Tweede blad
PIJLTJES
UIT NEERLANDS GOUDEN
GLORIETIJD
ZATERDAG 44 MAART 1931
BLADZIJDE 1
ELCK WAT WILS
Trekjes No. 696
Katholiek van de daad
STADSNIEUWS
Heemstede en de werkloozen
ALLÉÊN ZIJLSTRA AT 97
OPTICIENS
LUXE OPTIEK
P. C. Hooft's geboortedag
GEMENGD NIEUWS
Een serie inbraken
De 350ste herdenking van
„An je anoT
die - Pirk Maanders* die 'a glasie bier.
„Goed.anders wèl 'n beetje dun uit*
riÜüBN
NED. MÏDDENSTANDSBANK N.V.
Kantoor: Haarlem, Gierstraat 14
Telef. 13098
HANDELSCREDIETEN
VREEMDE VALUTA INCASSO'S.
Een abonné vraagt ons, te schrijven
over het feit, dat er maar zoo weinig
katholieken zijn, die in het openbaar
het kruisteeken maken. En hij meent,
dat de katholieke dagbladen op dat in
't openbaar getuigen te weinig aandrin
gen. Wat dit laatste betreft, moge wor
den opgemerkt, dat er, telkens als het
pas geeft, de aandacht op wordt geves
tigd, maar dat het onderwerp zich niet
leent voor dagelij ksche behandeling.
Met genoegen drukken wij echter zijn
briefje hier af, omdat het in zijn een
voud een welsprekend pleidooi is voor
een mooie daad. Wij maken zooveel
werk van het dragen van K.R.O.-speld
jes, Kruisverbondinsignes, men tooit
onze patronaatsjongens en -meisjes in
uniforme blouses en gekleurde mutsen
en petten, er is inderdaad veel te zeg
gen voor het schoone denkbeeld om het
maken van het kruisteeken in het
openbaar door alle katholieken te pro-
pageeren. Niet als een teeken van
vroomheid, maar als fiere uiting zijner
katholieke overtuiging. Geen fascisten-
groet, geen ma§onniek herkennings-
teeken kan halen bij de schoonheid
van het kruisteeken.
Inzender schrijft:
Naar mijn meening is het de plicht
van ieder katholiek, bij het begin en bij
het beëindigen van den maaltijd, ook
als die in het openbaar wordt gebruikt,
het kruisteeken te maken. Ik weet wel,
dat men zich bij nalating niet schuldig
aan zonde maakt, maar toch dient vóór
en na het eten ieder christen te bidden,
volgens mijn opvatting, zelfs dan ook
als hij aan een openbare tafel mocht
aanzitten. Immers: „Wie zich Mijner
schaamt voor de menschen," zegt Chris
tus, „zijner zal Ik Mij schamen voor
Mijn Hemelschen Vader".
Welnu, ik gebruik bijna iederen dag
in het publiek in diverse steden den
maaltijd en zag nimmer het kruis
teeken maken, maar en dit is merk
waardig meermalen zag ik an
dersdenkenden het hoofd buigen en de
handen vouwen bij den disch. Vindt dit
misschien z'n oorzaak in het feit, dat
zij geen kruis behoeven te maken en
het bidden hup daardoor gemakkelijker
afgaat omdat het minder opvallend is?
Hoe dan ook: zij bidden en dit stemt
tot nadenken. Zoo althans ging het mij.
Moeten wij ons feitelijk niet schamen
een lesje te krijgen van hen, die het
ware geloof niet hebben, een voorrecht,
waar wij zoo prat op gaan.
We verheugen ons, als katholieken,
omdat er kruisbeelden langs de wegen
in Noord-Brabant zijn of worden ge
plaatst; we betreuren het, dat we niet
op alle plaatsen in ons land in het
openbaar processies mogen houden,
maar wat we wèl mogen doen, laten
we na! Straks gaan er weer duizenden
op naar den Stillen Omgang in Am
sterdam, ongetwijfeld een zeer schoon
werk, doch dit gaat in massa en dat
loopt goed, maar wat doen vele katho
lieken individueel ter eere Gods? Hoe-
vele van deze goedmeenende bede
vaartgangers zijn er, die, wanneer ze
alléén zijn, er niet aan denken om in
't publiek, waar het pas geeft, uiting
te geven aan hun geloofsovertuiging?
Er wordt in de katholieke bladen
zooveel propaganda gemaakt voor de
goede zaak, doch over dit onderwerp las
ik nooit iets.
Is u ook niet van oordeel, dat het een
doeltreffende propaganda zou zijn,
wanneer wij het allen tot onzen plicht
rekenen, uiting te geven aan onze over
tuiging waar het behoort? Deden wij
dat, dan zou dit ongKwijfeld navol
ging vinden.
Het Muiderslot, waar Hooft zoo dikwijls gastheer was van een illusteren kring
Opening van een ontspanningslocaliteit
Het is onze lezers bekend, dat het plaat
selijk Comité van de K.S.A. te Heemstede
door de R. K. Organisaties aldaar onlangs
werd uitgenoodigd om een comité op te rich-
bliek der Vereenigde Nederlanden, die
„grand Seigneur" werd: Ridder van Sint
Michiel, Drossaardt van Muiden, Baljuw van
Gooilandt.
Dat zijn persoonlijkheid thans nog dui
delijk tot ons komt, als zich losmakend uit
den nevel van vergane glorie der middel
eeuwen, is te danken aan het licht van zijn
kunstenaarsgeest, die hem de eerste helft
van de zeventiende eeuw geheel deed be-
heerschen met zijn gouden woord, waardoor
hij de toekomst onzer letterkundige geschie
denis heeft mogelijk gemaakt, de richting
der litteraire ontwikkelin heeft bepaald, en
omdat hij den vollen bloei der renaissance
naar ons land heeft gebracht, het schoon
heidsideaal der antieken herleven latende in
een frissche, buigzame Nederlandsche taal,
vrucht zijner studiën van Latijn, Fransch en
Italiaansch.
Vele jongelui van voornamen huize reis
den destijds ter voltooiing van hun algemee-
ne ontwikkeling naar Spanje, Frankrijk of
Italië. Zoo ging de jonge Coornhert naar
Spanje en Portugal, Vondel's broer ging naar
Italië, Cats naar Frankrijk, Huygens naar
Engeland. Burgemeester Hooft vond 't voor
de ontwikkeling van zijn veelbelovenden
zoon 't beste, dat hij zou reizen naar het
moederland van alle schoone kunsten in de
vijftiende en zestiende eeuw, naar Italië.
Zoo trekt dan in den zomer van 1598 de
jonge Hooft, nauwelijks zeventien jaren oud,
met twee andere jongelui over zee naar
Frankrijk. Reeds vóór die reis had hij een
proeve van treurspel geschreven „Achilles en
Polyxena", maar pas de invloed van Italië
zou deze stugge spraak zijner jongelings
jaren herplooien tot zachten vorm.
Met groote nauwkeurigheid heeft de jonge
reiziger zijn driejarigen ontwikkelingstocht
beschreven in zijn „Reisheuchenis", terwijl
ook zijn brieven vooral die aan de broe
ders „In Liefde Bloeyende" talrijke bijzon
derheden geven. Over Rochelle, Parijs. Rou-
aan, Lyon en Marseille komt hij te Genua,
vanwaar hij verder trekt naar Milaan en
Venetië, waar hij ruim drie maanden blijft.
Dan gaat hij weer voort, in Rome blijft hij
een maand, Napels komt aan de beurt, en
daarna trekt hij naar Florence, de heerlijke
stad, de stad der bloemen, de bloem der
steden, FiorenzaJ Voor deze stad en haar
tallooze kunstwerken toont Hooft een zeer
groote belangstelling, hij brengt er zeven
wèlgebruikte maanden door en reist dan
weer nara Venetië, waar hij weder zijn in
trek neemt bij zijn bekenden, de familie
Francesco Vrients, en uit welken tijd hij op-
teekent, dat hij in Maart 1601 „den Vene-
tiaenschen Carneval gesien heeft ende haer
magnifique bruiloften."
Dan begint hij echter toch wel naar huis
te verlangen, naar Amsterdam, het Vene
tië van het Noorden, met zijn koele grach
ten, en het stille, statige burgemeestershuis
op de Keizersgracht. Over Trente, door heel
Duitschland reist hij naar Bremen, waar hij
op de boot naar Holland stapt. En de jonge
Hooft komt weer terug in 't vaderhuis; zijn
horizon is verruimd, zijn zelfstandigheid ver
sterkt, zijn dichterschap volgroeid, gevoed
als het was door de vloeiende zangen van
Italië's puurste renaissance, geïnspireerd
vooral door den vader der renaissance, Pe-
trarca, die de heraut werd van den nieu
wen tijd, die in aantocht was.
Niemand van zijn tjjdgenooten in Hol
land evenaarde Hooft in kennis der buiten-
landsche letteren. Zijn reis heeft een ont
zaglijk grooten invloed uitgeoefend op zijn
zieleven voortaan zou Hooft dichten en
philosopheeren „met den zonnegloed van
Italië in zijn oog, den zwierigen klank van
Ronsard en Petrarca in zijn stem, en de
wijze berusting van Seneca in zijn hart."
Al spoedig na zijn terugkeer schrijft hij
zijn „Theseus en Ariadne", wellicht in den
tijd dat zijn vader meende dat hij druk zat
te werken op ,,'t comptoir", dat hem echter
in 't geheel niet interesseerde. De vurige
jongeman beleeft in dien tijd verschillende
avonturen, hij dicht zijn spel „Granida",
oorspronkelijk een pastorale, waarin hij zijn
gedachten uit over de liefde. Deze periode
kan nog zeer wel bij die van zijn ontwikkeling
gerekend worden. Daar de jonge P. C. Hooft
toch wel iets anders wil worden dan koopman,
gaat hij dan naar Leiden, om in de rechten
en de letteren te studeeren. Daar maakt hij
kennis met de muzikale Christina van Erp,
een leerlinge van Sweelinck, onzen beroemd-
sten toondichter en organist van de zeven
tiende eeuw. En als Prins Maurits hem in
1609 heeft benoemd tot slotvoogd van Mui
den, voert hij al spoedig daarna de „vooch-
desse van syn siel" als drostinne naar het
Muiderslot.
Daar komt dan de tijd van zijn hoogste
lyrisch dichterschap en zijn voornaamste
tooneelwerk. Dan komt pas goed tot uiting
dat zonnig-heerlijke, dat schoon-weelderige,
dat fijn beschaafde, waardoor de Drost
eigenlijk, misschien mèt Huig de Groot en
Tesselschade, onder al onze zeventiend'
eeuwsche grooten alleen, of althans apart
staat gelijk dit wordt aangevoeld door een
prof. Jac. van Ginneken 8. J„ die in zijn
colleges van Hooft wel eens zeide, dat aan
diens lippen de oude mythe van weelde-ko-
ning Midas weer jong was geworden, want
al de woorden, die hij aanraakt, worden
goud. Talrijke voorname werken ontstaan
dan, en in alles is „iets koninklijks, fleurigs,
niet slechts in de bezadigde, deftige woor
den van zijn proza-stijl, maar ook in de
jong-princelijke bevalligheid van zijn gedich
ten; dat heeft hij ook in de gratie van zijn
bewegen, zijn sierlijk elastieken gang, zijn
voornaam gracieus gebaar, het rijzige van
zijn gestalte, kortom, den slanken adel van
zijn persoonlijk wezen".
Maar het lijden zou komen om hem nog
te louteren. Vier kinderen van hem stier
ven, waarbij zijn oudste, van twaalf, een
jongen „van grooten geest en hope", en ten
slotte: zijn vrouw sterft op 33-jarigen leef
tijd. Bovendien verloor hij een groot deel
van zijn vermogen door 't bankroet van Wil
lem Hooft te Londen.
Nu begint zijn dichterschap pas rijp te
worden. Na een „naere nacht van benaude
drie jaeren" verrijst voor hem een nieuwe
zon, Eleonore Hellemans, een mooi en
schatrijk Antwerpsch weeuwtje, die hem
haar hand schonk. Voor Hooft komt nu een
tweede gelukkige tijd aan, van rustige be
zonkenheid en historische studie, waardoor,
nog een enkelen keer een gedicht klinkt, als
zijn door leed verdiept meesterstuk van een
minnelied: „Klachte der Princesse van
Oranje, over 't oorloogh voor 's Hartogen-
bosch."
Dan zet hij zich aan 't schrijven, in prach
tig gebeeldhouwde proza van het epos
van onzen volksopstand, den strijd tegen
Spanje. Dit is de tijd, dat Pieter Comelis-
zoon Hooft het middelpunt is der gansche
Hollandsche kunstenaars- en geleerdenwe
reld: de gevierde gastheer van den Mui-
derkring, 's zomers op het slot, 's winters in
de stad, op de Keizersgracht.
Daar verzamelt hij al wat naam heeft om
zich heen: Vondel, Roemer Visscher, Cats,
Huygens, Anna Visscher, Tesselschade, Joan
Ban, Coster, Daniël Mostart waren gaarne
bij den Muider Drost te gast.
Daartusschen was Hooft de man, die vrij
stond en zelfstandig. Zijn devies luidde:
„omnibus idem", voor allen dezelfde. Daar
aan heeft hij zich gehouden: hij hield zich
zooveel mogelijk buiten politiek en kerkelijk
krakeel, waaraan bijvoorbeeld een Vondel
die alle kanten yan het leven en zijn strijd
in zich voelde branden, zich niet heeft ont
trokken.
Daarom heeft Hooft aan ons, Katholieken,
niet die uiterste volheid kunnen geven van
geestelijke waarde, die Vondel ons geschon
ken heeft door de inspiratie van zijn diepen
godsdienstzin.
In Den Haag, na de begrafenis van Fre-
derik Hendrik, is Hooft gestorven, op 21
Mei 1647. Zijn stoffelijk overschot werd bij
gezet in het koor der Nieuwe Kerk te Am
sterdam, maar zijn gedachtenis moge blijven
leven onder ons volk, de gedachtenis aan
een voorname figuur uit Neerlands gouden
glorietijd.
H. K.
Een ernstig ongeluk had Vrijdag te Amsterdam plaats. Door het breken van een tui
is op den Amstelveenschenweg een heistelling omgevallen. Twee
personen werden gewond
ten, dat zich ten doel stelt de belangen van
de werkloozen in die gemeente te behartigen.
De K.S.A. stak onmiddellijk van wal, een
comité werd opgericht, het comité benoemde
uit haar midden een bestuur en heeft bewe
zen een goede greep te hebben gedaan, want
Maandag a.s. 16 Maart zal na den korten ter
mijn van voorbereiding reeds de eénigszins
feestelijke opening plaats hebben van een
lokaliteit, die door den Z.E. Heer Pastoor
B. IJzermans welwillend beschikbaar is ge
steld en wel de koffiekamer van het R. K.
Vereenigingsgebouw aan den Heerenweg.
Vöormeld bestuur riep gisterenavond het
comité in vergadering bijeen. Wij merkten
daar op onder een 20-tal personen uit allen
rang en stand o.m. den hoogeerw. heer regent
van het seminarie Hageveld en prof. J. C.
W. van de Wiel.
De voorzitter, de heer C. A. M. Jonckr
bloedt, deelde mede, dat onder de R.K. in
gezetenen een 700-tal circulaires waren ver
spreid. De distributie daarvan was om het
goede voorbeeld te geven opgedragen aan
enkele werkloozen, met het verzoek om gel
den te storten. Roomsch Heemstede gaf met
royale hand, zoodat het comité van wal kon
steken. Zoo zullen dan vanaf Maandag a.s.
iederen dag van 1012 en van 25 uur de
werkloozen, ook de niet-katholieken, als zij
zich houden aan de door het bestuur van
het comité te stellen regels, een onderdak
hebben, waar zij zich oj> aangename en nut-
töge wijze kunnen bezig houden. Daar kun
nen zij biljarten, kaarten, dammen, schaken
en andere spelen doen; er is een leestafel,
die eenieder wat zal bieden; er is gezorgd
voor een sigaartje en een pijpje tabak en er
wordt een kop koffie, thee en chocolade ge
schonken. De leden van het comité verklaar
den zich bereid nu en dan eens een praatje
te komen maken, een woordje te zeggen, in
één woord de werkloozen naar best vermogen
met raad en daad bij te staan.
Dit alles nu is mogelijk gemaakt door de
weldadigheid van de katholieke ingezetenen,
door het ijverig bestuur van het comité, dat
direct zijn schouders onder dit werk heeft ge
zet. Het bestuur hoopt hartelijk, dat van de
geboden gelegenheid tot ontspanning een
ruim en passend gebruik zal worden ge
maakt endat het mogelijk zal blijven om
die gelegenheid te bieden. Dit zal van de
geldmiddelen afhangen! De penningmeester
van het bestuur, de heer C. P. Nelis, stelde
zijn postrekening nr. 65553 beschikbaar om
eventueele giften te storten en er wordt niet
aan getwijfeld dat nog velen de gelegenheid
zullen aangrijpen om uiting te geven aan
hun katholiek solidariteitsgevoel en zijn me
debroeder zal helpen in deze donkere da
gen. Want, al is er malaise en klaagt mis
schien eenieder mee in het koor van de kla-
genden, er zijn toch nog velen over wien de
heengaat en die thans weer opnieuw
gelegenheid krijgen hun dankbaarheid daar
voor in klinkenden munt neer te tellen!
Naar wij nog nader vernemen, heeft de
hoogeerw. heer regent van het seminarie zich
bereid verklaard om bij de opening van de
lokaliteit een opwekkend woord te spreken.
Vijf aanhoudingen
In den nacht van 21 op 22 Februari j X
is ingebroken in een kleedingzaak op het
Spui 277 te Den Haag. Daarbij werd een
schrijfmachine gestolen en als verdacht
daarvan werd een glazenwasscher gear
resteerd, die door de recherche op heeter-
daad werd betrapt, toen hij opnieuw zijn
slag wilde slaan. Daarna volgde de arres
tatie van een medeplichtige, terwijl als heler
van de schrijfmachine een koopman werd ge
arresteerd.
Het onderzoek in deze zaak heeft nog
meer feiten aan' het licht gebracht. Zoo kreeg
de recherche een spoor van de inbraak, wel
ke is gepleegd in een confectiezaak aan de
Bierkade, waarbij door middel van over-
klimming en braak voor pl.m. 3000.aan
heerenstoffen werd gestolen. Deze stoffen
waren opgeslagen in een huis, teneinde van
daar weder te worden vervoerd. De recherche
kwam juist op tijd, toen de auto reeds voor
de deur stond. Zij kon daarbij den dief te
gelijkertijd arresteeren, terwijl de stoffen in
beslag werden genomen.
Verder kwam aan het licht dat een mon
teur zich had schuldig gemaakt aan oplich-
itng van twee electrische handboormachines.
Deze machines konden in beslag worden ge
nomen, terwijl de dader werd gearresteerd.
Voorts werden gedurende de laatste maan
den verschillende goederen als tafelkleeden,
hangkleeden, kindergoed en jassen uit de
etalages van winkels ontvreemd. Thans is
gebleken, dat de daders van deze diefstallen
zijn twee reeds bovenbedoelde glazenwas-
schers, die van hun beroep misbruik maakten
om 's morgens vroeg ruiten te wasschen. Te
gelijkertijd maakten zij van de gelegen
heid gebruik om, wanneer er nog geen per
soneel in den winkel aanwezig was, door
het tuimelraam heen hun slag te slaan,
Tenslotte is door de politie een diefstal
van kleedingstukken voor 'n waarde van on
geveer f 500 ontdekt. Deze diefstal is ge
pleegd uit den faillieten boedel van het ma
gazijn „Au Printemps".
Als verdacht van dezen diefstal is gearres
teerd een andere glazenwasscher, terwijl
een gedeelte van het gestolene in beslag is
genomen.
nik heb de sihim des drossaarts
aangeschouwd,
Groot schreed hij voort, het lokkig hoofd
omblonken
Van rooden gloed en geluw-glanzend goud,
Gelijk een god, in mijmerij verzonken.
Hoog, van de schoud'ren opwaarts,
rees zijn leest,
Be schaar te boven, bij zijn heugnisfeest."
(2óó juichte eens Jacques Perk over Pieter
'orneliszoon Hooft, wiens geboorte vóór
«iehonderdvijftig jaar wij Maandag her-
«nken.
Wanneer de Drost van Muiden na zooveel
wen nog wordt herdacht en gevierd, wan-
beer zijn figuur nog steeds voor onze oogen
staat in een omstraling van roem en edele
v°ornaamheid, dan heeft hij dat te danken
aan zijn verfijnde beschaving, die hem
stempelt tot een der meest beroemde en be
donderde vertegenwoordigers van zijn tijd,
bie voor ons vaderland met recht een gou-
ben tijd genoemd mag worden.
PIETER CORNELISZ. HOOFT
1581—1647
Met zijn vader, den beroemden Amster-
flamschen burgemeester Comelis Pieterszoon
Hooft, is hij een treffend voorbeeld van wat
éhergie, onkreukbare trouw en volhardende
jJver vermogen om een geslacht tot het
hoogste aanzien te verheffen. Zijn grootva
der immers was een eenvoudige Zaansche
schipper, die nooit had durven droomen, dat
bijn zoon Comelis, koopman geworden, het
spoedig zóó ver zou brengen, dat hij tot
beven maal toe als burgemeester werd geko-
van Amsterdam en nog steeds wordt
beschouwd als de meest typische vertegen
woordiger van het toenmalige regentenpa
triciaat. Met ijzeren hand bracht deze zijn
keslacht omhoog: zijn zoon, Pieter Comelisz.,
voelde zich boven alles: patriciër, en hij was
dat ook inderdaad, omdat hij zich den
hieuwen adel door nobelheid van karakter
®n zeden had eigen gemaakt, zóózeer, dat hij
de eerste burger was van de jonge repu-
Ein prosit!
nik,... ik ga na-huis! Joop, ga je mee
*00.zoover?"
„Ja, Pieteffe wachte nogGerrit
Huiemans geeft nog 'n rondje
„O.... kijk eris-an.dat slaan we niet
MHee.... heeren.... 'n hoe.... hoe-
toatje voor Gerrit!"
„Hoeraaaaaaa
.Gat je nog vreeselijk veel jaren sikretaris
thag blijve, Gerrit!"
„Hoeraaaaaa
■Gaar ga je, Gerrit!"
„Ein prosit.... ein prosit, cin pro-hooooo-
Siet!"
„Gane we nou, Joop?"
„Ja, goed, Piet't wordt zachies to
Hid.hoe laat is 't....?"
.,'t Loopt tegen ha.... half drie...."
„Gus.gus.... waar blijft de tijd, Piet
as je gezellig to 't fuiven bentnou,
piet.... as je klaar bentnee, wacht
efte.... daar komt nog 'n rondje to....
van wie is dat?"
„Van Willem!"
„Hoera voor Willem!"
■Hoeraaaaaaa
„Willem.... dat je nog veel.,., ontzet
tend veel jaren lid van de loterijclub „De
sun" mag blijven!"
„Hoeraaaa!
■Gaar ga je, Willem!"
„Ein prooooosit, ein prooooosit...."
•En we gaan nog niet naar hui-ui-ui-uisü
Niet na-huis gaan.... niet na-huls
fc&an, of de flesch mot op z'n kop staan!"
„Nou, Joop.... trek je jas anwe....
*e gaan
■Ja Piet.... ben Je klaar?"
«Jk ben bezig.,., maar die eene mouw
'«Stoept WA
„Ja, ik zie 't.... wacht.... ik zal je effe
'n handje hellepe
„Nee, iaat maar Joopmet jou wordt
't niks.... trek je eige jas maar to...."
„Goed.... best.... nee, wacht effe....
daar hei je nog 'n rondje!"
„Van.... van wie.... van wie nou weer?"
„Van Koos de Groen.'
„Lang leve Koos de Groen!"
„Hoeraaaaaa!"
„Daar ga je, Koos!"
„Ein prooooo
Piet en Joop wonen in dezelfde straat.
Maar ze zijn er nog lang niet.
Voor alle zekerheid loopen ze gearmd
en hebben verschrikkelijk veel plezier met
z'n tweetjes.
Aan de vrije hand van Piet bengelt de
haas, de eerste prijs vlotbrugen Joop
neemt scheurende happen van 'n rookworst
de vierde prijs kienen.
Ze vorderen als 'n lokaal-treintje met der
tig tusschenstationnetjesNu eens is "n
boom de halte, dan weer 'n lantaarnpaal
of 't hek van 'n voortuintjeAls Pies
stopt zet Joop hem aanals Joop remt
geeft Piet hem 'n zwaai vooruiten meer
dere malen heeft zoo'n zwaai tot gevolg, dat
hun gezichten staan naar de richting waar
ze vandaan komenwat ze dan weer ver
schrikkelijk leuk vinden
„Nee, Piet, we gaan terugzie je 't?"
„Je kkkletst, Joop.... we gaan
goed."
„O, Ja? Wil je misschien dan nog 'n
rondje geven?"
„Nnnee, Joop" lacht Piet met
zwemmende oogjes ,,'t is nou genoeg....
genoeg geweest."
„Nou.... dan gaan we rechts.... rechts
omkeert.... pas op.... denk om dat putje
staan we nou weer goed. Plet?"
„Ik hoop 't, Joopik hoop 't.... ho!
ho! Wacht, laat ik je arm even vasthouwe
loop je zoo steviger?"
„Ik voel niks.... waar heb Je me vast,
zeg je?"
„Je zanikt...."
En Joop begint opeens te bulderen.
„Wat scheelt jou?"
„Niksmaar je heb je eige arm vast
gepakt
„Mooi is datwacht effe.... me haa-
sie valt-.... da's leelijker, Joopdie hebbe
we nog niet van de grond af...."
„Nou, kon je wel es gelijk in hebbe
dat wordt.... wordt 'n zwaar karwei.../'
Om beurten duiken ze naar de haas
Joop staat op handen en voeten.... grijpt
vier, vijf maalen de zesde maal mist
ook nogPiet helpt 'm open ge
armd staan ze naar 't cadaver te kijken.
„Mooi beesie, hè Joop?"
,,'n Prachtdier..., wat 'n kleur, hè? Ik
kom morgen op de haas.... as je 't goed
vindt!"
„Spreekt vanzelf, Joopjij eet mee
jij bent me vrinden 'n goeie vrind is
beter as 'n verre buurmanwaar of niet,
Joop?"
„Ja.... en 't mooiste is, dat we ook nog
buren zijn
„Ja, waarachtig.da's waar ookzalle
we 's opstappen zachies-an?"
„Afgesprokenmaar hoe mot 't met dat
knijnhaas wil 'k zeggeWacht, Piet
ik hou je to je hand vasten met
je andere hand pik jijpik je de dren
keling op
't Lukt tot groot vermaak....
Ze gaan verder met groote, kleine en
dwarse passende haas is van boven 'n
vodje en van onderen 'n bult geworden
Ze botsenstruikelen, lachen..., loopen
twee keer 'n verkeerde straat in.... moe
ten dan weer terug.... stikken van 't
lachen
Reuze-avond gehad, Joop!"
„Schitteschitterend, Pietschitte
rend.... zoozoo'n avonddie vergeet
je nooit
„En allemaal zoo netjes, hèzoo orde
lijk...."
„Ik mot nóg lachennóg lachen om
wou pakke.... en dat 't toen omkantelde
en alles in z'n mouw liep
Maschitteschitterend was dat
'n prachtstootwaarom lach je
zoo?"
„Omdat jij zoo'n lol heb...'. O donna
Claaaaaaraaaaa."
„Ein prooooosit. ein proositgemoed
gemuut:... gemuthlich zijn!"
„Arme piekelosjeune piekelo
„Dar was einmaaaaal.ein truie hu-
zaaaaarIk stik van de dorst, Joop...."
„Ik stik ookgeeft niks.as je maar
lol heb.... Adieu mijn klei-ei-ei-ne garde-
of fezier.... adieu, adieu.la-la-la-la
Zijn mond saagt neeeeeeemaar zijne
ooge sage jaaaHoe was dat andere
moppie ook weer?"
„Hè? Ja, daar loop 'k óók al over te" prak-
kezeereho, pas op, val niet...."
„Nee, 't was nieuwernou, duvelt
duvelt nietas je maar lol heb in je le
ven't leven is mooi, Piet."
„Ja! Verbazend mooi.... geweldig mooi
maar 't wordt toch al koelerzoo
tegen de avond, hè?"
„Koeler.Koeler zeg je? Ik zweet me
'n apie.... Maar wat 'n wonder.... wat 'n
wonder, zegje loopt met je jas open!"
„Bliksemik dacht al: wat tocht 't
hiereffe wachte, Joop, zal 'k me jas
dlchtknoopenStsta nou stil, kerel,
anders haal ik je nooit meer in
„Hou je gemak, jongeik doe me best
om stil te staanmeme uiterste bets,
maarNog niet klaar met je jas."
„Needie knoope vertikken 'tze
glije onder me vingers vandaan
„Wacht.... ik zal je effe hellepeMaar
jé mot stilstaan, knulanders red ik 't
óók niet
„Ja, makkelijk gezegd.... ho, hou vast,
Joop.
„Je heb gelijk.... 't wordt niks'n ver
velend soort knoope hou je d'r op na, zeg
Kom meedan ga je tegen die paal
van de eletrische tram staan.... voor
steun
y imiirir Tnyjij^j
gevalle die paal.... pofferdikkie.... hij >s
glad ookd'r zit te veel glansverf op
zal 'k es tege riklemeere, bij de di....direc
tie.... Nou, ik sta
„Hou je vast, Piethou je goed vast
mooi zoo.... reuzenmiddel zoo'n paal
Da's één knoopnou de tweede
nee, schooiert, jij zal ook door 't knoopsgat
heenprachtig, die zit ooknou nom-
mertje drie
„Lukt 't, Joop"
Ma, hoor! Ik laat me niet kisten door *n
paar jasknoopen
,Rèdat voel 'kIk begon t echt
koud te krijgen in de schaduwO, donna
Claaaaaaaa.Mooie paal, hè Joop?"
„Ja, schitterend voor zoo'n gelegenheid
Weet jij; dat 't nog 'n tientje in de maand
geeft as je zoo'n paal voor je huis wil hebbe
staan?"
„Is 't waarachtig?"
„Beslist, hoor! Je hoeft daar géén gratis
genoege mee te neme, dat ze zoo'n ding vlak
voor je deur zettedaar kan je 'n tientje
in de maand voor eischen.... da's 't minste
tarief
„Mooidan solleseteer ik ook naar zoo'n
paal."
,Maar d> is 'n conditie bij
„O, ja? Welke?"
„As 't gaat regenen mot je 'm binnen
halen."
„Hij is goed, Joop! Hij is goed!"
Ze staan vijf minuten aan één stuk te
bulderen om de mop van Joop. Spreken
dan af, om maar weer es verder te gaan.
Maar Piet geeft 'n akelige schreeuw
en wordt spierwit.
„Wat scheelt jou?" schrikt Joop, die al
weer 'n vaartje had.
„Ik.... ikik ben gegegé-
electriseerd.ik.... staik sta stijf
kan geen vin meer verroeren...."
„Ben je nou heelemaal stapel? Toe, voor
uitik zou haast zegge, dat je dronke
was
Joop sjort aan 'n arm van Pietmaar
Piet blijft als vastgenageld op dezelfde plek
staan.... en begint te builen,
v -
„Kom noumaak je niet zenuwach
tigje zal van de kou bevange zijn...."
„Neeneeee't is héél erg.... de
stroom is door me lijf gegaan.... ik voel
'tMe arme vrouwen me kinderen
vaarwel, Joopik zal hier maar ster-
revega jij je gang maar.... wat is 't
leven wreed, hè?"
Joop moet nu ook snikken....
„Ja, Piet.... 't leven is niks.... niks meer
tegenwoordigéén tranendal.... dat zie
je to onsMaar, wacht es.... as ik es
hulp ging hale? Je bent toch nog lang niet
dood.... en met kunstmatige ademhaling
van de eerste hulp bij ongeStil! Ik
zie volk ankomme'n Pliesie-agent....
mooi zoodie zal welHé, pssst
agentkom es hier.... 'n slachtoffer van
de eletrische beweging...."
De agent nadertziet Joop, die naar
de huilende Piet wijstKijkt es goed....
en barst dan in lachen uit....
,,'t Wordt hoog tijd, dat jullie in bed ko
men, heeren...."
„Ben ik nog te redden, agent?"
„Ja hoor!"
„Wat is er met me gebeurd, denkt u?"
'n Half dozijn potjes bier te veelan
ders niksmaar met je jas is er wel
wat an de handdie zit om die paal
heen geknoopt.... kijk maar
Met drie rukken aan de krioopen is Piet
bevrijd
Joop is al omgevallen van 't lachen....
Piet lacht fatsoenshalve meeDe agent
brengt hen 'n eindje de goeie kant cp....
blijft nog even nakijken.
Hij ziet ze arm in arm verdwijnen....
hoort snurkende lach-hortjesen 'n weg-
murmelend „O donna Cla....ahra.... Ein
prosietein pro....siet...."
Er is géén haas-cadaver meer te zien.
G. N.
.■.ii.t&XSA"'