der provinciale- en ged. staten tweede blad MR. BOMANS OVER DE PRACTIJK Massaal spreekkoor op tweeden Paaschdag in het Stadion te Amsterdam de goedkoope vloer bedekking PIJLTJES Nieuwe Haarlemsche C o ia r a n t VRIJDAG 20 MAART 1931 BLADZIJDE 1 STADSNIEUWS Lezing voor de R. K. Propagandacluh te Haarlem „De Mittovos" De moord in de Bakkumstraat Het gevolg van dronkenschap 'Si--' -.-C" De Haarlemsche componist Padbrué Een ongeschikt moment De toestand van het Lager Onderwijs abonneeren ontvangen de nummers tot 1 April a.s. Directie N. H. Courant Woensdagavond sprak Mr. J. Bomans voor de propagandisten over de praktijk der Provinciale en der Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Allereerst zeide spreker den aigemeenen voorzitter, prof. Steger, mede na- ttiens de Katholieke Fractie der Prov. Sta ten, er dank voor, dat hij in twee lessen de theorie van het provinciaal huishouden had uiteengezet. Op dezen grondslag zou liij thans verder bouwen, en de propagandisten een inzicht geven in hetgeen hij in de prak tijk beleefd had. In den tijd der Zeven Provinciën waren de Prov. Staten souverein. Gijsbrecht Karei van Hogendorp wilde in 1813 aan den ko ning de macht gegeven zien, wat beteekende, dat zij aan de Prov. Staten ontnomen werd. Het toezicht op de waterschappen, de water- keering, bleef voor de Prov. Staten nog een taak. De provinciale wet van 1850 gaf aan de Prov. Staten het recht verordeningen te maken, en liet aan Gedeputeerde Staten het zelfbestuur over de daarvoor in aanmerking komende rijkswetten; maar het geld, dat hoodig was, moest gevoteerd worden door de Prov. Staten. De bedoeling hiervan was, dat de contribuabelen, de belastingbetalende burgerij, bet laatste woord te zeggen hadden over de eigen beurs. De begrooting in 1883 besloeg één heele bladzijde; zij ging zoo te zeggen onder den hamer door. Thans wordt er drie, vier dagen over gediscussieerd. Maar op een ander, veel voornamer punt, zijn de mores veranderd: Vroeger werd een voorstel voor loonsverhoo- ging van 100 tot 125 gulden per jaar als geldverspilling afgestemd, thans maken de Prov. Staten van elke 100, die Ged. Sta ten voorstellen, er 1000. Zeker, zegt spre ker, in Rerum Novarum staat, dat de arbei der zijn loon moet hebben; maar er staat ook, dat de belastingen niet te zwaar mogen zijn. Het financieel verantwoordelijkheidsgevoel der Provinciale Staten, als college, is verla zen geraakt. Spreker illustreerde dit met tal van cijfers aan een praktisch geval: het Wegenvraagstuk. Van 3 millioen werden er 6 gemaakt; van 22 groeide het plan tot 35>4 millioen, uit; en dit gold nog slechts voor primaire wegen. Stelde men een weg- breedte van 6 M. voor, 't was te smal; zorg de men voor behoorlijke rijwegen, aan beide kanten, moest er nog een voetpad bij; werd aan kwaliteit van den weg alle zorg besteed, aan weerszijden wenschte men nog boomen geplant, enz. En, of het geld er was, cf déarvoor wel besteed mocht worden, 't speel de al geen rol. Zoo ging het met tal van andere zaken. Noord-Holland zou zijn drie provinciale krankzinnigengestichten hebben; het heeft hen, maar de kosten van eiken patiënt zijn 350 a 400 gulden hooger dan ze bijv. in Am sterdam zouden zijn en dit moet derhalve door de provincie worden bijgepast. Waar toe is dat dienstig, vraagt spreker. Met het Personeelvraagstuk is het al evenzoo gesteld; waar men vroeger met 1 man de zaken af kon, heeft men er nu 10 noodig: Wat 'n ad- ministratietje was, werd een bureau. De provinciale Waterstaat heeft thans evenveel .personeel als vroeger de geheele Griffie had. Kon men het vroeger af met 'n enkele ifigënieurskracht, tegenwoordig heeft men een wetenschappelijke staf noodig. Spreker noemt dit wanorde, financleele Wanorde! Dit gooit de deuren open voor het Communisme. Het gevaar voor de gemeen schap ligt, naar sprekers overtuiging, op fi nancieel gebied, binnen de tien jaren. Onze Provincie is rijk, dank zij Amsterdam, dat aan de provincie weinig kost en de bijdragen van beneden het IJ aan de baten tot bijna 7/8 van het geheel doet wezen. Daar om was het mogelijk in de 7 vette jaren pro vinciale instituten te bouwen, machtige be drijven te exploiteeren. Maar, wij zijn thans in. de magere periode. „Gij kunt de opcenten, die nu 11 zijn, tot 40 opvoeren," heeft men spr. uit de Prov. Staten toegeroepen; maar vooreerst, er moet toch reserve zijn voor crisis- en rampjaren; dan ook, wanneer de opbrengst der rijksbe lasting vermindert, moeten, om hetzelfde bedrag voor de provincie te verkrijgen, de opcenten zóódanig verhoogd worden, dat men al heel spoedig aan de 40 toe zou wezen. Neen! roept spreker uit; we missen een kern van menschen die opkomt voor den belastingbetaler. Het geweten is weg in de Volksvertegenwoordigers. Onze financiën zien er zoo glorieus niet uit. Van de bedrijven wil spreker niets heb ben. Mits deze maar geen geld kosten, moe ten zij hun tarieven verlagen, het loon van hun personeel verbeteren. In dit verband bracht spreker warme hulde aan den afge treden Gedeputeerde, den heer Hendrix, die door zijn geniale leiding de provincie mil- lioenen uitgave heeft gespaard, die ook, door sijn politiek van het bewoonbaar maken van het platteland voor den stedeling, een zoo bij uitstek katholieke gedachte tot toepas sing heeft gebracht. Immers brengen wij de opeengestapelde verdiepingen der stedelijke Woningen, die evenzoovele opeenstapelingen van ellende vaak zijn, terug tot en over in vriendelijke, gezonde landhuisjes, dan red den wij zielen, duizenden zielen! Spreker wijdde verder nog zijn aandacht aan de provinciale subsidies; op gebied van gezondheidszorg, van openbare leeszalen, van monumenten, kunsten en wetenschappen, van scholen niet het minst, ook van scho len voor buitengewoon onderwijs, waarvan Haarlem de eenige katholieke bezit en be zitten kan, omdat zij 80.000 steun van de Provincie ontvangt! Ten aanzien van dit ?oo belangrijke punt wees spreker op den hivloed, die van katholieke gedeputeerden kan uitgaan en van de noodzakelijkheid te zorgen dat wij onze beide Gedeputeerden behouden. In de vorige periode hadden wij 19 katho lieke Statenleden. Daar de S. D. A. P. er ook 19 had, waren de partijen overeengekomen dat elk dezer twee Gédeputeerden zou heb ben. Bij de verkiezing in 1927 waren, doordat het stelsel De Hondt moest toegepast wor den, de verhoudingen anders geworden: 23 S.D.A.P.-leden tegenover 17 R. K. Dit zou, aldus spreker, thans zeker weer gunstiger worden, maar dit moet ook, willen wij onze beide Gedeputeerden met zekerheid houden. Met een mooie peroratie, waarin de gebeden die Provinciale en Gedeputeerde Staten tot God opzenden, alvorens hunne zittingen aan te vangen werden verwerkt, en de propagandisten werden opgewekt trouw hun plicht te doen voor deze belangrijke verkiezing, eindigde Mr. Bomans zijn met gespannen aandacht gevolgde, schoone rede. Prof. Steger zeide in zijn dankwoord dat twee zaken vooral hem in sprekers betoog getroffen hadden: Zijn diepe overtuiging in richting en gevolgen der praktische provin ciale politiek, en zijn niet minder diepe overtuiging van de dringende noodzaak het Geloof als grondslag dier politiek te nemen en te houden. Daardoor had Mr. Bomans zijn gehoor zoo geboeid; want propagan disten voelen voor de waarde van hunne ge loofsbeginselen. De voorzitter besloot met de belofte dat de Propagandaclubs zullen doen wat zij kunnen, in de hoop de twee Gedeputeerde zetels te behouden en, op de eene daarvan. Mr. Bomans. De goed bezochte vergadering, die ook werd bijgewoond door het lid van de Prov. Staten, Dr. Droog, aan wien de voorzitter nog een afzonderlijk woord van welkom bracht, werd hierna met den Christelüken groet gesloten. De Hulsvlijtcommissie schrijft ons o.m. het volgende- Wij vragen belangstellenden hun kunnen, en arbeid, talent, en vakkennis gedurende de komende maanden in dienst te stellen van de Missie en van de aanstaande tentoonstel ling „de Mittovos". Wij verwachten een deelname uit alle ran gen en zouden gaarne zien, dat niet alleen leeken hun keurige, vaak artistieke produk- ten voor de Missie zullen inzenden, maar wij doen ook een beroep op de vaklieden om in hun vrije uren hun kunstvaardigheid te wil len benutten toe het vervaardigen van een of meer voorwerpen, die de Missionaris kan gebruiken, en bij hem in de verre streken, waar hij zijn zegenrijk werk volbrengt, de overtuiging zal versterken, dat Katholiek Nederland hem blijft gedenken en met groo- ten eerbied zijn arbeid blijft volgen en naar beste krachten blijft steunen. De Commissie stelt zich voor de inzendin gen in twee groepen te splitsen. Een groep voor leeken huisvlijt-beoefena- ren en een groep voor vaklieden. Beide groepen zijn geheel vrij in de keuze van hun inzending, doch de Commissie ver wacht dat ieder het doel der tentoonstelling niet uit het oog zal verliezen. Het behoeft geen betoog, dat we zoowel medewerksters als medewerkers vragen en onze uitnoodiging gaat tot allen, dames en heeren, jongens en meisjes, die met dit werk sympathiseeren en die sympathie daadwerke lijk willen toonen. Een overzicht van de voorwerpen die o.a. kunnen worden ingezonden moge hier vol gen; het zal den huisvlijtbeoefenaren niet moeilijk vallen aan de hand hiervan een idee te krijgen, dat hij voor dit doel wil verwezenlijken. Voor dezen st, nd zouden kunnen worden ingezonden Voorwerpen uit hout vervaardigd, vlecht werk, knoopwerk, pitrietwerk, kunstbloemen, batikwerk, fraaie handwerken, enz., terwijl vooral de vaklieden hun keuze zouden kun nen doen vallen op kruisen in verschillende afwerkingen: processiekruisen, Altaarkruisen, hangkruisen enz. lezenaars voor altaar of op standaard, kaarsenbakken, kandelaars voor 1, 3, 5 of 7 kaarsen, consolles, stan daards voor devotielichten, dit alles kan in hout of metaal vervaardigd worden. Snij werk of draaiwerk, enz. Dit overzicht verbeeldt zich niet volledig te zijn. Men is dus niet aan deze opgave gebon den. Bovendien zijn de deskundige leden der Commissie gaarne bereid tot het geven van alle voorlichting, indien deze verlangd wordt. Eindelijk zij nog ten overvloede medege deeld dat het op prijs zal worden gesteld, dat de inzenders hun voorwerpen voor de Missie zullen afstaan, doch zij behouden het recht om, zoo zij dat verkiezen, hun eigendom voor een bepaalde Missie of Missiepost te bestemmen. Mochten voorwerpen niet directe beteeke- nis voor de Missie hebben, dan kunnen ze toch worden ingezonden en bestemd worden voor de goederenloterij, die de Mittovos wenscht te houden, ook op deze wordt het doel: „Ondersteuning van de Missie," bereikt. Mochten echter sommige inzenders hun eigendom na de expositie terug willen heb ben dan zal ook hieraan worden voldaan. Het zal in dat geval toch gewaardeerd wor den. dat zij bereid waren de tentoonstelling met hun bijdrage te helpen. Een aparte jury van deskundige personen zal iedere inzending beoordeelen en den eigenaars der bekroonde nummers zullen keurige diploma's worden uitgereikt. De deelname is geheel vrij, alleen zal voor ieder nummer f 0.25 moeten worden betaald ter bestrijding van inschrijving, verzorging, bewaking en verzekering. De Commissie verwacht een groote deel name van zeer velen en zou gaarne reeds tij dig mededeeling willen ontvangen yan de deelnemers. De voorwerpen kunnen dan tegen de opening der tentoonstelling worden toe gezonden. 5 jaar gevangenisstraf geëischt. In den avond van 6 Februari had in een perceel in de Bakkumstraat een noodlot tige twist plaats. Een der bewoners, de 65-jarige grondwerker C. had f 128 ouders- domsrente ontvangen en voor dit bedrag had hij met 3 mannen en 'n vrouw een pret- tigen dag doorgemaakt, waarbij de sterke drank niet versmaad werd. In den loop van den avond kreeg men ruzie en de edele gastheer raakte slaags met den 45-jarigen koopman de V. Na een worsteling nam C. een beeld, voorstellende Beethoven op een bank, en sloeg daarmede den derden gast, een koopman, een gat 4n het hoofd. Intusschen nam de V. een knipmes en gaf zijn- gastheer een steek boven het hart, waardoor een hartslagader getroffen werd en C. onmiddellijk dood neerviel. Aanvan kelijk dacht men, dat C. door de hevige op winding gestorven was, maar de sectie op het lijk wees anders uit. Voor de politie legde de dader een volledige bekentenis af. Gisterenmiddag stond hij voor de Haar- lemsche Rechtbank terecht. Hem was ten laste gelegd, dat hij de 65-jarige C. opzettelijk van het leven be roofd had, althans zwaar lichamelijk let sel had toegebracht. Allereerst werd gehoord de getuige-des- kundige Dr. J. P. L. Hulst, die de gerechte lijke lijkschouwing verrichtte. Getuige had vastgesteld, dat de verslagene onmogelijk dood geweest kon zijn, vooraleer verdachte de steken toebracht. Het komt meer voor, dat er na een steek geen bloed naar bui ten komt Het bloed is in de borstkas ge- loopen, waardoor 2 liter bloed verloren is gegaan, tengevolge waarvan C. overleden is. Als het hart niet meer gewerkt zou heb ben, zou het bloed onmogelijk in deborst kas hebben kunnen komen. Getuige Johanna A. woonde eerst samen met den verslagene, dan nam zij verdachte bi) haar in. Toen haar eerste „man" terug in Haarlem kwam en zonder middelen van bestaan was, kreeg zij medelijden met hem en nam hem ook bij haar in. De verslagene heeft zich steeds tevreden getoond, behalve als hij een borreltje op had, dan kwam een zekere wrok naar boven en dan dreigde hij zijn medeminnaar. Getuige verklaarde, dat de overledene verdachte wel eens had toe gevoegd: Ik zal je wel eens afmaken. President: Gelukkig is het zoover niet ge komen. Den avond voor den moord had C. nog uitgeroepen: ,Ik doe een driedubbelen moord". Toen was hij niet dronken. Van de vechtpartij wist getuige niets te vertellen. President; Was u zoover heen? Getuige: Heelemaal niet, edelachtbare. Wel heb ik C. vreeselijk hooren vloeken, zoodat ik mijn ooren dicht moest stoppen. Aan den volgenden getuige G. A. vroeg de president: Was iedereen dronken dien bewusten avond, waarop getuige antwoord de: Dronkennou dronkener was wel een flinke borrel gedronken. C. was vvel dronken. Deze getuige kreeg met het beeld een slag op het hoofd, ter gevolge waarvan hij geruimen tijd last van hoofdpijn had. De buurman Bos heeft het vreeselijk ru moer gehoord. Op een oogenblik riep de vrouw: Och God, hij is dood en nou is D. (verdachte) de lijdende partij. Gehoord werd de winkelier E. Faase, die het mes, waarmede gestoken was, aan ver dachte ten geschenke gegeven had. Het was een klein, gewoon padvindersmes. Tegen een buurvrouw had de overledene eenige dagen voor den moord gezegd: „Ik ga d'r nog eentje nemen. Het wordt me daar te benauwd in de keet, ik zal er van daag of morgen maar eens eentje oprui men." De verslagene maakte anders nooit geen praatjes tegen getuige. De officier van justitie, Mr. A. R. An- dringa, noemde het milieu, waarin deze zaak zich afspeelde, zeer immoreel. Een man van 45 jaar leeft met een vrouw van 61 jaar en staat ook toe. dat de vroegere minnaar in huis komt wonen. Door den drank is de wrok tusschen de beide hee ren tot uiting gekomen. De gemoederen wa ren op den bewusten avond zeer verhit en op een gegeven oogenblik had er doodslag au grand complet plaats. Voor verdachte was geen reden tot noodweer aanwezig, De officier eischte dan ook vijf jaar gevange nisstraf. Bij het hooren van dezen eisch barstte verdachte in luid snikken uit. De verdediger Mr. L. J. Venhuizen ging het gebeurde nog eens uitvoerig na. Ver dachte was het slachtoffer van een hevige gemoedsbeweging en hij was op het oogen blik van den moord buiten zichzelf van woede, gedeeltelijk ook door den alcohol. De vrouw had verstandiger moeten zijn, zij had moeten begrijpen, dat twee minnaars in een huis ruzie moest geven. Pleiter was van meening, dat verdachte wel degelijk uit noodweer heeft gehandeld en vroeg vrijspraak. Mocht de rechtbank anders beslissen, dan vroeg spreker de ui terste clementie. Uitspraak 2 April. ,,'t Is in orde, agent. Ik kijk alleen maar even mijn juweelen na." (Judge) Eenigen tijd geleden troffen wij in de „Zilveren Trompet", het tijdschrift der Graalbeweging, het volgend artikel. HET KONINKLIJK PAASCHKRUIS Bijna twee jaar geleden stonden twee vrouwen van Nazareth, met een fel-rood programma in hun hand, klein en verloren tusschen de duizenden en duizenden in het Amsterdamsche Stadion, waar de A. J. C. haar I Mei-dag vierde. „Ontwaakt vertrapten dezer aarde", schalde de fanfare. In stram gelid marcheer den de A. J. C.'ers het Stadion binnen en brachten met gestrekten arm en een kreet „Heil" hun groet aan de leiders der S. D. A. P. op de tribune. De Meiboom was geplant midden in en lichtvoetig dansten de jongens en meisjes zingend er om heen. Dan kwam het Sprefekkoor, en dat heeft op ons een machtigen indruk gemaakt. Sterk gerhythmeerd, met felle stemmen, ver- eenigden zich de honderden, om met elkaar te getuigen van hun eigen, roode ideeën. Getuigen, ja, het was een getuigen, ze dreunden niet op een van buiten geleerd versje, nee, wat ze zeiden, dat kwam uit hun ziel, dat was hun overtuiging, die zij, jonge menschen, ieder voor zich alleen mis schien slechts aarzelend zouden te berde brengen, maar die ze daar, sterk met el kander, wel durfden, neen moesten uit schreeuwen in de refreinregels, dat het ge luid* kaatste tegen de wanden dat het dreunde, dien roep uit honderden jonge kelen: ONTWAPEN ROEPT ONT-WA-PEN! Ik kan het niet naschrijven, maar die roep dreunt nog in mijn hoofd. We ervoeren wat geweldigs kan uitgaan van een spreekkoor, als de overtuiging er gloed en kracht aan geeft. Je voelt dan de ziel van de massa, er springt een vonk over van de executanten naar het publiek het wordt meegesleept, opgezogen door die machtige uiting van die massa, één in over tuiging, van wie de vreugd van zich te kun nen en te mogen uiten zonder schroom, van het gezicht straalt. 't Waren daar honderden, 'n bescheiden groep eigenlijk in die kolossale Stadion ruimte, maar met duizenden, die met even veel vuur en enthousiasme van een inner lijke overtuiging blijk geven, dat moet iets overweldigends zijn, iets grootsch, iets bui tengewoons. En terwijl alweer de Internationale schet terde, zagen we elkaar aan en keken toen op 't roode program in onze handen: „NOU WIJ" heette 't en 't was iets van Kleerekooper. „Wanneer wij?" dachten we. Ik ge loof, dat „de Graal" toen 50 leden telde en dan hadden we er vast nog dubbel geteld. Veel sneller dan wij ooit gedacht hadden, is onder Gods zegen „De Graal" gegroeid, 't Wordt tijd, dat ook wij met duizenden op zullen trekken om mét laaiend enthou siasme te getuigen voor onze ideeën, voor onze idealen. En gedachtig onzen Graalgroet: Excel sior, alleluja, vooruit, heelt het hoofdbestuur kloek beslotenVooruit! Niet talmen, niet wachten. Wij willen het Spreekkoor, dat zoo rijk en zoo overweldi gend zijn kan, dat voldoet aan de behoefte van het jonge meisjeshart om zich te geven en zich uit te spreken, niet langer uitscha kelen in onze katholieke beweging. Het is een groot en machtig middel in den strijd tégen God en Kerk herinner je het ar tikel over Keulen in de vorige Trompet maar het zal een geweldig middel zijn in den goeden strijd, den strijd vóór Christus, den strijd voor ons Roomsche ideaal. En waar tóen de Meiboom stond en de roode jeugd er om heen danste, daar zal staan massief en hoog HET KRUIS. Met tweeden Paaschdag zullen we de wereld een Paaschboodschap brengen en die is: „In hoe signo vinces". In dit teeken zult gij overwinnen. En ons Spreekkoor, dat we daar met 2500 om het Kruis geschaard zullen zeggen, uit de diepte van ons hart, heet Het Konink lijke Paaschkruis. In blinkend-witte kleeren, met het kruis op de borst, zullen we daar staan: 'n fleu rige, jonge, begeesterde groep. Het kruis, gehoond en gesmaad, geban nen uit de maatschappij en gezin, dat zullen we hulde brengen. Wij, die gelooven in de heilboodschap van het kruis, wij zullen ge tuigen aan de duizenden en duizenden, die met ons mee zullen trekken naar het Sta dion, van onze liefde voor het Koninklijke Kruis! En de trompetten zullen schallen en machtiger dan die ontwapeningsgroep wat poover ideaal naast onze wereld-om vattende boodschap zal klinken: „Wij aanbidden en loven U Christus, om dat Gij door Uw Kruis de wereld verlost hebt." Een Kruishulde moet het zijn, gedra gen door de diepe overtuiging in ons hart, dat- het Kale Kruis, het lijdenskruis, ons niet afschrikt, dat wij het zullen dragen, dragen tot in den dood, dat geen onzer er nog ooit van zal loskomen. Maar tegelijk zal het juichen en jubelen in ons: Christus de Gekruiste is verrezen, Alleluja. Het is Paschen! Alleluja! En zoo zullen wij in Kruisjubel door het leven gaan. Waarijk, het leven van een goed Graallid is een kruis, maar het brengt ons in het Paradijs. Per Crucem ad Lucem. Door het Kruis tot het Licht. In dit teeken zullen wij overwinnen! Neen, overwinnen wij hier reeds: Want wij zijn hier reeds volop gelukkig met ons kruis en ons gejuich. En als ons de Koninklijke Kruisvaan zal worden geheschen en vrijuit wapperen zal van het Stadion, dan zal er in ons zijn een niet te weerhouden jubel van den Paasch- avond: ALLELUJA, ALLELUJA, ALLE LUJA, MAGNIFICAT!" Behalve de religieuze beteekenis van dit blijde Paaschfeit is het ook een onderne ming van groot aesthetisch belang, geheel en al in de lijn der nieuwe dramatische kunst-ontwikkeling, die gelijk mevr. RolandHolst in een harer laatste boeken bewees niet alleen de diepste ethische problemen wil aanroeren en oplossen, maar bovendien hoe langer hoe meer de toeschou wers als medespelers in het spel wil betrek ken. De massa-tooneelen van Reinhardt wa ren hiervan slechts een eerste onrijpe vrucht. Vandaar dat ook belangstellende niet- Graalleden voorloopig nog in grooten ge tale met Paschen op het Stadion welkom zullen zijn. Maar als de 2500 leden en aspirantleden van thans over eenige jaren zich misschien vertienvoudigd zullen heb ben, zal er voor de pure toeschouwers en toehoorders, al langer hoe minder plaats overblijven. Om echter ook aan de buitenstaanders iets van hun religieuze feest-stemming te laten meeleven, zullen de verschillende groepen, bij hun tocht van de clubhuizen of de stations door de stad naar het Sta dion, op de verschillende Amsterdamsche pleinen, een der drie Graalprologen in spreekkoor ten beste geven. Inderdaad de tijden veranderen, en wij met hen. Zulke dingen plachten wij vroeger toch alleen te droomen. En zie, nu worden die droomen tot kleurige werkelijkheid. Wij hopen en vertrouwen vast, dat ook het Haarlemsche publiek van zijn belang stelling in deze grootsche katholieke de monstratie blijk 'zal geven, door in grooten getale in Amsterdam dit Paaschspel te gaan bijwonen. Prijzen der plaatsen: Staanplaatsen 25 cent; zitplaatsen 50 cent, 75 cent, 1.1.25 en 2.—. Kaarten zijn verkrijgbaar aan onder staande adressen: Mevrouw R. de VilderDijckhof, Gouds bloemplein 12, Aerdenhout. Mej. A. Allard, Nassauplein 7, Haarlem. Mej. M. Voorvelt, Rijksstraatweg 149, Haarlem. Mej. L. van Vlijmen, Ter Hoffstedeweg 17, Overveen. Mej. Th. Heerkens Thijssen, Plein 13, Haarlem. Gebouw St. Bavo, Smedestraat, Haarlem. De heldere, fnssche kleuren der vele ver schillende dessins zijn tn 'n zeer sterke verf- en laklaag opt stevige Stragula-materiaal aangebracht Let op het merkteeken Stcagulaop de achterzijde f f «45 per el (68 cM.) 200 cM. br. f 1.35 per el (68 cM.) 183 cM br. Bij eiken winkelier verkrijgbaar Omtrent den 17e eeuwschen Haarlem- schen componist Padbrué, wiens werk „De Kruisbergh" a.s. Zondag te Amsterdam zal worden uitgevoerd, kunnen wij het vol gende melden: Over Padbrué bevatt ende muziekgeschie- denisboeken, door Nederlanders geschreven, geen gegevens. Wel komt in „Histoire et bibliographie de la typographic musicale dans les Pays-Bas", uitgegeven te Antwer pen 1880, de naam Padbrué voor als compo nist van de liederenbundel „Kusies" (Kus jes). En in Eitner's Biographisch Bibliogra- fisches Quellen-Lexicon (1902) vindt men een aantal werken vermeld van C. Th. Pad brué, „ein Musiker in Haarlem in der Mitte des 17 Jahrhmiderts". In het „Eerste Jaarboek van de Bouwstee- nen der Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis" 1872, kan men lezen hoe door toevallige omstandigheden de naam en eenige werken van Padbrué aan de vergetel heid werden ontrukt De geschiedvorscher J. H. Scheltema de Heere heeft een speciale studie van Padbrué en diens werken gemaakt en o.m. het vol gende omtrent zijn persoon en zijn werken in het Tijdschrift der Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis ge schreven. Op één der „Stadskameraarsrekeningen" komt een staat voor van de kerkelijke waar digheden en bedieningen (die aan den Ko ning van Spanje, als Heer der onderscheide ne Nederlandsche gewesten ter begiftiging stonden) met den post van ,Aux chapelles de Hollande". Op dien post is o.a. de naam Da vid Padbrouch vermeld. In officieele stukken van het jaar 1562 wordt gesproken van één der nieuwe sopra nen: „David Padbrué, Hollander". In 1565 wordt die naam gevonden op de lijst van de „kinderen, die bleven" en in 1570 van de koorknapen, die naar Nederland terugkeer den, om hun hoogere studies te maken. Men vermoedt nu. dat deze Padbrué een familie lid is van Cornells Padbrué, sommigen bewe ren zelfs, gezien de jaartallen omtrent ouder dom van beiden, dat het hier één persoon geldt. Herhaaldelijk komt de naam Cornells Pad brué, ook wel als Cornells Tymenszoon Pad brué in oude stukken voor. Er wordt her haaldelijk gesproken van den „vermaerden ende Konstrycken, den uytmuntenden Zang meester Cornells Thymonssoon Padbrué." Behalve dat Padbrué bovengenoemde bun del, gedichtjes van Westerbaen e.a.: „Kusies heeft begoten met de Musicale Noten", schreef hij o.a. een bundel ,,'t Lof van Ju- bal" voor zang. Het eerste deel is getiteld: ,,'t Lof van Jubal, Eerste Vinder der Musijcke, en aller- ley Musijck-Instrumenten; Door verschey- den Poëten in Duytsche en Latijnsche Vaer- sen gestelt: Nu eerst op Musijck gebracht met vier, vijf en ses stemmen, met de Ge- meene Gront-stem ofte Continuo, door Cor nells Thymensz. Padbrué" Deze verzameling gedichten was op ver zoek van den componist door de dichters ge schreven om hem stof te geven „vanwaar hij Jubal's eerwaardigheid mocht vlechten eenen lauwerkrans van verscheiden wellui dende klanken." Deze bundel bevat een alleronderdanigste opdracht door den auteur aan het stedelijk bestuur zijner woonplaats Haarlem. Ook heeft Padbrué dansmuziek geschre ven: Pavana en Gaillarde. De titel luidt: Synphonia in nuptiasT. Everswijn et Luciae Buys. Ceiebrandas Nono Calendas May 1641. Harlemi Batavorum. Een tweede Synphonia in nuptias schreef hij „op het Huwelijck van den Eerwaerde, Welgeleerde Jongkman Mattheus Steyn, Doc tor in beyde Rechten, met d' Eerbaere, ze dige Jonckvrouw Maria van Napels." Uit vele oude stukken blijkt bovendien, dat de musicyn Padbrué zich heeft mogen verheugen in den omgang van kunstenaars en geleerden in zijne woonplaats en in de achting van groote letterkundige vernuften daar buiten. Het allerbeste bewijs hiertoe is een gedicht van Vondel op Padbrué, waaruit blijkt hoe hoog deze hem acht. Dit gedicht is getiteld: DEUNTJE aen Mr. CORNELIS TYMENSZ. PADBRUÉ. O genoeghelicke Tymen, Als uw tong begint te lijmen, Op het velt. of in het koor. Lijmt, ghy alles aen uw oor. Wat in vellen schuilt en veeren, Nachtegalen zelfs verleeren Hunnen zoeten zangk om u. Geen konijn in duin is schuw, Harten komen aengestooten. Op uw goude en zilvre nooten, Drijft het Sparen door de stadt, In den Hout ruischt loof noch bladt Noch geen luchjes in de blaren. Als ghy zangk en spel wilt paren, Lustigh Tymen, noch een reis. Tymen, zingh den oorloogh peis. Zing, dat Frederick 1) ga slapen, Zonder harnas, zonder wapen. Zing hem zonder ysren kraegh, Zonder helm in 's Graven Haegh. Zing de zwaerden in de scheden, Zing de welvaert in de steden, Zing de schepen aen de ree. Zing het onweer uit de zee. Wil je zingen, ick wil rijmen, O genoeghelijcke Tymen, Zoo mijn zangk geen waerheit derft, Ghy zult zingen, als ghy sterft. Men schrijft ons: Voor verschillende pachters van bloembollengronden onder de gemeente Lisse (en mogelijk ook op andere plaat sen) liepen de huurcontracten af. Deze gronden te Lisse behooren bij het land goed Wassergeest en zijn eigendom van mevrouw douairière baronnesse van Lynden te Wassenaar. Wel kregen de pachters bericht, dat de landgoederen weer konden worden ingehuurd, maar dan tegen aanzienlijk hoogere pacht sommen. Er werd zelfs van 980 tot 1050 per hectare gevraagd, terwijl ze voorheen 700 en 800 waren. De huidige tijd van groote inzinking is wel niet zeer geschikt voor dergelijke spron gen en de betrokken pachters zijn er dan ook allesbehalve over gesticht, want buiten de malaise is er ook nog het feit, dat er in dezen tijd een sterke stroo ming tegen het heffen van buitensporige landhuren gaande is. Langzamerhand is in het geheele land de toestand zóó ge worden, 'dat het dikwijls schier onmoge lijk voor de boeren en tuinders is, om, hard werkende, een schamel stuk brood te verdienen. En dat komt meest door de hooge landhuren. Want het is geen kleinigheid om per hectare eerst 10 "O netto te moeten verdienen, die zonder meer naar den landheer gaan, vóórdat men aan eenig profijt voor zich zelf kan denken. Tegen het verhoogen der pachtsom men steekt wel schril af de welwillende vermaning van den Bisschop van Haar lem, die er bij de kerkelijke instellingen, die daarvoor in aanmerking kwamen, op aandrong bij het vernieuwen van pachten rekening te houden met de be narde omstandigheden, waarin het land- en tuindersbedrijf zich in deze tijden bevindt. Het openbaar onderwijs blijft achteruitgaan Aan het verslag omtrent den toestand van het lager onderwijs in de gemeente Haar lem, gedurende het jaar 1930 ontleenen wij het volgende: Voor het openbaar onderwijs werden in 1930 geopend 5 nieuwe schoolgebouwen, voor het bijzonder onderwijs eveneens 5, terwijl het voorbereidend onderwijs 2 openbare, 2 Roomsch-Katholieke en i Protestantsch- Christelijke kleuterschool rijker werd. De openbare scholen no. 6 en no. 31 wer den opgeheven en de leerlingen naar andere scholen verplaatst, terwijl school no. 9 uit haar gebouw verdreven werd. Zulke over plaatsingen komen 't onderwijs niet ten goede en wij betreuren het, dat het gemeentebe stuur om redenen van practischen aard tot deze veranderingen moest overgaan. Einde 1930 bezat de gemeente Haarlem de volgende openbare scholen: 2 U.L.O.-scholen, 29 zevenklasige scholen G.L.O., 7 zesklassige scholen G L.O, 1 Montessori-school, 2 scho len voor buitengewoon onderwijs, 6 vervolg cursussen. De U.L.O.-scholen gingen goed vooruit en tellen thans 96 leerlingen meer dan verleden jaar; de opleidingsscholen tellen gezamenlijk thans 33 leerlingen meer. Het is duidelijk, dat de drang naar voortgezet onderwijs steeds grooter wordt. De overige scholen gingen totaal 165 leer lingen achteruit, zoodat tenslotte het eind cijfer voor leerlingeen van openbare dag scholen daalde van 7.730 in 1929 tot 7.694 in 1930. De achteruitgang was te verwachten, daar in 1929 het aantal leerlingen in de aan- vangsklassen 70 lager geworden is. Ook dit jaar was er nog verlies bij de aangiften. De gezondheidstoestand wordt over het al gemeen goed of soms wel zeer goed ge noemd. Wel klagen een drietal scholen (nos. 3, 7 en 8) nog over een groot aantal zwakke kinderen en school no. 12 noemt zelfs den gezondheidstoestand slecht. Maar van de meeste scholen zijn de berichten bevredi gend. Het U.L.O. wordt steeds meer gewaardeerd; het leerlingenaantal is sedert het vorige jaar met 96 toegenomen. De U.L.O.-school B biedt gelukkig nog plaats voor uitbreiding, doch de school aan de Jacobstraat is over vol. Het eerste leerjaar telt daar 6 parallel klassen. ieder van 33 leerlingen, wat te veel te achten is. Weliswaar wordt thans het gymnastieklokaal vergroot, doch daarmede wordt niet voorzien in het tekort aan klasselokalen. Met den volgenden cursus zul len óf parallelklassen geplaatst moeten wor den in andere gebouwen, óf een derde U.L. O.-school zal blijken noodig te zijn. Bijzonder onderwils De gemeente telde op 1 Januari 1931: 12 Protestantsch Christelijke scholen. Drie dezer scholen zijn gesplitst in een school G.L.O. en een U.L.O.-school. 2 Doopsgezinde scholen. 2i R.K. scholen, waarvan 17 alleen voor G. L.O. en 4 voor G.L.O. en U.L.O. 1 school G. L O. van de Haarlemsche Schoolvereeniging. 1 Afdeeling G.L.O. der Montessori-school, 1 R.K. school voor buitengewoon onderwijs, 5 R.K. Vervolgcursussen. Leerlingen Het aantal leerlingen, dat op de bijzondere •scholen onderwijs geniet, klom in dit jaar van 8677 tot 9043. Vooral het U.L.O. ging vooruit: voor de R.K. scholen met 89 en voor de Protestantsch-Christelijke scholen met 18 leerlingen. Het onderwijs op de lagere scholen ver meerderde voor de R.K. scholen met 207 leerlingen en voor de Protestantsch Christe lijke scholen met 78 leerlingen. De neutrale bijzondere scholen gingen 28 leerlingen achteruit, hoofdzakelijk door over gang der Montessori-klasse van bijzonder on derwijs naar openbaar onderwijs. 1) Te weten, de stadhouder Frederik Hen drik, Prins van Oranje, vermaard als veld heer. die zich thans op de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5