zyn gezin bekwam. Hy wa'
gelukkig. De kleermaker echter niet. Die
hield koppig vol, dat de aardappelen met
azijn hem veel beter gesmaakt hadden dan
de lekkere hapjes van z;in ellende, die hem
moe en lui maakten Hij wou alleen maar
werk hebben, zei hij. Maar de goede sigaren
van Weckold nam hy toch geregeld aan.
Zoo ging' 't twee, drie maanden. De wan
gen van den kleermaker werden voller, de
kinderen bloosden, de vrouw genoot. Weckold
bleef maar pressen om eten, geld en kleeren
voor zijn vertroetelingen. Langzamerhand
echter gingen de burgers mopperen over die
extra belasting, die er bij de meesten eigen
lijk niet af kon'. Met ergenis zag men den
kleermaker zich afronden, de vrouw ver
waand doen. de kinderen pretenties krygen.
Heinrich Weckold merkte wel, hoe het be
gon te gisten in de gemeente, maar dat
scheen zijn yver nog aan te wakkeren. Zijn
armen in den steek laten, nooit! Zie de sta
tuten! En hoe dankbaar toonde zich vrouw
Zwillich! Die vormde een tegenwicht tegen
den groeienden onwil van haar man. Zwillich
namelijk verklaarde duidelijk, dat hy ge
noeg had van dat mestvee-bestaan. Als hij
geen werk kreeg ging hy weg en dan kon
de heele vereeniging, speciaal de armenva
der. de sloot in rollen.
De armenvader doorleefde slapelooze nach
ten van angst dat hem zyn levensbezigheid
ontvallen zou. De kleermaker werd hoe lan
ger hoe grommiger. zyn uitingen leken
steeds meer op een formeele opzegging, en
misschien had hy zyn bedreiging om te ver
trekken wel uitgevoerd, als hij niet was gaar
lijden aan gastrische koorts, tengevolge van
overvoeding.
Weckold glom opnieuw. Nu beminde hij
den kleermaker teederlijk, want een nieuwe
zorg was hem op de gretige schouders ge
schoven. De arme was tevens een zieke!
Maar Drillichau klaagde: „De arme van
Weckold eet ons op." Drillichau schold op de
statuten, schold vooral oo den dubbel-yveri-
gen armenvader. En Simon Zwillich lag
maar in bed. Eerst had hy koortsvisioenen
Weckold, die hem met geweld dood woi'
voederen met vette dingen, die een kleer
maker onmogelijk smaken konden. Dan la?
hy te peinzen, te snakken naar karnemelk
en beantwoordde de zorgvuldige verpleging
van den armenvader met onnette woorden
Lanezaam werd de kleermaker weer ge
zond. Volgens de dokters kon er nog maar
één zorg boven op de vorige gestapeld wor
den: eer. verblijf in Karlsbad. Heinrich Wec
kold besloot, zoodra hy het hoorde, dat het
gebeuren zou. Hij zou zijn zending volvoeren
tot het uiterste! En de kleermaker stribbeld"
ditmaal niet tegen. Het zou hem tenminste
voor een poos verlossen uit de verstikking.
Weckold begon dus met vernieuwden yver
zijn medeburgers te brandschatten. Onver
moeid bedelde hij om geld. Gelukkig hoorde
hij alle verwijten aan, ze mochten alles zeg
gen. als ze maar wat gaven. En zelf gaf hij
't meeste
,,'t Is treurig." tierden de schatplichtigen
.eerst hebben we den kerel ziek moeten voe
ren. en nu moeten we zyn maag weer ge
schikt maken om onnieuw te beginnen. Er
daar mogen wii voor werken!"
Het ee!d was eindelijk bij elkaar, en Si
mon Zwillich kon zyn badreis aanvaarden
Vol ergernis zagen de Drillichaners herr
Maar twee dagen later had hij een nieuwen
behoeftige ontdekt en was met dien alweer
aan 't onderhandelen.
Het was echter te laat. De burgers var
Drillichau zegden eendrachtig hun lidmaat
schap op. nog voor Weckold met zijn nieu
wen noodlijdende ter tafel kon komen. Ze
hadden levenslang genoeg van de liefdadig
heid. Ze vonden het te duur, de armoede
volgens Weckoldsche methode uit de wereld
en de armen uit Drillichau te jagen. Ze kon
den veel eenvoudiger allemaal zelf opstap
pen.
En de armenvader zoekt maar naar een
nieuw veld van arbeid tot nut van 't al
gemeen
wegrijden met zyn gezin, dat hem naar het
station zou brengen. Alleen de ontroerde ar
menvader had een gevoel, alsof met den
kleermaker al zyn geluk uit het dorp weg
reed.
En dat gevoel bedroog hem niet. Nog den
zelfden avond kwam de huurkoetsier met 't
verpletterend bericht dat Zwillich zich hee-
lemaal niet naar 't station had laten rijden
maar naar het meest nabije dorp, en dat hi1'
daar wou blijven om zijn vak uit te oefenen
Hij liet de heeren danken voor de bydragen
die hem hiertoe in staat stelden. Hij had we1
graag eens naar Karlsbad gewild, maar dar
had hij weer naar Drillichau terug moeter
gaan, en zoo'n weelderig leven hield een
kleermaker niet uit. Hy zou in de liefdadig
heid gestikt zijn. En hij verzocht, beleefd
om de klandizie der heeren, hy was een be
kwaam kleermaker.
De burgers keken elkaar aan en bleven
toen een paar weken aan 't lachen. Ze voel
den zich opeens bevrijd van een last. die op
hen gedrukt had als een Alp. Alleen Hein
rich Weckold liep rond met een martelaars
gezicht. Hij knarsetandde en schreeuwde over
lage ondankbaarheid en dacht zelfs aan
procedeeren tegen den gevluchten bedeelde.
wegoverweg Den BoschBoxtel op den Hel-
voirtschenweg te Vught.
De botsing was zoo geweldig, dat het zware
afsluithek door den auto werd meegesleurd
tot de tweede lyn.
Op hetzelfde oogenblik kwam een goederen
trein uit Boxtel, die voor onveilig signaal
had moeten stoppen, met een kalm gangetje
aangereden.
De chauffeur, die als door een wonder on
gedeerd bleef, kon nog tijdig den auto ver
laten.
De trein had een kwartier oponthoud eer
de afsluitboom en de auto van de rails ge
sleept waren.
Zondagmorgen was het autoverkeer over
dezen overweg eenige uren gestremd.
Dit is reeds het zesde ongeluk by dezen
overweg sedert eenige maanden.
Misbruik van sterken drank?
Te Nieuwenhagen (Limb.) verloor, vermoe
delijk ten gevolge van dronkenschap de 27-
jarige mynwerker J. Pantack het beheer over
het stuur van zijn motorrywiel, waardoor hij
in volle vaart tegen een paal van het elec-
trisch net reed. Beide mannen werden van
het motorrijwiel geslingerd en bleven in be-
wusteloozen toestand liggen. De duo-rijder
de 20-jarige broeder van den bestuurder,
bleek dermate gewend te zijn, dat bij enkele
uren na het ongeval overleed. J. P. werd
naar het hospitaal overgebracht. Zyn toe
stand is zorgeiyk.
Te Vlissingen is de 20-jarige besteller ran
Van Gend en Loos, Pieter Melis, uit Mid
delburg tengevolge van een val uit een
vrachtauto overleden.
By het voetballen te Sliedrecht had een
ernstig ongeluk plaats. De 15-jarige v d.
W., diê reeds eenigen tyd aan een hartkwaal
leed, kreeg een bal m zyn rug. Na een paar
passen gedaan te hebben, viel hy nEer. De
dokter, die spoedig ter plaatse was, kon
slechts den dood constateer en.
In de Zaterdagavond te Grootebroek ge
houden raadsvergadering is de restauratie
van het raadhuis ter sprake gekomen. De
toestand, waarin dit historische gebouw zich
bevindt, begint zoo langzamerhand gevaar
lijk te worden. Door Monumentenzorg zijn
de kosten van herstel op f 40.000 geraamd,
doch de Raad besloot in verband met den
slechten economischen toestand voorloopig
met enkele tijdeiyke voorzieningen te vol
staan.
Een hunner zwaar gewond
Op de houtwerf van de firma Eecen te
Oudkarspel, ontstond uit plagery twist tus
schen de arbeiders O. en W.
O. geraakte plotseling zoo in drift, dat
hy een in zyn nabijheid liggende rong greep
en op W. afging, die bezig zijnde met sta
pelen van hout, op een stelling van 2 M.
hoogte stond en hem dus niet kon ontloo-
pen. Met dit zware yzeren voorwerp sloeg
hy naar het hoofd van W., die er in slaag
de met zyn linkerarm den slag af te wen
den. Dit lichaamsdeel werd hierdoor zwaar
verwond, zoodat hy naar het ziekenhuis te
Alkmaar werd vervoerd, alwaar hy ter ver
dere verpleging werd opgenomen.
Onder Schaesberg (L.) is Vrydag de mo
torrijder Pantak uit genoemde plaats te
gen een paal der electrische 'eiding aan
gereden. De man is nu in het hospitaal te
Heerlen overleden
Vrijdagnacht ontstond door onbekend4
oorzaak brand in het kieedingmagazyn va»
den heer P. War bout. Zuidstraat 43, D®°
Helder. Het perceel brandde geheel uit. J*
schade wordt door verzekering gedekt.
De Minister van Financiën heeft tha®®
uitvoering gegeven aan zyn voornemen 0,0
het wetsontwerp inzake regeling der rel5'
kosten van de leden der Staten-Generaal e®
der verblijfkosten van de leden der £ers<®
Kamer in te trekken.
Hoogleeraar bedrijfsleer.
Door het Curatorium der RJL Hands'5'
hoogeschool te Tilburg is benoemd tot 8®^
woon hoogleeraar in de bedrijfsleer (orga»1'
satie en techniek van onderneming en
dryf), alsmede in de sociale wetgeving
Dr. L. Triebels.
Santpoort 15 Maart 193®
M. de Redacteur.
Gaarne eenige plaatsruimte in uw
voor het volgende, by voorbaat mijn dank
Met verwondering las ik den laatsten
in uw bericht: „De sloot op den Ryksstra»
weg; weer een auto er ingeduikeld".
Ik vermoed, dat u niet op de hoogte is
den toestand van den weg, want naast di®
weg, den nieuwen rijksweg, ligt nog een br®®J;
betegeld rijwielpad. Men moet zich juist v®y
wonderen, als er een auto in die sloot
recht komt.
Genoemde heer, W. W. uit Haarlem»1®
meer, echter is een leerling in autorijd®®'
zoodat dit ongeval nu weer niet verwond®1^
Aan den weg of sloot daar ter plaatse is
ongeluk dus niet te wyten.
Met dank voor plaatsing
Uw abonné J. H. SPANJAA#0,
Overbiltweg-
Niet lang geleden meldden de dagbladen,
dat het bestuur van bovengenoemden pol
der had besloten ook den laatsten van de
twee nog bestaande watermolens, staande
op den Lagendyk te Uitgeest, te verkoopen.
Aan dit besluit is onlangs uitvoering gege
ven en bedoelde molen is by onderhand-
schen verkoop in bezit overgegaan aan den
heer Deile te Uitgeest.
Daar een eeuwenlang bezit van windwa
termolens voor dezen polder, die het over
tollig water, vooral afkomstig van de dui
nen, trachtten weg te malen, hiermede is
geëindigd, zy het my vergur.d hierover eeni
ge geschiedkundige aanteekeningen te laten
volgen.
Deze polder, ook genaamd de Noord- en
Zuidbroekpolder, is gelegen ten Noorden.
Oosten en Zuiden der gemeente Heemskerk
en beslaat eene oppervlakte van ruim 1647
H.A. grond, waaruit voldoende zyne belang
rijkheid blykt.
Al schijnt „by voorgaende tyden'' al
dus een handschrift uit het jaar 1600 (Gem.
Arch. L 1600) de waterafvoer van de dui
nen, onder de gemeente Heemskerk gelegen,
ook plaats te hebben gehad „deur de zuyder
en Noorder Rellen by Wijck op 't Zee", be
kend mag heeten, dat deze sedert eeuwen
leidt in oostelyke richting.
Alvorens zyne bestemming te bereiken,
verzamelde zich het duinwater door tal
rijke beken geleid en waarby zich nog voeg
de het water uit de „gaten die de Duyn-
mayers maacken om haei konynenvelden
van t water te lossen" eerst „in eenyge
ir.eertgens ende braeckgens' gelegen in den
Heemskerkerbroekpolder waar het by ge
brek aan goede en voldoende watermolens
soms zeer lang bleef staan, totdat ten laat
ste een sterke Zuidwestenwind dit water
verder dreef door het Uitgeester- naar het
Schermeer. Gem. Arch. L 134.
Inderdaad werden .nog op het einde der
16e eeuw ten Noordoosten van Heemskerk
enkele kleine meertjes aangetroffen, o.a.
het Deukelmeer, het Vogelmeer. achter Poe
lenburg gelegen, het „Stoutmeertgen" en
het Diemeer. Gem. Arch. No. 10 en 11, artt.
7 en 36 en L 107.
Dit laatste, ook „het Die' geheeten, dat
in 1736 nog tamelijk groot was, is nog het
meest bekend. Hierop volgae het „Langh
Meertie", dat by den thans nog bestaanden
Maer- of Korendyk eindigde.
Zeer waarschyniyk hebben aan het Die-
meer, dat voorheen tameiyk groot was, de
nog bekende Maerlaan, het Maerhuis, de
Maersloot en de Maerdijk scheiding tus
schen Castricum en Heemskerk hun naam
te danken.
't Behoeft niet gezegd, dat een eeuwen
lange stryd tegen het overtollig water in
dezen polder is voorafgegaan.
Reeds in 1426 (Lams Handtvestboeck van
Kennemerlandt blz. 55. Gem. Arch. L 141),
onder Gravin Jacoba van Beieren, werden
o.a. ook schout en schepenen van Heems
kerk „bevoegd verklaard keuren en schou
wen" te leggen op de alhier bestaande wa
terwegen.
En in 1441 (Boergoensche Charters, blz.
63. Mr. P. A 8. van Limburg Brouwer), wa
ren de heeren van Vianen, van Egmond en
van Assendelft door hertog Philips van Bour-
gondië gemachtigd om „met de ryksten en
vroedsten" van Heemskerk eene ordonnan
tie te maken op de waterwerken alhier.
Vooral tusschen de ingelanden van Uit
geest en die van Heemskerk bestond voor
heen veel stryd over de waterloozing in deze
polders.
In 1521 (Polder Arch. Uitgeest L 201. 1654)
was „by tusschenspreecken van de Heere
van Assendelft als weesende Hooch Inge-
landt in Eemskerck een vriendelicke han-
delinge" tusschen beiden tot stand geko
men „om malcanderen te gerijven van wa-
terloosinghe."
Hier werd den ingelanden van Uitgeest
o.a. de verplichting opgelegd „eeuwigh" te
onderhouden „de moolensloot" van de toch
ten af tot de „Nauweiaan" toe.
De tyd van den opstand tegen Koning
Philips II was ook voor deze polders een
ramp. Want door „den voorleedeo troubien
en tyden van den swaren oirloige", om
streeks de jaren 1572 en 1577 hebben „heur
Luyden Landen verwoest ende ongebouwt
gelegen wel vyf Jaeren of daeromtrent".
(Gem. Arch. L 64).
Nadien werden mede met steun van
den heer van Assumburg middelen be
raamd hoe „men de Landen en wederomme
zouden bestaen aen te vaerden en te bou
wen", alsmede zocht men „verder remedie"
door het bouwen van watermolens. (Gem.
Arch. L 130. 1601). Van dit laatste kwam
echter voorloopig nog niets
Een belangryke maatregel werd genomen
in eene regeling van 24 Octobei 1577 (Gem.
Arch. L 127, U. S. 14 Dec. 1850 No. 221. I. S.
18 April 1879) waarby de Uitgeesterbroek
met den Heemskerkerbroekpolder tot één
polder werd vereenigd, terwijl daarby nog
meerdere besluiten werden genomen ten
aanzien van het uitwateren aan de lande
rijen „op ten Schermer waterende". Hiel
pen ook deze maatregelen niet, dan zou bij
„gemeen accord" worden overgegaan tot
het bouwen van watermolens. Inderdaad
waren alle pogingen te vergeefs, zoodat in
1585 (Gem. Arch. L 141. 15 Nov. 1585) na
„sekere questien en differenten" werd be
sloten over te gaan tot den bouw van twee
watermolens aan den Lagendyk te Uitgeest.
Die „questien en differenten". lees tegen
zin, bestond vooral aan de zyde van de
ingelanden van Heemskerk, die hun lande-
ry'en liever nat dan droog zagen, hetgeen
hierna nog duideiykei zal blyken.
De afvoer van duinwater was echter zoo
groot, dat de ingelanden van Uitgeest, waar
de polder het laagst was, met de twee be
staande molens niet voldoende gebaat wa
ren. Zy deden daarom in het begin der 17e
eeuw (Gem. Arch. L 130, 134) veel moeite
om daarin verbetering te brengen. Zelfs
werd een „Proieck" ontworpen, om „dat
magere water comende uyt de Duynen ende
hooge gheest Landen met eenyge middelen
aff te leyden van de Brouck Landen in
beyde bannen Men was toen van mee
ning, dat door het blyven staan van dat
„maegere en schraele duinwater" de goede
landeryen bedierven en „niet dan paerde-
lande" werden. Evenals ook nu nog, trof
men ook reeds toen hier en daar water aan
eenigszins „gheel en roodt" van kleur, waar
aan men het gewas toeschrijft „dat by de
gemeenen man genaemt wert kattestaert..."
Reeds in 1600 schreef men „dattet deur den
grondt van den slooten cruypt en wast van
't eene landt in. tanderDe ingelanden
van Uitgeest waren dus bang van dit water.
Zelfs wendde men in 1601 pogingen aan om
de voornaamste duinbeken „afschaft en aff-
gedaen" te krygen, indien „tot slants oir-
baer en prouffyte" niet „meerder moolens
op ten broeck gestelt" zouden worden.
Er gingen echter nog jaren overheen eer
hier verandering kwam.
In 1622 dreigde, maar nu voor beide par
ty en, nog grooter gevaar. Toen werd aan de
Staten van Holland octrooi aangevraagd om
„die West- en Oost Geestermeer met die
Busscher meer" te mogen droogleggen. De
bezwaren daartegen waren al te groot, wyi
Heemskerk met haar „acht schoubeecken"
alsmede de geheele polder daardoor ln het
gedrang zouden komen. Bovendien zou dat
ook voor de gemeente Castricum met „Hae-
ren bequaeme schuytvaert, soe op Haerlem,
Amsterdam als AIcmaer" nadeelig zyn ge
weest,. Het verzoek werd dan ook den 12 De
cember 1623 afgewezen. (Gem. Arch. L 134.
141).
Behalve het water, afkomstig van de dui
nen, gebeurde het voorheen ook dikwyis, dat
uit het Noorden uit den Castricummer pol
der, het water over den Maardyk den polder
binnenliep om mede zyn uitweg te vinden in
„die buytendycker Geestermeer". wyi de
tegenwoordige landweg, tusschen Castricum
en Uitgeest gelegen, toen nog'niet bestond,-
ging men, om van Uitgeest in Castricum te
komen, over genoemden eeuwen ouden
Maardyk, (Bydr. B. H. DXVI, blz. 139). Dit
0
was eerst mogeiyk geworden, nadat by
meergenoemde regeling van 24 October 1577
de gemeenten Uitgeest en Heemskerk waren
overeengekomen tot het maken en onder
houden van „een overtoom in 'iet Die". Dik
wyis moest men echter naar Castricum per
vaartuig reizen, wijl meermalen het water
in den Castricummerpolder zóó hoog stond,
dat het, vooral by Noordwestenwind, soms
wel op drie plaatsen over den Maardijk „om
trent den Overtoom" in den Noordbroek
polder liep met het gevolg, dat velen zich
„diversche reysen mette schuyt tot Castri-
chum hebben moeten laeten brengen".
Voeg ik hier nu nog by, dat by overstroo
ming van den Zuidbroekpolder, ook deze
polder dikwyis zyn overtollig water aan den
Noordbroek leverde, dan verwondert het ons
niet, dat de Uitgeester- en Heemskerker
broekpolder ondanks twee goed werkende
watermolens by veel waterval meestal
„omtrent een knie diep" onder water stond."
(Gem. Arch L 135 en 137).
Het is dus wel te verklaren, dat in de
eerste helft der 17e eeuw, toen de tyd eco
nomisch zeer gunstig was, door de Uitgeester
ingelanden plannen werden beraamd om te
komen tot den bouw van een „derden acht-
canten waetermooien."
Hierover ontstond veel stryd. Want be
halve de financieele bezwaren, die vooral bij
de Heemskerker ingelanden daartegen be
stonden, werd bovendien door hen eenvoudig
het nut van watermolens ontkend. Om die
plannen te voorkomen, werder, in Mei 1630
daarvan zelfs, by notarieele akten, beëedigde
verklaringen afgelegd. Zoo beweerden daarin
zeer bejaarde Heemskerkers, dat de lande
ryen in den Noordbroek „wel dye volle
helfte meer hoy" opbrachten „voer ende
aleer dye voorsz. moolens tot Uytgeest op te
Muldyck gesedt waeren dant jegenwoordich
doet." Anderen verklaarden: „datter in voor-
tyden doen daer geen moolens en stonden
meer hoy uyte broeck van 't Land quam als
nu en dat de moolens 't verdsrff van t Lant
syn" en daarom velen „wilde wei dat deese
moolens neede wech waeren." Zelfs zekere
Cornells Jansz.. watermolenaar te Uitgeest,
had verklaard, dat toen in den nawinter van
1630 de Noordbroek geheel onder water lag,
geen zes molens dit hadden kunnen weg
maten ponder eene suytwesten windt."
Niet alleen de bóeren-ingelanden van
Heemskerk, waaronder vooral ook die ,9^
den Eemskerckerduyn woonachtich",
ten zich tegen den bouw van een ^eXtAd
molen, maar ook de regeerders der s\*j,
Haarlem, als beheerders der goederen
de Commandery van St. Jan, alhier geleë'
alsmede die van Beverwijk. Ook de
Van Assumburch en de heer Olivier van
Tempel, rentmeester van Marquette,
klaarden zich tegenstanders. En Jhr. JaC..
van Teylingen, Heer van het huis Po®'^:
burch, alhier, schreef den 6en Juli O-
„dat ick int minste niet en consentere sCIe
veel als my aengaet om te stellen een nl®" ,j
moolen gelyek door eenige particuliere
Uytgeest voorgeworpen wort tot schaede
naedeel van ingelanden van Heemsk®^,
maer protesteere daer teegen Dat het sP't
voor myn landen en andere ingelanden ov
pi®'
j»»:
pi®;
hoogste schaedelyck soude weesen.
Kortom, de meesten achtten het toch
doenlijk ook met een derden molen de
deryen droog te houden, wat zy ook
wenschen, wyl dan het land tusschen
en water kwam te liggen, waardoor het
„versmaegten". Ja, zelfs een schepen Vt,
Beverwyk wilde „liever t geit geeven m
costen soude, ende datter geen molen j
compt." In een woord, de Zuidwesten^)
deed by de tegenstanders alles. Het
van Heemskerk was en bleef: „dat die
die water deert, ook water keert."
Het gerecht van Uitgeest zette niette»1^
de plannen door en nadat zijn verzoek 0
Uitgeest van Heemskerk te „separeeren
aff tf» riiinkpn" hii hp.cTiiif riov cfotart
L 141)
afgewezen, werd voor zyn rekening aan a 7
LftPfinrtiilr ppn HprHn vrro fovvrvr-,7^», Ki-i-vohDlI^
aff te dyeken" by besluit der Staten
Holland en West-friesland d.d. 6 Decei»
1630 (Gem. Arch. No. 135 en
Lagendijk een derde watermolen bygebou»
Hoewel in genoemd besluit de bepak®:
was opgenomen, dat de ingelanden v®j.
Heemskerk niet gehouden waren daaraf
mede te betalen, was echter daaraan
po8
deze zinsnede toegevoegd: „tenzy nam-
bevonden zoude mogen worden dezelve
merkelijck by gebaat was" Natuurlyk de t
dit laatste den stryd niet verminderen.
het spreekt van zelf, dat Uitgeest al sp
pogingen aanwendde om te verkrijgen.
de kosten door alle ingelanden
morgens gelyek" zouden worden gedrag
(Slot volg*'