TENTOONSTELLING AMSTERDAM RAI RAI doodt de zwakken AUTOMOBIELEN V0 Mr. Dr. D. A. P\ N. Kooien heden 60 jaar VERSLAG STAATSCOMMISSIE-RU TGERS 23 JANUARI-1 FEBRUARI J>EEDE BLAD WOENSDAG 21 JANUARI 1931 BLADZIJDE 1 EN ZIEKEN! V. V w - MOTORRIJWIELEN ba V van het boek „Moraal der Kracht" Aboden heeft en men moet hieruit dus laken, dat deze Duitsche minister een kleinen staat over het alge- ^aidelijk boeken en filmen verboden ook op andere gebieden meer dan 'icaal in het openbare geestelijke ingegrepen. Er is niets van be- dat deze minister ook de versprei- beh, 31 beu «is, 3at ba-an, maar om tevens te verhoeden, (wat reeds meermalen het geval as) Europa van Duitschland uit ver- ^Sd wordt door een zekere „moraal". STADSNIEUWS Onjuiste belastingaangifte De beeldhouwer Maas 70 jaar Wegenbelasting Faillissementen Verkeersongevallen Rare lastige reizigers Een heetgebakerde treinpassagier G'/;1I7 éi 'V Herziening, Lager Onderwijswet 1920 De grondslagen der bestaande wet dienen gehandhaafd Verschuiving van lasten Financieele gelijkstelling voor het buitengewoon onderwijs. Vermindering van het aantal onderwijzers met pl.m. 2500 Het voorkomen van kleine scholen De opleidingskosten OPENING VRIJDAGMIDDAG 2 UUR TOEGANGSPRIJS F 1.20 Duitsche nationaal-socialisten ,ebben een nieuwe leus in hun strijd ievoerd: Ze verlangen, dat alleen aite, gezonde menschen kinderen °8en hebben en dat de zwakken en eken gedood zullen worden. Hoe onge- ,°0rd dit ook klinkt, het gaat hier om j en> die de openbaarheid niet meer Ï6r bet hoofd kan zien. beweging gaat uit van Jena, waar J Nationaal-socialistische minister van ^benlandsche zaken, tegen het protest te" een leerstoel heeft opgericht voor ^s-kunde en daar den nationaal- ^alistischen schrijver Günther uit tresden heeft beroepen. In zijn inaugu- a"e-voorlezing heeft Günther den eisch vak-wetenschap in, aan de universi- --Ü, dat alleen zij, die erfelijk gezond uit alle standen, voor het Duitsche als leiders mogen optreden en bderen voortbrengen, terwijl de erfe- öiinderwaardigen veroordeeld moe- Worden, kinderloos te blijven. Met grondstelling heeft Günther de j°°Senaamde uitverkorenen-beweging geleid, die tegenwoordig door de na- l_0baal-socialisten in steeds wijdere ^'bgen wordt verspreid, en gevaarlijke °riUen begint aan te nemen. .Günther heeft zijn leer in een boek veergelegd onder den titel: „Raskunde het Duitsche volk" en dit boek reeds een oplage van meer dan '000 exemplaren bereikt. Fantastische vailen en vermoedens moeten als be- 0s dienen, dat de Staat den plicht eeft, zwakken en zieken op den ach- |6rSrond te dringen en hen tot kinder- j^sheid te veroordeelen. Maar daarmee 5 Oog lang het hoogtepunt van de ^tionaal-socialistische idee der uitver- °teoen-beweging niet bereikt. In Wei- lr is een nieuw boek van een anderen 1^ionaal-socialist verschenen, dat den draagt: „Moraal der Kracht". Dit verk bereikt zijn hoogtepunt in den vDleenden zin: „De Staat moet er streng °°r zorg dragen, dat de zwakkelingen ,.a zieken vernietigd worden; op jaar- 'iksche controle-vergaderingen is de :°odheidstoestand van het heele volk °°r de eerste krachten te onderzoeken; zieken en zwakken moeten worden Sezonderd en vernietigd." **et is bijna on geloof elijk, maar deze Onzinnige theorie wordt in kringen 6r nationaal-socialistische jeugd steeds J*1 e°r aangenomen en dreigt tot een Afstelling te worden verheven. *U Thüringen heeft de nationaal- Acialistische minister van binnenland- zaken, zooals men weet, reeds her- bi ®bei ien een voorstander is van het voor- 3 om tenminste voorloopig in Thü- 'bgen de zwakken en zieken te >0den. De verontwaardiging der Duit- 6 pers over deze voorvallen is begrij pt. Hier wordt de vraag gesteld, elke meening de oorlogs-invaliden ®bben en de voormalige frontsoldaten de nationaal-socialistische partij ^trent dit voorstel, daar hun toch als eenig eervolle weg, als de eenige le'dendaad, zelfmoord wordt voorge geven. b^aar het is niet voldoende, dat alleen J couranten zich bezighouden met Ae nieuwe waanzinnige idee der natio- aai-socialisten. Het zou ook zaak der ^ksoverheden zijn, op te treden tegen ^gen, welke het algemeene welzijn het Duitsche volk nog meer drei- Atl te schokken, dan dit onder de te- 3e hï'e ^Ui! 'Woordige omstandigheden reeds het 6val is. bfoe zéér de nationaal-socialisten de lehtaliteit van het Duitsche volk drei- eh te vergiftigen, blijkt trouwens ook een voordracht, die de nationaal- ,Aialistische Rijksdag-afgevaardigde, e^hes, dezer dagen in Dresden heeft "gouden. Heines was indertijd als ettie"-moordenaar tot 15 jaar tucht- ds veroordeeld. In een, door vele dui dden bezochte vergadering heeft nu «llies gespreken over den door hem v)e8anen Feme-moord, waarvan hij de ,°°rbereiding uitvoerig schilderde. Het (j°°gtepunt van zijn voordracht vormde 6 öioord zelf. Het was kenteekenend, de groote menigte van toehoorders beschrijving van den moord met a°rihen bijval opnam, zoodat men °et aannemen, dat ze de vermoording een medemensch goedkeurde. Uit deze gebeurtenissen blijkt, hoe ge lijk de, van Jena uit verspreide, leer gaat worden. Het is begrijpelijk in de eerste plaats de leidende ■olieke kringen van Duitschland te- deze ongeloofelij ke strijdmethode nationaal-socialisten optreden en !c*ien, dat de jeugd, die door zulk een r°Paganda in gevaar komt, juist wordt belicht. Maar, zooals gezegd, dit is jjjAs niet voldoende; de verantwoorde- Jhe instanties in het Rijk zullen t aPpen moeten doen om deze beweging j^ben te gaan om niet alleen in 0Uitschland de verbreiding van deze .^bienschelijke, verderfelijke leer tegen «ti v3.. *351, ----V)j -»» Wegens het doen van onjuist aangifte voor de Rijksinkomstenbelasting, gedurende de jaren 19261930, heeft zich voor de Haag- sche Rechtbank te verantwoorden gehad een 50-Jarige bloembollenkweeker te Sassenheim. De inspecteur der dir. belastingen en ac cijnzen uit Leiden verklaarde dat door deze onjuiste aangifte het Rijk voor ongeveer f 6000 is benadeeld geworden. Mr. de Haan, uit Leiden, vroeg als ver dediger, of de algemeene bepaling waarbij men van het doen van te lage aangifte ge pardonneerd wordt, mits vrijwillig verbeterde aangifte geschiedt, genoegzaam bekend is, op welke vraag get. bevestigend antwoordt. Verd. zeide zich te verwonderen dat de dienst der belastingen niet persoonlijk de aangiften komt controleeren. De boekhouder van verd., diens zwager, als getuige gehoord, heeft de biljetten over genoemde jaren ingevuld en door verd. doen onderteekenen en verzenden en verklaarde ge weten te hebben dat de aangiften foutief waren. De president leest de door verd. opgege ven bedragen voor en constateert, dat het verschil met de werkelijkheid verscheidene duizenden guldens bedraagt. Het O. M., waargenomen door mr. P. J. Blok, was van meening, dat de opgegeven bedragen opzettelijk te laag gesteld waren. Van dommigheid, zooals verd. het wil voor stellen, is hier geen sprake. Spr. rsquireerde een gevangenisstraf van twee maanden. Mr. De Haan, verd.'s verdediger, riep de clementie voor verdachte in. Uitspraak 3 Februari a.s. De beeldhouwer van Haarlem's Kathedraal St. Bavo hoopt a.s. Donderdag 22 Januari zijn 70sten geboortedag te vieren. Van deze 70 jaren heeft de heer Maas er 35 doorge bracht als zelfstandig kunstenaar. Heerlijke scheppingen heeft vooral de kerkelijke kunst aan hem te danken. Reeds als leerling van de Koninklijke School van Beeldende Kun sten in 's-Hertogenbosch mocht hij alle eer ste prüzen behalen. De kerkelijke kunst in Nederland en ook in het buitenland heeft veel aan den kunste naar te danken. Het moge den krassen heer Maas nog vele jaren gegeven zijn in goede gezondheid en blijde toewijding het marmer te bewerken en de kunst te dienen. De directeur der Directe Belastingen, In voerrechten en Accijzen te Amsterdam deelt mede, dat inzake uitvoering van de Wegen- beiastingwet door hem de weegbrug vast op gesteld op het terrein der GemeenteGasfa- briek, Harmenjansweg 131, is aangewezen voor vrijwillige weging van motorrijwielen. Kosten van weging zijn voor rekening van de houders van de te wegen voertuigen, ter wijl bovendien ambtelijke toezichtskosten moeten worden betaald. Kosten van bedoeld ambtelijk toezicht zijn evenwel niet verschuldigd, wanneer de we ging plaats vindt des Woensdags van 912 uur. Houders van motorrijtuigen, die hunne voertuigen op bovenbedoelden voet willen doen wegen, kunnen den inspectuer der be lastingen in wiens dienstkring de weeginrich ting is gelegen, verzoeken, op een in overleg met den inspecteur te bepalen tijdstip de we ging te doen plaats hebben. Bij dit verzoek worden de kenmerken van het te wegen voer tuig zoo nauwkeurig mogelijk omschreven. Verdere inlichtingen worden door boven bedoelden inspecteur verstrekt. Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlem, zijn 20 Januari 1931 in staat van faillissement verklaard: H. G. Vlug, vroeger drogist, wonende te Haarlem, Leidschevaart 88. Curator Mr. F. M. Hagemeyer wonende te Haarlèm. Opgeheven werden de faillissementen we gens gebrek aan actief van: G. van Delft, vroeger wonende te Haar lem, thans te 's-Hertogenbosch. Curator Mr. M. van den Brandhof, wonende te Haar lem. W. Jeronimus, wonende te Zaandam. Cu rator Mr. M. van Toulon van der Koog, wonende te Haarlem. L. Schomagel, wonende te Haarlem. Cu rator Mr. M. van Toulon van der Koog, wonende te Haarlem. Vernietigd werd het failissement op grond van verzet van: N. V. Zaansche Stoomouwelfabriek, ge vestigd te Zaandam. Curator Mr. H. M. C. Dekhuyzen wonende te Zaandam. Geëindigd zijn de faillissementen door het verbindend worden der uitdeelingslijst van: C. van der Leede, wonende te Lisse. Cu rator Mr. F. Hagemeyer, wonende te Haarlem. J. Hoogmoed, wonende te Haarlemmer meer. Curator Jhr. Mr. L. U. Rengers Hora Siccama, wonende te Haarlem. M. Buisman, vroeger wonende te Fur- merend thans te Den Haag. Curator Mr. H. H. Riepma, wonende te Edam. J. Veltrop Gzn., wonende te Monniken dam. Curator Mr. H. H. Riepma, wonen de te Edam. Aanrijding tusschen tram en auto, Op den hoek GasthuisvestGroote Hout straat had een aanrijding plaats tusschen een van de Gasthuisvest komenden auto en een uit de Groote Houtstraat komende tram, doordat de auto de bocht te klein nam. Het tramrijtuig werd slechts licht beschadigd, terwijl de auto weggesleept moest worden. Men zij op zijn hoede Aan de Liduina-school aan de Timorstraat, kwam de 29-jarige reiziger H., uit Nijmegen, ten einde 6 gros potlooden te verkoopen. Hij liet deze aan de school achter, daar men ze niet Wenschte te koopen. Toen hij den vol genden dag terugkwam, eischte hij de beta ling van een bedrag van f 60. Toen de politie zich met het geval ging bemoeien, was de verkoop-er verdwenen met achterlating der potlooden. 't Was weer eens 'n niet-Amsterdammer. die voor een wijle beslag legde op den tijd van den Amaterdamschen Politierechter. Een Haarlemmer echter heeft in. Amster dam als naaste buur wel iets voor en de vele Amsterdamsche forensen, die in den omtrek van Haarlem wonen, zien, al denken ze ook in de verste verte niet aan annexatie, in de bewoners der Spaarnestad een voorpostbezet ting der Mokumsche veste. Met dat al is de politierechter niet erg ge steld op dergelijke klanten van buiten, daar Amsterdam hem vooralsnog werk genoeg geeft. Aanklager was een leeraar in 't boekhou den, die zijn woorden even rustig en ordelijk wikte en woog als zijn cijfers. 't Geval had zich zóó toegedragen: op 'n avond was 'n electrische trein van Haarlem gekomen, iets over tijd. Hij zou weer aan stonds vertrekken en dus was er eenig ge drang, waartegen een ordelijk iemand als een rekenmeester niet wel bestand is. Naar het schijnt had hij geen haast gemaakt bij het uitstappen uit den wagon en in tegenstelling met hem hadden enkele bewoners van Haar lem, voor wie dit de laatste trein was, niet zonder zenuwen getracht een plaatsje te krij gen. Vermoedelijk waren ze daarbij tegen den cijferaar opgeloopen, die op zijn beurt zich een aanmerking had laten ontvallen, 'n Klap was het antwoord. Voor dien klap stond de Haarlemmer terecht, waarover hij zich zeer verontwaardigd betoonde. As ze me wat doen,,mag ik toch zeker terugslaan, zei 't jongmensch, is dat nood weer of niet? Neen, zei de rechter. Ja, brutaalde de jongen. Neen, zei nu ook de officier, Moet ik me dan maar laten trappen. U had de politie kunnen waarschuwen en een aanklacht In kunnen dienen. En dan zeker m'il trein laten loopen. Dat is hu ook gebeurd en bovendien staat u nu ook nog terecht. Je mag je alleen verdedigen als 't noodig is, maar niet als je enkel maar nijdig bent. Rekening houdend met de omstandighe den, vroeg de officier f 5 of 3 dagen, maar zelfs dit was 't jongmensch te veel. Tc Zoek 't hooger op, zei-ie, ofschoon rechter en officier tegen hun gewoonte trachtten hem dit te ontraden. De jongeman, die beweerd had, dat-ie er tusschen was gekomen om den leeraar in 't boekhouden te vrijwaren voor de woede van z'n broer, die, naar zijn zeggen, een zenuw patiënt was, bleek ook niet van zenuwen vrij, hield vol, dat-ie in z'n recht stond en bleef bij 't hooger beroep. Tot dan toe was de officier lankmoedig ge weest, maar toen gaf hij het op en verklaar de eveneens appèl aan te teekenen, waarmee het er voor 't jongmensch niet beter kwam voor te staan. Heden voltooit een zeer verdienstelijk Katholiek en Nederlander, oud-Mi nister Mr. Dr. Dion. Koo ien, zijn zestigste levens jaar. Mr. Dr. Dionysius Adria- nus Petrus Norbertus Kooien werd 21 Januari 1871 te Rijswijk geboren. Hij bezocht het stedelijk gymnasium te Utrecht en studeerde later in de rechten aan de Universi teit aldaar. In 1894 pro moveerde hij tot doctor in de staats- en rechts wetenschappen, waa ma hij zich in 1903 in de Domstad vestigde als ad vocaat en procureur. Van 18971905 vervulde hij de functie van schoolopzie ner in het arrondissement IJsselstein, terwijl hij in 1900 lid werd van den Utrechtschen gemeente raad. In 1903 aanvaardde hij het lidmaatschap van den Centralen Raad van Be roep (Ongevallenverzeke ring), waarvan hij in 1909 ondervoorzitter werd. Deze functie bleef hij tot het jaar 1919 waarnemen. De heer Kooien was een dergenen, die in 1904 den stoot gaven tot de oprichting van den Alge- mee nen Bond van Ka tholieke Kiesvereenigin- gen, bij de reorganisatie in 1926 omgezet in de R. K. Staatspartij. Tien jaar lang was de leiding aan zijn krachtige hand toevertrouwd. Bij de verkiezingen in 1905 kreeg hij voor het kiesdistrict Grave zitting in de Tweede Kamer, waar het jonge Kamerlid spoedig een vooraanstaande plaats innam. Tot de invoering der evenredige vertegen woordiging in 1918 werd zijn mandaat voor het district Grave steeds vernieuwd. Als opvolger van mr. D. Fock werd mr. Kooien In 1918 gekozen tot voorzitter der Tweede Kamer, welke functie hU tot 1925 heeft vervuld. Toen werd hij opgenomen in het kabinet- Colyn en belast met bet beheer van bet Vs' -- Mr. Dr. D. A. P. N. KOOLEN departement van Arbeid, Handel en Ny- verheid. Lang heeft het ministerieele be wind van den heer Kooien niet geduurd, daar spoedig na de aanneming van het amendement-Kersten over het gezantschap bij den H. Stoel het ministerie-Coiyn aftrad. Het jaar daarop volgde zijn benoeming tot lid van den Raad van State. Mr. Kooien is o.m. voorzitter van „Ka tholiek 's Gravenhage", bestuurslid van het Katholieke Meisjes Lyceum en van de In dische Missievereeniging. H. M. de Koningin benoemde hem tot commandeur ih de Orde van den Neder- landschen Leeuw, terwyi hy door Z. H. den Paus werd onderscheiden met het grootkruis in de orde van H. H. Gregorius den Groeten. Verschenen is het verslag van de Staats commissie, ingesteld bij K. B. van 2 Juli 1926, inzake herziening van de L. O.-wet 1920. De Commissie De commissie was aanvankelyk samen gesteld als volgt: lid en voorzitter mr. V. H. Rutgers, oud-minister van O. K. en W. te Amsterdam, lid en ondervoorzitter Th. M. Ketelaar, lid van de Tweede Kamer, te Am sterdam, leden: A. H. Gerhard, lid van de Tweede Kamer te Amsterdam, mr. dr. J. van der Grinten, hoogleeraar aan de R. K. Uni- versitéit te Nijmegen, mr. H. W. J. M. de Jong, lid van den gemeenteraad van 's-Gra- verihage, mr. A. Jonker directeur van de Ver. van Nederlandsche Gemeenten, te 's-Gravenhage, Ed. Polak, wethouder van Amsterdam, jhr. dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, lid van de Tweede Kamer, te Baarn, mr. J. Terpstra, destijds secretaris v. d. Schoolraad voor de Scholen met den Bijbel, te 's-Gravennage, H. W. Tilanus, lid van de Tweede Kamer, secretaris van den Onderwijsraad, te 's-Gravenhage, mej. J. Westerman, lid van de Tweede Kamer, te 's-Gravenhage, mr. A. 1. M. J. baron van Wijnbergen, lid van de Tweede Kamer te Utrecht: secretarissen: P. Laban en J. C. Ligtvoet, administrateurs bij het departement van O. K. en W Op zyn verzoek werd aan mr. Jonker eer vol ontslag verleend en in zijn plaats werd benoemd dr. W. W. van der Meulen, wethou der van 's-Gravenhage: mr. Terpstra werd, in verband met zijn benoeming tot Minister yan O. K. en W., vervangen door mr T. A. v. Dijken, referendaris bij den Raad van State te '^-Gravenhage. Als adjunct-secretarissen Werden aan de commissie toegevoegd J. M. Erdman, hoofdcommies bij het departe ment van O. K. en W. en mr. Ph. J. Iden- burg, welke laatste werd vervangen, na eervol ontzag op verzoek, door mr. H. J. Tap. De commissie is op 18 September 1926 ge ïnstalleerd door den toenmaligen Minister yan O. K. en W. mr. M. A. M. Weszink. i De opdracht Aan de commissie werd opgedragen te <jvel*wegen of in de L. O.-wet 1920 wijzigingen belmoren te worden aangebracht, waardoor met volkomen eerbiediging van het beginsel qier financieele gelijkstelling tegenover de openbare kassen van het openbaar en bij zonder lager onderwijs en zonder schade te doen aan de vitale belangen van het onder wijs, aan dat beginsel een minder kostbare toepassing wordt gegeven en tevens of, en zoo ja in hoeverre, kan worden tegemoetge komen aan de klachten, die zoowel door ge meente- als door schoolbesturen worden geuit ten aanzien van hun inziens niet nood zakelijke beperkingen van de vryheid van het oderwijs. De commissie verdeelde haar arbeid over twee subcommissies. Door de eerste, die onder ^eiölng van den onder-voorzitter werkzaam wai, werd in hoofdzaak de behandeling voor bereid van de onderwerpen: organisatie van het Lager onderwijs en interne inrichting van de openbare school, alsmede van de oplei ding van onderwijzers. De tweede subcom missie, onder leiding van den voorziter be handelde in hoofdzaak de punten: alge meene inrichting van de wet, algemeene be schouwingen van de waarborgen der Grond wet en van de verdeeling van den geldeiyken last tusschen het rijk, gemeenten en ver enigingen, Rijksvergoedingen aan de ge- inèenten, titel IV der wet (algemeen), stich ting, enz. van gebouwen voor bijzondere lagere scholen, Rijksvergoeding aan de schoolbestu ren, gemeentelijke vergoeding aan de school besturen. De grondslagen van de bestaande wet De commissie heeft zich in de eerste plaats ae vraag gesteld of de grondslagen van de bestaande wet op het lager onderwijs moeten bewaard blijven, dan wel of op den grond slag van art. 195 der grondwet een geheel ^nder dan het thans vigeerende stelsel moet worden gekozen. Na gezette overweging is de1 commissie tot de slotsom gekomen, dat de grondslagen van het bestaande stelsel móeten behouden blijven, i Ifi het bijzonder wat betreft de plaats, die de gemeente in de L.O.-wet inneemt en wat betreft de verdeeling van de kosten tusschen haar en het Ryk, stelt de commissie geen verandering voor. Alleen merkt de commissie op, dat de verdeeling van de kosten voor het Openbaar onderwijs tusschen Rijk en gemeen ten ongeveer dezelfde zal moeten zyn als die Van het bijzonder onderwijs. Aangaande de vraag of inderdaad een tegenstelling bestaat tusschen de verwachting, dat de L.O.-wet 1920 een aanmerkelijke ver lichting van lasten voor de gemeenten zou medebrengen en de uitkomst, die deze wet voor de gemeente-financiën heeft opgeleverd, bepaalt de commissie er zich toe te wijzen op een drietal punten, welke tot voorzich tigheid moeten nopen, alvorens het bestaan van die tegenstelling wordt aangenomen: le Een vergehjking heeft alleen zin, wan neer kapitaaluitgaven en exploitatiekosten niet worden samengeteld, hetgeen bij bestaan de statistieken wel geschiedt; 2e. by de verwachting, dat de lasten der gemeenten verlicht zouden worden, werden onverplichte toekomstige uitgaven der ge meenten niet in de berekening betrekken; 3e. de financieele resultaten der l. O.-wet 1920 zyn niet gelijk voor alle g-meen-en. Dat in de eene gemeente de gemeentelijke uitgaven voor het onderwas door de wet van 1920 zjjn gestegen en in de andere gemeente gedaald, is niet een onredelijke achterstelling van de eerstbedoelde gemeente; veeleer was de vroegere toestand, toen sommige gemeen ten door de kosten van het lager onderwys zeer weinig bezwaard werden, omdat dit in bijzondere scholen werd gegeven, onredelijk te achten en heeft de financieele gelijkstel ling bepaaldeiyk ten doel gehad hieraan een einde te maken. Verschuiving van lasten. Een voorstel der commissie brengt eenige verschuiving van lasten tusschen Rijk en ge meenten mede; het is de bepaling in het eer ste lid van art. 56, dat het gemeentebestuur aan het begin van het jaar aanwijst welke onderwijzers voor Rijksvergoeding in aan merking worden gebracht. De bedoeling van deze wyziging is eitsluitend, administratieven omslag te voorkomen. Het resultaat zal in- tusschen ook een gering financieel voordeel voor het Rijk zijn. Geen verschuiving van lasten is gelegen in het vervallen van art. 68 (mogelykheid van tijdeiyke subsidie aan gemeenten indien deze door onderwijsuitgaven onbiliyk zouden wor den bezwaard in verhouding tot haar mid delen) en van het achtste lid van art. 205 (mogelijkheid van jaarlijksche tegemoetko ming van Rykswege aan gemeente ingeval van onbillijke bezwaring). Sedert jaren zijn deze bepalingen nauweiyks toegepast. Na de invoering van de wet tot regeling van de fi nancieele verhouding, is er voor behoud van deze artikelen geen grond. Stelt de staatscommissie dus niet een wij ziging voor van de grondslagen van het fi nancieele stelsel der wet, binnen het kader van het stelsel heeft zij overwogen, of de kosten van de financieele gelijkstelling en de kosten van het lager onderwys als geheel kunnen worden beperkt. Wat het vervolgonderwijs betreft doet de commissie geen voorsteilen tot wyziging. Wat het buitengewoon onderwys betreft, meent de commissie, dat de nakoming van het voorschrift der Grondwet, dat financieele gelijkstelling van het algemeen vormend by- zonder lager onderwys eischt met het open baar lager onderwijs, niet langer mag wor den uitgesteld. Zy heeft een algemeene wet telijke regeling ontworpen voor het onder wijs aan zwakzinnigen en zeer zwakzinni gen, alsmede voor het onderwijs aan schip perskinderen. Door deze regeling zal ook het gemeentelijk onderwys aan deze categorieën van leerlingen steeds op Rijkssubsidie aan spraak hebben. De verhooging van de Rijks uitgaven uit de voorgestelde regeling voort vloeiende, raamt de commissie op f 1000.000, welk bedrag intusschen eerst na een reeks van jaren zal worden bereikt. Ten aan zien van de overige vormen van buitenge woon onderwijs zal de door de commissie voorgestelde regeling den bestaanden invloed vrijwel onveranderd laten. Wat het gewoon en het uitgebreid lager onderwijs betreft, moet by het bespreken van de kosten worden onderscheiden tus schen de salarissen van de verplichte on derwijzers, die voor rekening van het Rijk zijn, en de kosten der gebouwen en der ex ploitatie. Het bedrag der salarissen heeft de commissie niet in haar onderzoek betrokken. Het aantal onderwyzers dat voor Ryksre- kening komt, is afhankelijk van den leertijd, waarin de commissie geen wyziging voor stelt, en van de grootte der schoolklasse. Te dien aanzien is de commissie gekomen tot een ander stelsel, dan thans in art. 28 der wet gevonden wordt voor de berekening van het aantal aan elke school te verbinden on derwyzers, zulks ten einde splitsing van scholen niet in de hand te werken. De com missie heeft voorts gemeend de cijfers in dat stelsel aldus te moeten stellen, dat een ver mindering van de uitgaven daarvan het ge volg is. Het aantal leerkrachten. Volgens het ontworpen art. 28 wordt aan elke school voor gewoon lager onderwys het hoofd bygestaan door ten minste één onder wijzer, zoodra het aantal leerlingen van het voorafgaand kalenderjaar 46 bedraagt; voor elk 45-tal leerlingen boven de 46 wordt een onderwijzer meer vereischt. Voor de scholen voor uitgebreid lager onderwys zyn deze aantallen 27 en 26. Voo rde toepassing hier van wordt een school voor U. L. O. met be- nedenbouw gesplitst. Het hoofd der school wordt geacht aan boven- en benedenbouw werkzaam te zyn. Voor den benedenbouw is een onderwijzer van bijstand meer vereischt dan in het eerste lid (betreffende scholen voor gewoon 1. o.) is aangegeven. Het voorstel der commissie zal, wordt het aanvaard, niet ineens zijn volle werking doen gevoelen. Het zal leiden tot een ver mindering van het aantal onderwyzers met ongeveer 1600. De commissie stelt een over gangsbepaling voor, waardoor deze verminde ring in drie jaar bereikt zal worden. Het bedrag aan salarissen, dat daarmede be spaard wordt zal, wanneer het gemiddeld salaris voor het gewoon 1. o. op f 2000 wordt gesteld en voor het u. 1. o. op f 3000, aan het eind van die drie jaren rond f 3454000 bedragen, waartegenover een jaarlijks af nemend bedrag aan wachtgelden staat. Na tien jaar zal door het buiten werking gera ken van de overgangsbepaling voor bestaan de kleine scholen, het aantal onderwyzers opnieuw met ongeveer 933 verminderen (be rekend naar den toestand op 1 Januari 1928), hetgeen een verdere besparing van f 1866000 zal meebrengen. Bij die besparing is geen rekening gehouden met hetgeen het Rijk aan het Pensioenfonds is verschuldigd, na aftrek van de op de onderwyzers verhaalde pen sioenbijdragen. Een andere besparing zal Jiet gevolg zyn van de door de commissie voorgestelde ge neeskundige keuring van onderwyzers vóór hun eerste aanstelling, waardoor het gevaar, dat in het onderwijzerskorps personen wor den opgenomen, van wie 't te verwachten is, dat zij over korten tijd als invaliden het Pensioenfonds zullen bezwaren, zooveel mo- gelyk wordt beperkt. De exploitatiekosten der scholen Wat de exploitatiekosten der openbare en bijzondere school betreft wordt opgemerkt, dat het bedrag daarvan geheel afhangt van de beslissing der gemeentebesturen, die deze kosten hebben te dragen. De commissie stelt enkele wyzigingen voor, waardoor voorkomen wordt, dat dezelfde soort van uitgaven der bijzondere school hetzy als exploitatiekosten, hetzy als kapitaalsuitgaven za) kunnen wor den vergoed. Den termyn, gedurende welken bijzondere scholen voor gemeenterekening 'n boventallige.! onderwyzer in dienst kunnen houden nadat de gemeente zelve opgehouden heeft boventallige onderwyzers te hebben, wil de commissie van twee op één jaar terug gebracht zien; waartegenover staat, dat de schoolbesturen volgens de voorstellen der commissie tydig zullen weten, wanneer zy tot aanstelling van een boventalligen onder wyzer voor gemeenterekening kunnen over gaan; evenals zy ook tydig het bedrag zul len kennen, dat zij voor exploitatiekosten kunnen besteden. Ook wat de kosten betreft, die de stichting van de schoolgebouwen meebrengt, heeft de gemeente reeds thans ten opzichte van open bare scholen de volledige beslissing en ten opzichte van bijzondere scholen zoodanige bevoegdheid, dat zy het in de hand heeft noodelooze kosten te voorkomen. Hier doet zich echter de vraag voor of het aantal scho len niet kan worden beperkt. De houding ten opzichte van dit vraagstuk wordt in de eerste plaats bepaald door het stelsel, dat welbewust in de Grondwet is aanvaard. Het voorkomen van stichting van te kleine scholen is met dat stelsel zeker niet tn strijd. Deze strekking bezit de bepaling van de L.O.-wet, welke voor bijzondere scholen een minimum aantal leer lingen van 40, 60, 80 of 100, naar gelang GEOPEND VAN IOVM.-5N.M', ÖNM-ION.M. van het inwonerstal eischt. De commissie is van oordeel, dat verhooging van deze cijfers geen aanbeveling verdient; zij zijn reeds hoo ger dan door de Bevredigingscommissie werd voorgesteld, welke slechts een algemeen mi nimum van 40 leerlingen kende. Voor de openbare school bestaat een dergelijk mlni- mumcijfer niet. Ten opzichte van de kleine openbare scholen handhaaft de commissie het stelsel, dat de betrokken autoriteiten voor ieder geval afzonderlijk beoordeelen of de ge meente zich de kosten van instandhouding van de rebool behoort te getroosten. Wat de bijzondere school betreft moet, be houdens het niet gesubsidieerd worden van scholen beneden het straks genoemde mini mum-aantal leerlingen, het oordeel over de noodzakelykheid van een school, krachtens de bepaling der Grondwet, overgelaten wor den aan hen, die haar stichten. De commissie doet geen andere voorstellen tot beperking van he aantal openbare of bijzondere scholen dan de wyziging van art. 28. welke beoogt splitsing van scholen niet te bevorderen, alsmede de vervanging van de „verklaring" van art. 73 (betreffende het toe komstig aantal leerlingen van een aange vraagde bijzondere school) door een verhoo ging van de waarborgsom voor scholen met minder dan 150 leerlingen, welke verhooging ertoe kan bydragen, ongemotiveerden school- bouw te voorkomen. De commissie doet voorts het voorstel om bijzondere scholen te verplichten genoegen te nemen met het medegebruik van gymnastiek lokalen. Van de tot nog toe vermelde voorstellen der commissie, welke de strekking hebben de onderwysuitgaven te beperken, kan het te verwachten financieele resultaat niet met volkomen zekerheid worden geraamd. De voorgestelde wijziging van art. 28 brengt echter een besparing van f 3454.000 in drie jaar, na tien jaar van f 5.320.000, waartegen over staat een jaarlyks afnemende uitgave voor wachtgelden. Tegenover de besparing staat een voor een deel door de Grondwet geëischte vermeerdering van Ryksuitgaven voor het buitengewoon onderwys, welke tot f 1.000000 zal kunnen stygen. Ook de kosten van de opleiding van onderwijzers hebben een voorwerp van onderzoek uitge maakt. Een berekening, waarbij ervan is uitgegaan, dat in de plaats van de 30 Rijkskweekscho len en 73 gesubsidieerde kweekscholen, waar voor op de begrooting 1930 geiden zijn uit getrokken, by uitvoering van de in de wet van 1920 opgenomen regeling zouden komen 88 kweekscholen en 22 opleidingsscholen, leidde tot de slotsom, dat de kosten zouden stijgen van 4.295.000 (raming voor 1930 bui ten de leerscholen en na aftrek van de op brengst der schoolgelden) tot 7272.800 (na aftrek van schoolgelden). Indien de in de wet opgenomen opleidingsschool zou wegval len, en door kweekscholen vervangen wor den, zouden de uitgaven stijgen tot '7 959.000. Van deze bedragen zouden 2006.400 resp. 2.508.000 besteed worden aan toe'agen aan onderwijzers in opleiding. De comm'ssle komt tot de conclusie, dat de in de wet van 1920 neer gelegde opleiding niet behoort te worden inge voerd, doch dat het thans overeenkomstig de overgangsbepalingen der wet en daarop steu nende Kon. besluiten bestaande stelsel, dat in de practijk goede resultaten heeft gegeven, als wettelijk stelsel moet worden aanvaard. Ver geleken by den bestaanden toestand ls in het daartoe strekkende voorstel een bezuiniging niet gelegen, doch een belangryke stiiging van kosten in de naaste toekomst wordt daar door vermeden. Geen ingrijpende ontlasting van overheidskassen. Indien als resutaat van het onderzoek der commisie belangryker bezuiniging was ver wacht, dan wyst zy erop, dat, zoolang de Grondwet openbare scholen vordert, die vol ledig uit de openbare kassen worden bekos tigd, terwyl naar denzelfden maatstaf ook de bijzondere scholen uit die kassen moeten worden bekostigd, ingrypende ontlasting van die kassen niet mogeiyk is. In de opdracht der commissie werd behalve op bezuiniging ook in het byzonder haar aan dacht gevestigd op het wegnemen van niet noodzakelijke beperkingen van de vrijheid van het onderwijs. Ook op dit punt heeft de commissie by voortduring haar aandacht ge vestigd gehouden. Verschillende wettelyke bepalingen, die de vryheid van openbare en bijzondere scholen beperken, stelt zy voor té verzachten of te schrappen. Zoo wenscht zy aan de gemeentebesturen de vryheid te hergeven aan het hoofd der school al of niet het onderwys in een klasse op te dragen, zy wil, in overeenstemming met het by de Tweede Kamer aanhangige wetsontwerp, by de regeling van het school geld aan de gemeenten meer vryheid van beweging laten. Zy acht het voldoende 20 uren per week in de verplichte vakken te eischen in plaats van 22 uur. zy wil toe gelaten zien, dat scholen voor uitgebreid la ger onderwijs zich niet beperken tot drie of meer leerjaren, volgende op het zesde leer jaar eener lagere school, doch ook de lager© leerjaren omvatten, zy wil het onderwys in vreemde talen niet volstrekt uitgesloten zien in het vyfde en zesde leerjaar. Afzonderlyke nota's zyn aan het rapport toegevoegd van de heeren A. H. Gerhard, Th. M. Ketelaar, dr. W. W. van der Meu len, Ed. Polak, H. W. Tilanus en mej. J. Westerman, o.a. de leerlingenschool betref fende. Aan het rapport ls verder toegevoegd een wetsontwerp van 114 artikelen, vergezeld van een uitvoerige memorie van toelicht ng, gevolgd door een vergelijkend overzicht van de artikelen, zooals deze volgens het ont werp zullen lulden, met de daarmede cor- respondeerende artikelen der huidige wet en eenige andere bijlagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5