Binnen landsch Nieuws
I
Voor de Huiskamer
I Het-gestolen Luchtballonnetje
tel s%
r&pringende>
Handen
Kloosterbalsem
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN I
ifi 0
0 IB
Hulp voor de uitgewezenen
uit Zuid-Tirol
Minister Deckers te
Carthago
Bij de scholastieken der Witte
Paters
De strijd rond artikel 177
Nederland en België's militaire
plannen
Een vrijzinnig-democraat op een
liberalen zetel
Nederlandsch visum geweigerd aan
een Russisch tooneelschrijver
Werkverschaffing en steuu-
verieening
Godslasterlijke publica'ies
Eerste Kamer
Ned. Roomsche Reisvereeniging
'n Avond-idylle
,,Geen goud
zoo goed"
ONDERWIJS
Aanvullend onderwijs voor de
rijpere jeugd
65
*203*
De Duitsch-Zuid-Tiroolsche vereeniging
voor het vefleenen van hulp aan vluchtelin
gen, gevestigd te München, heeft het au
teursrecht bekomen van het werk „Zuid-
Tirol", door X J. Schatz.
Dit omvangrijke boek behelst 200 foto's
van zeldzame schoonheid, een flink gedeel
te tekst gaat aan de foto's vooraf. Het groot
ste gedeelte van de bedragen, welke door den
verkcop van dit boek verkregen worden,
komen ten goede aan genoemde vereeniging.
Deze helpt de talrijke menschen, die zon
der middelen van bestaan zijn en gedwon
gen werden hun Zuid-Tiroolschen geboorte
grond te verlaten en nu op Duitsehen bo
dem nieuwe verdiensten zoeken. Veel is er
al gedaan. Er blijft echter meer nog te ver
richt, want de stroom van uitgewezenen
houdt niet op. Steeds weer nieuwe behoef-
tlgen kloppen aan de deuren van de tehui
zen en alles wordt gedaan, waartoe men
maar bij machte is. Maar de eigen kracht is
niet voldoende en daarom zoekt de vereeni
ging ook steun in ons land. Zij vraagt geen
giften in geld, maar biedt een 'kunstwerk
aan, dat allen, die Duitsch-Zuid-Tirol ken
nen tot verheugenis zal stemmen, en voor
degenen, die dit land niet kennen, een aan
sporing zal zijn. om dit land te bezoeken.
Moge dit werk met evenveel succes in
Holland geplaatst worden als in Duitsch-
land het geval was.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen* aan
Hotel „Pomona", Molenstraat, Den Haag.
Een hartelijke begroeting
Een welkome en zeer zeldzame gebeurtenis
kwam Zaterdag j.l. 24 Januari de scholas
tieken van Carthago verrassen. De komst
van een minister, minister dr. L. Deckers, is
dan ook werkelijk wel een feit, dat waard is
aangeteekend te worden in het dagboek van
ons rustig, serieus-gesoannen Studieleven in
het Scholastikaat, aldus schrijft men aan
„De Tijd".
Z.Exc. arriveerde Zaterdagmorgen 24
Januari 1.1. om half 10 met de Witte de With
in de haven van Tunis. Pater Bosman, pro
fessor aan het Internationaal Scholastikaat
der Witte paters te Carthago, heeft Z.Exc.
onmiddelliik na aankomst begroet in naam
van de Witte Paters en op de eerste plaats
van zijn Nederlandsche medebroeders in
Carthagd. En toen pater Bosman, na een
hartelijk woo:rd van welkom, aan Z.Exc. o.m.
had gevraagd, toch ook een bezoek te willen
brengen aan Carthago en aan het Scholasti
kaat, verklaarde Z.Ecx. zich onmiddelliik be
reid. niettegenstaande de vele zaken, die hij
in Tunis had af te handelen en niettegen
staande- de beperktheid van zijn tijd. Zoo
arriveerde Z.Exc. nog dienzelfden Zaterdag
namiddag op het Scholastikaat, vergezeld van
den commandant van de Witte de With, den
luitenant ter zee le kl. J. W. A. A. Heydt, en
van den Hollandschen consul in Tunis, mr.
J. Curtelln. Bij hun aankomst werden ze
verwelkomd doar pater Marchant, assistent-
generaal der Witte Paters, door pater Maliot,
overste van het Scholastikaat en door pater
Delattre. wereldbekend als archeoloog en als
de ontdekker en blootlegger van het Oude
Carthago.
Welkomstwoord van Pater Marchal
Pater Marchal richtte tot Z.Exc. een har
telijk woord van welkom en dankte, in naam
der Witte Paters, de heele Nederlandsche
regeering voor de gulle gastvrijheid en hooge
welwillendheid, welke de Sociëteit der Witte
Paters van Lavigerie in Nederland altijd
heeft ontmoet. Daarna maakten de hooge
welkome gasten een korte wandeling door
den archeologischen tuin en door de zalen
van het museum onder de kundige en ervaren
leiding van pater Delattre.
Zeker moet Z.Exc. genoten hebben bij het
opgaan van den hoogen Byrsa-heuvel, die
eens de drager was van het Romeinsche
Kapitool en heidensche tempels en waarom
heen zooveel historie, oude beschaving, kunst
en schoonheid begraven ligt: bij het aan
schouwen van dat altijd nieuwe, altijd
schoone en onvergetelijk panorama, dat vanaf
dezen hoogen heuvel zich ver uitstrekt over
de wijde witte vlakte, over de immer azuren
zee, over het meer en de Golf van Tunis
en over de verre blauwende bergen. Een
panorama, dat daar ligt als een sprookjes
land. als een overtuigend bewijs van 't groot
aesthetisch gevoel en kunstenaarstalent van
den Grooten Architect, den Maker van de
natuur. Zeker moet Z.Exc. met groote be
langstelling geluisterd hebben naar den altijd
opnieuw enthousiasten uitleg en de verkla
ringen van pater Delattre, omtrent zijn
archeologische vondsten en omtrent alles,
wat Carthago eens gróót maakte. Doch dit
alles was niet het eerste doel van zijn
komst Hij kwam om landgenooten te zien en
te snreken. Nu. de m'nister van Defensie zou
landgenooten zien. niet viif of zes, zooals hem
de consul vóór ziin aankomst op 't Scholas
tikaat had gezegd, maar een legertje van
ruim v-i'ftig witte mannen, mlssionnarisen
Dit groot aantal was voor Z.Exc. dan ook een
groote verrassing en blijdschap.
Hollanders onder elkaar
Om vier uur vereenigden de Scholastieken
zich in de receptiezaal, waar Z.Exc., de com
mandant en de consul hen opwachtten. En
aanstonds voelden we ons in Holland, in een
Hollandsch milieu, waar men deftig is, en
waar het er eenvoudig en echt gemeend
royaal naar toegaat! De plechtige officieele
gebeurtenis werd al buitengewoon gemakke
lijk gemaakt door de deftige eenvoudigheid
van Z.Exc. en zijn tegemoetkomende glim
lach gaf aanstonds aan deze bijeenkomst het
karakter van een echt broederlijk samenzijn!
Pater Bosman richtte dan tot den minister
in naam van allen het woord, heette hem ven
harte welkom en zei o m.: „Al is ons eerste
vaderland dan ook Afrika en al is het nu
onze allereerste plicht voor het welzijn van
dit vader'and o. t,e geven en te werken,
toch moet TJw Exc. niet denken, dat wij
kunnen vergeten dat vaderland, waar wij
zooveel goeds en dierbaars hebben achtergela
ten, dat vaderland, waar ten slotte onze
roening ontkiemde en openbloeide. dat vader
land, dat met ons meeleefd, mee bidt en
mee werkt en waar wij met medeleven en
meebidden en zeker vergeten we dat vader
land niet. als we dat Nederland mogen
noemen. Wees verzekerd, Uwe Exc. van onze
groote liefde voor en trouwe aanhankelijk
heid aan Nederland, aan onze geëerbiedigde
Koningin Wilhelmina, aan zijn Bestuur en
aan Uwe Exc.
En zijn hartelijk slotwoord: „Minister
Deckers leve!" werd begroet door een ge
meend instemmend handgeklap der vijftig
scholastieken.
Toespraak minister Deckers
Daarna richtte Z.Ecx. gedurende ruim
een kwartier het woord tot de scholastieken,
waarin hij op de eerste plaats pater Bosman
hartelijk dankte voor zijn gemeend wel
komstwoord en waarna hij o.m. zei:
„Ik ben ten zeerste verheugd, hier in den
vreemde landgenooten aan te treffen, land
genooten, die, ofschoon ze Nederland hebben
verlaten, toch zoo innig met dat vaderland
vereenigd blijven, want ik weet het wel, dat
de vaderlandsliefde niet verdwijnt door het
feit der scheiding van dat land, maar dat
dit integendeel die liefde groeien doet, ze
inniger maakt, hechter, trouwer. Ik weet, dat
gij dat vaderland verlaten hebt, om een
hooger motief, om God! Ik weet, dat gij de
eer zijt van het vaderland, want gij zijt de
dragers van de Nederlandsche gedachte in
den vreemde, gij zijt de pioniers, de uitdra
gers van het Geloof en der beschaving, het
hoogste, het edelste werk, dat een mensch
hier op aarde kan volvoeren. En als u het
niet te onderscheiden van me vindt, dan
durf ik mij, en hen, die ginder in het vader
land zijn aangesteld aan het Bestuur zijner
Regeering, aanbevelen in uwe gebeden nu en
dan, opdat God ons bijsta met zijne genade
en hulp in deze vaak zoo moeilijke tijden".
Na de hartelijke gemeende, eenvoudige
woorden, vol geloof van dezen katholieken
minister, werd een heildronk aangeboden,
met „wijn van het land", op Nederland, op
zijn geëerbiedigde Koningin, op zijn bestuur
en op minister Deckers. De klassieke zang
van „lang zal hij leven", begeleidde deze wen
schen.
Daarna werd in den tuin van het museum
een gezamenlijke foto gemaakt, opdat Z.Exc.
later nu en dan deze blijde en onvergetelijke
gebeurtenis nog eens zou kunnen bezichtigen,
zooals hij zichzelf uitte.
Een hartelijk afscheid
En toen Z.Exc. ieder der Hollandsche scho
lastieken de hand gedrukt had met een ge
meend „tot weerziens", werd spontaan het
„Wilhelmus" ingezet, dat gezongen werd
op zijn -Hollandsch!vol gemeend en
krachtig, want men zong in een Hollandsch
samenzijn, men zong voor Nederland.... in
den vreemde! Neen, de Hollanders zijn wer
kelijk zoo koud niet als er soms gezegd
wordt.
En op het einde richtte de zeereerw. pater
overste van het Scholastikaat nog even het
woord tot Z. Exc. en zei, blij te zijn, dat een
vierde deel van zijne Scholastieken Holland-
ders zijn, dat het goede degelijke mission-
narissen zijh, van 't zuivere, stoere, aan-
durende ras, dat hij wenscht, dat Nederland
nog vele van die mannen mag sturen voorde
Witte Paters, voor Afrika en voor God en
dat hij er stilletjes even spijt van heeft....
zélf geen Hollander te zijn.
Een krachtig gemeend, drievoudig „Leve
Koningin Wilhelmina", „Leve minister Dec
kers", was het waardig slot van dit zoo zeld
zame en welkome gebeuren van het bezoek
van minister Deckers aan het Scholastikaat
der Witte Paters te Carthago.
Stellingen van prof. dr. C. C. -Berg.
Op de gisteravond gehouden algemeene
ledenvergadering van de R. K. Studenten-
veTeeniging „St. Augustinus" te Leiden
heeft dr. C. C .Berg. hoogleeraar in de
Javaansche taal- en letterkunde aan de
Universiteit te Leiden, onder buitengewoon
groote belangstelling een lezing gehouden
over „De strijd om artikel 177 der Indische
Staatsregeling"
Prof. Berg verdedigde uitvoerig de vol
gende stellingen:
I. Een volksgemeenschap heeft het recht
haar eigen cultuur te beschermen, voor zoo
ver die cultuur niet zeaelljk-slecht is en de
rechten van buitenstaten niet door de be
scherming worden geschonden. Indien de
volksgemeenschap geen eigen staatsmacht
heeft, rust op den haar omvattenden staat
de plicht met haar wenschen en behoeften
rekening te houden op een wijze, welke met
haar historisch gegroeide positie in overeen
stemming is en voor zoover zulke wenschen
en behoeften niet in strijd zijn met het alge
meen belang.
II. Missie-actie, die een bedreiging vormt
van de zedelijk-goede cultuurgoederen van
een koloniale volksgemeenschap kan terecht
door het Staatsgezag beperkt, gereglemen
teerd of verboden worden. Als schadelijk voor
den goeden naam van het Christendom be
hoort zulk een missie-actie zoo noodlg ook
door het Kerkelijk gezag beperkt, geregle
menteerd of verboden te worden.
III. De propaganda voor afschaffing van
art. 177 I. S. R. is derhalve ongewenscht, èn
daar zij le. de onjuiste meening heeft doen
postvatten, dat art. 177 de Katholieke missie
actie ernstig belemmert en 2e. de aandacht
afleidt van de veel meer belangrijke missie
problemen, èn de middelen tot hun oplossing
ook misleidend zijn.
IV. Afschaffing van art. 177 zou in-oppor-
tuun zijn. Het is van het grootste belang niet
onder de te bekeeren volken den indruk te
wekken, dat de koloniseerende staat bij het
vergemakkelijken van het missiewerk belang
heeft en dat, zoo die indruk reeds gewekt is,
aoor woord en daad de voorkeurloosheid en
belangeloosheid van het Katholicisme ten
aanzien van rassen- en economische belan
gentegenstellingen in het volle licht worden
geplaatst.
V. In geval van opheffing van art. 177
zou een compromis met andere zendings
organisaties noodzakelijk Zijn ter voorkoming
van verwarring en ergernis onder de te be
keeren volken.
Na de lezing, welke door de talrijke aan
wezigen. w.o. verschillende Indonesiërs, met
groote interesse was gevolgd, ontspon zich
een geanimeerde gedachtenwisseling.
staf hebben. We laten de desbetreffende
passage, deze natuurlijk geheel voor rekening
van het Belgische blad latend, hier volgen,
met de spatieeringen, zooals die in het „H.
v. A." zijn aangebracht:
En ook thans zou men zich vergissen,
indien men zou denken, dat de nieu
we militaire ontwerpen wor
den afgekeurd door den Ne-
derlandschen generalen staf,
om maar dien te noemen Het tegen
overgestelde is waar. De agita
torische bladen, zooals het „Dagblad van
Noord-Brabant" de „N. R, C." en andere,
die sedert maanden campagne voeren te
gen de nieuwe Belgische militaire ontwer
pen, zouden goed doen zich te b e-
voegder plaatse in te lichten,
alvorens een atmosfeer van onrust tus-
schen twee buurstaten in het leven te
roepen. Zij zijn niet op de hoogte van den
toestand.
Een liberaal protest
Toen gistermiddag de heer Joëls te Den
Haag, gekozen als liberaal Raadslid en thans
bij den Vrijz. Dem Bond aangesloten, in den
Raad van de residentie het woord voerde,
verlieten alle liberale raadsleden demonstra
tief de zaal.
Aan den Russischen litterator en drama
turg S. Tretjakof, den tijdelijk in Duitsch-
land vertoevendfn auteur van het tooneel-
stuk Brulle China, die uitgenoodigd was
door het Genootschap NederlandNiëuw-
Rusland, de Kunstenaarssociëteit De Kring
te Amsterdam en een aantal intellectueelen,
om einde Januari te Amsterdam een voor
dracht in besloten kring te houden over de
moderne stroomingen in de Russische litera
tuur, heeft de Nederlandsche regeering den
toegang tot ons land geweigerd.
Afzonderlijke afdeeling aan het departement
van binnenlandsche zaken
De afdeeling armwezen van het departe
ment van binnenlandsche zaken en land
bouw is met ingang*van gisteren gesplitsi.
in twee onderafdeelingen. De eene, waarvan
de naam blijft „Armwezen", zal zich uitslui
tend bezighouden met de zaken van armen
zorg en krankzinnigenwezen. De andere zal
den naam dragen „Werkverschaffing en
Steunverleening" en belast zijn met de be
handeling der aangelegenheden werkver
schaffing en steunverleening betreffende.
Een adres tegen „De Tribune"
Dè Nationale Bond tegen Revolutie heeft
een adres gezonden aan den minister van
Justitie, waarin wordt betoogd, dat wanneer
aan het communistische dagblad „De Tri
bune" wordt toegestaan voort te gaan met
het publiceeren van godslasterlijke taal en
afbeeldingen als geschiedde in het nummer
van 19 Januari j.l., hetwelk een spotprent
bevatte met het onderschrift „interventie
plannen wordeu in den hemel gesmeed en
op aarde uitgevoerd", bij voortduring het
overgroote deel van ons volk in zijn heiligste
gevoelens zal worden gekrenkt.
Aangedrongen wordt op het nemen van
maatregelen om dergelijke godslasterlijke
publicaties voor het vervolg onmogelijk te
maken en het ter lezing leggen van dit en
dergelijke bladen in openbare leeszalen en
andere voor het publiek toegankelijke loka
len te verbieden.
Vervulling van de vacature-J. Jf. G. baron
van Voorst tot Voorst..
Het Centraal Stembureau voor de ver
kiezing van de leden der Eerste Kamer
heeft in zijn gistermiddag gehouden vaca
ture, ontstaan door het overlijden van J.
J. G. baron van Voorst tot Voorst, tot lid
van die Kamer benoemd verklaard den
heer ir. L. J. M. Feber, lid van de Tweede
Kamer.
Algemeene vergadering te Den Bosch
Te 's-Hertogenbosch had j.l. Zondag de
jaarlijksche algemeene vergadering plaats
van de Ned. Roomsche Reisvereeniging.
Het hoofdbestuur, de afgevaardigden en
afdeelingsbesturen werden des middags om
12 uur op het stadhuis door het gemeente
bestuur ontvangen.
In de algemeene vergadering, die des na
middags in het hotel Noord-Brabant ge
houden werd en die stond onder leiding van
den heer J. O. Mersing uit Bussum, werden
de jaarverslagen van secretaris en penning
meester vastgesteld.
Uit het verslag van den secretaris bleek
o.m., dat het ledental in het afgeloopen jaar
met ruim 501 gestegen was en thans ruim
Instemming van den Nederlandschen
Generalen Staf?
De Belgische militaire plannen hebben, zoo
als overigens te verwachten was, in Neder
land heel wat pennen in beweging gébracht,
vele tot felle bestrijding, enkele ook om te
overwegen, in hoeverre die plannen ook voor
ons land eenig voordeel konden hebben.
Het „Handelsblad van Antwerpen" bevat
thans een artikel van den parlementairen
redacteur van genoemd orgaan, dat zelf laat
doorschemeren dat die plannen de in stem
ming van den Nederlandschen generalen
De oude heer van Doorn tuurt tevreden
in den grooten halfdonkeren tuin en geniet
van de zalige, vredige rust. De laatste dagen
is 't zoo rumoerig geweest, geen enkelen
avond heeft hij op z'n gemak z'n krant kun
nen lezen, 't Is ook wat, drie kleine kinderen
in huis, hummels van 6, 5 en 4 jaar. Hij is
't niet meer gewend. Zijn kleinkinderen! 't
Klinkt wel.
Vanavond z'n vrouw uit, naar 'n oude
vriendin en de kinderen in bed. Hè, hè, hij
kent z'n eigen rust niet. Met 'n behagelijk
gevoel strekt hij z'n beenen uit en neemt de
krant.
BoemRing-king-king
'n Rinkelend lawaai pal boven z'n hoofd.
Opa springt op en rent naar de trap. is
binnen drie stappen bij z'n lievelingen. Wim,
de oudste, staat in z'n pyama voor de hooge
waschtafel, drijfnat, tusschen scherven en
water. Boy, de vijfjarige kleuter, ook door
nat, hijscht zich aan 't marmeren blad op
om de zielige overblijfselen van 't mooie,
ouderwetsche waschstel te bekijken. Elsje's
groote blauwe kijkers turen nieuwsgierig
door de spijlen van 't witgelakt ledikantje.
„Wat is dat?" bromt opa boos en schar
relt tusschen de scherven door naar 'n droog
plekje.
„Ikke had dojst!" legt Bo yuit.
„Je moest je schamen. Wie drinkt er nu
uit de lampetkan! Schatjes zijn jullie!" tiert
opa.
„Ja?!" jubelt Elsje's stemmetje van achter
de spijlen.
„Vooruit, je bed in!" barpt opa uit. Wim
neemt Boy bij z'n hand en samen tippelen
ze langs opa naar hun bedje.
„Hierr!" beveelt deze, niet wetend, wat te
doen. Gehoorzaam komen ze terug, nog
steeds handje in handje.
„Je pyama's en flanellen uit, en gauw *n
beetje!" Opa vischt uit de lihnenkast twee
flanellen pyama's van zich zelf.
De jongens verdrinken er in. Opa bijt op
z'n snor, slaat de mouwen om en vangt
nog net Boy op, die z'n nek bijna breekt
over de onmogelijk lange en wijde pijpen,
en slaat deze ook dubbel,
„En nu geen woord meer!" waarschuwt
opa.
„Ja opa, nacht opa!" klinkt 't driestem
mig.
Met 'n paar handdoeken dweilt ie 't wa
ter op en raapt de scherven bij elkaar.
Zuchtend en puffend van de warmte daalt
ie de trap af. Doodmoe valt hij in 'n serre
stoel neer en grijpt naar de krant. Verstrooid
roert ie in z'n leeg kopje en stopt dan. z'n
pijp. Hij luistert nog even, alles is stil. Zie
zoo, dat s ook alweer gebeurd. Zonde van
't prachtige stel. Enfin
Boem! RrrrtOpa schrikt, smijt z'n
pijp neer en racet weer naar de schatjes.
In de eerst zoo donkere kamer stroomt 't
laatste avondlicht naar binnen. Opa be
merkt dat 't gordijn gevallen is, 't zware,
donkere gordijn.
Wim staat met 'n wanhopig gezicht voor
't raam, Elsje hangt half over den rand
van 't bedje, Boy is nergens te bekennen.
„Wat nóu weer?" vraagt opa woedend en
kijkt naar 't gordijn, dat als 'n hooge berg
voor hem ligt. Opeens ontdekt hij 'n voet
boven op de gordijnenmassa en links 'n arm.
„Opa.... Boy!" Wim wijst naar 't witte
voetje.
„Wel verdraaid!" zucht opa en woelt in
den berg, ,3oy waar zit je?"
Er komt beweging in 't gordijn. Opa trekt
aan 'n punt, blijft trekken en Boy rolt met
'n vaartje onder de tafel.
„Wat beteekent dat?" Opa kijkt dreigend.
„Boy wou.... eh.... hij wou 't gordijn,
hm, zoo graag open hebben, enne, nou, toen
viel 't en Boy was weg!" vertelt Wim en trekt
z'n broek wat op.
.Lastposten, vooruit erin! Als ik jullie nog
één keer hoor!" De jongens kruipen onder
de dekens. Opa klimt op 'n stoel, 't gordijn
onder z'n arm gekneld. Na eenige vergeefsche
pogingen hangt 't. 't Lange koord met den
mooien, dikken kwast zweeft boven Elsje's
blonde krullèn, 'n klein handje grijpt er naar
en rrrrtttl! 't gordijn sukkelt weer naar be
neden. Elsje kijkt berouwvol en opa duikt
razend naar 't gordijn. Hij tiert!
„Ik zeg jullie 1" waarschuwt opa, als hij be
houden weer op den grond staat, „de eerste
die leven maakten hij stapt de ka
mer uit.
Beneden gekomen sluit hij zuchtend de
serredeuren en draait 't licht in de huis
kamer op. 't Theelichtje flikkert, opa blaast
't met, bol-opgezette wangen uit, en vleit
zich dan in 'n fauteuil. Nijdig trekt ie aan
z'n leege pijp en vouwt met rukjes de krant
op. De eenige avond, dat ie 't nu 'ns rustig
kon hebben, was zoowat om door 't lawaai
en de herrie van die schatten! Hij schenkt
zich 'n 1 ste kopje thee in en trekt z'n
stoel bij, plant daar 't kopje op.
De trap kraakt, zachtjes gaat de deur
open en Boy's guitige oogen turen nu wat
angstig naar den grooten fauteuil. Opa kijkt
verbaasd op, heeft z'n mond al open voor 'n
standje.
„Opa!" fluistert Boy en omknelt met z'n
twee handjes den deurknop, „opa, we heb
ben nog geen avondgebedje gebeden, oma
heeft 't vergeten. Enne
Boy lijkt klein en nietig in de wijde, ge-
streepté pyama, de mouwen hangen tot op
z'n knietjes nu hij de deur loslaat en de jas
zelf kan wel als nachtpon dienen.
Opa kucht als 'n bezetene en staat op.
„Opa ve'slikt?" vraagt Boy belangstellend
en tippelt met z'n broekspijpen hoog opge
trokken vóór opa de trap op.
Wim tilt Elsje héél broederlijk uit d'r
bedje en ze schenkt opa haar zonnigste
lachje. Ze knielen neer voor Boy's ledikantje.
Opa valt op 'n stoel, weet niet hoe te be
ginnen. Wim zet in, de anderen antwoorden.
Opa vraagt zich af waarom ze hem naar
boven hebben gehaald, ze kennen hun ge
bedje beter dan hij. En verteederd kijkt hij
naar de gebogen krullebollen en gevouwen
handjes en stil blijft ie luisteren naar de
heldere stemmetjes van z'n lievelingen.
Doe het dit jaar beter dan den vorigen
winter. Zórg dat ge een pot Akker's
Kloosterbalsem in huis hebt, en bescherm
Uw huid tegen inwerking van koude en
vocht, door haar iederen avond voor het
naar bed gaan, in te smeren met Akker's
6000 bedraagt. Het aantal afdeelingen steeg
door de stichting der afdeeling Roermond
tot 27.
In totaal zijn in het afgeloopen jaar door
gegaan 48 buitenlandsche reizen, met totaal
1423 deelnemers.
Mede door de gunstige resultaten van de
Cberammergau-reizen sloot het financieel
verslag van den penningmeester met een be
langrijk batig saldo.
In de bestuursvacature, ontstaan door het
bedanken van den heer v. d. Loos, werd ge-
koten de heer P. M. Gielisse te 's-Herto-
genbosch.
Een uitvoerige bespreking werd gevoerd
over het recht van plaatselijke afdeelingen
om meer-daagsche reisjes te organiseeren.
Het bestuur had voorgesteld om de af-
deelingsexcursies langer te laten duren dan
één dag n.l. twee dagen, waarop door de af
deeling Den Haag een voorstel was ingediend
om ook drie daagsche reizen naar binnen
of buitenland daaronder te betrekken.
Na bestrijding van deze gedachte vanaf de
bestuurstafel (men zou daardoor allerlei
reisvereenigingen in de reisvereeniging krij
gen) werd het voorstel Den Haag met groote
meerderheid verworpen.
Medegedeeld werd, dat binnen enkele we
ken het nieuwe programma-boek der ver
eeniging verschijnen zal, doch dat in het
eerstvolgende nummer van het orgaan der
vereeniging reeds geplaatst zal worden een
overzicht van alle in het komende seizoen
geprojecteerde reizen.
Daaronder, aldus werd nu reeds medege
deeld, komt niet voor een reis naar Rome
gedurende de komende Encycliekfeesten.
Waar in ons land de verschillende stands
organisaties zelf bij die gelegenheid spciale
vereenigingsreizen organiseeren, meende de
Roomsche Reisvereeniging dft punt gevoeg
lijk te kunnen laten rusten.
Aan de St. Antoniusfeesten te Padua is
evenwel ruime aandacht geschonken.
Terwijl de afgevaardigden deze bijeen
komst hielden trokken een groot aantal le
den des namiddags deels naar de Basiliek
van St. Jan, die onder deskundige leiding
bezichtigd werd, terwijl een ander deel in
tour-auto's naar het kasteel Heeswijk trok.
Des avonds vereenigden zich afgevaardig
den en excursisten aan 'n gemeenschappelij-
ken maaltijd, waaraan ongeveer 300 perso
nen aanzaten.
Tweéde rapport van het Nederlandsche
Jeugdleiders- Instituut
Nadat de Staatscommissie-v. Wijnbergen
in Maart 1927 bij Koninklijk Besluit in
gesteld in Februari 1929 haar Voorloopig
Rapport had uitgebracht inzake een nieuwe
regeling voor het aanvullend onderwijs aan
de niet-meer leerplichtige jeugd, met daar
bij gevoegd een ontwerp-cursuswet. bleek
het onmiddellijk, dat en rapport en ontwerp
van zeer ingrijpende beteekenis waren voor
de vrije jeugdvorming (den arbeid der
jeugdvereenigingen
Het Bestuur van het Nederlandsch Jeugd
leiders-Instituut besloot dan ook daarom
dit rapport te doen bestudeeren, en stelde
daartoe een commissie in, onder voorzitter
schap van den heer E. J. van Det.
Deze commissie publiceerde in Januari
1930 haar eerste Rapport (zie „De Jeugd
leider" 1930, Nos. 1 en 2), waarin ze tot de
conclusie kwam, dat zoowel van onderwijs
kundigen kant, als van de zijde der vrije
jeugdvorming, het wetsontwerp onaanvaard
baar moest worden genoemd. Het had dan
ook overal in den lande grooten tegenstand
gewekt. De N.J.I.-commissie meende het
ontwerp af te moeten wijzen op grond van
de volgende argumenten:
le. het maatschappelijk vormend (z.g. aan
vullend) onderwijs werd op zichzelf slecht
geregeld en bovendien geheel geplaatst in
het teeken der vrije jeugdvorming.
2e. het werk der vrije jeugdvorming zou
te veel gedrongen worden in een onderwijs
vorm, hetgeen geheel in strijd zou zijn met
haar eigen vrije karakter.
Vóór het ontwerp in de Tweede Kamer
behandeld werd, had een ministerwisseling
plaats. Aan de Staatscommissie werd op
dracht gegeven een definitief rapport op te
stellen. Dit verscheen in Maart 1930. Het
handhaafde de beginselen van het voorloo
pig rapport en mocht al even weinig instem
ming vinden.
Minister Terpstra volgde echter de be
ginselen van het Definitief rapport niet.
Den 31en October 1930 legde hij een Nota
van Wijzigingen op het Wetsontwerp-Was
zink aan de Tweede Kamer over, vergezeld
van een Gewijzigd Ontwerp van Wet.
De aangebrachte' wijzigingen waren de
volgende
1. Het avondnijverheids- en -handelsonder
wijs blijft buiten de regeling dezer wet: ster
ker nog: op alle avondscholen en cursussen,
waarvoor reeds een regeling van Rijkswege
bestaat, zal deze wet niet van toepassing
zijn.
2. Onder de vakken van onderwijs aan
cursussen, volgens deze wet, zullen ook die
van Land- en Tuinbouwkundigen aard
kunnen vallen. Anders echter dan bij de
vakken van Nijverheids- en Middelbaar
Onderwijs, die uitdrukkelijk zijn toegelaten,
zal dit voor de vakken van Land- en Tuin
bouwkundigen aard eerst bij Kon. Besluit
kunnen geschieden.
3. Het vak Godsdienstonderwijs zal niet
zijn toegelaten op de openbare cursussen
voor aanvullend onderwijs.
4. Het begrip cursus wordt zoodanig uit
gebreid, dat het nabij komt aan wat wij
onder school verstaan.
5. De rechtspositie der leerkrachten heeft
eenige verbetering ondergaan.
6. De subsidieering per leerllnguur ver
valt en wordt vervangen door betaling van
salarisminima.
7. Bij het toezicht wordt de Centrale
Jeugdraad uitgeschakeld.
8. Een afzonderlijke invoeringswet is over
bodig.
De Commissie uit het Jeugdleiders-Insti
tuut bestudeerde ook dit wetsontwerp en
stelde daarover een rapport op, dat nu on
der den titel van: „Tweede rapport der
Commissie van het Nederlandsch Jeugd
leiders-Instituut" inzake het wetsontwerp
voor het aanvullend onderwijs gepubliceerd
is. In dit rapport spreekt de Commissie de
meening uit, dat Min. Terpstra zulke diep
gaande veranderingen in het oude ontwerp
heeft aangebracht, dat men eigenlijk van
eén nieuw ontwerp zou moeten spreken.
Zij acht het ontwerp als onderwijsregeling
daardoor belangrijk verbeterd: van het
standpunt der vrije jeugdvorming bezien,
echter belangrijk verminderd in beteekenis-
Ook in het Tweede Rapport geeft de
Commissie eerst een beoordeeling van het
Wetsontwerp uit onderwijskundig oogpunt,
daarna één uit het oogpunt der vrije jeugd
vorming.
Ten slotte vatx zij haar oordeel samen In
de volgende conclusiën:
I. Conclusies betreffende het onderwijs:
1. Het Wetsontwerp-Terpstra moet als
een principieele verbetering van het Ont-
werp-Waszink worden beschouwd.
Het laat het besta Aide avondnijverheids-
en -handelsonderwijs onaangetast: het be
grip cursus is uitgebreid, zoodat het meer
dat van school nabijkomt: de rechtspositie
der onderwijzers wordt minder onvast: het
subsidiestelsel is op een beter principe ge
bouwd en het toezicht juister geregeld.
2. Daarentegen zijn belangrijke gebreken
in het Ontwerp gebleven. De salarissen der
onderwijzers zijn te laag en rekenen niet
mede bij den pensioengrondslag; voor het
toelaten der vakken van land- en tuinbouw
kundigen aa-d is een afzonderlijk Koninklijk
Besluit noodig.
3. Hoewel de verbeteringen belangrijk zijn.
mag van invoering der Wet geen hooge
verwachtingen gekoesterd worden.
Onderwijs in de avonduren, met vrijheid
het al of niet volgen, kan nimmer tot groote
ontwikkeing, komen.
4. Onze Commissie meent echter aanne
ming van dit Ontwerp niet te mogen ont
raden.
5. Zij dringt er daarbij ten sterkste oP
aan, de volgende verbeteringen aan te
brengen:
a. Art. 1 zoodanig te wijzigen en uit te
breiden, dat Leerplicht in de Wet worde op
genomen.
b. In art. 12 op te nemen:
De vakken van land- en tuinbouwkundig80
aard.
c. In art. 16 te schrappen: „Deze beloonin-
gen worden niet medegerekend bij de
grondslagen, naar welke voor pensioen is bu
te dragen."
II. Conclusies betreffende de Vrije Jeugd
vorming.
1. Het Wets-Ontwerp-Terpstra is voor de
Vrije Jeugdvorming van nog minder directe
beteekenis dan het Ontwerp-Waszink.
Het geeft meer gedetailleerde voorschrif
ten voor de samenstelling van het leerplan
en de verdeeling der leerstof: het beperkt
derhalve nog meer de vrijheid, die voor de
Vrije Jeugdvorming onmisbaar is.
2. Eenige indirecte voordeelen. voorname
lijk wat betreft de intellectueele voorberei
ding der jongelieden, die tot de Vrije Jeugo-
vereenigingen zullen toetreden, zijn er wel
van te verwachten.
3. Onze Commissie zou derhalve niet wil
len adviseeren tot verwerping van dit voor
stel. Zij wijst er echter uitdrukkelijk op. dat
door de aanname, aan den arbeid der Vrije
Jeugdvorming geen directe steun zal worden
verschaft.
4. De behoefte aan steun van Overheids
wege voor den Vrijen Jeugdarbeid, waarvan
de noodzakelijkheid algemeen wordt erkend
en waaraan het eerste Wetsontwerp wild8
tegemoet komen, eischt nu des te dringender
afzonderlijke voorziening.
165. Voor de jongen er op bedacht was.
Sloeg de man hem in het gezicht.
„Zoo daar," riep de man hem kastijdenu
„Ik sla jou beide oogen dicht."
En de man bleef hem steeds ranselen,
Voortdurend werd de knaap geraakt,
En door den jongen, zoo mishandeld,
Werden kreten van pijn geslaakt.
166. Nadat zij, vergeefs, gezocht hadden,
Naar Fim's moeder in de sloot,
Zei een der heeren wel zeer droevig:
„Het lieve mensch is zeker dood."
„Nee." zei de chauffeur, „dat is niet zekt
Waar zou zij zijn gebleven?"
„Ja," zei de derde, „laat ons zoeken,
Misschien ging zy met den trein."