SLOBBROEK EN MU' VOOR LEEGE MAKELUK ETEN WENKEN EN ÉS Goedkoope Patronen OP VERZOEK voor jongens van 3 a 4 jaar -iOL. Van bloemen en planten Tot onze kamerplanten behoort zeker wel op de allereerste plaats de palm. We nebben als kamerpalmen, de Ken- tla, de Corypha Australis, de Phoenix Roebeleni, de Chamaerop ex elsa, de Coeas Weddeliana en de Forsteriana. Deze sierlijke planten hebben we graag ln onze woonkamers, omdat ze er zoo'n vroolijk en tevens decoratief effect te weeg brengen, maar ze eischen, hoewel niet zoo heel veel, toch matige verzor ging. Er wordt wel eens meer ten onrechte gezegd en gemeend, dat de palmen, af komstig zijnde uit tropische gewesten, niet geschikt zijn voor kamerplanten. Neen. doch niet alle kamers zijn geschikt om de palmen neer te zetten. Gewoonlijk krijgt men een al vrij groote palm van den bloemist en juist omdat deze al zoo groot Is, gewent zij zich niet spoedig aan de plaats waar ze wordt neergezet. En dè,t is dikwijls de oorzaak, dat zoo'n palm, ondanks alle verzorging gaat kwij nen. Men doet dan ook het beste, wanneer men zich zelf een palm aanschaft, een kleine plant te koopen. die men zelf groot kan brengen en dan alles kan geven wat voor de flinke ontwikkeling ervan noo- dig ts. De palm heeft het liefste een vaste plaats, een temperatuur van pl.m. 60 gr. v ln de wintermaanden, en ln dien tijd zooveel mogelijk licht en matigen vocht- aanvoer. Van November tot Maart kan men het de rusttijd van de kamerplanten noemen, dus ook van de palmen. In die rust periode mogen ze nimmer verpot worden en mag men ze onder geen enkele 'oor- waarde van eenige mestsoort voorzien. Wil men gezonde planten hebben, dan diene men zich daar wel degelijk aan te houden en de potten. zooT el als de plan ten geregeld en goed schoon te houden. Komen er gele puntjes aan de bladeren, dan knipt men deze gerust weg tot op het levende deel van het blad. Gele pun ten zijn volstrekt geen bewijs, dat de plant kwijnende is. In het voorjaar, ongeveer half Maart onderzoekt men of de pot van de palm of van de andere planten niet te klem is geworden. Dat kan men constateeren door te zien of de pot volgegroeid is met wortels, dus even de aardkluit uit den pot nemen. Wortels die boven de aarde uit groeien zijn volstrekt geen bewijs, dat de pot te klein is geworden. Is de aardkluit volgroeid met kleine wortelvezeltjes dan geven men een nieu wen pot, die slechts één nummer grooter is. Op den bodem legt men wat scherven van 'n bloempot voor goede absorbeering van het overtollige vocht en de verdere ruimte wordt aangevuld met nieuwe voed zame aarde. Wortels die boven den grond uitgegroeid zijn. laat men gerust er boven blijven. In de natuur komt die groeiwijze der palmsoorten veelvuldig voor. Men kan direct aarde betrekken van den bloemist, maar beter is zelf te mengen: 1/5 deel verteerde koemest, 1/5 lekzand en 3/5 goede bladaarde. 1/5 droge klei bovendien is wel aan te bevelen. Deze moet men van een aardappelhandelaar zien te bekomen. Zijn de planten aldus verpot en van nieuwe aarde en mest voorzien, dan begint men geleidelijk wat meer water te geven en plaatst de plan ten in het volle licht, maar buiten de zon, doch zoo warm mogelijk. Komen de warme dagen van Maart en April, dan zet men de potten geregeld eenige uren buiten. Buitenlucht hebben ze na de rust periode en wanneer de groeitijd weer aan breekt even noodig als licht en warmte. Na een week of zes mag men ze dan geregeld wekelijks een weinig kunstmest voeren, die men bij lederen bloemist kan koopen. De gebruiksaanwijzing staat op ieder pakje. De Coeas Weddeliana moet steeds wat minder water hebben dan andere pal men en mag ook in geen grooten pot staan. Wanneer we dus een palm koopen of cadeau krijgen, vergewisse men zien ook van 't soort en den naam van de plant die we te verzorgen krijgen. FRED. S. Benoodigd: 150 gr. wol, 2 breinaalden no. 3'/i of no 3, 4 groote knoopen, 1 M. knoopsgatenelastiek, 20 c.M. elastiek voor onder 't schoentje. Heupwijdte voor de broek pl.m. 72 C.M., lengte broek van de taille tot den voet 60 c.M. Er te gerekend, dat er 6 st. op 2% c.M. komen. Men be gint bij de broek bovenaan bij den boord. Hiervoor zet ge 88 st. op en breit hierop 4 cM.. 2 recht, 2 aver. Dan wordt met de verhooging aan den achterkant be gonnen. 1ste toer, 6 st. recht, omkeeren, 6 aver., 3de toer: 12 st. recht, omkeeren, 12 st. aver, en zoo lederen toer 6 st. meer, tot ge 42 st. op de naald hebt. Dan kunt ge de andere 46 st. er bij breien en be gint ge met het patroon dus weer lsten, 3den, 5den en 7den toer recht, 2den, 4den, 6den en 8sten toer averecht, 9den toer 2 recht, 2 aver,, lOden t. 2 aver., 2 r. Van den boord tot de krulsbreedte is pl.m. 12 patroontjes. Er worden pl.m. 12 st. ge meerderd, 6 st. aan den voornaad en 6 st. aan den achternaad. Bij het 1ste, 3de, enz. patroontje wordt aan 't begin van den lsten toer een steek bij gemaakt, bij het 2de, 4de enz. patroontje wordt aan 't eind van de naald een steek gemeerderd. Bij de kruisbreedte hebt ge dus 100 st. op de naald. Van deze breedte tot boven den enkel te pl.m. 14 patroontjes. Er moe ten pl.m. 45 st. weggeminderd worden, dus ruim 3 st. in elk patroontje. Ge mindert dan aan 't begin en aan 't eind van den lsten toer van elk patroontje een steek, terwijl bij 't 1ste. 3de enz. pa troontje in den 6den t. aan den ach- naad nog één steek weggeminderd wordt en bij 't 2de, 4de enz. patroontje aan t eind van den 6en tëèr eveneens, dus dan aan den voornaad. Dan houdt ge pl.m. 55 st. over. Hierop breit ge in patroon tot de broek de vereischte lengte neeft. Hierna kant ge voor den hiel de helft af, dus pl.m. 28 st. Dan breit ge 3 st. recht, overhaling, 17 st. recht, mindering, 3 r., omkeeren. 4 recht, 17 aver., 4 recht en zoo iederen oneven toer 2 st. wegminde- ren. tot ge in 't geheel 15 st. over hebt. Dan breit ge nog pl.m. 4 ribbels, waarna ge op den rechten kant deze st. kunt af kanten. Hierna breit ge de andere helft van de broek. De verhooging wordt nu aan den anderen kant gemaakt. Wanneer ge den boord gebreid hebt. breit ge èen heelen toer recht, daarna 6 st. averecht, omkeeren, 6 st recht, 12 st. aver., om keeren, 12 st. recht en zoo weer verder, tot ge 42 st. op de naald hebt. Verder zijn beide kanten gelijk, alleen komt nu het voetstukje rechts (dus beide stukjes aan den voorkant). Hierna worden de beide helften geperst: de voor- en 'ach ternaad worden overhands dichtgenaaid, daarna de kruisnaad. Bovenaan, op 6 c.M. vanaf de naden, zet ge de 4 knoo pen; hieraan bevestigt ge het elastiek om de broek op te houden. Onderaan zet ge de kleine stukjes elastiek aan. Voor de muts zet ge 102 st. op. Hierop breit ge 10 ribbels, daarna breit ge 10 c.M. 't patroon, dus lsten, 3den enz. toer recht, 2den, 4den enz. toer averecht, 9den toer, 2 r. 2 aver. In den lOden toer komt dan 2 r„ boven 2 aver, en 2 aver, boven 2 recht. Dan begint ge te minderen. Hiervoor deeit ge het aantal steken in zessen (zie teekening) waarna ge steeds in de oneven toeren een overhaling maakt; dus in iederen oneven toer worden 6 st. weggeminderd. De even toeren wor den 'overgebreid. Dit herhaalt ge tot dat ge de helft van het aantal opzet- steken over hebt. Dan neemt ge deze steken op een draad, waarna ge ze stevig tot elkaar haalt. De naad wordt ver bonden, waarna ge boven op de muts een dikke pompoen maakt. DINY. Op bijgaande teekening ziet TT drie modellen welke gemakkelijk zijn na te maken. Wanneer Uw oude japon U ver veelt is het altijd aangenaam deze zelf weer tot een nieuw model om te too- veren. Kleine aanwijzingen en ideetjes zijn dan altijd welkom, daarom hebben wij deze drie modellen uitgezocht, welke U zeker van eenig nut kunnen zijn. No. I is een aardige vinding voor een slank figuur, No. II is voor een jong meisje bedoeld, terwijl No. III meer voor een gevulde gestalte is. R. K. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN 6 I/O Brengt de mode voor de vrouw op t oogenblik een rijkdom aan stof en een overvloed aan details, die geheel in strijd te met dezen tijd van malaise, voor het kind blijft zij, gelukkig, de grootste een voud eischen. De stoffen zijn: tweed, wollen crêpe en kasha. Ons eerste modelletje (6286) is van het moderne diagonaal-tweed en 'n recht model. Het schouderstukje vertoont een herinnering aan de trench-coat. 'n Wit kraagje en donkere glimmende knoopen versieren het geheel. Fig. 6205 is een jurkje voor kleine meisjes, geheel van eenzelfde stof met laag aangezet plooirokje. Het ceintuur tje draagt zus ook, al te het dan niet precies in de taille, dan toch veel hooger dan vroeger. Fig. 6210 nemen we van tweed in schuine richting voor t pseudo-bolerootje en tuniek van de rok en recht voor het eigenlijke jurkje, wat slechts hier en daar te zien komt. Dit model lijkt nogal moeilijk te make maar met een patroon zal het ons erg meevallen. Fig. 6208 jurkje van een Schotsche ruit met boogvormig uitgesneden blouse, waarbij het geplooide rokje aansluit. Een breede zwart leeren ceintuur en zwarte stropdas vormen een leuk geheel. Lief is ook de jurk van blauw en wit of bruin en wit-doorweven tweed met wit vestje en das met bruine punten. Witte man- r chetjes en 'n wit ceintuur stempelen het toiletje tot 'n „Zondagsch", want iederen dag op school is al dat wit gauw vuil. POLA. Het is nu na Januari volop de sinaas- appeltjjd. Ze zijn niet duur en we kunnen van de heerlijke vruchten thans allerlei lekkere dingsigheden bereiden, die graag in den smaak vallen. Allereerst: Oranje-marmelade, die zoo smakelijk op de boterham is en in Engeland als jamsoort vooraan staat. We nemen 9 sinaasappelen en 3 citroe nen, die we goed schoonwasschen en af drogen. Vooral sinaasappelen met 'n dun schilletje uitzoeken, wijl daarvan maar weinig wit moet worden weggeschrapt. De vruchten vervolgens wegen om hun gewicht aan suiker te weten. We hebben voor bovengenoemd getal vruchten pl.m. 3 pond suiker noodig. De vruchten wor den alle in 4 parten gesneden, de pitten worden verwijderd en de klokhuizen met de witte velletjes. Waarna men ieder partje met schil en al heel fijn snijdt in schvjf- Jes, van de punt af beginnen, waardoor we kleine driehoekjes krijgen; deze wor den in een diepe schaal gelegd en over goten met 1/ d.L. water en dichtgedekt weggezet tot den volgenden dag. Dan de vruchten met het vocht en de suiker in een pan doen en zachtjes doorkoken tot na verloop van ongeveer 2 2% uur de massa geleiachtig geworden is en m schoone potten kan worden overgedaan, die men met perkamentpapier afsluit De marmelade mag niet te stijf zijn. Gevulde sinaasappelen Zeer geschikt voor een avondfeestje. We nemen 12 sinaasappelen en twee citroenen, borste len deze in water flink af en snijden al de vruchten middendoor, persen het sap er uit en gieten dit door een paardenharen zeef. 25 gram gelatine wordt geweekt en opgelost in l'A d.L. water of Rijnwijn (als je 't heel fijn hebben wilt) onder ver warmen en roerendan bijvoegen 1 on3 witte suiker en oplossen onder toevoeging van het gezeefde vruchtensap. De gelei koud en stijf laten worden in de gehal veerde sinaasappelschillen, die men van het uitgeperste vruchtenvleesch ontdaan heeft. Is de gelei goed koud en stijf, dan worden met een scherp mesje vlak boven de oppervlakte de randen van de sinaas appelschillen gelijk gesneden en wordt boven op de geiel stijfgeklopte slagroom gespoten. Een paar sinaasappelschillen hebben we achtergehouden, die we in smalle reepjes snijden om hengseltjes te maken aan de gevulde bakjes. We kunnen ook voor een deel der gelei wat roode gelatine nemen, dat geeft een aardige fcleurscha- keerlng. Sinaasappelpudding. We roeren 6 eier dooiers met 1ons suiker tot een dilflte, witte, schuimachtige massa, voegen daar- bij de met een klontje suiker geraspte schil van een halven sinaasappel. Daar doorheen roeren we het uitgeperste sap van 6 sinaasappelen en 2 citroenen en 20 gram gelatine, die we in 1 d.L. warm water opgelost hebben. Tenslotte mengen we er het stijfgeklopte eiwit doorheen en laten de massa afkoelen tot ze bijna stijf is. Dan vullen we er een met eiwit bestreken puddingvorm mee en laten den pudding geheel koud en stijf worden. Sinaasappel compote is een heerlijk toetje, vermengd met appelen en bananen. 8 sinaasappelen worden geschild en van de witte vellen ontdaan, in schijven ge sneden, waaruit men de pitten verwijdert. 6 goudreinetten of buitenlandsche zure appelen schillen, boren en in schijven snijden. 6 bananen afpellen en in plakjes snijden en de pitten verwijderen. Laag om laag al deze vruchten in een compöte- schaal leggen en er tusschen strooien l'A ons suiker met een weinig citroensap. Eenige uren dichtgedekt laten staan, nu en dan de vruchten met het vocht be druipende. Griesmeelpudding met sinaasappelsaus. Op de gewone wijze griesmeelpudding maken met vanille erin. Voor de saus nemen we 40 gram suiker en roeren deze met een ei en de geraspte schil van A sinaasappel pl.m. 5 minuten, voegen er dan bij het sap van 1 sinaasappel, 'A theelepel maizena en I d. L. water. Dit mengsel roeren we au Bain Marie totdat we een dikke saus hebben, die we in een sauskom gieten en waarin we nu en dan roeren totdat de saus koud is, om vel- vorming te voorkomen. Sinaasappel vla of te wel Bavaroise l'orange, zooals het heet op de spijslijst van een deftig restaurant. We nemen 6 sinaasappelen, die we halveeren en uit persen en het sap daarna door een zeef giejen. De schil van een halven sinaas appel raspen we op een suikertabletje. Twee eierdooiers kloppen we in een pan netje met 85 gram suiker, voegen er de geraspte schil en het tabletje bij en laten onder flink roeren de massa op de kachel binden en mengen er dan 15 gram, in koud water geweekte en stevig uitgedruk te, gelatine bij, waarna we de massa vlug laten bekoelen. Onderwijl kloppen we de twee eiwitten met liter slag room heel stijf en voegen dit bij de koud geworden massa die we stijf laten worden onder telkens roeren en dan in een met eiwit besmeerden vorm doen om geheel stijf te worden. Deze vla-pudding presenteeren we met droge koekjes, soezen of colombijntjes. SYLVIA. Kaarsvet op kandelaars. Wanneer op kandelaars van koper of brons of tin kaarsvet is afgedropen, moet men dit niet afkrabben, maar den kandelaar even boven een gas- of spiritusvlam houden en daarna direct met een schoonen doek afvegen. Kaarsvet op tafel-, vloerkleed of stoel zittingen. Hierover voorzichtig heen en weer gaan met een brandenden lucifer, doch zorgen vooral geen schroeivlekjes te maken. Een grauw papier erop leggen en daarover heen strijken met een warm ijzer is ook een goed middel. Keldertrappen. Om ongelukken te voorkomen door vallen of verstappen te het aan te bevelen de bovenste en de onderste trede van keldertrappen helder wit te verven. Daardoor vallen zij goed in 't oog, vooral daar kelderingangen dikwijls donker of schemerachtig zijn. Strijkijzers. Om het kleven van het strijkijzer aan het strijkgoed te voorko men, doet men een klein stukje boter door de stijfsel of door op 5 L. stijfsel een flinken lepel fijne borax te mengen. Ook is een goed middel de stijfsel aan te maken met melk en dan verder met ko kend water. Men moet ook zorgen voor een goed glad ijzer. Na het gebruik wordt het ijzer zorgvuldig afgewreven. Versleten linnen boorden kunnen toch nog van dienst zijn in de huishouding. De stjjfsel eruit koken, drogen en dan heeft men nog zeer geschikte poetslap pen voor het poetsen van grof koper werk. WILLY L. De zorg voor geweven stoffen is behalve een zaak van huiselijk onderhoud, een aanknoopingspunt van de belangwekken de studie van het weefsel. Een belangwekkende en loonende studie is het toch hoe de levensduur van kleeden te verlengen. Heeft u een kostbaar Oostersch tapijt (een werkelijk echt Oostersch), dan is het zeer belangrijk het weefsel te kennen. U kan er een hebben met 100 tot 1000 met de hand geknoopte bosjes op 2/j c.M. in het vierkant, een van met plantaardige kleurstoffen geverf de wol, of het kan een tapijt zijn uit de nieuwere school, wel uit een Oostersche fabriek maar naar Amerikaansch pa troon en met uitstekende aniline kleuren geverfd. pen van eenige nieuwe garens, of het versterken van den rug. Zoo'n expert weet, of de verf werkelijk een plantaardige is, daar aniline verven uitvloeien. Hij zal eerst een klein hoek'e van het tapijt pro- beeren. De kleeden moeten ook geregeld motvrij gemaakt worden, en indien men ze bij afwezigheid niet naar een koelcel brengt, dan is het inrollen in verschil lende lagen kranten aan te raden. De oppervlakte zal geen stof aannemen en men heeft weinig kans op motvlindertjes, en de kreuken, welke men anders bij ge woon opvouwen zal veroorzaken, voorkomt men op die manier. Ieder kleed behoort vlak te zijn; het zachte onderkussen van haarvilt, zoo in algemeen gebruik onder fijne tapijten, zal voorkomen dat het Mn at ent* modetien, dte genummerd zijn boven 4000, zijn verkrijgbaar aan .Met PatronenkantoorPostbus No. 1, Haarlem. Onberispelijke coupe. Dameskleeding in de maten 88, $6. 104 bovenwijdte, a f 0.55. Kinder- kleeding, alleen voor den in de beschrijving genoemden leeftijd a 0.35. Bij elk patroon handleiding voor het knippen en naaien, benevens een verkleinde parroon- scheu. Franco toezending, direct na ontvangst van bestel- ling, met het verschuldigde bedrag aan postzegels in gesloten, waarbij vermeldnaam en adres, nummer van het model en het blad, waarin het voorkomt en bovenwijdte. Men meet deze maat rondom het lichaam recht onder de armen door. gewoon glad. zonder extra toegift. Echte Oostersche tapijten zijn evenwel zoo duur, dat al denkt u een echt Oos tersch tapijt te bezitten, dit er dikwijls een zal zijn naar Oostersch ontwerp-ge-- maakt in een Europeesche fabriek. Het is zoo precies gelijk aan een echt Oostersch tapijt, dat het werkelijk voor een leek moeilijk te onderscheiden is. Het maken van zoo'n kleed vordert slechts uiterst langzaam. De gekleurde wol wordt bosje bij bosje in een linnen schering geknoopt, terwijl de draad van den in slag elke lijn van de bosjes gekleurde wol bevestigt. De handel in de laatste soort karpet ten is echter niet zoo groot, daar ze evengoed nog kostbaar zijn. Het is echter de grondslag van een der meest uitge breide karpetten industrieën geworden, en wel de vervaardiging van het Axminster- karpet. Een navolging van het Brusselsche karpet is het Weltonkarpet. De oppervlak te van een Brusselsch karpet bestaat uit kleine lussen, en door het eenvoudige middel, met een klein mes de lussen door te snijden, verkrijgt men het fraaie flu weelachtige oppervlak. Brusselsche en Welton karpetten zijn geheel aan elkaar gelijk. De schoonheid van een kleed hangt af van de fijnheid en de goede kwaliteit der wol, welke ervoor uitgezocht wordt. Een leek zal dus bij de keuze van een goed kleed af moeten gaan op den naam van den fabrikant. Een echt Oostersch tapijt zal bij zorgvuldige behandeling tot in de nakomelingschap, wat kleur en weefsel betreft er niet op achteruit gaan. Slaan en kloppen zijn uit den booze. Een zachte kleed den indruk der vormen en voegen van planken en naden in zich opneemt, waardoor het op die plaatsen vlugger zal -slijten; ook de sporen-van de hakken der schoenen zullen minder doordrukken. Onder de meubelrolletjes legt men stuk jes vilt, speciaal er voor in den handeL Een groot kleed moet periodiek omge keerd worden, om het slijten gelijkmatig te doen plaatsvinden. Dit laatste voor komt, dat het kleed aan een kant er nog prachtig uitziet, terwijl de andere kant al geheel versleten te. Voor een fijn wollen karpet is het goed. geen droge warmte in het vertrek te heb ben. Een keteltje stroomend water zal de lucht vochtig houden, en dit is goed voor uw wollen kleed, daar wol in zijn natuur lijke staat 35 pCt. van zijn gewicht aan water bevat. Het nieuwe kleed moet niet direct geschuierd worden met harde borstels, het moet eerst even tot rust komen en gewennen aan het nieuwe kli maat. De haren hebben dan den tijd om samen te voegen,'zoodat de losse pluisjes, ontstaan bij het scheren, weer ingeplet worden. Schuiert men direct met harde schuiers, dan zal steeds meer van het haar losraken. De stofzuiger, eens per week, is voldoende, doch wilt u hem iederen dag gebruiken, neem dan vooral het borstel-mondstuk er aan, en striik licht over het kleed, het raspen met den metalen bek, zooals men veel ziet doen, zal uw kleed spoediger kaal maken, 't fs beter, om een gewoon goed kleed door een vakman eens per Jaar te laten schoon maken, en dit kan zelfs ter plaatse ge beuren, indien u dit verlangt. schuier, en het vegen met de haren mee, voorkomt, dat het haar losraakt. De stof zuiger één maal per week is voldoende. De achterkant van een kleed moet min stens één maal per maand behandeld worden, om het vuil, dat naar den onder kant gezakt is te verwijderen. Plantaar dige geverfde Oostersche tapijten hebben minstens één maal per jaar een bewer king noodig met koud water en zachte zeep; deze behandeling zal het breken der wortels voorkomen en de levensduur zal er aanmerkelijk door verlengen. Ech ter moet het wasschen van echte Ooster sche tapijten aan een expert worden toe vertrouwd, en deze zal tegelijkertijd kleine reparaties verrichten, zooals het inknoo- Natuurlijk brengen ongelukken speciale problemen te voorschijn. Vlekken en plek ken zullen direct behandeld moeten wor den met warm water en zachte zeep, dit moet altijd voorzichtig geprobeerd worden. Vet en olie-vlekken kunnen eruit" verwij derd worden met kool tetrachloride en meerdere vetverwijderaars uit den handel. Het te goed zooiets in huis te hebben, evenals een inktverwijder-middel, om dit in geval van nood dadelijk bij de hand re hebben. Bij directe toepassing van een en ander is een dergelijk ongeluk nog wel te verhelpen, terwijl men, wanneer men eerst nog naar den drogist moet loopen, er vaak al te laat bij is. ANEMOON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 11