'Binnenlandsch Ar
Voor de Huiskamer
j Het gestolen Luchtballonnetje
I OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN I
frfïfc
Henri Polak gaat liever niet
naar Rusland
Belangwekkende
onthullingen
Wijnkoop's hooge internationale
relaties
EERSTE KAMER
EERSTE TOEPASSING VAN DE
BOSCHWET
Het open raam
Vice-president Raad van Indië
De steunregeling voor werkloozen
De kwestie-Van Doorne
ONZE OOST
De Indische financiën
Over 1930 tekort van IIV2 millioen
Een windhoos
RADIO-NIE UV/S
Bestaat er veel kans om voor de
microfoon op te treden?
BOEKBESPREKING
DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE
KERKNIEUWS
Goyau over Pius XI
Er gaan eenige Nederlandsche sociaal
democraten op studie-reis" naar Rusland,
den bolsjewistischen hemel-op-aarde, en men
heelt aan Henri Polak, den bekenden voor
man, lid der Eerste Kamer, gevraagd of hy
lust heeft om mee te gaan.
Maar de heer Polak heeft het vriendelijke
aanbod afgewezen. Waarom?
Men leze:
„Al zou ik geld toe krijgen, ik ging er niet
heen. Ten eerste omdat het malligheid is,
zich te verbeelden, dat men in een paar we
ken ook maar iets van beteekenis zou kunnen
te weten komen omtrent de toestanden op
velerlei gebied in een reusachtig land, van
welks taai men tittel noch jota kent en waar
het overigens niet zou baten als men haar
wel kende, omdat toch niemand iets zou
durven zeggen, dat den heersehers onwelge
vallig zou kunnen zijn. Ten tweede, omdat
ik er geen zin in zou hebben mij te laten, be
dotten door vertooningen van allerlei fraais,
dat vermoedelijk ten gerieve van buitenland-
sche bezoekers gesticht werd en in stand ge
houden wordt. Ten derde, omdat ik bitter
weinig opgewektheid gevoei tot een bezoek
aan een land, door een tyran en zijn satel
lieten geregeerd, waar alle vrijheid gedood Is,
waar niemand vrijelijk zich mag uiten, waar
alle bladen regeeringsorganen zijn, waar geen
oppositie wordt geduld, waar men omringd
is door spionnen, waar geen mensch veilig is
voor zün medeburger, waar een gruwelijke
instelling ais de Gepoe sluipt en moordt
naar willekeur, waar de rechtspraak comedie-
vertooning en propaganda-middel is, waar
men mijn partygenooten vervolgt, verbant,
kerkert, martelt en vermoordt, waar hun, die
den dictator niet naar de oogen zien, de
keuze wordt gelaten tusschen laffe, natuur
lijk volkomen onoprechte erkenning van fou
ten of langzamen of onmlddellijken dood.
Neen, ik ga niet met Nathans mee. Ook
niet omdat ik het geheel oneens ben met de
stelling, waarmede hij zijne uitnoodiglng in
leidt, deze namelijk, dat „met bet slagen of
falen (van „wat in Sovjet-Rusland gebeurt")
heit lot van de geheele arbeidersbeweging ten
nauwste verbonden is tenzij hij bedoel',
dat met het falen deze beweging gediend
zou zijn, hetgeen Nathans echter niet be
doelt. Naar mijn meening heeft het Russi
sche communisme, en hetgeen er de uitwas
sen van zijn in andere landen, aan de
arbeidersbeweging onnoemelijk nadeel berok
kend, nadeel van allerlei aard en in allerlei
vorrrfen.
De reis is bovendien overbodig. Want wij
weten wel, wat Nathans, na zijn terugkeer
zal te vertellen hebben. Het staat te lezen in
de rapporten van al de uit half-communis
ten bestaande groejpen arbeiders enlntellee-
tueelen, die sinds 1919 zich in Rusland met
genoegen hebben laten verlakken."
Henri Polak Is een krachtig strijder voor
de zuiverheid van onze Nederlandsche taal
en van het bovenstaande, dat hij in „Het
Volk" schreef, kan men dan ook in meer dan
één beteekenis zeggen: er is geen woord
Fransch bij.
Het staat als een paal boven water, dat de
Hollandsche socialisten, die naar Rusland
gaan, daar op een verschrikkelijke manier
„verlakt" zullen worden.
Goeje-reis! zegt „De Avondpost".
sche officier Desgranges als de kosmo-
polietische knoeier Barmat hebben op ver
schillende tijdstippen van zijn leven contact
met hem gehouden! Ofschoon deze laatste
daarna vooral de sociaal-democraten met zijn
„sympathie" en onbaatzuchtig hulpbe
toon gelukkig maakte en o.a. de gelden ver
schafte voor de oprichting vm het roode
RotterdamSche dagblad „Voorwaarts."
In het „Neue Wiener Journal" van 4 Ja
nuari vond „De Vrijheid" interessante be
schouwingen van den Dultschen .General-
leutnant a. D." v. Cramon over een kortelings
verschenen boek. De Franschman Pierre
Desgranges, werkzaam aan het tweede bu
reau van den Franschen generalen staf, is de
schrijver van dit werk, dat de spionnage van
dezen officier gedurende de jaren 1915 tot
1918 beschrijft. Alle mystiek en.... erotiek
van de spionnage wordt door Dresgranges,
alias Crozier, meedoogenloos onthuld.
Von Cramon ziet in dit boek de bevestiging
van zijn opvatting, dat de „dolkstoot-legende"
meer dan een legende is, dat de Duitsche
sociaal-democraten wel degelijk de oorzaak
zijn van de ineenstorting en de nederlaag
van Duitschland. Met Fransch geld, hun
door Dresgranges verschaft, zouden zij de
revolutie bekostigd hebben.
Wij .kunnen dit punt onbesproken laten;
vermoedelijk schuilt hierin sterke overdrij
ving. Wel echter wenschen wij eenige regels
te vertalen uit Von Cramon's artikel, die op
de Nederlandsche revolutionnairen betrek -
ning hebben.
„Ik wijs aldus von Cramon in het bij
zonder op hoofdstuk V van het derde deel
van het boek, dat getiteld is: politieke taak
in het kamp der revolutie. Pierre Desgranges
zag in Nederland, zooals hij schrijft, de Duit
sche revolutie ontstaan, en hij maakte deel
uit van het eerste Duitsche revolutlonnaire
comité, aangezien hy reeds in Rotterdam
met de revolutionnalre Duitsche vakvereeni-
gingen In verbinding was getreden. In te
genstelling met de opvattingen van Troelstra.
den leider der Nederlandsche sociaal-demo
craten en van talryke leden dier partij, die
slechts een flauwe afdruk was van Scheide-
mann's Duitsche party, golden de sympa
thieën der Nederlandsche revolutionnairen de
volken der Entente. In het huis van wyn-
koop in Amsterdam werd Desgranges voor
gesteld aan de organisatoren van de Duit
sche revolutie, en van toen af begon zyn
verderfelijke werkzaamheid in samenwerking
met de Duitsche sociaal-democraten. Het
moeiiyke was het munitievraagstuk op te
lossen. Het eerste doodsuur van het Duitsche
rijk sloeg ln Februari 1918, toen de alge-
meene werkstaking in Berlijn uitbrak en
300.000 arbeiders zich om de vaan van den
opstand vereenigden. De voornaamste orga
nisator van deze staking was de vroegere
leider en erkende chef van de sociaal-demo
cratische partij."
Desgranges was zelf in Berlijn en organi
seerde (desorganiseerde) alles zelf mede. „In
Berlijn" schrijft hy op een andere plaats
en over een later tydstip „klopte het hart
der revolutie, daar was het hoofdkwartier
van het socialisme. De arbeiders- en solda-
tenraad was toen almachtig en steunde op
de muitende matrozen ln Kiel. De Duitsche
revolutie vond plaats, dank zij de minder
heids- en de onafhankelijke socialisten.
De meerderheidssocialisten legden er beslag
op." Op 10 November schreef Desgranges
aan zijn chef. g. i eraal Boucabeille: „De ge
beurtenissen, die elkander thans in wilde
haast opvolgen, bewyzen. dat wy gelijk had
den. De Duitsche revolutie gaat uit van lie
den, die wij kennen, en zal, zooals wy voor
speld hebben, tot het uiterste gaan."
Ook tijdens den terugtocht van het Duit
sche leger en bij de muitery der troepen liet
Desgranges zich niet onbetuigd. Hy verstond
uitstekend de kunst in troebel water te viS'
schen. Daarover kunnen wij thans zwygen.
Maar wat zegt men wel van de internatio
nale relaties van Wijnkoop: zoowel de Fran-
Vergadering van Woensdag
VERHOOGING GEDISTILLEERD
ACCIJNS
Aan de orde is het wetsontwerp tot ver
hooging van den accyns op gedistilleerd.
De heer KRANENBURG (V.D.) voelt als
hoofdbezwaar tegen het ontwerp, dat het in
strijd is met den eisch van stabiliteit, welke
vooral voor het bedryfsleven noodzakelijk
is. In 1929 is de accyns verlaagd en nauwe-
Ujks heeft het bedrijfsleven gelegenheid ge
had zich eenigszins aan te passen, of er
komt een voorstel tot verhooging.
Het ontwerp is niet van een dergeiyke
beteekenis, dat het stellen der portefeuille -
kwestie gerechtvaardigd was. De minister
heeft snel school gemaakt; zyn ambtgenoot
van Arbeid heeft onlangs zyn voorbeeld ge
volgd. Spr. kan dit niet gerechtvaardigd
achten.
De heer HERMANS (S.D.A.P.) staat nog
op hetzelfde standpunt als in Februari 1929,
e- hy zou ontrouw worden aan zyn stand
punt, als hij thans vóór het aanhangige
ontwerp stemde. Wanneer er weer geld
noodig is, zal men dan niet weer op het
terrein van de gezinsellende gaan schatgra
ven? Zeker is het, dat wij terugkeeren op
den weg dien wy verleden jaar zyn ingesla
gen. De commissie voor de vaste belangen
uit de Tweede Kamer was eenparig tegen
het ontwerp en de meerderheid der Kamer
bezweek pas onder den druk van de porte-
feulUekwestie. Spreker vraagt zich af, of de
Eerste Kamer ook gewillig zal bukken. Wy
moeten stemmen volgens onze overtuiging,
niet zooals de minister het wil.
De heer VAN SASSE VAN YSSELT
(R.K.) vereenigt zich geheel met de argu
mentatie van den minister, dat zyn verhou
ding ln de Tweede Kamer werd gerecht
vaardigd door de omstandigheden. Hy is wel
van oordeel, dat deze verhooging den smok
kelhandel eenigszins zal doen toenemen,
doch dit bezwaar ls niet zoo groot, dat spre
ker daarom tegen het ontwerp zou willen
stemmen.
De heer VAN LANSCHOT (R.K.) meent,
dat onze flnancieele toestand thans zooda
nig is, dat wij, tenzij er zeer groote bezwaren
zyn, elke poging van den minister om het
groote gat te stoppen moeten steunen. De
Kamer moet in crisistijd zooveel mogelijk
gouvernementeel zyn en niets is ln zoo'n
tijd fataler dan een slappe minister.
Het standpunt van den minister
De MINISTER VAN FINANCIEN, de heer
DE GEER, ontkent Jegens den heer Her
mans, dat de band tusschen drankgebruiK
en schatkist immoreel zou zyn. In geheel
onthouderskringen ls er altyd eenige weife
ling op dit punt geweest.
Wat de vrees voor verdere verhooging
betreft, merkt spreker op, dat het bedrag
van 200 gekozen is, omdat het de grens
is waar de accyns nog rendement oplevert.
Het is dan ook uitgesloten, dat om zuiver
fiscale redenen verdere verhooging zou
kunnen worden voorgesteld.
Aangetoond is, dat wy met dit bedrag na
de verhooging in België en Duitschland nog
iets veiliger staan tegenover den smokkel
handel dan te voren met het bedrag van
180 het geval was.
Met het oog op Baarle-Nassau en Baarle-
Hertog zyn bijzondere maatregelen genomen.
Tégenover den heer Kranenburg betoogt
spreker, dat hy niet bedoeld heeft pressie
op de Tweede Kamer te oefenen. Veel liever
had hy 't achteraf gezegd en hen meent, dat
hy het dan toch gewonnen zou hebben. Hij
moest evenwel rekening houden met de mo
gelijkheid van verwerping en zyn voornemen
van te voren mededéeien.
De heer WIBAUT (SB.A.P.) deelt de
meening van den minister, dat het tot de
goede omgangsvormen behoort tusschen
parlement en regeering om van te voren
doen blijken van het inzicht, dat men van
een bepaald votum de verantwoordeiykheid
niet meer kan dragen en eveneens is spre
ker van oordeel, dat de minister moet be
palen de draagwydte van zyn verantwoor-
deiykheid, doch met den heer Kranenburg
is spreker het geheel eens, dat het hier geen
beginseikwestie betrof.
Het ontwerp wordt aangenomen met 25
tegen 8 stemmen.
De vergadering wordt gedurende een half
uur geschorst.
Na de pauze werd in behandeling genomen
het wetsontwerp tot wyziglng van art. VI
van de Wet op de Inkomstenbelasting-1914
en van de artt. V en VI van de Wet op de
Dividend- en Tantièmebelasting.
De heer DE GIJSELAAR (C.-H.) erkent,
dat het niet dikwijls zal voorkomen, dat een
kapltaalsteruggave plaats heeft, terwyi de
reierve aanwezig is, maar spr. betoogt, dat
het mogelijk ls en dat hy tegen elke on
rechtmatige belastingheffing ls. Een aanvul
ling acht spr. dan ook noodig.
De heer DE JONG (R. K.) sluit zich aan
by de vaste commissie voor de belastingen
in de Tweede Kamer, die de dividendbelas
ting wil zien vervangen door een winstbe
lasting.
De MINISTER VAN FINANCIËN, de heer
DE GEER, wyst op de moeliykheden by een
winstbelasting, waarby hy als voorbeeld de
oorlogswinstbelasting noemt. Toen is geble
ken tot welke groote moeliykheden het
schatten van winstbeschryving en winstaf
schrijving leidde.
Het ontwerp wordt aangenomen zonder
hoofdelijke stemming.
NATUURSCHOON BIJ ARNHEM
Aan de orde ls het wetsontwerp tot ont
eigening van onroerend goed onder de ge
meente Arnhem ter bewaring van natuur
schoon, gevormd door bosschen en andere
houtopstanden.
De heer MICHIELS VAN KESSENICH
(R. K.) meent, dat de regeering by deze
eerste toepassing van de Boschwet niet ge
lukkig is geweest.
De heer VAN SASSE VAN IJSSELT
(R. K.) staat tusschen twee vuren. Aan den
eenen kant voelt hu veel voor behoud van
natuurschoon, aan den anderen kant wil ny
de rechten van den eigenaar eerbiedigen. Er
zyn eenige redenen, waarom spr. bezwaar
heeft tegen het ontwerp. Er bestaat b.v. geen
enkele zekerheid, dat de stichting financieel
ln staat zal zijn de terreinen te koopen.
De heer POLAK (S. D. A. P.) stelt drie
prealabele vragen: 1. Wordt natuurschoon
bedreigd? 2. Is het natuurschoon van dien
aard, dat het beschermd moet worden? 3,
Zou het op andere wijze te redden zijn ge
weest? v
Spr. heeft bezwaar tegen de aanduiding
van natuurschoon uitsluitend door „bosschen
en houtopstanden". Er is natuurschoon waar
geen boom aan te pas komt. Plassen, heide
velden, zelfs weiden en akkers kunnen na
tuurschoon zyn.
Spr. zal met geestdrift vóór het ontwerp
stemmen.
De heer VAN CITTERS (A, R.) heeft meer
sympathie voor behoud van natuurschoon
dan voor hét sloopen ervan, doch dit mag
hem er niet van weerhouden de billijkheid
in het oog te houden jegens hen, die een
volkomen wettig bedrijf uitoefenen.
Spr. meent, dat een absolute zekerheid
moet bestaan, dat het complex onvervreemd
baar bezit van de stichting zal blyven.
Slechts als de minister dienaangaande een
formeele verklaring kan afleggen, kan spr.
vóór het ontwerp stemmen.
De heer VAN LANSCHOT (R. K.) wijst
eVop, dat wij bezig zijn precedenten te schep
pen.
Voor den heer DE SAVORNIN LOHMAN
(C. H.) blijft het bezwaar bestaan dat het
geld niet byeen zou kunnen komen alsook
dat het ontbreken van den termijn blijft
bestaan.
Spr. meent, dat het onredelijk is, het ont-
eigenings-instituut in werking te stellen.
Spr. en, naar hy meent, tyet grootste deel
van zyn fractie kan zyn stem niet aan het
ontwerp geven.
De MINISTER VAN BINNENLANDSCHE
ZAKEN EN LANDBOUW, de heerRUYSDE
BEERENBROUCK,- merkt op, dat tengevol
ge van den betrekkeiyk niet korten duur der
voorbereiding, verloopen tusschen de behan
deling in de Tweede en Eerste Kamer, de
onteigenende party niet weer gedwongen
kan worden, den termyn van het kapverbod
in acht te nemen. Met deze ervaring ver
rukt, zal spr. zorgen, dat dit in de toekomst
onmogelyk is.
Wat den termyn betreft, ls spr. eenigszins
bedrogen uitgekomen. Hy had gemeend, dat
de behandeling zou zyn geëindigd vóór den
afloop van het kapverbod. Dit is niet ge
schied en het kapverbod is van de baan.
Zekerheid, dat het vereischte bedrag by-
eenkomt, kan spr. niet geven, maar redely-
kerwijze mag worden aangenomen, dat de
stichting in staat zal zyn of worden gesteld,
de koopsom byeen te brengen.
Spr. is voornemens, de stichting een kor
ten termijn te stellen, binnen welken een
zekere som byeen moet zyn. Voldoet zij aan
dezen eisch niet binnen dien termijn, dan
zal spr. een ontwerp indienen tot intrekking
van het onderhavige ontwerp, indien dit wet
mocht worden.
De heer VAN LANSCHOT stelt voor, de
beraadslaging voor twee maanden te schor
sen ten einde de regeering in de gelegenheid
te stellen, zich ervan te vergewissen, of Ge-
dep. Staten van Gelderland en de gemeen
teraad van Arnhem bereid zyn, voorstellen
te doen tot het verieenen van steun.
De heer OUDEGEEST (S. D. A. P.) vraagt
zich af, welke waarde uitstel heeft. Wat
beteekent een toezegging van Gedep. Staten
en B. en W„ en welk resultaat is daarvan
te verwachten? Het eenige resultaat zou
zyn, dat de eigenares nog twee maanden
langer in onzekerheid zou verkeeren.
De heer MENDELS (S. D. A. P.) consta
teert, dat al het verzet slechts een reactie
tegen de Boschwet zelve beteekent. Spr. acht
het noodig, dat over dit ontwerp thans een
principieele beslissing 'wordt genomen. Spr.
zal zyn stem dan ook niet geven aan eenig
opschortingsvoorstel.
Het voorstel-v. Lanschot wordt verworpen
met 2 13 stemmen.
Het wetsontwerp wordt aangenomen met
1916 stemmen.
De vergadering wordt te 4.50 verdaagd tot
heden elf uur.
„Tante komt direct beneden, meneer Nut-
tel", sprak een zeer zelfbewuste Jongedame
van vijftien; „intusschen zult u zich met
mijn gezelschap bezig moeten zien te hou
den."
Robert Nuttel deed zyn best om een Juist
antwoord te geven vleiend genoeg voor
de nicht van het oogenblik, zonder te veel
afbreuk te doen aan de tante, die nog ko
men moest. In zyn hart twyfelde hy sterker
dan ooit, of die visites by totaal vreemden
veel baat zouden geven ln de rustkuur,, die
hy verondersteld werd te ondergaan.
„Ik weet vooruit hoe t zal gaan," had zyn
zuster gezegd, toen hU zich naar zyn lande
lijk verbiyf ging begeven, „Je zult jezelf daar
begraven en met geen levende ziel spreken,
en dan word Je nog erger overspannen van
het getob. Ik zal je brieven meegeven voor
alle menschen daar, die ik ken. Er zyn, als
Ik me goed herinner, heel geschikte lui by."
Robert was benieuwd, of mevrouw Sapple-
ton, de dame, aan wie hy nu één der brie
ven overhandigen zou, onder de geschikte lui
viel.
„Kent u veel menschen hier ln de buurt?"
vroeg het nichtje, toen zy vond, dat hun
stille gemeenschap lang genoeg had geduurd.
„Ongeveer niemand", zei Robert. „Myn
zuster heeft hier een poosje gelogeerd, weet
u, vier Jaar geleden, en ze heeft me voor een
paar menschen hier Introducties meegege
ven." De laatste mededeellng klonk eenigs
zins spytlg.
„Dus u weet practisch niets van myn tan
te?" vervolgde de zelfbewuste jongedame.
„Alleen haar .naam en adres," gaf de be
zoeker toe. Hij begon zich nu af te vragen
of mevrouw Sappleton in den gehuwden ot
in den weduwestaat leefde. Er lag iets in de
kamer, al viel het moeiiyk te omschrijven,
dat aan manneiyke bewoners deed denken.
„Er ls hier drie jaar geleden een drama af
gespeeld," zei het kind. „Dat was dus na uw
zusters tijd."
„Een drama?" vroeg Robert; dit rustige,
landelyke plekje leek hem geen tooneel voor
dramas.
.Misschien hebt u het al weemd gevonden,
dat we dat raam op een Octobermiddag wyd
open laten staan," zei het nichtje, en ze wees
naar een groot Fransch venster, dat op het
grasveld uitkwam.
„Het is nogal warm voor den tyd van het
jaar," zei Robert. „Maar heeft dat raam Iets
uit te staan met het drama?"
„Door dat raam zyn drie Jaar geleden, op
den dag af, haar man en haar twee broers
het huis uitgegaan, om te jagen. En ze zyn
niet mee teruggekomen. Ze schynen, toen ze
ze de hei overstaken, alle drie opgeslokt te
zyn door een verraderiyk stuk moeras, 't Was
een buitengewoon natte zomer geweest, ziét
u, en verschillende plekken, waar je anders
gerust over kon loopen, waren toen niet te
vertrouwen. Hun lichamen zyn nooit terug
gevonden. Dat was juist het vreeseiykste van
alles." Hier verloor de jonge stem haar zelf-
bewusten klank en was vol menscheiyke ont
roering. „Die arme tante denkt altyd maar,
dat ze den een of anderen dag terug zullen
komen, met den bruinen spaniël, dien ze mee
hadden, en dat ze dan net als altyd weer
door dat raam naar binnen zullen komen
'stappen. Daarom wordt het raam iederen dag
opengehouden, tot het 's avonds stikdonker
is. Arme, lieve tante, ze heeft me dikwyis
verteld, hoe ze uitgingen, oom met zyn witte
regenjas over zijn arm en Ronnie, haar Jong
ste broer liep te zingen: „Bertie, waarom
spring je zoo?" Dat deed hy altyd, om haar
te plagen, als ze zei, dat ze ergens zenuw
achtig van werd. En soms, als 't zoo'n stille,
rustige avond is als nu, krijg Ik byna een
griezelig gevoel, dat ze ineens door dat raam
naar binnen zullen wandelen
Licht bevend zweeg ze. Het was een op
luchting voor Robert Nuttel, dat de tante de
kamer binnen kwam snellen, met een storm
van excuses, dat ze haar. gast zoo lang had
laten wachten.
„Ik hoop, dat Vera u bezig heeft weten te
houden," zei ze.
„Ze heeft heelinteressant zitten pra
ten," zei Robert.
„U hebt toch geen bezwaar tegen het open
raam!" zei mevrouw Sappleton opeens. „Myn
man en myn broers kunnen ieder oogenblik
thuis komen van de Jacht, en ze komen al
tyd door dat raam binnen. Ze zyn vandaag
op de snippenjacht ln de vennen, dus ze zul
len wel een aardigen toestand maken op myn
mooie karpetten. Daar schynen de heeren
een zeker plezier in te hebben, is 't niet?"
Ze praatte opgewekt verder over de jacht
en over de scliaarschte aan wild, en de voor
uitzichten op eenden voor den winter. Het
klonk Robert allemaal afgryseiyk ln de oo-
ren. Hy deed een wanhopige, maar slechts
gedeelteiyk slagende poging, om het gesprek
te brengen op een minder spookachtig onder
werp; hy voelde, dat zyn gastvrouw hem
maar een deel van haar aandacht schonk, en
telkens zwierven haar oogen langs hem heen
naar het open raam en het grasveld daar
achter. Wat een ongelukkige tref, dat hy zyn
visite juist bracht op den tragischen verjaar
dag!
„De dokter heeft gezegd, dat ik volkomen
rust moest hebben; ik mag mijn geest heele
maal niet inspannen en ik moet ook oppas
sen voor al te groote lichameiyke vermoeie
nis," vertelde Robert, die leed aan de orden
telijk wijd verspreide dwaling, dat vreemden
en toevallige kennissen hunkeren naar bij
zonderheden omtrent iemand's ziekten en
zwakheden, alsmede de oorzaken en genees»
wyze daarvan. „Op het diëet is hy niet zoo
erg streng."
„O nee?" zei mevrouw Sappleton, met een
stem, die slechts op het laatste oogenblik een
geeuw verdrong. Toen helderde haar gezicht
plotseling op tot levendige belangstelling,
maar niet voor hetgeen Robert zei.
„Daar zyn ze eindeiyk!" riep ze uit. „Pre
cies nog op tyd voor de thee..., kijk ze er
eens uitzien 1 Tot aan hun oogen vol mod
der!"
Robert huiverde lichtéiyk en wendde zich
naar het nichtje, met een blik, die sympa
thiek begrijpen trachtte uit te drukken. Het
kind staarde door het open raam met ver
baasde ontzetting in haar oogen. Met een
kouden schok van onzegbare vrees keerde
Robert zich om op zyn stoel en keek in de
zelfde richting.
In de dalende schemering kwamen drie
gestalten over het grasveld naar het raam
toegeloopen. Ze droegen alle drie een geweer
onder den arm, en een hunner had boven
dien een witte regenjas over den schouder
hangen. Een vermoeide, bruine spaniel liep
dicht achter hen aan. Onhoorbaar kwamen
zé dichterbij en toen kwam er een heesche
jonge stem uit de duisternis, zingende: „Zeg
Bertie, waarom spring Je zoo?"
Robert tastte wild naar zyn stok en hoed.
De haldeur, het grintpad en het buitenhek
waren de schemerig-waargenomen myipalei.
op zyn overyiden aftocht. Een fietser, die den
weg langs kwam, moest ln een heg rijden om
een botsing te vermyden.
„Daar zyn we schat," zei de drager van de
witte regenjas, door het raam binnenstap
pend, „nogal modderig, maar het meeste ls
droog. Wie holde er zoo hard weg, toen we
er aan kwamen?"
„Een eigenaardig jongmensch, een zekere
meneer Nuttel," zei mevrouw Sappleton.
„Wist over niets anders te praten dan over
zyn ziekte, en holde weg zonder een woord
van afscheid of excuus, toen jullie kwamen,
Je zou zeggen dat hy spoken zag."
„Ik denk dat het van den spaniël kwam,"
zei het nichtje kalm. „Hy heeft me verteld,
dat hy doodsbang ls voor honden. Hy ls
vroeger eens een kerkhof opgejaagd door een
troep verwilderde honden, ergens aan de
oevers van de Ganges en toen heeft hy zich
den heelen nacht moeten verstoppen in een
pasgegraven graf, terwyi die schepsels onop
houdelijk vlak boven hem snuffelden en
gromden en krabbelden. Ik kan best begrij
pen, dat iemand dan last van zijn zenuwen
krijgt."
De jongste broer van mevrouw Sappleton
lachte.
„Zal wel weer zoo'n romannetje van jou
zyn," zei hy. „Waarom ga je niet aan 't
schrijven? Feuilletons n tweehonderd vervol
gen bijvoorbeeld-"
De heer Chr. W. Bodenhausen benoemd
Met ingang van 4 Maart a.s. is benoemd
tot vice-president van den Raad van Ned.-
Indië de heer C. W. Bodenhausen, thans lid
van dien raad.
De heer Chr. W. Bodenhausen werd den
24sten Juni 1869 te Leeuwarden geboren. Na
zyn schooljaren wydde hy zich aan de studie
der rijksbelastingen en werd na verloop van
tijd te Amsterdam tot surnumerair benoemd.
Nadat hy gedurende korten tijd in het Bra-
bantsche dorp Heeze bij Eindhoven als rijks
ontvanger werkzaam was géweest, zag de
heer Bodenhausen zich benoemd tot adjunct-
inspdeteur by de Ryksbelastingen te Rotter
dam. By zijn bevordering tot inspecteur werd
hem Sittard tot standplaats aangewezen.
De heer Bodenhausen werkte vervolgens
eenige Jaren op het ministerie van Financiën
en trad daarna weder als inspecteur op in de
standplaatsen Enschedé, 's-Hertogenbosch cn
Rotterdam.
Zyn benoeming tot directeur der gemeente
belastingen te Amsterdam was oorzaak, dat
hy den Ryksdienst verliet en van Rotterdam
verhuisde, om den eersten Februari 1914 zyn
nieuw ambt te aanvaarden
Voor de gemeente Amsterdam beteekende
het vertrek van den heer Bodenhausen naar
Ned.-Indië indertyd het verlies van een kun
dig, nauwgezet hoofdambtenaar.
Nadere bijzonderheden
De steunregeling voor werkloozen ls, naar
de Haagsche redacteur van de „Geld."
meldt, niet voor alle gemeenten bestemd:
alleen voor die, welke daaraan behoefte
hebben. Dat zijn de gemeenten met crisis
werkloosheid.
Voor de gemeenten met gewone, b.v. win
terseizoen-werkloosheid, is de steunregeling
in kwestie niet bedoeld.
Om nu de gemeentebesturen niet in de
war te brengen, heeft men niet aan alle 't
exemplaar van de steunregeling toegezon
den, maar heeft het departement door rui
me publicatie, zoowel in de dagbladpers als
in het by de firma Samson in Alphen uit
komende weekblad voor gemeentebelangen,
dat door alle gemeentebesturen wordt ge
lezen, medegedeeld, dat de gemeenten, wel
ke aan een exemplaar van de nieuwe steun
regeling behoeften hebben, dit ten departe-
rpente kunnen verkrijgen.
Op een haar gedane vraag, waarom de
commissie tot onderzoek van de kwestie „De
Gelderlander"-Vogt heeft gemeend niet te
moeten ingaan op het verzoek van mr. Van
Doome om ook zfin geschil met het A. V.R.
O.-bestuur te willen onderzoeken, heeft de
voorzitter der commissie prof. C. W. de
Vries geantwoord, dat de afwijzing van dit
verzoek uitsluitend hierop gebaseerd was,
dat naar het oordeel der commissie het
conflict mr. Van Doome-A. V. R. O.-be
stuur geheel afgescheiden staat van, en van
geheel anderen aard ls dan het geschil, dat
krachtens opdracht van dr. De Visser alleen
aan het oordeel der commissie is onder
worpen, waartoe de commissie zich heeft
willen beperken.
Aan de M. v. A. op de Alg. Beschouwingen
inzake de aanvullingsbegrooting voor 1931 is
een staat toegevoegd van de verwachte uit
komsten over 1930. Hieruit biykt, dat de op
brengst der belastingen f 25.250.000 minder
was dan de raming, de monopolies f 560.000
meer, producten f27.100.000 minder, bedry-
ven f 17.400.000 minder en div. f 98.000 meer
opbrachten dan de raming, zoodat het totaal
f 68.200.000 minder is dan de raming, het
geen vermeerderd met de verhooging der zui
vere uitgaven van f 2.000.000 en het geraamd
tekort van f 270.000 een verwacht tekort op
den gewonen dienst vormt van f 77.500.000.
Schade aangericht
De „Locomotief' meldt, dat een windhoos
twintig hulzen vernielde op de helling van
den Slamat. Van het hotel Toewol, het her
stellingsoord voor Tegal, is een deel van hel
dak weggeslingerd. Aan andere Europeesche
huizen werd aanmerkeiyke schade toege
bracht. Vele boomen zyn omgestort, de tele
foonverbindingen werden verstoord.
In Amerika niet
Een droom van vele rrtisten is een kans
te krijgen hun prestaties eens te moge®
doen hooren aan de programmaleiding van
een omroepstation. De kunstenaars zijn er
gewoonlijk van overtuigd, dat ze zeker een
engagement bij het station zullen krijgen-
Dat dit in ieder geval in Amerika niet zoo
makkelijk is als het lykt, biykt wel uit het
feit,, dat er van de duizend personen, die
aan de audities deelnemen, slechts één ka"3
krijgt, voor de microfoon van den zender
op te treden.
65ste jaargang No. 18
In deze aflevering geeft J. T. van Bal-
vem een mooie beschrijving van „Een be
zoek aan Siena" en houdt Suela een „oes-
terpraatje met oesterplaatjes." Hermar1
Moerkerk wydt een kort artikel aan den
zeventigjarigen beeldhouwer J. P. Maas.
Michiel de Looper vertelt ln zyn kort ver
haal over „Het hart van den schoenlapper
terwyi Neré Valk meer den ernstigen kant
raakt ln zyn vertelling: „Slechts één wees
gegroetje."
De fotorubrieken, technisch keurig ver
zorgd, bieden een ryke afwisseling.
Vervolgens sluit deze periodiek met eeI1
bespreking van nieuwe uitgaven.
Verstand, optimisme, daadkracht
In een hoofdartikel, in de „Osservatore
van 25 Januari JJ. schrijft George Goya®
van de .Académie Francaise" o.a. het vol
gende:
ZJH. Pius XI heeft een scherpzinnig ver
stand en een optimistischen blik.
zyn doordringend verstand, waarmede hu
de wereld beschouwt, onthult hem de ern
stige gevaren, die dreigen: dit verstand doet
hem niet enkel de gevaren voorzien, die zich
zichtbaar vertoonen, maar ook die, welke
verborgen zyn.
Zijn optimisme, dat niets anders is dfth
een vorm van godsvertrouwen, weet uit den
schat, dien hy in bewaring heeft, de waar
heid en de wetenschap te putten, die de
dreigende gevaren moeten keeren.
Het is menigmaal voorgekomen, dat
regeerders en vooral hoofden van politieke
partyen hun bekrompen blik beperkten tot
het luttel spel van jaren, dat hen nog van
den dood scheidt en durfden denken en
2eggen: „Après nous le déluge!" Een derge-
ïyke zorgloosheid zou een Paus als iets god
deloos beschouwen.
Men moet inderdaad den H. Vader, geze
ten aan zijn werktafel, waar hy zonder op
houden werkt en studeert, eens hooren,
wanneer hy protesteert tegen de leuze der
moedeloosheid, waardoor sommige personen
zich zouden laten ontmoedigen.
Men moet den H. Vader hooren, wanneer
hy spreekt over hetgeen de daad vermag,
over haar opbouwende kracht, waardoor
men vermoeienis en zwakheid kan trotsee-
ren en alles kan overleven, wat verganke
lijk is.
Z.H. Pius XI voelt zich verantwoordeiyk
voor de geheele toekomst der christeiyke
maatschappij, ook voor hetgeen ligt buiten
de perken, die God van tevoren aan zyn
ambtstyd als Stedehouder van Christus en
aan zyn leven gesteld heeft.
Christus' rijk is in zijn oog een werk, dat
zich voortdurend ontwikkelt en waaraan ook
hij zyn steentje heeft toe te voegen.
Elk van zyn handelingen is een voorbe
reiding op het hiernamaals, waarvan God
alleen weet, of het nog ver af ligt, of reeds
naby is.
Wanneer de Pausen er steeds toe gedre
ven worden, om voor de „eeuwen der
eeuwen" te werken, dan is dit niet allereerst
toe te schrijven aan de begeestering van
hun eigen verbeelding, maar bovenal aan
het feit, dat hun hoogverheven ambt zulks
uitdrukkelyk vereischt.
Daarom beschouwen de Pausen de ge
varen van dezen tyd „sub specie aetemita-
tis", in het licht der eeuwigheid.
■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■a
i
157. „Wat ls er gebeurd," vroeg een vrouw den koopman,
„Uwes neus is zoo rood als een biet."
De man vertelde haar uitvoerig.
Wat hem zooal was geschied!
„Ja juffrouw, 't komt omdat ik een jongen,
Den dief van myn luchtballon zoek."
De man wist niet, dat Wim luisterde,
Lachend keek hy om een hoek.
158. De machinist, van den schrik bekomen
Hielp dadeiyk de arme vrouw.
Ze viel hem om den* hals en zeide:
„Ik wist wel, dat u me helpen zou.
Machinistje, wat heb ik geleden,
'k Dacht, daar komt geen einde aan.
En het warme ding bleef maar rijden,
Alsof het niet stil zou staan."
■■■■■■■a*