der provinciale- en ged. staten
tweede blad
MR. BOMANS OVER DE PRACTIJK
Massaal spreekkoor op tweeden Paaschdag
in het Stadion te Amsterdam
de
goedkoope
vloer
bedekking
PIJLTJES
Nieuwe
Haarlemsche
C o ia r a n t
VRIJDAG 20 MAART 1931
BLADZIJDE 1
STADSNIEUWS
Lezing voor de R. K. Propagandacluh te Haarlem
„De Mittovos"
De moord in de
Bakkumstraat
Het gevolg van dronkenschap
'Si--'
-.-C"
De Haarlemsche
componist Padbrué
Een ongeschikt moment
De toestand van het Lager
Onderwijs
abonneeren ontvangen
de nummers tot 1 April a.s.
Directie N. H. Courant
Woensdagavond sprak Mr. J. Bomans
voor de propagandisten over de praktijk der
Provinciale en der Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland. Allereerst zeide spreker den
aigemeenen voorzitter, prof. Steger, mede na-
ttiens de Katholieke Fractie der Prov. Sta
ten, er dank voor, dat hij in twee lessen de
theorie van het provinciaal huishouden had
uiteengezet. Op dezen grondslag zou liij
thans verder bouwen, en de propagandisten
een inzicht geven in hetgeen hij in de prak
tijk beleefd had.
In den tijd der Zeven Provinciën waren
de Prov. Staten souverein. Gijsbrecht Karei
van Hogendorp wilde in 1813 aan den ko
ning de macht gegeven zien, wat beteekende,
dat zij aan de Prov. Staten ontnomen werd.
Het toezicht op de waterschappen, de water-
keering, bleef voor de Prov. Staten nog een
taak.
De provinciale wet van 1850 gaf aan de
Prov. Staten het recht verordeningen te
maken, en liet aan Gedeputeerde Staten het
zelfbestuur over de daarvoor in aanmerking
komende rijkswetten; maar het geld, dat
hoodig was, moest gevoteerd worden door de
Prov. Staten. De bedoeling hiervan was, dat
de contribuabelen, de belastingbetalende
burgerij, bet laatste woord te zeggen hadden
over de eigen beurs.
De begrooting in 1883 besloeg één heele
bladzijde; zij ging zoo te zeggen onder den
hamer door. Thans wordt er drie, vier dagen
over gediscussieerd. Maar op een ander, veel
voornamer punt, zijn de mores veranderd:
Vroeger werd een voorstel voor loonsverhoo-
ging van 100 tot 125 gulden per jaar als
geldverspilling afgestemd, thans maken de
Prov. Staten van elke 100, die Ged. Sta
ten voorstellen, er 1000. Zeker, zegt spre
ker, in Rerum Novarum staat, dat de arbei
der zijn loon moet hebben; maar er staat
ook, dat de belastingen niet te zwaar mogen
zijn.
Het financieel verantwoordelijkheidsgevoel
der Provinciale Staten, als college, is verla
zen geraakt. Spreker illustreerde dit met tal
van cijfers aan een praktisch geval: het
Wegenvraagstuk. Van 3 millioen werden er
6 gemaakt; van 22 groeide het plan tot
35>4 millioen, uit; en dit gold nog slechts
voor primaire wegen. Stelde men een weg-
breedte van 6 M. voor, 't was te smal; zorg
de men voor behoorlijke rijwegen, aan beide
kanten, moest er nog een voetpad bij; werd
aan kwaliteit van den weg alle zorg besteed,
aan weerszijden wenschte men nog boomen
geplant, enz. En, of het geld er was, cf
déarvoor wel besteed mocht worden, 't speel
de al geen rol.
Zoo ging het met tal van andere zaken.
Noord-Holland zou zijn drie provinciale
krankzinnigengestichten hebben; het heeft
hen, maar de kosten van eiken patiënt zijn
350 a 400 gulden hooger dan ze bijv. in Am
sterdam zouden zijn en dit moet derhalve
door de provincie worden bijgepast. Waar
toe is dat dienstig, vraagt spreker. Met het
Personeelvraagstuk is het al evenzoo gesteld;
waar men vroeger met 1 man de zaken af
kon, heeft men er nu 10 noodig: Wat 'n ad-
ministratietje was, werd een bureau. De
provinciale Waterstaat heeft thans evenveel
.personeel als vroeger de geheele Griffie
had. Kon men het vroeger af met 'n enkele
ifigënieurskracht, tegenwoordig heeft men
een wetenschappelijke staf noodig.
Spreker noemt dit wanorde, financleele
Wanorde! Dit gooit de deuren open voor het
Communisme. Het gevaar voor de gemeen
schap ligt, naar sprekers overtuiging, op fi
nancieel gebied, binnen de tien jaren. Onze
Provincie is rijk, dank zij Amsterdam, dat
aan de provincie weinig kost en de bijdragen
van beneden het IJ aan de baten tot
bijna 7/8 van het geheel doet wezen. Daar
om was het mogelijk in de 7 vette jaren pro
vinciale instituten te bouwen, machtige be
drijven te exploiteeren. Maar, wij zijn thans
in. de magere periode.
„Gij kunt de opcenten, die nu 11 zijn, tot
40 opvoeren," heeft men spr. uit de Prov.
Staten toegeroepen; maar vooreerst, er moet
toch reserve zijn voor crisis- en rampjaren;
dan ook, wanneer de opbrengst der rijksbe
lasting vermindert, moeten, om hetzelfde
bedrag voor de provincie te verkrijgen, de
opcenten zóódanig verhoogd worden, dat
men al heel spoedig aan de 40 toe zou wezen.
Neen! roept spreker uit; we missen een
kern van menschen die opkomt voor den
belastingbetaler. Het geweten is weg in de
Volksvertegenwoordigers.
Onze financiën zien er zoo glorieus niet
uit. Van de bedrijven wil spreker niets heb
ben. Mits deze maar geen geld kosten, moe
ten zij hun tarieven verlagen, het loon van
hun personeel verbeteren. In dit verband
bracht spreker warme hulde aan den afge
treden Gedeputeerde, den heer Hendrix, die
door zijn geniale leiding de provincie mil-
lioenen uitgave heeft gespaard, die ook, door
sijn politiek van het bewoonbaar maken van
het platteland voor den stedeling, een zoo
bij uitstek katholieke gedachte tot toepas
sing heeft gebracht. Immers brengen wij de
opeengestapelde verdiepingen der stedelijke
Woningen, die evenzoovele opeenstapelingen
van ellende vaak zijn, terug tot en over in
vriendelijke, gezonde landhuisjes, dan red
den wij zielen, duizenden zielen!
Spreker wijdde verder nog zijn aandacht
aan de provinciale subsidies; op gebied van
gezondheidszorg, van openbare leeszalen, van
monumenten, kunsten en wetenschappen,
van scholen niet het minst, ook van scho
len voor buitengewoon onderwijs, waarvan
Haarlem de eenige katholieke bezit en be
zitten kan, omdat zij 80.000 steun van de
Provincie ontvangt! Ten aanzien van dit
?oo belangrijke punt wees spreker op den
hivloed, die van katholieke gedeputeerden
kan uitgaan en van de noodzakelijkheid te
zorgen dat wij onze beide Gedeputeerden
behouden.
In de vorige periode hadden wij 19 katho
lieke Statenleden. Daar de S. D. A. P. er ook
19 had, waren de partijen overeengekomen
dat elk dezer twee Gédeputeerden zou heb
ben.
Bij de verkiezing in 1927 waren, doordat
het stelsel De Hondt moest toegepast wor
den, de verhoudingen anders geworden: 23
S.D.A.P.-leden tegenover 17 R. K. Dit zou,
aldus spreker, thans zeker weer gunstiger
worden, maar dit moet ook, willen wij
onze beide Gedeputeerden met zekerheid
houden. Met een mooie peroratie, waarin de
gebeden die Provinciale en Gedeputeerde
Staten tot God opzenden, alvorens hunne
zittingen aan te vangen werden verwerkt, en
de propagandisten werden opgewekt trouw
hun plicht te doen voor deze belangrijke
verkiezing, eindigde Mr. Bomans zijn met
gespannen aandacht gevolgde, schoone rede.
Prof. Steger zeide in zijn dankwoord dat
twee zaken vooral hem in sprekers betoog
getroffen hadden: Zijn diepe overtuiging in
richting en gevolgen der praktische provin
ciale politiek, en zijn niet minder diepe
overtuiging van de dringende noodzaak het
Geloof als grondslag dier politiek te nemen
en te houden. Daardoor had Mr. Bomans
zijn gehoor zoo geboeid; want propagan
disten voelen voor de waarde van hunne ge
loofsbeginselen. De voorzitter besloot met
de belofte dat de Propagandaclubs zullen
doen wat zij kunnen, in de hoop de twee
Gedeputeerde zetels te behouden en, op de
eene daarvan. Mr. Bomans.
De goed bezochte vergadering, die ook
werd bijgewoond door het lid van de Prov.
Staten, Dr. Droog, aan wien de voorzitter
nog een afzonderlijk woord van welkom
bracht, werd hierna met den Christelüken
groet gesloten.
De Hulsvlijtcommissie schrijft ons o.m.
het volgende-
Wij vragen belangstellenden hun kunnen,
en arbeid, talent, en vakkennis gedurende de
komende maanden in dienst te stellen van
de Missie en van de aanstaande tentoonstel
ling „de Mittovos".
Wij verwachten een deelname uit alle ran
gen en zouden gaarne zien, dat niet alleen
leeken hun keurige, vaak artistieke produk-
ten voor de Missie zullen inzenden, maar wij
doen ook een beroep op de vaklieden om in
hun vrije uren hun kunstvaardigheid te wil
len benutten toe het vervaardigen van een
of meer voorwerpen, die de Missionaris kan
gebruiken, en bij hem in de verre streken,
waar hij zijn zegenrijk werk volbrengt, de
overtuiging zal versterken, dat Katholiek
Nederland hem blijft gedenken en met groo-
ten eerbied zijn arbeid blijft volgen en naar
beste krachten blijft steunen.
De Commissie stelt zich voor de inzendin
gen in twee groepen te splitsen.
Een groep voor leeken huisvlijt-beoefena-
ren en een groep voor vaklieden.
Beide groepen zijn geheel vrij in de keuze
van hun inzending, doch de Commissie ver
wacht dat ieder het doel der tentoonstelling
niet uit het oog zal verliezen.
Het behoeft geen betoog, dat we zoowel
medewerksters als medewerkers vragen en
onze uitnoodiging gaat tot allen, dames en
heeren, jongens en meisjes, die met dit werk
sympathiseeren en die sympathie daadwerke
lijk willen toonen.
Een overzicht van de voorwerpen die o.a.
kunnen worden ingezonden moge hier vol
gen; het zal den huisvlijtbeoefenaren niet
moeilijk vallen aan de hand hiervan een
idee te krijgen, dat hij voor dit doel wil
verwezenlijken.
Voor dezen st, nd zouden kunnen worden
ingezonden
Voorwerpen uit hout vervaardigd, vlecht
werk, knoopwerk, pitrietwerk, kunstbloemen,
batikwerk, fraaie handwerken, enz., terwijl
vooral de vaklieden hun keuze zouden kun
nen doen vallen op kruisen in verschillende
afwerkingen: processiekruisen, Altaarkruisen,
hangkruisen enz. lezenaars voor altaar of
op standaard, kaarsenbakken, kandelaars
voor 1, 3, 5 of 7 kaarsen, consolles, stan
daards voor devotielichten, dit alles kan in
hout of metaal vervaardigd worden. Snij
werk of draaiwerk, enz.
Dit overzicht verbeeldt zich niet volledig te
zijn. Men is dus niet aan deze opgave gebon
den. Bovendien zijn de deskundige leden der
Commissie gaarne bereid tot het geven van
alle voorlichting, indien deze verlangd wordt.
Eindelijk zij nog ten overvloede medege
deeld dat het op prijs zal worden gesteld, dat
de inzenders hun voorwerpen voor de Missie
zullen afstaan, doch zij behouden het recht
om, zoo zij dat verkiezen, hun eigendom
voor een bepaalde Missie of Missiepost te
bestemmen.
Mochten voorwerpen niet directe beteeke-
nis voor de Missie hebben, dan kunnen ze
toch worden ingezonden en bestemd worden
voor de goederenloterij, die de Mittovos
wenscht te houden, ook op deze wordt het
doel: „Ondersteuning van de Missie," bereikt.
Mochten echter sommige inzenders hun
eigendom na de expositie terug willen heb
ben dan zal ook hieraan worden voldaan.
Het zal in dat geval toch gewaardeerd wor
den. dat zij bereid waren de tentoonstelling
met hun bijdrage te helpen.
Een aparte jury van deskundige personen
zal iedere inzending beoordeelen en den
eigenaars der bekroonde nummers zullen
keurige diploma's worden uitgereikt.
De deelname is geheel vrij, alleen zal voor
ieder nummer f 0.25 moeten worden betaald
ter bestrijding van inschrijving, verzorging,
bewaking en verzekering.
De Commissie verwacht een groote deel
name van zeer velen en zou gaarne reeds tij
dig mededeeling willen ontvangen yan de
deelnemers. De voorwerpen kunnen dan tegen
de opening der tentoonstelling worden toe
gezonden.
5 jaar gevangenisstraf geëischt.
In den avond van 6 Februari had in een
perceel in de Bakkumstraat een noodlot
tige twist plaats. Een der bewoners, de
65-jarige grondwerker C. had f 128 ouders-
domsrente ontvangen en voor dit bedrag had
hij met 3 mannen en 'n vrouw een pret-
tigen dag doorgemaakt, waarbij de sterke
drank niet versmaad werd. In den loop
van den avond kreeg men ruzie en de edele
gastheer raakte slaags met den 45-jarigen
koopman de V. Na een worsteling nam C.
een beeld, voorstellende Beethoven op een
bank, en sloeg daarmede den derden gast,
een koopman, een gat 4n het hoofd.
Intusschen nam de V. een knipmes en
gaf zijn- gastheer een steek boven het hart,
waardoor een hartslagader getroffen werd
en C. onmiddellijk dood neerviel. Aanvan
kelijk dacht men, dat C. door de hevige op
winding gestorven was, maar de sectie op
het lijk wees anders uit. Voor de politie
legde de dader een volledige bekentenis af.
Gisterenmiddag stond hij voor de Haar-
lemsche Rechtbank terecht.
Hem was ten laste gelegd, dat hij de
65-jarige C. opzettelijk van het leven be
roofd had, althans zwaar lichamelijk let
sel had toegebracht.
Allereerst werd gehoord de getuige-des-
kundige Dr. J. P. L. Hulst, die de gerechte
lijke lijkschouwing verrichtte. Getuige had
vastgesteld, dat de verslagene onmogelijk
dood geweest kon zijn, vooraleer verdachte
de steken toebracht. Het komt meer voor,
dat er na een steek geen bloed naar bui
ten komt Het bloed is in de borstkas ge-
loopen, waardoor 2 liter bloed verloren is
gegaan, tengevolge waarvan C. overleden is.
Als het hart niet meer gewerkt zou heb
ben, zou het bloed onmogelijk in deborst
kas hebben kunnen komen.
Getuige Johanna A. woonde eerst samen
met den verslagene, dan nam zij verdachte
bi) haar in. Toen haar eerste „man" terug
in Haarlem kwam en zonder middelen van
bestaan was, kreeg zij medelijden met hem
en nam hem ook bij haar in. De verslagene
heeft zich steeds tevreden getoond, behalve
als hij een borreltje op had, dan kwam een
zekere wrok naar boven en dan dreigde hij
zijn medeminnaar. Getuige verklaarde, dat
de overledene verdachte wel eens had toe
gevoegd: Ik zal je wel eens afmaken.
President: Gelukkig is het zoover niet ge
komen.
Den avond voor den moord had C. nog
uitgeroepen: ,Ik doe een driedubbelen
moord". Toen was hij niet dronken. Van de
vechtpartij wist getuige niets te vertellen.
President; Was u zoover heen?
Getuige: Heelemaal niet, edelachtbare.
Wel heb ik C. vreeselijk hooren vloeken,
zoodat ik mijn ooren dicht moest stoppen.
Aan den volgenden getuige G. A. vroeg
de president: Was iedereen dronken dien
bewusten avond, waarop getuige antwoord
de: Dronkennou dronkener was
wel een flinke borrel gedronken. C. was vvel
dronken. Deze getuige kreeg met het beeld
een slag op het hoofd, ter gevolge waarvan
hij geruimen tijd last van hoofdpijn had.
De buurman Bos heeft het vreeselijk ru
moer gehoord. Op een oogenblik riep de
vrouw: Och God, hij is dood en nou is D.
(verdachte) de lijdende partij.
Gehoord werd de winkelier E. Faase, die
het mes, waarmede gestoken was, aan ver
dachte ten geschenke gegeven had. Het
was een klein, gewoon padvindersmes.
Tegen een buurvrouw had de overledene
eenige dagen voor den moord gezegd: „Ik
ga d'r nog eentje nemen. Het wordt me
daar te benauwd in de keet, ik zal er van
daag of morgen maar eens eentje oprui
men." De verslagene maakte anders nooit
geen praatjes tegen getuige.
De officier van justitie, Mr. A. R. An-
dringa, noemde het milieu, waarin deze
zaak zich afspeelde, zeer immoreel. Een
man van 45 jaar leeft met een vrouw van
61 jaar en staat ook toe. dat de vroegere
minnaar in huis komt wonen. Door den
drank is de wrok tusschen de beide hee
ren tot uiting gekomen. De gemoederen wa
ren op den bewusten avond zeer verhit en
op een gegeven oogenblik had er doodslag
au grand complet plaats. Voor verdachte
was geen reden tot noodweer aanwezig, De
officier eischte dan ook vijf jaar gevange
nisstraf.
Bij het hooren van dezen eisch barstte
verdachte in luid snikken uit.
De verdediger Mr. L. J. Venhuizen ging
het gebeurde nog eens uitvoerig na. Ver
dachte was het slachtoffer van een hevige
gemoedsbeweging en hij was op het oogen
blik van den moord buiten zichzelf van
woede, gedeeltelijk ook door den alcohol. De
vrouw had verstandiger moeten zijn, zij
had moeten begrijpen, dat twee minnaars
in een huis ruzie moest geven.
Pleiter was van meening, dat verdachte
wel degelijk uit noodweer heeft gehandeld
en vroeg vrijspraak. Mocht de rechtbank
anders beslissen, dan vroeg spreker de ui
terste clementie.
Uitspraak 2 April.
,,'t Is in orde, agent. Ik kijk alleen maar even mijn juweelen na."
(Judge)
Eenigen tijd geleden troffen wij in de
„Zilveren Trompet", het tijdschrift der
Graalbeweging, het volgend artikel.
HET KONINKLIJK PAASCHKRUIS
Bijna twee jaar geleden stonden twee
vrouwen van Nazareth, met een fel-rood
programma in hun hand, klein en verloren
tusschen de duizenden en duizenden in het
Amsterdamsche Stadion, waar de A. J. C.
haar I Mei-dag vierde.
„Ontwaakt vertrapten dezer aarde",
schalde de fanfare. In stram gelid marcheer
den de A. J. C.'ers het Stadion binnen en
brachten met gestrekten arm en een kreet
„Heil" hun groet aan de leiders der S. D.
A. P. op de tribune.
De Meiboom was geplant midden in en
lichtvoetig dansten de jongens en meisjes
zingend er om heen.
Dan kwam het Sprefekkoor, en dat heeft
op ons een machtigen indruk gemaakt.
Sterk gerhythmeerd, met felle stemmen, ver-
eenigden zich de honderden, om met elkaar
te getuigen van hun eigen, roode ideeën.
Getuigen, ja, het was een getuigen,
ze dreunden niet op een van buiten geleerd
versje, nee, wat ze zeiden, dat kwam uit
hun ziel, dat was hun overtuiging, die zij,
jonge menschen, ieder voor zich alleen mis
schien slechts aarzelend zouden te berde
brengen, maar die ze daar, sterk met el
kander, wel durfden, neen moesten uit
schreeuwen in de refreinregels, dat het ge
luid* kaatste tegen de wanden dat het
dreunde, dien roep uit honderden jonge
kelen:
ONTWAPEN ROEPT ONT-WA-PEN!
Ik kan het niet naschrijven, maar die
roep dreunt nog in mijn hoofd.
We ervoeren wat geweldigs kan uitgaan
van een spreekkoor, als de overtuiging er
gloed en kracht aan geeft. Je voelt dan de
ziel van de massa, er springt een vonk over
van de executanten naar het publiek het
wordt meegesleept, opgezogen door die
machtige uiting van die massa, één in over
tuiging, van wie de vreugd van zich te kun
nen en te mogen uiten zonder schroom, van
het gezicht straalt.
't Waren daar honderden, 'n bescheiden
groep eigenlijk in die kolossale Stadion
ruimte, maar met duizenden, die met even
veel vuur en enthousiasme van een inner
lijke overtuiging blijk geven, dat moet iets
overweldigends zijn, iets grootsch, iets bui
tengewoons.
En terwijl alweer de Internationale schet
terde, zagen we elkaar aan en keken toen
op 't roode program in onze handen:
„NOU WIJ" heette 't en 't was iets van
Kleerekooper.
„Wanneer wij?" dachten we. Ik ge
loof, dat „de Graal" toen 50 leden telde en
dan hadden we er vast nog dubbel geteld.
Veel sneller dan wij ooit gedacht hadden,
is onder Gods zegen „De Graal" gegroeid,
't Wordt tijd, dat ook wij met duizenden op
zullen trekken om mét laaiend enthou
siasme te getuigen voor onze ideeën, voor
onze idealen.
En gedachtig onzen Graalgroet: Excel
sior, alleluja, vooruit, heelt het
hoofdbestuur kloek beslotenVooruit!
Niet talmen, niet wachten. Wij willen het
Spreekkoor, dat zoo rijk en zoo overweldi
gend zijn kan, dat voldoet aan de behoefte
van het jonge meisjeshart om zich te geven
en zich uit te spreken, niet langer uitscha
kelen in onze katholieke beweging. Het is
een groot en machtig middel in den strijd
tégen God en Kerk herinner je het ar
tikel over Keulen in de vorige Trompet
maar het zal een geweldig middel zijn in
den goeden strijd, den strijd vóór Christus,
den strijd voor ons Roomsche ideaal.
En waar tóen de Meiboom stond en de
roode jeugd er om heen danste, daar zal
staan massief en hoog HET KRUIS.
Met tweeden Paaschdag zullen we de
wereld een Paaschboodschap brengen en die
is: „In hoe signo vinces". In dit teeken zult
gij overwinnen.
En ons Spreekkoor, dat we daar met 2500
om het Kruis geschaard zullen zeggen, uit
de diepte van ons hart, heet Het Konink
lijke Paaschkruis.
In blinkend-witte kleeren, met het kruis
op de borst, zullen we daar staan: 'n fleu
rige, jonge, begeesterde groep.
Het kruis, gehoond en gesmaad, geban
nen uit de maatschappij en gezin, dat zullen
we hulde brengen. Wij, die gelooven in de
heilboodschap van het kruis, wij zullen ge
tuigen aan de duizenden en duizenden, die
met ons mee zullen trekken naar het Sta
dion, van onze liefde voor het Koninklijke
Kruis! En de trompetten zullen schallen en
machtiger dan die ontwapeningsgroep
wat poover ideaal naast onze wereld-om
vattende boodschap zal klinken:
„Wij aanbidden en loven U Christus, om
dat Gij door Uw Kruis de wereld verlost
hebt."
Een Kruishulde moet het zijn, gedra
gen door de diepe overtuiging in ons hart,
dat- het Kale Kruis, het lijdenskruis, ons
niet afschrikt, dat wij het zullen dragen,
dragen tot in den dood, dat geen onzer er
nog ooit van zal loskomen.
Maar tegelijk zal het juichen en jubelen
in ons: Christus de Gekruiste is verrezen,
Alleluja. Het is Paschen! Alleluja!
En zoo zullen wij in Kruisjubel door het
leven gaan.
Waarijk, het leven van een goed Graallid
is een kruis, maar het brengt ons in het
Paradijs. Per Crucem ad Lucem. Door het
Kruis tot het Licht.
In dit teeken zullen wij overwinnen!
Neen, overwinnen wij hier reeds: Want wij
zijn hier reeds volop gelukkig met ons kruis
en ons gejuich.
En als ons de Koninklijke Kruisvaan zal
worden geheschen en vrijuit wapperen zal
van het Stadion, dan zal er in ons zijn een
niet te weerhouden jubel van den Paasch-
avond: ALLELUJA, ALLELUJA, ALLE
LUJA, MAGNIFICAT!"
Behalve de religieuze beteekenis van dit
blijde Paaschfeit is het ook een onderne
ming van groot aesthetisch belang, geheel
en al in de lijn der nieuwe dramatische
kunst-ontwikkeling, die gelijk mevr.
RolandHolst in een harer laatste boeken
bewees niet alleen de diepste ethische
problemen wil aanroeren en oplossen, maar
bovendien hoe langer hoe meer de toeschou
wers als medespelers in het spel wil betrek
ken. De massa-tooneelen van Reinhardt wa
ren hiervan slechts een eerste onrijpe
vrucht.
Vandaar dat ook belangstellende niet-
Graalleden voorloopig nog in grooten ge
tale met Paschen op het Stadion welkom
zullen zijn. Maar als de 2500 leden en
aspirantleden van thans over eenige jaren
zich misschien vertienvoudigd zullen heb
ben, zal er voor de pure toeschouwers en
toehoorders, al langer hoe minder plaats
overblijven.
Om echter ook aan de buitenstaanders
iets van hun religieuze feest-stemming te
laten meeleven, zullen de verschillende
groepen, bij hun tocht van de clubhuizen
of de stations door de stad naar het Sta
dion, op de verschillende Amsterdamsche
pleinen, een der drie Graalprologen in
spreekkoor ten beste geven.
Inderdaad de tijden veranderen, en wij
met hen. Zulke dingen plachten wij vroeger
toch alleen te droomen. En zie, nu worden
die droomen tot kleurige werkelijkheid.
Wij hopen en vertrouwen vast, dat ook
het Haarlemsche publiek van zijn belang
stelling in deze grootsche katholieke de
monstratie blijk 'zal geven, door in grooten
getale in Amsterdam dit Paaschspel te
gaan bijwonen.
Prijzen der plaatsen:
Staanplaatsen 25 cent; zitplaatsen 50
cent, 75 cent, 1.1.25 en 2.—.
Kaarten zijn verkrijgbaar aan onder
staande adressen:
Mevrouw R. de VilderDijckhof, Gouds
bloemplein 12, Aerdenhout.
Mej. A. Allard, Nassauplein 7, Haarlem.
Mej. M. Voorvelt, Rijksstraatweg 149,
Haarlem.
Mej. L. van Vlijmen, Ter Hoffstedeweg
17, Overveen.
Mej. Th. Heerkens Thijssen, Plein 13,
Haarlem.
Gebouw St. Bavo, Smedestraat, Haarlem.
De heldere, fnssche
kleuren der vele ver
schillende dessins zijn
tn 'n zeer sterke verf-
en laklaag opt stevige
Stragula-materiaal
aangebracht
Let op het merkteeken
Stcagulaop de achterzijde
f f «45 per el (68 cM.) 200 cM. br.
f 1.35 per el (68 cM.) 183 cM br.
Bij eiken winkelier verkrijgbaar
Omtrent den 17e eeuwschen Haarlem-
schen componist Padbrué, wiens werk „De
Kruisbergh" a.s. Zondag te Amsterdam zal
worden uitgevoerd, kunnen wij het vol
gende melden:
Over Padbrué bevatt ende muziekgeschie-
denisboeken, door Nederlanders geschreven,
geen gegevens. Wel komt in „Histoire et
bibliographie de la typographic musicale
dans les Pays-Bas", uitgegeven te Antwer
pen 1880, de naam Padbrué voor als compo
nist van de liederenbundel „Kusies" (Kus
jes). En in Eitner's Biographisch Bibliogra-
fisches Quellen-Lexicon (1902) vindt men
een aantal werken vermeld van C. Th. Pad
brué, „ein Musiker in Haarlem in der Mitte
des 17 Jahrhmiderts".
In het „Eerste Jaarboek van de Bouwstee-
nen der Vereeniging voor Nederlandsche
Muziekgeschiedenis" 1872, kan men lezen hoe
door toevallige omstandigheden de naam en
eenige werken van Padbrué aan de vergetel
heid werden ontrukt
De geschiedvorscher J. H. Scheltema de
Heere heeft een speciale studie van Padbrué
en diens werken gemaakt en o.m. het vol
gende omtrent zijn persoon en zijn werken
in het Tijdschrift der Vereeniging voor
Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis ge
schreven.
Op één der „Stadskameraarsrekeningen"
komt een staat voor van de kerkelijke waar
digheden en bedieningen (die aan den Ko
ning van Spanje, als Heer der onderscheide
ne Nederlandsche gewesten ter begiftiging
stonden) met den post van ,Aux chapelles de
Hollande". Op dien post is o.a. de naam Da
vid Padbrouch vermeld.
In officieele stukken van het jaar 1562
wordt gesproken van één der nieuwe sopra
nen: „David Padbrué, Hollander". In 1565
wordt die naam gevonden op de lijst van de
„kinderen, die bleven" en in 1570 van de
koorknapen, die naar Nederland terugkeer
den, om hun hoogere studies te maken. Men
vermoedt nu. dat deze Padbrué een familie
lid is van Cornells Padbrué, sommigen bewe
ren zelfs, gezien de jaartallen omtrent ouder
dom van beiden, dat het hier één persoon
geldt.
Herhaaldelijk komt de naam Cornells Pad
brué, ook wel als Cornells Tymenszoon Pad
brué in oude stukken voor. Er wordt her
haaldelijk gesproken van den „vermaerden
ende Konstrycken, den uytmuntenden Zang
meester Cornells Thymonssoon Padbrué."
Behalve dat Padbrué bovengenoemde bun
del, gedichtjes van Westerbaen e.a.: „Kusies
heeft begoten met de Musicale Noten",
schreef hij o.a. een bundel ,,'t Lof van Ju-
bal" voor zang.
Het eerste deel is getiteld: ,,'t Lof van
Jubal, Eerste Vinder der Musijcke, en aller-
ley Musijck-Instrumenten; Door verschey-
den Poëten in Duytsche en Latijnsche Vaer-
sen gestelt: Nu eerst op Musijck gebracht
met vier, vijf en ses stemmen, met de Ge-
meene Gront-stem ofte Continuo, door Cor
nells Thymensz. Padbrué"
Deze verzameling gedichten was op ver
zoek van den componist door de dichters ge
schreven om hem stof te geven „vanwaar hij
Jubal's eerwaardigheid mocht vlechten
eenen lauwerkrans van verscheiden wellui
dende klanken."
Deze bundel bevat een alleronderdanigste
opdracht door den auteur aan het stedelijk
bestuur zijner woonplaats Haarlem.
Ook heeft Padbrué dansmuziek geschre
ven: Pavana en Gaillarde. De titel luidt:
Synphonia in nuptiasT. Everswijn et Luciae
Buys. Ceiebrandas Nono Calendas May
1641. Harlemi Batavorum.
Een tweede Synphonia in nuptias schreef
hij „op het Huwelijck van den Eerwaerde,
Welgeleerde Jongkman Mattheus Steyn, Doc
tor in beyde Rechten, met d' Eerbaere, ze
dige Jonckvrouw Maria van Napels."
Uit vele oude stukken blijkt bovendien,
dat de musicyn Padbrué zich heeft mogen
verheugen in den omgang van kunstenaars
en geleerden in zijne woonplaats en in de
achting van groote letterkundige vernuften
daar buiten.
Het allerbeste bewijs hiertoe is een gedicht
van Vondel op Padbrué, waaruit blijkt hoe
hoog deze hem acht. Dit gedicht is getiteld:
DEUNTJE
aen
Mr. CORNELIS TYMENSZ. PADBRUÉ.
O genoeghelicke Tymen,
Als uw tong begint te lijmen,
Op het velt. of in het koor.
Lijmt, ghy alles aen uw oor.
Wat in vellen schuilt en veeren,
Nachtegalen zelfs verleeren
Hunnen zoeten zangk om u.
Geen konijn in duin is schuw,
Harten komen aengestooten.
Op uw goude en zilvre nooten,
Drijft het Sparen door de stadt,
In den Hout ruischt loof noch bladt
Noch geen luchjes in de blaren.
Als ghy zangk en spel wilt paren,
Lustigh Tymen, noch een reis.
Tymen, zingh den oorloogh peis.
Zing, dat Frederick 1) ga slapen,
Zonder harnas, zonder wapen.
Zing hem zonder ysren kraegh,
Zonder helm in 's Graven Haegh.
Zing de zwaerden in de scheden,
Zing de welvaert in de steden,
Zing de schepen aen de ree.
Zing het onweer uit de zee.
Wil je zingen, ick wil rijmen,
O genoeghelijcke Tymen,
Zoo mijn zangk geen waerheit derft,
Ghy zult zingen, als ghy sterft.
Men schrijft ons:
Voor verschillende pachters van
bloembollengronden onder de gemeente
Lisse (en mogelijk ook op andere plaat
sen) liepen de huurcontracten af. Deze
gronden te Lisse behooren bij het land
goed Wassergeest en zijn eigendom van
mevrouw douairière baronnesse van
Lynden te Wassenaar. Wel kregen de
pachters bericht, dat de landgoederen
weer konden worden ingehuurd, maar
dan tegen aanzienlijk hoogere pacht
sommen. Er werd zelfs van 980 tot
1050 per hectare gevraagd, terwijl ze
voorheen 700 en 800 waren. De
huidige tijd van groote inzinking is wel
niet zeer geschikt voor dergelijke spron
gen en de betrokken pachters zijn er
dan ook allesbehalve over gesticht, want
buiten de malaise is er ook nog het feit,
dat er in dezen tijd een sterke stroo
ming tegen het heffen van buitensporige
landhuren gaande is. Langzamerhand is
in het geheele land de toestand zóó ge
worden, 'dat het dikwijls schier onmoge
lijk voor de boeren en tuinders is, om,
hard werkende, een schamel stuk brood
te verdienen. En dat komt meest door
de hooge landhuren. Want het is geen
kleinigheid om per hectare eerst 10 "O
netto te moeten verdienen, die zonder
meer naar den landheer gaan, vóórdat
men aan eenig profijt voor zich zelf kan
denken.
Tegen het verhoogen der pachtsom
men steekt wel schril af de welwillende
vermaning van den Bisschop van Haar
lem, die er bij de kerkelijke instellingen,
die daarvoor in aanmerking kwamen,
op aandrong bij het vernieuwen van
pachten rekening te houden met de be
narde omstandigheden, waarin het
land- en tuindersbedrijf zich in deze
tijden bevindt.
Het openbaar onderwijs blijft achteruitgaan
Aan het verslag omtrent den toestand van
het lager onderwijs in de gemeente Haar
lem, gedurende het jaar 1930 ontleenen wij
het volgende:
Voor het openbaar onderwijs werden in
1930 geopend 5 nieuwe schoolgebouwen, voor
het bijzonder onderwijs eveneens 5, terwijl
het voorbereidend onderwijs 2 openbare, 2
Roomsch-Katholieke en i Protestantsch-
Christelijke kleuterschool rijker werd.
De openbare scholen no. 6 en no. 31 wer
den opgeheven en de leerlingen naar andere
scholen verplaatst, terwijl school no. 9 uit
haar gebouw verdreven werd. Zulke over
plaatsingen komen 't onderwijs niet ten goede
en wij betreuren het, dat het gemeentebe
stuur om redenen van practischen aard tot
deze veranderingen moest overgaan.
Einde 1930 bezat de gemeente Haarlem de
volgende openbare scholen: 2 U.L.O.-scholen,
29 zevenklasige scholen G.L.O., 7 zesklassige
scholen G L.O, 1 Montessori-school, 2 scho
len voor buitengewoon onderwijs, 6 vervolg
cursussen.
De U.L.O.-scholen gingen goed vooruit en
tellen thans 96 leerlingen meer dan verleden
jaar; de opleidingsscholen tellen gezamenlijk
thans 33 leerlingen meer. Het is duidelijk,
dat de drang naar voortgezet onderwijs
steeds grooter wordt.
De overige scholen gingen totaal 165 leer
lingen achteruit, zoodat tenslotte het eind
cijfer voor leerlingeen van openbare dag
scholen daalde van 7.730 in 1929 tot 7.694 in
1930.
De achteruitgang was te verwachten, daar
in 1929 het aantal leerlingen in de aan-
vangsklassen 70 lager geworden is. Ook dit
jaar was er nog verlies bij de aangiften.
De gezondheidstoestand wordt over het al
gemeen goed of soms wel zeer goed ge
noemd. Wel klagen een drietal scholen (nos.
3, 7 en 8) nog over een groot aantal zwakke
kinderen en school no. 12 noemt zelfs den
gezondheidstoestand slecht. Maar van de
meeste scholen zijn de berichten bevredi
gend.
Het U.L.O. wordt steeds meer gewaardeerd;
het leerlingenaantal is sedert het vorige jaar
met 96 toegenomen. De U.L.O.-school B
biedt gelukkig nog plaats voor uitbreiding,
doch de school aan de Jacobstraat is over
vol. Het eerste leerjaar telt daar 6 parallel
klassen. ieder van 33 leerlingen, wat te veel
te achten is. Weliswaar wordt thans het
gymnastieklokaal vergroot, doch daarmede
wordt niet voorzien in het tekort aan
klasselokalen. Met den volgenden cursus zul
len óf parallelklassen geplaatst moeten wor
den in andere gebouwen, óf een derde U.L.
O.-school zal blijken noodig te zijn.
Bijzonder onderwils
De gemeente telde op 1 Januari 1931: 12
Protestantsch Christelijke scholen. Drie dezer
scholen zijn gesplitst in een school G.L.O. en
een U.L.O.-school. 2 Doopsgezinde scholen.
2i R.K. scholen, waarvan 17 alleen voor G.
L.O. en 4 voor G.L.O. en U.L.O. 1 school G.
L O. van de Haarlemsche Schoolvereeniging.
1 Afdeeling G.L.O. der Montessori-school, 1
R.K. school voor buitengewoon onderwijs, 5
R.K. Vervolgcursussen.
Leerlingen
Het aantal leerlingen, dat op de bijzondere
•scholen onderwijs geniet, klom in dit jaar
van 8677 tot 9043. Vooral het U.L.O. ging
vooruit: voor de R.K. scholen met 89 en voor
de Protestantsch-Christelijke scholen met 18
leerlingen.
Het onderwijs op de lagere scholen ver
meerderde voor de R.K. scholen met 207
leerlingen en voor de Protestantsch Christe
lijke scholen met 78 leerlingen.
De neutrale bijzondere scholen gingen 28
leerlingen achteruit, hoofdzakelijk door over
gang der Montessori-klasse van bijzonder on
derwijs naar openbaar onderwijs.
1) Te weten, de stadhouder Frederik Hen
drik, Prins van Oranje, vermaard als veld
heer.
die zich thans op de