(Binnenlandsch Nieuws
Voor de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
DE INDISCHE BEGROOTING
VOOR 1931
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
1
De onrust in het geheele Oosten - Afkeuring van de houding
van een regeer ingsgemachtigde - De vervolging van leiders der
P.N.I. - De koloniale politiek
Actie tegen de afsluiting van
de Zuiderzee
liet Notariaat
Voorschotten aan de N.V. Kon. Holl.
Lloyd
Leening Rotterdam
Een bange nach'
geladen is. Terwijl de leeuw zich aan zijn
paard te goed doet, tast zijn hand naar den
krultzak, en langzaam, uiterst langzaam,
brengt hij de lading naar de tromp. God
dank; dat ls gelukt 1 Nu een kogel uit z'n
vestzak gekregen. Hoeveel tijd kost dat niet,
want de bewegingen moeten onmerkbaar
zijn. Het duurt oneindig lang. Daar zakt
eindelijk de kogel ln den loop. Het doffe
geluld, hierdoor ontstaan, ontgaat het oor
van den leeuw niet. Snel wendt hij den
kop naar den wagen en staart een paar
minuten achtereen de ongelukkige boeren
aan. Groote God, welk een schrik! Schui
lenburg, roerloos als een steenen beeld, heeft
de hand nog aan de tromp en verwacht niet
anders dan in de volgende seconden de
klauwen van het roofdier in zijn lichaam te
voelen. Onbeweeglijkheid alleen kan hem
redden. De leeuw, geen spoor van leven ont
warende, hervat nu ook zün geslurp.
Schrale huid
LUCHTVAART
De vliegtuigramp in Engeland
RECHTSZAKEN
Mishandeling van een veldwachter
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
Crisissteun aan den akkerbouw
KUNST EN KENNIS
Prof. Einstein en het ruimte-begrip
SOCIAAL LEVEN
Praktijk-examens voor
ambachtslieden
Voorlichting van den Handel-
drijvenden Middenstand
De moord te Cuyk
ü-irnmnuuuniv
Aan de Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag der Tweede Kamer 111
zake de wetsontwerpen betreffende de be
grooting van Nederlandsch-Indië voor 1931
is het volgende ontleend:
Het ligt in de bedoeling, om voortaan bij
het bepalen van de financieele politiek in
meerdere mate dan voor sommige diensten
thans reeds placht te geschieden, gebruik te
maken van werkplannen, loopende over
meer dan één jaar. Te dien einde heeft de
Indische Regeering den hoofden der Depar
tementen van algemeen bestuur opgedragen,
zulke werkplannen op te maken voor het
tfjdvak 1932—1936.
Het beleid van den Landvoogd
De Minister schaart zich aan de zijde van
de leden, die in het algemeen hun instem
ming betuigden met het beleid van den
Gouverneur-Generaal en van hun afkeuring
deden blijken over de in een doel der Euro-
peesche pers in Indië tegenover het Regee-
ringsbeleld aangenomen houding.
De koers der algemeene politiek zal moe
ten blijven gaan in de richting van een
rustig streven naar ontwikkeling in breeden
zin, met eenparige samenwerking van aile
bevolkingselementen. Eerste voorwaarde voor
zoodanige ontwikkelingspolitiek is, dat het
gezag onder alle omstandigheden krachtig
gehandhaafd wordt.
Dat revolutionnaire elementen door be
noeming in aen Volksraad zouden komen
waar zij de vrijheid van net woord zouden
kunnen misbruiken om aan hun kwaadwil
lige gevoelens in het openbaar uiting te
geven, acht ook de Minister ongewenscht.
Betrekkingen met omringende landen
Van de toenemende beteekenls der be
trekkingen van Ned. Indië met de om
ringende landen, werd blijk gegeven door de
bezoeken van den koning van Siam, van
den gouverneur-generaal van Indo-China en
den gouverneur van de Straits en niet minder
door de tegenbezoeken, welke door den
landvoogd zijn gebracht.
Regeering en volksbeweging
De Minister stemt onvoorwaardelijk in
met de in het V. V. uitgesproken meening,
dat, hoezeer samenwerking tusschen de re
geering en de organisaties der inheemsche
volksbeweging gewenscht is, en die samen
werking door de regeering moet worden be
vorderd, het gezag in het bewustzijn der
massa geschokt zou worden. Indien de re
geering haar initiatief daartoe voortzet, ook
nadat de wederpartij zien uitdrukkelijk op
het standpunt van non coöperatie heeft ge
steld en dat standpunt onverminderd hand
haaft. Hi) moet evenwel onmiddellijk hier
aan toevoegen, dat de in het V. V. ter spra
ke gebrachte feiten geen reden kunnen op
leveren voor de veronderstelling, dat deze
zienswijze niet door den Gouverneur-Gene -
raai wordt gedeeld.
Ontegenzeglijk zal vooral in een land als
Indië, waar de groote massa nog niet heeft
geleerd te onderschelden tusschen personen
en kwaliteiten, de bekleeder van eenlg open
baar ambt, ook wanneer hij in net publiek,
buiten zijn ambt handelt, zich zijn kwali
teit indachtig moeten blijven. Naar 's mi
nisters meening is de regeeringsgemachtigde
voor algemeene zaken ten dezen te kort ge
schoten, toen hij in de in het V. V. bedoelde
openbare terechtzitting verscheen ais ge
tuige, in welke hoedanigheid hij uiteraard
niet sprak of handelde krachtens zijn ambt.
Of die regeeringsgemachtigde na het ge
beurde in de verdere uitoefening van zijn
ambt gehandhaafd kan blijven, hangt inzon
derheid af van hetgeen sedert 18 gebleken
omtrent de beteekeni3 van zijn houding ter
terechtzitting en voorts van de mate van
geschiktheid in algemeenen zin, van dien
hoofdambtenaar voor het door hem bekleede
ambt.
Het oordeel omtrent die punten blijve in
de allereerste plaats aan den Landvoogd.
Ook indien echter dat oordeel op zich zelf be
vredigend »uidt dan nog is de regeeringsge
machtigde niet vrij te pleiten van het feit,
dat hij op een plaats en onder omstandighe
den, welke allerminst dit toelieten, zich niet
heeft weten te onthouden van een optreden,
dat inderdaad den indruk kan vestigen van
slapheid en toegeeflijkheid tegenover perso
nen, verdacht van ondermijning van het Ne-
derlandsch-Indische gezag: een indruk, dien
de betrokkene tot eiken prijs had behooren
te vermijden.
Met de andere leden, die zich ten deze
uitspraken, is de Minister van oordeel, dat
het geval Middendorp buiten beschouwing
kan blijven. 6
Ook naar *s ministers gevoelen laat de
houding van een deel der Europeesche sa
menleving in Indië dikwerf te wenschen
over, maar hij moest ernstig bezwaar maken
tegen generaliseerende gevolgtrekkingen.
Met andere leden is hU van oordeel, dat
gewezen mag worden op een sedert verschei
dene decenniën gevoerde onbaatzuchtige po
litiek, waarbij de belangen der inheemsche
bevolking zeer beslist op den voorgrond heb
ben gestaan. Die politiek wordt ook door de
groote meerderheid der Europeanen in Indië
als de eenig juiste erkend. Ook stemt de
minister toe, dat wederzijdsch begrijpen en
waardeeren onafwijsbare voorwaarden voor
samenwerking zijn, maar Juist om die reden
kan - tl Jth niet vereenigen met de min of
meer vergoelijkende wijze, waarop somwij
len gesproken wordt over de actie van som
mige Europeesche bladen in Indië. De mi
nister stemt in met het betoog, dat ook de
politieke ontwikkeling der inheemsche be
volking bevorderd dient te worden. De op
merking echter dat de daarvoor noodige uic-
breiding van het medezeggenschap veel te
langzaam gaat en in de onderste lagen veel
sneller moet gaan, wil geleidelijkheid in die
politieke ontwikkeling mogelijk blijven, acht
hij een bewering die den primalren eisen
miskent om een juiste evenredigheid te be
waren tusschen de in reeds bestaande in
stellingen van jongen datum geboden gele
genheid tot ontplooiing der deelneming aan
de behartiging der pub.leke zaak en net
zich slechts in de practijk geleidelik
vormend vermogen om een verder strekken
de verantwoordelijkheid te dragen.
Zonder zich uit te spreken over een moge
lijk aandeel van communistische actie in de
ongeregeldheden in Britsch Indië, volstaat
de minister met te constateeren dat de in
het geheele Oosten waar te nemen onrust
een zoo gecompliceerd verschijnsel is dat
men allerminst gerechtigd kan zijn daarvooi
eenzijdig als oorzaak aan te wijzen „een niet
tijdig toegeven aan een rechtmatig verlan
gen naar zelfbestuur en onafhankelijkheid".
Het doei der koloniale politiek
Schenkt men de volle aandacht zoowel
aan de hoogst belangrijke verschillen in cul
tureel, economisch en maatschappelijk op
zicht tusschen beide landen als aan het feic,
dat het thans tot een onderwerp van reor
ganisatie gemaakte bestuurastelsel in
Britsch-Indlë geheel andere vormen kent,
dan de huidige bestuursvorming in Neder
landsch-Indië, dan zal het geen verdere toe
lichting behoeven, dat bezwaarlijk thans een
fundamenteele herziening der Indische
Staatsregeling aan de orde ware te stellen
met het\ doel om de staatsrechtelijke ver
houdingen te herzien „in de richting var.
zelfbestuur In den geest van hetgeen (naar
de verwachting der in het V. V. hierover
aan het woord zijnde leden) zeer waarschijn
lijk straks aan Britsch-Indië zal worden toe
gekend."
De P. N. I.-zaak
De meening van bedoelde leden als zouden
de een Jaar geleden verrichte huiszoekingen
gebleken zijn zeer voorbarig te zijn geweest,
acht de minister allerminst gefundeerd. Al mo
gen die huiszoekingen wellicht in zekeren zin
geen opzienbarende resultaten hebben opge
leverd, uit de ingestelde gerechtelijke ver
volging en de schuldigverklaring door den
rechter in eerste instantie van een viertal
militante leiders der P. N. I. aan het hun
ten laste gelegde, ls duidelijk gebleken, dat
te juister tijd en op deugdelijke gropden is
ingegrepen.
D* Vaderlandsche Club
Ten aanzien van de Vaderlandsche Club,
meent de minister zich ertoe te mogen be
palen, de verwachting uit te spreken, dat de
leiders van die vereeniging op den duur zul
len weten te verhoeden, dat hun propaganda
die richting uitgaat, waardoor alleszins ver
klaarbaar een geest van reactie bij anderen
zou ontstaan of aangewakkerd zou worden.
Een vergadering te Amsterdam
Het „Landelijk Comité tot behoud van de
Zuiderzee" had Donderdagavond in het A.
M.V.J.-gebouw een openbare vergadering be
legd, in welke eeriige sprekers het woord
voerden tegen de afsluiting en drooglegging
der Zuiderzee en in welke de Zuiderzeefilm,
die een beeld geeft van de vlsscherij en de
nevenbedrijven, werd vertoond.
Uit Volendam en andere visschersplaatsen
op niet te verren afstand van de hoofdstad
waren visschers in autobussen naar Amster
dam gekomen om de vergadering bi) te wo
nen, terwijl de zaal voorts gevuld was met
belangstellenden, die zonder daarmede te
getuigen tegen de afsluitdijk en drooglegging
der Zuiderzee wel eens de argumenten van
het „Landelijk Comité" wilden hooren.
De voorzitter van het comité, de heer F.
W. Drijver Jr. uit Harderwijk, zette het doel
van de actie uiteen: voorkomen, dat de
Zuiderzee wordt afgesloten, waardoor de vls
scherij tot ondergang is gedoemd, zoolang
niet vaststaat, dat tot verdere inpoldering
wordt overgegaan. Verklaard werd, dat,
wanneer niet vaststaat, dat de andere Zui
derzeepolders zullen worden tot stand ge
bracht, het een misdaad is de Zuiderzee af
te sluiten.
De burgemeester van Harderwijk, de heer
J. de Jong Saakes, behandelde voornamelijk
den flnancieelen kant van het vraagstuk.
Hij concludeerde, dat er op de gronden 'n
verlies van ongeveer 255 millioen gulden zal
zijn en betoogde, dat er door de regeering 'n
commissie van onderzoek moet worden inge
steld er. dat ln afwachting van het rapport
van deze commissie de werken moeten wor
den stopgezet.
De heer Fred. Thomas uit Amsterdam
oefende scherpe critiek op den burgemeester
van Volendam, den heer Kolfschoten, daar
deze aan zijn gemeente verraad pleegt door
te trachten Edam tot een forensen-voorstad
van Amsterdam, te maken. Hü be
treurde verder al het schoone, dat door de
afsluiting van de Zuiderzee verloren zal
gaan.
De heer E. den Helder uit Harderwijk, van
wien in de eerste plaats de actie tegen de
afsluiting en drooglegging der Zuiderzee Uit
gaat, verklaarde, dat de te winnen grond
niets waard zal worden, dat alle kosten dus
weggegooid geld zullen zijn en dat de Zui
derzeewerken een verlies van een milliard
gulden zullen opleveren.
De goed opgenomen film gaf een beeld van
hetgeen op en rond de Zuiderzee Is, wanneer
de vischvangst rijk is, zooals inderdaad de
laatste jaren het geval is. Veel van hetgeen
de film laat zien, zal echter ook na de af
sluiting en drooglegging van de Zuiderzee
blijven bestaan en met veranderde tekst
zou deze film even goed kunnen dienen voor
een actie pro al3 tegen de Zuiderzeewerken.
De sprekers va.i den avond meenden, dat
hun actie niet te laat komt. Om te kun
nen slagen zullen de organisators in hun
nog te beleggen bijeenkomsten aan voorstan
ders van de afsluiting en drooglegging der
Zuiderzee gelegenheid moeten geven hun
meening naar voren te brengen.
Vrouwelijke notarissen.
Op het wetsontwerp, houdende voorzienin
gen, door wijziging van de wet op het No
tarisambt, tot meerderen waarborg voor hen,
die belangen toevertrouwen aan notarissen,
zijn eenige amendementen ingediend door
mevr. Bakker—Nort. De bedoeling is om
buiten allen twijfel te stellen, dat de vrou
welijke candldaat-notaris benoembaar is tot
notaris en dat in art. 10 bedoelde verkla
ring of getuigenis ook zal kunen zijn van
een bekende en geloofwaardige vrouw.
In den gemeenteraad van Amsterdam werd
gisteravond een voordracht van B. en W. be
handeld om hen te machtigen met de N.V.
Koninklijke Hollandsche Lloyd een overeen
komst aan te gaan tot wijziging van de in
het vorig jaar Augustus gesloten overeen
komst inzake het verleenen van voorschotten.
Deze wijziging komt voort uit de nieuwe over
eenkomst van de Regeering met deze Scheep
vaartmaatschappij
Na een korte discussie, waarin voornamelijk
werd aangedrongen, dat de Kon. Holl. Lloyd
de belofte zal nakomen om met de vakver-
eenigingen de belangen van het personeel
Maatschappij te behandelen, werd de voor
dracht goedgekeurd met 32 tegen 6 stemmen,
stemmen.
10 millioen A 4 vet.
De gemeenteraad van Rotterdam heeft
gisteravond een voorstel van B. en W. aan
genomen tot het aangaan van een 4 pet. lee
ning van 10 millioen, waartoe van de Roc-
terdamsche Bankvereeniging en de Amster-
damsche Bank een aanbieding was ontvan
gen.
„Jaren geleden ls het gebeurd, maar het
is waard om verteld te worden. Ik verzöek
u dus, goed te luisteren," zei m'n vriend
Burgers en hij stak met z'n vertelling van
wal:
„Een fiksche boer in Transvaal, Schuilen-
burg geheeten, had een neef uit Kaapstad
te logeeren. Met een klein kapitaaltje uit
Drente gegaan, was het jbnge mensch op
goed geluk den Oceaan overgestoken, had
dadelijk aan de Kaap z'n hart verloren en
wilde nu gronden in Transvaal keepen.
Slaagde hij daarin naar z'n zin, dan zou hij
gaan trouwen en zich voor goed in de re
publiek komen vestigen.
Op zekeren dag werd de tilbury weer inge
spannen, om een land, in het district Wa
terburg, in oogenschouw te nemen. Dit land
lag tamelijk ver van de boerderij, zoodat
oom Schuilenburg al pruttelde, toen zijn
gast vóór het aanbreken van den dag nog
niet reisvaardig was.
Het lichte vaartuig op twee wielen, door
een span flinke paarden getrokken, reed
vlug over den weg. Oom en neef zaten
naast elkander op de eenige bank, terwijl
een klein negerjongetje, tegen het slikbord
leunend en met de beentjes op de trede, aan
de voeten van zijn meester plaats vond.
De rit was niet onaangenaam. De frissche
morgenlucht en de schoonheid der land
streek maakten den neef spraakzaam. Men
reed door een bijzonder mooie streek, hier
en daar versierd met boomen, waartusschcn
zich een heldere beek slingerde, die een
paar malen den rijweg doorsneed en stap
voets werd doorgetrokken.
„Hier konden wel eens leeuwen zitten,"
sprak oom Schuilenburg, den stroom van
neef's woorden, plotseling afbrekend.
„Leeuwen? Ik zou er graag eens een
zien."
„Zool Ik niet," luidde het antwoord
kortaf.
„Waarom niet, oom?"
„Om twee geldige redenen."
„En die zijn?"
„Dat ik jonge paarden voor den wagen
heb, die lk nog niet ken: en voornamelijk,
omdat ik inderhaast mijn achterlader heb
vergeten."
„En wat is dit dan?" vroeg neef, op het
geweer wijzend dat tusschen hen stond.
„Dat is een oud percussie-geweer, sedert
lang niet gebruikt. Heel goed mogelijk, dat
ik geen enkel dopje bij me heb," voegde hij
er met gefronst voorhoofd bij, terwijl hij
met zorg z'n zakken onderzocht. „Ja, daar
zitten er nog een paar," zei hij op luchtigen
toon en daar de beek Juist overgetrokken
was, liet hij de paarden den draf aannemen.
„Ik heb al zoo lang gewenscht een leeuw
in het wild te zien," babbelde neef voort;
„liefst op een afstand natuurlijk. Hij valt
immers alleen aan als hij honger heeft?
Wanneer hij goed gegeten heeft, zou ik hem
wel eens van dichtbij willen zien."
Een paar uren vóór den middag werd
het land bereikt, dat voor een bepaalden
prijs te koop was. Het onderzoek viel gunstig
uit. De rijkdom van den bodem overtrof de
verwachting.
De avond was reeds gevallen toen oom
Schuilenburg verklaarde, dat het tijd werd
terug te rijden. Immers, tegen één uur na
middernacht ging de maan onder, en 't was
raadzaam vóór dien tijd thuis te zijn.
Als neef niet zoo heel verdiept was ge
weest ln de plannen, die hij in 't hoofd had,
dan zou het hem stellig niet ontgaan zijn.
dat Schuilenburg veel aandacht wijdde aan
zijn tweespan. Hij zou hebben opgemerkt,
dat oom telkens onderzoekende blikken
rechts en links van den weg wierp, en er
weldra eenige bezorgdheid op zijn anders
strak gelaat te lezen stond.
Het middernacht-uur was reeds lang
voorbij. De maan naderde langzaam de kim
en wierp nog slechts een flauw schijnsel op
het aardrijk. Daar weergalmt eensklaps een
doordringend gebrul, de lucht trilt, de bla
deren sidderen, de grond dreunt. Eenige
seconden later stort zich een reusachtige
leeuw met wijd-opengesperden muil op een
der paarden. Met één beet zijner vreeselijke
tanden vermorzelt hij het de nekbeenderen
Schuilenburg hoort ze kraken en daar ligt
zijn paard dood. De leeuw richt zich op en
slurpt gretig eenige teugen van het bloed,
dat golvend uit de groote wonde stroomt.
Daarna kijkt hij trotsch om zich heen, doch
schijnt geen reden te vinden om vooreerst
meer slachtoffers te maken. Het andere
paard staat onbeweeglijk. Het durft niet
eens te rillen van doodsangst en in den
wagen verroert zich ook niets; de tong van
neef is plotseling verstijfd, zijn gelaat wit
en levenloos geworden, oogen, armen, rug,
zijn als versteend. Ademt hij? 't Valt te
betwijfelen.
Schuilenburg heeft het geweer gegrepen;
zijn kalmte verlaat hem niet. Toch loopt
hem een koude rilling langs den rug, als hij
herinnert, dat het vuurwapen niet
zich
Een half uur later - is het slaghoedje op
het schoorsteentje geplaatst. Het beslissend
oogenblik nadert. De kans op redding Ls
uiterst gering. Schuilenburg weet het. Voor
eerst ls de kogel niet aangezet en kan hij
dus bij het zakken van de tromp, lichtelijk
uit de loop rollen, en dan durft hij om
dezelfde reden, nog minder het geweer aan
den schouder brengen om behoorlijk aan te
leggen. Bovendien zal die beweging de aan
dacht trekken en den noodlottigen sprong
slechts verhaasten.
Er blijft niets anders over, dan het vuur
wapen op het slikbord te laten rusten, het
voorzichtig in de richting van den kop van
den leeuw te brengen en met Gods hulp al
te trekken.
Begreep neef, dat het schot een zaak van
leven of dood was? Zag hij, dat oom ging
schieten? Ik weet het niet. Gelukkig bleef
hij bewegingloos.
Zonder te krassen, glijdt de loop langzaam
over den rand van het slikbord. De tromp it
geen anderhalven meter meer van den leeu
wenkop verwijderd. Zoo goed mogelijk brengt
Schuilenburg het geweer in de richting. Nu
dan maar. „Kets!" zegt de haan: het schiet
wapen weigert.
Brullend keert de leeuw zich om en staat
met z'n bebloeden muil bij het slikbord.
Zijn woedende blik schijnt te vragen, wie
het waagt geluid te maken, zich te verroe
ren, te leven, waar hij de meester is. Maar
alles is doodstil, nie's beweegt zich; de adem
zelfs wordt ingehouden.
De reusachtige kop van den koning der
wildernis bevindt zich rakelings bij neefs
linkerbeen, dat iets buiten den wagen hangt.
De lucht van neefs vetlaars dringt in de
wijd opengesperde neusgaten. Die lucht
schijnt het reukorgaan van den leeuw aan
genaam te streelen; althans, hij wendt zijn
vurigen blik af en begint de vetlaars van
neef te likken. En zie! de vetlaars schijnt
het dier ln goeden luim te brengen; zijn
toorn ls bedaard. HU wrijft zich behaaglijk
de flanken tegen het wiel en laat een te
vreden gebrom hooren.
Bij den eersten aanval ls het negerjonge
tje in den bak onder de bank verdwenen.
Zijn hoofdje ligt achter het linkerbeen van
neef, geen hal ven voet van den muil des
leeuws. Hij heeft van angst de oogen ge
sloten en nu het bewustzijn geheel verloren.
Het voertuig omloopend, laat de leeuw nog
het andere wiel als wrijfpaal dienst doen.
Daarna gaat hij, zwaaiend met z'n staart,
langs het levende paard en keert naar zijn
prooi terug, om het verslindingswerk i,c
hervatten. Het schijnt hem goed te smaken;
hij geniet zichtbaar. Toch verlaat de waak
zaamheid hem geen oogenblik, want telkens
licht hij den kop op om het ongelukkige
been van neef te gaan likken. Het vet
schijnt z'n eetlust op te,wekken.
Soms doet hij een wandeling op eenige
schreden afstand van den wagen, zonder
dien één seconde uit het oog te verliezen;
soms plaatst hij zich voor het levende
paard op een wijze als wilde hij zeggen: nu
is het jou beurt 1
Zoo verliepen er uren, oneindige uren,
uren van ondraaglijken doodsangst. De
arme boeren begonnen ten laatste een ge
voel te krijgen van verlangen naar het
einde. Die pijniging duurt te lang; ver
scheurd te worden moet minder pijnlijk, de
dood een uitkomst zijn.
Maar wat is dét? Zou er redding komen;
zou het mogelijk zijn? Schuilenburg heeft
gemeend héél ln de verte, zeer flauw, het
klappen van een zweep te hooren.
De leeuw staat roerloos, de ooren wijd
geopend.
Ja, daar herhaalt zich het geluld; 't ls
waar!
Boerenwagens, met acht, tien spanosscn,
komen den weg af. De lange zweepen der
drijvers klappen bij herhaling en gedurig
duidelijker.
De leeuw is zeer onrustig geworden, t Js
gedaan met zijn festijn; dat begrijpt hij wel.
Hij schijnt zich te beraden. Zijn prooi
meesleuren, dat gaat niet. Het half-verslon-
den paard maakt één geheel uit met het
andere, met den wagen, met de vetlaarzen,
met de wielen.
Zijn besluit ls spoedig genomen. Met een
gesmoord gebrul springt hij op het levende
paard, doodt het op de gewone wijze en
slurpt nog eenige teugen van het versch
geplengde bloed. De boerenwagens komen
nader en nader en eindelijk in 't gezicht.
Langzaam en statig verwijdert zich de leeuw
en verdwijnt in 't kreupelhout.
Neef zat nog even wezenloos als vroeger.
Men moest hem van de bank tillen en in
den wagen leggen. Ook zoo het negerjon
getje.
Een paar dagen later zou neef beproeven
op te staan; en toen Schuilenburg, hem
daarbij de behulpzame hand biedend,
lachend vroeg of hij nu, content was eens
een leeuw gezien te hebben, maakte neef een
afwijzend gebaar en smeekte oom, toch
nooit meer van leeuwen te spreken.
Geheel hersteld keerde hij naar Kaapstad
terug, maar nooit meer zette hij een voet
in Transvaal.
en gesprongen handen
genezen direct en blijven
heerlijk zacht en lenig met J
AKKER'.
KLOOSTERBALSEM
bijt niet!
,Geen goud
goed."
lijke vakorganisaties op het gebied van den
detailhandel.
Het ligt in dc bedoeling binnenkortnog
maals een dergelijk bijeenkomst te beleggen.
Aan organisaties als bovenbedoeld, welke
er prijs op stellen daarvoor een uitnoodiging
te ontvangen, wordt voorzoover zij zulks niet
eerder te kennen gaven, verzocht hiervan
kennis te geven aan den chef der afdeeling
Handel en Nijverheid van het Departement
van Arbeid, Handel en Nijverheid.
Het verloren vliegschip
Het verloren gegane vliegschip is de
Blackburn Isis III, een vliegboot met drie
motoren, een der grootste en zeker snelste
vliegtuigen van de Engelsche luchtmacht.
Vliegbcoten van dit type zijn bestemd voor
zeedienst ln samenwerking met de vloot.
De lengte van deze vliegboot was 20)^ M
bij een vleugelbreedte van 29 M. en" een
hoogte van bijna 8 Meter!
Twee jaar en acht maanden gevangenisstraf
geëischt
Het gerechtshof te Leeuwarden heeft de
twee fabrieksarbeiders uit Nieuwe-Pekela,
die in den nacht van 2 op 3 Augustus den
rijksveldwachter Ubels te Altevesr mishan
delden, veroordeeld tot twee jaar en acht
maanden gevangenisstraf.
De rechtbank te Winschoten had hun vijf
jaar opgelegd.
K.N.L.C. adresseert aan den Raad van
Ministers
In een adres aan den ministerraad wijst
het Kon. Ned. Landbouw Comité op de ur
gentie van de voorgenomen steunmaatrege
len voor den akkerbouw, speciaal aardappel
meel en suikerbieten, en wel omdat het
bouwplan weldra definitief moet zijn opge
maakt, de grond klaargemaakt en hulpstof-
stoffen aangekocht moeten worden. Het
K.N.L.C. hoopt, dat bedoelde maatregelen
nog vóór 1 Maart bekend zullen zijn
en door de beide Kamers zullen zijn aange
nomen.
Verdere ontwikkeling der relativiteit.
Bij een lezing die prof. Einstein in Call-
fornië hield, kondigde hij een nieuw begrip
over cosmologie aan. Hij verklaarde, dat
ruimte nooit iets dergelijks kan zijn als de
oude symmetrische ruimte-theorie. Daarom
wijkt hij af van het oorspronkelijke begrip
van het heelal en van dat van den Neder -
landschen astronoom prof. De Sitter. Hij
voegde er aan toe, dat het algemeene prin
cipe der relativiteit onvoldoende was en
verdere ontwikkeling eischte.
Voor
terecht
van D.,
Werkplan voor den Mlddenstandsdienst
De commissie van contact inzake Midden
standsaangelegenheden kwam in het afge-
loopen jaar negenmaal bijeen. In de zeven
tiende vergadering der commissie de eerste
in het nieuwe jaar die geleid werd door
den heer F. K. J Heringa, chef der afdeeling
Handel en Nijverheid, werd van gedachten
gewisseld over het vraagstuk der praktijk-
examens voor ambachtslieden. Tevens kwam
ter sprake de regeling van het nijverheids
onderwijs en wel inzonderheid de vakoplei
ding volgens het leerlingstelsel, eveneens een
vraagstuk, dat reeds geruimen tijd de aan
dacht der commissie van contact heeft en
waarover de besprekingen werden voortgezet.
Wat betreft de voorlichting van den in-
dustrieelen middenstand, werd de wensche-
Hjkheid van tijd- en bewegingsstudies be
sproken, een onderwerp, waarvoor in overleg
met de nijverheldsconsulenten de aandacht
zal worden gevraagd van hrt Economisch
Instituut voor den Middenstand.
In Ue eerstvolgende vergadering van de
commissie van contact zal het werkplan voor
den mlddenstandsdienst onder de oogen wor
den gezien.
In 1930 werd vanwege de onderafdeeling
middenstand een tweetal vergaderingen ge
houden met vertegenwoordigers van lande-
de rechtbank ln Den Bosch heeft
gestaan de 57-jarige arbeider D.
terzake dat hij in vereeniging met
een ander opzettelijk, na rijp beraad en
kalm overleg, Berend Tap te Cuyk van het
leven heeft beroofd.
Verdachte ontkende, den moord gepleegd
te hebben; hij had hem wel zien plegen
door de vrouw B. M„ op wie hij jaloersch
was. Zelf had verd. den man met een stuk
ijzer geslagen. Er was geen afspraak ge
maakt. Met hun drieën waren zij in een
schuur. Om half drie 's nachts zei de vrouw
tot verd.: nu is het tijd. Verd. heeft Tap
toen met het ijzer geslagen, waarop de
vrouw hem bewusteloos sloeg. Na in een
hondendrinkbak de bloedvlekken te hebben
afgewasschen en het horloge van het
slachtoffer te hebben genomen, heeft verd.
Tap in een kruiwagen naar een sloot ge
bracht en daarin laten vallen. De man
sprak nog, waarop de vrouw hem met een
gaffel in het hoofd stak. Vervolgens wierp
zij kalk, stroo en zakken op het lichaam.
Met behulp van peper is getracht, het spoor
voor politiehonden onvindbaar te maken.
Verd. ontkende, dat er een afspraak was
gemaakt om Tap te vermoorden. Of de man
geld had, weet verd. niet; de vrouw kan het
geweten hebben.
Het O.M.. waargenomen door jhr. mr. van
Asch van Wijk, stelde vast, dat hier iemand
met opzet ls gedood. Na zes maanden te
hebben gezwegen, is de vrouw M. een week
geleden in de gevangenis gaan praten. Verd.
krabbelt nu terug, maar spr. houdt hem aan
zijn eerste verklaringen, dat hij inging op
de voorstellen van vrouw M. om Tap te
dooden. Het gezamenlijk aantal wonden
heeft den dood veroorzaakt. Spr. zal daarom
geen veroordeeling vragen wegens moord,
doch wegens doodslag. Als ook deze niet
door de rechtbank bewezen wordt geacht,
kan verd. wegens het subsidiair ten laste
gelegde toch nog tot 5 jaar worden veroor
deeld. Verd. Is misschien door de vrouw
overgehaald. Er bestonden trouwplannen,
maar ook hebzucht en jaloezie waren in het
spel.
Spr. acht verd. minder schuldig dan de
vrouw. Wegens doodslag en diefstal eischte
spr. acht jaren gevangenisstraf.
Daarna stond voor dezelfde zaak terecht
de 45-jarige vrouw B. M. Ook zij ontkende,
dat er een afspraak was gemaakt om Tap
te dooden. Als het om het geld was ge
weest, had zij wel iets in de boonensoep
kunnen doen. Zij bekende asch in het
bier van Tap te hebben willen doen om hem
te bedwelmen en dan zijn geld te rooven.
Verd. van D. had haar steeds aangespoord
iets in de soep te doen. Het ijzer heeft zij
niet in de handen gehad. Van D. heeft alles
gedaan en zij heeft slechts staan uitkijken.
Toen Tap lag te kermen van pijn, heeft zij
hem zes slagen met het ijzer in den nek
gegeven, om een einde aan zijn lijden te
maken en ook in de sloot heeft zij hem
geslagen, opdat hij de pijn niet zou voelen.
Verd. erkent na den dood van Tap goederen
uit zijn kist te hebben weggenomen.
Het O.M. constateerde, dat verd. een
scherp verstand heeft, maar haar intellect
zal haar hier niet helpen. Hij vraagt ver
oordeeling terzake van moord met voorbe
dachte rade. In Mei sprak de vrouw over
asch en was toen al bezig met de idee om
Tap uit den weg te ruimen. Zij is de grootste
aanstichtster geweest van het gebeurde.
Vroeger is zij ernstig verdacht van het doen
verdwijnen van een man, doch daar er
geen bewijs was, is het geen strafzaak ge
worden. Spr. ziet geen enkele verzachtende
omstandigheid. De vrouw heeft zich meester
willen maken van het geld van Tap.
Spr. eischte twaalf Jaar gevangenisstraf.
Uitspraak in beide zaken 19 Februari.
n
m
171. De vader van den geslagen jongen,
Was worstelaar van zijn beroep.
Hij pakte den man bij broek en jasje,
Ondanks diens luide weegeroep.
„Ik zal jou leeren, mijn armen jongen
Te slaan zooals jij hem deed.
Ik zal Jou een souvenlertje geven,
Dat jij je leven niet vergeet."
172. Over St. Moritz dreef Pim verder.
Hierover dreef de wind hem voort.
Hier werden sportfeesten gehouden,
Dat had de jongen veel gehoord.
Nu lagen de bergen en de dalen
Onder een vacht van blanke sneeuw.
Ik wou, dacht Pim, dat ik hier kon dalen,
Net als daar ginds, die groote meeuw.