EEN UITS"
KOSTTE
I
DE ZOON VAN DEN EDELMAN
9
\6
Van alles wat
De moeilijke keus!
MET PLAATJES VAN JOOPIE
0
lOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI BCD CD CD D Ct'CD BCD BCD CD 1CD CD fC3 B CD 01CD BCD O CD BCDlCDtCDi IOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI
0
0
■OBoaoioioaoBOBoaoEoaoioMoicDgoaogog loioioioioioioioaoioioioioaoaoioaoiioioaoi loaoioioioioioioioioaoioioioioioiof
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
park, waarin de zeldzaamste bloemen en
planten bloeiden. Breede balkons grens
den aan de kamers en zalen op de bo
venverdiepingen en een pracht van
bloemen slingerde zich om de spijlen van
't hekwerk. Harmsen stond met open
mond dit fraaie paleis aan te gapen.
Wat een heerlijk hoekje was die Riviera!
„Dan moet Je er eens in komen, van
avond bijv. na 't diner, dan zie je wer
kelijk, wat je nooit hebt gezien, Harm-
sen!" zoo zei een der beide heeren. „Een
pracht van toiletten! Graven en gra
vinnen, prinsen en prinsessen, gewezen
Russische grootvorsten, schatrijke Ameri
kanen! Dat moet je vooral zien! En
dan die prachtige speelzalen, die roulet
te-tafels, die koortsachtige oogen der
spelers! Maarpropos, Harmsen,
heb je wel eens zoo'n roulette gezien?"
„Neen," antwoordde Harmsen, „ik heb
in mijn leven wel wat anders te doen
gehad, dan aan spelen te denken!
Maar.... ik zou dat leven daar binnen
vanavond toch wel eens willen zien!"
.AfgesprokenWe gaan er na 't eten
heen!"
En om een uur of acht zien we onze
Hollanders in een der zalen van 'het
Casino, te midden der spelenden. De
oudste, die hier goed thuis scheen te zijn,
wees den beiden anderen allerlei merk
waardigs en liet ten slotte ook eens zien,
hoe dat roulette-spelletje wel ging.
In een der zalen had hij eerst voor 500
francs fiches gekocht van 20 francs
waarde; daarmee werd gespeeld.
Hij wierp zoo'n fiche op den rooden
kant der roulette-tafel (de andere kftnt
is zwart), de roulette werd gedraaid, het
kogeltje er in geworpen en tik, tik, tik,
draaide het ding door de hokjes heen,
tot het bleef liggen in no. 17, een rood
nummer! De Hollander had gewonnen
en liet zijn winst staan. Weer draaide
het kogeltje en weer won rood. Nog
eens liet hij alles als Inleg staan en won
weer. Acht maal achter elkaar was de
roode kleur winnaar en toen streek onze
Hollander zijn geld op: de twintig francs
waren aangegroeid tot 5120 francs!
Verwonderd keek Harmsen dat spel
aan en toen Willemsen (zoo heette de
gelukkige winnaar) hem lachend zijn
winst toonde, zei hij: „Wat? Meer dan
5000 francs ln enkele seconden verdiend!
Dat moet Ik ook eens probeeren!"
winnen. Maar.... zwart was het ook
voor de derde maal. In een oogenblik
was Harmsen zijn 500 francs kwijt en
opgewonden en zenuwachtig spoedde hij
zich weer naar het wisselkantoor om
nieuwe fiches te halen: hij moest zijn
geld terug hebben!
Weer begon het spel; weer
verloor de ongelukkige en
nog geen uur nadat hij in
het Casino gekomen was,
was hij 200 kwijt l
Nu eerst drong het tot
hem door, wat er wel ge
beurd was: 200 gulden wa
ren weg, *n som geld, die
hij pas in een half jaar van
zijn salaris kon overhouden!
En dat was hij in zoo'n kor
ten tijd kwijt! En niets had
hij er voor genoten! Hoe
moest hij zijn hotelrekening
betalen!? Hoe moest hij het
eind van de maand halen?
En vol berouw en met
tranen in de oogen wendde
hij zich tot Willemsen en
klaagde dien zijn nood. Deze
begreep den nood van zijn
landgenoot en sprak: „Zie
Harmsen; neem van mij die
200, die je verspeeld hebt,
nu terug; ik schenk ze je.
Maar zweer dan tegelijk bij
je zelf, nooit meer te spe
len! Bij mij komt het er
niet op aan, want ik heb
vrouw noch kinderen en een
heel goede betrekking. Bo
vendien kom ik hier gere
geld eenige dagen in 't jaar
om te spelen: nu eens win
ik, dan weer verspeel ik;
maar ik raad niemand aan,
hier zijn geld te wagen."
Daarna overhandigde hij
Harmsen de 200 en liet
dezen aan zijn gedachten
over. Nu, Harmsen zwoer
plechtig, dat hij niet meer
zou spelen en was geluk
kig, dat hij zijn geld weer terug had,
waarmee hij zijn reis- en verblijfkosten
moest dekken.
Om een uur of elf ging Harmsen naar
zijn hotel en droomde 's nachts van ge^
tallen, die je niet kunt uitspreken
allemaal francs, die hij had verloren. En
midden in den heerlijken sub-tropischen
nacht was hij opgestaan, omdat hij zoo
benauwd werd! Hij ging op het balkon,
stak een sigaret op en keek over de stad.
die daar in den rust: gen nacht lag te
droomen. Stil was het in de straten;
doch daar op den rand, waar het Casino
lag, heerschte nog volop leven. Alle
ramen van het prachtige gebouw waren
nog verlicht en onophoudelijk gingen
nog bezoekers in en uit. Hij meende ook
nog de tonen der dansmuziek te hooren,
die uit het groote gebouw opklonken.
Zie, daar kwamen ook nog twee hee
ren op het hotel toe. Scherp keek hij uit
enJa het waren de beide Hollanders,
die zijn geleiders geweest waren in 't
Casino, duidelijk herkende hij nu de
stem van den heer Willemsen. Die klonk
vroolijk en blij! Hij had zeker geluk ge
had dezen nacht en nieuwsgierig riep hij
den heeren een groet toe en infor
meerde, hoe het spel was afgeloopen.
„Tachtig duizend francs heb ik gewon
nen," werd er naar boven geroepen!
„Geluk gehad dus!"
„Tachtig duizend francs of achtdui
zend gulden heeft de geluksvogel met
niets doen verdiend!" zoo ging het door
zijn gedachten. „Neen ik houd het
niet uit! Zou ik nog eens probeeren?
Ik heb toch al mijn geld nog! Wie weet,
misschien is de fortuin me nu gunstig!"
Harmsen verliet het balkon, kleedde
zich aan en ging toen de stad weer
innaar het Casino.
Opgewonden kwam hij er aan. Juist
sloeg de klok drie uur en nog honderden
bezoekers zaten of liepen door de groote
en nog honderden bezoekers zaten of liepen door de groote speelzalen
Jarenlang had Jan Harmsen als boek
houder op het kantoor in de groote
fabriek zijner woonplaats gewerkt. Hij
had het bedrijf zich zien ontwikkelen
en altijd weer meer klerken en typisten
werden door z'n patroon in dienst geno
men, om den geweldigen vloed van cor
respondentie te kunnen bedwingen, die
als t ware het kantoor der firma wilde
bestormen. Steeds drukker werden ook
de werkzaamheden van Harmsen, die op
alles een oogje moest houden en die op
het kantoor de verantwoording had. In
zijn jonge jaren kon hij best op tegen
dien vloed van werk; ook als man van
dertig, veertig jaar ging het nog heel
goed; maar daarna begonnen de zorgen
zóódanig op zijn rug te drukken, dat
deze zich onwillekeurig kromde. Zijn
zwarte haren werden peperkleurig en de
dames en heeren op het kantoor zeiden
zoo nu en dan tot elkaar: „Je kimt best
zien, dat Harmsen een dagje ouder
wordt"
Hij voelde zich ziek
Hij voelde het zelf ook wel; maar tel
kens, als hij er aan dacht, schudde hij
die gedachte met geweld van zich af en
trachtte zichzelf te bemoedigen door aan
heel iets anders te denken: aan zijn
vrouw b.v., die weer zoo goed was opge
knapt na haar zware ziekte. Dikwijls ook
hielden zijn gedachten zich bezig met
zijn jongens, die zoo goed leerden en die
later zeker goede betrekkingen zouden
krijgen, beter nog dan hun vader! En
dan lachte Harmsen stil en vergat zijn
zenuwachtigheid, zijn gejaagdheid, zijn
hoofdpijnen en zijn krommen rug!
Maar eens kwam hij op een morgen
op het kantoor en was bleek over zijn
geheele gezicht en bevenden zuchtend
was hij gaan zitten op zijn hoogen stoel
voor zijn lessenaar, vanwaar hij alles en
allen op het kantoor kon overzien. Hij
voelde zich ziek en zijn hart klopte, als
of het zou springen. „Lieve hemel, wat
zou ik nu hebben?" dacht de boekhou
der. „Zou mijn uur van heengaan al ge
komen zijn, terwijl ik nog zooveel kinda
ren heb, die mij nog niet kunnen mis
sen?"
En weer wilde hij denken aan iets
anders, aan wat prettigere; maar het
gelukte ditmaal niet. Akelig voelde hij
zich en iedere poging om te werken
mislukte. Daar verscheen de eigenaar
van de fabriek in het kantoor en zag 't
zijn getrouwen boekhouder dadelijk aan,
dat hij ziek was en sprak dezen vriende
lijk aan:
.Mijnheer Harmsen, ik zie, dat u zich
niet wel gevoelt. Gaat u nu dadelijk
naar huis en roep den dokter! Al zoo
vaak heb ik u gezegd, dat u eens een
poosje vacantie moest nemen; maar al
tijd weigerde u, omdat het te druk was
op t kantoor. Nu zult ge eenigen tijd
vacantie nemen, hoor! Desnoods twee
maanden! En niet eer komt u terug,
vóór u volkomen hersteld bent."
Toen liet mijnheer den auto voorko
men en Harmsen stapte ln en reed naar
huis. Even later verscheen de dokter,
die den zieke eens flink onderzocht.
„Het komt wel weer in orde, Harm
sen," sprak die, „maar het zal een heel
poosje duren! Deze week blijf Je te bed
en dan.... ga je een maandje naar het
Zuiden van Frankrijk met zijn heerlilk
subtropisch klimaat. Dat zal je dan wel
weer heelemaal opknappen."
„Op rets! En dan zóó lang! En heel
naar de Riviera?" riep Harmsen opge
wonden. „Dat is onmogelijk! Dat kast
me te veel! Nee, dokter, dat gaat beslist
niet!"
„Het moet," hield deze vol. „En wat
moet, dat moet!"....
En zoo zien we dan Harmsen op een
goeden morgen naar het Centraal-Sta-
tlon stappen en den trein pakken naar
Parijs. Daar zou hij overnachten en den
volgenden dag verder reizen naar Nizza.
Alles ging goed en welgemoed stapte
hij naar zijn hotel. Heerlijk scheen het
zonnetje en in de tuinen der villa's
bloeide een pracht van bloemen.
„H°e js *t mogelijk!" riep Harmsen
onwillekeurig uit. ,HÜ ons in Amsterdam
giert de koude Oostenwind nog langs de
grachten en doet de wandelaars dieper
in hun kragen wegduiken! Geen
bloempje waagt het nog, haar kopje uit
de aarde te verheffen. En hier reeds
zoo'n bloemenpracht I
Reeds denzelfden middag besloot hij
dan ook een flinke wandeling te doen in
den omtrek der stad. HU keek zijn oogen
uit bij al het schoons, dat hier te be
wonderen viel. Hoe mooi was alles hier
toch! Het was, alsof de vogeltjes hier
lieflUker zongen dan in het vaderland!'
Alsof de bloemen hier zoeter geurden en
de vlinders schittender vleugels hadden!
Wat een heerlük hoekje was die Ri
viera! Eén ding ontbrak hem nog maar!
Hoe graag had hij een vriend genad, die
deelgenoot had kunnen zUn van al dat
schoone! Maar.... dat ging nu eenmaal
niet: al zUn vrienden en kennissen za
ten nog in den mist in 't trieste Amster
dam!
Tegen het diner kwam hU in zUn hotel
terug. Een menigte gasten zat in de
lobby te genieten van 't heerlUke weer
en dronk vóór 't eten een glaasje.
Harmsen zocht ook een tafeltje op en
bestelde een glaasje sherry. Nieuwsgierig
keek hij om zich heen: allerlei talen
hoorde hU spreken Fransch, Engelsch,
Duitsch, Italiaansch, Spaansch en nog
veel meer. De blonde Scandinaviër zat
hier naast den donkeren Spanjaard!
Wat een bonte mengeling van nationali
teiten! „Zouden er ook Hollanders zUn?"
dacht hij bij zichzelf. En zie alsof het
spel sprak, traden een paar heeren bin
nen, die druk Hollandsch boomden. Hoor
ze hadden het over de prachtige
natuur hier en over het wispelturige
Hollandsche klimaat. Ze gingen aan een
tafeltje zitten in zUn nabijheid en verga
ten alles om zich heen. Druk redeneer
den ze nu over koetjes en kalfjes en
hadden het ook over Monte-Carlo, waar
heen ze dezer dagen zouden vertrekken.
Het schenen een paar aardige lui te
zUn en Harmsen besloot om zich aan de
beiden voor te stellen en kennis met hen
te maken.
De vreemdelingen vonden het leuk,
hier nog een landgenoot aan te treffen
en aanstonds was men de beste vrien
den.
Harmsen vertelde, waarom hU hier ge
komen was en beide anderen zeiden, dat
zU voor plezier op reis waren en dat ze
overmorgen een paar daagjes naar
Monte-Carlo zouden gaan. „Daar is het
eerst mooi!" riepen beiden enthousiast
uit! „En veel gezelliger dan hier!"
En ze stelden Harmsen voor, met hen
mee te gaan. En zóó overtuigend wisten
ze te praten, dat Harmsen eindelijk toe
zegde, dat hU mee zou gaan. Het was
maar een klein stukje van Nizza naar
Monte-Carlo; maar onbeschrijflUk
schoon. De trein neemt hier als 't ware
een aanloopje om een heuvel te besUj-
gen, om ginds naar de vlakte af te dalen.
En t uitzicht uit de coupé-raampjes
was allerheerlijkst. Harmsen genoot
volop, vooral nu hij vrienden had, aan
wie hij zijn indrukken kon mededeelen.
HU voelde zich al veel beter: die hart
kloppingen waren lang niet zoo heftig
mri: en die hoofdpUnen waren bUna ge
heel verdwenen!
„Monte-Carlo!" riep de conducteur en
onze drie Hollanders stapten uit.
Harmsen wist den weg niet, maar de
beide anderen, die hier al meermalen
geweest waren, kenden er elk hoekje en
wisten vooral, dat het hotel „Bristol"
een der beste hotels ter wereld was.
Daar namen ze dus hun intrek en al
spcedig maakten ze plannen voor den
volgenden dag: wandelingen, autotocht
jes, tramreisjes wisselden elkaar af. En
de vreemdelingen hadden gelijk gehad:
het was hier nog schooner dan in Nizza
en druk vreeselUk! Van alle kanten
trokken de vreemdelingen door 't stadje,
bezochten café's, wandelden of maakten
autotochtjes. Doch het glanspunt van
het stadje, het Casino, waarin de we-
reldberuchte speelbank is gevestigd, trok
het meest de aandacht. Dat groote ge
bouw, dat een keizerlUk palels had kun
nen zUn, gelegen te midden van een
En opgewonden ging hU naar den
ingang der zaal en wisselde een bankbil
jet van 50 Hollandsche guldens, waar
voor hU 500 francs en later 25 fiches
van 20 francs kreeg. Evenals Willemsen
gedaan had, wierp ook hU 20 fr. op rood
en wachtte een oogenblik tot het kogel
tje tot rust kwam. Zwart won en de
croupier haalde zUn 20 fr. weg. Toen
wierp hU 40 fr. op rood en eenige oogen-
blikken later was ook dat weg: weer had
zwart gewonnen. Toen waagde hU 80
francs en hoopte van harte, dat hU zou
speelzalen, allen vol aandacht voor het
kogeltje in de roulette, dat onophoude
lijk tikte en geluk of ongeluk bracht.
Op den eersten den besten ieegen stoel
viel Harmsen neer en zette vol begeerlUk-
heid zUn geld; doch de fortuin bleef hem
tegen: steeds weer verloor hU en toen
hU om 5 uur de deur van 't Casino ach
ter zich toewierp, hdd hU 400 ver
speeld, alles wat hU bU zich had!
Daar zat hU nu in het vreemde land,
zonder cent op zak en moedeloos en met
een afkeer van 't leven wierp hU zich
gekleed te bed en weer kwamen die ake
lige droomen hem plagen. Duivels
meende hij te zien, overal waarheen hU
zich wendde, duivels, die hem kwelden,
hem uitschudden en hem berooid langs
den weg lieten liggen. HU wilde schreeu
wen, dochschrikte op eens wakker.
Hoorde hU daar geen getik op zijn
kamerdeur?
Ja; weer werd er heftig geklopt en nu
herkende hU ook de stem van Willemsen,
die vroolijk riep: „Kom toch Harmsen,
er uit, het is reeds bU elven! Kom, we
gaan wat wandelen, slaper!"
HU vermande zich en stond op. „Ik
kom!" riep hU boos en maakte zUn klee-
ren in orde en was een poosje later in
de eetzaal, waar Willemsen met zijn
vriend hem opwachtten.
Dezen schrokken van zijn uiterlUk.
Diep lagen die slaperige oogen in hun
kassen en groote kringen had hU onder
de oogleden. Zenuwachtig trokken zUn
mondhoeken en zUn vingers bleven geen
oogenblik stil, doch beefden en trokken
onophoudelUk, als had hU hevige koort
sen.
Verwonderd keek Willemsen hem aan
als wilde hU vragen, wat er in den loop
van den nacht toch wel gebeurd kon
zijn.
Harmsen voelde die vragende oogen
op zich gericht; maarhU waagde
het niet tekst en uitleg te geven. In eten
had hU geen trek, doch hU slurpte twee
groote koppen zwarte koffie achter el
kaar op.
EindelUk sprak Willemsen: „Zeg
Harmsen, ben je misschien van nacht
nog naar t Casino gegaan, nadat ik te
rug was gekomen?"
Harmsen keek op en zag de vragende
oogen scherp op hem gericht. Loochenen
zou niet gebaat hebben, want het was,
alsof die oogèn van Willemsen tot diep
ln de ziel konden lezen.
„Ja," bekende hU dan ook oprecht,
zonder zUn kennis aan te zien.
„En verloren?" examineerde deze ver
der.
„Ja!" was weer 't antwoord, „vierhon
derd gulden! Alles ben ik kwijt, ik weet
me geen uitweg meer. Ik had zelfs geen
paar sou meer om mijn kop koffie te
betalen!"
Hoofdschuddend hoorde Willemsen
het relaas van Harmsen aan en zei toen:
„Zeg Harmsen; in den steek laten doe
ik je niet, natuurlijk. Maar.... schenken
doe ik je het geld ook niet meer. Anders
zou er nog alle kans zUn, dat je voor
den derden keer in 't Casino ging. Luis
ter nu goed: ik zal je die 400 gulden zoo
dadelijk geven; maar JU teekent een
schuldbekentenis, waarin je me belooft,
het geid in maandelUksche termUnen
van 50 terug te betalen. Te beginnen
zoo gauw je weer aan het werk bent."
Dankbaar accepteerde natuurlUk
Harmsen en kreeg het geld.
Nog dienzelfden avond vertrok de heer
Willemsen naar 't vaderland en Harm
sen .ging naar Nizza terug om nooit meer
een voet m dat vermaledUde speelhol
Monte-Carlo te zetten.
HU bleef zUn maand uit aan de Riviera
en keerde toen werkelUk veel beter naar
Amsterdam terug. Den bitteren bUsmaak
van de reis hield hU echter nog maanden
lang en telkens weer voelde hU dien dub
bel, als hU op den eersten der maand
zUn postwissel van vUftig gulden aan den
heer Willemsen zond.
„Zonde van het geld," mompelde hU
dan, „ik kan het in mUn gezin zoo goed
gebruiken!"
Vooral de laatste maal ging het zeer
moeilUk, het geld op te brengen, want
ziekte in zUn gezin maakte groote onkos
ten noodzakelUk.
HU schreef een langen brief aan Wil
lemsen en bedankte hem nogmaals voor
zUn goedheid, „maar," zoo eindigde hU,
„ik dank God. dat deze nare schuld af-
behaald is! Nooit van mUn leven
roulette meer, hoe lang ik ook mag le
ven!"
Willemsen lachte bU t ontvangen van
dat briefje en..., schreef terug, dat hU
Harmsen met dit besluit feliciteerde.
TegelUk ook stuurde hU hem een chèque
voor 't bedrag van 400, dat Harmsen
zoo trouw, in acht keeren, opgezonden
had.
Zoo eindigde dit reisdrama nog goed
voor Harmsen, die voortaan zUn belofte
niet meer schond.
GEDACHTEN LEZEN
Het raden van getallen, die men in ge
dachten genomen heeft, is dikwUls heel
aardig; bU voorbeeld:
I. Men vraagt iemand een getal in ge
dachten te nemen Dit getal moet hU ver
menigvuldigen met 4 en dan de uitkomst
öeelen door 2 Het .dan verkregen getal
met 5 vermenigvuldigen en deze uitkomst
weer deelen door 10. Vervolgens 3 af
trekken.
Welk getal heeft hU nu?
Nu kun je het getal dat in gedachten
genomen is, vinden, door bU het getal
dat hU u noemt, 3 op te tellen.
BUv.: In gedachten is genomen 12.
Vermenigvuldigen met 4 =48
Deelen door 2 =24
Vermenigvuldigen met 5 120
Laatst was Jantje's moeder jarig.
Nu, dat was in huis een feest.
Dagen lang was kleine Jantje
O, zoo lief en zoet geweest.
Want, dat wist hij, bi) Moes" jaardag
Kwamen taartjes steeds te pas,
En nu moet je weten dat hij,
O, zoo dol op taartjes was!
Eind'lijk was de dag gekomen,
Kleine Jantje was verheugd,
Niet alleen was Moesje jarig
Ook de taartjes brachten vreugd!
Moeder zei: „Jan jij mag kiezen.
Zoek maar 't fijnste taartje uit!"
Jantje voelde zich verlegen
En wat zei de kleine guit?
.Jdoet ik daar nu keus uit maken
Uit die heele volle schaal?
Moeder, 'k vind dat reuzen moeilijk,
Want ik houd van allemaal!"
Deelen door 10 =13
3 aftrekken 0
Genoemd wordt dus 9.
Dan is 't gedachte getal 9 3 13.
Neem een getal in gedachten.
Vermenigvuldig het met 50. Tel b(J dia
uitkomst 72 bU; trek er daarna 111 af;
bU de rest tel Je weer 39 op. Deze uit
komst deel Je door 5 en dan weer door 10.
Welk getal heb je nu?
Het getal dat dan genoemd wordt is
dan ook het gedachte getal.
BU voorbeeld:
Men neemt in gedachten: 8.
Vermenigv. met 50 409
Tel op 72 473
Trek af 111 361
Tel op 39 400
Deel door 5 =80
Deel door 10 8
Dit is ook het gedachte getal.
III. LeeftUd en geboortedatum reden.
Men vraagt in gedachte te nemen zUn
verjaringsdatum. Vermenigvuldig deze
met 2; tel er 5 bU óp; vermenigvuldig
die uitkomst met 50; tel bU die uitkomst
weer den leeftUd op en trek er dan weer
250 af.
Nu vraagt men naar de uitkomst.
Van het verkregen getal geven de eerste
twee cUfers aan de rechterhand den leef
tUd van dien persoon en de andere cUfers
geven aan, op welken dag van een maand
hU jarig is.
BUvoorbeeld
De persoon, wiens geboortedatum en
leeftUd men zal raden, is 9 Februari jarig.
Dus neemt hU ln gedachten 9.
Dit wordt vermenigvuldigd met 2, dus
2 x 9 18. HlerbU 5 optellen: 18 5
23. Met 50 vermenigvuldigen 50 X 23
1150 HierbU den leeftUd optellen is
1161. HierbU van aftrekken: 1161 250
911.
HU is dus op den 9den van zekere
maand 11 jaar oud.
WIST JE DATT
i Weelde
Als er ooit een volk ter wereld ge
weest is, dat ln weelde en overdaad
heeft geleefd, dan zUn het zeker de oude
Romeinen geweest. Hun keizer Nero bU-
voorbeeld hield er niet minder dan dui
zend rUtulgen op na, die hU dikwUls
allemaal meenam, wanneer hU op reis
Ring.
ZUn muilezels hadden zilveren hoef-
Uzers aan en zUn bedienden waren met
goud overladen.
Het paleis bevatte overdekte sullen
gangen. die meer dan 1500 meter lang
waren en dit kasteel had tevens een
vestibule, zóó groot, dat er gemakkelUk
een standbeeld van hemzelf in kon staan
ter hoogte van 40 meter.
Poppea, de vrouw van Nero, bezat een
kudde van 500 ezelinnen te Rome en
elders, die dagelUks de melk voor baar
baden moest leveren.
Het lievelingspaard van een anderen
keizer, Caligula, was ondergebracht in
een marmeren stal, terwUl de trog van
ivoor was.
De heer van Vollenhoven echter had nu begrepen, dat hU wel verplicht
was Hubertus voor de redding van zUn nichtje te beloonen.
HU liet den Jongen edelman dus bU zich komen en zei:
„Zeg eens ventje, Je moogt een wensch doen en als ik in staat ben
die in vervulling te doen gaan, dan zal het werkelijk gebeuren."
„Goed," zei Hubortus, „maar weet u wel, wie lk ben?"
„Neen," zei de ridder, .maar ik denk een boerenjongen uit den omtrek."
„Dat zou u denken," antwoordde Hubertus, „ik ben de zoon van den
heer van Montfoort Ik vertrouw dat u woord zult houden en mUn vader
bevrUden, die in den kerker zucht,"
De heer van Vollenhoven was zeer verbaasd, maar hU had Hubertus
zUn woord gegeven en moest het dus houden.
Eenige oogenbllkken later had de ontmoeting plaats vap vader en
zoon en toen de heer van Montfoort hoorde, dat hU aanstonds vrU zou zUn.
brak hU ln snikken uit Toen hU een half uur later naar bulten trad en
het vrUe veld weer aanschouwde, was hU ten diepste ontroerd.
En nooit heeft de heer van Montfoort vergeten, dat hU dit aan zUn
zoon te danken had en toen de koning hoorde wat er gebeurd was, werd
Hubertus tot ridder geslagen.
EINDE