'Binnenlandsch Ar Voor de Huiskamer j Het gestolen Luchtballonnetje I OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN I frfïfc Henri Polak gaat liever niet naar Rusland Belangwekkende onthullingen Wijnkoop's hooge internationale relaties EERSTE KAMER EERSTE TOEPASSING VAN DE BOSCHWET Het open raam Vice-president Raad van Indië De steunregeling voor werkloozen De kwestie-Van Doorne ONZE OOST De Indische financiën Over 1930 tekort van IIV2 millioen Een windhoos RADIO-NIE UV/S Bestaat er veel kans om voor de microfoon op te treden? BOEKBESPREKING DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE KERKNIEUWS Goyau over Pius XI Er gaan eenige Nederlandsche sociaal democraten op studie-reis" naar Rusland, den bolsjewistischen hemel-op-aarde, en men heelt aan Henri Polak, den bekenden voor man, lid der Eerste Kamer, gevraagd of hy lust heeft om mee te gaan. Maar de heer Polak heeft het vriendelijke aanbod afgewezen. Waarom? Men leze: „Al zou ik geld toe krijgen, ik ging er niet heen. Ten eerste omdat het malligheid is, zich te verbeelden, dat men in een paar we ken ook maar iets van beteekenis zou kunnen te weten komen omtrent de toestanden op velerlei gebied in een reusachtig land, van welks taai men tittel noch jota kent en waar het overigens niet zou baten als men haar wel kende, omdat toch niemand iets zou durven zeggen, dat den heersehers onwelge vallig zou kunnen zijn. Ten tweede, omdat ik er geen zin in zou hebben mij te laten, be dotten door vertooningen van allerlei fraais, dat vermoedelijk ten gerieve van buitenland- sche bezoekers gesticht werd en in stand ge houden wordt. Ten derde, omdat ik bitter weinig opgewektheid gevoei tot een bezoek aan een land, door een tyran en zijn satel lieten geregeerd, waar alle vrijheid gedood Is, waar niemand vrijelijk zich mag uiten, waar alle bladen regeeringsorganen zijn, waar geen oppositie wordt geduld, waar men omringd is door spionnen, waar geen mensch veilig is voor zün medeburger, waar een gruwelijke instelling ais de Gepoe sluipt en moordt naar willekeur, waar de rechtspraak comedie- vertooning en propaganda-middel is, waar men mijn partygenooten vervolgt, verbant, kerkert, martelt en vermoordt, waar hun, die den dictator niet naar de oogen zien, de keuze wordt gelaten tusschen laffe, natuur lijk volkomen onoprechte erkenning van fou ten of langzamen of onmlddellijken dood. Neen, ik ga niet met Nathans mee. Ook niet omdat ik het geheel oneens ben met de stelling, waarmede hij zijne uitnoodiglng in leidt, deze namelijk, dat „met bet slagen of falen (van „wat in Sovjet-Rusland gebeurt") heit lot van de geheele arbeidersbeweging ten nauwste verbonden is tenzij hij bedoel', dat met het falen deze beweging gediend zou zijn, hetgeen Nathans echter niet be doelt. Naar mijn meening heeft het Russi sche communisme, en hetgeen er de uitwas sen van zijn in andere landen, aan de arbeidersbeweging onnoemelijk nadeel berok kend, nadeel van allerlei aard en in allerlei vorrrfen. De reis is bovendien overbodig. Want wij weten wel, wat Nathans, na zijn terugkeer zal te vertellen hebben. Het staat te lezen in de rapporten van al de uit half-communis ten bestaande groejpen arbeiders enlntellee- tueelen, die sinds 1919 zich in Rusland met genoegen hebben laten verlakken." Henri Polak Is een krachtig strijder voor de zuiverheid van onze Nederlandsche taal en van het bovenstaande, dat hij in „Het Volk" schreef, kan men dan ook in meer dan één beteekenis zeggen: er is geen woord Fransch bij. Het staat als een paal boven water, dat de Hollandsche socialisten, die naar Rusland gaan, daar op een verschrikkelijke manier „verlakt" zullen worden. Goeje-reis! zegt „De Avondpost". sche officier Desgranges als de kosmo- polietische knoeier Barmat hebben op ver schillende tijdstippen van zijn leven contact met hem gehouden! Ofschoon deze laatste daarna vooral de sociaal-democraten met zijn „sympathie" en onbaatzuchtig hulpbe toon gelukkig maakte en o.a. de gelden ver schafte voor de oprichting vm het roode RotterdamSche dagblad „Voorwaarts." In het „Neue Wiener Journal" van 4 Ja nuari vond „De Vrijheid" interessante be schouwingen van den Dultschen .General- leutnant a. D." v. Cramon over een kortelings verschenen boek. De Franschman Pierre Desgranges, werkzaam aan het tweede bu reau van den Franschen generalen staf, is de schrijver van dit werk, dat de spionnage van dezen officier gedurende de jaren 1915 tot 1918 beschrijft. Alle mystiek en.... erotiek van de spionnage wordt door Dresgranges, alias Crozier, meedoogenloos onthuld. Von Cramon ziet in dit boek de bevestiging van zijn opvatting, dat de „dolkstoot-legende" meer dan een legende is, dat de Duitsche sociaal-democraten wel degelijk de oorzaak zijn van de ineenstorting en de nederlaag van Duitschland. Met Fransch geld, hun door Dresgranges verschaft, zouden zij de revolutie bekostigd hebben. Wij .kunnen dit punt onbesproken laten; vermoedelijk schuilt hierin sterke overdrij ving. Wel echter wenschen wij eenige regels te vertalen uit Von Cramon's artikel, die op de Nederlandsche revolutionnairen betrek - ning hebben. „Ik wijs aldus von Cramon in het bij zonder op hoofdstuk V van het derde deel van het boek, dat getiteld is: politieke taak in het kamp der revolutie. Pierre Desgranges zag in Nederland, zooals hij schrijft, de Duit sche revolutie ontstaan, en hij maakte deel uit van het eerste Duitsche revolutlonnaire comité, aangezien hy reeds in Rotterdam met de revolutionnalre Duitsche vakvereeni- gingen In verbinding was getreden. In te genstelling met de opvattingen van Troelstra. den leider der Nederlandsche sociaal-demo craten en van talryke leden dier partij, die slechts een flauwe afdruk was van Scheide- mann's Duitsche party, golden de sympa thieën der Nederlandsche revolutionnairen de volken der Entente. In het huis van wyn- koop in Amsterdam werd Desgranges voor gesteld aan de organisatoren van de Duit sche revolutie, en van toen af begon zyn verderfelijke werkzaamheid in samenwerking met de Duitsche sociaal-democraten. Het moeiiyke was het munitievraagstuk op te lossen. Het eerste doodsuur van het Duitsche rijk sloeg ln Februari 1918, toen de alge- meene werkstaking in Berlijn uitbrak en 300.000 arbeiders zich om de vaan van den opstand vereenigden. De voornaamste orga nisator van deze staking was de vroegere leider en erkende chef van de sociaal-demo cratische partij." Desgranges was zelf in Berlijn en organi seerde (desorganiseerde) alles zelf mede. „In Berlijn" schrijft hy op een andere plaats en over een later tydstip „klopte het hart der revolutie, daar was het hoofdkwartier van het socialisme. De arbeiders- en solda- tenraad was toen almachtig en steunde op de muitende matrozen ln Kiel. De Duitsche revolutie vond plaats, dank zij de minder heids- en de onafhankelijke socialisten. De meerderheidssocialisten legden er beslag op." Op 10 November schreef Desgranges aan zijn chef. g. i eraal Boucabeille: „De ge beurtenissen, die elkander thans in wilde haast opvolgen, bewyzen. dat wy gelijk had den. De Duitsche revolutie gaat uit van lie den, die wij kennen, en zal, zooals wy voor speld hebben, tot het uiterste gaan." Ook tijdens den terugtocht van het Duit sche leger en bij de muitery der troepen liet Desgranges zich niet onbetuigd. Hy verstond uitstekend de kunst in troebel water te viS' schen. Daarover kunnen wij thans zwygen. Maar wat zegt men wel van de internatio nale relaties van Wijnkoop: zoowel de Fran- Vergadering van Woensdag VERHOOGING GEDISTILLEERD ACCIJNS Aan de orde is het wetsontwerp tot ver hooging van den accyns op gedistilleerd. De heer KRANENBURG (V.D.) voelt als hoofdbezwaar tegen het ontwerp, dat het in strijd is met den eisch van stabiliteit, welke vooral voor het bedryfsleven noodzakelijk is. In 1929 is de accyns verlaagd en nauwe- Ujks heeft het bedrijfsleven gelegenheid ge had zich eenigszins aan te passen, of er komt een voorstel tot verhooging. Het ontwerp is niet van een dergeiyke beteekenis, dat het stellen der portefeuille - kwestie gerechtvaardigd was. De minister heeft snel school gemaakt; zyn ambtgenoot van Arbeid heeft onlangs zyn voorbeeld ge volgd. Spr. kan dit niet gerechtvaardigd achten. De heer HERMANS (S.D.A.P.) staat nog op hetzelfde standpunt als in Februari 1929, e- hy zou ontrouw worden aan zyn stand punt, als hij thans vóór het aanhangige ontwerp stemde. Wanneer er weer geld noodig is, zal men dan niet weer op het terrein van de gezinsellende gaan schatgra ven? Zeker is het, dat wij terugkeeren op den weg dien wy verleden jaar zyn ingesla gen. De commissie voor de vaste belangen uit de Tweede Kamer was eenparig tegen het ontwerp en de meerderheid der Kamer bezweek pas onder den druk van de porte- feulUekwestie. Spreker vraagt zich af, of de Eerste Kamer ook gewillig zal bukken. Wy moeten stemmen volgens onze overtuiging, niet zooals de minister het wil. De heer VAN SASSE VAN YSSELT (R.K.) vereenigt zich geheel met de argu mentatie van den minister, dat zyn verhou ding ln de Tweede Kamer werd gerecht vaardigd door de omstandigheden. Hy is wel van oordeel, dat deze verhooging den smok kelhandel eenigszins zal doen toenemen, doch dit bezwaar ls niet zoo groot, dat spre ker daarom tegen het ontwerp zou willen stemmen. De heer VAN LANSCHOT (R.K.) meent, dat onze flnancieele toestand thans zooda nig is, dat wij, tenzij er zeer groote bezwaren zyn, elke poging van den minister om het groote gat te stoppen moeten steunen. De Kamer moet in crisistijd zooveel mogelijk gouvernementeel zyn en niets is ln zoo'n tijd fataler dan een slappe minister. Het standpunt van den minister De MINISTER VAN FINANCIEN, de heer DE GEER, ontkent Jegens den heer Her mans, dat de band tusschen drankgebruiK en schatkist immoreel zou zyn. In geheel onthouderskringen ls er altyd eenige weife ling op dit punt geweest. Wat de vrees voor verdere verhooging betreft, merkt spreker op, dat het bedrag van 200 gekozen is, omdat het de grens is waar de accyns nog rendement oplevert. Het is dan ook uitgesloten, dat om zuiver fiscale redenen verdere verhooging zou kunnen worden voorgesteld. Aangetoond is, dat wy met dit bedrag na de verhooging in België en Duitschland nog iets veiliger staan tegenover den smokkel handel dan te voren met het bedrag van 180 het geval was. Met het oog op Baarle-Nassau en Baarle- Hertog zyn bijzondere maatregelen genomen. Tégenover den heer Kranenburg betoogt spreker, dat hy niet bedoeld heeft pressie op de Tweede Kamer te oefenen. Veel liever had hy 't achteraf gezegd en hen meent, dat hy het dan toch gewonnen zou hebben. Hij moest evenwel rekening houden met de mo gelijkheid van verwerping en zyn voornemen van te voren mededéeien. De heer WIBAUT (SB.A.P.) deelt de meening van den minister, dat het tot de goede omgangsvormen behoort tusschen parlement en regeering om van te voren doen blijken van het inzicht, dat men van een bepaald votum de verantwoordeiykheid niet meer kan dragen en eveneens is spre ker van oordeel, dat de minister moet be palen de draagwydte van zyn verantwoor- deiykheid, doch met den heer Kranenburg is spreker het geheel eens, dat het hier geen beginseikwestie betrof. Het ontwerp wordt aangenomen met 25 tegen 8 stemmen. De vergadering wordt gedurende een half uur geschorst. Na de pauze werd in behandeling genomen het wetsontwerp tot wyziglng van art. VI van de Wet op de Inkomstenbelasting-1914 en van de artt. V en VI van de Wet op de Dividend- en Tantièmebelasting. De heer DE GIJSELAAR (C.-H.) erkent, dat het niet dikwijls zal voorkomen, dat een kapltaalsteruggave plaats heeft, terwyi de reierve aanwezig is, maar spr. betoogt, dat het mogelijk ls en dat hy tegen elke on rechtmatige belastingheffing ls. Een aanvul ling acht spr. dan ook noodig. De heer DE JONG (R. K.) sluit zich aan by de vaste commissie voor de belastingen in de Tweede Kamer, die de dividendbelas ting wil zien vervangen door een winstbe lasting. De MINISTER VAN FINANCIËN, de heer DE GEER, wyst op de moeliykheden by een winstbelasting, waarby hy als voorbeeld de oorlogswinstbelasting noemt. Toen is geble ken tot welke groote moeliykheden het schatten van winstbeschryving en winstaf schrijving leidde. Het ontwerp wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming. NATUURSCHOON BIJ ARNHEM Aan de orde ls het wetsontwerp tot ont eigening van onroerend goed onder de ge meente Arnhem ter bewaring van natuur schoon, gevormd door bosschen en andere houtopstanden. De heer MICHIELS VAN KESSENICH (R. K.) meent, dat de regeering by deze eerste toepassing van de Boschwet niet ge lukkig is geweest. De heer VAN SASSE VAN IJSSELT (R. K.) staat tusschen twee vuren. Aan den eenen kant voelt hu veel voor behoud van natuurschoon, aan den anderen kant wil ny de rechten van den eigenaar eerbiedigen. Er zyn eenige redenen, waarom spr. bezwaar heeft tegen het ontwerp. Er bestaat b.v. geen enkele zekerheid, dat de stichting financieel ln staat zal zijn de terreinen te koopen. De heer POLAK (S. D. A. P.) stelt drie prealabele vragen: 1. Wordt natuurschoon bedreigd? 2. Is het natuurschoon van dien aard, dat het beschermd moet worden? 3, Zou het op andere wijze te redden zijn ge weest? v Spr. heeft bezwaar tegen de aanduiding van natuurschoon uitsluitend door „bosschen en houtopstanden". Er is natuurschoon waar geen boom aan te pas komt. Plassen, heide velden, zelfs weiden en akkers kunnen na tuurschoon zyn. Spr. zal met geestdrift vóór het ontwerp stemmen. De heer VAN CITTERS (A, R.) heeft meer sympathie voor behoud van natuurschoon dan voor hét sloopen ervan, doch dit mag hem er niet van weerhouden de billijkheid in het oog te houden jegens hen, die een volkomen wettig bedrijf uitoefenen. Spr. meent, dat een absolute zekerheid moet bestaan, dat het complex onvervreemd baar bezit van de stichting zal blyven. Slechts als de minister dienaangaande een formeele verklaring kan afleggen, kan spr. vóór het ontwerp stemmen. De heer VAN LANSCHOT (R. K.) wijst eVop, dat wij bezig zijn precedenten te schep pen. Voor den heer DE SAVORNIN LOHMAN (C. H.) blijft het bezwaar bestaan dat het geld niet byeen zou kunnen komen alsook dat het ontbreken van den termijn blijft bestaan. Spr. meent, dat het onredelijk is, het ont- eigenings-instituut in werking te stellen. Spr. en, naar hy meent, tyet grootste deel van zyn fractie kan zyn stem niet aan het ontwerp geven. De MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN EN LANDBOUW, de heerRUYSDE BEERENBROUCK,- merkt op, dat tengevol ge van den betrekkeiyk niet korten duur der voorbereiding, verloopen tusschen de behan deling in de Tweede en Eerste Kamer, de onteigenende party niet weer gedwongen kan worden, den termyn van het kapverbod in acht te nemen. Met deze ervaring ver rukt, zal spr. zorgen, dat dit in de toekomst onmogelyk is. Wat den termyn betreft, ls spr. eenigszins bedrogen uitgekomen. Hy had gemeend, dat de behandeling zou zyn geëindigd vóór den afloop van het kapverbod. Dit is niet ge schied en het kapverbod is van de baan. Zekerheid, dat het vereischte bedrag by- eenkomt, kan spr. niet geven, maar redely- kerwijze mag worden aangenomen, dat de stichting in staat zal zyn of worden gesteld, de koopsom byeen te brengen. Spr. is voornemens, de stichting een kor ten termijn te stellen, binnen welken een zekere som byeen moet zyn. Voldoet zij aan dezen eisch niet binnen dien termijn, dan zal spr. een ontwerp indienen tot intrekking van het onderhavige ontwerp, indien dit wet mocht worden. De heer VAN LANSCHOT stelt voor, de beraadslaging voor twee maanden te schor sen ten einde de regeering in de gelegenheid te stellen, zich ervan te vergewissen, of Ge- dep. Staten van Gelderland en de gemeen teraad van Arnhem bereid zyn, voorstellen te doen tot het verieenen van steun. De heer OUDEGEEST (S. D. A. P.) vraagt zich af, welke waarde uitstel heeft. Wat beteekent een toezegging van Gedep. Staten en B. en W„ en welk resultaat is daarvan te verwachten? Het eenige resultaat zou zyn, dat de eigenares nog twee maanden langer in onzekerheid zou verkeeren. De heer MENDELS (S. D. A. P.) consta teert, dat al het verzet slechts een reactie tegen de Boschwet zelve beteekent. Spr. acht het noodig, dat over dit ontwerp thans een principieele beslissing 'wordt genomen. Spr. zal zyn stem dan ook niet geven aan eenig opschortingsvoorstel. Het voorstel-v. Lanschot wordt verworpen met 2 13 stemmen. Het wetsontwerp wordt aangenomen met 1916 stemmen. De vergadering wordt te 4.50 verdaagd tot heden elf uur. „Tante komt direct beneden, meneer Nut- tel", sprak een zeer zelfbewuste Jongedame van vijftien; „intusschen zult u zich met mijn gezelschap bezig moeten zien te hou den." Robert Nuttel deed zyn best om een Juist antwoord te geven vleiend genoeg voor de nicht van het oogenblik, zonder te veel afbreuk te doen aan de tante, die nog ko men moest. In zyn hart twyfelde hy sterker dan ooit, of die visites by totaal vreemden veel baat zouden geven ln de rustkuur,, die hy verondersteld werd te ondergaan. „Ik weet vooruit hoe t zal gaan," had zyn zuster gezegd, toen hU zich naar zyn lande lijk verbiyf ging begeven, „Je zult jezelf daar begraven en met geen levende ziel spreken, en dan word Je nog erger overspannen van het getob. Ik zal je brieven meegeven voor alle menschen daar, die ik ken. Er zyn, als Ik me goed herinner, heel geschikte lui by." Robert was benieuwd, of mevrouw Sapple- ton, de dame, aan wie hy nu één der brie ven overhandigen zou, onder de geschikte lui viel. „Kent u veel menschen hier ln de buurt?" vroeg het nichtje, toen zy vond, dat hun stille gemeenschap lang genoeg had geduurd. „Ongeveer niemand", zei Robert. „Myn zuster heeft hier een poosje gelogeerd, weet u, vier Jaar geleden, en ze heeft me voor een paar menschen hier Introducties meegege ven." De laatste mededeellng klonk eenigs zins spytlg. „Dus u weet practisch niets van myn tan te?" vervolgde de zelfbewuste jongedame. „Alleen haar .naam en adres," gaf de be zoeker toe. Hij begon zich nu af te vragen of mevrouw Sappleton in den gehuwden ot in den weduwestaat leefde. Er lag iets in de kamer, al viel het moeiiyk te omschrijven, dat aan manneiyke bewoners deed denken. „Er ls hier drie jaar geleden een drama af gespeeld," zei het kind. „Dat was dus na uw zusters tijd." „Een drama?" vroeg Robert; dit rustige, landelyke plekje leek hem geen tooneel voor dramas. .Misschien hebt u het al weemd gevonden, dat we dat raam op een Octobermiddag wyd open laten staan," zei het nichtje, en ze wees naar een groot Fransch venster, dat op het grasveld uitkwam. „Het is nogal warm voor den tyd van het jaar," zei Robert. „Maar heeft dat raam Iets uit te staan met het drama?" „Door dat raam zyn drie Jaar geleden, op den dag af, haar man en haar twee broers het huis uitgegaan, om te jagen. En ze zyn niet mee teruggekomen. Ze schynen, toen ze ze de hei overstaken, alle drie opgeslokt te zyn door een verraderiyk stuk moeras, 't Was een buitengewoon natte zomer geweest, ziét u, en verschillende plekken, waar je anders gerust over kon loopen, waren toen niet te vertrouwen. Hun lichamen zyn nooit terug gevonden. Dat was juist het vreeseiykste van alles." Hier verloor de jonge stem haar zelf- bewusten klank en was vol menscheiyke ont roering. „Die arme tante denkt altyd maar, dat ze den een of anderen dag terug zullen komen, met den bruinen spaniël, dien ze mee hadden, en dat ze dan net als altyd weer door dat raam naar binnen zullen komen 'stappen. Daarom wordt het raam iederen dag opengehouden, tot het 's avonds stikdonker is. Arme, lieve tante, ze heeft me dikwyis verteld, hoe ze uitgingen, oom met zyn witte regenjas over zijn arm en Ronnie, haar Jong ste broer liep te zingen: „Bertie, waarom spring je zoo?" Dat deed hy altyd, om haar te plagen, als ze zei, dat ze ergens zenuw achtig van werd. En soms, als 't zoo'n stille, rustige avond is als nu, krijg Ik byna een griezelig gevoel, dat ze ineens door dat raam naar binnen zullen wandelen Licht bevend zweeg ze. Het was een op luchting voor Robert Nuttel, dat de tante de kamer binnen kwam snellen, met een storm van excuses, dat ze haar. gast zoo lang had laten wachten. „Ik hoop, dat Vera u bezig heeft weten te houden," zei ze. „Ze heeft heelinteressant zitten pra ten," zei Robert. „U hebt toch geen bezwaar tegen het open raam!" zei mevrouw Sappleton opeens. „Myn man en myn broers kunnen ieder oogenblik thuis komen van de Jacht, en ze komen al tyd door dat raam binnen. Ze zyn vandaag op de snippenjacht ln de vennen, dus ze zul len wel een aardigen toestand maken op myn mooie karpetten. Daar schynen de heeren een zeker plezier in te hebben, is 't niet?" Ze praatte opgewekt verder over de jacht en over de scliaarschte aan wild, en de voor uitzichten op eenden voor den winter. Het klonk Robert allemaal afgryseiyk ln de oo- ren. Hy deed een wanhopige, maar slechts gedeelteiyk slagende poging, om het gesprek te brengen op een minder spookachtig onder werp; hy voelde, dat zyn gastvrouw hem maar een deel van haar aandacht schonk, en telkens zwierven haar oogen langs hem heen naar het open raam en het grasveld daar achter. Wat een ongelukkige tref, dat hy zyn visite juist bracht op den tragischen verjaar dag! „De dokter heeft gezegd, dat ik volkomen rust moest hebben; ik mag mijn geest heele maal niet inspannen en ik moet ook oppas sen voor al te groote lichameiyke vermoeie nis," vertelde Robert, die leed aan de orden telijk wijd verspreide dwaling, dat vreemden en toevallige kennissen hunkeren naar bij zonderheden omtrent iemand's ziekten en zwakheden, alsmede de oorzaken en genees» wyze daarvan. „Op het diëet is hy niet zoo erg streng." „O nee?" zei mevrouw Sappleton, met een stem, die slechts op het laatste oogenblik een geeuw verdrong. Toen helderde haar gezicht plotseling op tot levendige belangstelling, maar niet voor hetgeen Robert zei. „Daar zyn ze eindeiyk!" riep ze uit. „Pre cies nog op tyd voor de thee..., kijk ze er eens uitzien 1 Tot aan hun oogen vol mod der!" Robert huiverde lichtéiyk en wendde zich naar het nichtje, met een blik, die sympa thiek begrijpen trachtte uit te drukken. Het kind staarde door het open raam met ver baasde ontzetting in haar oogen. Met een kouden schok van onzegbare vrees keerde Robert zich om op zyn stoel en keek in de zelfde richting. In de dalende schemering kwamen drie gestalten over het grasveld naar het raam toegeloopen. Ze droegen alle drie een geweer onder den arm, en een hunner had boven dien een witte regenjas over den schouder hangen. Een vermoeide, bruine spaniel liep dicht achter hen aan. Onhoorbaar kwamen zé dichterbij en toen kwam er een heesche jonge stem uit de duisternis, zingende: „Zeg Bertie, waarom spring Je zoo?" Robert tastte wild naar zyn stok en hoed. De haldeur, het grintpad en het buitenhek waren de schemerig-waargenomen myipalei. op zyn overyiden aftocht. Een fietser, die den weg langs kwam, moest ln een heg rijden om een botsing te vermyden. „Daar zyn we schat," zei de drager van de witte regenjas, door het raam binnenstap pend, „nogal modderig, maar het meeste ls droog. Wie holde er zoo hard weg, toen we er aan kwamen?" „Een eigenaardig jongmensch, een zekere meneer Nuttel," zei mevrouw Sappleton. „Wist over niets anders te praten dan over zyn ziekte, en holde weg zonder een woord van afscheid of excuus, toen jullie kwamen, Je zou zeggen dat hy spoken zag." „Ik denk dat het van den spaniël kwam," zei het nichtje kalm. „Hy heeft me verteld, dat hy doodsbang ls voor honden. Hy ls vroeger eens een kerkhof opgejaagd door een troep verwilderde honden, ergens aan de oevers van de Ganges en toen heeft hy zich den heelen nacht moeten verstoppen in een pasgegraven graf, terwyi die schepsels onop houdelijk vlak boven hem snuffelden en gromden en krabbelden. Ik kan best begrij pen, dat iemand dan last van zijn zenuwen krijgt." De jongste broer van mevrouw Sappleton lachte. „Zal wel weer zoo'n romannetje van jou zyn," zei hy. „Waarom ga je niet aan 't schrijven? Feuilletons n tweehonderd vervol gen bijvoorbeeld-" De heer Chr. W. Bodenhausen benoemd Met ingang van 4 Maart a.s. is benoemd tot vice-president van den Raad van Ned.- Indië de heer C. W. Bodenhausen, thans lid van dien raad. De heer Chr. W. Bodenhausen werd den 24sten Juni 1869 te Leeuwarden geboren. Na zyn schooljaren wydde hy zich aan de studie der rijksbelastingen en werd na verloop van tijd te Amsterdam tot surnumerair benoemd. Nadat hy gedurende korten tijd in het Bra- bantsche dorp Heeze bij Eindhoven als rijks ontvanger werkzaam was géweest, zag de heer Bodenhausen zich benoemd tot adjunct- inspdeteur by de Ryksbelastingen te Rotter dam. By zijn bevordering tot inspecteur werd hem Sittard tot standplaats aangewezen. De heer Bodenhausen werkte vervolgens eenige Jaren op het ministerie van Financiën en trad daarna weder als inspecteur op in de standplaatsen Enschedé, 's-Hertogenbosch cn Rotterdam. Zyn benoeming tot directeur der gemeente belastingen te Amsterdam was oorzaak, dat hy den Ryksdienst verliet en van Rotterdam verhuisde, om den eersten Februari 1914 zyn nieuw ambt te aanvaarden Voor de gemeente Amsterdam beteekende het vertrek van den heer Bodenhausen naar Ned.-Indië indertyd het verlies van een kun dig, nauwgezet hoofdambtenaar. Nadere bijzonderheden De steunregeling voor werkloozen ls, naar de Haagsche redacteur van de „Geld." meldt, niet voor alle gemeenten bestemd: alleen voor die, welke daaraan behoefte hebben. Dat zijn de gemeenten met crisis werkloosheid. Voor de gemeenten met gewone, b.v. win terseizoen-werkloosheid, is de steunregeling in kwestie niet bedoeld. Om nu de gemeentebesturen niet in de war te brengen, heeft men niet aan alle 't exemplaar van de steunregeling toegezon den, maar heeft het departement door rui me publicatie, zoowel in de dagbladpers als in het by de firma Samson in Alphen uit komende weekblad voor gemeentebelangen, dat door alle gemeentebesturen wordt ge lezen, medegedeeld, dat de gemeenten, wel ke aan een exemplaar van de nieuwe steun regeling behoeften hebben, dit ten departe- rpente kunnen verkrijgen. Op een haar gedane vraag, waarom de commissie tot onderzoek van de kwestie „De Gelderlander"-Vogt heeft gemeend niet te moeten ingaan op het verzoek van mr. Van Doome om ook zfin geschil met het A. V.R. O.-bestuur te willen onderzoeken, heeft de voorzitter der commissie prof. C. W. de Vries geantwoord, dat de afwijzing van dit verzoek uitsluitend hierop gebaseerd was, dat naar het oordeel der commissie het conflict mr. Van Doome-A. V. R. O.-be stuur geheel afgescheiden staat van, en van geheel anderen aard ls dan het geschil, dat krachtens opdracht van dr. De Visser alleen aan het oordeel der commissie is onder worpen, waartoe de commissie zich heeft willen beperken. Aan de M. v. A. op de Alg. Beschouwingen inzake de aanvullingsbegrooting voor 1931 is een staat toegevoegd van de verwachte uit komsten over 1930. Hieruit biykt, dat de op brengst der belastingen f 25.250.000 minder was dan de raming, de monopolies f 560.000 meer, producten f27.100.000 minder, bedry- ven f 17.400.000 minder en div. f 98.000 meer opbrachten dan de raming, zoodat het totaal f 68.200.000 minder is dan de raming, het geen vermeerderd met de verhooging der zui vere uitgaven van f 2.000.000 en het geraamd tekort van f 270.000 een verwacht tekort op den gewonen dienst vormt van f 77.500.000. Schade aangericht De „Locomotief' meldt, dat een windhoos twintig hulzen vernielde op de helling van den Slamat. Van het hotel Toewol, het her stellingsoord voor Tegal, is een deel van hel dak weggeslingerd. Aan andere Europeesche huizen werd aanmerkeiyke schade toege bracht. Vele boomen zyn omgestort, de tele foonverbindingen werden verstoord. In Amerika niet Een droom van vele rrtisten is een kans te krijgen hun prestaties eens te moge® doen hooren aan de programmaleiding van een omroepstation. De kunstenaars zijn er gewoonlijk van overtuigd, dat ze zeker een engagement bij het station zullen krijgen- Dat dit in ieder geval in Amerika niet zoo makkelijk is als het lykt, biykt wel uit het feit,, dat er van de duizend personen, die aan de audities deelnemen, slechts één ka"3 krijgt, voor de microfoon van den zender op te treden. 65ste jaargang No. 18 In deze aflevering geeft J. T. van Bal- vem een mooie beschrijving van „Een be zoek aan Siena" en houdt Suela een „oes- terpraatje met oesterplaatjes." Hermar1 Moerkerk wydt een kort artikel aan den zeventigjarigen beeldhouwer J. P. Maas. Michiel de Looper vertelt ln zyn kort ver haal over „Het hart van den schoenlapper terwyi Neré Valk meer den ernstigen kant raakt ln zyn vertelling: „Slechts één wees gegroetje." De fotorubrieken, technisch keurig ver zorgd, bieden een ryke afwisseling. Vervolgens sluit deze periodiek met eeI1 bespreking van nieuwe uitgaven. Verstand, optimisme, daadkracht In een hoofdartikel, in de „Osservatore van 25 Januari JJ. schrijft George Goya® van de .Académie Francaise" o.a. het vol gende: ZJH. Pius XI heeft een scherpzinnig ver stand en een optimistischen blik. zyn doordringend verstand, waarmede hu de wereld beschouwt, onthult hem de ern stige gevaren, die dreigen: dit verstand doet hem niet enkel de gevaren voorzien, die zich zichtbaar vertoonen, maar ook die, welke verborgen zyn. Zijn optimisme, dat niets anders is dfth een vorm van godsvertrouwen, weet uit den schat, dien hy in bewaring heeft, de waar heid en de wetenschap te putten, die de dreigende gevaren moeten keeren. Het is menigmaal voorgekomen, dat regeerders en vooral hoofden van politieke partyen hun bekrompen blik beperkten tot het luttel spel van jaren, dat hen nog van den dood scheidt en durfden denken en 2eggen: „Après nous le déluge!" Een derge- ïyke zorgloosheid zou een Paus als iets god deloos beschouwen. Men moet inderdaad den H. Vader, geze ten aan zijn werktafel, waar hy zonder op houden werkt en studeert, eens hooren, wanneer hy protesteert tegen de leuze der moedeloosheid, waardoor sommige personen zich zouden laten ontmoedigen. Men moet den H. Vader hooren, wanneer hy spreekt over hetgeen de daad vermag, over haar opbouwende kracht, waardoor men vermoeienis en zwakheid kan trotsee- ren en alles kan overleven, wat verganke lijk is. Z.H. Pius XI voelt zich verantwoordeiyk voor de geheele toekomst der christeiyke maatschappij, ook voor hetgeen ligt buiten de perken, die God van tevoren aan zyn ambtstyd als Stedehouder van Christus en aan zyn leven gesteld heeft. Christus' rijk is in zijn oog een werk, dat zich voortdurend ontwikkelt en waaraan ook hij zyn steentje heeft toe te voegen. Elk van zyn handelingen is een voorbe reiding op het hiernamaals, waarvan God alleen weet, of het nog ver af ligt, of reeds naby is. Wanneer de Pausen er steeds toe gedre ven worden, om voor de „eeuwen der eeuwen" te werken, dan is dit niet allereerst toe te schrijven aan de begeestering van hun eigen verbeelding, maar bovenal aan het feit, dat hun hoogverheven ambt zulks uitdrukkelyk vereischt. Daarom beschouwen de Pausen de ge varen van dezen tyd „sub specie aetemita- tis", in het licht der eeuwigheid. ■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■■a i 157. „Wat ls er gebeurd," vroeg een vrouw den koopman, „Uwes neus is zoo rood als een biet." De man vertelde haar uitvoerig. Wat hem zooal was geschied! „Ja juffrouw, 't komt omdat ik een jongen, Den dief van myn luchtballon zoek." De man wist niet, dat Wim luisterde, Lachend keek hy om een hoek. 158. De machinist, van den schrik bekomen Hielp dadeiyk de arme vrouw. Ze viel hem om den* hals en zeide: „Ik wist wel, dat u me helpen zou. Machinistje, wat heb ik geleden, 'k Dacht, daar komt geen einde aan. En het warme ding bleef maar rijden, Alsof het niet stil zou staan." ■■■■■■■a*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10