(Binnenlandsch Nieuws Voor de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje DE INDISCHE BEGROOTING VOOR 1931 OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN 1 De onrust in het geheele Oosten - Afkeuring van de houding van een regeer ingsgemachtigde - De vervolging van leiders der P.N.I. - De koloniale politiek Actie tegen de afsluiting van de Zuiderzee liet Notariaat Voorschotten aan de N.V. Kon. Holl. Lloyd Leening Rotterdam Een bange nach' geladen is. Terwijl de leeuw zich aan zijn paard te goed doet, tast zijn hand naar den krultzak, en langzaam, uiterst langzaam, brengt hij de lading naar de tromp. God dank; dat ls gelukt 1 Nu een kogel uit z'n vestzak gekregen. Hoeveel tijd kost dat niet, want de bewegingen moeten onmerkbaar zijn. Het duurt oneindig lang. Daar zakt eindelijk de kogel ln den loop. Het doffe geluld, hierdoor ontstaan, ontgaat het oor van den leeuw niet. Snel wendt hij den kop naar den wagen en staart een paar minuten achtereen de ongelukkige boeren aan. Groote God, welk een schrik! Schui lenburg, roerloos als een steenen beeld, heeft de hand nog aan de tromp en verwacht niet anders dan in de volgende seconden de klauwen van het roofdier in zijn lichaam te voelen. Onbeweeglijkheid alleen kan hem redden. De leeuw, geen spoor van leven ont warende, hervat nu ook zün geslurp. Schrale huid LUCHTVAART De vliegtuigramp in Engeland RECHTSZAKEN Mishandeling van een veldwachter LANDBOUW EN VISSCHERIJ Crisissteun aan den akkerbouw KUNST EN KENNIS Prof. Einstein en het ruimte-begrip SOCIAAL LEVEN Praktijk-examens voor ambachtslieden Voorlichting van den Handel- drijvenden Middenstand De moord te Cuyk ü-irnmnuuuniv Aan de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer 111 zake de wetsontwerpen betreffende de be grooting van Nederlandsch-Indië voor 1931 is het volgende ontleend: Het ligt in de bedoeling, om voortaan bij het bepalen van de financieele politiek in meerdere mate dan voor sommige diensten thans reeds placht te geschieden, gebruik te maken van werkplannen, loopende over meer dan één jaar. Te dien einde heeft de Indische Regeering den hoofden der Depar tementen van algemeen bestuur opgedragen, zulke werkplannen op te maken voor het tfjdvak 1932—1936. Het beleid van den Landvoogd De Minister schaart zich aan de zijde van de leden, die in het algemeen hun instem ming betuigden met het beleid van den Gouverneur-Generaal en van hun afkeuring deden blijken over de in een doel der Euro- peesche pers in Indië tegenover het Regee- ringsbeleld aangenomen houding. De koers der algemeene politiek zal moe ten blijven gaan in de richting van een rustig streven naar ontwikkeling in breeden zin, met eenparige samenwerking van aile bevolkingselementen. Eerste voorwaarde voor zoodanige ontwikkelingspolitiek is, dat het gezag onder alle omstandigheden krachtig gehandhaafd wordt. Dat revolutionnaire elementen door be noeming in aen Volksraad zouden komen waar zij de vrijheid van net woord zouden kunnen misbruiken om aan hun kwaadwil lige gevoelens in het openbaar uiting te geven, acht ook de Minister ongewenscht. Betrekkingen met omringende landen Van de toenemende beteekenls der be trekkingen van Ned. Indië met de om ringende landen, werd blijk gegeven door de bezoeken van den koning van Siam, van den gouverneur-generaal van Indo-China en den gouverneur van de Straits en niet minder door de tegenbezoeken, welke door den landvoogd zijn gebracht. Regeering en volksbeweging De Minister stemt onvoorwaardelijk in met de in het V. V. uitgesproken meening, dat, hoezeer samenwerking tusschen de re geering en de organisaties der inheemsche volksbeweging gewenscht is, en die samen werking door de regeering moet worden be vorderd, het gezag in het bewustzijn der massa geschokt zou worden. Indien de re geering haar initiatief daartoe voortzet, ook nadat de wederpartij zien uitdrukkelijk op het standpunt van non coöperatie heeft ge steld en dat standpunt onverminderd hand haaft. Hi) moet evenwel onmiddellijk hier aan toevoegen, dat de in het V. V. ter spra ke gebrachte feiten geen reden kunnen op leveren voor de veronderstelling, dat deze zienswijze niet door den Gouverneur-Gene - raai wordt gedeeld. Ontegenzeglijk zal vooral in een land als Indië, waar de groote massa nog niet heeft geleerd te onderschelden tusschen personen en kwaliteiten, de bekleeder van eenlg open baar ambt, ook wanneer hij in net publiek, buiten zijn ambt handelt, zich zijn kwali teit indachtig moeten blijven. Naar 's mi nisters meening is de regeeringsgemachtigde voor algemeene zaken ten dezen te kort ge schoten, toen hij in de in het V. V. bedoelde openbare terechtzitting verscheen ais ge tuige, in welke hoedanigheid hij uiteraard niet sprak of handelde krachtens zijn ambt. Of die regeeringsgemachtigde na het ge beurde in de verdere uitoefening van zijn ambt gehandhaafd kan blijven, hangt inzon derheid af van hetgeen sedert 18 gebleken omtrent de beteekeni3 van zijn houding ter terechtzitting en voorts van de mate van geschiktheid in algemeenen zin, van dien hoofdambtenaar voor het door hem bekleede ambt. Het oordeel omtrent die punten blijve in de allereerste plaats aan den Landvoogd. Ook indien echter dat oordeel op zich zelf be vredigend »uidt dan nog is de regeeringsge machtigde niet vrij te pleiten van het feit, dat hij op een plaats en onder omstandighe den, welke allerminst dit toelieten, zich niet heeft weten te onthouden van een optreden, dat inderdaad den indruk kan vestigen van slapheid en toegeeflijkheid tegenover perso nen, verdacht van ondermijning van het Ne- derlandsch-Indische gezag: een indruk, dien de betrokkene tot eiken prijs had behooren te vermijden. Met de andere leden, die zich ten deze uitspraken, is de Minister van oordeel, dat het geval Middendorp buiten beschouwing kan blijven. 6 Ook naar *s ministers gevoelen laat de houding van een deel der Europeesche sa menleving in Indië dikwerf te wenschen over, maar hij moest ernstig bezwaar maken tegen generaliseerende gevolgtrekkingen. Met andere leden is hU van oordeel, dat gewezen mag worden op een sedert verschei dene decenniën gevoerde onbaatzuchtige po litiek, waarbij de belangen der inheemsche bevolking zeer beslist op den voorgrond heb ben gestaan. Die politiek wordt ook door de groote meerderheid der Europeanen in Indië als de eenig juiste erkend. Ook stemt de minister toe, dat wederzijdsch begrijpen en waardeeren onafwijsbare voorwaarden voor samenwerking zijn, maar Juist om die reden kan - tl Jth niet vereenigen met de min of meer vergoelijkende wijze, waarop somwij len gesproken wordt over de actie van som mige Europeesche bladen in Indië. De mi nister stemt in met het betoog, dat ook de politieke ontwikkeling der inheemsche be volking bevorderd dient te worden. De op merking echter dat de daarvoor noodige uic- breiding van het medezeggenschap veel te langzaam gaat en in de onderste lagen veel sneller moet gaan, wil geleidelijkheid in die politieke ontwikkeling mogelijk blijven, acht hij een bewering die den primalren eisen miskent om een juiste evenredigheid te be waren tusschen de in reeds bestaande in stellingen van jongen datum geboden gele genheid tot ontplooiing der deelneming aan de behartiging der pub.leke zaak en net zich slechts in de practijk geleidelik vormend vermogen om een verder strekken de verantwoordelijkheid te dragen. Zonder zich uit te spreken over een moge lijk aandeel van communistische actie in de ongeregeldheden in Britsch Indië, volstaat de minister met te constateeren dat de in het geheele Oosten waar te nemen onrust een zoo gecompliceerd verschijnsel is dat men allerminst gerechtigd kan zijn daarvooi eenzijdig als oorzaak aan te wijzen „een niet tijdig toegeven aan een rechtmatig verlan gen naar zelfbestuur en onafhankelijkheid". Het doei der koloniale politiek Schenkt men de volle aandacht zoowel aan de hoogst belangrijke verschillen in cul tureel, economisch en maatschappelijk op zicht tusschen beide landen als aan het feic, dat het thans tot een onderwerp van reor ganisatie gemaakte bestuurastelsel in Britsch-Indlë geheel andere vormen kent, dan de huidige bestuursvorming in Neder landsch-Indië, dan zal het geen verdere toe lichting behoeven, dat bezwaarlijk thans een fundamenteele herziening der Indische Staatsregeling aan de orde ware te stellen met het\ doel om de staatsrechtelijke ver houdingen te herzien „in de richting var. zelfbestuur In den geest van hetgeen (naar de verwachting der in het V. V. hierover aan het woord zijnde leden) zeer waarschijn lijk straks aan Britsch-Indië zal worden toe gekend." De P. N. I.-zaak De meening van bedoelde leden als zouden de een Jaar geleden verrichte huiszoekingen gebleken zijn zeer voorbarig te zijn geweest, acht de minister allerminst gefundeerd. Al mo gen die huiszoekingen wellicht in zekeren zin geen opzienbarende resultaten hebben opge leverd, uit de ingestelde gerechtelijke ver volging en de schuldigverklaring door den rechter in eerste instantie van een viertal militante leiders der P. N. I. aan het hun ten laste gelegde, ls duidelijk gebleken, dat te juister tijd en op deugdelijke gropden is ingegrepen. D* Vaderlandsche Club Ten aanzien van de Vaderlandsche Club, meent de minister zich ertoe te mogen be palen, de verwachting uit te spreken, dat de leiders van die vereeniging op den duur zul len weten te verhoeden, dat hun propaganda die richting uitgaat, waardoor alleszins ver klaarbaar een geest van reactie bij anderen zou ontstaan of aangewakkerd zou worden. Een vergadering te Amsterdam Het „Landelijk Comité tot behoud van de Zuiderzee" had Donderdagavond in het A. M.V.J.-gebouw een openbare vergadering be legd, in welke eeriige sprekers het woord voerden tegen de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee en in welke de Zuiderzeefilm, die een beeld geeft van de vlsscherij en de nevenbedrijven, werd vertoond. Uit Volendam en andere visschersplaatsen op niet te verren afstand van de hoofdstad waren visschers in autobussen naar Amster dam gekomen om de vergadering bi) te wo nen, terwijl de zaal voorts gevuld was met belangstellenden, die zonder daarmede te getuigen tegen de afsluitdijk en drooglegging der Zuiderzee wel eens de argumenten van het „Landelijk Comité" wilden hooren. De voorzitter van het comité, de heer F. W. Drijver Jr. uit Harderwijk, zette het doel van de actie uiteen: voorkomen, dat de Zuiderzee wordt afgesloten, waardoor de vls scherij tot ondergang is gedoemd, zoolang niet vaststaat, dat tot verdere inpoldering wordt overgegaan. Verklaard werd, dat, wanneer niet vaststaat, dat de andere Zui derzeepolders zullen worden tot stand ge bracht, het een misdaad is de Zuiderzee af te sluiten. De burgemeester van Harderwijk, de heer J. de Jong Saakes, behandelde voornamelijk den flnancieelen kant van het vraagstuk. Hij concludeerde, dat er op de gronden 'n verlies van ongeveer 255 millioen gulden zal zijn en betoogde, dat er door de regeering 'n commissie van onderzoek moet worden inge steld er. dat ln afwachting van het rapport van deze commissie de werken moeten wor den stopgezet. De heer Fred. Thomas uit Amsterdam oefende scherpe critiek op den burgemeester van Volendam, den heer Kolfschoten, daar deze aan zijn gemeente verraad pleegt door te trachten Edam tot een forensen-voorstad van Amsterdam, te maken. Hü be treurde verder al het schoone, dat door de afsluiting van de Zuiderzee verloren zal gaan. De heer E. den Helder uit Harderwijk, van wien in de eerste plaats de actie tegen de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee Uit gaat, verklaarde, dat de te winnen grond niets waard zal worden, dat alle kosten dus weggegooid geld zullen zijn en dat de Zui derzeewerken een verlies van een milliard gulden zullen opleveren. De goed opgenomen film gaf een beeld van hetgeen op en rond de Zuiderzee Is, wanneer de vischvangst rijk is, zooals inderdaad de laatste jaren het geval is. Veel van hetgeen de film laat zien, zal echter ook na de af sluiting en drooglegging van de Zuiderzee blijven bestaan en met veranderde tekst zou deze film even goed kunnen dienen voor een actie pro al3 tegen de Zuiderzeewerken. De sprekers va.i den avond meenden, dat hun actie niet te laat komt. Om te kun nen slagen zullen de organisators in hun nog te beleggen bijeenkomsten aan voorstan ders van de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee gelegenheid moeten geven hun meening naar voren te brengen. Vrouwelijke notarissen. Op het wetsontwerp, houdende voorzienin gen, door wijziging van de wet op het No tarisambt, tot meerderen waarborg voor hen, die belangen toevertrouwen aan notarissen, zijn eenige amendementen ingediend door mevr. Bakker—Nort. De bedoeling is om buiten allen twijfel te stellen, dat de vrou welijke candldaat-notaris benoembaar is tot notaris en dat in art. 10 bedoelde verkla ring of getuigenis ook zal kunen zijn van een bekende en geloofwaardige vrouw. In den gemeenteraad van Amsterdam werd gisteravond een voordracht van B. en W. be handeld om hen te machtigen met de N.V. Koninklijke Hollandsche Lloyd een overeen komst aan te gaan tot wijziging van de in het vorig jaar Augustus gesloten overeen komst inzake het verleenen van voorschotten. Deze wijziging komt voort uit de nieuwe over eenkomst van de Regeering met deze Scheep vaartmaatschappij Na een korte discussie, waarin voornamelijk werd aangedrongen, dat de Kon. Holl. Lloyd de belofte zal nakomen om met de vakver- eenigingen de belangen van het personeel Maatschappij te behandelen, werd de voor dracht goedgekeurd met 32 tegen 6 stemmen, stemmen. 10 millioen A 4 vet. De gemeenteraad van Rotterdam heeft gisteravond een voorstel van B. en W. aan genomen tot het aangaan van een 4 pet. lee ning van 10 millioen, waartoe van de Roc- terdamsche Bankvereeniging en de Amster- damsche Bank een aanbieding was ontvan gen. „Jaren geleden ls het gebeurd, maar het is waard om verteld te worden. Ik verzöek u dus, goed te luisteren," zei m'n vriend Burgers en hij stak met z'n vertelling van wal: „Een fiksche boer in Transvaal, Schuilen- burg geheeten, had een neef uit Kaapstad te logeeren. Met een klein kapitaaltje uit Drente gegaan, was het jbnge mensch op goed geluk den Oceaan overgestoken, had dadelijk aan de Kaap z'n hart verloren en wilde nu gronden in Transvaal keepen. Slaagde hij daarin naar z'n zin, dan zou hij gaan trouwen en zich voor goed in de re publiek komen vestigen. Op zekeren dag werd de tilbury weer inge spannen, om een land, in het district Wa terburg, in oogenschouw te nemen. Dit land lag tamelijk ver van de boerderij, zoodat oom Schuilenburg al pruttelde, toen zijn gast vóór het aanbreken van den dag nog niet reisvaardig was. Het lichte vaartuig op twee wielen, door een span flinke paarden getrokken, reed vlug over den weg. Oom en neef zaten naast elkander op de eenige bank, terwijl een klein negerjongetje, tegen het slikbord leunend en met de beentjes op de trede, aan de voeten van zijn meester plaats vond. De rit was niet onaangenaam. De frissche morgenlucht en de schoonheid der land streek maakten den neef spraakzaam. Men reed door een bijzonder mooie streek, hier en daar versierd met boomen, waartusschcn zich een heldere beek slingerde, die een paar malen den rijweg doorsneed en stap voets werd doorgetrokken. „Hier konden wel eens leeuwen zitten," sprak oom Schuilenburg, den stroom van neef's woorden, plotseling afbrekend. „Leeuwen? Ik zou er graag eens een zien." „Zool Ik niet," luidde het antwoord kortaf. „Waarom niet, oom?" „Om twee geldige redenen." „En die zijn?" „Dat ik jonge paarden voor den wagen heb, die lk nog niet ken: en voornamelijk, omdat ik inderhaast mijn achterlader heb vergeten." „En wat is dit dan?" vroeg neef, op het geweer wijzend dat tusschen hen stond. „Dat is een oud percussie-geweer, sedert lang niet gebruikt. Heel goed mogelijk, dat ik geen enkel dopje bij me heb," voegde hij er met gefronst voorhoofd bij, terwijl hij met zorg z'n zakken onderzocht. „Ja, daar zitten er nog een paar," zei hij op luchtigen toon en daar de beek Juist overgetrokken was, liet hij de paarden den draf aannemen. „Ik heb al zoo lang gewenscht een leeuw in het wild te zien," babbelde neef voort; „liefst op een afstand natuurlijk. Hij valt immers alleen aan als hij honger heeft? Wanneer hij goed gegeten heeft, zou ik hem wel eens van dichtbij willen zien." Een paar uren vóór den middag werd het land bereikt, dat voor een bepaalden prijs te koop was. Het onderzoek viel gunstig uit. De rijkdom van den bodem overtrof de verwachting. De avond was reeds gevallen toen oom Schuilenburg verklaarde, dat het tijd werd terug te rijden. Immers, tegen één uur na middernacht ging de maan onder, en 't was raadzaam vóór dien tijd thuis te zijn. Als neef niet zoo heel verdiept was ge weest ln de plannen, die hij in 't hoofd had, dan zou het hem stellig niet ontgaan zijn. dat Schuilenburg veel aandacht wijdde aan zijn tweespan. Hij zou hebben opgemerkt, dat oom telkens onderzoekende blikken rechts en links van den weg wierp, en er weldra eenige bezorgdheid op zijn anders strak gelaat te lezen stond. Het middernacht-uur was reeds lang voorbij. De maan naderde langzaam de kim en wierp nog slechts een flauw schijnsel op het aardrijk. Daar weergalmt eensklaps een doordringend gebrul, de lucht trilt, de bla deren sidderen, de grond dreunt. Eenige seconden later stort zich een reusachtige leeuw met wijd-opengesperden muil op een der paarden. Met één beet zijner vreeselijke tanden vermorzelt hij het de nekbeenderen Schuilenburg hoort ze kraken en daar ligt zijn paard dood. De leeuw richt zich op en slurpt gretig eenige teugen van het bloed, dat golvend uit de groote wonde stroomt. Daarna kijkt hij trotsch om zich heen, doch schijnt geen reden te vinden om vooreerst meer slachtoffers te maken. Het andere paard staat onbeweeglijk. Het durft niet eens te rillen van doodsangst en in den wagen verroert zich ook niets; de tong van neef is plotseling verstijfd, zijn gelaat wit en levenloos geworden, oogen, armen, rug, zijn als versteend. Ademt hij? 't Valt te betwijfelen. Schuilenburg heeft het geweer gegrepen; zijn kalmte verlaat hem niet. Toch loopt hem een koude rilling langs den rug, als hij herinnert, dat het vuurwapen niet zich Een half uur later - is het slaghoedje op het schoorsteentje geplaatst. Het beslissend oogenblik nadert. De kans op redding Ls uiterst gering. Schuilenburg weet het. Voor eerst ls de kogel niet aangezet en kan hij dus bij het zakken van de tromp, lichtelijk uit de loop rollen, en dan durft hij om dezelfde reden, nog minder het geweer aan den schouder brengen om behoorlijk aan te leggen. Bovendien zal die beweging de aan dacht trekken en den noodlottigen sprong slechts verhaasten. Er blijft niets anders over, dan het vuur wapen op het slikbord te laten rusten, het voorzichtig in de richting van den kop van den leeuw te brengen en met Gods hulp al te trekken. Begreep neef, dat het schot een zaak van leven of dood was? Zag hij, dat oom ging schieten? Ik weet het niet. Gelukkig bleef hij bewegingloos. Zonder te krassen, glijdt de loop langzaam over den rand van het slikbord. De tromp it geen anderhalven meter meer van den leeu wenkop verwijderd. Zoo goed mogelijk brengt Schuilenburg het geweer in de richting. Nu dan maar. „Kets!" zegt de haan: het schiet wapen weigert. Brullend keert de leeuw zich om en staat met z'n bebloeden muil bij het slikbord. Zijn woedende blik schijnt te vragen, wie het waagt geluid te maken, zich te verroe ren, te leven, waar hij de meester is. Maar alles is doodstil, nie's beweegt zich; de adem zelfs wordt ingehouden. De reusachtige kop van den koning der wildernis bevindt zich rakelings bij neefs linkerbeen, dat iets buiten den wagen hangt. De lucht van neefs vetlaars dringt in de wijd opengesperde neusgaten. Die lucht schijnt het reukorgaan van den leeuw aan genaam te streelen; althans, hij wendt zijn vurigen blik af en begint de vetlaars van neef te likken. En zie! de vetlaars schijnt het dier ln goeden luim te brengen; zijn toorn ls bedaard. HU wrijft zich behaaglijk de flanken tegen het wiel en laat een te vreden gebrom hooren. Bij den eersten aanval ls het negerjonge tje in den bak onder de bank verdwenen. Zijn hoofdje ligt achter het linkerbeen van neef, geen hal ven voet van den muil des leeuws. Hij heeft van angst de oogen ge sloten en nu het bewustzijn geheel verloren. Het voertuig omloopend, laat de leeuw nog het andere wiel als wrijfpaal dienst doen. Daarna gaat hij, zwaaiend met z'n staart, langs het levende paard en keert naar zijn prooi terug, om het verslindingswerk i,c hervatten. Het schijnt hem goed te smaken; hij geniet zichtbaar. Toch verlaat de waak zaamheid hem geen oogenblik, want telkens licht hij den kop op om het ongelukkige been van neef te gaan likken. Het vet schijnt z'n eetlust op te,wekken. Soms doet hij een wandeling op eenige schreden afstand van den wagen, zonder dien één seconde uit het oog te verliezen; soms plaatst hij zich voor het levende paard op een wijze als wilde hij zeggen: nu is het jou beurt 1 Zoo verliepen er uren, oneindige uren, uren van ondraaglijken doodsangst. De arme boeren begonnen ten laatste een ge voel te krijgen van verlangen naar het einde. Die pijniging duurt te lang; ver scheurd te worden moet minder pijnlijk, de dood een uitkomst zijn. Maar wat is dét? Zou er redding komen; zou het mogelijk zijn? Schuilenburg heeft gemeend héél ln de verte, zeer flauw, het klappen van een zweep te hooren. De leeuw staat roerloos, de ooren wijd geopend. Ja, daar herhaalt zich het geluld; 't ls waar! Boerenwagens, met acht, tien spanosscn, komen den weg af. De lange zweepen der drijvers klappen bij herhaling en gedurig duidelijker. De leeuw is zeer onrustig geworden, t Js gedaan met zijn festijn; dat begrijpt hij wel. Hij schijnt zich te beraden. Zijn prooi meesleuren, dat gaat niet. Het half-verslon- den paard maakt één geheel uit met het andere, met den wagen, met de vetlaarzen, met de wielen. Zijn besluit ls spoedig genomen. Met een gesmoord gebrul springt hij op het levende paard, doodt het op de gewone wijze en slurpt nog eenige teugen van het versch geplengde bloed. De boerenwagens komen nader en nader en eindelijk in 't gezicht. Langzaam en statig verwijdert zich de leeuw en verdwijnt in 't kreupelhout. Neef zat nog even wezenloos als vroeger. Men moest hem van de bank tillen en in den wagen leggen. Ook zoo het negerjon getje. Een paar dagen later zou neef beproeven op te staan; en toen Schuilenburg, hem daarbij de behulpzame hand biedend, lachend vroeg of hij nu, content was eens een leeuw gezien te hebben, maakte neef een afwijzend gebaar en smeekte oom, toch nooit meer van leeuwen te spreken. Geheel hersteld keerde hij naar Kaapstad terug, maar nooit meer zette hij een voet in Transvaal. en gesprongen handen genezen direct en blijven heerlijk zacht en lenig met J AKKER'. KLOOSTERBALSEM bijt niet! ,Geen goud goed." lijke vakorganisaties op het gebied van den detailhandel. Het ligt in dc bedoeling binnenkortnog maals een dergelijk bijeenkomst te beleggen. Aan organisaties als bovenbedoeld, welke er prijs op stellen daarvoor een uitnoodiging te ontvangen, wordt voorzoover zij zulks niet eerder te kennen gaven, verzocht hiervan kennis te geven aan den chef der afdeeling Handel en Nijverheid van het Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid. Het verloren vliegschip Het verloren gegane vliegschip is de Blackburn Isis III, een vliegboot met drie motoren, een der grootste en zeker snelste vliegtuigen van de Engelsche luchtmacht. Vliegbcoten van dit type zijn bestemd voor zeedienst ln samenwerking met de vloot. De lengte van deze vliegboot was 20)^ M bij een vleugelbreedte van 29 M. en" een hoogte van bijna 8 Meter! Twee jaar en acht maanden gevangenisstraf geëischt Het gerechtshof te Leeuwarden heeft de twee fabrieksarbeiders uit Nieuwe-Pekela, die in den nacht van 2 op 3 Augustus den rijksveldwachter Ubels te Altevesr mishan delden, veroordeeld tot twee jaar en acht maanden gevangenisstraf. De rechtbank te Winschoten had hun vijf jaar opgelegd. K.N.L.C. adresseert aan den Raad van Ministers In een adres aan den ministerraad wijst het Kon. Ned. Landbouw Comité op de ur gentie van de voorgenomen steunmaatrege len voor den akkerbouw, speciaal aardappel meel en suikerbieten, en wel omdat het bouwplan weldra definitief moet zijn opge maakt, de grond klaargemaakt en hulpstof- stoffen aangekocht moeten worden. Het K.N.L.C. hoopt, dat bedoelde maatregelen nog vóór 1 Maart bekend zullen zijn en door de beide Kamers zullen zijn aange nomen. Verdere ontwikkeling der relativiteit. Bij een lezing die prof. Einstein in Call- fornië hield, kondigde hij een nieuw begrip over cosmologie aan. Hij verklaarde, dat ruimte nooit iets dergelijks kan zijn als de oude symmetrische ruimte-theorie. Daarom wijkt hij af van het oorspronkelijke begrip van het heelal en van dat van den Neder - landschen astronoom prof. De Sitter. Hij voegde er aan toe, dat het algemeene prin cipe der relativiteit onvoldoende was en verdere ontwikkeling eischte. Voor terecht van D., Werkplan voor den Mlddenstandsdienst De commissie van contact inzake Midden standsaangelegenheden kwam in het afge- loopen jaar negenmaal bijeen. In de zeven tiende vergadering der commissie de eerste in het nieuwe jaar die geleid werd door den heer F. K. J Heringa, chef der afdeeling Handel en Nijverheid, werd van gedachten gewisseld over het vraagstuk der praktijk- examens voor ambachtslieden. Tevens kwam ter sprake de regeling van het nijverheids onderwijs en wel inzonderheid de vakoplei ding volgens het leerlingstelsel, eveneens een vraagstuk, dat reeds geruimen tijd de aan dacht der commissie van contact heeft en waarover de besprekingen werden voortgezet. Wat betreft de voorlichting van den in- dustrieelen middenstand, werd de wensche- Hjkheid van tijd- en bewegingsstudies be sproken, een onderwerp, waarvoor in overleg met de nijverheldsconsulenten de aandacht zal worden gevraagd van hrt Economisch Instituut voor den Middenstand. In Ue eerstvolgende vergadering van de commissie van contact zal het werkplan voor den mlddenstandsdienst onder de oogen wor den gezien. In 1930 werd vanwege de onderafdeeling middenstand een tweetal vergaderingen ge houden met vertegenwoordigers van lande- de rechtbank ln Den Bosch heeft gestaan de 57-jarige arbeider D. terzake dat hij in vereeniging met een ander opzettelijk, na rijp beraad en kalm overleg, Berend Tap te Cuyk van het leven heeft beroofd. Verdachte ontkende, den moord gepleegd te hebben; hij had hem wel zien plegen door de vrouw B. M„ op wie hij jaloersch was. Zelf had verd. den man met een stuk ijzer geslagen. Er was geen afspraak ge maakt. Met hun drieën waren zij in een schuur. Om half drie 's nachts zei de vrouw tot verd.: nu is het tijd. Verd. heeft Tap toen met het ijzer geslagen, waarop de vrouw hem bewusteloos sloeg. Na in een hondendrinkbak de bloedvlekken te hebben afgewasschen en het horloge van het slachtoffer te hebben genomen, heeft verd. Tap in een kruiwagen naar een sloot ge bracht en daarin laten vallen. De man sprak nog, waarop de vrouw hem met een gaffel in het hoofd stak. Vervolgens wierp zij kalk, stroo en zakken op het lichaam. Met behulp van peper is getracht, het spoor voor politiehonden onvindbaar te maken. Verd. ontkende, dat er een afspraak was gemaakt om Tap te vermoorden. Of de man geld had, weet verd. niet; de vrouw kan het geweten hebben. Het O.M.. waargenomen door jhr. mr. van Asch van Wijk, stelde vast, dat hier iemand met opzet ls gedood. Na zes maanden te hebben gezwegen, is de vrouw M. een week geleden in de gevangenis gaan praten. Verd. krabbelt nu terug, maar spr. houdt hem aan zijn eerste verklaringen, dat hij inging op de voorstellen van vrouw M. om Tap te dooden. Het gezamenlijk aantal wonden heeft den dood veroorzaakt. Spr. zal daarom geen veroordeeling vragen wegens moord, doch wegens doodslag. Als ook deze niet door de rechtbank bewezen wordt geacht, kan verd. wegens het subsidiair ten laste gelegde toch nog tot 5 jaar worden veroor deeld. Verd. Is misschien door de vrouw overgehaald. Er bestonden trouwplannen, maar ook hebzucht en jaloezie waren in het spel. Spr. acht verd. minder schuldig dan de vrouw. Wegens doodslag en diefstal eischte spr. acht jaren gevangenisstraf. Daarna stond voor dezelfde zaak terecht de 45-jarige vrouw B. M. Ook zij ontkende, dat er een afspraak was gemaakt om Tap te dooden. Als het om het geld was ge weest, had zij wel iets in de boonensoep kunnen doen. Zij bekende asch in het bier van Tap te hebben willen doen om hem te bedwelmen en dan zijn geld te rooven. Verd. van D. had haar steeds aangespoord iets in de soep te doen. Het ijzer heeft zij niet in de handen gehad. Van D. heeft alles gedaan en zij heeft slechts staan uitkijken. Toen Tap lag te kermen van pijn, heeft zij hem zes slagen met het ijzer in den nek gegeven, om een einde aan zijn lijden te maken en ook in de sloot heeft zij hem geslagen, opdat hij de pijn niet zou voelen. Verd. erkent na den dood van Tap goederen uit zijn kist te hebben weggenomen. Het O.M. constateerde, dat verd. een scherp verstand heeft, maar haar intellect zal haar hier niet helpen. Hij vraagt ver oordeeling terzake van moord met voorbe dachte rade. In Mei sprak de vrouw over asch en was toen al bezig met de idee om Tap uit den weg te ruimen. Zij is de grootste aanstichtster geweest van het gebeurde. Vroeger is zij ernstig verdacht van het doen verdwijnen van een man, doch daar er geen bewijs was, is het geen strafzaak ge worden. Spr. ziet geen enkele verzachtende omstandigheid. De vrouw heeft zich meester willen maken van het geld van Tap. Spr. eischte twaalf Jaar gevangenisstraf. Uitspraak in beide zaken 19 Februari. n m 171. De vader van den geslagen jongen, Was worstelaar van zijn beroep. Hij pakte den man bij broek en jasje, Ondanks diens luide weegeroep. „Ik zal jou leeren, mijn armen jongen Te slaan zooals jij hem deed. Ik zal Jou een souvenlertje geven, Dat jij je leven niet vergeet." 172. Over St. Moritz dreef Pim verder. Hierover dreef de wind hem voort. Hier werden sportfeesten gehouden, Dat had de jongen veel gehoord. Nu lagen de bergen en de dalen Onder een vacht van blanke sneeuw. Ik wou, dacht Pim, dat ik hier kon dalen, Net als daar ginds, die groote meeuw.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10