Binnen landsch Nieuws I Voor de Huiskamer I Het-gestolen Luchtballonnetje tel s% r&pringende> Handen Kloosterbalsem OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN I ifi 0 0 IB Hulp voor de uitgewezenen uit Zuid-Tirol Minister Deckers te Carthago Bij de scholastieken der Witte Paters De strijd rond artikel 177 Nederland en België's militaire plannen Een vrijzinnig-democraat op een liberalen zetel Nederlandsch visum geweigerd aan een Russisch tooneelschrijver Werkverschaffing en steuu- verieening Godslasterlijke publica'ies Eerste Kamer Ned. Roomsche Reisvereeniging 'n Avond-idylle ,,Geen goud zoo goed" ONDERWIJS Aanvullend onderwijs voor de rijpere jeugd 65 *203* De Duitsch-Zuid-Tiroolsche vereeniging voor het vefleenen van hulp aan vluchtelin gen, gevestigd te München, heeft het au teursrecht bekomen van het werk „Zuid- Tirol", door X J. Schatz. Dit omvangrijke boek behelst 200 foto's van zeldzame schoonheid, een flink gedeel te tekst gaat aan de foto's vooraf. Het groot ste gedeelte van de bedragen, welke door den verkcop van dit boek verkregen worden, komen ten goede aan genoemde vereeniging. Deze helpt de talrijke menschen, die zon der middelen van bestaan zijn en gedwon gen werden hun Zuid-Tiroolschen geboorte grond te verlaten en nu op Duitsehen bo dem nieuwe verdiensten zoeken. Veel is er al gedaan. Er blijft echter meer nog te ver richt, want de stroom van uitgewezenen houdt niet op. Steeds weer nieuwe behoef- tlgen kloppen aan de deuren van de tehui zen en alles wordt gedaan, waartoe men maar bij machte is. Maar de eigen kracht is niet voldoende en daarom zoekt de vereeni ging ook steun in ons land. Zij vraagt geen giften in geld, maar biedt een 'kunstwerk aan, dat allen, die Duitsch-Zuid-Tirol ken nen tot verheugenis zal stemmen, en voor degenen, die dit land niet kennen, een aan sporing zal zijn. om dit land te bezoeken. Moge dit werk met evenveel succes in Holland geplaatst worden als in Duitsch- land het geval was. Nadere inlichtingen zijn te bekomen* aan Hotel „Pomona", Molenstraat, Den Haag. Een hartelijke begroeting Een welkome en zeer zeldzame gebeurtenis kwam Zaterdag j.l. 24 Januari de scholas tieken van Carthago verrassen. De komst van een minister, minister dr. L. Deckers, is dan ook werkelijk wel een feit, dat waard is aangeteekend te worden in het dagboek van ons rustig, serieus-gesoannen Studieleven in het Scholastikaat, aldus schrijft men aan „De Tijd". Z.Exc. arriveerde Zaterdagmorgen 24 Januari 1.1. om half 10 met de Witte de With in de haven van Tunis. Pater Bosman, pro fessor aan het Internationaal Scholastikaat der Witte paters te Carthago, heeft Z.Exc. onmiddelliik na aankomst begroet in naam van de Witte Paters en op de eerste plaats van zijn Nederlandsche medebroeders in Carthagd. En toen pater Bosman, na een hartelijk woo:rd van welkom, aan Z.Exc. o.m. had gevraagd, toch ook een bezoek te willen brengen aan Carthago en aan het Scholasti kaat, verklaarde Z.Ecx. zich onmiddelliik be reid. niettegenstaande de vele zaken, die hij in Tunis had af te handelen en niettegen staande- de beperktheid van zijn tijd. Zoo arriveerde Z.Exc. nog dienzelfden Zaterdag namiddag op het Scholastikaat, vergezeld van den commandant van de Witte de With, den luitenant ter zee le kl. J. W. A. A. Heydt, en van den Hollandschen consul in Tunis, mr. J. Curtelln. Bij hun aankomst werden ze verwelkomd doar pater Marchant, assistent- generaal der Witte Paters, door pater Maliot, overste van het Scholastikaat en door pater Delattre. wereldbekend als archeoloog en als de ontdekker en blootlegger van het Oude Carthago. Welkomstwoord van Pater Marchal Pater Marchal richtte tot Z.Exc. een har telijk woord van welkom en dankte, in naam der Witte Paters, de heele Nederlandsche regeering voor de gulle gastvrijheid en hooge welwillendheid, welke de Sociëteit der Witte Paters van Lavigerie in Nederland altijd heeft ontmoet. Daarna maakten de hooge welkome gasten een korte wandeling door den archeologischen tuin en door de zalen van het museum onder de kundige en ervaren leiding van pater Delattre. Zeker moet Z.Exc. genoten hebben bij het opgaan van den hoogen Byrsa-heuvel, die eens de drager was van het Romeinsche Kapitool en heidensche tempels en waarom heen zooveel historie, oude beschaving, kunst en schoonheid begraven ligt: bij het aan schouwen van dat altijd nieuwe, altijd schoone en onvergetelijk panorama, dat vanaf dezen hoogen heuvel zich ver uitstrekt over de wijde witte vlakte, over de immer azuren zee, over het meer en de Golf van Tunis en over de verre blauwende bergen. Een panorama, dat daar ligt als een sprookjes land. als een overtuigend bewijs van 't groot aesthetisch gevoel en kunstenaarstalent van den Grooten Architect, den Maker van de natuur. Zeker moet Z.Exc. met groote be langstelling geluisterd hebben naar den altijd opnieuw enthousiasten uitleg en de verkla ringen van pater Delattre, omtrent zijn archeologische vondsten en omtrent alles, wat Carthago eens gróót maakte. Doch dit alles was niet het eerste doel van zijn komst Hij kwam om landgenooten te zien en te snreken. Nu. de m'nister van Defensie zou landgenooten zien. niet viif of zes, zooals hem de consul vóór ziin aankomst op 't Scholas tikaat had gezegd, maar een legertje van ruim v-i'ftig witte mannen, mlssionnarisen Dit groot aantal was voor Z.Exc. dan ook een groote verrassing en blijdschap. Hollanders onder elkaar Om vier uur vereenigden de Scholastieken zich in de receptiezaal, waar Z.Exc., de com mandant en de consul hen opwachtten. En aanstonds voelden we ons in Holland, in een Hollandsch milieu, waar men deftig is, en waar het er eenvoudig en echt gemeend royaal naar toegaat! De plechtige officieele gebeurtenis werd al buitengewoon gemakke lijk gemaakt door de deftige eenvoudigheid van Z.Exc. en zijn tegemoetkomende glim lach gaf aanstonds aan deze bijeenkomst het karakter van een echt broederlijk samenzijn! Pater Bosman richtte dan tot den minister in naam van allen het woord, heette hem ven harte welkom en zei o m.: „Al is ons eerste vaderland dan ook Afrika en al is het nu onze allereerste plicht voor het welzijn van dit vader'and o. t,e geven en te werken, toch moet TJw Exc. niet denken, dat wij kunnen vergeten dat vaderland, waar wij zooveel goeds en dierbaars hebben achtergela ten, dat vaderland, waar ten slotte onze roening ontkiemde en openbloeide. dat vader land, dat met ons meeleefd, mee bidt en mee werkt en waar wij met medeleven en meebidden en zeker vergeten we dat vader land niet. als we dat Nederland mogen noemen. Wees verzekerd, Uwe Exc. van onze groote liefde voor en trouwe aanhankelijk heid aan Nederland, aan onze geëerbiedigde Koningin Wilhelmina, aan zijn Bestuur en aan Uwe Exc. En zijn hartelijk slotwoord: „Minister Deckers leve!" werd begroet door een ge meend instemmend handgeklap der vijftig scholastieken. Toespraak minister Deckers Daarna richtte Z.Ecx. gedurende ruim een kwartier het woord tot de scholastieken, waarin hij op de eerste plaats pater Bosman hartelijk dankte voor zijn gemeend wel komstwoord en waarna hij o.m. zei: „Ik ben ten zeerste verheugd, hier in den vreemde landgenooten aan te treffen, land genooten, die, ofschoon ze Nederland hebben verlaten, toch zoo innig met dat vaderland vereenigd blijven, want ik weet het wel, dat de vaderlandsliefde niet verdwijnt door het feit der scheiding van dat land, maar dat dit integendeel die liefde groeien doet, ze inniger maakt, hechter, trouwer. Ik weet, dat gij dat vaderland verlaten hebt, om een hooger motief, om God! Ik weet, dat gij de eer zijt van het vaderland, want gij zijt de dragers van de Nederlandsche gedachte in den vreemde, gij zijt de pioniers, de uitdra gers van het Geloof en der beschaving, het hoogste, het edelste werk, dat een mensch hier op aarde kan volvoeren. En als u het niet te onderscheiden van me vindt, dan durf ik mij, en hen, die ginder in het vader land zijn aangesteld aan het Bestuur zijner Regeering, aanbevelen in uwe gebeden nu en dan, opdat God ons bijsta met zijne genade en hulp in deze vaak zoo moeilijke tijden". Na de hartelijke gemeende, eenvoudige woorden, vol geloof van dezen katholieken minister, werd een heildronk aangeboden, met „wijn van het land", op Nederland, op zijn geëerbiedigde Koningin, op zijn bestuur en op minister Deckers. De klassieke zang van „lang zal hij leven", begeleidde deze wen schen. Daarna werd in den tuin van het museum een gezamenlijke foto gemaakt, opdat Z.Exc. later nu en dan deze blijde en onvergetelijke gebeurtenis nog eens zou kunnen bezichtigen, zooals hij zichzelf uitte. Een hartelijk afscheid En toen Z.Exc. ieder der Hollandsche scho lastieken de hand gedrukt had met een ge meend „tot weerziens", werd spontaan het „Wilhelmus" ingezet, dat gezongen werd op zijn -Hollandsch!vol gemeend en krachtig, want men zong in een Hollandsch samenzijn, men zong voor Nederland.... in den vreemde! Neen, de Hollanders zijn wer kelijk zoo koud niet als er soms gezegd wordt. En op het einde richtte de zeereerw. pater overste van het Scholastikaat nog even het woord tot Z. Exc. en zei, blij te zijn, dat een vierde deel van zijne Scholastieken Holland- ders zijn, dat het goede degelijke mission- narissen zijh, van 't zuivere, stoere, aan- durende ras, dat hij wenscht, dat Nederland nog vele van die mannen mag sturen voorde Witte Paters, voor Afrika en voor God en dat hij er stilletjes even spijt van heeft.... zélf geen Hollander te zijn. Een krachtig gemeend, drievoudig „Leve Koningin Wilhelmina", „Leve minister Dec kers", was het waardig slot van dit zoo zeld zame en welkome gebeuren van het bezoek van minister Deckers aan het Scholastikaat der Witte Paters te Carthago. Stellingen van prof. dr. C. C. -Berg. Op de gisteravond gehouden algemeene ledenvergadering van de R. K. Studenten- veTeeniging „St. Augustinus" te Leiden heeft dr. C. C .Berg. hoogleeraar in de Javaansche taal- en letterkunde aan de Universiteit te Leiden, onder buitengewoon groote belangstelling een lezing gehouden over „De strijd om artikel 177 der Indische Staatsregeling" Prof. Berg verdedigde uitvoerig de vol gende stellingen: I. Een volksgemeenschap heeft het recht haar eigen cultuur te beschermen, voor zoo ver die cultuur niet zeaelljk-slecht is en de rechten van buitenstaten niet door de be scherming worden geschonden. Indien de volksgemeenschap geen eigen staatsmacht heeft, rust op den haar omvattenden staat de plicht met haar wenschen en behoeften rekening te houden op een wijze, welke met haar historisch gegroeide positie in overeen stemming is en voor zoover zulke wenschen en behoeften niet in strijd zijn met het alge meen belang. II. Missie-actie, die een bedreiging vormt van de zedelijk-goede cultuurgoederen van een koloniale volksgemeenschap kan terecht door het Staatsgezag beperkt, gereglemen teerd of verboden worden. Als schadelijk voor den goeden naam van het Christendom be hoort zulk een missie-actie zoo noodlg ook door het Kerkelijk gezag beperkt, geregle menteerd of verboden te worden. III. De propaganda voor afschaffing van art. 177 I. S. R. is derhalve ongewenscht, èn daar zij le. de onjuiste meening heeft doen postvatten, dat art. 177 de Katholieke missie actie ernstig belemmert en 2e. de aandacht afleidt van de veel meer belangrijke missie problemen, èn de middelen tot hun oplossing ook misleidend zijn. IV. Afschaffing van art. 177 zou in-oppor- tuun zijn. Het is van het grootste belang niet onder de te bekeeren volken den indruk te wekken, dat de koloniseerende staat bij het vergemakkelijken van het missiewerk belang heeft en dat, zoo die indruk reeds gewekt is, aoor woord en daad de voorkeurloosheid en belangeloosheid van het Katholicisme ten aanzien van rassen- en economische belan gentegenstellingen in het volle licht worden geplaatst. V. In geval van opheffing van art. 177 zou een compromis met andere zendings organisaties noodzakelijk Zijn ter voorkoming van verwarring en ergernis onder de te be keeren volken. Na de lezing, welke door de talrijke aan wezigen. w.o. verschillende Indonesiërs, met groote interesse was gevolgd, ontspon zich een geanimeerde gedachtenwisseling. staf hebben. We laten de desbetreffende passage, deze natuurlijk geheel voor rekening van het Belgische blad latend, hier volgen, met de spatieeringen, zooals die in het „H. v. A." zijn aangebracht: En ook thans zou men zich vergissen, indien men zou denken, dat de nieu we militaire ontwerpen wor den afgekeurd door den Ne- derlandschen generalen staf, om maar dien te noemen Het tegen overgestelde is waar. De agita torische bladen, zooals het „Dagblad van Noord-Brabant" de „N. R, C." en andere, die sedert maanden campagne voeren te gen de nieuwe Belgische militaire ontwer pen, zouden goed doen zich te b e- voegder plaatse in te lichten, alvorens een atmosfeer van onrust tus- schen twee buurstaten in het leven te roepen. Zij zijn niet op de hoogte van den toestand. Een liberaal protest Toen gistermiddag de heer Joëls te Den Haag, gekozen als liberaal Raadslid en thans bij den Vrijz. Dem Bond aangesloten, in den Raad van de residentie het woord voerde, verlieten alle liberale raadsleden demonstra tief de zaal. Aan den Russischen litterator en drama turg S. Tretjakof, den tijdelijk in Duitsch- land vertoevendfn auteur van het tooneel- stuk Brulle China, die uitgenoodigd was door het Genootschap NederlandNiëuw- Rusland, de Kunstenaarssociëteit De Kring te Amsterdam en een aantal intellectueelen, om einde Januari te Amsterdam een voor dracht in besloten kring te houden over de moderne stroomingen in de Russische litera tuur, heeft de Nederlandsche regeering den toegang tot ons land geweigerd. Afzonderlijke afdeeling aan het departement van binnenlandsche zaken De afdeeling armwezen van het departe ment van binnenlandsche zaken en land bouw is met ingang*van gisteren gesplitsi. in twee onderafdeelingen. De eene, waarvan de naam blijft „Armwezen", zal zich uitslui tend bezighouden met de zaken van armen zorg en krankzinnigenwezen. De andere zal den naam dragen „Werkverschaffing en Steunverleening" en belast zijn met de be handeling der aangelegenheden werkver schaffing en steunverleening betreffende. Een adres tegen „De Tribune" Dè Nationale Bond tegen Revolutie heeft een adres gezonden aan den minister van Justitie, waarin wordt betoogd, dat wanneer aan het communistische dagblad „De Tri bune" wordt toegestaan voort te gaan met het publiceeren van godslasterlijke taal en afbeeldingen als geschiedde in het nummer van 19 Januari j.l., hetwelk een spotprent bevatte met het onderschrift „interventie plannen wordeu in den hemel gesmeed en op aarde uitgevoerd", bij voortduring het overgroote deel van ons volk in zijn heiligste gevoelens zal worden gekrenkt. Aangedrongen wordt op het nemen van maatregelen om dergelijke godslasterlijke publicaties voor het vervolg onmogelijk te maken en het ter lezing leggen van dit en dergelijke bladen in openbare leeszalen en andere voor het publiek toegankelijke loka len te verbieden. Vervulling van de vacature-J. Jf. G. baron van Voorst tot Voorst.. Het Centraal Stembureau voor de ver kiezing van de leden der Eerste Kamer heeft in zijn gistermiddag gehouden vaca ture, ontstaan door het overlijden van J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, tot lid van die Kamer benoemd verklaard den heer ir. L. J. M. Feber, lid van de Tweede Kamer. Algemeene vergadering te Den Bosch Te 's-Hertogenbosch had j.l. Zondag de jaarlijksche algemeene vergadering plaats van de Ned. Roomsche Reisvereeniging. Het hoofdbestuur, de afgevaardigden en afdeelingsbesturen werden des middags om 12 uur op het stadhuis door het gemeente bestuur ontvangen. In de algemeene vergadering, die des na middags in het hotel Noord-Brabant ge houden werd en die stond onder leiding van den heer J. O. Mersing uit Bussum, werden de jaarverslagen van secretaris en penning meester vastgesteld. Uit het verslag van den secretaris bleek o.m., dat het ledental in het afgeloopen jaar met ruim 501 gestegen was en thans ruim Instemming van den Nederlandschen Generalen Staf? De Belgische militaire plannen hebben, zoo als overigens te verwachten was, in Neder land heel wat pennen in beweging gébracht, vele tot felle bestrijding, enkele ook om te overwegen, in hoeverre die plannen ook voor ons land eenig voordeel konden hebben. Het „Handelsblad van Antwerpen" bevat thans een artikel van den parlementairen redacteur van genoemd orgaan, dat zelf laat doorschemeren dat die plannen de in stem ming van den Nederlandschen generalen De oude heer van Doorn tuurt tevreden in den grooten halfdonkeren tuin en geniet van de zalige, vredige rust. De laatste dagen is 't zoo rumoerig geweest, geen enkelen avond heeft hij op z'n gemak z'n krant kun nen lezen, 't Is ook wat, drie kleine kinderen in huis, hummels van 6, 5 en 4 jaar. Hij is 't niet meer gewend. Zijn kleinkinderen! 't Klinkt wel. Vanavond z'n vrouw uit, naar 'n oude vriendin en de kinderen in bed. Hè, hè, hij kent z'n eigen rust niet. Met 'n behagelijk gevoel strekt hij z'n beenen uit en neemt de krant. BoemRing-king-king 'n Rinkelend lawaai pal boven z'n hoofd. Opa springt op en rent naar de trap. is binnen drie stappen bij z'n lievelingen. Wim, de oudste, staat in z'n pyama voor de hooge waschtafel, drijfnat, tusschen scherven en water. Boy, de vijfjarige kleuter, ook door nat, hijscht zich aan 't marmeren blad op om de zielige overblijfselen van 't mooie, ouderwetsche waschstel te bekijken. Elsje's groote blauwe kijkers turen nieuwsgierig door de spijlen van 't witgelakt ledikantje. „Wat is dat?" bromt opa boos en schar relt tusschen de scherven door naar 'n droog plekje. „Ikke had dojst!" legt Bo yuit. „Je moest je schamen. Wie drinkt er nu uit de lampetkan! Schatjes zijn jullie!" tiert opa. „Ja?!" jubelt Elsje's stemmetje van achter de spijlen. „Vooruit, je bed in!" barpt opa uit. Wim neemt Boy bij z'n hand en samen tippelen ze langs opa naar hun bedje. „Hierr!" beveelt deze, niet wetend, wat te doen. Gehoorzaam komen ze terug, nog steeds handje in handje. „Je pyama's en flanellen uit, en gauw *n beetje!" Opa vischt uit de lihnenkast twee flanellen pyama's van zich zelf. De jongens verdrinken er in. Opa bijt op z'n snor, slaat de mouwen om en vangt nog net Boy op, die z'n nek bijna breekt over de onmogelijk lange en wijde pijpen, en slaat deze ook dubbel, „En nu geen woord meer!" waarschuwt opa. „Ja opa, nacht opa!" klinkt 't driestem mig. Met 'n paar handdoeken dweilt ie 't wa ter op en raapt de scherven bij elkaar. Zuchtend en puffend van de warmte daalt ie de trap af. Doodmoe valt hij in 'n serre stoel neer en grijpt naar de krant. Verstrooid roert ie in z'n leeg kopje en stopt dan. z'n pijp. Hij luistert nog even, alles is stil. Zie zoo, dat s ook alweer gebeurd. Zonde van 't prachtige stel. Enfin Boem! RrrrtOpa schrikt, smijt z'n pijp neer en racet weer naar de schatjes. In de eerst zoo donkere kamer stroomt 't laatste avondlicht naar binnen. Opa be merkt dat 't gordijn gevallen is, 't zware, donkere gordijn. Wim staat met 'n wanhopig gezicht voor 't raam, Elsje hangt half over den rand van 't bedje, Boy is nergens te bekennen. „Wat nóu weer?" vraagt opa woedend en kijkt naar 't gordijn, dat als 'n hooge berg voor hem ligt. Opeens ontdekt hij 'n voet boven op de gordijnenmassa en links 'n arm. „Opa.... Boy!" Wim wijst naar 't witte voetje. „Wel verdraaid!" zucht opa en woelt in den berg, ,3oy waar zit je?" Er komt beweging in 't gordijn. Opa trekt aan 'n punt, blijft trekken en Boy rolt met 'n vaartje onder de tafel. „Wat beteekent dat?" Opa kijkt dreigend. „Boy wou.... eh.... hij wou 't gordijn, hm, zoo graag open hebben, enne, nou, toen viel 't en Boy was weg!" vertelt Wim en trekt z'n broek wat op. .Lastposten, vooruit erin! Als ik jullie nog één keer hoor!" De jongens kruipen onder de dekens. Opa klimt op 'n stoel, 't gordijn onder z'n arm gekneld. Na eenige vergeefsche pogingen hangt 't. 't Lange koord met den mooien, dikken kwast zweeft boven Elsje's blonde krullèn, 'n klein handje grijpt er naar en rrrrtttl! 't gordijn sukkelt weer naar be neden. Elsje kijkt berouwvol en opa duikt razend naar 't gordijn. Hij tiert! „Ik zeg jullie 1" waarschuwt opa, als hij be houden weer op den grond staat, „de eerste die leven maakten hij stapt de ka mer uit. Beneden gekomen sluit hij zuchtend de serredeuren en draait 't licht in de huis kamer op. 't Theelichtje flikkert, opa blaast 't met, bol-opgezette wangen uit, en vleit zich dan in 'n fauteuil. Nijdig trekt ie aan z'n leege pijp en vouwt met rukjes de krant op. De eenige avond, dat ie 't nu 'ns rustig kon hebben, was zoowat om door 't lawaai en de herrie van die schatten! Hij schenkt zich 'n 1 ste kopje thee in en trekt z'n stoel bij, plant daar 't kopje op. De trap kraakt, zachtjes gaat de deur open en Boy's guitige oogen turen nu wat angstig naar den grooten fauteuil. Opa kijkt verbaasd op, heeft z'n mond al open voor 'n standje. „Opa!" fluistert Boy en omknelt met z'n twee handjes den deurknop, „opa, we heb ben nog geen avondgebedje gebeden, oma heeft 't vergeten. Enne Boy lijkt klein en nietig in de wijde, ge- streepté pyama, de mouwen hangen tot op z'n knietjes nu hij de deur loslaat en de jas zelf kan wel als nachtpon dienen. Opa kucht als 'n bezetene en staat op. „Opa ve'slikt?" vraagt Boy belangstellend en tippelt met z'n broekspijpen hoog opge trokken vóór opa de trap op. Wim tilt Elsje héél broederlijk uit d'r bedje en ze schenkt opa haar zonnigste lachje. Ze knielen neer voor Boy's ledikantje. Opa valt op 'n stoel, weet niet hoe te be ginnen. Wim zet in, de anderen antwoorden. Opa vraagt zich af waarom ze hem naar boven hebben gehaald, ze kennen hun ge bedje beter dan hij. En verteederd kijkt hij naar de gebogen krullebollen en gevouwen handjes en stil blijft ie luisteren naar de heldere stemmetjes van z'n lievelingen. Doe het dit jaar beter dan den vorigen winter. Zórg dat ge een pot Akker's Kloosterbalsem in huis hebt, en bescherm Uw huid tegen inwerking van koude en vocht, door haar iederen avond voor het naar bed gaan, in te smeren met Akker's 6000 bedraagt. Het aantal afdeelingen steeg door de stichting der afdeeling Roermond tot 27. In totaal zijn in het afgeloopen jaar door gegaan 48 buitenlandsche reizen, met totaal 1423 deelnemers. Mede door de gunstige resultaten van de Cberammergau-reizen sloot het financieel verslag van den penningmeester met een be langrijk batig saldo. In de bestuursvacature, ontstaan door het bedanken van den heer v. d. Loos, werd ge- koten de heer P. M. Gielisse te 's-Herto- genbosch. Een uitvoerige bespreking werd gevoerd over het recht van plaatselijke afdeelingen om meer-daagsche reisjes te organiseeren. Het bestuur had voorgesteld om de af- deelingsexcursies langer te laten duren dan één dag n.l. twee dagen, waarop door de af deeling Den Haag een voorstel was ingediend om ook drie daagsche reizen naar binnen of buitenland daaronder te betrekken. Na bestrijding van deze gedachte vanaf de bestuurstafel (men zou daardoor allerlei reisvereenigingen in de reisvereeniging krij gen) werd het voorstel Den Haag met groote meerderheid verworpen. Medegedeeld werd, dat binnen enkele we ken het nieuwe programma-boek der ver eeniging verschijnen zal, doch dat in het eerstvolgende nummer van het orgaan der vereeniging reeds geplaatst zal worden een overzicht van alle in het komende seizoen geprojecteerde reizen. Daaronder, aldus werd nu reeds medege deeld, komt niet voor een reis naar Rome gedurende de komende Encycliekfeesten. Waar in ons land de verschillende stands organisaties zelf bij die gelegenheid spciale vereenigingsreizen organiseeren, meende de Roomsche Reisvereeniging dft punt gevoeg lijk te kunnen laten rusten. Aan de St. Antoniusfeesten te Padua is evenwel ruime aandacht geschonken. Terwijl de afgevaardigden deze bijeen komst hielden trokken een groot aantal le den des namiddags deels naar de Basiliek van St. Jan, die onder deskundige leiding bezichtigd werd, terwijl een ander deel in tour-auto's naar het kasteel Heeswijk trok. Des avonds vereenigden zich afgevaardig den en excursisten aan 'n gemeenschappelij- ken maaltijd, waaraan ongeveer 300 perso nen aanzaten. Tweéde rapport van het Nederlandsche Jeugdleiders- Instituut Nadat de Staatscommissie-v. Wijnbergen in Maart 1927 bij Koninklijk Besluit in gesteld in Februari 1929 haar Voorloopig Rapport had uitgebracht inzake een nieuwe regeling voor het aanvullend onderwijs aan de niet-meer leerplichtige jeugd, met daar bij gevoegd een ontwerp-cursuswet. bleek het onmiddellijk, dat en rapport en ontwerp van zeer ingrijpende beteekenis waren voor de vrije jeugdvorming (den arbeid der jeugdvereenigingen Het Bestuur van het Nederlandsch Jeugd leiders-Instituut besloot dan ook daarom dit rapport te doen bestudeeren, en stelde daartoe een commissie in, onder voorzitter schap van den heer E. J. van Det. Deze commissie publiceerde in Januari 1930 haar eerste Rapport (zie „De Jeugd leider" 1930, Nos. 1 en 2), waarin ze tot de conclusie kwam, dat zoowel van onderwijs kundigen kant, als van de zijde der vrije jeugdvorming, het wetsontwerp onaanvaard baar moest worden genoemd. Het had dan ook overal in den lande grooten tegenstand gewekt. De N.J.I.-commissie meende het ontwerp af te moeten wijzen op grond van de volgende argumenten: le. het maatschappelijk vormend (z.g. aan vullend) onderwijs werd op zichzelf slecht geregeld en bovendien geheel geplaatst in het teeken der vrije jeugdvorming. 2e. het werk der vrije jeugdvorming zou te veel gedrongen worden in een onderwijs vorm, hetgeen geheel in strijd zou zijn met haar eigen vrije karakter. Vóór het ontwerp in de Tweede Kamer behandeld werd, had een ministerwisseling plaats. Aan de Staatscommissie werd op dracht gegeven een definitief rapport op te stellen. Dit verscheen in Maart 1930. Het handhaafde de beginselen van het voorloo pig rapport en mocht al even weinig instem ming vinden. Minister Terpstra volgde echter de be ginselen van het Definitief rapport niet. Den 31en October 1930 legde hij een Nota van Wijzigingen op het Wetsontwerp-Was zink aan de Tweede Kamer over, vergezeld van een Gewijzigd Ontwerp van Wet. De aangebrachte' wijzigingen waren de volgende 1. Het avondnijverheids- en -handelsonder wijs blijft buiten de regeling dezer wet: ster ker nog: op alle avondscholen en cursussen, waarvoor reeds een regeling van Rijkswege bestaat, zal deze wet niet van toepassing zijn. 2. Onder de vakken van onderwijs aan cursussen, volgens deze wet, zullen ook die van Land- en Tuinbouwkundigen aard kunnen vallen. Anders echter dan bij de vakken van Nijverheids- en Middelbaar Onderwijs, die uitdrukkelijk zijn toegelaten, zal dit voor de vakken van Land- en Tuin bouwkundigen aard eerst bij Kon. Besluit kunnen geschieden. 3. Het vak Godsdienstonderwijs zal niet zijn toegelaten op de openbare cursussen voor aanvullend onderwijs. 4. Het begrip cursus wordt zoodanig uit gebreid, dat het nabij komt aan wat wij onder school verstaan. 5. De rechtspositie der leerkrachten heeft eenige verbetering ondergaan. 6. De subsidieering per leerllnguur ver valt en wordt vervangen door betaling van salarisminima. 7. Bij het toezicht wordt de Centrale Jeugdraad uitgeschakeld. 8. Een afzonderlijke invoeringswet is over bodig. De Commissie uit het Jeugdleiders-Insti tuut bestudeerde ook dit wetsontwerp en stelde daarover een rapport op, dat nu on der den titel van: „Tweede rapport der Commissie van het Nederlandsch Jeugd leiders-Instituut" inzake het wetsontwerp voor het aanvullend onderwijs gepubliceerd is. In dit rapport spreekt de Commissie de meening uit, dat Min. Terpstra zulke diep gaande veranderingen in het oude ontwerp heeft aangebracht, dat men eigenlijk van eén nieuw ontwerp zou moeten spreken. Zij acht het ontwerp als onderwijsregeling daardoor belangrijk verbeterd: van het standpunt der vrije jeugdvorming bezien, echter belangrijk verminderd in beteekenis- Ook in het Tweede Rapport geeft de Commissie eerst een beoordeeling van het Wetsontwerp uit onderwijskundig oogpunt, daarna één uit het oogpunt der vrije jeugd vorming. Ten slotte vatx zij haar oordeel samen In de volgende conclusiën: I. Conclusies betreffende het onderwijs: 1. Het Wetsontwerp-Terpstra moet als een principieele verbetering van het Ont- werp-Waszink worden beschouwd. Het laat het besta Aide avondnijverheids- en -handelsonderwijs onaangetast: het be grip cursus is uitgebreid, zoodat het meer dat van school nabijkomt: de rechtspositie der onderwijzers wordt minder onvast: het subsidiestelsel is op een beter principe ge bouwd en het toezicht juister geregeld. 2. Daarentegen zijn belangrijke gebreken in het Ontwerp gebleven. De salarissen der onderwijzers zijn te laag en rekenen niet mede bij den pensioengrondslag; voor het toelaten der vakken van land- en tuinbouw kundigen aa-d is een afzonderlijk Koninklijk Besluit noodig. 3. Hoewel de verbeteringen belangrijk zijn. mag van invoering der Wet geen hooge verwachtingen gekoesterd worden. Onderwijs in de avonduren, met vrijheid het al of niet volgen, kan nimmer tot groote ontwikkeing, komen. 4. Onze Commissie meent echter aanne ming van dit Ontwerp niet te mogen ont raden. 5. Zij dringt er daarbij ten sterkste oP aan, de volgende verbeteringen aan te brengen: a. Art. 1 zoodanig te wijzigen en uit te breiden, dat Leerplicht in de Wet worde op genomen. b. In art. 12 op te nemen: De vakken van land- en tuinbouwkundig80 aard. c. In art. 16 te schrappen: „Deze beloonin- gen worden niet medegerekend bij de grondslagen, naar welke voor pensioen is bu te dragen." II. Conclusies betreffende de Vrije Jeugd vorming. 1. Het Wets-Ontwerp-Terpstra is voor de Vrije Jeugdvorming van nog minder directe beteekenis dan het Ontwerp-Waszink. Het geeft meer gedetailleerde voorschrif ten voor de samenstelling van het leerplan en de verdeeling der leerstof: het beperkt derhalve nog meer de vrijheid, die voor de Vrije Jeugdvorming onmisbaar is. 2. Eenige indirecte voordeelen. voorname lijk wat betreft de intellectueele voorberei ding der jongelieden, die tot de Vrije Jeugo- vereenigingen zullen toetreden, zijn er wel van te verwachten. 3. Onze Commissie zou derhalve niet wil len adviseeren tot verwerping van dit voor stel. Zij wijst er echter uitdrukkelijk op. dat door de aanname, aan den arbeid der Vrije Jeugdvorming geen directe steun zal worden verschaft. 4. De behoefte aan steun van Overheids wege voor den Vrijen Jeugdarbeid, waarvan de noodzakelijkheid algemeen wordt erkend en waaraan het eerste Wetsontwerp wild8 tegemoet komen, eischt nu des te dringender afzonderlijke voorziening. 165. Voor de jongen er op bedacht was. Sloeg de man hem in het gezicht. „Zoo daar," riep de man hem kastijdenu „Ik sla jou beide oogen dicht." En de man bleef hem steeds ranselen, Voortdurend werd de knaap geraakt, En door den jongen, zoo mishandeld, Werden kreten van pijn geslaakt. 166. Nadat zij, vergeefs, gezocht hadden, Naar Fim's moeder in de sloot, Zei een der heeren wel zeer droevig: „Het lieve mensch is zeker dood." „Nee." zei de chauffeur, „dat is niet zekt Waar zou zij zijn gebleven?" „Ja," zei de derde, „laat ons zoeken, Misschien ging zy met den trein."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10