ZIJN WOORD
GETROUW!
DE ZOON VAN DEN EDELMAN
_j5Tp1
De treurige
geschiedenis
van een
ongehoorzaam
muisje
VOOR ONZE JEUGD
MET PLAATJES VAN JOOPIE
zsbobcdbcdbobobobobobobobobob
Een herinnering uit den Belgischen opstand
saaaoaaaoaoaaaaioioaoaoaoa
saoaoaoBOioioaoioaoBOioaoB
3BOBOBOBOBOIOBOBOBOBOBOBOB
3BOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOB
3BOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOB
3BOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOB
3BOBOBOBOBOIOBOBOBOBOBOIOB
3BOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOBOB
lOBOIOBOBOBOBOBOBOIOBOBOBOIOBOBOIOBBOBOBOB BOBO BOBO BOBO BOBO BOBO BOBO BOBOBOBO BOB BOBO BOBO BOBO BOBOBOBOBO BOBO BOBO BO BO
BOBOIOBOIOIOBOBOIOBOBOBQBOIOIOlO:wiawj(j*OI|OIOBOBOBOIOIOIOIOIOIOIOBOBOIOiOIOB BOiOIOBOIOiOIOIOIOBOBOIOBOBOBOBOBOl
1. Toen het kleine muisje pas
Hier op d'aard gekomen was.
Lag het daar toch o, zoo lollig.
In zijn bedje, zacht en mollig.
Een eeuw geleden brak de Belgische opstand uit en de
bewoners der zuidelijke gewesten stonden op tegen het
gezag van hun koning Willem I. De noordelijke gewesten
bleven trouw en duizenden meldden zich op de gemeente
hulzen aan als vrijwilligers om de Belgen tot hun plicht
te brengen. Enthousiast trokken ze de uniform aan en togen
naar de grenzen om zich te voegen bij de regimenten,
waarbij ze ingedeeld waren.
IIITU
5. Muisje kan al heele tijden
Met zijn autotje gaan rijden,
HU stuurt het alle kanten heen
En trekt het land door, heel alleen.
Opgewekt zag men uit de steden, uit de dorpen, ja zelfs
uit de kleinste gehuchten onze jongens optrekken en overal
waar ze kwamen werden ze met geestdrift ontvangen.
Ook het dorp Wateringen ln Zuid-Holland leverde zijn
vrijwilligers: zeven jonge, krachtige kerels hadden zich aan
geboden om tegen den vijand te strUden en opgewekt ver
lieten ze ln Maart van het jaar 1831 hun geboortedorp om
zich te melden bU den commandant ln Rotterdam. Het was
een lange weg, dien ze af moesten leggen; maar blijmoedig
en geheel vrUwillig schikten ze zich onder het commando
van Jozef Zwart, den een-en-twintigjarigen zoon van den
hoofdonderwUzer uit het dorp, die door den burgemeester
van Wateringen was aangewezen om t kleine transport
over te brengen.
Die Jozef Zwart nu was een flinke Jongen, tot alles ln
staat, maar die één groot gebrek had: hU gebruikte n.1
8. Helaas, nu was het spoedig uit,
Met t leven van den kleinen guit;
Want Pa en Moe, die belden, konden
Niets voor hem doen, toen zU hem vonden.
dikwijls te veel sterken drank en dan.... was er geen huis
met hem te houden, dan werd hij een woesteling, die alles
kort en klein sloeg, die het ontzag en den eerbied voor
ouders en overheden uit het oog verloor.
Vóórdat hU dan ook vertrok, riep de burgemeester den
jongen man bU zich om hem nog eens onder 't oog >e
brengen, hoe verkeerd het Is, sterken drank te gebruiken,
vooral voor een soldaat. Vol vuur sprak de oude burger
vader en zóóveel Indruk maakte de korte rede op den
jeugdigen soldaat, dat deze beloofde, zoolang hü onder
dienst was, geen druppel alcohol meer te gebruiken. Harte
lijk nam Jozef afscheid van den burgemeester en het kleine
transport ging op weg.
Na eenige uren van stevig marcheeren werd de kazerne
op den Coolsingel in Rotterdam bereikt en onze Wateringers
werden ingedeeld bU het vierde regiment Infanterie, dat in
de buurt van Mechelen gelegerd was.
In een soort van omnibus, bespannen met twee vurige
paarden werden ze nu den volgenden dag weggebracht naar
het terrein hunner werkzaamheden enhet soldatenleven
begon! Het was een vermoeiend en afmattend leven, dat
nu het deel werd der eenvoudige dorpsjongens. Het was
patrouilleeren, optrekken tegen vijandelUke legercorpsjes,
die de onzen voortdurend bestookten, steeds op zijn hoede
zUn den heelen dag lang en de Wateringers zagen al heel
gauw, dat het soldatenleven op die manier geen pretje was.
Maar moedig en onverdroten deden ze, wat hun chefs van
hen elschten; vooral Jozef Zwart was een voorbeeld van
plichtsbetrachting en ijver: niets was hem te veel of te
zwaar, blijmoedig trok hij op tegen den vijand en rustte niet
vóór deze verdreven of verslagen was. Geen wonder dus, dat
gauw het oog der officieren op den dapperen Wateringer
2. Maar daar ook de kleine muizen
Niet graag altijd ln de huizen
Van de menschen willen zijn.
Wandelt moeder met hem fUn
viel en vóórdat lyj nog een maand in Mechelen was, werden
hem de korporaalstrepen geschonken. Korporaal Zwart bleef
ijverig zijn plicht doen en werd een voorbeeld voor zijn
manschappen. Als korporaal Zwart meeging vreesde geen
hunner iemand en als de overwinning bevochten was, prees
hij zijn jongens, als hadden die alles en hij niets gedaan.
Op een keer nu, werd korporaal Zwart gelast om zich
met zijn manschappen onder bevel van een sergeant te
stellen, die een boerderU. waarin een troep opstandelingen
zich verscholen hadden, moest innemen. Het was een ge
vaarlijk karweitje, want de vijand had gelegenheid aan alle
kanten op het kleine troepje te schieten en menig dapper,
jong leven werd hier dan ook jammerlUk afgesneden. Maar
de onzen kwamen vooruit, al ging het dan ook langzaam;
reeds waren ze gekomen tot vóór de slooten, die het gebouw
omringden, toen een krachtig salvo uit de boerderU klonk:
vUf der onzen lagen badend ln hun bloed ter aarde en onder
dezen ook.... de sergeant, die de leiding had. Even stond
6. In het kasteel „Het Muizengaatje",
Woont z«n oom, broer van zijn paatje,
Die hem waarschuwt voor de menschen,
Die vallen zetten dood hem wenschen.
het troepje besluitelooswat nu te doen?Omdraaien
en de boerderij de boerderU laten?
Korporaal Zwart merkte die aarzeling en kalm trad r4j
naar voren en de plaats van den gevallen sergeant inne
mend, commandeerde hij met vaste stem: „Voorwaarts,
jongens!"
Geen der soldaten was er, die nu ook maar één seconde
aarzelde.
Vol moed volgden ze Zwart, die met den degen in de hand
aan de spits van 't kleine troepje ging Weer klonken er
schoten uit de boerderU, weer vielen eenigen der onzen;
maar de vijand kon niet verhinderen, dat korporaal Zwart
na nog een half uur van zwaren strUd de boerderU vermees
terde. De opdracht was glansrUk volbracht: het doel was
bereikt. „Hoera voor korporaal Zwart!" riepen de manschap
pen geestdriftig en Zwart riep nog luider: ,,Leve onze dap
pere jongens!"
De kapitein van het regiment hoorde over Zwart's dap
pere daad en den volgenden middag liet hU den korporaal
bU zich komen en daar hoorde deze, dat de commandant
Zwart tot sergeant had bevorderd
ZUn troepje kreeg een paar dagen vrUaf en sergeant
Zwart zou het er eens van gaan nemen, 's Avonds ging liij
uit met een paar collega's endit werd den dapperen
sergeant noodlottig. Wat gebeurde er n.l.? Vermoeid van de
wandeling besloten Zwart en z'n collega's in een herberg
wat te gebruiken. Het glas bier smaakte den jongens over-
heerlUk en het tweede glas.... later een derde glas werd
besteld. De dorst was over; maar ze hadden nog geen zin
om de herberg te verlaten. Een der sergeants tracteerde op
jenever en 't gevolg kun je raden; toen ons troepje laat ln
den avond het café verliet, was Zwart dronken. Woest
blikten zün oogen in het rond en in minder dan geen tyd
had hij hevige ruzie met een zUner collega's. Als een dolle
stier rende hU met getrokken sabel op z'n vriend toe en
zeker zou er een afscnuwelüke moord gepleegd zUn, als ce
anderen niet op tUd waren toegeschoten. Ze grepen den
woesteling vast en wilden hem zoo stilletjes in het kamp
brengen; want niet graag zouden ze willen, dat hun anders
zoo flinke collega straf zou oploopen.
Maar in de nabijheid van het kamp stond een jeugdig
officier, die het troepje onder-officieren zag aankomen. Al
dadelijk zag deze, dat sergeant Zwart smoordronken was en
daarom begon hij heftig tegen dezen uit te varen. „Een
schande!" zoo sprak hU, „dat je de eer van je uniform zoo
hebt bezoedeld
Woedend door die woorden van den jongen officier, rukte
Zwart zich nu los en vóór zUn collega's het konden verhin
deren, stortte hU zich op den verontwaardigden officier
ensloeg dien in het gezicht.
Nu was sergeant Zwart niet meer te redden! Dat was
insubordinatie van de ergste soort: een officier in oorlogs-
Wjd in 't aangezicht slaan!
Eenige oogenblikken later zat Zwart dan ook achter slot
en grendel.
Eerst trok hij zich natuurlUk niets van 't heele geval aan,
doch viel als een zoutzak neer op den vloer van zUn gevan
genis en viel in slaap. Maar toen hU den volgenden morgen
wakker werd en weer kon nadenken, toen kwamen lang
zaam aan al de gebeurtenissen van gister weer in zUn ge
heugen terug! Lieve hemel; wat had hU gedaan? Een
superieur, een officier in 't gezicht geslagen! Wat zou er nu
gebeuren?
Nu, dat kon hU op z'n vingers natellen. HU wist het:
„Wie in oorlogstUd Insubordinatie pleegt, hem wacht de
kogel," zoo vermeldt het krUgsreglementAch hemel, ae
kogel! Sterven, zoo jong!
En bitter weenend ging hU in een hoek zitten en her
haalde telkens weer: „Die drank, die vervloekte drank!
Nooit, nee nooit wil ik dat duivelsche vocht meer tot me
nemen!"
Ja, dat was gemakkelUk, nu deze belofte af te leggen, nu
hU moest sterven! Den burgemeester zUner woonplaats had
hü ook al beloofd, niet meer te drinken en toch had UU
het weer gedaanl Wat was hU toch 'n lafaard!
VERTES
3. t Muisje groeide flink, werd krachtig
En z'n moeder vond het prachtig;
En ook vond zU het wel sjiek.
Dat hü gevoel had voor muziek.
En terwül hü daar nog zat te mijmeren en te peinzen,
zie daar werd de deur van zün gevangenis geopend en
zijn kapitein, de man die hem nu reeds twee keer had be
vorderd, trad binnen.
„Zwart," zoo sprak hü kortaf, „ik kom uit den krügsraad.
Je hebt je gedragen als een vlegel, niet als een soldaat. Je
weet, wat je wacht!"
„De kogelvulde de aangesprokene aan en rilde over
al zijn leden. „Maar kapitein, zou ik nog niet één keer
genade kunnen krijgen?"
„WaarschünlUk niet!"
„Kapitein, ik was smoordronken, toen ik het deed!"
„Zooveel te erger voor Je!"
,,Als ik nu eens beloof, nooit meer.,,."
„Dat heb je aan den burgemeester van je woonplaats ook
beloofd."
„Maar als ik nu eens stellig en vast beloof, nee zweer, dat
ik het niet meer zal doen; als ik God in den hemel tot
getuige neem van mün eed, zou het dan niet mogelük
zün.... Ach, kapitein, ik ben nog zoo jongmijn
7. Maar muisje denkt: Kom is nu waarlük
Zoo'n aardig huisje zoo gevaariük?
En in den nacht, als alles rust,
Sluipt hü zijn wieg uit, zelfbewust.
oudersach hoe vreeselljk zullen ze het vinden, als
ik...."
En snikkend wierp hü zich voor zün kapitein op de knieën
en snikte, snikte als een kleine jongen.
Bewogen tot in het diepst van zün ziel keek de kapitein
dien jongen, sympathieken man vóór zich aan en hü moest
zün gelaat afwenden om ook niet in snikken uit te barsten.
„Ik zal zien, wat ik voor Je doen kan. Wacht mün
komst af!"
Met deze woorden verliet de kapitein de gevangenis en
Zwart wachtte, wachtte.... een uur langeen eeuwig
heid geleek hem nabü. En in dien tusschentüd bad hü om
troost en sterkte, om vergiffenis!
Daar ging de deur weer open en twee heeren kwamen
binnen: één met een groot papier in de hand. „Mijn God
de kolonel zelfmet het vonnis in de hand," zoo ging
het door zün hoofd, zün hart stond büna stil van angst on
schrik. Wat keek de kolonel ernstiggeen wonder, ais
hij het doodvonnis aankondigen moet!
„Sergeant Zwart!" zoo begon de hooge militair eindelijk,
„lees dit en teeken oogenblikkelyk!" En tegelijk overhan
digde hü Zwart het groote vel papier met een zegel er aan.
Bevend over zün geheele lichaam nam hü het vel aan en
las: „In naam des Konings wordt hierbU aan sergeant Zwart
meegedeeld, dat hem gratie wordt verleend van de straf des
doods, die hij verdiend heeft, mits hij door het plaatsen van
zyn handteekening hieronder belooft, dat hü nooit mper
sterken drank zal gebruiken, dus ook geen bier ot wijn.
Mocht hü dit toch nog eens doen, dan is hü verplicht, on
verwijld zich bU zijn commandant, kolonel X. te melden.
Ook wanneer hü den militairen dienst reeds zal verlaten
hebben,"
Een uitroep van vreugd ontsnapte aan den mond van
Zwart. „Dank kolonel! Dank kapitein!" riep hü uit. „En
God moge mü straffen, als ik mün eed ooit breek!" En met
vaste hand schreef hü onder het stuk: Jozef Zwart.
„Ga nu naar den troep terug, sergeant Zwart!" beval de
kapitein, „en toon, dat je een man bent!"
Jozef verliet zijn gevangenis en meldde zich bU zijn com
mandant. Stiller, ernstiger werd hü nu en nog meer dan
vroeger leefde hij voor zyn plichten
En de toestand in België werd ernstiger; onze troepen
moesten meer dan 't vorige Jaar optreden tegen de opstan
delingen en meer dan eens moesten er ernstige veldslagen
geleverd worden. En altüd weer onderscheidde Zwart zich,
altüd weer werd zün naam met eere genoemd, tot hü e in tic-
lij k van wege zyn dapperheid benoemd werd tot officier en
toen ten laatste de vrede werd geteekend. verliet hU den
dienst als kapitein, de borst versierd met de militaire
Willemsorde.
B1U was men in Holland, dat eindeliik een eind was ge
komen aan dien ellendigen oorlogstoestand, dat men weer
in rust en vrede aan zün bezigheden kon gaan en dat het
bloedvergieten had opgehouden. „Vredel Vrede!" klonk net
door stad en dorp en feesten werden er gegeven ter eere
van de dappere jongens, die weer naar hun haardsteden
mochten terugkeeren.
Ook in Wateringen wachtte men de komst af der vrüwilU-
gers en op een goeden avond zie, daar kwam de omnibus uit
Rotterdam in volle vaart aan. Lustig blies de conducteur op
z'n hoom en talrüke dorpsbewoners kwamen aangesneld om
getuige te kunnen zün van de ontmoeting der jongens met
hun ouders. VUf, geen zeven, keerden er maar terug: de twee
anderen hadden hun leven moeten laten voor de eer van
het land. En de gelukkige ouders, die hun Jongens levend en
ongedeerd mochten begroeten, waren blU en drukten hun
kinderen uitgelaten de hand. Ook vader en moeder Zwa.t,
belden zeer verouderd in den loop der jaren, stonden klaar
om hun jongen te begroeten. Wat zag hü er deftig uit in dia
kapiteinsuniform I Wat blonken die sterren fUn op zyn jas
kraag!
Gelukkig als een kleine jongen omhelsde hU zü'n oude
moedertje en kuste haar telkens en telkens weer en lachend
drukte hij zün vader de hand en ging tusschen de gelukkige
oudjes ln naar huis.
4. Nu is hU, zoo ze zagen, groot
En zit niet meer op moeders schoot.
Wat hü dan doet? Hoe kan je t vragen,
HU gaat naar school toe, alle dagen.
En vader Zwart, die een waar feestmaal had aangericht
ter eere van den teruggekeerden zoon, haalde een flesf h
wün van onder de tafel te voorschün een flesch, die hü
voor deze gelegenheid had bewaard - en wilde klinken met
zün zoon op zün behouden thuiskomst. Doch toen werden
de trekken van den kapitein ernstiger en een schaduw gleed
over zün mannelUk gelaat. „Wat ik u bidden mag, vader."
sprak hü, „doe dat niet. Drink zelf een glas wün, doch
geef mü een glas water om met u te klinken. Van avond
zal ik u vertellen waarom.
En toen de familie Zwart 's avonds rustig in de huiskamer
zat en de oude burgemeester ook op visite kwam, zie toen
vertelde kapitein die vreeselüke geschiedenis van zün dron
kenschap en wat er op volgde.
Ernstig luisterden allen toe en drukten hem toen de
hand: ze voelden den ernst van dien eed.
Ik zal wel niet behoeven te vertellen, dat kapitein Zwart
zün woord gehouden heeft: tot zün dood toe heeft hü Jen
alcohol verafschuwd en later is hü een der eersten geweest,
die als propagandist in ons land optrad voor een antt-
alcoholbondl
8. Daar staat de val, hü kükt er naar
En ruikt het spek er in zoowaar.
HU kan zUn snoeplust niet weerstaan,
Hü moet de val wel binnengaan.
TerwUl Hubertus en Olivier nog stonden te overleggen wat ze moesten
beginnen, noorden ze aan den anderen kant van den kasteelmuur lawaai.
„Daar komt iemand aan," zei Hubertus, „laten we ons gauw verbergen."
En terwül hU zün vriend bü den arm greep trok hü hem mee achter
het struikgewas.
NauwelUks hadden ze deze schuilplaats ingenomen, of de deur werd
geopend en de ophaalbrug neergelaten. Toen kwam er een ridder te paard
te voorschijn, die vergezeld werd door twee edelvrouwen, eveneens te paard.
De eene was groot en indrukwekkend, de andere klein en bevallig, het was
een meisje van nauwelyks twaalf jaar.
„Die twee dames zün zeker de vrouw en de dochter van den heer van
Vollenhoven?" vroeg Hubertus aan zün metgezel.
„Welnee," antwoordde Olivier, „de heer van Vollenhoven is niet ge
trouwd. Het meisje is zyn nichtje en de oudere dame is, naar men beweert,
een soort van huishoudster, die de leiding heeft op het kasteel."
„Nu." riep Hubertus uit, „dan moet dat meisje wel erg ongelukkig zyn
als ze zoo'n slechten oom heeft."
De dag begon reeds ten einde te loopen en voor de beide jongens heen
gingen, wierp Hubertus een kushand in de richting van het kasteel, waar
zyn vader gevangen zat.