Binnenlandsch Nieuws r Voor de Huiskamer I Het gestolen Luchtballonnetje I OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN luchtvaart boekbespreking De A. V. R. O.-kwestie De regelen van het verkeer De Handelsovereenkomst te Genève Parlementaire welsprekendheid Langs donkere wegen De afsluiting van de Zuiderzee ONZE OOST Opium smokkelarij Indische Dienst Het zesde retourvliegtuig op Schiphol Overzicht der wettelijke voorschriften We leven in den tijd van het snelverkeer. Dit zal dan ook de reden wel zijn, dat de laatste jaren het aantal verkeersongelukken bij den dag grooter afmetingen aanneemt. De meeste verkeers-ongevallen schrijven wij toe aan het te snel rijden. Maar ook onbe kendheid met de verkeersvoorschriften, die wettelijk zijn vastgesteld, is oorzaak van veel ongelukken. Wij willen een overzicht geven van de wettélijke voorschriften in 1927 reeds vastgesteld ten opzichte van het verkeer op de wegen en de rijwielpaden in verband met het gebruik van motorrijtuigen en rij wielen. Een juiste kennis dezer regelen zal zeker in de eerste plaats den lezer zelf ten goede komen. Hij kan daardoor zichzelf en anderen veel leed besparen om nog maar niet te spreken van de schade die men zich zelf en anderen kan berokkenen door het veroorzaken van een verkeersongeval. Bestuurders van auto's, motoren, rijwielen of andere rij- of voertuigen moeten in de eerste plaats weten dat ze steeds op de rechterzijde van den weg moeten rijden en dat de linkerzijde van den weg alleen be reden mag worden, wanneer dit noodig is voor het voorbijrijden van een voorrijdende. Ook in bochten is men verplicht de rech terzijde te houden. Daarom moet men nooit in een bocht van den weg een ander voor bij rijden. Automobilisten, motor- en wielrijders moe ten, zoowel voor elkander als voor alle an dere rij- of voertuigen behoorlijk uitwijken en wel naar rechts bij het tegenkomen, naar links bij het inhalen om voorbij te rij den (velen schijnen dit niet te weten) en naar rechts bij het ingehaald worden om hem, die voorbij wil rijden, de noodige ruimte te geven. Wanneer men iemand voorbij wil rijden is het dus zaak zich eerst te overtuigen, dat de linkerzijde van den weg vrij is. Indien twee voertuigen elkander in tegen overgestelde richting naderen en ongeveer gelijktijdig bij een verkeershindernis (b.v. een uitgraving, een straatverzakking etc.) aankomen, of bij 't inhalen van een ander voertuig, dan moet degene, in wiens ver- keersbaan de hindernis zich bevindt, stil houden of langzamer gaan rijden en het tegemoetkomende voertuig eerst laten pas- seeren. Bij het voorbijrijden van een voorrijdende moet men niet te gauw weder naar rechts halen. Dit behoeft ook niet als men zich eerst maar overtuigd heeft dat de weg op de linkerzijde vrij is. Men mag nooit een ander aan den ver keerden kant voorbijrijden, wie zulks doet kan een ongeluk veroorzaken en degene die het ongeval veroorzaakt is schuldig en strafbaar. Wanneer twee of meer wielrijders of be stuurders van motorrijtuigen of voertuigen ongeveer gelijktijdig op 'n kruispunt van we gen samenkomen (b. v. een driesprong) dan moet de bestuurder, die den anderen bestuur der aan zijn rechterhand heeft, dezen vóór laten gaan en zoo noodig stilhouden of langzamer gaan rijden. Een uitzondering geldt hier voor militaire colonnes. Deze hebben bij een kruispunt of samenkomst van wegen, onverschillig of zij zich aan uw rechter- of linkerhand bevin den, steeds den voorgang. Die moet men dus eerst voorbij laten gaan. De bestuurder van een auto of motor rijwiel is wettelijk verplicht na een ongeval, tengevolge van een botsing, aanrijding of overrijding met zijn rijtuig, waarbij een mensch letsel heeft bekomen of de gezond heid van een mensch is benadeeld, hulp te verleenen. Ook zonder deze wettelijke verplichting zullen de meesten de behulpzame hand bie den, ook al heeft men aan het gebeurde geenerlei schuld. Toch lezen we nog al eens, dat de aan rijder is doorgereden en daarom wijzen we op den wettelijken plicht om hulp te ver leenen. Hinderlijk voor het verkeer is het onnoo- dig naast elkaar rijden (vooral op smalle wegen en rijwielpaden) en het onnoodig naast elkaar stilstaan op een rijweg, of het stilstaan op bruggen, op den hoek van een straat of daar waar wegen samenkomen. Men doet verstandig zijn auto, motor of ander voertuig te doen voorzien van een spiegel, waardoor de bestuurder van zijn zitplaats het links achterliggend wegge deelte kan overzien. Dit is echter niet steeds een wettelijke eisch. Hoewel de wet zulks niet eischt, moet men niet op den rijweg rijden, wanneer er daar langs of daarnaast een bruikbaar rijwielpad is. Door het onnoodig op den rijweg rijden hindert men het verkeer. De rijwielpaden aangeduid door het wette lijk kenteeken „Rijwielpad" zijn uitsluitend bestemd voor het verkeer met rijwielen. Op een afzonderlijk liggend rijwielpad en op een rijwielpad, dat met den weg gemeen ligt en voor den bestuurder, die het pad be rijdt, rechts van dien weg is gelegen, gel den, zoowel voor het tegenkomen als bij het voorbijrijden de gewone verkeersregelen voor den weg. Op een rijwielpad, dat met den rijweg ge meen ligt en voor den bestuurder, die het pad berijdt, links van dien weg is gelegen, gel den voor wielrijders bij het tegenkomen de gewone regels voor het uitwijken, doch moet hij, die op zulk een pad een voor hem uitrijdend wielrijder wil voorbijrijden, dezdn aan diens rechterzijde passceren en dus zoo noodig het rijwielpad verlaten. Wielrijders behoeven tegenover het ver keer op den straatweg het rijwielpad niet te verlaten, ook al ligt dit voor hen links van dien weg. Indien twee of meer wielrijders naast elkander rijden op een rijwielpad, dan moe ten zij bij het tegenkomen van een anderen wielrijder, of door dezen ingehaald worden de, op het rijwielpad achter elkander gaan rijden, indien anders de noodige ruimte voor het voorbijrijden niet beschikbaar zou zijn. Liggen er langs een weg twee rijwielpa den, dan moet men steeds het rechts liggende pad berijden. Voetgangers moeten steeds den rijweg loodrecht oversteken en niet in schuine rich ting. Vóór het oversteken moet men eerst naar links uitkijken en onder het overste ken naar rechts. Voor bestuurders van auto's en motorfiet sen is het geven van verkeersteekens steeds verplichtend. Ook wielrijders moeten dit doen, indien anders de veiligheid van het verkeer in ge vaar zou kunnen worden gebracht. De bestuurders van alle rij- en voertuigen moeten bij het veranderen van richting, de nieuwe richting met de hand, zweep of richtingaanwijzer aanduiden voor hen, die achter hen aankomen of die hen egen- komen. Men geve dus de richting aan, die men zelf wil inslaan. Hiermede meenen wij de voornaamste ver keersregelen te hebben genoemd. Een juiste kennis dezer regels zal menigeen weerhouden nog langer met een te snel tempo te rijden, omdat hij zal begrijpen, dat die regels niet kunnen worden nagekomen, wanneer men te snel rijdt. En wie de verkeersregelen goed opvolgt, die zal niet alleen zich zelf maar ook zijn medemenschen niet onnoodig leed of schade veroorzaken. Een mager resultaat, maar toch niet onbelangrijk Verschenen is de Memorie van Antwoord op het voorloopig Verslag van de Tweede Kamer over het ontwerp tot goedkeuring van de handelsovereenkomst van Genève van 24 Maart 1930, met bebehoorend pro tocol. Naar aanleiding van het betoog van ver scheidene leden, dat de handelsovereenkomst in menig opzicht het échec van den Vol kenbond op economisch terein demonstreert, wijst de regeering nogmaals er op, dat de resultaten gezien moeten worden in het licht der uiterst moeilijke omstandigheden waaronder zij tot stand kwamen. De korte looptijd der overeenkomst is mede daarvan het gevolg. Immèrs, indien de tijdsomstandig heden, zulks noodig mochten maken. Kun nen de Staten in verband met dien korten looptijd hun vrijheid spoedig terug erlangen. Erkennende, dat de overeenkomst geens zins heeft geb-acht wat werd beoogd, zou de regeering daartegenover willen stellen, dat met des te meer kracht moet woraen vastgehouden aan het zoo moeizaam ver kregen resultaat. Eenige Staten hebben bereids zich ten aan zien van Nederland in beginsel tot eenzijdige verlagingen van douanetarieven bereid ver klaard. De mogelijkheid, dat Nederland zich eenige voordeelen zal weten te oedingen alsmede de nauwere economische samenwerking welke de regeering de laatste tijden met de regeerin gen van andere landen zoekt, zijn niet zon der belang te achten en zijn in niet geringe mate toe te schrijven aan de actie van den Volkenbond. Overigens mag men zich niet bepalen tot de vraag, welke directe voordeelen de han delsovereenkomst aan Nederland oplevert, doch dient men zich eveneens af te vragen, welke de toestand zou zijn, indien de bespre kingen over het tot stand brengen van een douanebestand niet waren gevoerd en indien de onderhavige overeenkomst eventueel niet tot stand zou komen. De regeering meent met reden te mogen aannemen, dat in dat laatste geval de wedloop in economische be wapening nog grooter omvang zal aanne men. De houding van Nederland zal op die van andere Staten haar invloed doen gelden. Ver schillende Staten stelden bereids de inwer kingtreding der overeenkomst van de deel neming van Neder!and afhankelijk. Frankrijk, België, Engeland in Italië heb ben de overeenkomst reeds bekrachtigd. Of schoon daaromtrent geen zekerheid bestaat, is eveneens te verwachten, dat Duitscbland tot bekrachtiging zal overgaan. Alleen bij de begrootir.gsdebatten zijn in de Tweede Kamer dezen keer 694 redevoe ringen gehouden, aldus „De Standaard". Daarvan komen voor rekening van de Roomsche fractie, met haar 30 leden 124 redevoeringen. Waren dus alle fracties even matig geweest in het verbruiken van den „nationalen" tijd als de grootste fractie, dan waren er niet meer dan 412 redevoeringen bij de Begrootingsdebatten gehouden, of 282 minder dan nu. De tweede fractie in grootte, die der S.D.A. P., met haar 24 leden, leverde er van de 694 redevoeringen 160. Naar dezen maatre gel had dus het aantal Begrootingsredevoe- rirgen 667 kunnen wezen. De Anti-Rev. fractie zorgde, met haar 12 leden voor 88 redevoeringen. De Chr. Histori sche fractie (11 leden) voor 95 en de Staat kundig Gereformeerden (met 3 leden) voor 20 redevoeringen. De Vrijz. Democratische fractie (7 le den) zorgde voor 62 redevoeringen; <le Libe rale fractie (met 8 leden) voor 74 redevoe ringen en eindelijk de communistische fractie (met 2 leden) voor 35 redevoeringen. Dan zijn er nog een éénmans-fractie: de heer Lingbeek met 9 redevoeringen, de heer Braat met 7 en de heer Floris Vos met 10 redevoeringen. Dit overzicht geeft een beeld van het aan tal der gehouden redevoeringen. Er zijn leden, die bij de Begrootingsdebat ten geen redevoeringen hebben gehouden. Het zijn de heeren Colijn (die bij de Algem. Beschouwingen over de Rijksbegrooting in het buitenland verbleef), Engels, Kleereko- per (die al geruimen tijd ziek is en vroeger waarlijk niet tot de zwijgers behoorde!), Mr de Wilde en de Kamerpresident, mr. van Schaik. Het grootste aantal redevoeringen is ge houden door den heer Duymaer van Twist, die het tot 25 bracht. Wat aantal betreft, volgen op hem de heeren Krijger, Drop en Wijnkoop, die het ieder tot 22 redevoeringen brachten. Een afgevaardigde, die éénmaal het woord voert, kan daarbij langer spreken, dan b.v. een ander, die driemaal spreekt. Zoo heeft de heer Duymaer van Twist wel het vaaks» het woord gevoerd, maar niet het langst. Houder van dat record ls de communist de Visser, die kans zag door 13 redevoeringen een 40 kolom der Handelingen te vullen, ter wijl de heer Duymaer van Twist met z'n 25 redevoeringen maar even 23 kolom der Handelingen vult. Op den communist volgt de heer Drop, die voor zijn 22 redevoeringen meer dan 36 kolom noodig had. Er zijn alleen bij de Begrootingsdebatr.en een 1383 kolom der Handelingen „verspro ken." De beide communisten hebben daarvan 'n 70 kolom saam voor hun rekening genomen. Die komen altijd tekort en elk onderwerp waarover zij spreken vinden zij even belang rijk. Had de geheele Kamer een even „beschei den" gebruik gemaakt van den nauonaien tijd als de communisten, dan was de Kamer allereerst niet voor Kerstmis met de Be grootingsdebatten gereed gekomen, maar dan had zij ook niet 1333 kolom der Handelingen gevuld, maar wel 3500. Volgens onze berekening is de verdeeling van het aantal kolommen over de verschil lende fracties ongeveer als volgt: R. K. fractie (24 leden) 332% kolom. A.R. iractie (12 leden) 152% kolom. C. H. fractie (11 le den) 189% kolom. Liberale fractie (3 leden) 127 kolom. Vrijz. Dem. fractie (7.leden) 141% kolom. Staatsk. Geref. (3 leden) 54 kolom. Communisten (2 leden) 70% kolom. De heer Lingbeek 27 kolom; de heer Braat 17 1/8 en de heer Fl. Vos 9% kolom De taak der commissie-De Visser De „Radiobode" bevat een mededeeling omtrent het instellen van de commissie van onderzoek, in verband met de in de laatste maanden geuite beschuldigingen over beleid en gedragingen van verschillende personen, in de hoogere regionen van de A. V. R. O. Daarin kwam o.m. de volgende zinsnede voor: „Op 25 November 1930 heeft de heer Vogt een verzoek gericht tot dr. de Visser om een commissie te benoemen, voor welke hij zich ter purge zoude kunnen stellen in verband met de beschuldigingen van corruptie, welke in het dagblad „De Gelderlander" waren ge publiceerd". De „Geld." teekent het volgende hierbij aan: Indien dat werkelijk zoo is, indien dus de heer Vogt aan dr. de Visser heeft gevraagd om een commissie, die een onderzoek zou instellen naar de beschuldigingen van cor ruptie aan zijn adres in het dagblad „De Gelderlander'', en indien dr. de Visser, zon der onze artikelen gelezen te hebben, in het verzoek van den heer Vogt heeft toegestemd, en indien derhalve aan de benoemde com missie een opdracht is verstrekt als in de „Radiobode" omschreven en indien ten slotte zulk een opdracht door de commissie is aanvaard, dan staat het te voren vast, dat deze commissie een onderzoek gaat instellen naast de zaak, welke aan de orde is. Waar, in onze artikelen, is de heer Vogt beschuldigd van corruptie? Afgezien van de vraag, wat corruptie is, de een zal geoorloofd achten, wat de ander corruptie vindt, ontkennen wij ten seerste, dat de spits onzer artikelen gericht is ge weest tegen den persoon van den heer Vogt en vervolgens, dat de A. V. R. O. zich van onze artikelen kan afmaken, indien zij den heer Vogt heeft verlost van de verdenking van corruptie. Een verdenking, welke door de „Radio bode" wordt gesuggereerd, maar die men niet kan halen uit de artikelen van „De Gelderlander". De kracht van de „Radiobode" schuilt hierin, dat zij van onze artikelen geen letter, maar dan ook geen letter aan hare lezers heeft voorgezet en dat zij derhalve over hun inhoud aan hare lezers kan suggeree- ren, wat zij wil. Zij wekt nu de suggestie, alsof de artikelen van „De Gelderlander" vernietigd zullen zijn, wanneer maar vaststaat, dat de heer Vogt zich niet heeft schuldig gemaakt aan cor- ruptieve onderhandelingen. Als het niet zoo onwaarschnijlijk had ge klonken, had men de commissie ook een onderzoek kunnen laten instellen naar een beschuldiging van moord en doodslag, door „De Gelderlander'' tegen den heer Vogt geuit. En als dan blijken zou, dat de heer Vogt geen moordenaar is, dan waren daarmee de artikelen van „De Gelderlander" op zij geschoven. Maar tegelijk zou de publieke opinie zijn misleid. Wat de openbare meening vraagt, en wat zij noodig heeft is een onderzoek naar de waarheid der artikelen van „De Gelder lander". En als de waarheid onzer publicaties ge bleken is, zal tegelijk erkend zijn de rede lijkheid der voorstellen, welke door Baron v. Lynden zijn gedaan aan den heer Vogt waarvan het eenige doel was de A. V. R. O. los te maken van haar vitium originis, van haar geboorte uit den strijd tusschen twee drukkers, van de fouten harer afkomst. Terecht heeft de heer mr. Van Doorne opgemerkt, dat een omroepvereeniging, welke een zoo groote vlucht neemt als de A.V.R.O., niet gebonden mag zijn aan een kranten koning, die op de eerste plaats het belang zijner onderneming zoekt. „Het Handelsblad" heeft hem op 10 Juni 1927 genoemd den diktator, die den luistervinkenkoning (Vogt) aan zijn zegekar had gebonden om daarmee de beschikking te krijgen over een tweede machtsmiddel „Het Handelsblad" schrijft nu anders, daar de omstandigheden veranderd zijn. Ondanks hun rijkdom waren graaf en gravin De Mariscotti ontegenzeglijk flinke, degelijk-godsdienstige mensahen. 't Was een van hun plechtig-uitgespro- ken voornemens geweest in de eerste dagen van hun jong huwelijksgeluk: hun kinderen zouden ze later braaf en vooral ook in allen e'nvoud opvoeden. Dat mooie voornemen was ernstige werke lijkheid geworden en met allen hadden ze er succes mee gehad. Zeker, hun kinderen hadden ook hun gebreken, maar vader en moeder mochten met recht vertrouwen, dat hun jongens en meisjes eens flinke mannen en vrouwen zouden zijn. Alleen die Clarice 1 Wat was dat toch? Zij werd de groote du rende zorg voor haar ouders. Als kind was 't een engel, wel 'n beetje kattig en koppig, maar ja, dat zou er wel afgaan. Ze waren er allemaal gek mee. Doch hoe grooter zij werd, hoe meer ook de sympathie voor haar bekoelde. Haar karakter ontwikkelde zich zoo vreemd. Vader en moeder merkten het, ze spraken er samen ernstig over, ze baden er voor en, veel meer dan de anderen, heeft moeder met zorgelijk gezicht en 'n vreemde pijn in haar ziel haar arm kind gadegeslagen. 's Morgens bij de H. Mis in de slotkapel bleef de plaats van Clarice dikwijls leeg. Moeder ging dan naar boven, naar haar slaapkamer en vond Clarice óf nog in bed öf vóór haar spiegel. Gedurende den dag liet moeder bij 't werk de handen stil liggen in haar schoot en zat dan voortdurend te piekeren over het karakter van haar dochter: „Zij is lui, zij is ijdel. Daarom wil ze niet bidden, daar om is ze onuitstaanbaar voor allen in huis...." En nu kon vader opspelen en moeder haar stil verwijten of rustig toespreken 't hielp niets. Het meisje stond er onver schillig bij met 'n vervelenden, tergenden lach op d'r gezicht, 't Was vreeselijk! Zij wilde niet goed. Misschien zou 't beter worden, als ze in den vreemde onder strenger tucht kwam te staan. Vader en moeder zouden het eens met haar probeeren op 't pensionaat der zusters Franciscanessen van Viterbo. Ze was er pas 'n paar maanden geweest. Nu kwam ze plotseling thuis. Wegge stuurd. 't Was geen leven meer, sinds Clarice op 't kasteel terug was. Haar miserabel ge drag drukte de heele stemming omlaag. Ze deed precies wat ze wilde. Haar vader lachte ze in z'n gezicht uit met dat af schuwelijke lachje, dat den man razend maakte. Moeder kreeg geeneens antwoord meer, als ze 'n aanmerking maakte: ze haalde d'r schouders op en ging de kamer uit. Voor 't personeel was ze even prettig als 'n heidensche matrone uit den tijd van Nero. Ze was hard en hatelijk. Op 'n mor gen kwam 'n kamermeisje schreiend de keu ken in: omdat ze niet gauw genoeg ge komen was, had juffrouw Clarice haar met de volle hand 'n klap in het gezicht ge geven. Maar al was ze doorgaans stug en zuur als onrijpe rabarber, soms kon ze toch zoet en lijmerig zijn als stroop. Ja, dat is zoo en die verdachte weersverandering had plaats, als er gasten waren, wel te verstaan ongetrouwde, knappe, rijke, manne lijke gasten. Dan kwam ze de zaal inrui- schen stralend en geurig als de Koningin van Saba op d'r Zondags. Dan ging ze zelfs zoover, dat ze aan tafel ook wel heel vriendelijk kon zijn tegen haar ouders of zusjes. Dat was met het oog op den goeden indruk, begrijpt u. Want zij met haar enorme IJdelheid en behaagzucht wilde den een of anderen graaf of hertog of liever nog 'n markies aan den haak slaan. Dat beteekende voor haar de hoogste hoogte van haar ideëele levensopvatting, of volgens de meening van verstandige toeschouwers, het toppunt van haar heerschzucht, eerzucht en ijdelheid. Maar het eene seizoen na het andere ging voorbij. Een heel regiment gasten was ai de revue gepasseerd en Clarice was nog altijd even ver met haar beredeneerde trouwplannen, d. w. z. haar opdringerige liefelijkheid had nog niemand kunnen be dwelmen. Toen gebeurde het afschuwelijkste, wat haar overkomen kon: met veel plechtigheid kwam een Romeinsche markies, Paolo Capi- zucchl, de hand vragen van 'n jonger zusje. 's Avonds op 't feest werd Clarice niet gesignaleerd. Ze was niet meer te houden! Ze was gewoon wild! En al luidde ze de bel, dat de klepel er suf van werd, geen een kamermeisje, zelfs 't meest gewillige niet, was te bewegen om naar boven te gaan. Hoe ondraaglijk sindsdien de toestand op 't kasteel werd, blijkt overduidelijk uit 't feit, dat de graaf haar ronduit verklaarde, dat hij haar niet langer meer in huis wilde heb. Zij moest in godsnaam maar non wor den bij de zusters van Viterbo! De zusters waren natuurlijk uitermate in d'r schik met de nieuwe novice! Vooral om haar voorbeeldig gedrag! Onbegrijpelijk voor onzen tijd dat men haar de professie heeft laten afleggen. Enfin, 't is gebeurd. Maar toen die plechtigheid achter den rug was, eischte de eerwaarde zuster Hyacintha de mooiste kamer van het klooster en wist zjj gedaan te krijgen, dat die zóó weelderig werd ingericht, dat ze hier eigenlijk nog wel zoo goed zat als bij Pa en Ma op het kasteel. Dit hartverheffende religieus bestaan duurde zoo ongeveer 'n tiental jaren. Toen gaf Gods rustelooze liefde haar de kans om met die rampzalige levensopvat ting te breken. Ze werd ziek. Heel erg ziek. De dokter schudde het hoofd en de zusters, die haar oppasten, keken bezorgd. Op 'n middag zei ze kortaf, dat ze den biechtvader van het klooster wilde spreken. De jonge zuster, die de boodschap moest overbren gen, holde eerst naar moeder-overste om 't haar te vertellen. Pater Antonius Bianchetti kwam ter stond. O, hij kende zuster Hyacintha goed, heel goed. Hij had er indertijd heel wat ruzie over gehad met moeder-overste, om dat men dat meisje gedurende het novi ciaat niet uit 't klooster had willen sturen, alleen wijl men den graaf wilde ontzien. Hij klopt, duwt de deur open. Een en al verbazing blijft hij staan kijken met groote oogen. Dat 't zoo erg was, zoo bespottelijk weelderig, had hij niet kunnen denken! Wat een schepsel moet dat toch zijn Hij bedwingt met geweld zijn opbruisende kwaadheid, maar zijn gelaat staat strak en bleek. Hij zegt 't dan rustig: „Ik wil uw biecht niet hooren. Het paradijs is nu een maal niet voor ijdelen en hoovaardigen." Nu gebeurde het wonder. De mokerslag van dat ontzettend woord slaat haar hoogmoed en ijdelheid neer. 't Is of de duivel plotseling is weggevlucht uit haar ziel. Zuster Hyacintha begint te snikken en te schreien van berouw. De priester hoort haar biecht en stilt en troost en sterkt haar. De wondere kracht van Gods genade! Nu pas begint eigenlijk haar leven. Gods liefde, die haar greep, dwingt haar naar omhoog, maakt haar groot en blij en sterk, 't Is ontroerend, wat dat trotsche, wufte meisje nu gaat doen om de gegeven ergernis te herstellen, om door voortdurende acten van den diepsten ootmoed te boeten voor haar vroegere hoovaardigheid, om door ontzettende versterving het vertroetelde li chaam te dwingen tot dienstbaarheid. Dat lichtzinnig, onuitstaanbaar meisje eeren wij nu als de H. Hyacintha. Haar feest vieren wij 30 Januari. Maar een onderzoek naar de waarheid onzer artikelen zal de feiten vaststellen, waarop het „Hbld." zijn artikel van 10 Juni 1927 heeft gegrond en de beteekenis onzer publicaties zuiverder tot haar recht doen komen, dan het onderzoek, door de Radio bode" gewenscht, een onderzoek, dat, als ge zegd, zou graven naast de zaak, waarom het gaat. Vergadering te Harderwijk Zaterdagavond heeft in de stadshal te Har derwijk een druk bezochte openbare vergade ring plaats gehad voor mogelijke instand houding van de Zuiderzeevisscherij. Het comité voor behoud van de Zuiderzee-vis- scherij had den heer S. ten Bokkel Huinink uit Haarlem uitgenoodigd om een uiteenzet ting te geven. De spreker werd ingeleid door den heer De Jong Saakes, burgemeester van Harderwijk. De heer Ten Bokkel Huinink zeide, dat allerminst wordt bedoeld een aanval op auto riteiten, doch dat de vergadering uitsluitend ten doel heeft om het, zoo mogelijk, in 's lands belang door een rustige en waardige actie daarheen te leiden, dat, voordat het te laat is, nog wordt teruggekomen op de wijze van uitvoering van de werken, welke zijns inziens in 1932 bij de finale dichting van den dijk ter afsluiting van de Zuiderzee de oor zaak van een nationale ramp kan worden. Onder de huidige zeer critieke omstandig heden, nu milloenen voor het land op het spel staan, is er, zoo zeide hij verder, nog één afdoend middel en wel over de in dit jaar en 1932 nog resteerende dijkslengte een betonnen brug te bouwen. Teneinde te felle stroomin gen te voorkomen, wordt de brug over 8 K.M. noodig geacht, zoodanig geconstrueerd, dat de visschen de Zuiderzeekom kunnen bevol ken. Bedijking van de andere polders dient dan achterwege te blijven, mede in 's lands belang, wegens hun diepe ligging en te ver wachten tegenvallers op de gronden. De kosten van de betonnen brug zullen ongeveer 48 millioen gulden bedragen, tegen over 60 millioen volgens de tegenwoordige werkwijze terwijl bovendien het dreigende risico van mislukking van de algeheele dich ting wordt uitgeschakeld. Uitvoerig behan delde spreker de naar zijn meening, vele voordeelen van de brug boven algeheele dich ting, in 24 posten samengevat. De eerste post, inclusief uitschakeling van het buiten gewoon risico, rente* en tegenvallers op de gronden, stelt spreker op 450.000,000. Als andere posten noemde hij instandhouding van de Zuiderzeevisscherij, eendenhouderij, pluim- veebedrijf, garnalenpellerij, werven en tim- merij, transportauto-bedrijven, eendvogelstana Naardermeer, volkomen instandhouding van de natuurlijke invalhavens als de Lemmer, volledige binnenscheepvaart, behoud van vloed en eb, van zoutwater (biologie dei Zuiderzee), ontreiniging van het rioolwater van Amsterdam, mindere üsvorming uit een klimatologisch oogpunt, behoud van de Zui- derzeevisch als voedsel voor de Nederland- sche bevolking, afwending van gevaren door het IJmeer voor Amsterdam, dito van gevaar voor verzanding van de scheepvaarthaven van Harlingen, behoud van de zeilsport, van natuurschoon, voordeelen voor vreemdelin genverkeer en directe werkverruiming door veel handenarbeid voor d.e betonnen brug. totaal gekapitaliseerd 664.000.000 met post 1 een bedrag van 1.114.000.000, waarvan den visschers voor reeds geleden schade wel 4 millioen toekomt, en, indien noodig, zouden met 5 millioen de Zuiderzeekusten kunnen worden beschermd. Naar sprekers berekening dus ruim 1 milliard aan voordeelen. De verdwijning van de Zuiderzeevisscherij zou zijns inziens tot geestelijke en stoffelijke verarming leiden. Spreker zou wenschen, dat een onpartijdige deskundige commissie on verwijld een ernstig onderzoek instelde. De vergadering betuigde den heer Ten Bokkel Huinink hartelijk dank. In hakken van schoenen Zij, die den opiumsmokkel moeten bestrij den, hebben langzamerhand kennis gemaakt met tailooze trucs, welke telkens opnieuw door de smokkelaars worden uitgedacht. Zoo hebben zij, aldus het Soer. Hbld., ge had den schoen met de holle hakken, het uitgeholde boek, de docs, die geverfd in pre cies dezelfde kleur als de olint van scheeps- hutten er tegenaan gezet wordt, het blik, bevattende een of anderen inhoud waarvan de invoer niet verboden is, maar dat tegen de wanden smalle, platte doosjes draagt, enz. Een dezer dagen werd weder eens boot- zoeking verricht en toen maakten de speur ders kennis met het nieuwste, althans iets, dat zij tot dusver nooit meegemaakt hadden. In een der hutten aan boord stonden eenige paren schoenen, waarvan een enkel paar gloednieuw. De speurders vonden de nieuwe schoenen verdacht. Zij stonden er, alsof de politie ze gerust mocht zien. De snorders ke ken eens naar het nieuwe schoeisel en V®r* trouwden de zaak toch niet. Wat bleek? H® oplegsel van de zool aan de binnenzijde 20 stevig vast tegen de rest aan, maar het w, niet uit één stuk leder vervaardigd. De &e was voorzien van een tweeue stuk leer. Het oplegsel liet ten slotte los en de speur' ders zagen de bekende uitholling. Daari" bevond zich opium en de betrokken Chine®' sche schepeling was er bij. Het bleek, da het oplegsel met drukknoopen op de res van den schoen was bevestigd en om di® drukknoopen te verbergen, moest men zorge° voor ten tweede bedekking in den vorm va*1 een hielstuk. Hier hebben de smokkelaars gespeculeer0 op het feit dat men als regel niet denkt aa° het herhalen van een oude truc. Zij konden er echter op rekenen, dat de politie de schoenen toch aan een onderzoek zou ondei" werpen en perfectionneerdc n daarom de tru® door een en ander zóó te maken, dat me" niet langs denzelfden weg de slimmigheid zou ontdekken. Zij maakten d» nakken zóó. dat die geen hol geluld gaven en gebruikte" voor een tweede bedekking in den vorm va" de binnenzijde een oogenschijniyk vaste. Een paar dezer schoenen is in het museu"1 der politie geplaatst, een ander paar is na»? de opleidingsschool der politie te Soekaboefl" opgezonden. Bestemd voor uitzending naar N.-Indiê; Ds. J. Beers, predikant, Katwijk aan Zee! mej. C. W. van Dienst, verpl. 1ste kl. b-°' D.V.G., 's-Gravenhage. Verlofgangers: Mr. J. J. van Tiel, pr®s- v. d. Raad van Justitie te Padang, 's-Gr®' venhage; ir. F. Q. den Hollander, ing. lste kl. b.d. Staatssp. en tramw., Voorburg; S. I* F Catalani, hoofdcontr. b.d. P.T.T., 's-Gr®' venhage; B. Boelstra, ass.res. b.d. Alg. Be' stuursdienst, Amersfoort; P. E. Haertlei"' comm. b.h. Hoofdk. v. d. Dienst der Volks' gezondh., Brussel; C. Jansen, boscharchitec' lste kl. b.h. Boschw., Delft; M. Stoop, trein' contr. b.d. Staatssp. en tramw., Amsterdam! L. A. de Graaff, ass.-res. b.d. Alg Bestuursd-. Leiden. Gistermiddag om kwart over vijf is het zesde retourvliegtuig, de P. H..—A. G. met de vliegers Beekman, Blaak en den me* canicien Naber, op Schiphol aangekomen. De landingslichten waren reeds ontsto ken. Aanwezig was o. m. de heer H. Martin- De post, ongeveer 260 K.G., is onmiddellijk naa rhet bureau Centraal-Station over' gebracht. PRACTISCHE RECETTE?' van de huishoudsch®0 Mariakroon, Culemborg J. J. Romen en Zone®- Door ons werd ontvangen „Practische Re cepten van de huishoudschool Mariakroon. Culemborg". Dit kookboek wijkt in menig opzicht be' langrijk af van de tot dusver bestaande kookboeken. Het is een samenvatting va'1 recepte, die alle beproefd zyn op de nl1 reeds 38 jaren bestaande kookschool te C"' lemborg. De jarenlange ondervinding is de inspire' tie geweest om de recepten practisch houden in eenvoud, behandeling en in v®' riatie. Zooveel mogelijk ls getracht van de Re' derlandsche taal gebruik te maken, mam om de gelegenheid te geven desgewenscö Fransche menu's samen te stellen, zijn d® hiervoor in aanmerking komende recept®" in die taal omgezet, waarvan de lijst den Holiandschen index volgt. Van de zoo practische hors d'ocuvres-1'®^ cepten, hierin vervat, zijn reeds in brochü' revorm eenige duizendtallen verschenen; De rubriek „Tusschengerechten en warm lunchschotels" is zoo omvangrijk mogen! gemaakt, daar dit voor velen de meest 8® zochte afdeeling is. n De rubriek „Ziekenrecepten", die na de' uitvoerigen inmaak volgt, is onder leidm van een geneesheer samengesteld. Verder is nog een vleesch- en groente" combinatie-lijst aanwezig, alsmede wild gevogelte-, visch- en groentenkalender e eenige blanco pagina's voor notities eventueel nieuwe recepten. Het is een hoogst practisch boek, tyPJv" grafisch keurig verzorgd, in handig forma® zeer omvangrijk en vooral ook ingesteld niet te ruime beurzen, wat maar al te dm wijls bij het samenstellen van kookboeke vergeten wordt. Er is wel geen gebied, niet behandeld is, zoodat iedere huisvrou hierin vinden kan, wat zij zoekt en ge6. oi® ander boek daarbij meer noodig heeft een volmaakte keukenprinses te zijn. Het 360 pagina's dik en kost ingenaaid slecr» f 4.—, gebonden f 5.—. Er is byna ge6 mooier geschenk te bedenken. ..J /2.Q -J 119. De boer gewapend met zyn hooivork, Ging Wim dreigend achterna! „Jao", riep hy „al ku'j nog zoo zoo locper. Pakken zal ik oe weldra." Terwijl de boer in zijn grooten yver, Steeds dreigend den jongen riep, Zag hy niet, slechts kijkend naar den jongen, Welk gevaar hy zelf nu liep. 120. Pim zag heel lang een breed water, Dat langzaam stroomde naar zee. 't Nam stukken hout, afval van groente, Al ronddraaiend met zich mee. Pim dacht: „dat zal de Maas wel wezen, In Frankryk men haar oorsprong vindt. Ze gaat door België en ons landje, Zich daar met de Waal verbindt."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 6