In het grijze verleden
bij R.C.H.
Het
Vierde Lustrum van de
De jubilarissen
Uit de Spaarnetoren
DERDE BLAD
DINSDAG 24 FEBRUARI 1931
BLADZIJDE 1
In het grijze verleden - Uit de jaren van top-prestaties
Tijden van tegenspoed - De K.N. V.B.-beker - De bloei der
vereeniging - De leiders der vereeniging - Een geïukwensch
Uit de jaren der top-prestaties
Tijden van tegenspoed
De K.N.V.B.-beker
De bloei van de vereeniging
De leiders der vereeniging
CEBRS. HAZEVOET
Het voetbalspel van vroeger
en thans
De Racers proficiat
Geutskens,
Knielend:
Racing Club Haarlem
De Racing Club is feitelijk de baby van de
Haarlemsche clubs.
Twintig jaar. Hoe weinig is dit slechts, in
vergelijking met haar zustervereenigingen.
Daar hebt u H. F. C. met haar vijf kruisjes,
de roodbroeken-club, die daar al hard heen
loopt, terwijl zelfs E. D. O. haar in jaren
verre overtreft. Doch de baby, als wij 't zoo
uitdrukken mogen, bleek er een met gezond
bloed, met krachtije levenssappen in haar
body. Een vereeniging, die misschien de
kunst eerst bij de andere vereenigingen goed
heeft afgekeken en met deze ervaring haar
voordeel deed. Maar met ervaring alleen
komt men er niet. Daar is meer voor noodig.
In de eerste plaats leiders, die de mooie gave
bezitten om leiding te geven, een breed be
grip, waarover veel te schrijven valt. Wij
zullen dat in dit feestartikel niet, wij kunnen
slechts vaststellen, dat men zijn taak be
greep, waarvan de geschiedenis in zulk 'n
ruime mate getuigt.
De voornaamste gebeurtenissen uit het
Racing-bestaan geven wij hier den lezers,
het zijn grepen, welke echter den draad der
historie vormen en bij een mijlpaal als deze
gaarne worden gelezen.
Het eerste home der Racing Club lag te
Velsen.
Voordien, zelfs wel een jaar of vier, had
een clubje jongelui, waaruit de vereeniging
is voortgesproten, zich gevormd en voetbalde
zoo hier en daar op open velden in onze stad.
Hoewel in die jaren pogingen in het werk
waren gesteld om een elftal te vestigen, het
geen dan ook werkelijk geschiedde onder den
naam F. C. Achilles en waarvoor wijlen Ba
ron van Tuyll van Serooskerken een brokje
weiland van zijn prachtig buiten te Velsen
afstond, leden die pogingen toch schipbreuk.
Pas in 1911 kwam het tot een definitieve
stichting. De meeste zorg baarde voorloopig
het vinden van een behoorlijk terrein, waar
bij het financieele gedeelte begrijpelijk de
grootste rol vervulde. Een brok weiland,
waar tot dat oogenblik pracht producten van
den Hollandschen veestapel zich in speelsche
dartelheid hadden vergeten, werd geschikt
beoordeeld, waarna de eerste huurovereen
komst werd gepasseerd. Tal van leden trok
ken spoedig derwaarts en met grooten ijver
Werd in een korte spanne tijds van dat brok
weiland een alleszins bruikbaar speelveld
gemaakt. Men kruide zand, trok krijtlijnen,
kortom verrichtte bij gebrek aan contanten
alle werkzaamheden zélf, werkzaamheden,
welke noodzakelijk waren om een tevreden
knikje te krijgen van den consul, die het veld
te inspecteeren had.
Deze samenvatting zegt slechts bitter wei
nig van de groote toewijding, welke vereisclit
werd, Van het voortdurend gereed zijn om
de behulpzame hand te bieden. Maar hoevele
prachtige club-herinneringen liggen hierin
niet verscholen. Welk scherp contrast is er
niet ontstaan tusschen dit verleden en
heden. Kijkt u thans eens op de velden naar
de blasé-mannetjes, als zij Zondagsmorgens
kernen, nog bleek vermoeid van de steps en
fox-trots, welke den vorigen avond en nacht
zijn gedanst, het saxophoon-geschetter nog
naruischend in hun verdoezelde koppen. Dan
moet u hooren, welke noten deze heeitjes
op hun zangen hebben, als er eens iets ha
pert.
Is het te verwonderen, dat de ouderen wei
eens een beetje kriegel worden, dat een woe
debui de beheersching vaak poogt te over
vleugelen. Want hoe anders was het vroeger,
en dan komen zij langzamerhand tot de
overtuiging, dat het oude begrip clubliefde
voor het grootste deel onzer huidige genera
tie een ijdele klank is geworden.
Om thans den draad der geschiedenis we
der op te vatten. prettiger jaren dan te
Velsen hebben de R. C. H.-ers zeker met
gekend; jaren, welke van uitstekende ver
richtingen getuigen, maar ook tintelden van
heerlijk sportjolijt. Doch na acht jaren, van
gestadigen bloei, toén de periode naderde, dat
de vereeniging voortdurend in omvang toe
nam, werd de oude omgeving te klein en
hoewel met een zekeren weemoed werd de
Velsensche periode afgesloten.
Men verhuisde naar den Middenweg
De bloeiperiode werd hier onverzwakt
voortgezet. Meermalen hebben wij de waag
vernomen, waarom het tsrreinen-coniplex
daar niet werd gemoderniseerd; dat men den
ouden toestand heeft behouden, zooal: men
daar het veld betrok. Inderdaad doet de
accomodatie wat conservatief aan, de orga
nisatoren onderschrijven het volkomen Maar
een „first class"-inrichting kost sunmen
gelds, hetgeen bij, als wij het zoo uitd-ukken
mogen, de groote concurrentie niet soo ge
makkelijk te reserveeren valt. Dcch het
grootste bezwaar vormen de voornomen
uitbreidingsplannen van de gemeente Haar
lem. 't Is een bekend feit, dat de mxrie ter
reinen reeds lang voorbestemd zijn te ver
dwijnen, en zou het met dit vooruitzicht niet
onverantwoord zijn ingrijpende veranderin
gen aan te brengen?
Welke plannen er voorgenomen zjn, weten
wij op het moment, dat wij deze legels aan
het papier- toe vertrouwen, nog riet, maar
vaststaand is het, dat de jubilaresse heel
spoedig voor haar tweede verhuizing komt.
Nu het vierde lustrum is bereikt, willen
wij in korte trekken releveeren, op welk n
succesvol verleden de R. C. H.-ers terugzien.
Vier maal in dit tijdsbestek wisten de blauw
zwarten een kampioenschap te veroveren,
waaronder eenmaal den hoogsten titel; het
Nederlandsch Kampioenschap. Voorts ein
digde men vijf keer op de tweede plaats,
zoodat men op een behoorlijken staat van
dienst kan terugzien.
Reeds in het eerste seizoen na de oprich
ting boekte men succes en eindigde het jeug
dige elftal als nummer één van de 2e klasse
H. V. B. Aardig is het bij deze gelegenheid
de namen te noemen van diegenen, die toen
het blauw-zwarte shirt droegen:
P. van Kessel,
W. Bloemheuvel, P. Smits,
G. v. d. Bosch, A. ten Brink, P. Boerrigter,
W. Mulder, G. van Hemert, J. Hemelrijk,
H. Cramer, W. Hazevoet.
Het tweede kampioenschap werd in het
zesde seizoen geoogst, toen men in de 3e
klasse N. V. B. speelde. In 1919 eindigde de
Racing als eerste der tweede klasse, waarop
promotie volgde naar de Overgangs-klasse.
Doch het succesvolste jaar is ongetwijfegld
1923 geweest. Nadat men het vorige jaar
nauwelijks aan de degradatie was ontsnapt,
oordeelde het bestuur het gewenscht een trai
ner te engageeren. En zeker is het voor een
aanzienlijk deel aan Julian's leiding te dan
ken, dat het R. C. H.-elftal eerst het Wes
telijk kampioenschap veroverde, en vervol
gens in een zeldzaam mooien spurt zich ook
over de andere gewesten superieur toonde.
De grootsche hulde haar in die dagen door
het Haarlemsche gemeentebestuur en door
de burgerij gebracht, zijn toen op zeer hoogen
prijs gesteld en vormen een der schoonste
bladzijden uit haar geschiedenis.
Na deze uiteenzetting de vraag urgent,
waarom deze periode r het R. C. H.-
bestaan voortdurend zoo .ccesvol is ge
weest; feitelijk een aaneenschakeling van
goede resultaten, waarbij een enkele spor
tieve misstap in het niet verzinkt. Dit dankt
men in de 1ste plaats aan den goeden club
geest en gezonde sportopvattingen. Boven
dien heeft men de vaste kern van vroeger
kunnen behouden. Spelers als Hazevoet,
Nieuwenhuis, Krom, Kuyt, etc. zijn als *s
ware met de vereeniging opgegroeid.
Wat de vereeniging thans is geworden, is
voor een aanzienlijk deel hun werk. En ook
al kunnen de meesten geen actieve speel-,
kracht meer ontwikkelen, hun kleuren blij
ven zij trouw. Een succes is nog hun suc
ces, een nederlaag hun nederlaag en advie
zen van dergelijke ervaren voetballers zijn
voor een vereeniging van onschatbare
waarde.
Een prachtig staaltje van clubliefde onder
vonden wij onderlaatst nog met den veteraan
Roelfsema. Het vlotte niet zoo bijster in de
Racing-voorhoede in het begin van dit sei
zoen. Men deed een beroep op dezen ouden
rot, en direct vond men hem bereid, ondanks
zijn 37-jarigen leeftijd, voor het eerste in het
veld te gaan. Zulk spelen is geen onverdeeld
genoegen. Op zulk 'n leeftijd gaat de snel
heid achteruit, evenals het uithoudingsver
mogen, met als gevolg onaangename critie-
ken bij de toeschouwers en in de pers. Dat
dit zulke spelers onprettig stemt, is vanzelf
sprekend, doch de drijfveer:' mijn oude
kleuren roepen me, doet hen er zich over
heen zetten.
Bovendien heeft de jubilaresse zich steeds
in de groote populariteit van de jeugd mo
gen verheugen, met als gevolg veel reserve
materiaal.
Maar dit seizoen spant voorzeker de kroon,
want de toeloop o.a. van adspiranten bleek
zoo groot, dat men behalve vier adspiranten-
elftallen in den H. V. B., nog êen eigen com
petitie moest vormen voor de ovérblijvende
vier elftallen. In totaal brengt R. C. H.
thans twintig elftallen in K. N. V. B.- of
H. V. B.-verband in het veld, hetgeen een
beknopt beeld geeft van haren enormen om
vang.
Begrijpelijk heeft de Middenweg-club ook
jaren van tegenspoed gekend en als zoodanig
teekent het derde seizoen (19131914) zich
af als het zwarte schaap in de kudde. Voor
het eerst werd dat jaar aan de N. V. B.-
competities deelgenomen, doch door onbere
kenbare omstandigheden wilde het niet
vlotten en de competitie sloot met de Racing
onder aan de ranglijst.
Onoverkomelijk zou dit feit zeker niet ge
weest zijn, als er nog geen noodlottiger ge
beurtenis had plaats gevonden. Mede mis
schien door die ongunstige omstandigheden
en ook door een ander feit verdwenen in
één slag zes steunpilaren uit de Racing-
gelederen, hetgeen begrijpelijk een handicap
van belang was. F ven geleek de vereeniging
gedemoraliseerd en zou bij een minder hech
te constitutie zeker zijn ineengestort. Daar
om is het einde van het seizoen 1913—1914
een der glorie-tijdperken van Simon Haze
voet, den oprichter, en zijn mede-bestuurde-
ren geworden. Zij klemden de tanden nog
vaster opeen en een „dat nooit!" was vol
doende om de situatie te redden. De volgende
zomermaanden werden benut om het elftal,
aangevuld met reserves, te laten inspelen,
met het voldoening-gevende resultaat, dat
men nauwelijks een jaar later op de tweede
plaats stond in de derde klasse N. V. B.
De tweede groote tegenslag ligt waar
schijnlijk bij de meeste lezers nog wel in het
geheugen. Het seizoen n.l. 1921—1922, het
eerste jaar dus, dat de R. C. H.-ers hun
eerste klasse-titel te verdedigen hadden.
Eenige uitzonderingen daargelaten, vlotte 't
niet met het elftal. Of niet vlotten, is fei
telijk niet juist. Want wanneer men uit 22
wedstrijden 19 punten verovert en daarbij
weet, dat de afdeelings-kampioen tot 32
kwam, dus precies tien punten meer, 'geeft
dit zeker geen aanleiding tot ontevreden
heid.
Hoe 't ook zij, deze 19 punten bleken nau
welijks voldoende om voor de eerste klasse
behouden te blijven. Een troost, hoewel een
schrale, was het voor de Haarlemmers, dat
zij dit lot niet alleen te torsen kregen en
dit met zes tot zeven elftallen deelden. Twee
clubs moesten in die jaren degradeeren en
met R. C. H. waren Spartaan en V. V. A.
de ernstigste reflectanten. Het waren toen
bange dagen voor de volbloed R. C. H.-ers,
omdat één wedstrijd de beslissing zou bren
gen. Een gelijk spel was al noodlottig, een
overwinning slechts kon redding brengen,
een overwinningop het toen zoo sterke
H. B. S. In dien strijd werd niet gespeeld,
daar werd gevochten voor het behoud van
den eersten klasse-titel. En ondanks de tropi
sche hitte van dien Hemelvaartsdag werd de
inspanning beloond.
De Racing was behouden!
Tweemaal in haar bestaan vermocht de
jubilaresse den ee; tijds zoo populairen „Hcl-
öert"-beker, thans Bondsbeker, voor een jaar
te veroveren. De eerste keer was zonder twij
fel de meest eervolle. De Racing was toen
nog tweede klasser. Daarvoor had men ook
al enkele malen gebekerd, doch na een paar
ronden te hebben overleefd, zag men zich
dan weer gewipt. Doch in het seizoen 1917
1918 werd de inspanning tenslotte beloond.
Getuige het moeilijke programma, dat werd
afgewerkt, leverde het elftal toen wel een
zeer lofwaardige prestatie. Want achtereen
volgens sneuvelden Wilhelmina, H. B. S.,
D. F. C., Tubantia, Stormvogels, M. V. V.,
terwijl in de finale, welke in het oude Am-^
sterdamsche Stadion plaats greep, V. V. A.
met 2—1 eveneens aan den zegewagen werd
gebonden.
R. C. H. thans. Staande van 1. n. r.: Ruisch, Prevost, Kos, Hanse, Muller, De Geus,
v. d. Werve, Paape.
W. Hazevoet, een der steunpilaren der
Racingclub, die heel dc geschiedenis der
blauw"zwartcn heeft meegemaakt
Merkwaardig verliepen precies tien sei
zoenen, alvorens het Bondskleinood ten twee
de male werd veroverd, n.l. in de jaren
192728. Zeven wedstrijden waren noodig om
dit doel te bereiken en achtereenvolgens werd
gewonnen van H. V. C. met 101, van The
Rising Hope (Rotterdam) met 41, van
S. M. L. met 3—1, tegen H. F. C. speelde
men gelijk 11, doch kwam als bezoekende
vereeniging tegen Alcmaria Victrix, die met
41 sneuvelde, evenals D. F. C. met 40. De
finale ging in het Hilversumsche Sportpark
tegen P. E. C., dat met 20 de vlag moest
strijken. De cijfers, 28 goals vóór en slechts 5
tegen, waren wel buitengewoon fraai.
Bovendien zijn in den loop der jaren door
verschillende elftallen tal van keurige prijzen
behaald uit allerlei soort beker- en medaille-
wedstrijden, prijzen, die «en waardevol bezit
vormen, maar tevens een schat van prettige
sport-herinneringen.
Immers, kent men prettiger wedstrijden
dan dit soort en deze worden wat genoegen
betreft verre uitverkoren boven de dikwijls
onaangename competitie-ontmoetingen.
Het kampioens-elftal van i. C. H. Staande van I. n. r.: Kuyt, Radsma, W. Hazevoet, trainer Julian.
Niaweuhuis, Krom. Zittend: Koning, v, Dam, Roelfsema, Nachtegeller, Boekelaar,
Na het vertrek uit Velsen is de vereeniging
wel zeer in bloei toegenomen. Speelde men
tot dat oogenblik met 7 elftallen, bij de komst
aan den Middenweg bleek dit aantal lang
niet voldoende om aan al de wenschen om
onder de blauw-zwarte kleuren te mogen voet
ballen, te kunnen voldoen. Gestadig nam de
vereeniging in omvang tce en momenteel
nemen twaalf ejftallen deel aan de compe
tities van den Nederlandschen- en Haarlem-
schen Voetbalbond. Bovendien heeft men nog
acht elftallen adspi'.anten, welke regelmatig
in den H.V.B. of eigen competitie des Woens
dags en Zaterdags, hun voetbalgenoegen sma
ken.
Athletiek heeft bij de R. C. H.'ers nimmer
een goede ontvangst genoten, niettegenstaan
de een bekwaam leider beschikbaar was om
de leden in die richting te bekwamen. Ge
heel ande s is het gesteld met „the King of
Sports' -cricket. A! een groot aantal jaren
leggen een aantal R. C. H.-ers zich met groo
ten ijver op dezen tak van sport toe. Hoewel-
het aanvankelijk niet zoo bijster vlotte, zijn de
prestaties door gestadige oefening dermate
toegenomen, dat drie elftallen, resp. in den
Nederl. en Haarl. C. B„ behoorlijk voor den
dag komen. En bedriegen de voorteekenen
niet, is de tijd niet verre meer, dat deze
Haarlemsche vereeniging zich in de eerste
klasse cricket waardig zal gaan bewegen.
Nu wij het einde zijn genaderd van ons
overzicht, hetwelk intusschen uitgebreider is
geworden, dan oorspronkelijk geraamd, rest
ons nog de taak enkele namen te noemen van
diegenen, waeraan de R. C. H.-'e: s zeer veel
j zijn verplicht. Natuurlijk hebben talloozen in
1 den loop der jaren hunne diensten aan de
blauw-zwarte club bewezen en zonder de groo
te verdiensten dezer categorie te miskennen,
hebben twee figuren wel in het bijzonder het
recht hier te worden genoemd, te weten de
hesren S. HAZEVOET en H. SCHEEN.
Van algemeene bekendheid is natuurlijk,
dat de heer Hazevoet de stichter is der ver
eeniging. Lange jaren stond hij aan het hoofd
van de vereeniging. En hoewel hij niet steeds
als praeses fungeerde, hetgeen meer om tech
nische redenen geschiedde, bleef hij toch de
spil, waarom de zaak draaide. Zijn positie
riep hem helaas naar het Tropenland en
noode nam hij afscheid van zijn vrienden. Na
tuurlijk bleef het contact met zijn oude vrien
denkring bewaard, en nog heden getuigen
zijn brieven aan het moederland, die even
zoovele aanwijzingen zijn voor bestuurderen,
als voor leden, zoowel van zijn groot enthou
siasme, als van zijn juist inzicht.
Nog kunnen wij meedeelen, dat Hazevoet
in Mei a.s ten tweeden male repatrieert en
zullen vermoedelijk de festiviteiten tot na zijn
terugkeer worden verschoven.
De tweede groote figuur noemde ik u reeds
en wel den heer H. Scheen Op 4 September
1915 kreeg hij zitting in het bestuur om daar
na onafgebroken als zoodanig tot het huidige
oogenblik werkzaam te blijven. Eerst fungeer
de Scheen als secretaris, daarna als penning
meester om op 27 Augustus 1921 den voor
zittershamer ter hand te nemen. Wat de heer
Scheen voor de vereeniging beteekent, kun
nen zij waardeeren, welke nauw met hem in
contact staan. Een stug, volhardend werker,
die zijn geheele persoonlijkheid in dienst der
vereeniging stelt, welke hij met hart en ziel
aanhangt. Elk uiterlijk vertoon is hem
vreemd; bedachtzaam gaat hij zijn weg en
laten wij hopen, dat hij nog geruimen tijd als
zoodanig voor zijn club op de bres mag blij
ven.
De vereeniging zal er wel bij varen.
Feitelijk maken nog meerdere personen
aanspraak op vermelding, doch zeker zouden
wij dan nog heel wat plaatsruimte vergen. En
de appreciatie hunner verdienste is er toch.
immers niet minder om!
We vertrouwen den lezers een aantrekkelijk
beeld te hebben gegeven var. de Racing Club
van haar strijd en overwinning, van haar ups
and downs, waarbij ons nog slechts een plicht
rest, n.l. onze gelukwenschen uit te spreken
bij haar vierde lustrum 1
Nu de Racing Club Haarlem dezen mijlpaal
In haar geschiedenis passeert, is dit evenzoo
een gedenkwaardige dag voor de beide zonen
uit de familie Hazevoet. Wie maar eenigszins
thuis is in de voetbalwereld, kent ze, althans
Willem Hazevoet. De tweede broeder, Simon,
is de oprichter geweest der vereeniging, doch
zijn toekomst riep hem in 1918 naar de tro
pen, zoodat hij zijn taak niet tot een einde
kon brengen. Niettemin bleef hij de vereeni
ging, ondanks den grooten afstand, trouw en
zijn brieven aan bestuurderen en spelers wa
ren evenzoovele aansporingen om de vaak
moeilijke taak naar beste weten te vervullen.
Dientengevolge zal de heer S. Hazevoet voor
velen een onbekende zijn, daar over het alge
meen de organisatoren niet die bekendheid
hebben, als diegenen, welke zich als speler
een naam hebben verworven. Daarom is het
waarschijnlijk overbodig om den voetballer,
W. Hazevoet, bij u te introduceeren. Het feit,
dat hij direct bij de oprichting, dus den 25sten
Februari 1911 als lid toetrad, heeft zeker een
groote beteekenis, vooral waar tegenwoordig
de beteekenis van clubliefde zoo veelvuldig
tot een parodie wordt gemaakt. Doch een
veel sprekender feit is wel zijn voetballoop-
baan, daar hij vanaf de 3e klasse plaatselij
ken bond de geheele evolutie heeft doorleefd,
tot de hoogste eer, welke een clubman kan
deelachtig worden, n.l. deel uit te maken van
het elftal, dat den titel verovert van Neder
landsch kampioen.
Zeker, dit zal geen uitzonderingsgeval zijn,
doch zonder twijfel wel in onze stad Haarlem,
waar de jubileerende Racing Club de eenige
is, welke op dit ee;e-dip'.oma kan bogen. Ge
lukkig de voetballer, die op een dergelijke
loopbaan kan terugzien.
Is het daarom geen gebiedende eisch de
gebrs. Hazevoet even voor het voetlicht te
plaatsen op dezen voor hen zoo gedenkwaa: -
digen dag?
Wanneer een vereeniging een mijlpaal
passeert placht men vaak een vergelijk te
maken, vooral ten opzichte van oudere spe
lers en als men het zoo noemen wil ge
schiedkundige gebeurtenissen. Doch een ter
rein. dat men tot dusver angstvallig ver
meed, was een vergelijk tusschen het spel
peil van vroeger en thans.
Droge kost, meent u Toch niet, wel uiter
mate moeilijk, omdat er zoovele factoren
bij komen, welke hun invloed uitoefenen.
Vroeger, wanneer wij de jaren bedoelen rond
1900, toen bekeken wij het spel zoo geheel
anders dan tegenwoordig. Het jeugdige
enthousiasme bruisde nog onbeperkt en de
visie werd vertroebeld door één drift, n.l.
het zien zegevieren der favorieten. Met het
rijpen der jaren luwt dit te veel aan enthou
siasme en wordt men bovendien critischer
Nog 'n verandering van zeer groote be
teekenis- is in die tusschenbedrijven in het
spel gekomen en wel het systematische voet
bal, in tegenstelling met het vroegere im
pulsieve voetbal. In de grijze oudheid over-
heerschte één factor, namelijk enthousias
me en verder liet men het spel zijn beloop,
d.w.z. men speelde zooals de voetballer het
op dat oogenblik uit intuïtie voelde. Zoo is
het ook te verklaren, dat de vroegere clubs
over meer solo-spelers beschikken; dat wa
ren de spelers, die ais net ware als voet
baller werden geboren.
De komst van oefenmeesters is daarom in
zeker opzicht funest te noemen.
Want was het niet hun geheele streven
om ons spel het impulsieve karakter te ont
nemen en daarvoor in de plaats te stellen
een systematisch spel, wat tenslotte het
machinale benaderde?
Voor solo-spel was geen plaats meer, elke
individueele poging trachtte men in de
kiem te smoren, omdat het gehesie spel
karakter economischer moest worden. Een
speler kon niet in een door hem aangeboren
eigenschap meer uitblinken, omdao hij zich
thans geplaatst zag in een ploegverband, dat
door algemeene samenwerking tot de over
winning moest komen.
Die verandering van spelmethode had bo-
S. Hazevoet, R. C. H.'s groote man uit
de begin-periode. Volgt thans nog in
Indië met veel belangstelling de verrich
tingen der blauwzwarten
vendien het gevolg, dat door verhoogde con
centratie op het uit te voeren systeem, dit
ten koste ging van de geestdrift. En juist
die geestdrift, die oplaaiende golf van en
thousiasme, welke vroeger onze velden zulk
een magnetische kracht gaven, die jong en
oud in haar knellenden greep anderhalf uur
gevangen hield, dat prettige contact missen
wij.
Een sprekend voorbeeld vonden wij nog
onderlaatst bij den wedstrijd H. F. C.Ajax.
Vroeger zou zulk een match een explosie
geweest zijn van aanvoeringakreten, thans
was de stemming vaak zoo dor en bezadigd,
dat deze strijd wel heel duidelijk het ver
schil onderstreept tusschen vroeger en thans.
Af en toe, wanneer het onberekenbare ele
ment even in het spel kwam, wanneer een
verrassend oogenblik alle blikken gespannen
hield, daverde het even. Later vroegen wij
ons af, is daar het Ajaxspei de schuld van?
Het mathematisch zuivere passeeren van
den bal, het punctueel goed positie-kiezen,
het voetbalspelen, volgens een van buiten
geleerd lesje, waarvoor stamelende uitdruk
kingen werden gebezigd om zijn bewonde
ring te uiten, doch op den langen duur een
tonig werd door zijn eenzijdigheid.
Tenslotte 't mag vreemd klinken ver
veelt dat spel, in de eerste plaats omdat het
meestentijds zonder effect is, doch evenzoo
omdat het gespeend blijft van datgene, wat
voetbal eens zoo in zwang deed komen, ver-
rassende momenten en heilige bezieling!
Mogelijk verwijt men ons een conservatie
ve zienswijze!
Deels heeft men daar recht toe, want
gelijk de algemeene techniek zich ontplooit
evenals verschillende wetenschappen steeds
nieuwere ontdekkingen doen. moet ook de
sport zich in stijgende lijn blijven bewegen.
Niet slechts uit eigen dïang, maar ook om
dat wij bij het buitenland te zeer achter
raken. Nochtans stippen wij aan, dat on
danks vooruitgang door onze technische
voetbalbekwaamheden de belangstelling in
plaats van grooter, kleiner wordt. Waarbij
uitzonderingen natuurlijk den regel bevesti-
U vraagt, mijn heer de redacteur, of ik be
reid ben een bijdrage te leveren voor de
jubileerende Racing Club. Natuurlijk, me
neer, waarom niet? Ik lever u bijdragen
over alles, wat u maar wilt. Over phytopala-
contologie, zeer interessant; of waarom
de Spanjaarden zoo idolaat zijn op „olla
padrida!" Weet u, dat is voor de kunst. Geen
jota verstand van iets hebben en toch vellen
vol schrijven met een waanwijsheid, dat je
op het laatst zelf gelooft, dat 't waar is.
Over voetbal, zei u.
Aan het hoofd staat een bestuur. Dat is
vast. Zelf heb ik nog nooit een voorzitters
hamer in mijn handen gehad, nog nooit
richtte iemand een verzoek tot me om se
cretaris te worden, want dan had ik prompt
geantwoord: maak me penningmeester.
Want op de dubbeltjes ben ik, meneer de
redacteur, daar is Rockefeller een jongetje
bij. Nu is het de goede gewoonte om zoo'n
bestuur op zijn verjaardag te feliciteeren.
U heft natuurlijk allen een juichkreet aan,
als ik al die eerbiedwaardige sport-notabe-
len een pluim op hun hoed plaats.
Hoewel....
Tusschen twee haakjes, u bespeurt, dat
men mij nog nimmer de eer aandeed mijn
„Wenigkeit" tot official te promoveeren. En
toch voel ik in die bestuurs-huldigings-
ovatie in Es gr. t. iets absurds. Ik had de
voetballers voorop moeten stellen. Die zijn
veel gewichtiger en gevierder. Als ik zoo
Zondagsmiddags voor den eten mijn aperitif
ga drinken, dan wijst ieder je Krom aan,
of Geutskens, of Verkerk of hoe ze ook
allen heeten mogen. En laat bij hen nou
eens Mr. Bomans wandelen; of Mevrouw
Speenhof, meneer de redacteur, wie staart,
deze Haarlemsche ingezetenen nou vol bewon
dering aan? Ziet u, dat 't absurd was? Want
wat beteekent nou een bestuur zonder voet
ballers, of een voetballer zonderneen,
nou praat ik me zelf vast. Wie was er het
eerst de kip of het ei?
Ofschoon 't me aan mijn hart ging, heb
ik ook al eens zeven stuivers geofferd -voorr
een staanplaats je. Niet een mensch moet.
in dezen modernen tijd over alles kunnen.""
meepraten. Ook over voetbal, wat me nou
al weer te pas komt. Doch ik moet_eerlijk
bekennen, dat ik die kerels bewonder. Als ik
die Herculaansche figuren zie, één spier al
spier; die ijzeren koppen, waarmee ze die
bal zoo'n opstopper kunnen geven; die rappe
ledematen, nou, dan zing ik wel eens zacht
in me zelf: Lieb'Vaterlandkannstruhigsein!
Als er nog eens oorlog komt, dan gaat de
vijand vast voor zulke mannetjesputters aan
den haal, want er zijn er wat! Toch ben ik
ook wel eens een piezeltje jaloersch, meneer
de redacteur. Zelf heb ik nooit voetbal ge
speeld. Ik ben nog puntgaaf.... nog geen
litteekentje, meneer! Maar wie weet, welke
raak-trappers-talenten er in mijn beenen nog
altoos sluimeren.
En nu wij toch zoo knus aan het babbelen
zijn, meneer de redacteur, wil ik u in ver
trouwen wel iets zeggen. Heel wat jaren te
rug ben ik eens heel smakelijk en heel ver-
frisschend met die Racers in contact ge
weest. Heel Haarlem liep in die dagen uit.
Ook ik. Ieder wilde de kampioenen zien, het
neusje van den zalm. De menschen brulden
als de wildste leeuwen van den ouden heer
Carré, dus 't was bepaald wel het beste van
het beste. Maar het summum vond ik hei
kampioens-etentje, precies weet ik 't niet
meer, maar ik geloof, dat wij stamppot kre
gen, maar 't kan ook snert geweest zijn, doch
't was smakelijk; natuurlijk dronken wü er
bij, een kogeltje, herinner ik me goed
frambozen of cider, doch 't was verfris-
schend.
In mijn opgediepten ernst tiert welig de
prettige herinnering aan een onverwoestbaren
clubgeest in die vereeniging, welke ondanks
cyclonen en andere onvermijdelijke natuur
rampen een trotsch monument zal blijven
in het Nederlandsche voetbal!
gen, doch waarover de meeste penningmees
ters wel kunnen meepraten.
Zooals wij in het maatschappelijk leven
niet conservatief kunnen zijn, tenminste als
men geen prijs stelt op den weinig eervollen
bijnaam van ouderwetseh, zoo moeten
wij ook in het spel met onzen tijd meegaan
en ons aanpassen aan de nieuwere eischen.
Dcch ondanks het feit, dat „lieve koekjes"
niet worden gebakken, prefereeren wij toch
het volhardende, wilskrachtige en enthou-
siaste voetbal van vroeger, boven het tech
nisch vrijwel volmaakte, helaas dikwijls dor
re spel van heden.
Dit hebben wij in dit jubileumnummer
over het hedendaagsche voetbal te vertel
len!
Geutskens. Knielend: Verkerk, Krom,
H. Scheen, de huidige voorzitter van het
20-jarige R. C. H,