Gemengd oTGieuws Aan onze Lezers Algemeene Nederlandsche Zuivelbond NIEUWE HAARLEMSSHECOURANT Bankpapier als brandstof Een griezelige vondst? Bomaanslag op den Politie commissaris van Calcutta Sensationeele achtervolging van een misdadiger Een aanslag Voor „Koning Katoen" Waar breng ik mijn vacantie door? Een Winston ChurchiH-historie Nieuwe sirenes op de brandweervoertuigen Anecdotes uit het leven van Napoleon De woning van den Germaan De meest primitieve volkeren LANDBOUW EN VEETEELT Lezing van den heer Ir. Gerritzen Lezing Ir. Joustra Landbouwfeesten te Arnh§m Uien Spoort al Uw kennissen aan hun vraag- en aanbod advertenties te plaatsen in onze eigen Aangezien voor oud papier Een inwoonster van Schagen gebruikte voor het aanhouden van een fornuis zeer kostbare brandstof. Een rolletje bankbiljet» ten van 20 gulden en twee maal 10, dat aan gezien werd voor oud papier, werd in het vuur £i->gooid. Gelukkig bemerkte zij spoedig 'are u-gissing. Zeer gehavend, maar toch n°g herkenbaar, werd het kostbare papier Weer te voorschijn gebracht. In de afgeloopen week hebben een tweetal órbeiders die in de Genievaart nabij het sta- n°n aan het baggeren waren een griezelige Vondst gedaan. Het viel een hunner op, dat bet ophalen van den beugel zoo zwaar ging. Er moest iets bijzonders zijn. Eindelijk met r;'e grootste krachtinspanning gelukte het. Maar wat ze nu te zien kregen overtrof hun Verwachtingen. Het waren een paar sol datenschoenen, echte ouderwetsche kistjes de ijzertjes er onder, waar in staken bee- soldatenbeenen met puttees om en een 'if, een soldatenlijf met uniform aan, daar duidelijk aan te zien, dat het uit den "id was van de mobilisatie. De werkmen sen kéken elkaar aan. Niet alleen waren verrast door deze ongewone vondst, maar er van geschrokken. 2e waren het eens hier met een mobili- satie-siachtoffer te doen te hebben. Eet was een aangekleede pop. Wie weet n°e menigmaal deze zoo goed geïmiteerde SoIdaat op post gestaan heeft bij het ma- £arijn om den schildwacht, die dan waar- SijnUjk in het wachtlokaal zat te kaarten, 16 Vervangen. Student gearresteerd de Europeesche wijk te Calcutta wer- Maandagmiddag twee bommen gewor pen op den auto van den politiechef Sir Char- s Togart. Sir Charles bleef ongedeerd, zijn Chauffeur evenwel werd door een bomsplinter lcht gewond. Na het werpen van ék eerste bom, sprong ('e politiecommissaris uit zijn auto en .vuurde °P de beide mannen, die den aanslag op hem Pleegden. Een van hen werd hierbij doodelijk ge troffen. De andere is, naar het schijnt ge bood, door de vroegtijdige explosie van een 3er twee bommen. Een derde Indiër, die bij den aanslag be rokken is, werd door den politiechef ver volgd en later gearresteerd. Drie anderen zijn er in geslaagd te ontsnappen. Maandag kwam het te Sahapur, in het district Betul tot een botsing tusschen politie e« een groote menschenmenigte toen de po rtie den leider van een bende wilde arres teren, toen deze de boschwetten wilde over deden. Verscheidene politiedienaren werden kij deze botsing zwaar gewond. Aan de zijde van het publiek is het aan- tl gewonden tamelijk groot. De toestand te ^shapur is gespannen. De jonge man, die gearresteerd is, is Ben- Saieesch student in de rechten. Soendanees gearresteerd Te Cairo werd een Soendanees gearres teerd onder verdenking een aanslag te heb- ben beraamd tegen den Egyptischen premier Siüky Pasa. Een politie-detective kreeg op een wande- 'ipg argwaan tegen een Soendanees, die ge kleed was als kellner van een restauratie wagen. Bij zijn fouilleering bleek, dat de gearres teerde een scherp geslepen bijl onder zijn kïeeding droeg, waarmede hij, naar men aan neemt van plan was Sidky Pasha te dooden. De aanslag welke, naar is komen vast te atean, beraamd is tegen Sidky Pasha geeft c|e regeering gelegenheid op te treden tegen Pe Wafd-Partij en haar door een kiesrecht- hervorming te verzwakken. De gearresteerde staat in nauwe betrekking tot de Wafdisten. Men verwacht dat nieuwe arrestaties en huiszoekingen zullen worden uitgevoerd. In het land heerscht voorloopige rust. Een uit het tuchthuis ontvluchte 21- iarige misdadiger, Emmric Frenett, heeft Seheel alleen kans gezien een trein van Pen Canadeeschen spoor/eg aan te hou den. Hi> schoot een beambte van de Ameri- kaansche immigratiepolitie neer, tegelijk biet een passagier, die uit den slaap was opgeschrikt. De overige, volkomen verblufte reizigers en den conducteur, dreef hij in den ba- Sagewagen, waar hij ben opsloot, terwijl hij zelf met den snel bfjeengegaarden buit ontvluchtte, in de richting van de stad Emo, waar h zich, daar intusschen de achtervolging wa<s begonnen, verschanste 'n een op eenige K. M. van. de stad ge legen huis. Een volslagen belegering volgde. Van beide zijden werden honderden schoten gelost. Bij een poging om ten slotte uit zijn on houdbare positie te vluchten, werd hij ein- Pelijk in het nabü gelegen woud, waar hü zich wilde verbergen, door talrijke kogels onschadelijk gemaakt. Een vrouw te Heerlerbaan heeft gisteren bij de politie aangifte gedaan, dat haar man, van wien zij gescheiden leeft, een moordaanslag op haar had gepleegd. Dit zou gebeurd zijn met een vuurwapen. Het schot raakte haar echter niet. De man is voortvluchtig. De politie heeft de zaak in onderzoek. Dezer dagen marcheerden 50 jongedames tusschen 19 en 24 jaar de stoet bood' werkelijk een prettigen aanblik in geslo ten gelederen door de drukstë straten van New-York. De jongedames droegen allen ka toenen kleeding, benevens handtassehen en paraplu's van hetzelfde materiaal. Ket was echter geen gewone wandeling, maar een echte demonstratie. Dat bewezen de platen en banieren, die zij meevorden en die de volgende opschriften droegen: „Ondersteunt de eigen indhstrie." „Helpt den troon van „Koning Katoen" weer herstellen." „Vier vrouwelijke leden van het Britsche Parlement dragen uitsluitend katoenen klee ding." „Zorgt er voor, dat iedere vrouw en ieder meisje in Amerika uitsluitend' katoen draagt." Om de katoenindustrie te bevorderen wor den ook de heere'n dringend aangespoord iederen dag een nieuwen katoenen overhemd aan te trekken en tweemaal per week van katoenen ondergoed te verwisselen. De textielfabrieken van Amerika doen na tuurlijk hun best deze katoenpropaganda met alle kracht te steunen. Niemand wil tegenwoordig nog naar een een badplaats, die slechts twee uur van zijn woonplaats verwijderd is. De Amerikaan reist liever een paar weken. Nu is de gouverneur-generaal der Philip- pijnen op het idee gekomen het afgelegen eilandenrijk der Philippijnen voor het vreem delingenverkeer open te stellen en zijn land- genooten zullen er ook heen reizen. Kort geleden werden eenige kalksteenholen ont dekt, die als echte „kristalhallen" alles in de schaduw stellen, wat tot nu toe aan ge westelijke bezienswaardigheden bekend was. De hoofdgalerij is een kwart mijl lang en van daaruit loopen twee zij-galerijen, die in lengte van ongeveer 70 M. naar de opper vlakte leiden. Daarnaast ontdekte men tal rijke kleinere galerijen, grotten en doorgan gen, die zeer interessante kalksteen-forma ties vertoonden. De nieuw ontdekte holen hebbende be langstelling getrokken der geologen en spoe dig zullen vele touristen door deze grotten dwalen. Kortgeleden onderzocht de gouverneur- generaal in de Ligary-Bocht een onder- aardsch kanaal, dat volgens zijn meening een vergelijking met de beroemde blauwe grotten van Capri kan doorstaan. De ont dekking werd gedaan op eer. dienstreis, die 10 dagen duurde en die de gouverneur-ge neraal aan boord van het regeeringsschip „Apo" maakte. Hij verliet het schip, om met een boot door de riffen bij de grot te ko men. Daarbij ontdekte hij het onder- aardsch kanaal, dat naar de grot voert. Tot bevordering van het touristenverkeer zal daar een groot hotel gebouwd worden. In navolging van een Berlijnsch dagblad gebruiken wij dit opschrift^ al heeft het ge- schiedenisje niets met den Engelsclien mi nister te maken. Maar wij kunnen bezwaar lijk wat duidelijkheidshalve het geval moest zijn alleen de beginletters van 's mi nisters naam bezigen om den aard der historie aan te geven. Het verhaal zelf lazen wij in „Simplicissi- mus" en volgt hier: Op een dag bevond ik mij op een station van een Iccaalspoorweg in Westfalen. Aan de deur van het toilet was een carton bevestigd met het opschrift: „Sleutel bij de schoon maakster". Op de deur van 't kamertje van de werkvrouw was met krijt geschreven: „Sleutel thuis tweede verdieping." Ik moest den sleutel hebben, dus aanvaard de ik den klim naar de woning. Aan de huisdeur was een briefje geplakt, dat meldde: „Op reis. Sleutel aan het bagageloket"; ik daalde weer stationswaarts en ging naar het bagageloket. Voor het loket hing een carton met cle woorden: „Gesloten". c Wie zou daarbij niet des duivels zijn ge worden? Ik stampvoette en beukte met de vuisten tegen de ruit van het loket. Het venstertje werd geopend en een rimpelige patriarchale kop met een walmende jagers- pijp vroeg met beving, van woede in de stem; „Wat beteekent die herrie, zeg?" Ik brulde om den sleutel. De patriarch gaf mij een roestig eindje ijzer: „Hier is-ie, maar de baard is er af (Spoor- en Tramwegen) Om 'n ongehinderd snel vervoer der brand weervoertuigen te bevorderen, zullen te A'dam ten einde aan voetgangers en bestuurders van voertuigen reeds op geruimen afstand 3e nadering van deze voertuigen kenbaar te maken, met ingang van 27 Aug. a.s. fe uitrukvoertuigen der brandweer worden 'oorzien van een electrische sirene, waar- van het geluid reeds op grooten afstand top den rechten weg minstens 500 Meter) hoorbaar is. „Wie heeft dien jongen menschen het zwij gen opgelegd?" vroeg hij. Waarop de burgemeester kaim antwoord de: „De goede God! Het zijn n.l. de leerlin gen van de doofstommen-inrichting!" Bjj een rondgang door het bivak wenkte Napoleon in het halfdonker een officier. „Uw naam?" „Dubois." „Kolonel?" „Neen, Majesteit, slechts kapitein; maar", zoo voegde Dubois er met een zekere vrij moedigheid aan toe, „ik ben van het hout, waarvan men kolonels maakt." „In orde! kapitein Dubois. Zoo gauw ik een kolonel van hout noodig heb, zult gij de eerste zijn." Napoleon richtte tot een conservator van het Louvre eens de volgende vraag; „Hoe lang houdt een schilderij het uit?" „Zeshonderd tot zevenhonderd jaar, Ma jesteit. In het beste geval achthonderd". „Armzalige kunst!" riep de keizer uit. Napoleon vroeg eens aan een officier: „Vertelt u mij eens, hoe oud is u?" „31 jaar, Majesteit." „En nog niet bevorderd?" „Majesteit, dooromstandigheden, welke met mijn dienst niets hebben uit te staan, ben ik gepasseerd bij de bevordering voor kapitein." Napoleon; „Neemt u dan als 't u blieft, dadelijk ontriag. Officieren,die pech heb ben, kan ik niet gebruiken." Markies Manfredini, 'minister van den hertog van Toscane, meest veel bespekin- gen met Napoleon houden, toen deze in Italië het oppercommando over de troepen voerde. Hij ondervond van hem tallooze be wijzen van vriendschap, maar vooral ver schillende bewijzen van genegenheid. Napoleon stelde een groot vertrouwen in hem. Zekeren keer gebeurde het, dat generaal Bonaparte een belofte, welke hij den minis ter gegeven had, niet nakwam. Toen de markies zich daarover beklaagde, gaf Napoleon hem ten antwoord; „U kunt u steeds op mijn woord als soldaat verlaten: doch vertrouw nimmer op mijn woord als politicus!" Na het Congres van Erfurt kwam Napo leon op de terugreis door Aschaffenburg. De leerlingen van de gezamenlijke onder wijsinrichtingen zouden op den weg naar het slot opgesteld staan, om hem met hoera geroep te ontvangen. De keizer reed langs de rijen schoolkinde ren. Op den uitersten rechtervleugel heersch- te echter volmaakte rust, terwijl de ande ren het voorgeschreven hoera-geroep lieten hooren. De adjudant van Napoleon meende in dit zwijgen van den rechtervleugel een demonstratie te zien van de vijanden van Frankrijk en hij sprak er den burgemeester over aan. inrichting en huisraad De oude Germanen bewoonden, voor zij met de Romeinen in aanraking kwamen en hun veel luxueuzer levenswijze leerden ken nen slechts enkele ruimte. Hun hui- lse cthu siténé zen bestonden voor het grootste gedeelte slechts uit éen vertrek; alleen de rijksten dat waren waarschijnlijk alleen de leger aanvoerders bezaten nog een voorhal. Toen Caesar naar de door de Germanen bewoonde steken langs den Rijn kwam, viel hem de karige en eenvoudige levenswijze van dit volk bijzonder op en hij vergelijkt in zijne geschriften de Germaansche oud heid met die der oude Grieken, die ook maar een enkele ruimte voor het geheele gezin, dat „Megaron" heette, kenden. De oudste woningen der Germanen (wij denken hier aan het steenen t waar uit wij uit de opgravingen nauwkeurige ge gevens bezitten) bestonden uit een vloer van groote steenen. In de lengte van het vertrek, dat zeer klein was, want het had een lengte van 5 en een breedte van 3 M., was een steenen bank aangebracht. Deze bank was met leem bskleed. Op deze bank sliepen des nachts de leden van het gezin en overdag moesten zü er op zitten. Er wa ren ook tafels, die men zich als een steen hoop moet voorstellen. Stookplaatsen wa ren er toen nog niet, men was gewoon alle spijzen te koken op een open vuur, dat in het vertrek werd aangestoken. Het vervaardigen van meubels kenden de Germanen betrekkelijk laat. De eerste voorwerpen waren gevlochten dingen, in den vorm van een soort korf, die uit bie zen was gemaakt. De eerste stookplaatsen beistonden uit leem. Reeds vroeg daarentegen had men verschillende schalen, vaatwerk en ho rens, die als drinkbeker dienden. Merk waardig is, dat zelfs de primitieve huizen uit het steenen tijdperk onderkelderd wa ren. Onder den steenen vloer bevond zich namelijk nog een tweede en dikwijls zelfs een derde kelder. In den prae-historischen tijd at men uit een gemeenschappelijken schotel, die den vorm van een bak had. Er waren toen zeifis al messen, die oorspronkelijk uit steen, later uit brons en ijzsr bestonden, maar men at met de vingers. Later kwam de lepel in gebruik, die uit hout gesneden werd. Men dronk uit de horens van de ossen en de drinkhoorn hing als versiering aan den muur. In de tweede eeuw vóór Chr. treft men bij- de oude Germanen reeds borden en kruiken aan, uit edel metaal. Rijke lui bezaten toen reeds vele pannen, kroezen en nappen, die op de plank stonden. Ook de meest verschillen de aarden vaten hadden daar hun vaste plaats. Zij waren niet rond, maar, had den meest een ovalen vorm. Hoe en wat kookte de Germaansche vrouw? Wilde zij gekookt vleelsch eten, dan werden gloeiende steenen in een groot houten vat geworpen en dan begon het zich daarin bevindende vleesch benevens het water, dat er in was, te koken. Moest het gebraden worden, dan maakte zij de koperen of ijzeren braadpan boven het vuur heet. Met een geweldig braadspit werd het vleesch verschillende keeren om- gedraald. Ten tijde der Vikingers had men in ieder huishouden een grooten ketel, die boven het vuur hing. Hij was beweegbaar en kon nrar boven geheschen en naar beneden gelaten worden. Tot de keukeninrichting van het Oud- Germaansche huis behoorden verder nog een bierkuip, waarin ieder huishouden zijn „mede" bereidde; verder een karnton met een houten stamper. De melk werd hierin zcj lang heen en weer geschd, tot er zich wei vormde. Verder had men nog een waschkuip; ook handdoeken waren reeds aanwezig. De oude Germanen hielden van groote properheid en ook de wasch werd met de grootste zorg nagegaan. Men reinigde het goed door kloppen en wrijven en gebruikte ook reeds blauwsel. De wasch werd op een balk te drogen gehangen. Ver gelijkt men de beschrijving van Homerus over de behandeling van de wasch met de oud-Germaansche waschmethode, dan zal men inzien, dat de oude Grieken dit werk veel slordiger verrichtten. Nausikaa deed de wasch en speelde on- dertussehen met haar vriendinnen een bal spel. De eigenhandig geweven, dikke, vaste linnen stoffen, die de oude Germanen uit sluitend droegen, zullen dan ook inder daad niet zoo heel gemakkelijk te was- schen zijn geweest als de lichte weefsels in het oude Griekenland. Tot het huisraad der Germanen behoorde verder nog een uit rijzen gebonden bezem. In lateren "tijd, toen de meubelstukken uit zwaar hout vervaardigd werden, trof men mooie banken en koffers aan. Toen Caesar voor den eersten keer in het gebied der Germanen kwam, verwon derde hij er zich ten zeerste over, dat de Germanen goede zitplaatsen hadden. Dat moest een Romein ook wel vreemd toe schijnen, want in zijn vaderland lag men g durende den maaltijd zooals bekeno is op zachte rustkussens, die op den bodem uitgespreid werden. Omstreeks dien tijd begint het con tact tusschen de Germaansche en de La- tijnsche cultuur. Dit had natuurlijk tot gevolg, dat de Romeinen heel wat van de Germanen overnar^n. Germanen leerden nu de meer verwende en luxueuzere levenswijze der Latijnen kennen en spoedig daarna bevonden zich in de oud-Germaansche huishoudens voor werpen, die uit de andere wereld over genomen waren. Dit zijn vooral de rust bedden, purperen stoffen en ook verschil lende kleedingstukken, die men tot nu toe nog niet gekend had. 0 *I|I' ll Michiel: „Kan ik een fleschje cognac mee naar bed nemen, moeder?" Moeder; „Nee, natuurlijk niet!" Michiel: .Waarom niet? Ben ik dan niet net zoo ver kouden als Pappie?" (Sunny Mag.) Op zijn tochten door Bolivia ontmoette de Zweedsche ontdekkingsreiziger, Prof. Nor- denshjold„...jonder de kleine Indianenstam men een type merfechen, dat ongetwijfeld op de laatste trap van alle primitieve stammen stond. „De Gurugua" zoo schrijft een Scan dinavisch blad, „bewoonden acht jaar gele den aan den Oostelijken oever van de Ria Firay een dorp, bestaande uit 18 hutten. Zij vormen de laatste overblijfselen van 'n haast uitgestorven ras. In vergelijking met andere Boliviaansche Indianen zijn zij buitengewoon groot en sterk. Een jonge Gurugua, die zich bij een kolonie bij Quatra Opas aangesloten had, was na verloop van twee jaar nog ab soluut niet in staat een woord, dat hem voor gesproken werd, na te zeggen. Om hun dorst te stillen en ook om honing te verzamelen gebruiken de leden van dezen stam nappen van boomschors. Pottenbakkerij kennen ze niet. Het water wordt met groote behendigheid uit holle bladeren gedronken. Om vuur te maken, gebruiken ze tondelstee- nen, maar dit kost hun zóóveel moeite, dat ze liever het vuur onder de asch bewaren. Zij kunnen niet zwemmen en wanneer ze een rivier over willen steken, onderzoeken ze eerst het water met hun lange palen om een doorwaadbare plaats te vinden. Niet minder primitief zijn ook de wonin gen, die uit boomstammen ruw in elkaar ge slagen en met lianen worden samengebon den. Wanneer de jacht op een plaats niet vol doende meer oplevert, breekt men het kamp op. Als kleeding worden slechts kettingen van dierentanden gebruikt. De geslachten zijn streng van elka&r gescheiden. De man nen koken en nemen hun maaltijden ver van het kamp der vrouwen verwijderd. Tusschen beide kampen bevindt zich de hoofdman van den stam. De taal bestaat uit een ongearticu leerd gestamel. Slechts weinigen zijn In staat het woord „neoge" „vuur" uit te spreken. De hoofdman geeft zijn bevelen door een voudige gebaren, die soms ook door fluiten vervangen worden. De Algemeene Nederlandsche Zuivelbijnd (F. N. Z.) hield heden te Utrecht 'n algemeene vergadering onder voorzitterschap van Dr. F. E. Posthuma. Op deze bijeenkomst werd een inleiding gehouden door den heer Ir. B. Gerritzen, Rijkslandbouwconsulent te Londen, over „De export onzer zuivelproducten naar Groot- Brittannië, speciaal wat betreft den afzet van gecondenseerde melk". Door den inleider werd eerst een en ander medegedeeld over de productie van melk en melkproducten in Groot-Brittannië, in hoofd zaak wat betreft de gesuikerde gecondenseer de ondermelk. Bij het speciaal werken voor den afzet van verscjie melk moeten de voorraden, die beschikbaar komen voor kaas- en boterbe- reiding sterk schommelen. Dit wordt als een der hoofdredenen be schouwd, dat de zuivelindustrie in Engeland nimmer tot grooten bloei en ontwikkeling is gekomen. De productie van melk neemt toe in ver band met het in gras leggen van groote op pervlakten grond, nu de akkerbouw niet meer loonend is. Behalve versche melk wordt in Groot-Brittannië een groote hoeveelheid ge condenseerde melk gebruikt. De invoeren nemen voortdurend toe. In de landbouwkrin- gen ziet men de toename van den import van gecondenseerde melk, vooral van ge condenseerde ondermelk, met leede oogen aan. Door de tegenstanders wordt tegen den verkoop van gecondenseerde ondermelk inge bracht, dat de voedingswaarde zooveel min der is, dan van volle melk. Van de tegen woordige regeering kan echter niet worden verwacht, dat er een invoerverbod zal wor den uitgevaardigd voor gecondenseerde onder melk. Vastgesteld toch is, dat de voedings waarde groot is, geen schadelijke bestand- deelen bevat en in de landen van herkomst op zindelijke wijze wordt toebereid. Daarom is het niet mogelijk ter bevordering van de nationale gezondheid een invoerverbod op ge condenseerde ondermelk uit te vaardigen. Spr. gaat dan uitvoerig na den concurren tiestrijd van de Nederlandsche fabrieken on derling en wijst op twee rapporten die zich met deze materie hebben beziggehouden. Zij noemen den toestand onhoudbaar. Spr. heeft ook den indruk gekregen, dat een chaotische toestand heerscht, die op den duur tot den ondergang van vele fabrieken moet leiden. Om tot verbetering te komen moeten wij, zegt spr., vertrouwen op den practi- schen zin van den Nederlandschen melkvee houder, die op het gebied van coöperatie zijn sporen heeft verdiend. Er is echter geen tijd te verliezen. Concentratie van de be langen van fabrieken in Nederland, het stichten van, zü het dan ook eenige, verkoop- bureaux van gecondenseerde ondermelk, is een eerste stap. Aan het in het wilde pro- duceèren en verkoopen van onbepaalde hoe veelheden gecondenseerde ondermelk moet een einde komen. Aan den anderen kant is het beperken van het aantal verkoopers in Engeland gewenscht. Consigneeren aan wille keurige agenten is voor gecondenseerde on dermelk uit den booze. „Mij wordt verzekerd, als iedere Neder landsche fabriek van gecondenseerde melk zich slechts door één betrouwbaar agent in Engeland liet vertegenwoordigen en niet meer direct aan kleinhandelaren verkocht, er reeds veel gewonnen zou zijn." Wat den af zet van de boter betreft zegt spr, dat de productie in Engeland gering is. De meeste boter wordt geïmporteerd. Ons land neemt daarbij geen voorname plaats in en de be langrijkheid van ons land neemt eerder af dan toe. In den regel zün Nederlandsche leveranciers niet genegen contracten voor langeren tijd af te sluiten voor contante hoeveelheden tegen bepaalde normen. Dit zou noodig zijn om den Britschen handel tot ont wikkeling te brengen. Groot Brittannië, zegt spr., is geworden voor ons land een gelegen- heidsmarkt. Er zou echter een tijd kunnen komen, dat wü ons voor den afzet van boter meer naar het Westen zullen hebben te oriën- teeren, doordat hooge tariefmuren en andere invoerbelemmeringen van andere afnemers ons daartoe zouden dwingen. Dit heeft zelfs de ondervinding van de laatste weken, zegt spr., maar al te goed geleerd. Hoe onze kan sen op de Britsche markt dan zouden zijn Is moeilük te zeggen. In Engeland heeft men gaarne een droge boter en dat maakt, dat niet iedere fabriek boter levert, geschikt voor de Britsche markt. De Londensche hande laren hebben wel degelijk voorkeur voor de boters van bepaalde Nederlandsche provin ciën of fabrieken. Het zou dus van belang kunnen zün, dat groote coöperatieve verkoop- vereenigingen van boter hun aanvoeren gin gen sorteeren en de beste kwaliteit onder een bepaald handelsmerk-, tevens kwaliteits merk, gingen verkoopen. Ten slotte gaf spr. een kort overzicht van den afzet van kaas. De meeste kaas voor Engeland komt uit de Dominions. Van de landen buiten het Britsche Wereldrük im porteert Nederland de grootste hoeveelheid kaas. Echter ook hier gaan we achteruit. De z.g. „processed" kaas verdringt de onze. Vervolgens hield de heer Ir. A. H. Jou stra, Rykslandbouwconsulent te Berlün een inleiding over „Onze positie als zuivel-ex- porteerend land in Duitschland." De wolken welke zich boven 't terrein der zuivelindustrie samenpakken zün er den laat- sten tijd steeds dreigender gaan uitzien in verband met de na den oorlog zeer toegeno men productie, welke zich naar het schünt nog voortdurend uitbreidt. Nadat spr. de uitbreiding der productie met een aantal cüfers nader heeft toegelicht, staat hü uitvoerig stil bü den afzet van onze boter in Duitschland. Nederland staat onder de invoerende lan den op de tweede plaats en wordt alleen door Denemarken overtroffen, doch ons aan deel ging in 1929 achteruit, terwül Dene marken, Finland, Letland en Llthauen in 1929 meer invoerden dan in 1928. Dit houdt, zegt spr., een ernstige waarschuwing in. Spr. zet uiteen, dat vooral de Estlandsche en Let- landsche boter meer en meer in den smaak gaat vallen. Vooral als de Nederlandsche boter nog al duur IS, worden belde laatstge noemde gevraagd. Spr. gaat dan na waar onze boter meer wordt gebruikt en hoe de overige soorten ongeveer over Duitschland zün verdeeld. Spr. wüst in dit verband in het bü zonder op Berlün, waar Deensche boter den boventoon voert. Alles dient in het werk te worden gesteld om in deze stad met meer dan 4 millioen zielen vasten voet te krijgen. Spr. gelooft, dat veel zou te bereiken zijn, indien de Neder landsche belanghebbenden de handen ineen zouden slaan en de zaak niet alleen energiek aanpakken, maar ook doorzetten. Het zou aanbeveling verdienen een permanente ver tegenwoordiging in Berlün te vestigen, welk® de beschikking krijgt over een magazijn. Ook dient, zoo zet spr. uiteen, rekening te worden gehouden met de Duitsche pro ductie en de bemoeiingen op zuivelgebied. Van overheidswege wordt de melkveehouderij sterk aangemoedigd. Aanzienlijke staatscre- dieten tegen verlaagde rechte worden be schikbaar gesteld. Uitvoerig staat spr. verder stil bü de maat regelen- der regeering op dit gebied. Even belangrük noemt spr. de bemoeiingen der overheid op het gebied der kwaliteitsverbe tering van de diverse landbouwkamers. Het gebruik van binnenlandsche boter neemt dan ook zeer sterk toe. De invoer is ondanks dit feit de laatste jaren nog gestegen, maar dit houdt verband met de wüziging in de men- schelijke voeding. Vroeger was het voornaamste voedings middel het brood. Thans is het gebruik van brood, meel en aardappelen meer op den voorgrond getreden. Aangenomen mag wor den dat over het algemeen deze wüziging in de voeding zich verder zal ontwikkelen, hetgeen bü de toenemende productie een lichtpunt zou zün. Natuurlük, zegt spr., speelt in dezen de koopkracht van de bevolking een voorname rol. Daarvoor ls spr. echter niet optimistisch gestemd. Overal in het Duitsche bedrijfsleven wordt erg geklaagd. Het aantal werkloozen bedraagt circa drie millioen, zoodat een zeer groot aantal ge zinnen over een sterk gereduceerd inkomen beschikt. Daarbü komt, zooals bekend, dat er ern stig gevaar bestaat, dat het invoerrecht op boter zal worden verhoogd. Als dit ver hoogde invoerrecht tot stand komt, moet dit o.m. tot gevolg hebben vermindering van de vraag, daar elke prijsverhooging de boter brengt buiten het bereik van vele beurzen en het gebruik van margarine doet toenemen. Ernstig moet dan ook de vraag onder het oog worden gezien wat gedaan kan wor den om onze positie in Duitschland te hand haven. Krachtige samenwerking lijkt spr. daartoe noodzakehjk. Spr. kan zich niet van het gevoel losmaken dat de export van onze boter naar Duitschland gevaar loopt. In de eerste zeven maanden van dit jaar ging veel minder boter van uit ons land naar Duitsch land dan in de eerste zeven maanden van 1929. De achteruitgang was veel aanzienlüker dan die van de Deensche boter, terwül de invoer uit Estland en Letland aanmerke- lü'k toenam. In het vervolg van zijn rede, legde spr. er den nadruk op, dat gelet dient te worden op de grootst mogelüke volmaaktheid van product 'en de mogehjkheid ten allen tijde groote uniforme hoeveelheden te kunnen leveren, terwül ook de productiekosten zoo veel mogelük worden verlaagd. Spr. meent dat geprobeerd moet worden om onze detail verpakking meer ingang te doen vinden en drong voorts aan op meer propaganda en reclame. Naast de pogingen om onze positie in Duitschland te versterken bestaat alle reden om naar andere afzetgebieden te zoeken. Ten aanzien van de kaas kan spr. een meer optimistischen toon aanslaan. Nederland be kleedt onder de kaasleveranciers verreweg de eerste plaats. Spr. gaat na, welke soorten het meest gevraagd worden. Toch moet spr. ook hier waarschuwen voor, de concurrentie, die voortdurend grocter zal worden. Bovendien is niet te overzien in hoeverre een mindere koopkracht ten gevolge zal heb ben dat bepaalde kringen, welke anders on ze kaas consumeren, zullen overgaan tot goedkooper soorten. Hoofdzaak is, zegt spr., echter een goede kwaliteit van het product. Aan deeen eisch voldoet echter helaas niet alle kaas, welke over onze Oostelijke grens gaat. oen veelvoudige klacht is, dat onze kaas te jong, te versch is. Dat spr. het artikel blokkaas niet genoemd heeft ligt in 't feit, dat volgens eensluidende berichten veel minder vraag bestaat naar onze blokkaas dan naar de Allgauer en Oost-Prui sische. Met uitzondering van eenige merken zou de Hollandsche gemalen kas in haar verschil lende vetgehalten niet hebben voldaan. Dit punt verdient, zegt spr., ernstige aandacht. Ten slotte zegt spr., dat de vooruitzichten voor den afzet van volle melkpoeder en melk poeder van ondermelk weinig bemoedigend zijn. De commissie voor de fokpaardendemon- stratie op /oensdag 27 dezer, deelt over het programma het volgende mede: Het voorbrengen van fokpaarden aan de hand, zal plaats hebben van 2 tot 3 uur en wel het eerste half uur van tuigpaar- den, waarvoor zün uitgezocht 34 merriën en twee hengsten en het tweede half uur van trekpaarden, waarvoor zijn uitgezocht 30 merriën en 4 hengsten. Dit zijn de beste fokdieren, die in de provincie aanwezig zijn. Hierop volgen de rijdemonstraties. te weten 1. Eenspannentuigpaarden, 2. Een- spannentrekpaarden 3. Tweespannentuig- pa arden, 4. Tweespannen trekpaarden. Hiervoor is een groote deelname verze kerd. Hoogstwaarschünlük zullen nog de twee beroemde tuigpaardenhengsten Domburg en Dadonus worden voorgereden. Uien behooren tot die groenten, welke uit een gezondheidsoogpunt alle aanbeveling verdienen. Onlangs vernamen wij nog van een rheumatieklijder, dat hij baat had ge vonden door op zijn nuchtere maag een kleinen lepel fijn gesneden rauwe ui te ge bruiken. Wij kunnen deze geneeskundige kracht van de ui niet beoordeelen, doch kwaad kan het in geen geval. De teelt van uien is zeer eenvoudig. De bollen kunnen, indien zij goed droog zijn, lang bewaard worden en geven bij schaarsch- te van andere groenten een aangename af wisseling. Zij vormen ook een belangrijk handelsartikel en warden dus, behalve in moestuinen, ook in het groot veel geteeld. i. Pootuien. In AugustusSeptember worden de be kende Zwijndrechtsche pootuien vrij dicht op een beschutte plaats gezaaid. Bij strenge winters kan eenige bedekking geen kwaad ter voorkoming van mislukking. Begin Maart worden de planten op de be stemde plaats uitgezet. Wij merken op, dat de planten met de fijnste wortels en een fijnen hals de beste kwaliteit uien leveren. In Juni kan gewoonlijk geoogst worden, waardoor een nateelt zeer goed mogelijk is. Lang bewaren kan men deze pootuien niet, dat is ook niet noodig, omdat zij in een tijd komen, dat er geen andere uien meer zijn. 2* Zaaiuien. Deze zaait men in Maart dadelijk op de bestemde plaats. Een vruchtbare en goed bemeste grond, die niet spoedig uitdroogt, is gewenscht. Indien wat dicht gezaaid is, wor den de planten min of meer uitgedund. Dit wordt betrekkelijk weinig gedaan. Meer zorg eischt het wieden. Een uitstekend hulp middel hierbij vormt het stoffijngemalen kainiet, dat op tijd en goed toegepast zeer veel arbeid bespaart. In den herfst heeft de oogst plaats. Men laat de bollen goed drogen, verwijdert alles, wat door insecten is beschadigd en de uien, die een breeden hals hebben en de schieters. In Holland en Zeeland, waar de meeste uien geteeld worden, gebruikt men meest stroogele Hollandsche en Zeeuwsche bruine. 3. Inmaakuien. Deze zijn ook bekend onder den naam van Zilveruien of St. Jan's uitjes. Goede soor ten zijn o.a. Fijne witte Parel en St. Jan's fijne Witte. In Maart worden zij dicht gezaaid en later niet gedund, waardoor zij kléin blijven. Zij zijn bestemd voor den inmaak en moeten daarom goed wit en mooi rond zijn. Voor den handel moeten deze uitjes in drie grootten gesorteerd worden. 4. Sjalotten. Hoewel deze ook door zaad vermenig vuldigd kunnen worden, past men dit zeer weinig toe. Meestal worden de gave bollen in Maart op 10 c.M. niet diep in den grond gezet. Vrij spoedig ontwikkelen zich de wor tels, waardoor de plant meestal wat hooger komt te staan. Daarna verschijnen de pijp- vormige bladen. De zoogenaamde okselknoppen ontwik kelen Zich tot nieuwe bollen, waardoor één bol meermalen 1012 nieuwe bollen levert. De oogst heeft plaats in Augustus ook wel reeds in Juli. Voor het volgende jaar neme men de beste bollen, die men droog bewaart. De slajot wordt in hoofdzaak gebruikt voor den inmaak en leent zich daarvoor zeer goed, doch vraagt meer bewerking dan de zilveruien. Bemesting. Deze uigewassen vragen een goed be mesten bodem. Per Are geve men 12 K.G. Patent kali, wat ons beter voorkomt dan een overeenkomstige hoeveelheid kalizout; 12 K.G. Slakkemeel of Superfosfaat en 8 K.G. Chilisalpeter.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1930 | | pagina 7