i
Ti
Stadsnieuws
mm
„Im Westen nichts Neues"
PIJLTJES
rWEEDE BLAD
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1931
BLADZIJDE 1
ELCK WAT WILS
Trekjes No. 691
MUZIEK
mmÊÈ
Cavalleria Rusticana, I. PagHacci
Rembrandt-Theater
A. Honig t
Kon. Ned. Maatsch. voor Tuinbouw
en Plantkunde
Personalia
CHRÏSTELTJKE ORATORIUM-
VEREENIGING
Requiem van Mozart.
VVeinlese van Rudolf Men
gelberg.
De keuze van dirigent Georg Robert was
ditmaal gelukkiger. Het „Requiem" van Mo-
^rt eischt lang zooveel niet als „Les Beati
tudes" van César Franck. Dientengevolge
Werd er beter gezongen dan de vorige maal.
Mozart's Requiem is natuurlijk zangrijk
beschreven, klinkt voortdurend aangenaam,
stelt den hoorder niet voor raadselen, doch
v°!doet hem. Of die muziek nu eigenlijk een
echtea Requiem-indruk maakt, betwijfelen
Ook doet de slepende, deinende beweging
bij „Lacriinosa" en het staccate op de woor
den: qua resurget ex favilla", bijzonder den
Katholiek, vreemd aan. Doch men denke dan
C-EORGE ROBERT
*6. Zelfs als gewone gewijde muziek be
schouwd (dus geen liturgische) kan het ons
Wthans niet voldoen.
Eenige onderdeelen mogen waardig en in
drukwekkend klinken, b.v. de eerste requiem-
lllzet tot „luceat", het „voca me" met het
daaropvolgende „ora supplex" en het „libe
ra animas omnium" in het Offertorium, maar
daarnaast telt het werk vele fragmenten,
die, zelfs voor een concertrequiem te effect
vol zijn geschreven.
Het als een echo herhalen van een be
haald woord (reeds in de Introïtus bij „lu-
TO VAN OER SLUVS (sopraan)
^at") en het steeds aanwenden van scherpe,
dynamische contrasten, zijn voor een in den
°°rsprong toch liturgischen tekst minder ge
bikt.
Hijzonder opvallend geschiedt dit laatste
het Offertorium. „Hestias" wordt sterk,
"f1 preces" zacht, „tibi" sterk, „Domine"
acht gezongen, enz.
SUZE LUGER (alt)
den tekst maar weg en men hoort Mozart-
muziek.
De uitvoering stond op hoog peil. Wan
neer de bassen een vasteren en volleren toon
ontwikkelen, dè tenoren niet enkele malen
ietwat hinderlijk gedomineerd hadden en de
zestiende noten-passages in de contrapun-
tisch geschreven deelen minder gemaskeerd
gezongen waren geweest, dan zou deze uit
voering bijna volmaakt genoemd mogen wor
den.
In elk geval heeft het koor met deze uit
voering op schitterende wijze revanche ge-
LOUIS VAN TULDER (tenor)
Het solo-kwartet: de dames Van der Sluys,
Luger en de heeren Van Tulder, Ravelli,
vervulde hun niet zware taak hoogst ver
dienstelijk.
Jammer, dat er inzake de uitspraak van
het Latijn tusschen koor en kwartet geen
volslagen homogeniteit heerschte.
De H. O. V. begeleidde, op een minder
fraai klinkend voorspel na (bij Recordare),
correct en volgzaam en de dirigent begees
terde zijn schare op een wijze, zooals we
dat nog nimmer van hem hebben kunnen
constateeren.
Ook „Weinlese", een klein symphonisch
werk met tenorcello en koor door Dr. Ru-
dolf Mengelberg getoondicht, genoot een
zeer te waardeeren vertolking.
Het orkest vervulde zijn tamelijk veel-
eischende partij mooi van klankkleur. Het
koper onderscheidde zich bijzonder en de
solo-violist speelde warmer en voller van
toon dan ooit te voren.
Alleen geleek ons het koor minder geluk
kig bij de herhaling van „durchbebt unsre
armen Glieder", hetwelk zeer gecompliceerd
en met weinig steun van het orkest is ge
componeerd. Dit deel voldeed ons het minst
van het geheele werk. Het overige mag ons
niet ontroerd hebben, wij hebben toch de
mengeling van instrumentale en vocale
klanken bewonderd. Niet het minst in het
LAATSTE UREN VAN MOZAKT Naar de schilderij van Hermann Kaibach
'1873). Op den achtergrond voeren z'n vrienden de laatste compositie uit van den
musicus: Zijn „Requiem".
eerste deel met de tenorsolo, die op artis
tieke wijze en met groot aanpassingsvermo
gen door Van Tulder gezongen.
Het werk in zijn geheel maakte op ons
geen sterken indruk. Het is prachtig en
weloverwogen opgebouwd, bevat wat instru
mentatie betreft veel oorspronkelijks en
brengt tot het vierde couplet één groote
climax. Maar het door de muziek in ver
vulling gaan van de
bede, waarmede het
gedicht volgens Dr.
dicht volgens Dr.
Bemet. eindigt,
hebben wij niet
kunnen constatee
ren. Wij zijn niet
deelachtig gewor
den aan de gena
de, waar naar ge
smacht werd." Doch
dit kan aan ons
liggen. Het publiek
en het koor be
toonde zich althans
verrukt en huldig
de den componist.
Onder de aanwe
zigen merkten we
o.a. Pierre Monteux
op! O.K.
WILLEM RAVELLI
(bas)
door de Itaiiaansche Opera.
'n Afscheidsvoorstelling van de Italiaan-
sche Opera, en nog wel met de twee wer
ken, die, èn door hun aard, èn door hun
geschiedenis èn ten slotte, hoewel in ande
ren zin, door hun beknoptheid, zoo goed
als onafscheidelijk zijn verbonden. Paljas en
de Cavalleria zijn als 't ware Siameesche
tweelingen geworden; men kan zich de eene
bijna niet denken zonder de andere.
Jong zijn ze geen van beiden meer. De
Cavalleria kreeg haar eerste opvoering te
Rome, den 17en Mei 18S0. De tot dan toe
in de muzikale wereld vrij onbekende Ita-
liaansche componist Mascagni (geb. 1863),
overrompelde er het publiek mee. Feitelijk
was zijn compositie het resultaat van een
opera-wedstrijd, door den uitgever Ricordi
te Milaan uitgeschreven, en waarbij aan
Pietro Mascagni de eerste prijs ten deel
viel. In 't algemeen was men van oordeel
dat deze één-acter 'n dam zou opwerpen
tegen de steeds meer en meer veld-win-
nende Wagner-vereering.
Hier, zoo meende men, had men een beeld
van 't ware leven, de hartstocht op de plan
ken gebracht, geen fictie, geen onwerkelijk
heid, geen legende. Het groote publiek echter
vergat dat, ondanks de groote muzikale
verdiensten, het werk slechts zeer eenzijdig
was ingesteld op echt zuidelijk temperament,
en echt Italiaansche zeden en gewoonten.
Natuurgetrouw, pijnlijk natuurgetrouw
zelfs, zoo u wilt, maar dat we slechts kun
nen aanvaarden, onder die restrictie, als
geniale muzikale compositie.
Hetzelfde geldt de twee jaar later ver
schenen, twee-bedrijvige opera „Paljas" op
tekst en muziek van Ruggiero Leoncavallo
(1858—1919).
Dit dramatische werk was te danken aan
de concurrentiezucht van een anderen Mi-
laanschen uitgever, Sonzogno, die met Pal
jas zoo mogelijk nog meer succes had dan
Ricordi met de Cavalleria.
Het is wel 'n eigenaardig verschijnsel, dat
beide componisten zich met die opera's „uit
geschreven" schijnen te hebben. Althans,
noch Mascagni, die nog leeft, nóch Leon
cavallo, die twaalf jaar geleden stierf, pro
duceerde later nog iets, dat blijvend succes
had, althans buiten Italië. Puccini, die ook
in „veristischen" zin schreef, maar wiehs
werk van edeler vinding is en van beter
gehalte, overvleugelde weldra z'n beide
landgenooten, eerst met zijn Bohème, 'n on
derwerp, ook door Leoncavallo behandeld,
later met Manon Lescant. Tosca, Madame
Butterfly, La Fanciulla della West, en Tu-
randot, dat hij onvoltooid na liet.
Ter opfrissching moge 'n korte inhoud
van beide werken hieronder volgen. Pagliac-
ci of Paljas speelt in Calabrië, bij Mon-
talto, omstreeks 1870. Op het feest van Ma
ria Hemelvaart komt er 'n kermistroep in
het dorp. Canio, het hoofd van het gezel
schap, (die in de voorstelling, straks op
het tooneel te geven Paljas heeten zal), en
Beppo, de acteur, (die in de comedie de
rol vervult van Harlekijn), begeven zich met
eenige boeren naar 'n herberg. In het twee
de tooneel verklaart Tonio (in de comedie
Taddeo)aan Nedda, de vrouw van Canio,
z'n liefde, doch Nedda wijst hem af. Tonlo
gevoelt zich hierdoor beleedigd en zweert
wraak. Wanneer Silvio, een boer en de twee
de aanbidder van de schoone Nedda, zich
in haar gezelschap bevindt, wordt Canio
door den afgewezen minnaar gewaarschuwd,
en vangt hij nog juist de laatste woorden
op van z'n vrouw, waarmee ze belooft, Sil
vio te zullen volgen 's Avonds zal in de
theatertent de voorstelling plaats vinden
van „Paljas", en dit stuk geeft ongeveer
dezelfde geschiedenis weer, welke ook in
werkelijkheid plaats vindt tusschen Nedda
en haar aanbidder. Doch in het spel kan
Canio het op "t laatst van woede en jaloe
zie niet uit houden en steekt hij Nedda
(Colombine) neer. Silvio, die zich onder de
toeschouwers bevindt, klimt op het tooneel,
doch wordt ook door den woedenden echt
genoot neergestoken. En terwijl men zich
op Canio werpt om hem te ontwapenen,
en gevangen te nemen, laat deze zijn mes
vallen onder de woorden: De comedie is
uit!
„Cavalleria Rusticana" is niets meer dan
eene episode uit het Siciliaansche Volks
leven, om te betoogen dat onder de lagere
volksklasse het begrip van eer en huwe
lijkstrouw even sterk is als de ridderlijk
heid (Cavalleria) daar buiten. Het libretto
heeft in 't kort den volgenden inhoud:
Santuzza zoekt naar haar ontrouwen min
naar Turiddu. Alfio, 'n voerman, is ge
trouwd met Lola, een vroegere verloofde
van Turiddu. De oude liefde brengt Turiddu
en Lola weer tezamen, en Santuzza, die
zulks vermoedde, licht Alfio in, na getracht
te hebben, Turiddu tot zich terug te bren
gen. Na de kerk gaan Turiddu en Lola naar
'n herberg, waar het tusschen Alfio en
Turiddu tot een uitbarsting komt. Er ont
staat een strijd tusschen beide mannen, die
eindigt met Turiddu's dood.
De opvoering door de Italianen in een
uitstekende bezetting overtrof onze ver
wachtingen. Solisten en koor hebben onder
de bezielende leiding van maestro Parenti
een uiterst levende vertolking gegeven van
belde werken. En het lag waarlijk niet aan
de solisten, die in de Cavalleria een rol te
vervullen hadden, dat Paljas^ naar onze
meening althans, aanspraak maken mocht
op de beste vertolking. Want Signora Piave
zong met gloed en hartstocht een fameuze
partij als Santuzza, waardig gesecondeerd
door Signorina Chiorboli als Lola en Signora
Squarzina als Lucia. Signor Marchi was een
hartstochtelijke Alfio, en Turiddu's rol, die
in plaats van door signor P. Civil door sig
nor G Barbier! werd vertolkt, vond in dezen
laatste een waardig acteur, 'n Enkele maal
waren de koperblazers in het orkest te hard,
zoo bijvoorbeeld in het zevende tooneel, in
de scène tusschen Santuzza en Turiddu, met
het gevolg, dat de toch stevig zingende so
praan en tenor in het instrumentaal effect
te loor gingen. Het muzikaal Intermezzo tus
schen het 8e en 9e tooneel was 'n stem
mingsvol gespeelde aanvulling voor het in
tentioneel ledig blijvend tooneel.
In Paljas stak signor Breviario als pro-
tagonista niet alleen in werkelijkheid, maar
ook in figuurlijken zin boven allen uit. Over
welk een geweldige dramatische kracht en
machtige stem beschikt deze tenor geweldig
en zuiver tot in de hoogste ligging. Doch
ook Siga. A. Frappi gaf een boeiende Nedda;
ofschoon haar stem niet den omvang heeft
van Siga. Piave, is haar timbre warmer en
ontroerender: ook zij had prachtige momen
ten, vooral in haar duet met den eveneens
warm getimbreerden bariton van signor F.
Franchi Signor Piccioli zong de Paljas
proloog in niet overdreven drama tisatie: zijn
clowns-rol vervulde hij vooral in het samen
spel niet Nedda op uitmuntende wijze. Sig
nor Barbieri zong als Peppe (Harlekijn) een
tweede, zij het minder groote partij dezen
avond, maar bleef zich stimmlich volkomen
gelijk.
'n Wonder, zooals deze menschen zingen
kunnen en acteeren tegelijk! Ook het koor
was op de hoogte van zijn taak en zong
accuraat en gecstdrftig. Met de enkele uit
zondering die we hierboven noemden, wist
ook het orkest zich op te werken tot het
enthousiasme der zangers, zoodat we een
geheel kregen, dat alle verwachtingen over
trof Het applaus en de bloemen aan dirigent
Parent! klaarblijkelijk als hulde voor alle
medespelenden bedoeld, waren dan ook wel
verdiend, en moge gegolden hebben ais een
van harte gemeend: tot weerziens in het
volgend seizoen.
J. s.
De troep jonge vrijwilligers maakt kennis met de kameraden van de
„tweede compagnie"
De faam, die de vertooning van deze ge
luidsfilm is vooruitgegaan, is niet beschaamd.
Een stampvolle zaal heeft in bijna beklem
mende stilte de ontrolling van deze prent
gevolgd en stil zijn de honderden na afloop
naar huis gegaan. Rembrandt-Theater mag
worden gefeliciteerd met het feit, dat het
deze film den Haarlemmers zoo spoedig
heeft kunnen aanbieden.
Het eenvoudige is het kenmerk van het
ware en dat lijkt ons wel het geheim te zijn
van het groote succes, dat de film heeft. Het
is de rauwe werkelijkheid, die zonder valsch
effectbejag wordt vertoond en een onuit-
wischbaren indruk maakt. Toch is de film
niet zoo verschrikkelijk, dat wij gevoelige
zielen zouden moeten afraden er naar te
gaan kijken. Maar wel moet men er op
voorbereid zijn, dat men eenige dagen over
het geziene zal spreken en er misschien des
nachts van zal droomen.
Wie de gelegenheid heeft, zal goed doen
eerst het beek van Remarques te lezen, om
dat hij dan dubbel zal genieten en de ver
schillende tooneelen hem zeer bekend zullen
voorkomen.
De filrn begint met ons de oorlogsverdwa-
zing te laten zien, waarin Duitschland leefde
in Augustus 1914. Meer nog dan de einde-
looze parades van met bloemen bestrooide
naar het front
trekkende troepen,
wordt dit bereikt
door de prachtig
?espeelde scène van
den gymnasium-
leeraar, die er in
slaagt al de leer
lingen van zijn klas
vrijwillig dienst te
laten nemen voor 't
lieve Vaderland. De
ontnuchterende werkelijkheid komt al spoe
dig en wordt kort en krachtig weergegeven
als de jonge gymnasiasten in de kazerne
kennis maken met den brievenbesteller, nu
felöwebel, Himmelstosz. Daar is b.v. die af
wijzende houding van Himmelstosz tegen
over al te groote gemeenzaamheid der re-
cruten, dat treiteren van de soldaten op de
chambrée, dat laten baggeren door de mod
der en tallooze andere trekjes, die sfeer
scheppen. Dan komt de kennismaking met
het front. Het is of men zelf meereist en
meeleeft. Hoe prachtig is de ontmoeting met
den braven Katezinsky, die voor de jongens
voortaan meer dan een goede kameraad,
een vader zal zijn. In een reeks tafereelen,
die beurtelings tranen deen opwellen en
verontwaardiging doen groeien, wordt een
afkeer tegen al die beestachtigheid, die
oorlog heet, ingeboezemd. Als bijzonder goed
geslaagd noemen wij den aanval van de
Franschen en den tegenaanval der Duitschers
waar met grootsche techniek is gewerkt. Bij
zonder frappeerend is hier, na de gruwzame
menschen slachting, dat cynisch genieten
van op de Franschen veroverd witte brood
en wijn. Wij zouden nog de aangrijpende
oogenblikken in den granaattrechter kun
nen noemen, waar Baumer, bedacht op eigen
lijfsbehoud, den Franschman Duval doet
sneven en zijn wanhoop om den dood van
dezen' vreemdeling, die
echter nuchter door Kat
wordt weggevaagd met
de vertroosting, dat hij
niet anders heeft kun
nen doen omdat anders
3e Franschman hèm zou
nebben vermoord.
De thuiskomst van
Baumer met verlof, wel
iswaar een der zwakste
gedeelten van de film,
lm Westen nichts Neues
Het blijkt wel, dat de vertooning van
deze film In het Rembrandt-theater een
Haarlemsche gebeurtenis is, want wij
zagen gisterenavond reeds tal van nota
bele en intellectueele Haarlemmer»
in de stampvolle zaal. En dat het niet
louter nieuwsgierigheid was om èen film
te zien, die opspraak heeft verwekt en
in Duitschland verboden is, bewees het
slot, toen er geen applaus klonk bij het
wegflitsen van den laatsten lichtstraat op
het doek. In eerbiedige stilte, als toef
den de aanwezigen in een sterfkamer,
werd de zaal ontruimd. Het einde van de
film was dan ook in hooge mate aan
grijpend. Paul Baumer, die bijna al zijn
kameraden had verloren en In den lan
gen oorlog duizend verschrikkingen had
meegemaakt, sneuvelt op een rustigen
middag door het welgemikt schot van
een Franschman als hij over den rand
van een loopgraaf buigt om een vlinder
te vangen. Voor den Franschman lijkt
het een spelletje om op een vervelenden
middag zijn schietvaardigheid te beproe
ven; voor Paul Baumer het verlies van
een leven, voor welks behoud hij een hel
van afschuwelijkheid had geleden.
En voor den katholiek dringen dui
zend gedachten naar voren bij het over
peinzen van zoo'n plotselinge daging
voor Gods rechterstoel in een omgeving,
waar zooveel gevaren de ziel bedreigden.
Want men ontkomt niet aan den in
druk, dat hier geen spel wordt vertoond,
maar het beeld van de ijselijke werke
lijkheid.
Deze film doet meer voor de vredes-
actie, dan een jarenlange propaganda.
Het doet ons genoegen, dat de film on-
gecoupeerd in Nederland wordt gegeven.
Dat toch is het bewijs, dat wij in ons
land deze propaganda voor onze vrede
lievende gezindheid niet meer noodig
hebben.
De film wekt echter het verlangen op
naar een krachtige Internationale
katholieke actie tot behoud van den
vrede.
is suggestief voor den totaal indruk
van het stuk en dan het einde van Kat en
spoedig daarna van den held op een rustigen
dag aan het front
De film is een knap stuk techniek en er
wordt mooi spel geleverd, zoo mooi, dat het
werkelijkheid schijnt en niet meer opvalt.
Na alles wat reeds over de film is ge
schreven meenen wij met deze enkele herin
neringen te kunnen volstaan. Wij twijfelen
er niet aan of bijnS. alle Haarlemmers van
boven de achttien jaar zullen deze week een
paar uren vrij houden voor een bezoek aan
het Rembrandt-Theater.
In den ouderdom van 79 Jaar is te Over-
veen, waar hij de laatste jaren woonde,
overleden de bekende Zaansche industrieel,
de heer Adriaan Honig.
De thans overledene was een der grootste
olieslagers van de Zaanstreek; hi) was op
richter van de ollefabrleken „Het Hart" cn
„De Zwaan" te Koog aan de Zaan, welke
later tot één N. V. werden vereenigd en
waarvan de leiding de laatste jaren berustte
bij de twee zoons van den overledene, die
zelf gedelegeerd commissaris was.
Verder was de heer Honig president-com
missaris van de olieslagerij „Phoenix" te Bo
degraven en eigenaar van den cacaomolen
„Het Pink", den eenigen nog overgebleven
molen van Koog aan de Zaan.
Ongeveer dertig jaren heeft de overledene
zitting gehad In het bestuur van den polder
Westzaan, in welks arbeid hij nog steeds een
werkzaam aandeel had.
De begrafenis zal geschieden Maandag
a.s. te 12 uur op de Algemeene Begraafplaats
te Heemstede.
De afdeeling Haarlem en Omstreken van
bovengenoemde maatschappij zal een ver
gadering houden op Dinsdag 10 Februari te
kwart over 8 uur in de achter-bovenzaal van
café Brinkmann.
De agenda vermeldt o.m.:
Jaarverslag. Rekening en verantwoording
van den penningmeester en bestuursverkie
zing. Aan de beurt van aftreden zijn de
heeren J. F. Ch. Dlx, H. Carlee en A. Kloet.
Paul Baumer, de hoofdpersoon in de film „lm Westen nichts Neues", als hij voor dc
eerste maal aan het front kennis maakt met het trommelvuur
Tot tijdelijk leeraar in de Fransche taal
aan het Baarnsche lyceum is benoemd de
heer A. Kok, alhier.
„De doodc te paard"
was 'n Franschman als helaas velen,
geloof was weg.... al jaren.....
En hij was nog jong toch.
j, 1 Zal „begonnen" zijn kort na z'n Eerste
Communieals bij die velen.
fjü kwam in de oorlog
De
bracht wel-
j, -- gruwelijke massa-moord
"t 'n huivering van ernstig bedenken
Maar 't verging hem als duizend ande-
de dood bracht spoedig weinig
.^ik en angst meerhet gevoel ver-
'tede wil tot leven verslaptemen
p,, s de dood zien als 'n verlosser uit veel
ei'ende,
h Tot op 'n dag 'n nacht misschien
stiüi? ®nge*sch officier zag, die in dood-
leed ontzettendvoelde, dat hij
Ve rven moestin 't' 'begin van z'n le
ren"" ver van vader, moeder en de ande-
duw* ï*'00*1z n gelaat, waarop de scha-
Reln s do°ds reeds zichtbaar was.... dat
geen 8limlachteen was rustig.,
zweem van angst voor de eeuwigheid
Hef ,ant bij geloofde aan een God van
öp en barmhartigheid.. en bad zich
uedood in.
beef Franschman. die er honderd om zich
getr ff8<1 zien vallen zonder er meer door
flftt h worden, werd by bet zien van
bacla, afsterven gegrepen door de ge-
Z'n geloof kwam terug in z'n hart, om er
veilig gekoesterd te blijven.
Die Franschman was Henri Ghéon.
Maar nu hij z'n geloof terug had wilde
hij niet „enkel maar" katholiek zijn.
Hij dorstte naar apostolische arbeid. Mooie
dingen wilde hij doen, om ook anderen dat
geluk te brengen.
Hij zocht niet langwist I spoedig, dat
het tooneel, 'n geweldige macht ten kwade,
ook 'n geweldige macht ten goede kon wor
den
Hij constateerde echter al gauw, dat, de
vele goede bedoelingen en loffelijke pogin
gen ten spijt, het doel nog te "eel werd voor
bij geschotende manier waarop" be
viel hem niet.
Men moge dit pedant, laatdunkend of wat
ook vinden van de „nieuwelingGhéon
feit is, dat z'n van ijver bruischend gemoed
eerlijk zocht naar een nieuwe, betere vorm.
Met naar daden hunkerende voortvarend
heid zette hij zich aan 't werk„wierp"
zich om 't maar es rauw te zeggen op
de Heiligenlevens, niet alleen omdat hij
daarin 'n overvloed van stof wist te ontdek
ken, maar óók, eerder vooral omdat
die „weerlooze" heiligen 't over 't algemeen
nog niet zoo best getroffen hadden op de
planken. Ze waren hem te veel gebruikt als
poppen in een etalage-kast, als „lijmerige"
wezens van fondant en bruidsuiker, al zal
ook Ghéon de gunstige uitzonderingen niet
moedwillig hebben voorbijgezien.
Nu wist Henri Ghéon drommels goed
stel ik me zoo voor dat ie géén letter
kundige was in de klassieke beteekenis. Hij
wist mooie, rake Inslaande woorden en zin
nen te kiezen, doch de bindende eischen van
de tooneeltechniek waren hem te mach
tigóf in de te kiezen stof moest „van
zelf al een wezenlijk drama liggen(„Va
der Wang", „St. Genesius").
Voor de rest moest ie wilde hij produc
tief zijn het zaakje handig aanpakken...
en de goede heiligen kwamen hem ook nog
te hulpWaar 'n Deus ex mèchina, 'n
hoofdzonde tegen de tooneelvorm, dreigend
om 'n hoekje kwam gluren, Het Ghéon z'n
heilige gewoon 'n wonder doendaar
kon geen letterkundige sterveling iets tegen
inbrengenen de oplossing was er toch
Soms had ie de „heiligen zelf" niet eens
daar bij noodig op de plankenhij be
trok ze onzichtbaar in 't gebeuren („De op
geknoopte en de zaak was eveneens in
orde.
Betweters mogen zeggen wat ze willen.....
in elk geval heeft Ghéon werkelijk too
neel gebracht..... en tooneel in een nieu
we, frissche gedachte, waarbij de Heiligen
populair werden in de meest gunstige en
opvoedende beteekenis.
Maar er was nóg iets.
Henri Ghéon wilde niet enkel schrijven
voor de meest bevoorrechte tooneelkunste-
naarsen nog minder voor een „uitver
koren" publiek van ontwikkelden.
Hij wilde voorè,l schrijven voor de een-
voudigen, en zijn executanten zocht hij
voornamelijk onder de jeugd. Hij begreep,
dat „apostolaat-van-onderen.op" het meest
gewenscht en 't eerst noodig was. Leering
in en door de jongeren, dat was groo-
tendeels zijn doel.
En heel goed gezien was het van hem,
dat hij in z'n stukken op enkele uitzon
deringen na de humor al» veiligheids
klep gebruikte, om aldus het publiek te vrij
waren tegen „geduldige verveling"en
het tevens de jonge uitvoerders niet te
moeilijk te maken.
Hij verlangde van de stukken, die voor
het patronaatstooneel werden geschreven
(sommigen werden er niet voor geschre
ven en er toch door opgevoerd, wat fiasco's
bracht) geen grootsche, monumentale op
voeringen in concertzalen of schouwburgen.
Hij wilde ze gespeeld zien in knusse, intie
me omgeving, primitief als 't moest en met
weinig kostbare hulpmiddelen als de
toewijding er maar was..... de natuurlijke,
eerlijke drang, om iets mooi-naïefs, iets
goeds tot stand te brengen.
En in deze j ui s t e Ghéon-sfeer be
wust of onbewust, kan niet schelen heb
ben we ons ditmaal gevoeld, meer dan voor
heen nog, bij de opvoeringen van „De goe
de reis, of de doode te paard" door de too-
neelclub van het Haarlemsch St. Francis-
cus-Liefdewerk.
Daar was (buiten het stuk zelf, dat zich
er zoo echt toe leende) letterlijk alles voor
handen, om Ghéon te doen zeggen: „Zóó
moet 'tzóó is 't goed'.
T Kleine stampvolle zaaltje, mee-levend,
genietend publiek „mannetje aan manne
tje"de sobere, eigengemaakte décors.
de tapijten aan de wanden met de prijsjes
van de uitleenende firma's er nog aan, de
oude, zoo gewillige piano, de bundels bij
gezette stoelen voor de overvloed van be
langstellenden, de papieren 'amp-reflectors.
de huiselijkheid van één groote familie, de
oer-gezellige conversatie, de rook, de tocht,
de't Was. wat Je zou kunnen noemen:
'n Roomsche poesjenellen-kelder.
En Herman Moerkerk, die me in Rivotor-
to met z'n stralende-sterretjes-oogen kwam
verklaren, dat le 't zoo „verschrikkelijk
aardig" vond, zei er meteen bij: „Ze moe
ten 't nooit anders doen,... als ze 't
zelfde In n schouwburg spelen zijn ze weg.,
't is de echte Shakespeariaansche gemoede
lijkheid.... de juiste manier.... spelers en
publiek zullen zich ergens anders niet zoo
thuis voelen
Is 't wonder dat dit stuk, dit bij uitstek
voor patronaten geschikt werk 't bij 't be-
roepstooneel minder „deed" dan hier? In
de stadsschouwburg ontbrak het niet aan
spel, niet aan routine, niet aan décors of
costumeeringmaar er was geen Ghéon-
sfeer.... er was geen „natuur", geen zui
ver begrip van de reine Katholieke gedach
te, die Ghéon beheerschte toen hij z'n „Goe
de reis' en andere schreef, geen ware een
vouden geen bezieling bij de leiding
We kunnen dat beroepsspelers niet kwallik
nemenze waren de mooie vogels in de
gepoetste kooimaar 't waren vogels
zonder lied't lied van de ziel.
We hebben verleden jaar gezegd: „Hol
land kent Ghéon nog niet
We nemen daar niets van terug, doch
moeten erkennen, dat we wat ongeduldig zijn
geweest
Ghéon moet de tijd hebben om begrepen te
gaan wordenen schreef aanvankelijk
voor z'n eigen volk
Hij smijt humor-zevenklappers in 'n drom
van ernst en droefheiddaar kunnen de
Hollanders voorloopig nog niet tegen. En de
spelers moeten haast kunstenaars-van-den-
bloede zijn, om ongewenschte explosies te
voorkomen.
Heel handig was t' daarom van de regis
seur, dat hij bij de gevaarlijke momenten
maar brutaal de knoopen liet doorhakken
en ze niet met angstvallige nauwgezetheid
liet lospeuteren, 't Is nog wel niet de ma
nier, maar daar is Ghéon zelf de schuld van,
al bedoelde hij 't niet zoo..... en 'n „wor
dingsproces" is geen dingetje van 'n week
of drie vier.
Critiek is hier haast n misdaad. Er is kra
nig gewerkt, keurig door sommigener is
bereikt, wat maar zelden met die (levende
en doode) middelen bereikt werd. Voor zoo
iets neem je zwijgend je pet af en blijf je
even in de houding staan voor de moe-
gezwoegde leider, die tijd nog zenuwen
heeft gespaard om elk woord, elk gebaar tot
in de puntjes te verzorgen.
En bij zooiets val Je niet over 'n soms wat
gedrongen groepeering op 't kleine too-
neeltje..... evenmin over 'n te véél aan
buigingsuitgangen op n, omdat 't te netjes
gezegd wilde wordenje kijkt,, bewon
dert opnieuwwordt niet meer gestoord
door 'n deur naast je, die dertig maal per
bedrijf open en dicht gaatniet door de
rook, niet door „bij-geluiden"niks kan
de sfeer bederven en niks de eerbied voor
'n man, die niet anders dan eebled ver
dient..... de kracht achter de schermen
niet de schermen, die zóó'n avond bet too
neel versleren.....
Oneindig veel goeds zal er uitgaan van de
8. F. L.-uitvoeringen, zoowel op, als vóór
de plankenzóóveel goeds, dat je zou
wenschen, dat Ghéon 't kon zienen
kwaad worden op de weinigen (Goddank)
dié dit heerlijke liefdewerk niet financieel
stewv
O. !f.