Uit den Haarlemschen Gemeenteraad ENCYCLIEK VAN ONZEN HEILIGEN VADER PIUS XI, BIJ DE GODDELIJKE GENADE PAUS TWEEDE BLAD DONDERDAG 15 JANUARI 1931 BLADZIJDE 1 Over het Christelijk Huwelijk in de huidige omstandigheden, nooden, dwalingen en neigingen van gezin en maatschappij Denk er aan Voor de bestrating van zijn tuintje De gestrande stoomtrawler nog niet vlot VIJFDE DEEL Christelijke opbouw van het huwelijk De inbraken te Sassenheim Geen spoor van de daders En toch hebt U versterking noodig Tegen Hoest en Keelpijn ^sOcten 50it per dooi alleen bij^l Apothekers en Drogisten (3e Vervolg en Slot) Voor èeri raadsoverzicht is nooidg, dat er in de betreffende raadsvergadering iets gebeurt. Want wie geen hand heeft, kan geen vuist maken. Ook een journa list kan dat niet. En al is de fantaisie een door ons gilde veel gevrijde schoone, bij al te dartele liefkozingen van die gevaarlijke bondgenoote loopt de kran tenman de kans te verzaken aan zijn eersten plicht: eerlijkheid. Het zijn dus de raadsleden, die, door te spreken en dan ook iets nieuws en belangrijks te zeggen of te doen! of door wel sprekend te zwijgen, voor schrijvensstof moeten zorgen. Die stof was er Woensdagmiddag op 't Prinsenhof met kruiwagens vol. Er zijn twee raadsleden „met den sterken arm" uit den Haarlemschen Senaat gezet; éénmaal is de publieke tribune ontruimd en het scheelde maar weinig de stemmen staakten of het dagblad „De Tribune", orgaan der Communistische partij, zou voor goed uit de Openbare Leeszaal van Haarlem zijn geknikkerd, na een met groote voortvarendheid door de rechtsche partijen gevoerd debat. Waar die ongewone drukte vandaan kwam? Het is in den Raad duidelijk te zien, dat de verkiezingen naderen. De acht bare heeren, vooral de roode en de vuurroode, worden nerveus en hoe is het mogelijk in ons kalme Haarlem? van de Spaarnestad schijnt dit jaar het eerste verkiezingsvuur te zullen uit laaien. Wij warmen ons blijkbaar al aan de knetterende, knisperende vlam men. Want hoe is het anders te verklaren, dat de gemoedelijke Peper, van wien wij tot nu toe overtuigd waren, dat hij geen vlieg, laat staan den burgemeester on aangenaam zou willen zijn, net zoo lang dreint en sart tot twee politiemannen, revolvers op zak, hem van het Prinsen hof afzetten? Het is, zoo hooren wij vertellen, de verkiezingskoorts, die hem te pakken krijgt. Er wordt namelijk gemompeld, dat Peper's eerste plaats op de commu nistische candidatenlijst voor den ge meenteraad gevaar loopt en dat Over steegen, dien hij, dit zij toegegeven, qua persoon verre overtreft, op dit moment in de Haarlemsche partij de getapte man is. Misschien ook is onze Peper uitgenoodigd op zijn beurt eens wat hel denfeiten te laten zien en koos hij daar voor het vrij onschuldige martelaar schap in den Raad. Wel verzekeren de communisten, dat zij tegen gratis bioscoopvoorstellingen, concerten enz. zijn, maar voor hun eigen mannetjes zorgen zij goed en zoo zaten er heele rijen op de publieke tri bune voor de gratis voorstelling, die door hun clowns zou worden gegeven. Elders in dit blad kan men lezen, hoe de opvoering tot in de perfectie werd uitgevoerd, een verfijnde ensceneering, die den besten Russisehen cineast niet zou misstaan. Wij weten niet of de opzet aan de tafel van B. en W. bekend was, maar in alle geval is er gauw een einde aan de gratis reclamemakerij van de heeren gemaakt. Toen goede woorden bleken niet te helpen, schoot plotseling en resoluut het maarschalksvuur in des voorzitters hamer en met blijkbaar al- geheele instemming van alle wethou ders, stelde de president voor, den heer Peper het woord te ontnemen. Dit werd toegestaan. „Wie zal mij beletten hier te praten?" schreeuwde de heer Peper, maar koddig was de onvoorzichtigheid, die hij onmiddellijk daarop beging, door één moment te luisteren naar het ant woord, dat de burgervader hem hierop kon geven. Deze stelde toepassing voor van artikel 21'van het huishoudelijk Reglement, waarbij de Raad het recht heeft een raadslid, dat zich onbehoor lijk gedraagt voor den duur van die zit ting uit de zaal te doen verwijderen. Bij de uitzetting van 't tweede lid werd eerst de publieke tribune ontruimd. Het is dé eerste maal, dat in Haarlem een raadslid door de politie uit de raadszaal verwijderd is. Men stelle zich zulk een incident eens voor een dertig jaar geleden, in den tijd van de Van Styrums en Loomeijers. Het gewraakte lid zou voor zijn leven geblameerd zijn geweest. En omdat het hier geen toeval lige samenloop van omstandigheden is, geen ongelukkig moment zooals een mensch kan hebben in zijn leven, maar een welbewust en systematisch ook in andere steden toegepast optreden, zegt dit evenement toch wel iets over het peil, waarop ons parlementair fatsoen is gedaald. rechtsche groepen, een stemming van: laten wij het maar doen; er worden weer een vijftig menschen door aan werk ge holpen en de moreele uitwerking daar van mogen wij toch niet onderschat ten. Zelfs bij Wethouder Gerritsz, die het voorstel te verdedigen had, misten wij het feu sacré, waarmede de vader van een voorstel voorzien moet zijn. Vooral het loon van 22.50 per week, dat zal worden uitbetaald, vond weinig genade. De heer Reinalda stelde een motie voor om dat te brengen op 25 per week. Hij oefende critiek op de Re geering, die eerst een loon van f 19 vaststelde en slechts na veel onderhan delingen bereid bleek een loon van 22.50 toe te staan. De heer van Liemt onderschreef niet de meening van den heer Reinalda, dat het de Regeering in Den Haag om een mislukken der plannen te doen zou zijn, maar ging er volkomen mede accoord, dat een loon van 22.50 te laag is. Doch hij huiverde voor het aannemen van de motie-Reinalda. Dit toch zou zeker ver traging geven in het uitvoeren der plan nen en de kans is groot, dat er dan dit jaar niets meer van komt. Niet minder .fel dan de heer Reinalda was de heer Castricum in zijn critiek op de regee ring. Hij vestigde er voorts de aandacht op, dat een groot gezin nu reeds bijna 22.50 aan steun ontvangt en hoopte, dat B. en W. met deze omstandigheid rekening zouden houden. Een juiste opmerking maakte de heer Klein Schiphorst, en de heer Klein viel hem bij, evenals de heer Visser, toen hij[ er op wees, dat het geld beter in Haar lem zou kunnen worden besteed voor productief werk. Nu gaat net naar Cas tricum, en dat geld zijn we kwijt. De heer Klein Schiphorst wees op eenige werken, die kunnen uitgevoerd worden, zooals het verleggen van de Delft en het in orde maken van den Zijlweg. De heer Klein wees de oude schoeiingen van de Brouwersvaart voor vernieuwing aan. Voor de verdediging van het voor stel raadplege men het verslag. De mo tie-Reinalda werd ten slotte verworpen met 16 stemmen tegen. De heeren Cas tricum, Klein en Van Kessel steunden haar, omdat zij van meening waren, dat de Regeering maar eens moet hooren hoe in Haarlem over een loon van 22.50 wordt gedacht. De heer Gerritsz, die zijn partij genooten tever geefs op het gevaar van uitstel had gewezen, op dezelfde gronden als de heer v. Liemt stemde tegen de motie van den heer Reinalda. Het voorstel van B. en W. werd daarop aangenomen. Ook met instemming van de heeren Castri cum, Klein en Van Kessel. Eensgezind bracht de rechterzijde het voorstel van B. en W. alzoo in veiligheid. Om het mooie sociale werk en omdat allicht in menig gezin 22.50 een welkome ver dienste zal zijn, wenschte zij geen ver antwoordelijkheid voor een afstemmen te dragen. Het debat over „De Tribune" begon zeer hoopvol. De heer Visser had, naar bekend is, vragen gesteld over het beruchte Kerst artikel, dat het orgaan van de Commu nistische Partij heeft gepubliceerd. O.m. had hij gevraagd of B. en W. niet van oordeel zijn, dat „De Tribune" uit de Openbare Leeszaal moet worden verwij derd. En zie: het antwoord, dat wethouder Roodenburg kon geven, was zoo bevre digend mogelijk. Hij deelde mede, dat de meerderheid van het college besloten had „De Tribune" uit de Openbare Lees zaal" te verwijderen. Verschillende raadsleden applaudisseerden bij deze mededeeling en de heer Visser ver klaarde zich bevredigd. Men kon moei lijk verlangen, dat mannen als mr. Gerritsz en mr. Slingenberg, principieele tegenstanders van preventieve censuur, enthousiast voor de uitsluiting der „Tri bune" zouden zijn. Om den ernst van het geval berustten zij er echter blijk baar in. Zij stelden zelfs geen prijs op een verklaring der meerderheid. Slechts toen de heer Visser zich vergiste en sprak van een „homogeen" college van B. en W. merkte de heer Gerritsz op, dat hij en de heer Slingenberg aan het genomen besluit van B. en W. niet had den medegewerkt. Maar ook niets meer dan dat. De heer Keerwolf legde een platonische verklaring namens de S. D. A. P. af, waarin o.m. werd gezegd, dat de S. D. A. P. het artikel in „De Tri bune" niet goedkeurt, maar meent, dat in de Openbare Leeszaal alles moet komen wat niet in strijd is met de wet. Het scheen, dat de S. D. A. P. met deze verklaring zou volstaan. Miar de heer Visser begreep de situatie niet en, groeiend in zijn succes, begon hij een debat over „De Tribune". Dat was tac tisch onjuist. Men kan ook te veel praten. En dat was hier het (geval. Het eene woord lokte het andere uit. De heeren Loosj es, Boes en Reinalda uitten hun afkeer tegen elke onder drukking van de vrije meeningsuiting en achtten het besluit van B. en W in strijd met het in Maart genomen raads besluit waarbij „De Tribune" in de Leeszaal wordt gehandhaafd. De heeren Bijvoet en Heerkens Thijssen trachtten dit bezwaar te ontzenuwen. De heer Heerkens Thijssen merkte o.m. op, dat „De Tribune" geen boek is, maar een dagblad en in een half Jaar sterk van karakter kan veranderen. Dit was, vol gens hem, hier het geval, maar die werd door den heer Reinalda ontkend. De heer Loerakker meende, dat B. en W. beter zouden hebben gedaan geen besluit te nemen, maar advies aan den Raad uit te brengen. In dit stadium der besprekingen diende de heer Joosten een motie in, waarbij B. en W. werden uitgenoodigd geen maatregelen tegen „De Tribune" te nemen. Vermel den wij nog, dat de heer Reinalda op het gevaar wees van onderdrukking. Dan juist groeit een gedachte en men zal dus hier het tegenovergestelde be reiken van wat men graag wil, meende hij. Maar ad rem merkte de heer Cas tricum op, dat de heer Reinalda dan eenige uren vroeger hetzelfde had ge daan door de communistische raadsle den uit den raad te weren. Hij voegde er aan toe, dat „De Tribune" de maat van het duidbare doet overloopen. De heer van Liemt achtte de vrees voor censuur ongegrond. Hij maakte onderscheid tusschen politieke en gods dienstige ideeën. Hier worden geen po litieke gedachten onderdrukt, maar godslasteringen van het minste allooi. Die meening werd nog eens onderstreept door den heer Bijvoet in een helder betoog. De inhoud van „De Tribune" is van dien aard, zeide hij, dat de overheid geen verantwoordelijkheid voor de ver spreiding daarvan dragen mag. Toen hij opmerkte dat, naar den schijn, vele raadsleden het onderscheid niet zien tusschen vrijheid en bandeloosheid, zag de heer Reinalda daarin „een klein vie- zigheidje". Wij begrijpen niet waarom en het bleek ook niet uit de nadere ver klaring van den heer Bijvoet dat dit raadslid „viezigheidjes" bedrijft. Dat de heer Reinalda zijn uitdrukking ook na herhaald verzoek, toen niet terugnam, sierde hem niet. Ten slotte legde de heer v. d. Kamp een sympathieke ver klaring af, waarin hij goedkeurde, dat „De Tribune" om het onwaardig anti godsdienstig karakter van het blad uit de Leeszaal was verwijderd. Over de motie-Joosten staakten de stemmen (1717). In een volgende ver gadering zal zij echter wel worden aan genomen, omdat dan verschillende voorstemmers w.o. de communisten, die nu ontbraken, aanwezig zullen zijn. Vermelden wij nog, dat de burgemees ter bij den aanvang der zitting een door den heer v. d. Kamp beantwoorde nieuwjaarsrede uitsprak, waarin hij bij zonder het in Haarlem tot stand geko men comité tot bestrijding van de gevolgen van de werkloosheid prees. Zou ik nog moeten waarschuwen? Ik ver moed van niet. Maar het kan geen kwaad. Alle parochies en kloosters en afdeelingen van den R. K. Vrouwenbond zijn allang aan geschreven. Eigenlijk hadden wij dat de bonden van R. K. mannen en jongelingen ook moeten doen. Die zullen het echter wel thuis hooren of in de kerk. Van den 18en tot den 25en Januari wordt weer de jaarlijksche Internationale Bidweek gehouden om van God te verkrijgen de een heid van het menschdom in Christus. De Internationale Gebedsactie, gedurende acht dagen, waaraan Christenen over de geheele aarde, protestant en Katholiek en schis matiek, deelnemen, met voor oogen het hoo- gepriesterlijk gebed van Christus zelf: „Dat allen één zijn!" In de voorgaande jaren is de deelneming in ons vaderland groot geweest. Maar dit jaar moeten er nog meer mee doen. Hoe meer bidders, hoe machtiger ons gebed. Lastig? Heelemaal niet! Acht dagen lang een eenvoudig gebedje bidden. Voeg het bij uw morgen- of avondgebed of loop even extra een kerk binnen!.... En ga voor dat mooie doel een keer te Communie! Denk er dus aan! Van 18 tot 26 Januari! Gebedsformulieren met intentie voor iede- ren dag van 't octaaf zijn te bekomen in het Bestelhuis van het Apostolaat des Ge- beds, Hertogstraat 47, Nijmegen. WILLEM KEA S.J. Loyola, Vught. De tegels waren wel goed Door de recherche is als verdacht van dief stal van 50 trottoirtegels uit de voetstraat voor de noodwoningen aan den Oudenweg, de 26-jarige B. aangehouden. Hij bekende 6, 7 en 8 Januari ongeveer 40 tegels te hebben ontvreemd, waarmede hij reeds een tuinbestrating heeft gemaakt. De tegels zijn aan Openbare Werken te ruggeven, terwijl tegen B. procesverbaal is opgemaakt. Gisternacht heeft de Duitsche sleepboot „Hermes" getracht, den op Helgoland ge- stranden stoomtrawler „Plutos" vlot te brengen. Deze poging is echter mislukt. De bemanning heeft gisteren het eiland verlaten en bevindt zich thans op weg naar IJmuiden. Naar wij vernamen, zal de poging, den trawler vlot te sleepen, binnenkort werden herhaald. De Christelijke opbouw van het Huwelijk Op deze wijze zullen de christenen God van harte er voor danken, dat zij gebonden door de wet en met zacht geweld gedwongen wor den om zich verre te houden van elke veraf goding van het vleesch en van de onedele slavernij der bandeloosheid. En zij zullen een diepen afschuw voelen voor en met allen ijver ontvluchten aan de onheilzame mee ningen, welke vooral in onze dagen tot schande der wezenlijke menschelijke waar digheid met woord en geschrift verbreid wor den onder den naam van „het volmaakte huwelijk," hetwelk, zooals terecht is opge merkt, juist met het begrip huwelijk niets uitstaande heeft. Maar deze gezonde en godsdienstige onder richting en opvoeding tot het huwelijk zal verre verwijderd blijven van de overdreven physiologische opvoeding waarmee in onze dagen zekere hervormers van het echtelijk leven den echtelieden te hulp komen en die ontelbare woorden verknoeien aan physio logische kwesties, uit welke woorden men echter veel meer dan de deugd van rein te leven, de kunst om handig te zondigen leert. Daarom, Beminde Broeders, maken Wij de woorden die Onze voorganger Leo XIII z.n. in zijn Encycliek over het christelijk huwelijk tot de Bisschoppen der geheele wereld richtte, tot de Onze: „Tracht zoo ver als uw moeite en uw autoriteit strekken kunnen, onder de volken die aan uw bescherming zijn toever trouwd, onverminkt en onbedorven de leer te behouden die de Heer Jezus Christus en Zijn Apostelen, vertolkers van den wil des Hemels, leerden en die de H. Kerk zorgvuldig bewaarde en aanbeval opdat zij door alle christenen van alle tijden werd nageleefd." Maar ook de beste opvoeding, gegeven door de bemiddeling der kerk, is op zich-zelve niet voldoende om opnieuw de overeenstemming van het huwelijk met Gods gebod te bewer ken; met de onderrichting van het verstand der echtelieden moet ook de vaste wil om de heilige wetten van God en van de natuur omtrent het huwelijk, samen gaan. Ondanks alle andere theoriën die mondeling of schrif telijk verspreid worden, moeten de echtelie den .met vasten en standvastigen wil het be sluit nemen en volhouden, zonder eenige aar zeling zich te houden aan Gods geboden in alles wat het huwelijk betreft, en wel in het wederzijdsche verleenen van den bijstand der liefde, in het houden van de trouw der rein heid, in het nooit bedreigen van de onver breekbaarheid van den band, in het gebruik maken van de echtelijke rechten volgens den geest der christelijke vroomheid, vooral in den begintijd der verbintenis, op die wijze dat wanneer later de omstandigheden de ont houding zouden opleggen, deze door de aan genomen gewoonte gemakkelijker in acht te nemen zou zijn. Om een zoo vasten wil te vormen, te hou den en toe te passen, zullen zij een krachti- gen steun vinden in de veelvuldige overwe ging van hun staat en in de levendige herin nering van het ontvangen Sacrament. Dik wijls moeten zij er aan denken, dat zij gehei ligd en gesticht zijn in hun waardigheid en in de plichten van hun staat door middel van een bijzonder Sacrament waarvan de heilzame werking blijvend is. Zij moeten daarom de waarlijk aan vertroostingrijke woorden van den H. Kard. Bellarmino over wegen, die met andere gezaghebbende theo logen zoo vroom voelt en schrijft: „Het Sa crament des huwelijks kan men op twee ma nieren beschouwen: ten eerste, zooals het wordt toegekend; ten tweede, zooals het voortduurt na toegediend te zijn. Omdat het een Sacrament is gelijk aan de H. Eucharis tie die een Sacrament is terwijl zij wordt toegediend en terwijl zij voortduurt; zoo is, zoo lang de echtelieden leven, hun vereenï- ging steeds een Sacrament van Christus en Zijn Kerk." Opdat echter de genade van dit Sacrament haar volle uitwerking hebben, is zooals Wij reeds hebben gezegd, de medewerking der echtelieden noodzakelijk: deze bestaat hierin, dat zij zich ernstig de moeite geven om te ver vullen, wat van hen afhangt in het naleven hunner plichten. Zooals het in de natuur lijke orde, opdat de door God geschonken ge naden haar volle uitwerking hebben, noodza kelijk is, dat zij door de menschen worden gebruikt en toegepast, zooals men er bij geen of slecht gebruik geen enkel voordeel uit trekt, zoo moeten ook in de orde der genade de krachten welke bij het ontvangen van het Sacrament in de ziel worden neergelegd, door de menschen met eigen werk en eigen moeite worden gebruikt. Waken dus de echtelieden er voor, dat zij de eigen genade van het Sacrament die in hen is, niet verwaarloozen, maar wijden zij zich aan de ijverige vervul ling hunner plichten, dag en dag^ opdat zij de krachten der genade in zich vóelen ont wikkelen. En wanneer zij zich soms gedrukt voelen door de zorgen van hun staat en hun leven, dan moeten zij zich niet. ter neer laten slaan, doch achten dat aan hen de woorden gericht zijn die de H. Paulus schreef aan zijn beminden leerling Timotheus: „Ik raad u aan Gods genade die in u is door de oplegging mijner handen, op te wekken, want God heeft ons geen geest van vreeze gegeven, doch van kracht, liefde en wijs heid." Wat Wij dan, Beminde Broeders, tot hier toe gezegd hebben, betreft grootendeels de verre of nabije voorbereiding van het bruidspaar tot het huwelijk. Men kan ech ter niet ontkennen, dat zoowel het hechte fundament der gelukkige verbintenis als de ondergang der ongelukkige samenlevingen., voorbereid en neergelegd worden in het hart van jongens en meisjes vanaf den gou den tijd van kindsheid en jeugd. En zeer te vreezen is het dat zij, die in den tijd welke aan hun huwelijk vooraf ging, overal zichzelven zochten en hun eigen gemak, en die slechts probeerden te voldoen aan hun verlangens, ook wanneer deze zondig wa ren, eenmaal tot een huwelijk gekomen, niet anders zullen zijn dan zij voor dien tijd waren, en slechts zullen oogsten wat zij gezaaid hebben: dat wil zeggen dat zij tusschen de huiselijke muren droefheid zul len vinden, klachten, wederzijdsche verach ting, twist, oneenigheid, afkeer van het huwelijksleven en, wat het ergste is, al hun onbetoomde hartstochten. De waarde der voorbereiding De toekomstige echtelieden zullen zich dus goed voorbereid en goed gezind gemaken tot het huwelijk, opdat zij elkaar weder- keerig opbeuren in alle wisselvalligheden des levens en meer "hog dat zy elkaar het eeuwig heil geven en bijstaan kunnen in het vormen van den mensch in „de maat van den tijd, die vol van Christus is". Dit zal hun een waardevolle steun blijken te zijn om zich zoodanig te toonen ten op zichte van hun kinderen, als God wil dat de ouders jegens de kinderen zijn, namelijk een vader die ook werkelijk vader is, en een moeder, die ook werkelijk moeder is: zoodat, dank zij hun vrome liefde en hun trouwe zorgen, het ouderhuis voor de kin deren, ook in het hardste bed van dit tra nendal, een beeld wordt van het aardsche paradijs waarin de Schepper van het men- schelijk geslacht de eerste menschen plaat ste. Zoo zullen de kinderen ook opgroeien tot volmaakte menschen en goede christe nen, doordrongen van een diepen eerbied voor de H. Kerk en van een edele liefde voor het vaderland, zooals de vroomheid en de erkentelijkheid dat vragen. Daarom moeten zoowel zjj die voornemens zijn eenmaal den heiligen echt aan te gaan, als zij die belast zijn met de opvoeding der christelijke jeugd, altijd rekening houden met deze toekomst en die in blijdschap en zonder zwartgalligheid voorbereiden, terwijl zij steeds voor oogen houden wat Wij in Onze Encycliek over de christelijke opvoe ding der jeugd hebben gezegd: „De kwade neigingen moeten dus verbeterd, de goede geordend en versterkt worden vanaf de vroegste jeugd; boven alles moet het ver stand verlicht en de wil gesterkt worden met de bovennatuurlijke waarheden en de middelen der genade, waarbuiten men de kwade neigingen wil betoomen of de ver plichte, volmaakte opvoeding bereiken kan." In de onmiddellijke voorbereiding tot het huwelijk is de keuze van den echtgenoot van het hoogste belang; van deze keuze hangt het geluk van het toekomstig huwe lijk voor een groot gedeelte af, omdat de eene echtgenoot voor den ander zoowel een krachtige steun in het leiden van een christelijk leven, als een groot gevaar en een belemmering kan zijn. Opdat men dus niet zjjn leven lang boete voor een onbere deneerde keuze, onderwerpe wie trouwen wil de keuze der persoon waarmee men later zal moeten samen leven, aan een ernstige overweging; en in deze overweging denke men eerst aan God en aan den waren gods dienst, vervolgens aan zichzelven, aan de andere partij, aan de toekomstige kinderen en ten laatste aan de menschelijke en bur gerlijke maatschappij welke uit het huwe lijk uitstaat als uit een eigen bron. Hij smeeke met aandrang Gods hulp af, opdat hij met christelijke voorzichtigheid kieze en niet gedreven door den blinden en inge- toomden drang zijner passie, noch door het verlangen naar bezit of om een andere onedele beweegreden, maar door echte en geordende liefde en door eerlijke neiging tot den toekomstigen echtgenoot, en hij zoeke in het huwelijk alleen datgene waar voor God het heeft ingesteld. Ook late hij niet na den wijzen raad zijner ouders te vragen bij deze keuze; ja, hij moet hierom zelfs vooral denken, opdat hij door hun grootere ondervinding en kennis der men schelijke dingen schadelijke dwalingen ver- mijde en over zijn huwelijk de goddelijke zegening krijge van het vierde gebod: „Eert uw vader en uw moeder, opdat gij gelukkig zijt en lang leve op aarde" (dit is het eer ste gebod waarin een belofte is neergelegd). Én omdat niet zelden de juiste naleving van de wet Gods en van de eerbaarheid des huwelijks blootgesteld is aan ernstige moeilijkheden, wanneer de echtelieden ge drukt gaan onder het gebrek aan middelen en schaarschte van aardsch bezit, zal zeer zeker zoo goed mogelijk tegemoet gekomen moeten worden in hun nooden. Het economische vraagstuk. Op de eerste plaats zal men «iet alle mid delen moeten nastreven wat reeds wijselijk gedecreteerd werd door Onzen voorganger Leo XIII z.n., en wel dat in de beschaafde samenleving de sociale en economische aan gelegenheden zoodanig geregeld worden, dat elke huisvader zoo veel verdienen kan als beslist noodig is voor het onderhoud van vrouw en kinderen, volgens de verschillende sociale en plaatselijke condities, „want de arbeider is zijn loon waardig"; hem dit wei geren of niet eerlijk geven is een groote onrechtvaardigheid, welke door de H. Schrift onder de zwaarste zonden wordt gerang schikt; eveneens is het niet toegestaan, zoo geringe salarissen uit te keeren, dat zij onvoldoende geacht moeten worden voor de condities en nooden van het te onderhouden gezin. Noodzakelijk is het evenzoo, dat de echte lieden reeds vóór het huwelijk de stoffelijke moeilijkheden uit den weg ruimen of ze zoo veel mogelijk verminderen, en dit met de voorlichting van menschen, die daarin be dreven zijn. Zijn zij op zichzelve onvol doende, dan moeten zij zich vereenigen met anderen die in dezelfde omstandigheden verkeeren en dan door middel van private of publieke organisaties in de noodzakelijk heden des levens voorzien. In het geval dat de hier aangeduide mid delen geen oplossing brengen, en vooral wanneer het gezin talrijk of minder bekwaam is, dan eischt de naastenliefde absoluut, dat de christelijke charitas in het tekort voorzie, dat de rijken de armen bij staan, dat zij, die overvloedige aardsche goe deren bezitten, in plaats van ze nutteloos uit te geven of, erger nog, te verkwisten, ze gebruiken voor het leven en de gezondheid van hen, die het noodzakelijke ontberen. Waar de private steun onvoldoende is, be hoort het tot de taak der overheid om in de te kort schietende krachten te hulp te komen, temeer omdat het hier gaat om een zoo be langrijk onderdeel van het algemeen welzijn als de omstandigheden van het gezin en de echtgenooten, die minstens menschwaardig moeten zijn. Wanneer toch het gezin, vooral wanneer dit talrijk is, een draaglijke woning mist; wanneer de man geen mogelijkheid vindt om zich werk en daardoor een le vensonderhoud te verschaffen; wanneer men de dagelijksche levensbehoeften niet dan tegen overdreven prijzen koopen kan; wan neer zelfs de moeders met een niet te onder schatten nadeel voor het gezin, bezwaard worden met den last van eigenhandig het noodige te verdienen; wanneer zij in de ge wone en buitengewone moeiten der moeder schap een voldoende voeding, medicijnen, de hulp van een ervaren arts e.d. moeten missen, dan is er niemand die niet inziet hoe vreeselijk de echtelieden daaronder ge bogen kunnen gaan, hoe zwaar het hun valt de goddelijke en natuurlijke wetten van het huwelijk na te komen, en hoe een groot ge vaar er tenslotte uit kan voortkomen voor de openbare veiligheid, het welzijn en zelfs voor het leven der maatschappij, als zulke menschen tot zooveel wanhoop gedreven worden, dat zij gelooven stoffelijk voordeel te kunnen trekken uit een omwenteling van den staat en van alles. Degenen dus die geroepen zijn om zorg te dragen voor het algemeen welzijn, kunnen de nooden van het gezin en de echtelieden niet verwaarloozen zonder groote schade toe te brengen aan de burgerij en de samen leving; en daarom is het noodig, dat zij bij het vaststellen der wetten en het bepalen der uitgaven er op de eerste plaats rekening mee houden tegemoet te komen in de ar moede van het gezin, en dit te beschouwen als een hunner voornaamste plichten. Met droefheid zien Wij hoe tegenwoordig het geval niet zeldzaam is, dat, tegen de goede orde, zeer gemakkelijk een overvloe dige ondersteuning wordt toegekend aan de ongehuwde moeder en het buiten-echtelijke kind (die, ook om grooter kwaad te voor komen, ongetwijfeld gesteund moeten wor den), terwijl aan de getrouwde moeder die bijstand geweigerd wordt of zeer moeilijk en zeer zuinig verleend wordt. „Echter, Beminde Broeders, is het aan de overheid niet alleen om aan de tijdelijke goederen van huwelijk en gezin te denken, doch moet ook voor het heil der zielen wor den gewaakt door rechtvaardige wetten, die den trouw en de wederzijdsche hulp der echtgenooten waarborgen, alsmede de trouwe naleving daarvan; want, zooals de geschie denis leert, kan het welzijn van den Staat en de bloei van het tijdelijk leven der bur gers niet veilig en zeker blijven waar het fondament, dat is de moreele orde, wankel is, en waar men terwille van de kwade be geerten der burgers de bron waaruit de stad geboren wordt, het huwelijk en het gezin, afsluit. Voor het behoud der orde echter zijn de macht en de straf niet voldoende, en even min het wijzen op de schoonheid der deugd en haar noodzakelijkheid; noodig is daarbij de godsdienstige macht die het ver stand verlicht met de waarheid, den wil richt en met de hulp der goddelijke genade de menschelijke zwakte versterkt. Daarom bidden Wij allen die met de hoogste burgerlijke macht bekleed zijn, om een stand vastige vriendschap met de Kerk van Chris tus te onderhouden en die steeds te verster ken, opdat door het eendrachtig samenwer ken dezer beide machten de enorme scha den worden afgeweerd die in de vrijheden van gezin en huwelijk niet alleen de Kerk maar ook de burgerlijke samenleving be dreigen. De hulp der burgerlijke wetten In haar uiterst zware taak kan de Kerk veel steun van de burgerlijke wetten onder vinden, wanneer deze rekening houden met de geboden Gods en die der H. Kerk en straffen vaststellen voor de overtreders. Ve len toch achten alles, ook moreel, geoor loofd wat door de wetten van den Staat toegestaan of niet gestraft wordt. Daarbij komt, dat er geen enkel gevaar voor de rechten en de ongereptheid der bur gerlijke maatschappij gelegen is in deze sa menwerking met de Kerk. Als een recent en prachtig voorbeeld kan hier worden aan gehaald de gelukkig tot stand gekomen overeenkomst tusschen den H. Stoel en het Koninkrijk Italië, waarin ook ten opzichte van het huwelijk een vreedzaam accoord en een vriendschappelijke samenwerking wer den bereikt, geheel in overeenstemming met de roemvolle geschiedenis en aloude heilige traditie van het Italiaansche volk. Dit kan als een voorbeeld gesteld worden in onzen tijd, waarin zoo dikwijls een ab solute scheiding van Kerk en Staat, of lie ver: van eiken godsdienst, gepredikt wordt, hoe beide machten zonder afstand te doen van hun rechten eendrachtig kunnen sa menwerken, boven alle» in het voordeel van het christelijk huwelijk, dat op die manier in veiligheid kan worden gebracht voor alle gevaren, ja voor den ondergang. De kennis der leer Al deze argumenten, Beminde Broeders, die wij, door herderlijken ijver gedrongen, met U aandachtig hebben beschouwd, zouden Wij gaarne zoo wijd mogelijk verbreid zien volgens de normen der christelijke voorzich tigheid onder Onze kinderen die aan Uw zorgen zijn toevertrouwd, onder alle leden der groote christelijke familie, opdat allen de leer omtrent het huwelijk kennen, zich ijve rig verwijderd houden van de gevaarlijke stellingen der dwaalleeraren en boven alles leven in deze eeuw in matigheid, rechtvaar digheid en liefde, in afwachting van de za lige hoop en van de verschijning van de glorie van den grooten God en Zaligmaker Jesus Christus. Gegeven te Rome bij Sint Pieter, den 31sten December 1930, in het negende jaar van Ons Pontificaat. PIUS XI, Paus. In een deel van de oplage van ons num mer van gisteren meldden wij, dat gister nacht op brutale wijze te Sassenheim was ingebroken bij den heer Teernstra, eigenaar van het „Bruine Paard" en in den sigaren winkel van den heer Francken. Omtrent deze inbraken vernemen wij na der, dat men bij den heer Feemstra achter op het erf is gekomen door ever de schutting te klimmen, waarvoor de dieven een ladder hebben gebruikt van den expediteur Nicola. Vervolgens heeft men zich toegang weten te verschaffen in het hotel door uitsnijden van een ruit. Hier is aardig huisgehouden, en werd een geldkistje inhoudende f 300. meegenomen. Vandaar zijn dc inbrekers met een trapje, eveneens van Nicola, in de Hortuslaan over de schutting geklommen by den heer Fran cken en ook daar wisten zij zich toegang te verschaffen door het uitsnijden van een ruitje. Het geheele huis werd aan een onderzoek onderworpen, een bureau opengebroken en alles op den grond geworpen. De slag werd hier geslagen in den winkel, waar f 165. werd ontvreemd. In de keuken is een schaaltje met rook- vleesch verorberd. De politie heeft onmiddellijk een recher cheur met politiehond uit Den Haag ge waarschuwd, die de omgeving afgespeurd heeft, zonder eenig resultaat. Eenige vingerafdrukken zijn genomen. Het onderzoek wordt met kracht voortge zet. Versterkende middelen, zooals room en eieren, gaan spoedig tegenstaan. Laat dit voor U geen reden zijn om niet met een versterkingsmiddel te beginnen, als U het inderdaad noodig hebt. Hier is er een Wincarnis dat altijd in Uw smaak zal blijven vallen. Eén glas per dag is reeds vol doende om weer volkomen de oude kracht te herwinnen. Reeds na het eerste glas zult U de heilzame uitwerking kunnen constateeren. Wincarnis bestaat uit niets dan goede din gen: zenuwsterkend phosphor, spieren stalend vleeschextract en rijk vitaminenhoudend mout, de beste roode druivensappen voor het bloed. 18000 aanbevelingen Van doktoren. Wincarnis is uitsluitend verkrijgbaar bjj alle apothekers en drogirten. Prijzen vanaf 2.45. Importeur: N.V. Rowntree Handels-Mij., Keizersgracht 124, Amsterdam-C. (Adv.; Met een vaartje waren wij door de dertig punten van de agenda gesneld om ten slotte te stranden bij het voor stel van B. en W. om ten behoeve van de werkverschaffing te Castricum een bedrag v_n 115.000 beschikbaar te stellen. Er zullen op het Provinciaal landgoed een vijftig arbeiders uit Haar lem kunnen geplaatst worden. Deze zul len eiken dag van Haarlem naar Castri cum en terug reizen, waarvoor een extra bedrag van 27.000 werd gevraagd. Ne gentig cent per dag en per persoon, re kende de heer Visser uit en vroeg of dat niet goedkooper kon. De heer Castricum vond reizen per spoor prettiger. Maar de heer Gerritsz verzekerde dat B. en W. de eenig goede regeling hadden getrof fen. Veel enthousiasme scheen het voorstel niet te .wekken. Er hing,, vooral onder de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5