DE HAARDRACHT UIT VOOR DE VASTEN OP VERZOEK voor jongens van 8—10 jaar diny. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN Ofschoon het figuur der Hollandsche vróuw niet zoo bij uitstek geschikt is om in een nauwsluitend tailorpakje gesto ken te worden, hebben wij Hollandschen toch altijd een zekere voorliefde voor het „mantelpak", 'n Tijdlang hebben we dit stokpaardje op stal moeten zetten, van wege den afkeer dien we toen koesterden voor de „blouse". De blousjesdracht was een beetje „bu" geworden, doch sinds de Belgische kroonprinses zich heeft laten fotografeeren ln een doodgewoon blous- je, zal de blouse wel dertig neen negentig procent in aller achting geste gen zijn. Wij durven u dus eenige modellen la ten zien, die we met behulp van een goed patroon zelf kunnen maken. Ze hebben alleen een eenigszins gekleed ca chet en zijn dus van min of meer fijne stof, zooals crêpe de chine, crêpe geor gette, crêpe satin, etc. De eigenaardige halsversiering van ons eerste model staat natuurlijk lang niet iedereen, maar wie ze kan .hebben" en den smaak heeft om de losse drapeering van het kapten stuk wat aardig te plooien, zal er leuk en origineel mee uitzien (5978). Ons tweede, het bolero-modelletje, is zeer flatteus door den puntvorm van den hals en découpe, waarlangs de geplis- seerde strook valt en de groote strik van voren. De strookjes op de mouw wor den aangebracht op een hoogte, waar bij ze in een lijn loopen met de versie ring van de blouse (5979) Model 5985 zal een wat zwaardere mouw uitstekend kleeden om de lange jabot, die het figuur een beetje markeert. Ons laatste model (5980) is zeer on sympathiek van lijn. Om dit beter te doen uitkomen hebben we de naden wat zwart aangedikt. Wanneer we de blouse van rose of turquoise blauwe crêpe sa- tin nemen, zal het voldoende zijn wan neer we slechts het stiksel zien, dat de verschillende stukken als deelen van een legkaart aan elkander voegt. POLA Benoodigd: 1.(50 M. stof van 80 cJd. breedte, 1.50 M. voering, 9 kleine en 7 gróote knoopen. Heupwijdte 80 cJVI,, lengte tot onder de knie 70 c.M. de knoopsgaten, terwijl dit gelijk met het eerste voeringstukje wordt tegenge- stikt. Ook voor den rechterkant stikt ge stof en voering tegen elkaar en stikt dit Men maakt het patroon op de aange geven maten, waarna ge het op de vaste Ujnen uitknipt. Het kniestuk is aan den voorkant bij de broek aangeknipt, terwijl het aan den achterkant apart aangezet moet worden. Ge legt het patroon op oe ■tof, waarna ge alles met 'n flinken naad Uitknipt. Op gelijke wijze behandelt ge de voering der broek. Wilt ge zakken m de broek, dan worden deze eerst inge maakt De wijze, waarop dit moet ge schieden, is U in een artikel van begin Februari uitvoerig beschreven. Voor den ingang neemt ge 12 c.M., terwijl de zak pl.m. 10 c.M. diep wordt. Dan kunt ae aan den achterkant het 1 y2 c.M. breede en 12 o.M. lange heupnaaïje instikken, waarna ge den achternaad, benevens 8 c.M. van den voornaad kimt dichtstikken. Voor het split knipt ge 3 stukjes voering en 2 stukjes st«f, in den vorm van het split. Links zet ge eerst een stukje voering tegen. Hierna stikt ge een stukje stof en een stukje voering tegen elkaar, voor aan voor de knoopen. Nu stikt ge aan de voorkanten het één c.M. breede en 5 c.M. lange knienaadje in, waarna ge aan den achterkant het geheele kniestuk kunt aanstikken. Aan de zijkanten steken dan 2 cM. over, welke voor onderslag dienen. Nu kunt ge den geheelen kruisnaad dicht stikken, ook de zijnaden tot aan het. kniestuk, echter met uitzondering van de 12 c.M. voor den zak. Dan kunt ge de broek bovenaan en aan de pijpen om- rijgen; de voeringbroek wordt in elkaar gestikt, waarna ge ze bovenaan en aan de pijpen langs zoomt, zoo ook langs dfe splitjes. In het kniestuk aan den voor kant maakt ge op 5 cM. afstand van el kaar 3 knoopsgaten in, ln het split twee. Hiema wordt de broek geperst, waarna ge op de daarvoor bestemde plaatsen de knoopen aanzet; de kleine knoopjes zjjn voor de splitten, de zes groote voor de bretelles, één groote boven aan hét split. In onzen tijd van verscheidenheid in haardracht dat wil zeggen, dat niet alle vrouwen 't haar hebben laten kort wieken is het wel eens aardig iets meer te vernemen over de haardracht der" Romeinsche vrouwen in het alge meen. Het is daarbij voor ons zelf een troost, te mogen ervaren, dat niet de vrouwen van tegenwoordig alleen den naam mogen hebben vele bezoeken bij de kappers af te leggen en veel werk van de haar verzorging te maken. Maar ook hier zien we weer, dat er niets nieuws in de zon, noch onder de zon is. En ook, dat niets zoo wisselvallig is als do mode. Een generatie terug was het voor de vrouwen in Europa mode, dat hel blond of rood uit den booze was. Alle pogingen en alle middelen werden aan gewend om de haren met zalf en pom made en tal van lang niet altijd on schuldige middeltjes donker te kleuren. Tegenwoordig, al is het wat geluwd, zijn „blondjes" ln de mode en wij weten al lemaal, dat nog niet zoo heel lahg geleden donkere haren tot heel licht-hel werden uitgebleekt. Welnu, de Romein sche vrouwen deden alles om haar don kere haren hei-rood, vuurrood te doen worden. Het middel, dat daarvoor werd aangewend, was een caustische zeep, een inbrandende, bijtende zeep dus, welker samenstelling door de oude schrijvers ook wordt meegedeeld, maar die voor de huid zoo gevoelig moet zijn geweest, dat elk lichaamsdeeltje, dat er mee in aan raking kwam, opzwol. De Romeinsche dames schijnen echter ook de bijtende en uitbleekende kracht van heete asch te hebben gekend en zoo wordt ook ge meld, dat zij zelfs bekend zijn geweest met een methode om de zonnestralen aan te wenden tot kleuren en verven der haren. Voordat het haar gezalfd werd, moest het met loogwater zijn gewasschen en door de zon worden gedroogd, waarna het met een geel poeder werd bestrooid en ingewreven. Pas dan begonnen de slavinnen de krultangen te hanteeren, om het haar in kunstige, aanvallige lok ken te draaien. Zij legden den geheelen haardos in een soort huif- of hoofd- sluier-vorm, welke volgens schrijvers, die dit meedeelen, bestond uit een blaas. Ook werden de haren gestoken in een soort net, een nethuif. De vervaardiging hiervan was een apart slavenberoep. De slavinnen, die voor de verzorging van het haar bestemd waren, werden aschblaas- ters genoemd. Horatius laat ze altijd in het gevolg van voorname Romeinsche dames optreden. Als alle noodige voor bereidselen en toebereidselen waren ge troffen, dan volgden de meisjes een methode, welke voor ons geheel verloren is gegaan. Het vereischte een buitenge wone kunstvaardigheid: Zij spritsten de zalven met haar mond in den fjjnst-denk- baren stofregen op de haren van haar meesteres. Een boosaardige schrijver noemde in die dagen een gezalfde en gekapte Romeinsche een „wandelende parfumeriewinkel". Maar de verkwistende Romeinsche schoonen stoorden zich niet aan spot, evenmin als dat nu de mode dames plegen te doen. In Rome werd met de zalven door de vrouwen een luxe eri weelderigheid bedreven', welke! bovenmatig groote sommen gelds ver slond. Maar ze gaven er niets om, als van haar werd gezegd, dat zij door de zalven het geheele vermogen harer mannen verkwistten en heel gelukkig Arabië uit heur haren lieten geuren. Gemeld wordt, dat een Romeinsche bij haar toilet niet minder dan vijfentwin tig soorten zalven en essencen gebruikte. De voortreffelijkste en duurste van deze oliën werden bereid uit Indische sub stanties. De handelaars en kooplieden in deze toiletbenoodigdheden waren ge woonlijk rijke lieden, die op allerlei ma nieren variaties wisten te brengen in de door hen. ter markt gebrachte artikelen. Zij legden een groote vaardigheid aan den dag om door verscheidenheid den lust tot koop-n grooter te maken en de artikelen duurder te doen worden. Is er echter veel verschil in wat tegen woordig op dit gebied wordt aangeboden? Zie er de groote bu.tenlandsche bladen en tijdschriften en ook die uit het bin nenland maar eens op na. Het mogen al geen vijfentwintig fleschjes en poeder tjes en wie weet wat meer zijn, die een dame noodig heeft, het is er soms toch niet heel ver meer van af. Daarentegen mogen we ook wel eens naar den scheer- tafel van de heeren der schepping zien in dezen tijd die mogen dan in ieder geval hun mond houden. Want als de vrouwen moeite doen om zich op te knappen, dan is dat toch altijd nog vrou welijk en als de man het doet dan is het immers verwijfd 1 Als het kunstige haarwerk der Ro meinsche gereed was, en met het goud der zon kon wedijveren, als dus de sla vinnen haar kunststuk hadden vol bracht, dan riepen alle meisjes, die er bij tegenwoordig waren, als bij afspraak en als uit één mond: „O wat rood!" en de meesteres liet zich dan, om zich te over tuigen, den spiegel reiken. Lachte zij tevreden, dan trad een andere slavin naar voren om de allervoornaamste handeling te verrichten: zij legde de haren in sierlijke vlechten en tooverde een kapsel te voorschijn, dat volgens de afbeeldingen, welke we nog kennen, aanspraak mocht maken op groote ver scheidenheid. Het geheel werd vastge houden door een enkele groote haarspeld. Deze spelden waren niet zelden groote kunstwerken en vertegenwoordigden een groote waarde. Er waren natuurlijk ook minder kostbare, maar deze beston den toch uit goud, zilver, ivoor of brons. Ook in onzen tijd kennen we nog haar spelden en kammen, welke met edele steenen zijn versierd, maar zij kunnen niet halen bij de kunstvoorwerpen, welke de Romeinsche dames voor heur haar tooi gebruikten. Van die oud-Romeinsche haarsiervoorwerpen zijn eenige bewaard gebleven. Zij vertoonen heele voorstellin gen, zoo bijv. Venus, die het haar in de hoogte houdt en naast haar staat de „Liefde", die haar in een spiegel laat zien. Er waren spelden, welke als kop een vrouwenbuste hadden. De tijd, waar in wij deze naalden en spelden aantref fen, wordt wel getypeerd door het feit, dat de spelden gewoonlijk hol waren en gift bevatten. Niet zelden werd dit sie raad der vrouw een voorwerp om ande ren of zichzelf te dooden. Wanneer de speld, eenmaal goed en wel in het haar gestoken was, kwam een derde slavin aan de orde; zij moest de geheele theorie van de haarsierkunst machtig zijn en ook practisch haarwerk goed verstaan. Volgens wettelijke bepa ling moest zij drie maanden voor haar verheven haarkunst hebben geleerd. Een slavin, die slechts twee maanden achter den rug had, mocht nog niet als kapster optreden. Haar werk was de diadeem of nimbus in of op het haar te leggen. Het was in den waren zin des woords de kroon op het werk. Het is wel opmerkelijk, dat de Ro meinsche dames uit dien tijd enkel, be halve de kammen, een krulijzer kenden. Poeder en poederkwast waren haar ech ter geheel vreemd. Maar Ovidius zeide, dat het gemakkelijker was om de eikels van een eik te teden, dan de verschel- denheid van haardrachten der Romein sche schoonen. En als we dan bedenken, dat men enkel een krulijzer tot zijn be schikking had men denke eens aan de toestellen van een kapperswinkel van onzen tijd dan mogen we verbaasd staan over de kunstvaardigheid der toen malige kapsters. Ovidius gaf de dames toen al den raad, om, als zij een lang werpig gezicht hadden, de haren aan weerskanten van het gezicht te strijken, glad, maar bij de ooren dichte lokken te laten neerhangen. Het is iets voor onze kort geknipte meisjes en vrouwen. Had den dé dames een rond gezicht, dan raadde Ovidius aan halverwege het voorhoofd een kleinen lok naar boven te laten gaan. De ooren moesten echter Onbedekt blijven. Hij raadde nog zoo gek niet. De groote verscheidenheid van kap sels blijkt wel hieruit, dat de bustes der keizerinnen van losse marmeren kapsels waren voorzien. Was er weer een andere mode, dan kreeg het beeld een nieuw steenen kapsel en was Hare Majesteit, zijnde alleronderdanig aan koningin Mode, weer volkomen bijl Het was toen al net als nu. De mode heerschte ab soluut. Er waren echter ook Romeinsche da mes, die weerbarstige haren hadden, waar geen zalf of olie of krulijzer vat op had. Er werden dan korte metten gemaakt. Zij knipten heur haar eenvou dig af en droegen een pruik, die wisselde al naar de mode. Bij den Tempel van Hercules kónden zij, wanneer zij maar wilden, een nieuwe pruik koopen en voor zich pasklaar laten maken. De pruik is dus niet in later eeuwen uitgevonden. Dok hierin was men in den Romeinschen tijd volkomen bij, al zijn de hulpmidde len nu anders. Natuurlijk werden die pruikdraagsters uitgelachen. Toen even goed als nu nog. Maar de pruiken in hel geel of rood maakten ook toen een schoon effect. De roode en gele pruiken - -= wij zien ze ook nu nog in de kappers winkels staan. Zooals ge ziet de vrouwen van vroeger en nu hadden uiterlijk veel overeenkomst. MYRIAM Gemarineerde haring en rolmops wor den'duor de meeste huisvrouwen klaar gekocht. Heeft men echter een groot gezin, dan is het heusch wel dé moeite waard om de haring zelf klaar te ma ken en vaak zal hij dan ook smakelijker zijn. Daarom zal ik hier eens precies de recepten er voor opgeven. Gemarineerde haring. Op 6 haringen neemt men 1 flesch inmaakazijn, I Spaansch pepertje, 'n paar uitgetande schijfjes citroen, 2 laurierbladeren en 2 kruidnagelen. De haringen worden eerst een nacht in koud water geweekt, waarbij men 'n scheutje melk heeft gevoegd. Dan wor den de haringen schoon gemaakt; men snijdt ze open aan de buikzijde en haalt de ingewanden er uit, wascht ze dan van binnen en van buiten, schikt ze ln een flesch, legt de kruiden er tusschen en giet dan de azijn er op, zoodat de haringen onder staan. De flesch wordt met een stop of met vochtig perkament papier afgesloten. Men kan gemari neerde haring enkele weken bewaren, doch niet al te lang, daar hij dan week wordt. Rolmops. Op 6 haringen neemt men 12 augurkjes of gedeelten van groote augurken, 'n paar uitgetande citroen schijfjes, 'n Spaansch pepertje, 2 laurier bladeren, 2 kruidnagelen, een fijn ge snipperde ui en 1 fl. inmaakazijn. De haringen worden een nacht in koud watér met 'n scheutje melk ge weekt. Dan worden kop, staart en vel van de haringen verwijderd; men snijdt ze open aan de buikzijde, haalt de In gewanden er uit en ook de graten en verdeelt de haringen in 2 helften, waarbij men nog goed naziet of alle zijgraten er uit zijn. De haring wordt vervolgens gewasschen, elke helft wordt met ge snipperde ui bestrooid en dan om 'n augurkje heen gerold. Elk rolletje wordt vastgestoken met een afgeschild en spits gemaakt lucifersstokje. De rolletjes wor den ten slotte in een flesch geschikt, dc kruiden er tusschen gelegd en het ge heel overgoten met azijn, tot de harin gen onder staan. Na ongeveer een week is de rolmops het lekkerst. Heel lang moet men ze niet bewaren. Haringsla. Ook hiervoor wordfr de haring eerst 'n nacht in koud water met 'n scheutje melk geweekt. Op 3 flinke haringen neemt men 5 middelmatig groote aardappelen, 1 zure appel, 75 gr. biet, 1 ui, 1 hard gekookt el en mayonnaise ofwel een sausje van 4 lepels slaolie, 2 lepels azijn, 'n snufje peper, 'n weinig mosterd en 'n mespunt suiker. De haring wordt gewasschen, van het vel en de ingewanden ontdaan en dan van den staart uit door midden ge scheurd. Men kan dan gemakkelijk de graat er uithalen. Ook de zij graten worden verwijderd en de haring in stukjes ge sneden en in de marinade gelegd. Daarbij voegt men dan nog de fijn gesneden aardappelen, appel, ui en biet en roert alles goed door elkaar. Harihgsla kan op verschillende manie ren worden voorgediend. Men kan ze in schelpen geven of op kleine bordjes, of wel men schikt ze kussenvormig op een grooten schotel. Voor de garneering neemt men hard gekookt ei, peterselie, augurkjes en biet. Men kan liet geheel overgieten met mayonnaise en dan rondom en in het midden eenige versiering aanbrengen; men kan ook biet, eiwit, eigeel, peterse lie en augurk, allemaal apart, fijn hak ken om hiermee 'n kleurig figuur te vormen op den schotel; ofwel, als men gauw klaar moet wezen, maakt men een aardig geheel met schijven biet en hard gekookt ei en wat augurkjes. Paling in gelei. Op 2 pond paling neemt men 'n paar peperkorrels, 'n stukje Spaansche peper, 'n paar laurierbladen, 2 uitgetande citroenschijfjes en 5 gram gelatine. De paling wordt in mooten van 8 0 10 c.M. gesneden, van binnen schoon ge maakt en gewasschen. Dan laat men ze een paar uren, met zout bestrooid, staan en daarna wordt ze met een schoonen doek afgedroogd. In 3 d.L. kokend wa ter wordt de paling, in ongeveer 30 mi nuten, gaar gekookt met den azijn en al de kruiden, behalve de citroenschijfjes. De gekookte mooten worden in een pot of stopflesch geschikt, met de kruiden er tusschen en de citroenschijfjes tegen den wand aan. Men moet er voor zor gen, dat de stukjes paling niet te dicht bij elkaar liggen, zoodat er om ieder mootje wat gelei kan komen. De ge weekte gelatine wordt bij de azijn ge voegd en door een neteldoeksch lapje over de paling gegoten. Met een vochtig perkamentpapier wordt de pot afgeslo ten. Vóór het gebruik moet de paling liefst 2 k 3 weken staan. Overgeschoten vlsch. Van overgescho ten visch kan men allerlei lekkere scho teltjes klaar maken. De visch wordt dan eerst van alle graten en vellen ontdaan en in kleine stukjes geplhkt. Men be sprenkelt hem dan met citroensap, peper en zout en kan hem, vermengd met fijn gemaakte overgeschoten aardappe len, ln een vuurvasten schotel of in schelpen, bestrooid met paneermeel en klontjes boter, in den oven een bruin korstje laten krijgen. Men kan van overgeschoten visch ook croquetten maken, op dezelfde manier als men vleeschcroquetten maakt. De vischresten worden dan door een sausje geroerd van boter, bloem en melk, tot croquetten gevormd, goed gepaneerd en in kokend heet frituurvet mooi bruin gebakken. Vischsla. Ten slotte hebben we nog vischsla. De ontgrate en fijn gemaakte visch wordt eerst gemarineerd met po- per en zout en citroensap of azijn. Dan roert men er mayonnaise door, schikt de visch op een bedje van sla en gar neert ze met hard gekookte eieren en augurkjes. llienkoek. Weet ge, dat er van uien *n zeer smakelijke pannekoek te bakken is? U maaxt er 'n stevig beslag v>or, als voor spekpannekoek. De uien woix'-m in schijven gesneden, naast elkaar ln de koekepan gelegd en aan één kant licht bruin gebakken. Dan worden ze omge keerd en het beslag er voor gegoten, waarna de pannekoek aan beide kanten mooi bruin gebakken wordt. Gebakken uienringen zijn ook zeer sfnakelijk. Wij eten ze soms, in plaats van vleesch, bij de boterham en u zult begrijpen, dat ze heel wat goedkooper zijn dan vleesch. Ik maak er een be- slagje voor als voor beignets. De uien snijd ik in schijven en meestal gebruik ik dan alleen de groote buitenste rin gen de rest is dan goed voor haché bijvoorbeeld. Ik doop de ringen in het beslag en bak ze, in kokend heet fri tuurvet, mooi bruin. Als de uienringen eerst in 'n beetje melk geweekt worden, gedurende 'n paar uren, dan is de uien- smaak er van veel minder sterk en zul len ook menschen, die anders niet erg op uien gesteld zijn, er van smullen, denk ik. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL Veel daden zijn er noodig om een goe den naam te verwerven, een enkele is voldoende óm hem te verliezen. Een teedere, trouwe moeder is de beste beschermengel. Vele dingen worden lachende gezegd of gedaan, die later schreiende worden be treurd. Men zegt, dat de vrouwen geen tegen spraak kunnen velen en toch hebben zij tegenspraak noodig om gelijk te kunnen krijgen. Zelfs een moeder van tien kinderen kan aan elk van deze haar geheele ziel geven. De jaren zijn een kapitaal, waarvan de waarde vermindert naarmate dat het be drag vermeerdert. Op het tooneel van het leven heet de souffleur meestal egoïsme. VEIJA. Veel onnoodige vragen zullen de moe der bespaard blijven, Indien ze alles voor den belangrijken dag van baby's komst van te voren gereed heeft. We bedoelen daarmee ook, dat alles in het huishouden geregeld is. Het is b.v. goed, adressen die u on middellijk noodig hebt, zooals het adres van de verpleegster, eventueele hulp in de huishouding en het telefoonnum mer van den dokter op een vaste plaats in het buffet te leggen, zoodat dit direct bij de hand is, benevens een en een stuk of vier pakken sanitaire vullingen. Op een andere plank is een flinke hoeveelheid lakens, sloopen en hand doeken. Onder de vaste fontein in de badka mer staat een bedekte witter emmer, waarin baby's vuile luiers gaan, een rubber bedkruik hangt aan de deur. In een kast zijn een emallle wasch- kom, desinfecteerende middelen, zooals lisol, een doos toiletzeep en nieuwe tandpasta. lijstje met de namen en adressen van hen, die bericht moeten hebben bij de geboorte, zoodat Vader niet behoeft te vragen, als hij aan 't schrijven gaat. In de keuken is een flinke ketel bij de hapd en een kleine waschkom hangt op een geschikte plaats, terwijl een sa mengeklapt handdoekenrek en een droogrek aan den wand direct zicht baar zijn. Een nieuwe kleerenlijn is op de plaats, in den tuin of op de waranda gespan nen en voldoende knijpers zijn er aan gestoken of in een zak of kistje dichtbij. In de keukenkast zijn de bussen en potten duidelijk met papiertjes voorzien, waarop de inhoud vermeld staat, zoodat de verpleegster, of, indien zij naar huis is^ uw echtgenoot, niet telkens behoeit te" vragen: „waar zit de havermout in, waar de bloem, enz." Het is goed, gemakkelijk te bewaren voorraad in de provisiekast te hebben van verschillende dingen, die u gebruikt, zoodat u de eerste dagen vooral voor dergelijke huishoudproblemen bewaard blijft. Een notitieboekje met potlood is aan den binnenkant van de kastdeur be vestigd, waar de hulp in die dagen verschillende uitgaven op noteeren kan. OP UW SLAAPKAMER Op de bovenste plank van uw lin nenkast is een stapeltje nachtjaponnen. Een oude met een wollen vest, een oud laken en een paar bedsokken bovenop. Eenige verbanden van gerolde hand doeken, leder groot 45 can. bü X Meter Het is goed als het huis van te voren schoongemaakt is, eii de gordijnen frisch zien. In moeders kamer, waar al les klaar wordt gemaakt voor dén klei nen wereldburger, is goed licht van groot belang. Staat er een dubbel bed in de ka mer, dan móet het zoo geplaatst wor den, dat de Dokter en de verpleegster met de rechterhand kunnen werken aan den lichtkant van het bed. Het bed wordt opgemaakt met een rub berbedekking van lj^-bü I M.; er onder als opvulling komt een oude deken, een geschikt kussen en warme dekens er bovenop. Baby's wieg, waarvan het beddegoed eerst goed gelucht is. wordt opgemaakt eveneens met een stuk rubber voor on der- en bovendek, benevens een donzen dekentje. Een kleine heetwaterkruik ligt reeds in het wiegje. Op het gastafeltje staat een keteltje en lucifers ligen er naast. Heeft u een electrisch keteltje, nog beter! In de lade van de baby-waschkast zijn kleine stapeltjes luiers en babyk.eertjes terwijl in het mandje naast den stoel der verpleegster het eerste complete stel gereed ligt. Baby's badje staat in een hoek of is in een kast opgeborgen. Steriliseering-kom en medicijnglas, watten en veillgheidspelden, poeder, sponsjes en alles goed bij de hand. Heeft u alles in orde, dan zal u met een gerust en zeker gevoel den dag van baby's komst tegemoet gaan. ANEMOON

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 16