Binnenlandsch Nieuws
r
Voor de Huiskamer
I Het gestolen Luchtballonnetje
I OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
luchtvaart
boekbespreking
De A. V. R. O.-kwestie
De regelen van het verkeer
De Handelsovereenkomst te Genève
Parlementaire welsprekendheid
Langs donkere wegen
De afsluiting van de Zuiderzee
ONZE OOST
Opium smokkelarij
Indische Dienst
Het zesde retourvliegtuig op
Schiphol
Overzicht der wettelijke voorschriften
We leven in den tijd van het snelverkeer.
Dit zal dan ook de reden wel zijn, dat de
laatste jaren het aantal verkeersongelukken
bij den dag grooter afmetingen aanneemt.
De meeste verkeers-ongevallen schrijven wij
toe aan het te snel rijden. Maar ook onbe
kendheid met de verkeersvoorschriften, die
wettelijk zijn vastgesteld, is oorzaak van
veel ongelukken.
Wij willen een overzicht geven van de
wettélijke voorschriften in 1927 reeds
vastgesteld ten opzichte van het verkeer op
de wegen en de rijwielpaden in verband
met het gebruik van motorrijtuigen en rij
wielen. Een juiste kennis dezer regelen zal
zeker in de eerste plaats den lezer zelf ten
goede komen. Hij kan daardoor zichzelf en
anderen veel leed besparen om nog maar
niet te spreken van de schade die men zich
zelf en anderen kan berokkenen door het
veroorzaken van een verkeersongeval.
Bestuurders van auto's, motoren, rijwielen
of andere rij- of voertuigen moeten in de
eerste plaats weten dat ze steeds op de
rechterzijde van den weg moeten rijden en
dat de linkerzijde van den weg alleen be
reden mag worden, wanneer dit noodig is
voor het voorbijrijden van een voorrijdende.
Ook in bochten is men verplicht de rech
terzijde te houden. Daarom moet men nooit
in een bocht van den weg een ander voor
bij rijden.
Automobilisten, motor- en wielrijders moe
ten, zoowel voor elkander als voor alle an
dere rij- of voertuigen behoorlijk uitwijken
en wel naar rechts bij het tegenkomen,
naar links bij het inhalen om voorbij te rij
den (velen schijnen dit niet te weten) en
naar rechts bij het ingehaald worden om
hem, die voorbij wil rijden, de noodige
ruimte te geven.
Wanneer men iemand voorbij wil rijden
is het dus zaak zich eerst te overtuigen, dat
de linkerzijde van den weg vrij is.
Indien twee voertuigen elkander in tegen
overgestelde richting naderen en ongeveer
gelijktijdig bij een verkeershindernis (b.v.
een uitgraving, een straatverzakking etc.)
aankomen, of bij 't inhalen van een ander
voertuig, dan moet degene, in wiens ver-
keersbaan de hindernis zich bevindt, stil
houden of langzamer gaan rijden en het
tegemoetkomende voertuig eerst laten pas-
seeren.
Bij het voorbijrijden van een voorrijdende
moet men niet te gauw weder naar rechts
halen. Dit behoeft ook niet als men zich
eerst maar overtuigd heeft dat de weg op de
linkerzijde vrij is.
Men mag nooit een ander aan den ver
keerden kant voorbijrijden, wie zulks doet
kan een ongeluk veroorzaken en degene die
het ongeval veroorzaakt is schuldig en
strafbaar.
Wanneer twee of meer wielrijders of be
stuurders van motorrijtuigen of voertuigen
ongeveer gelijktijdig op 'n kruispunt van we
gen samenkomen (b. v. een driesprong) dan
moet de bestuurder, die den anderen bestuur
der aan zijn rechterhand heeft, dezen vóór
laten gaan en zoo noodig stilhouden of
langzamer gaan rijden.
Een uitzondering geldt hier voor militaire
colonnes. Deze hebben bij een kruispunt of
samenkomst van wegen, onverschillig of zij
zich aan uw rechter- of linkerhand bevin
den, steeds den voorgang. Die moet men dus
eerst voorbij laten gaan.
De bestuurder van een auto of motor
rijwiel is wettelijk verplicht na een ongeval,
tengevolge van een botsing, aanrijding of
overrijding met zijn rijtuig, waarbij een
mensch letsel heeft bekomen of de gezond
heid van een mensch is benadeeld, hulp te
verleenen.
Ook zonder deze wettelijke verplichting
zullen de meesten de behulpzame hand bie
den, ook al heeft men aan het gebeurde
geenerlei schuld.
Toch lezen we nog al eens, dat de aan
rijder is doorgereden en daarom wijzen we
op den wettelijken plicht om hulp te ver
leenen.
Hinderlijk voor het verkeer is het onnoo-
dig naast elkaar rijden (vooral op smalle
wegen en rijwielpaden) en het onnoodig
naast elkaar stilstaan op een rijweg, of het
stilstaan op bruggen, op den hoek van een
straat of daar waar wegen samenkomen.
Men doet verstandig zijn auto, motor of
ander voertuig te doen voorzien van een
spiegel, waardoor de bestuurder van zijn
zitplaats het links achterliggend wegge
deelte kan overzien. Dit is echter niet
steeds een wettelijke eisch.
Hoewel de wet zulks niet eischt, moet men
niet op den rijweg rijden, wanneer er daar
langs of daarnaast een bruikbaar rijwielpad
is. Door het onnoodig op den rijweg rijden
hindert men het verkeer.
De rijwielpaden aangeduid door het wette
lijk kenteeken „Rijwielpad" zijn uitsluitend
bestemd voor het verkeer met rijwielen.
Op een afzonderlijk liggend rijwielpad en
op een rijwielpad, dat met den weg gemeen
ligt en voor den bestuurder, die het pad be
rijdt, rechts van dien weg is gelegen, gel
den, zoowel voor het tegenkomen als bij het
voorbijrijden de gewone verkeersregelen
voor den weg.
Op een rijwielpad, dat met den rijweg ge
meen ligt en voor den bestuurder, die het pad
berijdt, links van dien weg is gelegen, gel
den voor wielrijders bij het tegenkomen
de gewone regels voor het uitwijken, doch
moet hij, die op zulk een pad een voor hem
uitrijdend wielrijder wil voorbijrijden, dezdn
aan diens rechterzijde passceren en dus zoo
noodig het rijwielpad verlaten.
Wielrijders behoeven tegenover het ver
keer op den straatweg het rijwielpad niet
te verlaten, ook al ligt dit voor hen links
van dien weg.
Indien twee of meer wielrijders naast
elkander rijden op een rijwielpad, dan moe
ten zij bij het tegenkomen van een anderen
wielrijder, of door dezen ingehaald worden
de, op het rijwielpad achter elkander gaan
rijden, indien anders de noodige ruimte voor
het voorbijrijden niet beschikbaar zou zijn.
Liggen er langs een weg twee rijwielpa
den, dan moet men steeds het rechts liggende
pad berijden.
Voetgangers moeten steeds den rijweg
loodrecht oversteken en niet in schuine rich
ting. Vóór het oversteken moet men eerst
naar links uitkijken en onder het overste
ken naar rechts.
Voor bestuurders van auto's en motorfiet
sen is het geven van verkeersteekens steeds
verplichtend.
Ook wielrijders moeten dit doen, indien
anders de veiligheid van het verkeer in ge
vaar zou kunnen worden gebracht.
De bestuurders van alle rij- en voertuigen
moeten bij het veranderen van richting,
de nieuwe richting met de hand, zweep of
richtingaanwijzer aanduiden voor hen, die
achter hen aankomen of die hen egen-
komen.
Men geve dus de richting aan, die men
zelf wil inslaan.
Hiermede meenen wij de voornaamste ver
keersregelen te hebben genoemd. Een juiste
kennis dezer regels zal menigeen weerhouden
nog langer met een te snel tempo te rijden,
omdat hij zal begrijpen, dat die regels niet
kunnen worden nagekomen, wanneer men
te snel rijdt. En wie de verkeersregelen goed
opvolgt, die zal niet alleen zich zelf maar
ook zijn medemenschen niet onnoodig leed
of schade veroorzaken.
Een mager resultaat, maar toch niet
onbelangrijk
Verschenen is de Memorie van Antwoord
op het voorloopig Verslag van de Tweede
Kamer over het ontwerp tot goedkeuring
van de handelsovereenkomst van Genève
van 24 Maart 1930, met bebehoorend pro
tocol.
Naar aanleiding van het betoog van ver
scheidene leden, dat de handelsovereenkomst
in menig opzicht het échec van den Vol
kenbond op economisch terein demonstreert,
wijst de regeering nogmaals er op, dat de
resultaten gezien moeten worden in het
licht der uiterst moeilijke omstandigheden
waaronder zij tot stand kwamen. De korte
looptijd der overeenkomst is mede daarvan
het gevolg. Immèrs, indien de tijdsomstandig
heden, zulks noodig mochten maken. Kun
nen de Staten in verband met dien korten
looptijd hun vrijheid spoedig terug erlangen.
Erkennende, dat de overeenkomst geens
zins heeft geb-acht wat werd beoogd, zou
de regeering daartegenover willen stellen,
dat met des te meer kracht moet woraen
vastgehouden aan het zoo moeizaam ver
kregen resultaat.
Eenige Staten hebben bereids zich ten aan
zien van Nederland in beginsel tot eenzijdige
verlagingen van douanetarieven bereid ver
klaard.
De mogelijkheid, dat Nederland zich eenige
voordeelen zal weten te oedingen alsmede de
nauwere economische samenwerking welke de
regeering de laatste tijden met de regeerin
gen van andere landen zoekt, zijn niet zon
der belang te achten en zijn in niet geringe
mate toe te schrijven aan de actie van den
Volkenbond.
Overigens mag men zich niet bepalen tot
de vraag, welke directe voordeelen de han
delsovereenkomst aan Nederland oplevert,
doch dient men zich eveneens af te vragen,
welke de toestand zou zijn, indien de bespre
kingen over het tot stand brengen van een
douanebestand niet waren gevoerd en indien
de onderhavige overeenkomst eventueel niet
tot stand zou komen. De regeering meent
met reden te mogen aannemen, dat in dat
laatste geval de wedloop in economische be
wapening nog grooter omvang zal aanne
men.
De houding van Nederland zal op die van
andere Staten haar invloed doen gelden. Ver
schillende Staten stelden bereids de inwer
kingtreding der overeenkomst van de deel
neming van Neder!and afhankelijk.
Frankrijk, België, Engeland in Italië heb
ben de overeenkomst reeds bekrachtigd. Of
schoon daaromtrent geen zekerheid bestaat,
is eveneens te verwachten, dat Duitscbland
tot bekrachtiging zal overgaan.
Alleen bij de begrootir.gsdebatten zijn in
de Tweede Kamer dezen keer 694 redevoe
ringen gehouden, aldus „De Standaard".
Daarvan komen voor rekening van de
Roomsche fractie, met haar 30 leden 124
redevoeringen. Waren dus alle fracties even
matig geweest in het verbruiken van den
„nationalen" tijd als de grootste fractie, dan
waren er niet meer dan 412 redevoeringen
bij de Begrootingsdebatten gehouden, of 282
minder dan nu.
De tweede fractie in grootte, die der S.D.A.
P., met haar 24 leden, leverde er van de
694 redevoeringen 160. Naar dezen maatre
gel had dus het aantal Begrootingsredevoe-
rirgen 667 kunnen wezen.
De Anti-Rev. fractie zorgde, met haar 12
leden voor 88 redevoeringen. De Chr. Histori
sche fractie (11 leden) voor 95 en de Staat
kundig Gereformeerden (met 3 leden) voor
20 redevoeringen.
De Vrijz. Democratische fractie (7 le
den) zorgde voor 62 redevoeringen; <le Libe
rale fractie (met 8 leden) voor 74 redevoe
ringen en eindelijk de communistische fractie
(met 2 leden) voor 35 redevoeringen.
Dan zijn er nog een éénmans-fractie: de
heer Lingbeek met 9 redevoeringen, de heer
Braat met 7 en de heer Floris Vos met 10
redevoeringen.
Dit overzicht geeft een beeld van het aan
tal der gehouden redevoeringen.
Er zijn leden, die bij de Begrootingsdebat
ten geen redevoeringen hebben gehouden.
Het zijn de heeren Colijn (die bij de Algem.
Beschouwingen over de Rijksbegrooting in
het buitenland verbleef), Engels, Kleereko-
per (die al geruimen tijd ziek is en vroeger
waarlijk niet tot de zwijgers behoorde!), Mr
de Wilde en de Kamerpresident, mr. van
Schaik.
Het grootste aantal redevoeringen is ge
houden door den heer Duymaer van Twist,
die het tot 25 bracht. Wat aantal betreft,
volgen op hem de heeren Krijger, Drop en
Wijnkoop, die het ieder tot 22 redevoeringen
brachten.
Een afgevaardigde, die éénmaal het woord
voert, kan daarbij langer spreken, dan b.v.
een ander, die driemaal spreekt. Zoo heeft
de heer Duymaer van Twist wel het vaaks»
het woord gevoerd, maar niet het langst.
Houder van dat record ls de communist de
Visser, die kans zag door 13 redevoeringen
een 40 kolom der Handelingen te vullen, ter
wijl de heer Duymaer van Twist met z'n
25 redevoeringen maar even 23 kolom der
Handelingen vult. Op den communist volgt
de heer Drop, die voor zijn 22 redevoeringen
meer dan 36 kolom noodig had.
Er zijn alleen bij de Begrootingsdebatr.en
een 1383 kolom der Handelingen „verspro
ken."
De beide communisten hebben daarvan 'n
70 kolom saam voor hun rekening genomen.
Die komen altijd tekort en elk onderwerp
waarover zij spreken vinden zij even belang
rijk.
Had de geheele Kamer een even „beschei
den" gebruik gemaakt van den nauonaien
tijd als de communisten, dan was de Kamer
allereerst niet voor Kerstmis met de Be
grootingsdebatten gereed gekomen, maar dan
had zij ook niet 1333 kolom der Handelingen
gevuld, maar wel 3500.
Volgens onze berekening is de verdeeling
van het aantal kolommen over de verschil
lende fracties ongeveer als volgt: R. K.
fractie (24 leden) 332% kolom. A.R. iractie
(12 leden) 152% kolom. C. H. fractie (11 le
den) 189% kolom. Liberale fractie (3 leden)
127 kolom. Vrijz. Dem. fractie (7.leden) 141%
kolom. Staatsk. Geref. (3 leden) 54 kolom.
Communisten (2 leden) 70% kolom. De heer
Lingbeek 27 kolom; de heer Braat 17 1/8 en
de heer Fl. Vos 9% kolom
De taak der commissie-De Visser
De „Radiobode" bevat een mededeeling
omtrent het instellen van de commissie van
onderzoek, in verband met de in de laatste
maanden geuite beschuldigingen over beleid
en gedragingen van verschillende personen,
in de hoogere regionen van de A. V. R. O.
Daarin kwam o.m. de volgende zinsnede
voor:
„Op 25 November 1930 heeft de heer Vogt
een verzoek gericht tot dr. de Visser om een
commissie te benoemen, voor welke hij zich
ter purge zoude kunnen stellen in verband
met de beschuldigingen van corruptie, welke
in het dagblad „De Gelderlander" waren ge
publiceerd".
De „Geld." teekent het volgende hierbij
aan:
Indien dat werkelijk zoo is, indien dus de
heer Vogt aan dr. de Visser heeft gevraagd
om een commissie, die een onderzoek zou
instellen naar de beschuldigingen van cor
ruptie aan zijn adres in het dagblad „De
Gelderlander'', en indien dr. de Visser, zon
der onze artikelen gelezen te hebben, in het
verzoek van den heer Vogt heeft toegestemd,
en indien derhalve aan de benoemde com
missie een opdracht is verstrekt als in de
„Radiobode" omschreven en indien ten
slotte zulk een opdracht door de commissie
is aanvaard, dan staat het te voren vast, dat
deze commissie een onderzoek gaat instellen
naast de zaak, welke aan de orde is.
Waar, in onze artikelen, is de heer Vogt
beschuldigd van corruptie?
Afgezien van de vraag, wat corruptie is,
de een zal geoorloofd achten, wat de ander
corruptie vindt, ontkennen wij ten seerste,
dat de spits onzer artikelen gericht is ge
weest tegen den persoon van den heer Vogt
en vervolgens, dat de A. V. R. O. zich van
onze artikelen kan afmaken, indien zij den
heer Vogt heeft verlost van de verdenking
van corruptie.
Een verdenking, welke door de „Radio
bode" wordt gesuggereerd, maar die men
niet kan halen uit de artikelen van „De
Gelderlander".
De kracht van de „Radiobode" schuilt
hierin, dat zij van onze artikelen geen letter,
maar dan ook geen letter aan hare lezers
heeft voorgezet en dat zij derhalve over
hun inhoud aan hare lezers kan suggeree-
ren, wat zij wil.
Zij wekt nu de suggestie, alsof de artikelen
van „De Gelderlander" vernietigd zullen zijn,
wanneer maar vaststaat, dat de heer Vogt
zich niet heeft schuldig gemaakt aan cor-
ruptieve onderhandelingen.
Als het niet zoo onwaarschnijlijk had ge
klonken, had men de commissie ook een
onderzoek kunnen laten instellen naar een
beschuldiging van moord en doodslag, door
„De Gelderlander'' tegen den heer Vogt
geuit.
En als dan blijken zou, dat de heer Vogt
geen moordenaar is, dan waren daarmee
de artikelen van „De Gelderlander" op zij
geschoven.
Maar tegelijk zou de publieke opinie zijn
misleid.
Wat de openbare meening vraagt, en wat
zij noodig heeft is een onderzoek naar de
waarheid der artikelen van „De Gelder
lander".
En als de waarheid onzer publicaties ge
bleken is, zal tegelijk erkend zijn de rede
lijkheid der voorstellen, welke door Baron v.
Lynden zijn gedaan aan den heer Vogt
waarvan het eenige doel was de A. V. R. O.
los te maken van haar vitium originis, van
haar geboorte uit den strijd tusschen twee
drukkers, van de fouten harer afkomst.
Terecht heeft de heer mr. Van Doorne
opgemerkt, dat een omroepvereeniging, welke
een zoo groote vlucht neemt als de A.V.R.O.,
niet gebonden mag zijn aan een kranten
koning, die op de eerste plaats het belang
zijner onderneming zoekt. „Het Handelsblad"
heeft hem op 10 Juni 1927 genoemd den
diktator, die den luistervinkenkoning (Vogt)
aan zijn zegekar had gebonden om daarmee
de beschikking te krijgen over een tweede
machtsmiddel
„Het Handelsblad" schrijft nu anders, daar
de omstandigheden veranderd zijn.
Ondanks hun rijkdom waren graaf en
gravin De Mariscotti ontegenzeglijk flinke,
degelijk-godsdienstige mensahen.
't Was een van hun plechtig-uitgespro-
ken voornemens geweest in de eerste dagen
van hun jong huwelijksgeluk: hun kinderen
zouden ze later braaf en vooral ook in allen
e'nvoud opvoeden.
Dat mooie voornemen was ernstige werke
lijkheid geworden en met allen hadden ze
er succes mee gehad. Zeker, hun kinderen
hadden ook hun gebreken, maar vader en
moeder mochten met recht vertrouwen, dat
hun jongens en meisjes eens flinke mannen
en vrouwen zouden zijn. Alleen die Clarice 1
Wat was dat toch? Zij werd de groote du
rende zorg voor haar ouders. Als kind was
't een engel, wel 'n beetje kattig en koppig,
maar ja, dat zou er wel afgaan. Ze waren
er allemaal gek mee.
Doch hoe grooter zij werd, hoe meer ook
de sympathie voor haar bekoelde. Haar
karakter ontwikkelde zich zoo vreemd.
Vader en moeder merkten het, ze spraken
er samen ernstig over, ze baden er voor en,
veel meer dan de anderen, heeft moeder
met zorgelijk gezicht en 'n vreemde pijn in
haar ziel haar arm kind gadegeslagen.
's Morgens bij de H. Mis in de slotkapel
bleef de plaats van Clarice dikwijls leeg.
Moeder ging dan naar boven, naar haar
slaapkamer en vond Clarice óf nog in bed
öf vóór haar spiegel.
Gedurende den dag liet moeder bij 't werk
de handen stil liggen in haar schoot en
zat dan voortdurend te piekeren over het
karakter van haar dochter: „Zij is lui, zij
is ijdel. Daarom wil ze niet bidden, daar
om is ze onuitstaanbaar voor allen in
huis...."
En nu kon vader opspelen en moeder
haar stil verwijten of rustig toespreken
't hielp niets. Het meisje stond er onver
schillig bij met 'n vervelenden, tergenden
lach op d'r gezicht, 't Was vreeselijk! Zij
wilde niet goed.
Misschien zou 't beter worden, als ze in
den vreemde onder strenger tucht kwam te
staan. Vader en moeder zouden het eens
met haar probeeren op 't pensionaat der
zusters Franciscanessen van Viterbo.
Ze was er pas 'n paar maanden geweest.
Nu kwam ze plotseling thuis. Wegge
stuurd.
't Was geen leven meer, sinds Clarice op
't kasteel terug was. Haar miserabel ge
drag drukte de heele stemming omlaag. Ze
deed precies wat ze wilde. Haar vader
lachte ze in z'n gezicht uit met dat af
schuwelijke lachje, dat den man razend
maakte. Moeder kreeg geeneens antwoord
meer, als ze 'n aanmerking maakte: ze
haalde d'r schouders op en ging de kamer
uit. Voor 't personeel was ze even prettig
als 'n heidensche matrone uit den tijd van
Nero. Ze was hard en hatelijk. Op 'n mor
gen kwam 'n kamermeisje schreiend de keu
ken in: omdat ze niet gauw genoeg ge
komen was, had juffrouw Clarice haar met
de volle hand 'n klap in het gezicht ge
geven.
Maar al was ze doorgaans stug en zuur
als onrijpe rabarber, soms kon ze toch
zoet en lijmerig zijn als stroop. Ja, dat
is zoo en die verdachte weersverandering
had plaats, als er gasten waren, wel te
verstaan ongetrouwde, knappe, rijke, manne
lijke gasten. Dan kwam ze de zaal inrui-
schen stralend en geurig als de Koningin
van Saba op d'r Zondags. Dan ging ze
zelfs zoover, dat ze aan tafel ook wel heel
vriendelijk kon zijn tegen haar ouders of
zusjes. Dat was met het oog op den goeden
indruk, begrijpt u. Want zij met haar
enorme IJdelheid en behaagzucht wilde den
een of anderen graaf of hertog of liever
nog 'n markies aan den haak slaan. Dat
beteekende voor haar de hoogste hoogte van
haar ideëele levensopvatting, of volgens de
meening van verstandige toeschouwers, het
toppunt van haar heerschzucht, eerzucht en
ijdelheid.
Maar het eene seizoen na het andere ging
voorbij. Een heel regiment gasten was ai
de revue gepasseerd en Clarice was nog
altijd even ver met haar beredeneerde
trouwplannen, d. w. z. haar opdringerige
liefelijkheid had nog niemand kunnen be
dwelmen.
Toen gebeurde het afschuwelijkste, wat
haar overkomen kon: met veel plechtigheid
kwam een Romeinsche markies, Paolo Capi-
zucchl, de hand vragen van 'n jonger
zusje.
's Avonds op 't feest werd Clarice niet
gesignaleerd. Ze was niet meer te houden!
Ze was gewoon wild! En al luidde ze de
bel, dat de klepel er suf van werd, geen
een kamermeisje, zelfs 't meest gewillige niet,
was te bewegen om naar boven te gaan.
Hoe ondraaglijk sindsdien de toestand op
't kasteel werd, blijkt overduidelijk uit 't feit,
dat de graaf haar ronduit verklaarde, dat
hij haar niet langer meer in huis wilde
heb. Zij moest in godsnaam maar non wor
den bij de zusters van Viterbo!
De zusters waren natuurlijk uitermate in d'r
schik met de nieuwe novice! Vooral om haar
voorbeeldig gedrag! Onbegrijpelijk voor
onzen tijd dat men haar de professie
heeft laten afleggen. Enfin, 't is gebeurd.
Maar toen die plechtigheid achter den rug
was, eischte de eerwaarde zuster Hyacintha
de mooiste kamer van het klooster en wist
zjj gedaan te krijgen, dat die zóó weelderig
werd ingericht, dat ze hier eigenlijk nog
wel zoo goed zat als bij Pa en Ma op het
kasteel.
Dit hartverheffende religieus bestaan
duurde zoo ongeveer 'n tiental jaren.
Toen gaf Gods rustelooze liefde haar de
kans om met die rampzalige levensopvat
ting te breken. Ze werd ziek. Heel erg ziek.
De dokter schudde het hoofd en de zusters,
die haar oppasten, keken bezorgd. Op 'n
middag zei ze kortaf, dat ze den biechtvader
van het klooster wilde spreken. De jonge
zuster, die de boodschap moest overbren
gen, holde eerst naar moeder-overste om 't
haar te vertellen.
Pater Antonius Bianchetti kwam ter
stond. O, hij kende zuster Hyacintha goed,
heel goed. Hij had er indertijd heel wat
ruzie over gehad met moeder-overste, om
dat men dat meisje gedurende het novi
ciaat niet uit 't klooster had willen sturen,
alleen wijl men den graaf wilde ontzien.
Hij klopt, duwt de deur open. Een en al
verbazing blijft hij staan kijken met groote
oogen. Dat 't zoo erg was, zoo bespottelijk
weelderig, had hij niet kunnen denken! Wat
een schepsel moet dat toch zijn
Hij bedwingt met geweld zijn opbruisende
kwaadheid, maar zijn gelaat staat strak en
bleek. Hij zegt 't dan rustig: „Ik wil uw
biecht niet hooren. Het paradijs is nu een
maal niet voor ijdelen en hoovaardigen."
Nu gebeurde het wonder.
De mokerslag van dat ontzettend woord
slaat haar hoogmoed en ijdelheid neer. 't Is
of de duivel plotseling is weggevlucht uit
haar ziel.
Zuster Hyacintha begint te snikken en te
schreien van berouw. De priester hoort haar
biecht en stilt en troost en sterkt haar.
De wondere kracht van Gods genade!
Nu pas begint eigenlijk haar leven.
Gods liefde, die haar greep, dwingt haar
naar omhoog, maakt haar groot en blij en
sterk, 't Is ontroerend, wat dat trotsche,
wufte meisje nu gaat doen om de gegeven
ergernis te herstellen, om door voortdurende
acten van den diepsten ootmoed te boeten
voor haar vroegere hoovaardigheid, om door
ontzettende versterving het vertroetelde li
chaam te dwingen tot dienstbaarheid.
Dat lichtzinnig, onuitstaanbaar meisje
eeren wij nu als de H. Hyacintha. Haar
feest vieren wij 30 Januari.
Maar een onderzoek naar de waarheid
onzer artikelen zal de feiten vaststellen,
waarop het „Hbld." zijn artikel van 10 Juni
1927 heeft gegrond en de beteekenis onzer
publicaties zuiverder tot haar recht doen
komen, dan het onderzoek, door de Radio
bode" gewenscht, een onderzoek, dat, als ge
zegd, zou graven naast de zaak, waarom het
gaat.
Vergadering te Harderwijk
Zaterdagavond heeft in de stadshal te Har
derwijk een druk bezochte openbare vergade
ring plaats gehad voor mogelijke instand
houding van de Zuiderzeevisscherij. Het
comité voor behoud van de Zuiderzee-vis-
scherij had den heer S. ten Bokkel Huinink
uit Haarlem uitgenoodigd om een uiteenzet
ting te geven. De spreker werd ingeleid door
den heer De Jong Saakes, burgemeester van
Harderwijk.
De heer Ten Bokkel Huinink zeide, dat
allerminst wordt bedoeld een aanval op auto
riteiten, doch dat de vergadering uitsluitend
ten doel heeft om het, zoo mogelijk, in
's lands belang door een rustige en waardige
actie daarheen te leiden, dat, voordat het te
laat is, nog wordt teruggekomen op de wijze
van uitvoering van de werken, welke zijns
inziens in 1932 bij de finale dichting van den
dijk ter afsluiting van de Zuiderzee de oor
zaak van een nationale ramp kan worden.
Onder de huidige zeer critieke omstandig
heden, nu milloenen voor het land op het
spel staan, is er, zoo zeide hij verder, nog één
afdoend middel en wel over de in dit jaar en
1932 nog resteerende dijkslengte een betonnen
brug te bouwen. Teneinde te felle stroomin
gen te voorkomen, wordt de brug over 8 K.M.
noodig geacht, zoodanig geconstrueerd, dat
de visschen de Zuiderzeekom kunnen bevol
ken. Bedijking van de andere polders dient
dan achterwege te blijven, mede in 's lands
belang, wegens hun diepe ligging en te ver
wachten tegenvallers op de gronden.
De kosten van de betonnen brug zullen
ongeveer 48 millioen gulden bedragen, tegen
over 60 millioen volgens de tegenwoordige
werkwijze terwijl bovendien het dreigende
risico van mislukking van de algeheele dich
ting wordt uitgeschakeld. Uitvoerig behan
delde spreker de naar zijn meening, vele
voordeelen van de brug boven algeheele dich
ting, in 24 posten samengevat. De eerste
post, inclusief uitschakeling van het buiten
gewoon risico, rente* en tegenvallers op de
gronden, stelt spreker op 450.000,000. Als
andere posten noemde hij instandhouding van
de Zuiderzeevisscherij, eendenhouderij, pluim-
veebedrijf, garnalenpellerij, werven en tim-
merij, transportauto-bedrijven, eendvogelstana
Naardermeer, volkomen instandhouding van
de natuurlijke invalhavens als de Lemmer,
volledige binnenscheepvaart, behoud van
vloed en eb, van zoutwater (biologie dei
Zuiderzee), ontreiniging van het rioolwater
van Amsterdam, mindere üsvorming uit een
klimatologisch oogpunt, behoud van de Zui-
derzeevisch als voedsel voor de Nederland-
sche bevolking, afwending van gevaren door
het IJmeer voor Amsterdam, dito van gevaar
voor verzanding van de scheepvaarthaven
van Harlingen, behoud van de zeilsport, van
natuurschoon, voordeelen voor vreemdelin
genverkeer en directe werkverruiming door
veel handenarbeid voor d.e betonnen brug.
totaal gekapitaliseerd 664.000.000 met post
1 een bedrag van 1.114.000.000, waarvan
den visschers voor reeds geleden schade wel
4 millioen toekomt, en, indien noodig, zouden
met 5 millioen de Zuiderzeekusten kunnen
worden beschermd. Naar sprekers berekening
dus ruim 1 milliard aan voordeelen.
De verdwijning van de Zuiderzeevisscherij
zou zijns inziens tot geestelijke en stoffelijke
verarming leiden. Spreker zou wenschen, dat
een onpartijdige deskundige commissie on
verwijld een ernstig onderzoek instelde.
De vergadering betuigde den heer Ten
Bokkel Huinink hartelijk dank.
In hakken van schoenen
Zij, die den opiumsmokkel moeten bestrij
den, hebben langzamerhand kennis gemaakt
met tailooze trucs, welke telkens opnieuw
door de smokkelaars worden uitgedacht.
Zoo hebben zij, aldus het Soer. Hbld., ge
had den schoen met de holle hakken, het
uitgeholde boek, de docs, die geverfd in pre
cies dezelfde kleur als de olint van scheeps-
hutten er tegenaan gezet wordt, het blik,
bevattende een of anderen inhoud waarvan
de invoer niet verboden is, maar dat tegen
de wanden smalle, platte doosjes draagt, enz.
Een dezer dagen werd weder eens boot-
zoeking verricht en toen maakten de speur
ders kennis met het nieuwste, althans iets,
dat zij tot dusver nooit meegemaakt hadden.
In een der hutten aan boord stonden eenige
paren schoenen, waarvan een enkel paar
gloednieuw. De speurders vonden de nieuwe
schoenen verdacht. Zij stonden er, alsof de
politie ze gerust mocht zien. De snorders ke
ken eens naar het nieuwe schoeisel en V®r*
trouwden de zaak toch niet. Wat bleek? H®
oplegsel van de zool aan de binnenzijde 20
stevig vast tegen de rest aan, maar het w,
niet uit één stuk leder vervaardigd. De &e
was voorzien van een tweeue stuk leer.
Het oplegsel liet ten slotte los en de speur'
ders zagen de bekende uitholling. Daari"
bevond zich opium en de betrokken Chine®'
sche schepeling was er bij. Het bleek, da
het oplegsel met drukknoopen op de res
van den schoen was bevestigd en om di®
drukknoopen te verbergen, moest men zorge°
voor ten tweede bedekking in den vorm va*1
een hielstuk.
Hier hebben de smokkelaars gespeculeer0
op het feit dat men als regel niet denkt aa°
het herhalen van een oude truc. Zij konden
er echter op rekenen, dat de politie de
schoenen toch aan een onderzoek zou ondei"
werpen en perfectionneerdc n daarom de tru®
door een en ander zóó te maken, dat me"
niet langs denzelfden weg de slimmigheid
zou ontdekken. Zij maakten d» nakken zóó.
dat die geen hol geluld gaven en gebruikte"
voor een tweede bedekking in den vorm va"
de binnenzijde een oogenschijniyk vaste.
Een paar dezer schoenen is in het museu"1
der politie geplaatst, een ander paar is na»?
de opleidingsschool der politie te Soekaboefl"
opgezonden.
Bestemd voor uitzending naar N.-Indiê;
Ds. J. Beers, predikant, Katwijk aan Zee!
mej. C. W. van Dienst, verpl. 1ste kl. b-°'
D.V.G., 's-Gravenhage.
Verlofgangers: Mr. J. J. van Tiel, pr®s-
v. d. Raad van Justitie te Padang, 's-Gr®'
venhage; ir. F. Q. den Hollander, ing. lste
kl. b.d. Staatssp. en tramw., Voorburg; S. I*
F Catalani, hoofdcontr. b.d. P.T.T., 's-Gr®'
venhage; B. Boelstra, ass.res. b.d. Alg. Be'
stuursdienst, Amersfoort; P. E. Haertlei"'
comm. b.h. Hoofdk. v. d. Dienst der Volks'
gezondh., Brussel; C. Jansen, boscharchitec'
lste kl. b.h. Boschw., Delft; M. Stoop, trein'
contr. b.d. Staatssp. en tramw., Amsterdam!
L. A. de Graaff, ass.-res. b.d. Alg Bestuursd-.
Leiden.
Gistermiddag om kwart over vijf is het
zesde retourvliegtuig, de P. H..—A. G.
met de vliegers Beekman, Blaak en den me*
canicien Naber, op Schiphol aangekomen.
De landingslichten waren reeds ontsto
ken.
Aanwezig was o. m. de heer H. Martin-
De post, ongeveer 260 K.G., is onmiddellijk
naa rhet bureau Centraal-Station over'
gebracht.
PRACTISCHE RECETTE?'
van de huishoudsch®0
Mariakroon, Culemborg
J. J. Romen en Zone®-
Door ons werd ontvangen „Practische Re
cepten van de huishoudschool Mariakroon.
Culemborg".
Dit kookboek wijkt in menig opzicht be'
langrijk af van de tot dusver bestaande
kookboeken. Het is een samenvatting va'1
recepte, die alle beproefd zyn op de nl1
reeds 38 jaren bestaande kookschool te C"'
lemborg.
De jarenlange ondervinding is de inspire'
tie geweest om de recepten practisch
houden in eenvoud, behandeling en in v®'
riatie.
Zooveel mogelijk ls getracht van de Re'
derlandsche taal gebruik te maken, mam
om de gelegenheid te geven desgewenscö
Fransche menu's samen te stellen, zijn d®
hiervoor in aanmerking komende recept®"
in die taal omgezet, waarvan de lijst
den Holiandschen index volgt.
Van de zoo practische hors d'ocuvres-1'®^
cepten, hierin vervat, zijn reeds in brochü'
revorm eenige duizendtallen verschenen;
De rubriek „Tusschengerechten en warm
lunchschotels" is zoo omvangrijk mogen!
gemaakt, daar dit voor velen de meest 8®
zochte afdeeling is. n
De rubriek „Ziekenrecepten", die na de'
uitvoerigen inmaak volgt, is onder leidm
van een geneesheer samengesteld.
Verder is nog een vleesch- en groente"
combinatie-lijst aanwezig, alsmede wild
gevogelte-, visch- en groentenkalender e
eenige blanco pagina's voor notities
eventueel nieuwe recepten.
Het is een hoogst practisch boek, tyPJv"
grafisch keurig verzorgd, in handig forma®
zeer omvangrijk en vooral ook ingesteld
niet te ruime beurzen, wat maar al te dm
wijls bij het samenstellen van kookboeke
vergeten wordt. Er is wel geen gebied,
niet behandeld is, zoodat iedere huisvrou
hierin vinden kan, wat zij zoekt en ge6.
oi®
ander boek daarbij meer noodig heeft
een volmaakte keukenprinses te zijn. Het
360 pagina's dik en kost ingenaaid slecr»
f 4.—, gebonden f 5.—. Er is byna ge6
mooier geschenk te bedenken.
..J
/2.Q -J
119. De boer gewapend met zyn hooivork,
Ging Wim dreigend achterna!
„Jao", riep hy „al ku'j nog zoo zoo locper.
Pakken zal ik oe weldra."
Terwijl de boer in zijn grooten yver,
Steeds dreigend den jongen riep,
Zag hy niet, slechts kijkend naar den jongen,
Welk gevaar hy zelf nu liep.
120. Pim zag heel lang een breed water,
Dat langzaam stroomde naar zee.
't Nam stukken hout, afval van groente,
Al ronddraaiend met zich mee.
Pim dacht: „dat zal de Maas wel wezen,
In Frankryk men haar oorsprong vindt.
Ze gaat door België en ons landje,
Zich daar met de Waal verbindt."