SLOBBROEK EN MU'
VOOR LEEGE
MAKELUK ETEN
WENKEN EN
ÉS
Goedkoope Patronen
OP VERZOEK
voor jongens van 3 a 4 jaar
-iOL.
Van bloemen en planten
Tot onze kamerplanten behoort zeker
wel op de allereerste plaats de palm.
We nebben als kamerpalmen, de Ken-
tla, de Corypha Australis, de Phoenix
Roebeleni, de Chamaerop ex elsa, de
Coeas Weddeliana en de Forsteriana.
Deze sierlijke planten hebben we graag
ln onze woonkamers, omdat ze er zoo'n
vroolijk en tevens decoratief effect te
weeg brengen, maar ze eischen, hoewel
niet zoo heel veel, toch matige verzor
ging.
Er wordt wel eens meer ten onrechte
gezegd en gemeend, dat de palmen, af
komstig zijnde uit tropische gewesten,
niet geschikt zijn voor kamerplanten.
Neen. doch niet alle kamers zijn geschikt
om de palmen neer te zetten. Gewoonlijk
krijgt men een al vrij groote palm van
den bloemist en juist omdat deze al zoo
groot Is, gewent zij zich niet spoedig aan
de plaats waar ze wordt neergezet. En
dè,t is dikwijls de oorzaak, dat zoo'n
palm, ondanks alle verzorging gaat kwij
nen.
Men doet dan ook het beste, wanneer
men zich zelf een palm aanschaft, een
kleine plant te koopen. die men zelf groot
kan brengen en dan alles kan geven wat
voor de flinke ontwikkeling ervan noo-
dig ts.
De palm heeft het liefste een vaste
plaats, een temperatuur van pl.m. 60 gr.
v ln de wintermaanden, en ln dien tijd
zooveel mogelijk licht en matigen vocht-
aanvoer.
Van November tot Maart kan men het
de rusttijd van de kamerplanten noemen,
dus ook van de palmen. In die rust
periode mogen ze nimmer verpot worden
en mag men ze onder geen enkele 'oor-
waarde van eenige mestsoort voorzien.
Wil men gezonde planten hebben, dan
diene men zich daar wel degelijk aan te
houden en de potten. zooT el als de plan
ten geregeld en goed schoon te houden.
Komen er gele puntjes aan de bladeren,
dan knipt men deze gerust weg tot op
het levende deel van het blad. Gele pun
ten zijn volstrekt geen bewijs, dat de
plant kwijnende is.
In het voorjaar, ongeveer half Maart
onderzoekt men of de pot van de palm
of van de andere planten niet te klem
is geworden. Dat kan men constateeren
door te zien of de pot volgegroeid is met
wortels, dus even de aardkluit uit den pot
nemen. Wortels die boven de aarde uit
groeien zijn volstrekt geen bewijs, dat de
pot te klein is geworden.
Is de aardkluit volgroeid met kleine
wortelvezeltjes dan geven men een nieu
wen pot, die slechts één nummer grooter
is. Op den bodem legt men wat scherven
van 'n bloempot voor goede absorbeering
van het overtollige vocht en de verdere
ruimte wordt aangevuld met nieuwe voed
zame aarde. Wortels die boven den grond
uitgegroeid zijn. laat men gerust er boven
blijven. In de natuur komt die groeiwijze
der palmsoorten veelvuldig voor.
Men kan direct aarde betrekken van den
bloemist, maar beter is zelf te mengen:
1/5 deel verteerde koemest, 1/5 lekzand
en 3/5 goede bladaarde. 1/5 droge klei
bovendien is wel aan te bevelen. Deze
moet men van een aardappelhandelaar
zien te bekomen. Zijn de planten aldus
verpot en van nieuwe aarde en mest
voorzien, dan begint men geleidelijk wat
meer water te geven en plaatst de plan
ten in het volle licht, maar buiten de zon,
doch zoo warm mogelijk.
Komen de warme dagen van Maart en
April, dan zet men de potten geregeld
eenige uren buiten.
Buitenlucht hebben ze na de rust
periode en wanneer de groeitijd weer aan
breekt even noodig als licht en warmte.
Na een week of zes mag men ze dan
geregeld wekelijks een weinig kunstmest
voeren, die men bij lederen bloemist kan
koopen. De gebruiksaanwijzing staat op
ieder pakje.
De Coeas Weddeliana moet steeds wat
minder water hebben dan andere pal
men en mag ook in geen grooten pot
staan. Wanneer we dus een palm koopen
of cadeau krijgen, vergewisse men zien
ook van 't soort en den naam van de
plant die we te verzorgen krijgen.
FRED. S.
Benoodigd: 150 gr. wol, 2 breinaalden
no. 3'/i of no 3, 4 groote knoopen, 1 M.
knoopsgatenelastiek, 20 c.M. elastiek voor
onder 't schoentje. Heupwijdte voor de
broek pl.m. 72 C.M., lengte broek van de
taille tot den voet 60 c.M. Er te gerekend,
dat er 6 st. op 2% c.M. komen. Men be
gint bij de broek bovenaan bij den boord.
Hiervoor zet ge 88 st. op en breit hierop
4 cM.. 2 recht, 2 aver. Dan wordt met
de verhooging aan den achterkant be
gonnen. 1ste toer, 6 st. recht, omkeeren,
6 aver., 3de toer: 12 st. recht, omkeeren,
12 st. aver, en zoo lederen toer 6 st. meer,
tot ge 42 st. op de naald hebt. Dan kunt
ge de andere 46 st. er bij breien en be
gint ge met het patroon dus weer lsten,
3den, 5den en 7den toer recht, 2den, 4den,
6den en 8sten toer averecht, 9den toer 2
recht, 2 aver,, lOden t. 2 aver., 2 r. Van
den boord tot de krulsbreedte is pl.m. 12
patroontjes. Er worden pl.m. 12 st. ge
meerderd, 6 st. aan den voornaad en 6
st. aan den achternaad. Bij het 1ste, 3de,
enz. patroontje wordt aan 't begin van
den lsten toer een steek bij gemaakt, bij
het 2de, 4de enz. patroontje wordt aan 't
eind van de naald een steek gemeerderd.
Bij de kruisbreedte hebt ge dus 100 st.
op de naald. Van deze breedte tot boven
den enkel te pl.m. 14 patroontjes. Er moe
ten pl.m. 45 st. weggeminderd worden,
dus ruim 3 st. in elk patroontje. Ge
mindert dan aan 't begin en aan 't eind
van den lsten toer van elk patroontje een
steek, terwijl bij 't 1ste. 3de enz. pa
troontje in den 6den t. aan den ach-
naad nog één steek weggeminderd wordt
en bij 't 2de, 4de enz. patroontje aan t
eind van den 6en tëèr eveneens, dus dan
aan den voornaad. Dan houdt ge pl.m.
55 st. over. Hierop breit ge in patroon
tot de broek de vereischte lengte neeft.
Hierna kant ge voor den hiel de helft af,
dus pl.m. 28 st. Dan breit ge 3 st. recht,
overhaling, 17 st. recht, mindering, 3 r.,
omkeeren. 4 recht, 17 aver., 4 recht en
zoo iederen oneven toer 2 st. wegminde-
ren. tot ge in 't geheel 15 st. over hebt.
Dan breit ge nog pl.m. 4 ribbels, waarna
ge op den rechten kant deze st. kunt af
kanten. Hierna breit ge de andere helft
van de broek. De verhooging wordt nu
aan den anderen kant gemaakt. Wanneer
ge den boord gebreid hebt. breit ge èen
heelen toer recht, daarna 6 st. averecht,
omkeeren, 6 st recht, 12 st. aver., om
keeren, 12 st. recht en zoo weer verder,
tot ge 42 st. op de naald hebt. Verder
zijn beide kanten gelijk, alleen komt nu
het voetstukje rechts (dus beide stukjes
aan den voorkant). Hierna worden de
beide helften geperst: de voor- en 'ach
ternaad worden overhands dichtgenaaid,
daarna de kruisnaad. Bovenaan, op 6
c.M. vanaf de naden, zet ge de 4 knoo
pen; hieraan bevestigt ge het elastiek
om de broek op te houden. Onderaan
zet ge de kleine stukjes elastiek aan.
Voor de muts zet ge 102 st. op. Hierop
breit ge 10 ribbels, daarna breit ge 10
c.M. 't patroon, dus lsten, 3den enz. toer
recht, 2den, 4den enz. toer averecht, 9den
toer, 2 r. 2 aver. In den lOden toer komt
dan 2 r„ boven 2 aver, en 2 aver, boven
2 recht. Dan begint ge te minderen.
Hiervoor deeit ge het aantal steken in
zessen (zie teekening) waarna ge steeds
in de oneven toeren een overhaling
maakt; dus in iederen oneven toer worden
6 st. weggeminderd. De even toeren wor
den 'overgebreid. Dit herhaalt ge tot
dat ge de helft van het aantal opzet-
steken over hebt. Dan neemt ge deze
steken op een draad, waarna ge ze stevig
tot elkaar haalt. De naad wordt ver
bonden, waarna ge boven op de muts
een dikke pompoen maakt.
DINY.
Op bijgaande teekening ziet TT drie
modellen welke gemakkelijk zijn na te
maken. Wanneer Uw oude japon U ver
veelt is het altijd aangenaam deze zelf
weer tot een nieuw model om te too-
veren.
Kleine aanwijzingen en ideetjes zijn
dan altijd welkom, daarom hebben wij
deze drie modellen uitgezocht, welke U
zeker van eenig nut kunnen zijn.
No. I is een aardige vinding voor een
slank figuur, No. II is voor een jong
meisje bedoeld, terwijl No. III meer voor
een gevulde gestalte is.
R. K.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
6 I/O
Brengt de mode voor de vrouw op t
oogenblik een rijkdom aan stof en een
overvloed aan details, die geheel in strijd
te met dezen tijd van malaise, voor het
kind blijft zij, gelukkig, de grootste een
voud eischen. De stoffen zijn: tweed,
wollen crêpe en kasha.
Ons eerste modelletje (6286) is van het
moderne diagonaal-tweed en 'n recht
model. Het schouderstukje vertoont een
herinnering aan de trench-coat. 'n Wit
kraagje en donkere glimmende knoopen
versieren het geheel.
Fig. 6205 is een jurkje voor kleine
meisjes, geheel van eenzelfde stof met
laag aangezet plooirokje. Het ceintuur
tje draagt zus ook, al te het dan niet
precies in de taille, dan toch veel hooger
dan vroeger.
Fig. 6210 nemen we van tweed in
schuine richting voor t pseudo-bolerootje
en tuniek van de rok en recht voor het
eigenlijke jurkje, wat slechts hier en daar
te zien komt. Dit model lijkt nogal
moeilijk te make maar met een patroon
zal het ons erg meevallen.
Fig. 6208 jurkje van een Schotsche
ruit met boogvormig uitgesneden blouse,
waarbij het geplooide rokje aansluit. Een
breede zwart leeren ceintuur en zwarte
stropdas vormen een leuk geheel. Lief
is ook de jurk van blauw en wit of bruin
en wit-doorweven tweed met wit vestje
en das met bruine punten. Witte man-
r chetjes en 'n wit ceintuur stempelen het
toiletje tot 'n „Zondagsch", want iederen
dag op school is al dat wit gauw vuil.
POLA.
Het is nu na Januari volop de sinaas-
appeltjjd. Ze zijn niet duur en we kunnen
van de heerlijke vruchten thans allerlei
lekkere dingsigheden bereiden, die graag
in den smaak vallen. Allereerst:
Oranje-marmelade, die zoo smakelijk
op de boterham is en in Engeland als
jamsoort vooraan staat.
We nemen 9 sinaasappelen en 3 citroe
nen, die we goed schoonwasschen en af
drogen. Vooral sinaasappelen met 'n dun
schilletje uitzoeken, wijl daarvan maar
weinig wit moet worden weggeschrapt.
De vruchten vervolgens wegen om hun
gewicht aan suiker te weten. We hebben
voor bovengenoemd getal vruchten pl.m.
3 pond suiker noodig. De vruchten wor
den alle in 4 parten gesneden, de pitten
worden verwijderd en de klokhuizen met de
witte velletjes. Waarna men ieder partje
met schil en al heel fijn snijdt in schvjf-
Jes, van de punt af beginnen, waardoor
we kleine driehoekjes krijgen; deze wor
den in een diepe schaal gelegd en over
goten met 1/ d.L. water en dichtgedekt
weggezet tot den volgenden dag. Dan de
vruchten met het vocht en de suiker in
een pan doen en zachtjes doorkoken tot
na verloop van ongeveer 2 2% uur
de massa geleiachtig geworden is en m
schoone potten kan worden overgedaan,
die men met perkamentpapier afsluit De
marmelade mag niet te stijf zijn.
Gevulde sinaasappelen Zeer geschikt
voor een avondfeestje. We nemen 12
sinaasappelen en twee citroenen, borste
len deze in water flink af en snijden al de
vruchten middendoor, persen het sap er
uit en gieten dit door een paardenharen
zeef. 25 gram gelatine wordt geweekt en
opgelost in l'A d.L. water of Rijnwijn
(als je 't heel fijn hebben wilt) onder ver
warmen en roerendan bijvoegen 1 on3
witte suiker en oplossen onder toevoeging
van het gezeefde vruchtensap. De gelei
koud en stijf laten worden in de gehal
veerde sinaasappelschillen, die men van
het uitgeperste vruchtenvleesch ontdaan
heeft. Is de gelei goed koud en stijf, dan
worden met een scherp mesje vlak boven
de oppervlakte de randen van de sinaas
appelschillen gelijk gesneden en wordt
boven op de geiel stijfgeklopte slagroom
gespoten.
Een paar sinaasappelschillen hebben
we achtergehouden, die we in smalle
reepjes snijden om hengseltjes te maken
aan de gevulde bakjes. We kunnen ook
voor een deel der gelei wat roode gelatine
nemen, dat geeft een aardige fcleurscha-
keerlng.
Sinaasappelpudding. We roeren 6 eier
dooiers met 1ons suiker tot een dilflte,
witte, schuimachtige massa, voegen daar-
bij de met een klontje suiker geraspte
schil van een halven sinaasappel. Daar
doorheen roeren we het uitgeperste sap
van 6 sinaasappelen en 2 citroenen en 20
gram gelatine, die we in 1 d.L. warm
water opgelost hebben. Tenslotte mengen
we er het stijfgeklopte eiwit doorheen
en laten de massa afkoelen tot ze bijna
stijf is. Dan vullen we er een met eiwit
bestreken puddingvorm mee en laten den
pudding geheel koud en stijf worden.
Sinaasappel compote is een heerlijk
toetje, vermengd met appelen en bananen.
8 sinaasappelen worden geschild en van
de witte vellen ontdaan, in schijven ge
sneden, waaruit men de pitten verwijdert.
6 goudreinetten of buitenlandsche zure
appelen schillen, boren en in schijven
snijden. 6 bananen afpellen en in plakjes
snijden en de pitten verwijderen. Laag
om laag al deze vruchten in een compöte-
schaal leggen en er tusschen strooien
l'A ons suiker met een weinig citroensap.
Eenige uren dichtgedekt laten staan, nu
en dan de vruchten met het vocht be
druipende.
Griesmeelpudding met sinaasappelsaus.
Op de gewone wijze griesmeelpudding
maken met vanille erin. Voor de saus
nemen we 40 gram suiker en roeren deze
met een ei en de geraspte schil van A
sinaasappel pl.m. 5 minuten, voegen er
dan bij het sap van 1 sinaasappel, 'A
theelepel maizena en I d. L. water. Dit
mengsel roeren we au Bain Marie totdat
we een dikke saus hebben, die we in een
sauskom gieten en waarin we nu en dan
roeren totdat de saus koud is, om vel-
vorming te voorkomen.
Sinaasappel vla of te wel Bavaroise
l'orange, zooals het heet op de spijslijst
van een deftig restaurant. We nemen 6
sinaasappelen, die we halveeren en uit
persen en het sap daarna door een zeef
giejen. De schil van een halven sinaas
appel raspen we op een suikertabletje.
Twee eierdooiers kloppen we in een pan
netje met 85 gram suiker, voegen er de
geraspte schil en het tabletje bij en laten
onder flink roeren de massa op de kachel
binden en mengen er dan 15 gram, in
koud water geweekte en stevig uitgedruk
te, gelatine bij, waarna we de massa
vlug laten bekoelen. Onderwijl kloppen
we de twee eiwitten met liter slag
room heel stijf en voegen dit bij de
koud geworden massa die we stijf
laten worden onder telkens roeren
en dan in een met eiwit besmeerden
vorm doen om geheel stijf te worden.
Deze vla-pudding presenteeren we met
droge koekjes, soezen of colombijntjes.
SYLVIA.
Kaarsvet op kandelaars. Wanneer op
kandelaars van koper of brons of tin
kaarsvet is afgedropen, moet men dit
niet afkrabben, maar den kandelaar even
boven een gas- of spiritusvlam houden
en daarna direct met een schoonen doek
afvegen.
Kaarsvet op tafel-, vloerkleed of stoel
zittingen. Hierover voorzichtig heen en
weer gaan met een brandenden lucifer,
doch zorgen vooral geen schroeivlekjes
te maken. Een grauw papier erop leggen
en daarover heen strijken met een warm
ijzer is ook een goed middel.
Keldertrappen. Om ongelukken te
voorkomen door vallen of verstappen te
het aan te bevelen de bovenste en de
onderste trede van keldertrappen helder
wit te verven. Daardoor vallen zij goed
in 't oog, vooral daar kelderingangen
dikwijls donker of schemerachtig zijn.
Strijkijzers. Om het kleven van het
strijkijzer aan het strijkgoed te voorko
men, doet men een klein stukje boter
door de stijfsel of door op 5 L. stijfsel
een flinken lepel fijne borax te mengen.
Ook is een goed middel de stijfsel aan te
maken met melk en dan verder met ko
kend water. Men moet ook zorgen voor
een goed glad ijzer. Na het gebruik
wordt het ijzer zorgvuldig afgewreven.
Versleten linnen boorden kunnen toch
nog van dienst zijn in de huishouding.
De stjjfsel eruit koken, drogen en dan
heeft men nog zeer geschikte poetslap
pen voor het poetsen van grof koper
werk.
WILLY L.
De zorg voor geweven stoffen is behalve
een zaak van huiselijk onderhoud, een
aanknoopingspunt van de belangwekken
de studie van het weefsel.
Een belangwekkende en loonende studie
is het toch hoe de levensduur van kleeden
te verlengen. Heeft u een kostbaar
Oostersch tapijt (een werkelijk echt
Oostersch), dan is het zeer belangrijk het
weefsel te kennen. U kan er een hebben
met 100 tot 1000 met de hand geknoopte
bosjes op 2/j c.M. in het vierkant, een
van met plantaardige kleurstoffen geverf
de wol, of het kan een tapijt zijn uit de
nieuwere school, wel uit een Oostersche
fabriek maar naar Amerikaansch pa
troon en met uitstekende aniline kleuren
geverfd.
pen van eenige nieuwe garens, of het
versterken van den rug. Zoo'n expert
weet, of de verf werkelijk een plantaardige
is, daar aniline verven uitvloeien. Hij zal
eerst een klein hoek'e van het tapijt pro-
beeren. De kleeden moeten ook geregeld
motvrij gemaakt worden, en indien men ze
bij afwezigheid niet naar een koelcel
brengt, dan is het inrollen in verschil
lende lagen kranten aan te raden. De
oppervlakte zal geen stof aannemen en
men heeft weinig kans op motvlindertjes,
en de kreuken, welke men anders bij ge
woon opvouwen zal veroorzaken, voorkomt
men op die manier. Ieder kleed behoort
vlak te zijn; het zachte onderkussen van
haarvilt, zoo in algemeen gebruik onder
fijne tapijten, zal voorkomen dat het
Mn at ent* modetien, dte genummerd zijn boven 4000,
zijn verkrijgbaar aan .Met PatronenkantoorPostbus
No. 1, Haarlem. Onberispelijke coupe. Dameskleeding
in de maten 88, $6. 104 bovenwijdte, a f 0.55. Kinder-
kleeding, alleen voor den in de beschrijving genoemden
leeftijd a 0.35. Bij elk patroon handleiding voor het
knippen en naaien, benevens een verkleinde parroon-
scheu.
Franco toezending, direct na ontvangst van bestel-
ling, met het verschuldigde bedrag aan postzegels in
gesloten, waarbij vermeldnaam en adres, nummer
van het model en het blad, waarin het voorkomt en
bovenwijdte. Men meet deze maat rondom het lichaam
recht onder de armen door. gewoon glad. zonder extra
toegift.
Echte Oostersche tapijten zijn evenwel
zoo duur, dat al denkt u een echt Oos
tersch tapijt te bezitten, dit er dikwijls
een zal zijn naar Oostersch ontwerp-ge--
maakt in een Europeesche fabriek. Het
is zoo precies gelijk aan een echt
Oostersch tapijt, dat het werkelijk voor
een leek moeilijk te onderscheiden is. Het
maken van zoo'n kleed vordert slechts
uiterst langzaam. De gekleurde wol wordt
bosje bij bosje in een linnen schering
geknoopt, terwijl de draad van den in
slag elke lijn van de bosjes gekleurde
wol bevestigt.
De handel in de laatste soort karpet
ten is echter niet zoo groot, daar ze
evengoed nog kostbaar zijn. Het is echter
de grondslag van een der meest uitge
breide karpetten industrieën geworden, en
wel de vervaardiging van het Axminster-
karpet. Een navolging van het Brusselsche
karpet is het Weltonkarpet. De oppervlak
te van een Brusselsch karpet bestaat uit
kleine lussen, en door het eenvoudige
middel, met een klein mes de lussen door
te snijden, verkrijgt men het fraaie flu
weelachtige oppervlak. Brusselsche en
Welton karpetten zijn geheel aan elkaar
gelijk.
De schoonheid van een kleed hangt af
van de fijnheid en de goede kwaliteit der
wol, welke ervoor uitgezocht wordt. Een
leek zal dus bij de keuze van een goed
kleed af moeten gaan op den naam van
den fabrikant. Een echt Oostersch tapijt
zal bij zorgvuldige behandeling tot in de
nakomelingschap, wat kleur en weefsel
betreft er niet op achteruit gaan. Slaan
en kloppen zijn uit den booze. Een zachte
kleed den indruk der vormen en voegen
van planken en naden in zich opneemt,
waardoor het op die plaatsen vlugger zal
-slijten; ook de sporen-van de hakken der
schoenen zullen minder doordrukken.
Onder de meubelrolletjes legt men stuk
jes vilt, speciaal er voor in den handeL
Een groot kleed moet periodiek omge
keerd worden, om het slijten gelijkmatig
te doen plaatsvinden. Dit laatste voor
komt, dat het kleed aan een kant er nog
prachtig uitziet, terwijl de andere kant
al geheel versleten te.
Voor een fijn wollen karpet is het goed.
geen droge warmte in het vertrek te heb
ben. Een keteltje stroomend water zal de
lucht vochtig houden, en dit is goed voor
uw wollen kleed, daar wol in zijn natuur
lijke staat 35 pCt. van zijn gewicht aan
water bevat. Het nieuwe kleed moet niet
direct geschuierd worden met harde
borstels, het moet eerst even tot rust
komen en gewennen aan het nieuwe kli
maat. De haren hebben dan den tijd om
samen te voegen,'zoodat de losse pluisjes,
ontstaan bij het scheren, weer ingeplet
worden. Schuiert men direct met harde
schuiers, dan zal steeds meer van het
haar losraken. De stofzuiger, eens per
week, is voldoende, doch wilt u hem
iederen dag gebruiken, neem dan vooral
het borstel-mondstuk er aan, en striik
licht over het kleed, het raspen met den
metalen bek, zooals men veel ziet doen,
zal uw kleed spoediger kaal maken, 't fs
beter, om een gewoon goed kleed door een
vakman eens per Jaar te laten schoon
maken, en dit kan zelfs ter plaatse ge
beuren, indien u dit verlangt.
schuier, en het vegen met de haren mee,
voorkomt, dat het haar losraakt. De stof
zuiger één maal per week is voldoende.
De achterkant van een kleed moet min
stens één maal per maand behandeld
worden, om het vuil, dat naar den onder
kant gezakt is te verwijderen. Plantaar
dige geverfde Oostersche tapijten hebben
minstens één maal per jaar een bewer
king noodig met koud water en zachte
zeep; deze behandeling zal het breken
der wortels voorkomen en de levensduur
zal er aanmerkelijk door verlengen. Ech
ter moet het wasschen van echte Ooster
sche tapijten aan een expert worden toe
vertrouwd, en deze zal tegelijkertijd kleine
reparaties verrichten, zooals het inknoo-
Natuurlijk brengen ongelukken speciale
problemen te voorschijn. Vlekken en plek
ken zullen direct behandeld moeten wor
den met warm water en zachte zeep, dit
moet altijd voorzichtig geprobeerd worden.
Vet en olie-vlekken kunnen eruit" verwij
derd worden met kool tetrachloride en
meerdere vetverwijderaars uit den handel.
Het te goed zooiets in huis te hebben,
evenals een inktverwijder-middel, om dit
in geval van nood dadelijk bij de hand re
hebben. Bij directe toepassing van een en
ander is een dergelijk ongeluk nog wel
te verhelpen, terwijl men, wanneer men
eerst nog naar den drogist moet loopen,
er vaak al te laat bij is.
ANEMOON