EEN UITS" KOSTTE I DE ZOON VAN DEN EDELMAN 9 \6 Van alles wat De moeilijke keus! MET PLAATJES VAN JOOPIE 0 lOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI BCD CD CD D Ct'CD BCD BCD CD 1CD CD fC3 B CD 01CD BCD O CD BCDlCDtCDi IOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOIOI 0 0 ■OBoaoioioaoBOBoaoEoaoioMoicDgoaogog loioioioioioioioaoioioioioaoaoioaoiioioaoi loaoioioioioioioioioaoioioioioioiof OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN park, waarin de zeldzaamste bloemen en planten bloeiden. Breede balkons grens den aan de kamers en zalen op de bo venverdiepingen en een pracht van bloemen slingerde zich om de spijlen van 't hekwerk. Harmsen stond met open mond dit fraaie paleis aan te gapen. Wat een heerlijk hoekje was die Riviera! „Dan moet Je er eens in komen, van avond bijv. na 't diner, dan zie je wer kelijk, wat je nooit hebt gezien, Harm- sen!" zoo zei een der beide heeren. „Een pracht van toiletten! Graven en gra vinnen, prinsen en prinsessen, gewezen Russische grootvorsten, schatrijke Ameri kanen! Dat moet je vooral zien! En dan die prachtige speelzalen, die roulet te-tafels, die koortsachtige oogen der spelers! Maarpropos, Harmsen, heb je wel eens zoo'n roulette gezien?" „Neen," antwoordde Harmsen, „ik heb in mijn leven wel wat anders te doen gehad, dan aan spelen te denken! Maar.... ik zou dat leven daar binnen vanavond toch wel eens willen zien!" .AfgesprokenWe gaan er na 't eten heen!" En om een uur of acht zien we onze Hollanders in een der zalen van 'het Casino, te midden der spelenden. De oudste, die hier goed thuis scheen te zijn, wees den beiden anderen allerlei merk waardigs en liet ten slotte ook eens zien, hoe dat roulette-spelletje wel ging. In een der zalen had hij eerst voor 500 francs fiches gekocht van 20 francs waarde; daarmee werd gespeeld. Hij wierp zoo'n fiche op den rooden kant der roulette-tafel (de andere kftnt is zwart), de roulette werd gedraaid, het kogeltje er in geworpen en tik, tik, tik, draaide het ding door de hokjes heen, tot het bleef liggen in no. 17, een rood nummer! De Hollander had gewonnen en liet zijn winst staan. Weer draaide het kogeltje en weer won rood. Nog eens liet hij alles als Inleg staan en won weer. Acht maal achter elkaar was de roode kleur winnaar en toen streek onze Hollander zijn geld op: de twintig francs waren aangegroeid tot 5120 francs! Verwonderd keek Harmsen dat spel aan en toen Willemsen (zoo heette de gelukkige winnaar) hem lachend zijn winst toonde, zei hij: „Wat? Meer dan 5000 francs ln enkele seconden verdiend! Dat moet Ik ook eens probeeren!" winnen. Maar.... zwart was het ook voor de derde maal. In een oogenblik was Harmsen zijn 500 francs kwijt en opgewonden en zenuwachtig spoedde hij zich weer naar het wisselkantoor om nieuwe fiches te halen: hij moest zijn geld terug hebben! Weer begon het spel; weer verloor de ongelukkige en nog geen uur nadat hij in het Casino gekomen was, was hij 200 kwijt l Nu eerst drong het tot hem door, wat er wel ge beurd was: 200 gulden wa ren weg, *n som geld, die hij pas in een half jaar van zijn salaris kon overhouden! En dat was hij in zoo'n kor ten tijd kwijt! En niets had hij er voor genoten! Hoe moest hij zijn hotelrekening betalen!? Hoe moest hij het eind van de maand halen? En vol berouw en met tranen in de oogen wendde hij zich tot Willemsen en klaagde dien zijn nood. Deze begreep den nood van zijn landgenoot en sprak: „Zie Harmsen; neem van mij die 200, die je verspeeld hebt, nu terug; ik schenk ze je. Maar zweer dan tegelijk bij je zelf, nooit meer te spe len! Bij mij komt het er niet op aan, want ik heb vrouw noch kinderen en een heel goede betrekking. Bo vendien kom ik hier gere geld eenige dagen in 't jaar om te spelen: nu eens win ik, dan weer verspeel ik; maar ik raad niemand aan, hier zijn geld te wagen." Daarna overhandigde hij Harmsen de 200 en liet dezen aan zijn gedachten over. Nu, Harmsen zwoer plechtig, dat hij niet meer zou spelen en was geluk kig, dat hij zijn geld weer terug had, waarmee hij zijn reis- en verblijfkosten moest dekken. Om een uur of elf ging Harmsen naar zijn hotel en droomde 's nachts van ge^ tallen, die je niet kunt uitspreken allemaal francs, die hij had verloren. En midden in den heerlijken sub-tropischen nacht was hij opgestaan, omdat hij zoo benauwd werd! Hij ging op het balkon, stak een sigaret op en keek over de stad. die daar in den rust: gen nacht lag te droomen. Stil was het in de straten; doch daar op den rand, waar het Casino lag, heerschte nog volop leven. Alle ramen van het prachtige gebouw waren nog verlicht en onophoudelijk gingen nog bezoekers in en uit. Hij meende ook nog de tonen der dansmuziek te hooren, die uit het groote gebouw opklonken. Zie, daar kwamen ook nog twee hee ren op het hotel toe. Scherp keek hij uit enJa het waren de beide Hollanders, die zijn geleiders geweest waren in 't Casino, duidelijk herkende hij nu de stem van den heer Willemsen. Die klonk vroolijk en blij! Hij had zeker geluk ge had dezen nacht en nieuwsgierig riep hij den heeren een groet toe en infor meerde, hoe het spel was afgeloopen. „Tachtig duizend francs heb ik gewon nen," werd er naar boven geroepen! „Geluk gehad dus!" „Tachtig duizend francs of achtdui zend gulden heeft de geluksvogel met niets doen verdiend!" zoo ging het door zijn gedachten. „Neen ik houd het niet uit! Zou ik nog eens probeeren? Ik heb toch al mijn geld nog! Wie weet, misschien is de fortuin me nu gunstig!" Harmsen verliet het balkon, kleedde zich aan en ging toen de stad weer innaar het Casino. Opgewonden kwam hij er aan. Juist sloeg de klok drie uur en nog honderden bezoekers zaten of liepen door de groote en nog honderden bezoekers zaten of liepen door de groote speelzalen Jarenlang had Jan Harmsen als boek houder op het kantoor in de groote fabriek zijner woonplaats gewerkt. Hij had het bedrijf zich zien ontwikkelen en altijd weer meer klerken en typisten werden door z'n patroon in dienst geno men, om den geweldigen vloed van cor respondentie te kunnen bedwingen, die als t ware het kantoor der firma wilde bestormen. Steeds drukker werden ook de werkzaamheden van Harmsen, die op alles een oogje moest houden en die op het kantoor de verantwoording had. In zijn jonge jaren kon hij best op tegen dien vloed van werk; ook als man van dertig, veertig jaar ging het nog heel goed; maar daarna begonnen de zorgen zóódanig op zijn rug te drukken, dat deze zich onwillekeurig kromde. Zijn zwarte haren werden peperkleurig en de dames en heeren op het kantoor zeiden zoo nu en dan tot elkaar: „Je kimt best zien, dat Harmsen een dagje ouder wordt" Hij voelde zich ziek Hij voelde het zelf ook wel; maar tel kens, als hij er aan dacht, schudde hij die gedachte met geweld van zich af en trachtte zichzelf te bemoedigen door aan heel iets anders te denken: aan zijn vrouw b.v., die weer zoo goed was opge knapt na haar zware ziekte. Dikwijls ook hielden zijn gedachten zich bezig met zijn jongens, die zoo goed leerden en die later zeker goede betrekkingen zouden krijgen, beter nog dan hun vader! En dan lachte Harmsen stil en vergat zijn zenuwachtigheid, zijn gejaagdheid, zijn hoofdpijnen en zijn krommen rug! Maar eens kwam hij op een morgen op het kantoor en was bleek over zijn geheele gezicht en bevenden zuchtend was hij gaan zitten op zijn hoogen stoel voor zijn lessenaar, vanwaar hij alles en allen op het kantoor kon overzien. Hij voelde zich ziek en zijn hart klopte, als of het zou springen. „Lieve hemel, wat zou ik nu hebben?" dacht de boekhou der. „Zou mijn uur van heengaan al ge komen zijn, terwijl ik nog zooveel kinda ren heb, die mij nog niet kunnen mis sen?" En weer wilde hij denken aan iets anders, aan wat prettigere; maar het gelukte ditmaal niet. Akelig voelde hij zich en iedere poging om te werken mislukte. Daar verscheen de eigenaar van de fabriek in het kantoor en zag 't zijn getrouwen boekhouder dadelijk aan, dat hij ziek was en sprak dezen vriende lijk aan: .Mijnheer Harmsen, ik zie, dat u zich niet wel gevoelt. Gaat u nu dadelijk naar huis en roep den dokter! Al zoo vaak heb ik u gezegd, dat u eens een poosje vacantie moest nemen; maar al tijd weigerde u, omdat het te druk was op t kantoor. Nu zult ge eenigen tijd vacantie nemen, hoor! Desnoods twee maanden! En niet eer komt u terug, vóór u volkomen hersteld bent." Toen liet mijnheer den auto voorko men en Harmsen stapte ln en reed naar huis. Even later verscheen de dokter, die den zieke eens flink onderzocht. „Het komt wel weer in orde, Harm sen," sprak die, „maar het zal een heel poosje duren! Deze week blijf Je te bed en dan.... ga je een maandje naar het Zuiden van Frankrijk met zijn heerlilk subtropisch klimaat. Dat zal je dan wel weer heelemaal opknappen." „Op rets! En dan zóó lang! En heel naar de Riviera?" riep Harmsen opge wonden. „Dat is onmogelijk! Dat kast me te veel! Nee, dokter, dat gaat beslist niet!" „Het moet," hield deze vol. „En wat moet, dat moet!".... En zoo zien we dan Harmsen op een goeden morgen naar het Centraal-Sta- tlon stappen en den trein pakken naar Parijs. Daar zou hij overnachten en den volgenden dag verder reizen naar Nizza. Alles ging goed en welgemoed stapte hij naar zijn hotel. Heerlijk scheen het zonnetje en in de tuinen der villa's bloeide een pracht van bloemen. „H°e js *t mogelijk!" riep Harmsen onwillekeurig uit. ,HÜ ons in Amsterdam giert de koude Oostenwind nog langs de grachten en doet de wandelaars dieper in hun kragen wegduiken! Geen bloempje waagt het nog, haar kopje uit de aarde te verheffen. En hier reeds zoo'n bloemenpracht I Reeds denzelfden middag besloot hij dan ook een flinke wandeling te doen in den omtrek der stad. HU keek zijn oogen uit bij al het schoons, dat hier te be wonderen viel. Hoe mooi was alles hier toch! Het was, alsof de vogeltjes hier lieflUker zongen dan in het vaderland!' Alsof de bloemen hier zoeter geurden en de vlinders schittender vleugels hadden! Wat een heerlük hoekje was die Ri viera! Eén ding ontbrak hem nog maar! Hoe graag had hij een vriend genad, die deelgenoot had kunnen zUn van al dat schoone! Maar.... dat ging nu eenmaal niet: al zUn vrienden en kennissen za ten nog in den mist in 't trieste Amster dam! Tegen het diner kwam hU in zUn hotel terug. Een menigte gasten zat in de lobby te genieten van 't heerlUke weer en dronk vóór 't eten een glaasje. Harmsen zocht ook een tafeltje op en bestelde een glaasje sherry. Nieuwsgierig keek hij om zich heen: allerlei talen hoorde hU spreken Fransch, Engelsch, Duitsch, Italiaansch, Spaansch en nog veel meer. De blonde Scandinaviër zat hier naast den donkeren Spanjaard! Wat een bonte mengeling van nationali teiten! „Zouden er ook Hollanders zUn?" dacht hij bij zichzelf. En zie alsof het spel sprak, traden een paar heeren bin nen, die druk Hollandsch boomden. Hoor ze hadden het over de prachtige natuur hier en over het wispelturige Hollandsche klimaat. Ze gingen aan een tafeltje zitten in zUn nabijheid en verga ten alles om zich heen. Druk redeneer den ze nu over koetjes en kalfjes en hadden het ook over Monte-Carlo, waar heen ze dezer dagen zouden vertrekken. Het schenen een paar aardige lui te zUn en Harmsen besloot om zich aan de beiden voor te stellen en kennis met hen te maken. De vreemdelingen vonden het leuk, hier nog een landgenoot aan te treffen en aanstonds was men de beste vrien den. Harmsen vertelde, waarom hU hier ge komen was en beide anderen zeiden, dat zU voor plezier op reis waren en dat ze overmorgen een paar daagjes naar Monte-Carlo zouden gaan. „Daar is het eerst mooi!" riepen beiden enthousiast uit! „En veel gezelliger dan hier!" En ze stelden Harmsen voor, met hen mee te gaan. En zóó overtuigend wisten ze te praten, dat Harmsen eindelijk toe zegde, dat hU mee zou gaan. Het was maar een klein stukje van Nizza naar Monte-Carlo; maar onbeschrijflUk schoon. De trein neemt hier als 't ware een aanloopje om een heuvel te besUj- gen, om ginds naar de vlakte af te dalen. En t uitzicht uit de coupé-raampjes was allerheerlijkst. Harmsen genoot volop, vooral nu hij vrienden had, aan wie hij zijn indrukken kon mededeelen. HU voelde zich al veel beter: die hart kloppingen waren lang niet zoo heftig mri: en die hoofdpUnen waren bUna ge heel verdwenen! „Monte-Carlo!" riep de conducteur en onze drie Hollanders stapten uit. Harmsen wist den weg niet, maar de beide anderen, die hier al meermalen geweest waren, kenden er elk hoekje en wisten vooral, dat het hotel „Bristol" een der beste hotels ter wereld was. Daar namen ze dus hun intrek en al spcedig maakten ze plannen voor den volgenden dag: wandelingen, autotocht jes, tramreisjes wisselden elkaar af. En de vreemdelingen hadden gelijk gehad: het was hier nog schooner dan in Nizza en druk vreeselUk! Van alle kanten trokken de vreemdelingen door 't stadje, bezochten café's, wandelden of maakten autotochtjes. Doch het glanspunt van het stadje, het Casino, waarin de we- reldberuchte speelbank is gevestigd, trok het meest de aandacht. Dat groote ge bouw, dat een keizerlUk palels had kun nen zUn, gelegen te midden van een En opgewonden ging hU naar den ingang der zaal en wisselde een bankbil jet van 50 Hollandsche guldens, waar voor hU 500 francs en later 25 fiches van 20 francs kreeg. Evenals Willemsen gedaan had, wierp ook hU 20 fr. op rood en wachtte een oogenblik tot het kogel tje tot rust kwam. Zwart won en de croupier haalde zUn 20 fr. weg. Toen wierp hU 40 fr. op rood en eenige oogen- blikken later was ook dat weg: weer had zwart gewonnen. Toen waagde hU 80 francs en hoopte van harte, dat hU zou speelzalen, allen vol aandacht voor het kogeltje in de roulette, dat onophoude lijk tikte en geluk of ongeluk bracht. Op den eersten den besten ieegen stoel viel Harmsen neer en zette vol begeerlUk- heid zUn geld; doch de fortuin bleef hem tegen: steeds weer verloor hU en toen hU om 5 uur de deur van 't Casino ach ter zich toewierp, hdd hU 400 ver speeld, alles wat hU bU zich had! Daar zat hU nu in het vreemde land, zonder cent op zak en moedeloos en met een afkeer van 't leven wierp hU zich gekleed te bed en weer kwamen die ake lige droomen hem plagen. Duivels meende hij te zien, overal waarheen hU zich wendde, duivels, die hem kwelden, hem uitschudden en hem berooid langs den weg lieten liggen. HU wilde schreeu wen, dochschrikte op eens wakker. Hoorde hU daar geen getik op zijn kamerdeur? Ja; weer werd er heftig geklopt en nu herkende hU ook de stem van Willemsen, die vroolijk riep: „Kom toch Harmsen, er uit, het is reeds bU elven! Kom, we gaan wat wandelen, slaper!" HU vermande zich en stond op. „Ik kom!" riep hU boos en maakte zUn klee- ren in orde en was een poosje later in de eetzaal, waar Willemsen met zijn vriend hem opwachtten. Dezen schrokken van zijn uiterlUk. Diep lagen die slaperige oogen in hun kassen en groote kringen had hU onder de oogleden. Zenuwachtig trokken zUn mondhoeken en zUn vingers bleven geen oogenblik stil, doch beefden en trokken onophoudelUk, als had hU hevige koort sen. Verwonderd keek Willemsen hem aan als wilde hU vragen, wat er in den loop van den nacht toch wel gebeurd kon zijn. Harmsen voelde die vragende oogen op zich gericht; maarhU waagde het niet tekst en uitleg te geven. In eten had hU geen trek, doch hU slurpte twee groote koppen zwarte koffie achter el kaar op. EindelUk sprak Willemsen: „Zeg Harmsen, ben je misschien van nacht nog naar t Casino gegaan, nadat ik te rug was gekomen?" Harmsen keek op en zag de vragende oogen scherp op hem gericht. Loochenen zou niet gebaat hebben, want het was, alsof die oogèn van Willemsen tot diep ln de ziel konden lezen. „Ja," bekende hU dan ook oprecht, zonder zUn kennis aan te zien. „En verloren?" examineerde deze ver der. „Ja!" was weer 't antwoord, „vierhon derd gulden! Alles ben ik kwijt, ik weet me geen uitweg meer. Ik had zelfs geen paar sou meer om mijn kop koffie te betalen!" Hoofdschuddend hoorde Willemsen het relaas van Harmsen aan en zei toen: „Zeg Harmsen; in den steek laten doe ik je niet, natuurlijk. Maar.... schenken doe ik je het geld ook niet meer. Anders zou er nog alle kans zUn, dat je voor den derden keer in 't Casino ging. Luis ter nu goed: ik zal je die 400 gulden zoo dadelijk geven; maar JU teekent een schuldbekentenis, waarin je me belooft, het geid in maandelUksche termUnen van 50 terug te betalen. Te beginnen zoo gauw je weer aan het werk bent." Dankbaar accepteerde natuurlUk Harmsen en kreeg het geld. Nog dienzelfden avond vertrok de heer Willemsen naar 't vaderland en Harm sen .ging naar Nizza terug om nooit meer een voet m dat vermaledUde speelhol Monte-Carlo te zetten. HU bleef zUn maand uit aan de Riviera en keerde toen werkelUk veel beter naar Amsterdam terug. Den bitteren bUsmaak van de reis hield hU echter nog maanden lang en telkens weer voelde hU dien dub bel, als hU op den eersten der maand zUn postwissel van vUftig gulden aan den heer Willemsen zond. „Zonde van het geld," mompelde hU dan, „ik kan het in mUn gezin zoo goed gebruiken!" Vooral de laatste maal ging het zeer moeilUk, het geld op te brengen, want ziekte in zUn gezin maakte groote onkos ten noodzakelUk. HU schreef een langen brief aan Wil lemsen en bedankte hem nogmaals voor zUn goedheid, „maar," zoo eindigde hU, „ik dank God. dat deze nare schuld af- behaald is! Nooit van mUn leven roulette meer, hoe lang ik ook mag le ven!" Willemsen lachte bU t ontvangen van dat briefje en..., schreef terug, dat hU Harmsen met dit besluit feliciteerde. TegelUk ook stuurde hU hem een chèque voor 't bedrag van 400, dat Harmsen zoo trouw, in acht keeren, opgezonden had. Zoo eindigde dit reisdrama nog goed voor Harmsen, die voortaan zUn belofte niet meer schond. GEDACHTEN LEZEN Het raden van getallen, die men in ge dachten genomen heeft, is dikwUls heel aardig; bU voorbeeld: I. Men vraagt iemand een getal in ge dachten te nemen Dit getal moet hU ver menigvuldigen met 4 en dan de uitkomst öeelen door 2 Het .dan verkregen getal met 5 vermenigvuldigen en deze uitkomst weer deelen door 10. Vervolgens 3 af trekken. Welk getal heeft hU nu? Nu kun je het getal dat in gedachten genomen is, vinden, door bU het getal dat hU u noemt, 3 op te tellen. BUv.: In gedachten is genomen 12. Vermenigvuldigen met 4 =48 Deelen door 2 =24 Vermenigvuldigen met 5 120 Laatst was Jantje's moeder jarig. Nu, dat was in huis een feest. Dagen lang was kleine Jantje O, zoo lief en zoet geweest. Want, dat wist hij, bi) Moes" jaardag Kwamen taartjes steeds te pas, En nu moet je weten dat hij, O, zoo dol op taartjes was! Eind'lijk was de dag gekomen, Kleine Jantje was verheugd, Niet alleen was Moesje jarig Ook de taartjes brachten vreugd! Moeder zei: „Jan jij mag kiezen. Zoek maar 't fijnste taartje uit!" Jantje voelde zich verlegen En wat zei de kleine guit? .Jdoet ik daar nu keus uit maken Uit die heele volle schaal? Moeder, 'k vind dat reuzen moeilijk, Want ik houd van allemaal!" Deelen door 10 =13 3 aftrekken 0 Genoemd wordt dus 9. Dan is 't gedachte getal 9 3 13. Neem een getal in gedachten. Vermenigvuldig het met 50. Tel b(J dia uitkomst 72 bU; trek er daarna 111 af; bU de rest tel Je weer 39 op. Deze uit komst deel Je door 5 en dan weer door 10. Welk getal heb je nu? Het getal dat dan genoemd wordt is dan ook het gedachte getal. BU voorbeeld: Men neemt in gedachten: 8. Vermenigv. met 50 409 Tel op 72 473 Trek af 111 361 Tel op 39 400 Deel door 5 =80 Deel door 10 8 Dit is ook het gedachte getal. III. LeeftUd en geboortedatum reden. Men vraagt in gedachte te nemen zUn verjaringsdatum. Vermenigvuldig deze met 2; tel er 5 bU óp; vermenigvuldig die uitkomst met 50; tel bU die uitkomst weer den leeftUd op en trek er dan weer 250 af. Nu vraagt men naar de uitkomst. Van het verkregen getal geven de eerste twee cUfers aan de rechterhand den leef tUd van dien persoon en de andere cUfers geven aan, op welken dag van een maand hU jarig is. BUvoorbeeld De persoon, wiens geboortedatum en leeftUd men zal raden, is 9 Februari jarig. Dus neemt hU ln gedachten 9. Dit wordt vermenigvuldigd met 2, dus 2 x 9 18. HlerbU 5 optellen: 18 5 23. Met 50 vermenigvuldigen 50 X 23 1150 HierbU den leeftUd optellen is 1161. HierbU van aftrekken: 1161 250 911. HU is dus op den 9den van zekere maand 11 jaar oud. WIST JE DATT i Weelde Als er ooit een volk ter wereld ge weest is, dat ln weelde en overdaad heeft geleefd, dan zUn het zeker de oude Romeinen geweest. Hun keizer Nero bU- voorbeeld hield er niet minder dan dui zend rUtulgen op na, die hU dikwUls allemaal meenam, wanneer hU op reis Ring. ZUn muilezels hadden zilveren hoef- Uzers aan en zUn bedienden waren met goud overladen. Het paleis bevatte overdekte sullen gangen. die meer dan 1500 meter lang waren en dit kasteel had tevens een vestibule, zóó groot, dat er gemakkelUk een standbeeld van hemzelf in kon staan ter hoogte van 40 meter. Poppea, de vrouw van Nero, bezat een kudde van 500 ezelinnen te Rome en elders, die dagelUks de melk voor baar baden moest leveren. Het lievelingspaard van een anderen keizer, Caligula, was ondergebracht in een marmeren stal, terwUl de trog van ivoor was. De heer van Vollenhoven echter had nu begrepen, dat hU wel verplicht was Hubertus voor de redding van zUn nichtje te beloonen. HU liet den Jongen edelman dus bU zich komen en zei: „Zeg eens ventje, Je moogt een wensch doen en als ik in staat ben die in vervulling te doen gaan, dan zal het werkelijk gebeuren." „Goed," zei Hubortus, „maar weet u wel, wie lk ben?" „Neen," zei de ridder, .maar ik denk een boerenjongen uit den omtrek." „Dat zou u denken," antwoordde Hubertus, „ik ben de zoon van den heer van Montfoort Ik vertrouw dat u woord zult houden en mUn vader bevrUden, die in den kerker zucht," De heer van Vollenhoven was zeer verbaasd, maar hU had Hubertus zUn woord gegeven en moest het dus houden. Eenige oogenbllkken later had de ontmoeting plaats vap vader en zoon en toen de heer van Montfoort hoorde, dat hU aanstonds vrU zou zUn. brak hU ln snikken uit Toen hU een half uur later naar bulten trad en het vrUe veld weer aanschouwde, was hU ten diepste ontroerd. En nooit heeft de heer van Montfoort vergeten, dat hU dit aan zUn zoon te danken had en toen de koning hoorde wat er gebeurd was, werd Hubertus tot ridder geslagen. EINDE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10