i Ti Stadsnieuws mm „Im Westen nichts Neues" PIJLTJES rWEEDE BLAD ZATERDAG 7 FEBRUARI 1931 BLADZIJDE 1 ELCK WAT WILS Trekjes No. 691 MUZIEK mmÊÈ Cavalleria Rusticana, I. PagHacci Rembrandt-Theater A. Honig t Kon. Ned. Maatsch. voor Tuinbouw en Plantkunde Personalia CHRÏSTELTJKE ORATORIUM- VEREENIGING Requiem van Mozart. VVeinlese van Rudolf Men gelberg. De keuze van dirigent Georg Robert was ditmaal gelukkiger. Het „Requiem" van Mo- ^rt eischt lang zooveel niet als „Les Beati tudes" van César Franck. Dientengevolge Werd er beter gezongen dan de vorige maal. Mozart's Requiem is natuurlijk zangrijk beschreven, klinkt voortdurend aangenaam, stelt den hoorder niet voor raadselen, doch v°!doet hem. Of die muziek nu eigenlijk een echtea Requiem-indruk maakt, betwijfelen Ook doet de slepende, deinende beweging bij „Lacriinosa" en het staccate op de woor den: qua resurget ex favilla", bijzonder den Katholiek, vreemd aan. Doch men denke dan C-EORGE ROBERT *6. Zelfs als gewone gewijde muziek be schouwd (dus geen liturgische) kan het ons Wthans niet voldoen. Eenige onderdeelen mogen waardig en in drukwekkend klinken, b.v. de eerste requiem- lllzet tot „luceat", het „voca me" met het daaropvolgende „ora supplex" en het „libe ra animas omnium" in het Offertorium, maar daarnaast telt het werk vele fragmenten, die, zelfs voor een concertrequiem te effect vol zijn geschreven. Het als een echo herhalen van een be haald woord (reeds in de Introïtus bij „lu- TO VAN OER SLUVS (sopraan) ^at") en het steeds aanwenden van scherpe, dynamische contrasten, zijn voor een in den °°rsprong toch liturgischen tekst minder ge bikt. Hijzonder opvallend geschiedt dit laatste het Offertorium. „Hestias" wordt sterk, "f1 preces" zacht, „tibi" sterk, „Domine" acht gezongen, enz. SUZE LUGER (alt) den tekst maar weg en men hoort Mozart- muziek. De uitvoering stond op hoog peil. Wan neer de bassen een vasteren en volleren toon ontwikkelen, dè tenoren niet enkele malen ietwat hinderlijk gedomineerd hadden en de zestiende noten-passages in de contrapun- tisch geschreven deelen minder gemaskeerd gezongen waren geweest, dan zou deze uit voering bijna volmaakt genoemd mogen wor den. In elk geval heeft het koor met deze uit voering op schitterende wijze revanche ge- LOUIS VAN TULDER (tenor) Het solo-kwartet: de dames Van der Sluys, Luger en de heeren Van Tulder, Ravelli, vervulde hun niet zware taak hoogst ver dienstelijk. Jammer, dat er inzake de uitspraak van het Latijn tusschen koor en kwartet geen volslagen homogeniteit heerschte. De H. O. V. begeleidde, op een minder fraai klinkend voorspel na (bij Recordare), correct en volgzaam en de dirigent begees terde zijn schare op een wijze, zooals we dat nog nimmer van hem hebben kunnen constateeren. Ook „Weinlese", een klein symphonisch werk met tenorcello en koor door Dr. Ru- dolf Mengelberg getoondicht, genoot een zeer te waardeeren vertolking. Het orkest vervulde zijn tamelijk veel- eischende partij mooi van klankkleur. Het koper onderscheidde zich bijzonder en de solo-violist speelde warmer en voller van toon dan ooit te voren. Alleen geleek ons het koor minder geluk kig bij de herhaling van „durchbebt unsre armen Glieder", hetwelk zeer gecompliceerd en met weinig steun van het orkest is ge componeerd. Dit deel voldeed ons het minst van het geheele werk. Het overige mag ons niet ontroerd hebben, wij hebben toch de mengeling van instrumentale en vocale klanken bewonderd. Niet het minst in het LAATSTE UREN VAN MOZAKT Naar de schilderij van Hermann Kaibach '1873). Op den achtergrond voeren z'n vrienden de laatste compositie uit van den musicus: Zijn „Requiem". eerste deel met de tenorsolo, die op artis tieke wijze en met groot aanpassingsvermo gen door Van Tulder gezongen. Het werk in zijn geheel maakte op ons geen sterken indruk. Het is prachtig en weloverwogen opgebouwd, bevat wat instru mentatie betreft veel oorspronkelijks en brengt tot het vierde couplet één groote climax. Maar het door de muziek in ver vulling gaan van de bede, waarmede het gedicht volgens Dr. dicht volgens Dr. Bemet. eindigt, hebben wij niet kunnen constatee ren. Wij zijn niet deelachtig gewor den aan de gena de, waar naar ge smacht werd." Doch dit kan aan ons liggen. Het publiek en het koor be toonde zich althans verrukt en huldig de den componist. Onder de aanwe zigen merkten we o.a. Pierre Monteux op! O.K. WILLEM RAVELLI (bas) door de Itaiiaansche Opera. 'n Afscheidsvoorstelling van de Italiaan- sche Opera, en nog wel met de twee wer ken, die, èn door hun aard, èn door hun geschiedenis èn ten slotte, hoewel in ande ren zin, door hun beknoptheid, zoo goed als onafscheidelijk zijn verbonden. Paljas en de Cavalleria zijn als 't ware Siameesche tweelingen geworden; men kan zich de eene bijna niet denken zonder de andere. Jong zijn ze geen van beiden meer. De Cavalleria kreeg haar eerste opvoering te Rome, den 17en Mei 18S0. De tot dan toe in de muzikale wereld vrij onbekende Ita- liaansche componist Mascagni (geb. 1863), overrompelde er het publiek mee. Feitelijk was zijn compositie het resultaat van een opera-wedstrijd, door den uitgever Ricordi te Milaan uitgeschreven, en waarbij aan Pietro Mascagni de eerste prijs ten deel viel. In 't algemeen was men van oordeel dat deze één-acter 'n dam zou opwerpen tegen de steeds meer en meer veld-win- nende Wagner-vereering. Hier, zoo meende men, had men een beeld van 't ware leven, de hartstocht op de plan ken gebracht, geen fictie, geen onwerkelijk heid, geen legende. Het groote publiek echter vergat dat, ondanks de groote muzikale verdiensten, het werk slechts zeer eenzijdig was ingesteld op echt zuidelijk temperament, en echt Italiaansche zeden en gewoonten. Natuurgetrouw, pijnlijk natuurgetrouw zelfs, zoo u wilt, maar dat we slechts kun nen aanvaarden, onder die restrictie, als geniale muzikale compositie. Hetzelfde geldt de twee jaar later ver schenen, twee-bedrijvige opera „Paljas" op tekst en muziek van Ruggiero Leoncavallo (1858—1919). Dit dramatische werk was te danken aan de concurrentiezucht van een anderen Mi- laanschen uitgever, Sonzogno, die met Pal jas zoo mogelijk nog meer succes had dan Ricordi met de Cavalleria. Het is wel 'n eigenaardig verschijnsel, dat beide componisten zich met die opera's „uit geschreven" schijnen te hebben. Althans, noch Mascagni, die nog leeft, nóch Leon cavallo, die twaalf jaar geleden stierf, pro duceerde later nog iets, dat blijvend succes had, althans buiten Italië. Puccini, die ook in „veristischen" zin schreef, maar wiehs werk van edeler vinding is en van beter gehalte, overvleugelde weldra z'n beide landgenooten, eerst met zijn Bohème, 'n on derwerp, ook door Leoncavallo behandeld, later met Manon Lescant. Tosca, Madame Butterfly, La Fanciulla della West, en Tu- randot, dat hij onvoltooid na liet. Ter opfrissching moge 'n korte inhoud van beide werken hieronder volgen. Pagliac- ci of Paljas speelt in Calabrië, bij Mon- talto, omstreeks 1870. Op het feest van Ma ria Hemelvaart komt er 'n kermistroep in het dorp. Canio, het hoofd van het gezel schap, (die in de voorstelling, straks op het tooneel te geven Paljas heeten zal), en Beppo, de acteur, (die in de comedie de rol vervult van Harlekijn), begeven zich met eenige boeren naar 'n herberg. In het twee de tooneel verklaart Tonio (in de comedie Taddeo)aan Nedda, de vrouw van Canio, z'n liefde, doch Nedda wijst hem af. Tonlo gevoelt zich hierdoor beleedigd en zweert wraak. Wanneer Silvio, een boer en de twee de aanbidder van de schoone Nedda, zich in haar gezelschap bevindt, wordt Canio door den afgewezen minnaar gewaarschuwd, en vangt hij nog juist de laatste woorden op van z'n vrouw, waarmee ze belooft, Sil vio te zullen volgen 's Avonds zal in de theatertent de voorstelling plaats vinden van „Paljas", en dit stuk geeft ongeveer dezelfde geschiedenis weer, welke ook in werkelijkheid plaats vindt tusschen Nedda en haar aanbidder. Doch in het spel kan Canio het op "t laatst van woede en jaloe zie niet uit houden en steekt hij Nedda (Colombine) neer. Silvio, die zich onder de toeschouwers bevindt, klimt op het tooneel, doch wordt ook door den woedenden echt genoot neergestoken. En terwijl men zich op Canio werpt om hem te ontwapenen, en gevangen te nemen, laat deze zijn mes vallen onder de woorden: De comedie is uit! „Cavalleria Rusticana" is niets meer dan eene episode uit het Siciliaansche Volks leven, om te betoogen dat onder de lagere volksklasse het begrip van eer en huwe lijkstrouw even sterk is als de ridderlijk heid (Cavalleria) daar buiten. Het libretto heeft in 't kort den volgenden inhoud: Santuzza zoekt naar haar ontrouwen min naar Turiddu. Alfio, 'n voerman, is ge trouwd met Lola, een vroegere verloofde van Turiddu. De oude liefde brengt Turiddu en Lola weer tezamen, en Santuzza, die zulks vermoedde, licht Alfio in, na getracht te hebben, Turiddu tot zich terug te bren gen. Na de kerk gaan Turiddu en Lola naar 'n herberg, waar het tusschen Alfio en Turiddu tot een uitbarsting komt. Er ont staat een strijd tusschen beide mannen, die eindigt met Turiddu's dood. De opvoering door de Italianen in een uitstekende bezetting overtrof onze ver wachtingen. Solisten en koor hebben onder de bezielende leiding van maestro Parenti een uiterst levende vertolking gegeven van belde werken. En het lag waarlijk niet aan de solisten, die in de Cavalleria een rol te vervullen hadden, dat Paljas^ naar onze meening althans, aanspraak maken mocht op de beste vertolking. Want Signora Piave zong met gloed en hartstocht een fameuze partij als Santuzza, waardig gesecondeerd door Signorina Chiorboli als Lola en Signora Squarzina als Lucia. Signor Marchi was een hartstochtelijke Alfio, en Turiddu's rol, die in plaats van door signor P. Civil door sig nor G Barbier! werd vertolkt, vond in dezen laatste een waardig acteur, 'n Enkele maal waren de koperblazers in het orkest te hard, zoo bijvoorbeeld in het zevende tooneel, in de scène tusschen Santuzza en Turiddu, met het gevolg, dat de toch stevig zingende so praan en tenor in het instrumentaal effect te loor gingen. Het muzikaal Intermezzo tus schen het 8e en 9e tooneel was 'n stem mingsvol gespeelde aanvulling voor het in tentioneel ledig blijvend tooneel. In Paljas stak signor Breviario als pro- tagonista niet alleen in werkelijkheid, maar ook in figuurlijken zin boven allen uit. Over welk een geweldige dramatische kracht en machtige stem beschikt deze tenor geweldig en zuiver tot in de hoogste ligging. Doch ook Siga. A. Frappi gaf een boeiende Nedda; ofschoon haar stem niet den omvang heeft van Siga. Piave, is haar timbre warmer en ontroerender: ook zij had prachtige momen ten, vooral in haar duet met den eveneens warm getimbreerden bariton van signor F. Franchi Signor Piccioli zong de Paljas proloog in niet overdreven drama tisatie: zijn clowns-rol vervulde hij vooral in het samen spel niet Nedda op uitmuntende wijze. Sig nor Barbieri zong als Peppe (Harlekijn) een tweede, zij het minder groote partij dezen avond, maar bleef zich stimmlich volkomen gelijk. 'n Wonder, zooals deze menschen zingen kunnen en acteeren tegelijk! Ook het koor was op de hoogte van zijn taak en zong accuraat en gecstdrftig. Met de enkele uit zondering die we hierboven noemden, wist ook het orkest zich op te werken tot het enthousiasme der zangers, zoodat we een geheel kregen, dat alle verwachtingen over trof Het applaus en de bloemen aan dirigent Parent! klaarblijkelijk als hulde voor alle medespelenden bedoeld, waren dan ook wel verdiend, en moge gegolden hebben ais een van harte gemeend: tot weerziens in het volgend seizoen. J. s. De troep jonge vrijwilligers maakt kennis met de kameraden van de „tweede compagnie" De faam, die de vertooning van deze ge luidsfilm is vooruitgegaan, is niet beschaamd. Een stampvolle zaal heeft in bijna beklem mende stilte de ontrolling van deze prent gevolgd en stil zijn de honderden na afloop naar huis gegaan. Rembrandt-Theater mag worden gefeliciteerd met het feit, dat het deze film den Haarlemmers zoo spoedig heeft kunnen aanbieden. Het eenvoudige is het kenmerk van het ware en dat lijkt ons wel het geheim te zijn van het groote succes, dat de film heeft. Het is de rauwe werkelijkheid, die zonder valsch effectbejag wordt vertoond en een onuit- wischbaren indruk maakt. Toch is de film niet zoo verschrikkelijk, dat wij gevoelige zielen zouden moeten afraden er naar te gaan kijken. Maar wel moet men er op voorbereid zijn, dat men eenige dagen over het geziene zal spreken en er misschien des nachts van zal droomen. Wie de gelegenheid heeft, zal goed doen eerst het beek van Remarques te lezen, om dat hij dan dubbel zal genieten en de ver schillende tooneelen hem zeer bekend zullen voorkomen. De filrn begint met ons de oorlogsverdwa- zing te laten zien, waarin Duitschland leefde in Augustus 1914. Meer nog dan de einde- looze parades van met bloemen bestrooide naar het front trekkende troepen, wordt dit bereikt door de prachtig ?espeelde scène van den gymnasium- leeraar, die er in slaagt al de leer lingen van zijn klas vrijwillig dienst te laten nemen voor 't lieve Vaderland. De ontnuchterende werkelijkheid komt al spoe dig en wordt kort en krachtig weergegeven als de jonge gymnasiasten in de kazerne kennis maken met den brievenbesteller, nu felöwebel, Himmelstosz. Daar is b.v. die af wijzende houding van Himmelstosz tegen over al te groote gemeenzaamheid der re- cruten, dat treiteren van de soldaten op de chambrée, dat laten baggeren door de mod der en tallooze andere trekjes, die sfeer scheppen. Dan komt de kennismaking met het front. Het is of men zelf meereist en meeleeft. Hoe prachtig is de ontmoeting met den braven Katezinsky, die voor de jongens voortaan meer dan een goede kameraad, een vader zal zijn. In een reeks tafereelen, die beurtelings tranen deen opwellen en verontwaardiging doen groeien, wordt een afkeer tegen al die beestachtigheid, die oorlog heet, ingeboezemd. Als bijzonder goed geslaagd noemen wij den aanval van de Franschen en den tegenaanval der Duitschers waar met grootsche techniek is gewerkt. Bij zonder frappeerend is hier, na de gruwzame menschen slachting, dat cynisch genieten van op de Franschen veroverd witte brood en wijn. Wij zouden nog de aangrijpende oogenblikken in den granaattrechter kun nen noemen, waar Baumer, bedacht op eigen lijfsbehoud, den Franschman Duval doet sneven en zijn wanhoop om den dood van dezen' vreemdeling, die echter nuchter door Kat wordt weggevaagd met de vertroosting, dat hij niet anders heeft kun nen doen omdat anders 3e Franschman hèm zou nebben vermoord. De thuiskomst van Baumer met verlof, wel iswaar een der zwakste gedeelten van de film, lm Westen nichts Neues Het blijkt wel, dat de vertooning van deze film In het Rembrandt-theater een Haarlemsche gebeurtenis is, want wij zagen gisterenavond reeds tal van nota bele en intellectueele Haarlemmer» in de stampvolle zaal. En dat het niet louter nieuwsgierigheid was om èen film te zien, die opspraak heeft verwekt en in Duitschland verboden is, bewees het slot, toen er geen applaus klonk bij het wegflitsen van den laatsten lichtstraat op het doek. In eerbiedige stilte, als toef den de aanwezigen in een sterfkamer, werd de zaal ontruimd. Het einde van de film was dan ook in hooge mate aan grijpend. Paul Baumer, die bijna al zijn kameraden had verloren en In den lan gen oorlog duizend verschrikkingen had meegemaakt, sneuvelt op een rustigen middag door het welgemikt schot van een Franschman als hij over den rand van een loopgraaf buigt om een vlinder te vangen. Voor den Franschman lijkt het een spelletje om op een vervelenden middag zijn schietvaardigheid te beproe ven; voor Paul Baumer het verlies van een leven, voor welks behoud hij een hel van afschuwelijkheid had geleden. En voor den katholiek dringen dui zend gedachten naar voren bij het over peinzen van zoo'n plotselinge daging voor Gods rechterstoel in een omgeving, waar zooveel gevaren de ziel bedreigden. Want men ontkomt niet aan den in druk, dat hier geen spel wordt vertoond, maar het beeld van de ijselijke werke lijkheid. Deze film doet meer voor de vredes- actie, dan een jarenlange propaganda. Het doet ons genoegen, dat de film on- gecoupeerd in Nederland wordt gegeven. Dat toch is het bewijs, dat wij in ons land deze propaganda voor onze vrede lievende gezindheid niet meer noodig hebben. De film wekt echter het verlangen op naar een krachtige Internationale katholieke actie tot behoud van den vrede. is suggestief voor den totaal indruk van het stuk en dan het einde van Kat en spoedig daarna van den held op een rustigen dag aan het front De film is een knap stuk techniek en er wordt mooi spel geleverd, zoo mooi, dat het werkelijkheid schijnt en niet meer opvalt. Na alles wat reeds over de film is ge schreven meenen wij met deze enkele herin neringen te kunnen volstaan. Wij twijfelen er niet aan of bijnS. alle Haarlemmers van boven de achttien jaar zullen deze week een paar uren vrij houden voor een bezoek aan het Rembrandt-Theater. In den ouderdom van 79 Jaar is te Over- veen, waar hij de laatste jaren woonde, overleden de bekende Zaansche industrieel, de heer Adriaan Honig. De thans overledene was een der grootste olieslagers van de Zaanstreek; hi) was op richter van de ollefabrleken „Het Hart" cn „De Zwaan" te Koog aan de Zaan, welke later tot één N. V. werden vereenigd en waarvan de leiding de laatste jaren berustte bij de twee zoons van den overledene, die zelf gedelegeerd commissaris was. Verder was de heer Honig president-com missaris van de olieslagerij „Phoenix" te Bo degraven en eigenaar van den cacaomolen „Het Pink", den eenigen nog overgebleven molen van Koog aan de Zaan. Ongeveer dertig jaren heeft de overledene zitting gehad In het bestuur van den polder Westzaan, in welks arbeid hij nog steeds een werkzaam aandeel had. De begrafenis zal geschieden Maandag a.s. te 12 uur op de Algemeene Begraafplaats te Heemstede. De afdeeling Haarlem en Omstreken van bovengenoemde maatschappij zal een ver gadering houden op Dinsdag 10 Februari te kwart over 8 uur in de achter-bovenzaal van café Brinkmann. De agenda vermeldt o.m.: Jaarverslag. Rekening en verantwoording van den penningmeester en bestuursverkie zing. Aan de beurt van aftreden zijn de heeren J. F. Ch. Dlx, H. Carlee en A. Kloet. Paul Baumer, de hoofdpersoon in de film „lm Westen nichts Neues", als hij voor dc eerste maal aan het front kennis maakt met het trommelvuur Tot tijdelijk leeraar in de Fransche taal aan het Baarnsche lyceum is benoemd de heer A. Kok, alhier. „De doodc te paard" was 'n Franschman als helaas velen, geloof was weg.... al jaren..... En hij was nog jong toch. j, 1 Zal „begonnen" zijn kort na z'n Eerste Communieals bij die velen. fjü kwam in de oorlog De bracht wel- j, -- gruwelijke massa-moord "t 'n huivering van ernstig bedenken Maar 't verging hem als duizend ande- de dood bracht spoedig weinig .^ik en angst meerhet gevoel ver- 'tede wil tot leven verslaptemen p,, s de dood zien als 'n verlosser uit veel ei'ende, h Tot op 'n dag 'n nacht misschien stiüi? ®nge*sch officier zag, die in dood- leed ontzettendvoelde, dat hij Ve rven moestin 't' 'begin van z'n le ren"" ver van vader, moeder en de ande- duw* ï*'00*1z n gelaat, waarop de scha- Reln s do°ds reeds zichtbaar was.... dat geen 8limlachteen was rustig., zweem van angst voor de eeuwigheid Hef ,ant bij geloofde aan een God van öp en barmhartigheid.. en bad zich uedood in. beef Franschman. die er honderd om zich getr ff8<1 zien vallen zonder er meer door flftt h worden, werd by bet zien van bacla, afsterven gegrepen door de ge- Z'n geloof kwam terug in z'n hart, om er veilig gekoesterd te blijven. Die Franschman was Henri Ghéon. Maar nu hij z'n geloof terug had wilde hij niet „enkel maar" katholiek zijn. Hij dorstte naar apostolische arbeid. Mooie dingen wilde hij doen, om ook anderen dat geluk te brengen. Hij zocht niet langwist I spoedig, dat het tooneel, 'n geweldige macht ten kwade, ook 'n geweldige macht ten goede kon wor den Hij constateerde echter al gauw, dat, de vele goede bedoelingen en loffelijke pogin gen ten spijt, het doel nog te "eel werd voor bij geschotende manier waarop" be viel hem niet. Men moge dit pedant, laatdunkend of wat ook vinden van de „nieuwelingGhéon feit is, dat z'n van ijver bruischend gemoed eerlijk zocht naar een nieuwe, betere vorm. Met naar daden hunkerende voortvarend heid zette hij zich aan 't werk„wierp" zich om 't maar es rauw te zeggen op de Heiligenlevens, niet alleen omdat hij daarin 'n overvloed van stof wist te ontdek ken, maar óók, eerder vooral omdat die „weerlooze" heiligen 't over 't algemeen nog niet zoo best getroffen hadden op de planken. Ze waren hem te veel gebruikt als poppen in een etalage-kast, als „lijmerige" wezens van fondant en bruidsuiker, al zal ook Ghéon de gunstige uitzonderingen niet moedwillig hebben voorbijgezien. Nu wist Henri Ghéon drommels goed stel ik me zoo voor dat ie géén letter kundige was in de klassieke beteekenis. Hij wist mooie, rake Inslaande woorden en zin nen te kiezen, doch de bindende eischen van de tooneeltechniek waren hem te mach tigóf in de te kiezen stof moest „van zelf al een wezenlijk drama liggen(„Va der Wang", „St. Genesius"). Voor de rest moest ie wilde hij produc tief zijn het zaakje handig aanpakken... en de goede heiligen kwamen hem ook nog te hulpWaar 'n Deus ex mèchina, 'n hoofdzonde tegen de tooneelvorm, dreigend om 'n hoekje kwam gluren, Het Ghéon z'n heilige gewoon 'n wonder doendaar kon geen letterkundige sterveling iets tegen inbrengenen de oplossing was er toch Soms had ie de „heiligen zelf" niet eens daar bij noodig op de plankenhij be trok ze onzichtbaar in 't gebeuren („De op geknoopte en de zaak was eveneens in orde. Betweters mogen zeggen wat ze willen..... in elk geval heeft Ghéon werkelijk too neel gebracht..... en tooneel in een nieu we, frissche gedachte, waarbij de Heiligen populair werden in de meest gunstige en opvoedende beteekenis. Maar er was nóg iets. Henri Ghéon wilde niet enkel schrijven voor de meest bevoorrechte tooneelkunste- naarsen nog minder voor een „uitver koren" publiek van ontwikkelden. Hij wilde voorè,l schrijven voor de een- voudigen, en zijn executanten zocht hij voornamelijk onder de jeugd. Hij begreep, dat „apostolaat-van-onderen.op" het meest gewenscht en 't eerst noodig was. Leering in en door de jongeren, dat was groo- tendeels zijn doel. En heel goed gezien was het van hem, dat hij in z'n stukken op enkele uitzon deringen na de humor al» veiligheids klep gebruikte, om aldus het publiek te vrij waren tegen „geduldige verveling"en het tevens de jonge uitvoerders niet te moeilijk te maken. Hij verlangde van de stukken, die voor het patronaatstooneel werden geschreven (sommigen werden er niet voor geschre ven en er toch door opgevoerd, wat fiasco's bracht) geen grootsche, monumentale op voeringen in concertzalen of schouwburgen. Hij wilde ze gespeeld zien in knusse, intie me omgeving, primitief als 't moest en met weinig kostbare hulpmiddelen als de toewijding er maar was..... de natuurlijke, eerlijke drang, om iets mooi-naïefs, iets goeds tot stand te brengen. En in deze j ui s t e Ghéon-sfeer be wust of onbewust, kan niet schelen heb ben we ons ditmaal gevoeld, meer dan voor heen nog, bij de opvoeringen van „De goe de reis, of de doode te paard" door de too- neelclub van het Haarlemsch St. Francis- cus-Liefdewerk. Daar was (buiten het stuk zelf, dat zich er zoo echt toe leende) letterlijk alles voor handen, om Ghéon te doen zeggen: „Zóó moet 'tzóó is 't goed'. T Kleine stampvolle zaaltje, mee-levend, genietend publiek „mannetje aan manne tje"de sobere, eigengemaakte décors. de tapijten aan de wanden met de prijsjes van de uitleenende firma's er nog aan, de oude, zoo gewillige piano, de bundels bij gezette stoelen voor de overvloed van be langstellenden, de papieren 'amp-reflectors. de huiselijkheid van één groote familie, de oer-gezellige conversatie, de rook, de tocht, de't Was. wat Je zou kunnen noemen: 'n Roomsche poesjenellen-kelder. En Herman Moerkerk, die me in Rivotor- to met z'n stralende-sterretjes-oogen kwam verklaren, dat le 't zoo „verschrikkelijk aardig" vond, zei er meteen bij: „Ze moe ten 't nooit anders doen,... als ze 't zelfde In n schouwburg spelen zijn ze weg., 't is de echte Shakespeariaansche gemoede lijkheid.... de juiste manier.... spelers en publiek zullen zich ergens anders niet zoo thuis voelen Is 't wonder dat dit stuk, dit bij uitstek voor patronaten geschikt werk 't bij 't be- roepstooneel minder „deed" dan hier? In de stadsschouwburg ontbrak het niet aan spel, niet aan routine, niet aan décors of costumeeringmaar er was geen Ghéon- sfeer.... er was geen „natuur", geen zui ver begrip van de reine Katholieke gedach te, die Ghéon beheerschte toen hij z'n „Goe de reis' en andere schreef, geen ware een vouden geen bezieling bij de leiding We kunnen dat beroepsspelers niet kwallik nemenze waren de mooie vogels in de gepoetste kooimaar 't waren vogels zonder lied't lied van de ziel. We hebben verleden jaar gezegd: „Hol land kent Ghéon nog niet We nemen daar niets van terug, doch moeten erkennen, dat we wat ongeduldig zijn geweest Ghéon moet de tijd hebben om begrepen te gaan wordenen schreef aanvankelijk voor z'n eigen volk Hij smijt humor-zevenklappers in 'n drom van ernst en droefheiddaar kunnen de Hollanders voorloopig nog niet tegen. En de spelers moeten haast kunstenaars-van-den- bloede zijn, om ongewenschte explosies te voorkomen. Heel handig was t' daarom van de regis seur, dat hij bij de gevaarlijke momenten maar brutaal de knoopen liet doorhakken en ze niet met angstvallige nauwgezetheid liet lospeuteren, 't Is nog wel niet de ma nier, maar daar is Ghéon zelf de schuld van, al bedoelde hij 't niet zoo..... en 'n „wor dingsproces" is geen dingetje van 'n week of drie vier. Critiek is hier haast n misdaad. Er is kra nig gewerkt, keurig door sommigener is bereikt, wat maar zelden met die (levende en doode) middelen bereikt werd. Voor zoo iets neem je zwijgend je pet af en blijf je even in de houding staan voor de moe- gezwoegde leider, die tijd nog zenuwen heeft gespaard om elk woord, elk gebaar tot in de puntjes te verzorgen. En bij zooiets val Je niet over 'n soms wat gedrongen groepeering op 't kleine too- neeltje..... evenmin over 'n te véél aan buigingsuitgangen op n, omdat 't te netjes gezegd wilde wordenje kijkt,, bewon dert opnieuwwordt niet meer gestoord door 'n deur naast je, die dertig maal per bedrijf open en dicht gaatniet door de rook, niet door „bij-geluiden"niks kan de sfeer bederven en niks de eerbied voor 'n man, die niet anders dan eebled ver dient..... de kracht achter de schermen niet de schermen, die zóó'n avond bet too neel versleren..... Oneindig veel goeds zal er uitgaan van de 8. F. L.-uitvoeringen, zoowel op, als vóór de plankenzóóveel goeds, dat je zou wenschen, dat Ghéon 't kon zienen kwaad worden op de weinigen (Goddank) dié dit heerlijke liefdewerk niet financieel stewv O. !f.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5