DE HAARDRACHT UIT
VOOR DE VASTEN
OP VERZOEK
voor jongens van 8—10 jaar
diny.
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Ofschoon het figuur der Hollandsche
vróuw niet zoo bij uitstek geschikt is om
in een nauwsluitend tailorpakje gesto
ken te worden, hebben wij Hollandschen
toch altijd een zekere voorliefde voor het
„mantelpak", 'n Tijdlang hebben we dit
stokpaardje op stal moeten zetten, van
wege den afkeer dien we toen koesterden
voor de „blouse". De blousjesdracht was
een beetje „bu" geworden, doch sinds de
Belgische kroonprinses zich heeft laten
fotografeeren ln een doodgewoon blous-
je, zal de blouse wel dertig neen
negentig procent in aller achting geste
gen zijn.
Wij durven u dus eenige modellen la
ten zien, die we met behulp van een
goed patroon zelf kunnen maken. Ze
hebben alleen een eenigszins gekleed ca
chet en zijn dus van min of meer fijne
stof, zooals crêpe de chine, crêpe geor
gette, crêpe satin, etc. De eigenaardige
halsversiering van ons eerste model
staat natuurlijk lang niet iedereen, maar
wie ze kan .hebben" en den smaak heeft
om de losse drapeering van het kapten
stuk wat aardig te plooien, zal er leuk
en origineel mee uitzien (5978).
Ons tweede, het bolero-modelletje, is
zeer flatteus door den puntvorm van den
hals en découpe, waarlangs de geplis-
seerde strook valt en de groote strik van
voren. De strookjes op de mouw wor
den aangebracht op een hoogte, waar
bij ze in een lijn loopen met de versie
ring van de blouse (5979)
Model 5985 zal een wat zwaardere
mouw uitstekend kleeden om de lange
jabot, die het figuur een beetje markeert.
Ons laatste model (5980) is zeer on
sympathiek van lijn. Om dit beter te
doen uitkomen hebben we de naden wat
zwart aangedikt. Wanneer we de blouse
van rose of turquoise blauwe crêpe sa-
tin nemen, zal het voldoende zijn wan
neer we slechts het stiksel zien, dat de
verschillende stukken als deelen van
een legkaart aan elkander voegt.
POLA
Benoodigd: 1.(50 M. stof van 80 cJd.
breedte, 1.50 M. voering, 9 kleine en 7
gróote knoopen. Heupwijdte 80 cJVI,,
lengte tot onder de knie 70 c.M.
de knoopsgaten, terwijl dit gelijk met
het eerste voeringstukje wordt tegenge-
stikt. Ook voor den rechterkant stikt ge
stof en voering tegen elkaar en stikt dit
Men maakt het patroon op de aange
geven maten, waarna ge het op de vaste
Ujnen uitknipt. Het kniestuk is aan den
voorkant bij de broek aangeknipt, terwijl
het aan den achterkant apart aangezet
moet worden. Ge legt het patroon op oe
■tof, waarna ge alles met 'n flinken naad
Uitknipt. Op gelijke wijze behandelt ge
de voering der broek. Wilt ge zakken m
de broek, dan worden deze eerst inge
maakt De wijze, waarop dit moet ge
schieden, is U in een artikel van begin
Februari uitvoerig beschreven. Voor den
ingang neemt ge 12 c.M., terwijl de zak
pl.m. 10 c.M. diep wordt. Dan kunt ae
aan den achterkant het 1 y2 c.M. breede
en 12 o.M. lange heupnaaïje instikken,
waarna ge den achternaad, benevens 8 c.M.
van den voornaad kimt dichtstikken. Voor
het split knipt ge 3 stukjes voering en
2 stukjes st«f, in den vorm van het split.
Links zet ge eerst een stukje voering
tegen. Hierna stikt ge een stukje stof
en een stukje voering tegen elkaar, voor
aan voor de knoopen. Nu stikt ge aan de
voorkanten het één c.M. breede en 5 c.M.
lange knienaadje in, waarna ge aan den
achterkant het geheele kniestuk kunt
aanstikken. Aan de zijkanten steken dan
2 cM. over, welke voor onderslag dienen.
Nu kunt ge den geheelen kruisnaad dicht
stikken, ook de zijnaden tot aan het.
kniestuk, echter met uitzondering van
de 12 c.M. voor den zak. Dan kunt ge de
broek bovenaan en aan de pijpen om-
rijgen; de voeringbroek wordt in elkaar
gestikt, waarna ge ze bovenaan en aan
de pijpen langs zoomt, zoo ook langs dfe
splitjes. In het kniestuk aan den voor
kant maakt ge op 5 cM. afstand van el
kaar 3 knoopsgaten in, ln het split twee.
Hiema wordt de broek geperst, waarna
ge op de daarvoor bestemde plaatsen de
knoopen aanzet; de kleine knoopjes zjjn
voor de splitten, de zes groote voor de
bretelles, één groote boven aan hét
split.
In onzen tijd van verscheidenheid in
haardracht dat wil zeggen, dat niet
alle vrouwen 't haar hebben laten kort
wieken is het wel eens aardig iets
meer te vernemen over de haardracht
der" Romeinsche vrouwen in het alge
meen. Het is daarbij voor ons zelf een
troost, te mogen ervaren, dat niet de
vrouwen van tegenwoordig alleen den
naam mogen hebben vele bezoeken bij
de kappers af te leggen en veel werk
van de haar verzorging te maken. Maar
ook hier zien we weer, dat er niets nieuws
in de zon, noch onder de zon is. En
ook, dat niets zoo wisselvallig is als do
mode. Een generatie terug was het voor
de vrouwen in Europa mode, dat hel
blond of rood uit den booze was. Alle
pogingen en alle middelen werden aan
gewend om de haren met zalf en pom
made en tal van lang niet altijd on
schuldige middeltjes donker te kleuren.
Tegenwoordig, al is het wat geluwd, zijn
„blondjes" ln de mode en wij weten al
lemaal, dat nog niet zoo heel lahg
geleden donkere haren tot heel licht-hel
werden uitgebleekt. Welnu, de Romein
sche vrouwen deden alles om haar don
kere haren hei-rood, vuurrood te doen
worden. Het middel, dat daarvoor werd
aangewend, was een caustische zeep, een
inbrandende, bijtende zeep dus, welker
samenstelling door de oude schrijvers
ook wordt meegedeeld, maar die voor de
huid zoo gevoelig moet zijn geweest, dat
elk lichaamsdeeltje, dat er mee in aan
raking kwam, opzwol. De Romeinsche
dames schijnen echter ook de bijtende
en uitbleekende kracht van heete asch
te hebben gekend en zoo wordt ook ge
meld, dat zij zelfs bekend zijn geweest
met een methode om de zonnestralen
aan te wenden tot kleuren en verven der
haren.
Voordat het haar gezalfd werd, moest
het met loogwater zijn gewasschen en
door de zon worden gedroogd, waarna
het met een geel poeder werd bestrooid
en ingewreven. Pas dan begonnen de
slavinnen de krultangen te hanteeren,
om het haar in kunstige, aanvallige lok
ken te draaien. Zij legden den geheelen
haardos in een soort huif- of hoofd-
sluier-vorm, welke volgens schrijvers, die
dit meedeelen, bestond uit een blaas.
Ook werden de haren gestoken in een
soort net, een nethuif. De vervaardiging
hiervan was een apart slavenberoep. De
slavinnen, die voor de verzorging van het
haar bestemd waren, werden aschblaas-
ters genoemd. Horatius laat ze altijd in
het gevolg van voorname Romeinsche
dames optreden. Als alle noodige voor
bereidselen en toebereidselen waren ge
troffen, dan volgden de meisjes een
methode, welke voor ons geheel verloren
is gegaan. Het vereischte een buitenge
wone kunstvaardigheid: Zij spritsten de
zalven met haar mond in den fjjnst-denk-
baren stofregen op de haren van haar
meesteres. Een boosaardige schrijver
noemde in die dagen een gezalfde en
gekapte Romeinsche een „wandelende
parfumeriewinkel". Maar de verkwistende
Romeinsche schoonen stoorden zich niet
aan spot, evenmin als dat nu de mode
dames plegen te doen. In Rome werd
met de zalven door de vrouwen een
luxe eri weelderigheid bedreven', welke!
bovenmatig groote sommen gelds ver
slond. Maar ze gaven er niets om, als
van haar werd gezegd, dat zij door de
zalven het geheele vermogen harer
mannen verkwistten en heel gelukkig
Arabië uit heur haren lieten geuren.
Gemeld wordt, dat een Romeinsche bij
haar toilet niet minder dan vijfentwin
tig soorten zalven en essencen gebruikte.
De voortreffelijkste en duurste van deze
oliën werden bereid uit Indische sub
stanties. De handelaars en kooplieden
in deze toiletbenoodigdheden waren ge
woonlijk rijke lieden, die op allerlei ma
nieren variaties wisten te brengen in de
door hen. ter markt gebrachte artikelen.
Zij legden een groote vaardigheid aan
den dag om door verscheidenheid den
lust tot koop-n grooter te maken en
de artikelen duurder te doen worden.
Is er echter veel verschil in wat tegen
woordig op dit gebied wordt aangeboden?
Zie er de groote bu.tenlandsche bladen
en tijdschriften en ook die uit het bin
nenland maar eens op na. Het mogen al
geen vijfentwintig fleschjes en poeder
tjes en wie weet wat meer zijn, die een
dame noodig heeft, het is er soms toch
niet heel ver meer van af. Daarentegen
mogen we ook wel eens naar den scheer-
tafel van de heeren der schepping zien
in dezen tijd die mogen dan in ieder
geval hun mond houden. Want als de
vrouwen moeite doen om zich op te
knappen, dan is dat toch altijd nog vrou
welijk en als de man het doet dan is
het immers verwijfd 1
Als het kunstige haarwerk der Ro
meinsche gereed was, en met het goud
der zon kon wedijveren, als dus de sla
vinnen haar kunststuk hadden vol
bracht, dan riepen alle meisjes, die er bij
tegenwoordig waren, als bij afspraak en
als uit één mond: „O wat rood!" en de
meesteres liet zich dan, om zich te over
tuigen, den spiegel reiken. Lachte zij
tevreden, dan trad een andere slavin
naar voren om de allervoornaamste
handeling te verrichten: zij legde de
haren in sierlijke vlechten en tooverde
een kapsel te voorschijn, dat volgens de
afbeeldingen, welke we nog kennen,
aanspraak mocht maken op groote ver
scheidenheid. Het geheel werd vastge
houden door een enkele groote haarspeld.
Deze spelden waren niet zelden groote
kunstwerken en vertegenwoordigden een
groote waarde. Er waren natuurlijk
ook minder kostbare, maar deze beston
den toch uit goud, zilver, ivoor of brons.
Ook in onzen tijd kennen we nog haar
spelden en kammen, welke met edele
steenen zijn versierd, maar zij kunnen
niet halen bij de kunstvoorwerpen, welke
de Romeinsche dames voor heur haar
tooi gebruikten. Van die oud-Romeinsche
haarsiervoorwerpen zijn eenige bewaard
gebleven. Zij vertoonen heele voorstellin
gen, zoo bijv. Venus, die het haar in de
hoogte houdt en naast haar staat de
„Liefde", die haar in een spiegel laat
zien. Er waren spelden, welke als kop
een vrouwenbuste hadden. De tijd, waar
in wij deze naalden en spelden aantref
fen, wordt wel getypeerd door het feit,
dat de spelden gewoonlijk hol waren en
gift bevatten. Niet zelden werd dit sie
raad der vrouw een voorwerp om ande
ren of zichzelf te dooden.
Wanneer de speld, eenmaal goed en
wel in het haar gestoken was, kwam een
derde slavin aan de orde; zij moest de
geheele theorie van de haarsierkunst
machtig zijn en ook practisch haarwerk
goed verstaan. Volgens wettelijke bepa
ling moest zij drie maanden voor haar
verheven haarkunst hebben geleerd. Een
slavin, die slechts twee maanden achter
den rug had, mocht nog niet als kapster
optreden. Haar werk was de diadeem of
nimbus in of op het haar te leggen. Het
was in den waren zin des woords de
kroon op het werk.
Het is wel opmerkelijk, dat de Ro
meinsche dames uit dien tijd enkel, be
halve de kammen, een krulijzer kenden.
Poeder en poederkwast waren haar ech
ter geheel vreemd. Maar Ovidius zeide,
dat het gemakkelijker was om de eikels
van een eik te teden, dan de verschel-
denheid van haardrachten der Romein
sche schoonen. En als we dan bedenken,
dat men enkel een krulijzer tot zijn be
schikking had men denke eens aan de
toestellen van een kapperswinkel van
onzen tijd dan mogen we verbaasd
staan over de kunstvaardigheid der toen
malige kapsters. Ovidius gaf de dames
toen al den raad, om, als zij een lang
werpig gezicht hadden, de haren aan
weerskanten van het gezicht te strijken,
glad, maar bij de ooren dichte lokken
te laten neerhangen. Het is iets voor onze
kort geknipte meisjes en vrouwen. Had
den dé dames een rond gezicht, dan
raadde Ovidius aan halverwege het
voorhoofd een kleinen lok naar boven
te laten gaan. De ooren moesten echter
Onbedekt blijven. Hij raadde nog zoo gek
niet. De groote verscheidenheid van kap
sels blijkt wel hieruit, dat de bustes der
keizerinnen van losse marmeren kapsels
waren voorzien. Was er weer een andere
mode, dan kreeg het beeld een nieuw
steenen kapsel en was Hare Majesteit,
zijnde alleronderdanig aan koningin
Mode, weer volkomen bijl Het was toen
al net als nu. De mode heerschte ab
soluut.
Er waren echter ook Romeinsche da
mes, die weerbarstige haren hadden,
waar geen zalf of olie of krulijzer vat
op had. Er werden dan korte metten
gemaakt. Zij knipten heur haar eenvou
dig af en droegen een pruik, die wisselde
al naar de mode. Bij den Tempel van
Hercules kónden zij, wanneer zij maar
wilden, een nieuwe pruik koopen en voor
zich pasklaar laten maken. De pruik is
dus niet in later eeuwen uitgevonden.
Dok hierin was men in den Romeinschen
tijd volkomen bij, al zijn de hulpmidde
len nu anders. Natuurlijk werden die
pruikdraagsters uitgelachen. Toen even
goed als nu nog. Maar de pruiken in hel
geel of rood maakten ook toen een
schoon effect. De roode en gele pruiken
- -= wij zien ze ook nu nog in de kappers
winkels staan. Zooals ge ziet de
vrouwen van vroeger en nu hadden
uiterlijk veel overeenkomst.
MYRIAM
Gemarineerde haring en rolmops wor
den'duor de meeste huisvrouwen klaar
gekocht. Heeft men echter een groot
gezin, dan is het heusch wel dé moeite
waard om de haring zelf klaar te ma
ken en vaak zal hij dan ook smakelijker
zijn. Daarom zal ik hier eens precies de
recepten er voor opgeven.
Gemarineerde haring. Op 6 haringen
neemt men 1 flesch inmaakazijn, I
Spaansch pepertje, 'n paar uitgetande
schijfjes citroen, 2 laurierbladeren en 2
kruidnagelen.
De haringen worden eerst een nacht
in koud water geweekt, waarbij men 'n
scheutje melk heeft gevoegd. Dan wor
den de haringen schoon gemaakt; men
snijdt ze open aan de buikzijde en haalt
de ingewanden er uit, wascht ze dan
van binnen en van buiten, schikt ze ln
een flesch, legt de kruiden er tusschen
en giet dan de azijn er op, zoodat de
haringen onder staan. De flesch wordt
met een stop of met vochtig perkament
papier afgesloten. Men kan gemari
neerde haring enkele weken bewaren,
doch niet al te lang, daar hij dan week
wordt.
Rolmops. Op 6 haringen neemt men
12 augurkjes of gedeelten van groote
augurken, 'n paar uitgetande citroen
schijfjes, 'n Spaansch pepertje, 2 laurier
bladeren, 2 kruidnagelen, een fijn ge
snipperde ui en 1 fl. inmaakazijn.
De haringen worden een nacht in
koud watér met 'n scheutje melk ge
weekt. Dan worden kop, staart en vel
van de haringen verwijderd; men snijdt
ze open aan de buikzijde, haalt de In
gewanden er uit en ook de graten en
verdeelt de haringen in 2 helften, waarbij
men nog goed naziet of alle zijgraten
er uit zijn. De haring wordt vervolgens
gewasschen, elke helft wordt met ge
snipperde ui bestrooid en dan om 'n
augurkje heen gerold. Elk rolletje wordt
vastgestoken met een afgeschild en spits
gemaakt lucifersstokje. De rolletjes wor
den ten slotte in een flesch geschikt, dc
kruiden er tusschen gelegd en het ge
heel overgoten met azijn, tot de harin
gen onder staan.
Na ongeveer een week is de rolmops
het lekkerst. Heel lang moet men ze
niet bewaren.
Haringsla. Ook hiervoor wordfr de
haring eerst 'n nacht in koud water met
'n scheutje melk geweekt.
Op 3 flinke haringen neemt men 5
middelmatig groote aardappelen, 1 zure
appel, 75 gr. biet, 1 ui, 1 hard gekookt
el en mayonnaise ofwel een sausje van
4 lepels slaolie, 2 lepels azijn, 'n snufje
peper, 'n weinig mosterd en 'n mespunt
suiker.
De haring wordt gewasschen, van het
vel en de ingewanden ontdaan en dan
van den staart uit door midden ge
scheurd. Men kan dan gemakkelijk de
graat er uithalen. Ook de zij graten worden
verwijderd en de haring in stukjes ge
sneden en in de marinade gelegd. Daarbij
voegt men dan nog de fijn gesneden
aardappelen, appel, ui en biet en roert
alles goed door elkaar.
Harihgsla kan op verschillende manie
ren worden voorgediend. Men kan ze in
schelpen geven of op kleine bordjes, of
wel men schikt ze kussenvormig op een
grooten schotel.
Voor de garneering neemt men hard
gekookt ei, peterselie, augurkjes en biet.
Men kan liet geheel overgieten met
mayonnaise en dan rondom en in het
midden eenige versiering aanbrengen;
men kan ook biet, eiwit, eigeel, peterse
lie en augurk, allemaal apart, fijn hak
ken om hiermee 'n kleurig figuur te
vormen op den schotel; ofwel, als men
gauw klaar moet wezen, maakt men
een aardig geheel met schijven biet en
hard gekookt ei en wat augurkjes.
Paling in gelei. Op 2 pond paling neemt
men 'n paar peperkorrels, 'n stukje
Spaansche peper, 'n paar laurierbladen,
2 uitgetande citroenschijfjes en 5 gram
gelatine.
De paling wordt in mooten van 8 0 10
c.M. gesneden, van binnen schoon ge
maakt en gewasschen. Dan laat men ze
een paar uren, met zout bestrooid, staan
en daarna wordt ze met een schoonen
doek afgedroogd. In 3 d.L. kokend wa
ter wordt de paling, in ongeveer 30 mi
nuten, gaar gekookt met den azijn en al
de kruiden, behalve de citroenschijfjes.
De gekookte mooten worden in een pot
of stopflesch geschikt, met de kruiden
er tusschen en de citroenschijfjes tegen
den wand aan. Men moet er voor zor
gen, dat de stukjes paling niet te dicht
bij elkaar liggen, zoodat er om ieder
mootje wat gelei kan komen. De ge
weekte gelatine wordt bij de azijn ge
voegd en door een neteldoeksch lapje
over de paling gegoten. Met een vochtig
perkamentpapier wordt de pot afgeslo
ten. Vóór het gebruik moet de paling
liefst 2 k 3 weken staan.
Overgeschoten vlsch. Van overgescho
ten visch kan men allerlei lekkere scho
teltjes klaar maken. De visch wordt dan
eerst van alle graten en vellen ontdaan
en in kleine stukjes geplhkt. Men be
sprenkelt hem dan met citroensap, peper
en zout en kan hem, vermengd met
fijn gemaakte overgeschoten aardappe
len, ln een vuurvasten schotel of in
schelpen, bestrooid met paneermeel en
klontjes boter, in den oven een bruin
korstje laten krijgen.
Men kan van overgeschoten visch ook
croquetten maken, op dezelfde manier
als men vleeschcroquetten maakt. De
vischresten worden dan door een sausje
geroerd van boter, bloem en melk, tot
croquetten gevormd, goed gepaneerd en
in kokend heet frituurvet mooi bruin
gebakken.
Vischsla. Ten slotte hebben we nog
vischsla. De ontgrate en fijn gemaakte
visch wordt eerst gemarineerd met po-
per en zout en citroensap of azijn. Dan
roert men er mayonnaise door, schikt
de visch op een bedje van sla en gar
neert ze met hard gekookte eieren en
augurkjes.
llienkoek. Weet ge, dat er van uien *n
zeer smakelijke pannekoek te bakken is?
U maaxt er 'n stevig beslag v>or, als
voor spekpannekoek. De uien woix'-m in
schijven gesneden, naast elkaar ln de
koekepan gelegd en aan één kant licht
bruin gebakken. Dan worden ze omge
keerd en het beslag er voor gegoten,
waarna de pannekoek aan beide kanten
mooi bruin gebakken wordt.
Gebakken uienringen zijn ook zeer
sfnakelijk. Wij eten ze soms, in plaats
van vleesch, bij de boterham en u zult
begrijpen, dat ze heel wat goedkooper
zijn dan vleesch. Ik maak er een be-
slagje voor als voor beignets. De uien
snijd ik in schijven en meestal gebruik
ik dan alleen de groote buitenste rin
gen de rest is dan goed voor haché
bijvoorbeeld. Ik doop de ringen in het
beslag en bak ze, in kokend heet fri
tuurvet, mooi bruin. Als de uienringen
eerst in 'n beetje melk geweekt worden,
gedurende 'n paar uren, dan is de uien-
smaak er van veel minder sterk en zul
len ook menschen, die anders niet erg
op uien gesteld zijn, er van smullen,
denk ik.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
Veel daden zijn er noodig om een goe
den naam te verwerven, een enkele is
voldoende óm hem te verliezen.
Een teedere, trouwe moeder is de beste
beschermengel.
Vele dingen worden lachende gezegd of
gedaan, die later schreiende worden be
treurd.
Men zegt, dat de vrouwen geen tegen
spraak kunnen velen en toch hebben zij
tegenspraak noodig om gelijk te kunnen
krijgen.
Zelfs een moeder van tien kinderen
kan aan elk van deze haar geheele ziel
geven.
De jaren zijn een kapitaal, waarvan de
waarde vermindert naarmate dat het be
drag vermeerdert.
Op het tooneel van het leven heet de
souffleur meestal egoïsme.
VEIJA.
Veel onnoodige vragen zullen de moe
der bespaard blijven, Indien ze alles
voor den belangrijken dag van baby's
komst van te voren gereed heeft.
We bedoelen daarmee ook, dat alles
in het huishouden geregeld is.
Het is b.v. goed, adressen die u on
middellijk noodig hebt, zooals het adres
van de verpleegster, eventueele hulp in
de huishouding en het telefoonnum
mer van den dokter op een vaste
plaats in het buffet te leggen, zoodat
dit direct bij de hand is, benevens een
en een stuk of vier pakken sanitaire
vullingen.
Op een andere plank is een flinke
hoeveelheid lakens, sloopen en hand
doeken.
Onder de vaste fontein in de badka
mer staat een bedekte witter emmer,
waarin baby's vuile luiers gaan, een
rubber bedkruik hangt aan de deur.
In een kast zijn een emallle wasch-
kom, desinfecteerende middelen, zooals
lisol, een doos toiletzeep en nieuwe
tandpasta.
lijstje met de namen en adressen van
hen, die bericht moeten hebben bij de
geboorte, zoodat Vader niet behoeft te
vragen, als hij aan 't schrijven gaat.
In de keuken is een flinke ketel bij
de hapd en een kleine waschkom hangt
op een geschikte plaats, terwijl een sa
mengeklapt handdoekenrek en een
droogrek aan den wand direct zicht
baar zijn.
Een nieuwe kleerenlijn is op de plaats,
in den tuin of op de waranda gespan
nen en voldoende knijpers zijn er aan
gestoken of in een zak of kistje dichtbij.
In de keukenkast zijn de bussen en
potten duidelijk met papiertjes voorzien,
waarop de inhoud vermeld staat, zoodat
de verpleegster, of, indien zij naar huis
is^ uw echtgenoot, niet telkens behoeit
te" vragen: „waar zit de havermout in,
waar de bloem, enz."
Het is goed, gemakkelijk te bewaren
voorraad in de provisiekast te hebben
van verschillende dingen, die u gebruikt,
zoodat u de eerste dagen vooral voor
dergelijke huishoudproblemen bewaard
blijft.
Een notitieboekje met potlood is aan
den binnenkant van de kastdeur be
vestigd, waar de hulp in die dagen
verschillende uitgaven op noteeren kan.
OP UW SLAAPKAMER
Op de bovenste plank van uw lin
nenkast is een stapeltje nachtjaponnen.
Een oude met een wollen vest, een oud
laken en een paar bedsokken bovenop.
Eenige verbanden van gerolde hand
doeken, leder groot 45 can. bü X Meter
Het is goed als het huis van te voren
schoongemaakt is, eii de gordijnen
frisch zien. In moeders kamer, waar al
les klaar wordt gemaakt voor dén klei
nen wereldburger, is goed licht van
groot belang.
Staat er een dubbel bed in de ka
mer, dan móet het zoo geplaatst wor
den, dat de Dokter en de verpleegster
met de rechterhand kunnen werken aan
den lichtkant van het bed.
Het bed wordt opgemaakt met een rub
berbedekking van lj^-bü I M.; er onder
als opvulling komt een oude deken, een
geschikt kussen en warme dekens er
bovenop.
Baby's wieg, waarvan het beddegoed
eerst goed gelucht is. wordt opgemaakt
eveneens met een stuk rubber voor on
der- en bovendek, benevens een donzen
dekentje. Een kleine heetwaterkruik
ligt reeds in het wiegje.
Op het gastafeltje staat een keteltje
en lucifers ligen er naast. Heeft u een
electrisch keteltje, nog beter!
In de lade van de baby-waschkast zijn
kleine stapeltjes luiers en babyk.eertjes
terwijl in het mandje naast den stoel
der verpleegster het eerste complete stel
gereed ligt.
Baby's badje staat in een hoek of is
in een kast opgeborgen.
Steriliseering-kom en medicijnglas,
watten en veillgheidspelden, poeder,
sponsjes en alles goed bij de hand.
Heeft u alles in orde, dan zal u met
een gerust en zeker gevoel den dag van
baby's komst tegemoet gaan.
ANEMOON