i Voor de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN HET WERKTIJDENBESLUIT EN DE WINKELSLUITINGSWET Landelijke bijeenkomst Ned. i?. K. Middenstandsbond te Utrecht Een resolutie tegen art. 6 der Winkelsluitingswet BINNENLANDSCH NIEUWS Vereeniging „Het Grondbezit" Oneerbare Vrouwenmode De „Vegetarier" Congres 1931 van den R. K. Middenstandsbond Het Nederl. Roode Kruis Mr. J. Limburg Winkelsluitingswet LANDBOUW EN VEETEELT De Internationale Landbouwbank De Ned. R. K. Middenstandsbond heeft gistermiddag te Utrecht in een drukbezochte buitengewone landelijke vergadering door eeh drietal sprekers de vraagstukken, die zich voordoen naar aanleiding van het Werktijdenbesluit en de Winkelsluitingswet laten belichten. In het bijzonder wijdden zij echter hun aandacht aan het streven van de bedienden-organisaties om in verband met art. 6 fan laatstgenoemde wet, gemeente lijke verordeningen te verkrijgen, waarbij bepaald zou worden, dat de winkels een na middag in de week gesloten moeten zijn. Na een begroetingswoord van den leider der Utrechtsche afdeeling, den heer C. C. van 't Hul'maar, heeft de voorzitter van het hoofdbestuur, de heer C. J. G. Struycken, een korte rede ter opening gehouden, waarin hij o.a. zei, dat deze bijeenkomst geen pro testvergadering was, doch slechts ten doel had in den lande duidelijk te laten zien, welk het standpunt van den R. K. Midden standsbond is. Verder verwelkomde de voor zitter o.a. vertegenwoordigers van den Kon. Ned. Middenstandsbond, de K. v. K. te Den Haag, de Ned. Middenstandsbank en de Christ. Middenstandsbank en den Christ. Middenstandsbond. Rede P. J. M. van Tetering De heer P. J. M. van Tetering, lid van het Hoofdbestuur van den Ned. R.K. Midden standsbond, voorzitter van de R.K. Midden- standsvereeniging en secretaris van de Mid denstands-Centrale te Haarlem, sprak over: „Wat er in Haarlem gebeurd is". Herinnerende aan het prae-advies van den heer C. J. Kuiper voor het congres van den Ned. R.K. Middenstandsbond, enkele jaren geleden in Tilburg gehouden, volgens welk prae-advies tusschen de 50 en 60 pet. van het aantal werknemers in ons vaderland hun brood verdienen in middenstandszaken en bedrijven, vroeg spr. of het verwondering zou kunnen wekken, dat de 3 Nationale Or ganisaties van Kantoorbedienden er tot nu toe zoo goed als niet in geslaagd zijn de winkelpersoneelen te bewegen tot haar Bon den toe te treden. En al kan spr. hier veilig uitschakelen den Alg. Bond van Kantoorbedienden, omdat al len veel te goed weten, dat de personeelen zoo goed als over de heele linie nog niet „rood geïnfecteerd" zijn, dan zou toch het probleem blijven bestaan voor de Kath. en de Chr. Bonden. Is de verklaring verre te zoeken? vraagt spreker. Geenszins! Voor een deel ligt het hieraan, dat de winkelpersoneelen hoofdza kelijk bestaan uit jeugdige personen, in wie de organisatiegeest nog niet zóó vaardig is en waarvan zéér velen hun werkkring als een voorbij gaanden beschouwen; voor een ander deel, omdat de personeelen nog niet staan onder die z.g. „organisatie-pressie" en „organieatie-dwang", als waaraan de werk nemers in de fabrieken en grootbedrijven zijn blootgesteld. Maar, voor het grootste deel is deze wei nige organisatie-zin te zoeken in het wezen lijk feit, dat ook het Kamerlid Kuiper in zijn prae-advies constateerde, n.l. dat er nog altijd in de Middenstandsbedrijven een in- altijc tieme en hartelijke verstandhouding bestaat, tusichen werkgevers én werknemers, waar door organisatienoodzaak, zooal niet buiten gesloten, dan toch zeer verslapt werd. Hoe het ook zij, spr. kan zich best be grijpen, dat de Kantoorbediendenorganisa ties, welke haar leden hoofdzakelijk recru- teeren uit den kantoorbediendenstand, welke dat intieme en dat hartelijke, vooral op fa brieken en werkplaatsen, hoe langer hoe meer verliezen gaat, pogen óók de winkel personeelen onder hare schutse te brengen. Spr. heeft er niets op tegen, omdat hij zelf het recht van vereenigen opeischt en alzoo. uit rechtvaardigheidsoverwegingen, ditzelfde recht allerminst wil ontzeggen aan de per soneelen. Bovendien is er voor de Kath. Midden standers nog wat anders en wat hooger staat en wat voor hen richtsnoer is: dat is de wensch van het Doorluchtig Episcopaat, dat men de R.K. oragnisatie der werknemers zal erkennen, niet alleen, doch ook haar bloei zal bevorderen. Moge de R.K. Werknemersorganisatie het mogelijk maken dezen wensch van heeler harte te kunnen opvolgen! roept spr. uit. Wat een heerlijk perspectief werd voor de Kantoorbediendenorganisaties geopend om haar ledentallen uit te breiden bij de in voering van het Winkelwerktijdenbesluit. Wanneer de organisaties van werkgevers en werknemers broederlijk bijeen waren ge komen om de belangen der winkelbedrijven te bespreken en deze te dienen, dier bedrij ven, waarvan ten slotte toch beide catego rieën moeten leven, dan had men gezamen lijk kunnen overleggen in hoeverre conces sies zouden kunnen worden gedaan en dan hadden de Kantoorbediendenorganisaties ongetwijfeld het volle vertrouwen van de Middenstanders gekregen en dan waren zij er wél bij gevaren. Maar, wat heeft helaas de praktijk ge leerd? Persoonlijk heeft spr. alle besprekingen ie Haarlem meegemaakt, doch hij moet eer lijk verklaren, dat het hem niet is mogen gelukken tijdens die besprekingen eenig ver schil van mentaliteit te ontdekken tusschen den rooden, den Christel, en den Kath. Bond. Zij waren alle drie volmaakt het zelfde. Spr. aarzelt niet hun acties als geheel tactloos te bestempelen. Zonder eenige rekening te houden met de bedrijfs belangen, hebben hare leiders de werkgevers voor afzienbaren tijd kopschuw gemaakt te genover deze organisaties; zij hebben boven dien de vele, goede elementen der personee len van zich afgestooten, welke wel degelijk met de bedrijfsbelangen wenschen rekening te houden en ten slotte hebben zij door het stellen van onvervulbare eischen aan billijke wenschen, welke wel ingewilligd zouden kunnen worden, den nekslag toegebracht. Spr. gaf dan een chronologische opsom ming van hetgeen te Haarlem gebeurd is, om te besluiten als volgt: Weldra komt nu in den Haarlemschefl Raad de Middagsluitingsverordening en dat zij aangenomen zal worden, staat als een paal boven water. Trouwens, er is geen en kele gemeente in ons vaderland, welke zoo veel cassatieberoepen en procedures aanhan gig maakt als Haarlem. De Middenstandscentrale zal daarna, na tuurlijk, met behulp der 3 Nationale Bonden, aan de Kroon verzoeken nietigverklaring dezer verordening, wijl zij geheel indruischt tegen geest en bedoeling van art. 6 der Win kelsluitingswet. Haarlem is hoogst dankbaar voor deze vergadering, mede voor de propaganda, welke er voor gemaakt is. Immers, hierdoor wordt aan de actie, aan de zelfverdediging grootere kracht bijgezet. De Ned. R. K. Middenstandsbond geeft hierdoor blijken paraat te zijn, wanneer het er om gaat te strijden voor de groote Middenstands- belangen. Wanneer de Kroon straks, wat allen vast hopen en vertrouwen, deze fatale verorde ning zal nietig verklaren, dan is thans deze kwestie wederom van de baan, doch dan zal als een donkere schaduw bijblijven het kleine en onsympathieke gedoe der Kan toorbediendenorganisaties, welke niet de personeelen herbergden, en wellicht daar door zich vreemd en vijandig toonen ten opzichte van de bedrijfsbelangen, welke toch mede de belangen zijn van de per soneelen. Dit alles wetend, zal in de verhouding tusschen patroons en personeelen, al heeft men dit ook getracht, hoe ook de beslissing uitvalle, geen wijziging worden gebracht. Immers, de winkelpersoneelen hebben we zenlijk en waarachtig buiten deze onrecht vaardige actie gestaan. In dit opzicht kan ook de Kath. organisa tie van Kantoorbedienden gerust zijn. Rede R. J. A. van Gemert Hierna werd het woord gevoerd door den heer R. J. A. van Gemert, voorzitter der R. K. Middenstandsvereeniging en lid van de Kamer van Koophandel te Helmond, en wel over „Werktijdenbesluit, middagsluiting en de praktijk van het winkelbedrijf". Niets was dezen spreker liever dan overleg te plegen met de bediendenorganisaties, mits haar actie niet indruischt tegen de bedoeling van het artikel, dat op de middagsluiting betrekking heeft. De memorie van antwoord heeft die bedoeling zoo duidelijk mogelijk gemaakt. Spr. zei, dat in de meeste bedrijven de middag voor den verkoop de belangrijkste tijd is, en in het bijzonder van drie tot zes uur. De ochtenduren hebben voor het mee- rendeel der winkels weinig waarde. Daarom kan men ook eigenlijk niet van een werkdag en een werkweek spreken. Spr. betwijfelde het, of men wel het algemeen belang dient, door het publiek te dwingen alleen des mor gens inkoopen te doen. Wat zal er ook van het stadsvertier in den middag overblijven? Wat wordt er niet gedaan, om aan in dustrie en landbouw tegemoet te komen! Maar aan het heil van den winkelier wordt ook in deze moeilijke tijden niet gedacht. De middenstand is een der voornaamste standen, heeft dus recht, vooral in deze tij den van socialisme en communisme, op steun en bescherming. Hij wordt echter als een „quantité négligeable" beschouwd. Spr. hoopte, dat de Kroon moge verhinde ren, dat er verordeningen, die strijdig zijn met de belangen van den middenstand, wor den ingevoerd. Gelukkig heeft de minister van een juist inzicht blijk gegeven in de be- teekenis van art. 6 en ook zijn er verschil lende Katholieke Kamerleden, die het met de middenstandsorganisaties eens zijn. De hervormingen moeten langs den weg der evolutie tot stand komen en geen schade be rokkenen aan de bedrijven. Mr. Van Hcllenberg Hnbar over de historisch-juridische be tee kenis van Art. 6 der Winkelslui tingswet. Mr. van Hellenberg Hubar begon met er op te wijzen, dat wetgeving voor den midden stand maar zeer zelden voorkomt en dat het Werktijdenbesluit voor Winkels veelal tot verwildering tusschen personeel en winke liers geleid heeft, en zei, zich te zullen be palen tot het beschouwen van de historisch- juridische zijde van het vraagstuk en tot het uitleggen van artikel 6 der Winkelslui tingswet. Allereerst ging spr. de wordingsgeschie denis der Winkelsluitingswet na, dateerend ongeveer 30 jaar geleden, welke wet uit sluitend, na het totstandkomen van de Ar beidswet 1919 en het Werktijdenbesluit voor Winkels, het beperken van de arbeidsge legenheid voor de winkeliers kon beoogen, hetgeen spr. met eenige citaten uit verslagen van den Middenstandsraad en rapporten, o.a. van de Staatscommissie 1904, aan toonde. In het wetsontwerp der Staatscommissie kwam een stuk publiekrechtelijke bedrijfs organisatie voor, waar het referendum werd geëischt voor verder gaan dan de wettelijke normen. Spreker stelde in 't licht, dat de gemeenteraad eerst dan zou mogen be slissen,, wanneer minstens twee derden van de winkeliers voor regeling, hier verkorting van den tijd, dat winkels geopend mogen zijn, zich zou uitspreken. Later heeft men dit stelsel wegens grondwettelijke bezwaren laten varen, doch heeft men in de komende Winkelsluitingswet de Koninklijke goed keuring van het Raadsbesluit in de plaats gesteld als een waarborg tegen handelen in strijd met de winkeliersbelangen. Langs indirecten weg is dus het zelfbeschikkings recht der winkeliers behouden gebleven, hetgeen voor een juiste interpretatie van art. 6 van groote beteekenis is. Artikel 6 der wet is speciaal in het be lang der winkeliers gemaakt, wat vooral ge bleken is bij de behandeling van de Win kelsluitingswet in de Tweede Kamer. Het artikel maakt mogelijk het in het leven roepen van verordeningen, tegemoetkomen de aan de bezwaren, welke voor de winke liers kunnen voortvloeien uit de verplichting om aan hun personeel krachtens de Arbeids wet een vrijen halven dag per week te ge ven. Aldus zal slechts dan een verordening door den Gemeenteraad in het leven geroe pen kunnen en mogen worden, wanneer het winkeliersbelang dit vraagt. De vraag, of en zoo ja welke middagslui ting moet worden ingevoerd, moet dus aller eerst door de winkeliers zelf beantwoord worden; daarna eerst kan de gemeenteraad een verordening in deze vaststellen. Spr. betreurde het, dat de winkelbedien denorganisaties de Winkelsluitingswet als een soort Arbeidswet hebben beschouwd en op grond van art. 6 der Winkelsluitingswet hebben gevraagd om een bij gemeenteveror dening vastgestelden sluitingsmiddag voor winkels. Deze verwarring van twee verwante, doch op zichzelf geheel verschillende materies is de oorzaak van den nu ontstanen strijd. Tenslotte zette spr. zijn persoonlijk stand punt uiteen, waarin hij zeide, dat zoo over leg tusschen winkeliers en bedienden geen resultaat oplevert, de bedienden de hulp van den wetgever kunnen inroepen. Echter mag z.i. dan niet artikel 6 der Winkelsluitingswet te baat worden genomen, want dit regelt een geheel andere materie, maar moet de ar beidstijd der bedienden in de Arbeidswet eventueel zóó geregeld worden, dat langs dien weg een vrije middag verkregen wordt. Spr. ziet de noodzakelijkheid daarvan ech ter nog niet in. Na eenige discussie werd de volgende re solutie aangenomen: Resolutie De buitengewone landelijke vergadering, belegd door den Ned. R. K. Middenstands bond op Maandag 20 April 1931, In Hotel l'Europe, Utrecht, overwegende, dat de organisaties van win kelbedienden ijveren voor een vrijen middag voor het winkelpersoneel; dat deze organisaties bij verschillende ge meentebesturen met klem aandringen om gebruik te maken van art. 6 der Winkelslui tingswet, ten einde bij verordening een mid dagsluiting voor winkels verplichtend te stel len, zelfs tegen den uitdrukkelijken wensch der winkeliers; dat zulks in strijd is met de strekking en juiste toepassing van art. 6 welke eischen, dat een gemeenteraad eerst dan een middag- sluiting voorschrijft, wanneer het winkeliers- belang zulks vordert, althans zich er niet tegen verzet; overwegende immers, dat de Winkelslui tingswet niets regelt en niets behoort te re gelen omtrent den arbeidstijd der winkelbe dienden, doch slechts het belang van den winkelier op het oog heeft; dat meer bijzonder Art. 6 uitsluitend be doelt tegemoet te komen aan mogelijke be zwaren voor de winkeliers aan de toepassing van het werktijdenbesluit verbonden; spreekt als haar oordeel uit: dat het op den weg ligt van den R. K. Middenstand en zijne organisaties, om waar zulks gewenscht wordt zooveel mogelijk tege moet te komen aan het verlangen der be dienden naar een vrijen middag; dat het eveneens op den weg ligt van den R. K. Middenstand en zijn organisaties om, waar zulks mogelijk is, mede te werken aan de totstandkoming van in vrije overeenstem ming gesloten collectieve contracten tot toe kenning van een vrijen midag, en eventueel aan de totstandkoming van een middagslui ting bij verordening; dat echter een Gemeenteraad eerst dan behoort over te gaan tot het maken van een verordening als bedoeld in Art. 6 der Win kelsluitingswet, indien gebleken is, dat het winkeliersbelang zulks vordert, althans zich daartegen niet verzet, dringt er bij de Gemeentebesturen op aan geen verordening, als bedoeld in Art. 6 der Winkelsluitingswet vast te stellen, zoolang niet de organisaties van winkeliers daarmee accoord gaan. Algemeene vergadering te Utrecht In het Jaarbeursrestaurant te Utrecht, hield de Vereeniging „Het Grondbezit" een algemeene ledenvergadering onder leiding van den heer S. J. Baron van Tuyll van Se- rooskerken van Heeze en Leende. Voor het periodiek beschikbaar stellen van hun mandaat waren dit jaar aan de beurt de heeren S. J. Baron van Tuyll van Seroos- kerken van Heeze en Leende, en Jhr. Mr. J. Smits van Oyen te Eindhoven. Beide heeren werden herkozen. In de bestaande vacatures worden gekozen de heeren Mr. J. C. A. Everwijn te Noordwfjk en Jhr. Mr. G. Michiels van Kessenich te Roermond. Daar het nuttig voorkomt het bestuur aan te vullen uit de nog niet ver tegenwoordigde Prov. Groningen, wordt de heer Mr. J. H. Geertsema te Haren (Gr.) gekozen. Voorts zal de rentmeesterskamer, ex officio in het bestuur vertegenwoordigd zijn; tot bestuurslid werd gekozen de voor zitter dier Kamer, de heer Mr. H. J. van Lulofs Umbgrove te Vorden. In verband met de aanneming van het voorstel tot aanvulling van het huishoudelijk reglement, was het noodig een bestuurslid tot Raadsman voor Algemeene Zaken aan te wijzen, waartoe de heer J. S. van Braam uit Rijswijk tot nu toe secretaris-penningmees ter, werd benoemd. De voorzitter drukt de aanwezigen op het hart hoe belangrijk het is om als grondeige naren samen te werken voor het behoud van hun rechten, die al meer in het gedrang ko men, tengevolge van reeds tot stand geko men wetten, die in den loop van den tijd waarschijnlijk nog door andere gevolgd zul len worden. Het schijnt, aldus de voorzitter, alsof in de laatste jaren de aandacht van den wetgever vooral op het private grondeigendomsreeht in Nederland gericht is. De Wegenwet werd aangenomen en de Pachtwetten in de 2e Kamer met een groote meerderheid naar de le Kamer gezonden. In de afgeloopen maand werd de wijziging Woningwet in de 2e Kamer aangenomen en deelde de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mede, dat een vooront werp Natuurbeschermingswet gereed ligt. Bij al die wetten is het private eigen domsrecht betrokken en dikwerf in niet ge ringe mate afbrekend. De onrust welke art, I en 4 v. d. Wegen- wet onder de grondeigenaren teweegbracht, is o.L een opperbest bewijs, dat er onder hen gerechte twijfel heerscht omtrent een billijke en eerlijke behandeling van den grondeigenaar door den tegenw. wetgever. Spr. ging hierna de behandeling der Pachtwetten na, waarvan de urgentie daar van nóch door de Staatscommissie, nóch door de Regeering of volksvertegenwoordi ging werd aangetoond en hoopte dan ook, dat de Eerste Kamer de z.i. funeste uitwer king van deze wetten zal inzien. Ten slotte, gaf spr. een korte beschouwing over het ontwerp „Natuurbeschermingswet." Het is nog niet bekend hoe gehandeld zal worden t. a. v. de beslaglegging door den Staat op private gronden welke hiermede onvermijdelijk gepaard gaat en t. a. v. event, vergoedingen. Volgens spr. voert dit alles tot een on rechtmatige aantasting van het grondbezit. Hierna volgde sluiting der vergadering. Herderlijk schrijven van Z. H. Exc. Mgr. den Aartsbisschop In de kerken in het Aarstbisdom is eergis teren van den preekstoel een herderlijk schrijven voorgelezen van Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht, betreffende de oneerbare vrouwenmode. Na den inhoud van de instructie van de H. Congregatie van het Concilie over de oneerbare vrouwenmode, het vorig jaar Januari uitgevaardigd, van welken inhoud we reeds eerder melding hebben gemaakt, ter kennis van de geloovigen te hebben ge bracht, schrijft Z. H. Exc. het volgende: „B. G., de door de Congregatie van het Concilie genomen besluiten en gegeven voor schriften laten aan duidelijkheid niets te wenschen over. De vrouwen en meisjes zijn nogmaals in opdracht van den Opperherder der Kerk, met allen nadruk gewezen op de zware verplichtingen om zich eerbaar te kleeden. De Paus roept de priesters, de ouders, allen die hun plaats innemen, en allen die leiding geven aan vrouwen en meisjes op tot den geestelijken strijd tegen de verlok king en de zinnelijke prikkeling, die gegeven wordt door de onzedige mode. Aan onzedige mode werken mede de mannen, als zij hunne vrouwen of dochters die mode aanprijzen of goedkeurend of oogluikend toestaan; maar de mannen Ik ben vast overtuigd van het nut van vegetarisme. Eenigen tijd mocht ik mij zelfs tot hen rekenen, die vleesch noch visch ge bruiken en ik heb de eetgelegenheden be zocht, waar de dames en heeren vegetariërs zich te goed deden aan boonen en boonen en nog eens boonen. Een dezer dagen zat ik in een restaurant in het West-End, toen een heer aan mijn tafeltje plaats nam. Het brood werd oorzaak van eenige toe nadering tusschen ons. Ik zag, dat hij vaag rondkeek, als of hij iets zocht. „Mag ik u misschien het brood even aan reiken?" vroeg ik. „Dit brood liever niet," sprak hij zachtjes. „Is er geen bruin brood?" „Houdt u niet van wittebrood?" vroeg ik en dadelijk begreep ik, dat dit een onvoor zichtige vraag was. „Wittebrood!" riep hij verontwaardigd uit. „Dat is buitengewoon slecht voor de ge zondheid. Het verteert absoluut niet en is de oorzaak van veel ziekten." Ik kon niet nalaten hem te vertellen, dat ik mijn heele leven nooit anders dan wit brood had gegeten en dat ik mij er steeds goed bij gevonden had. „Dat is wel mogelijk", hernam mijn tafel genoot, „maar u weet nooit, wat u nog over komen kan." Ik was daar heelemaal niet benieuwd naar en liet het onderwerp dus liever maar rusten. Ili vervolgde mijn diner. Een prachtige tong werd opgediend, waarop ik met welge vallen mijn blik liet rusten. Terwijl ik dit overheerlijke gerecht savoureerde, moest ik onwillekeurig denken aan het laatste gezegde van mijn overbuurman, waarop ik het ant woord nog steeds schuldig was gebleven. Terwijl hij met echt of gefingeerd enthou siasme zijn boonen Verorberde want daar uit bestond zijn maaltijd zei ik: „In elk geval is visch toch een gezond voedsel." Het was of een donkere wolk zich eensklaps boven onze hoofden samenpakte. De man keek nijdig van zijn eten op. „Dacht u dat werkelijk?" vroeg hij. „Iedereen weet dit," antwoordde ik, vast besloten op mijn stuk te blijven staan. „Visch is goed voor de hersenen." „Kunt u dat bewijzén?" Zijn toon was op het kantje van onbe schoft, toen hij vervolgde: „Hebt u er wel eens over nagedacht of het ook goed is voor de visch?" Teneinde een lange discussie over dit on derwerp te vermijden, vroeg ik op den man af: „U wilt toch niet zeggen, dat u het jammer vindt van de visch?" Hij glimlachte flauwtjes, misschien wel droevig. Zoo vond ik hem werkelijk wat min der antipathiek. „Ik zou wel een overgevoelig mensch moe ten zijn, als ik eenige sympathie kon gevoelen voor uw visch," gaf hij dadelijk toe. „U moet mijn gezegde niet letterlijk opvatten, het is uw theorie, die mij leed doet. Voelt u het verschil?" Ik gaf toe, dat ik volkomen begreep, wat hij bedoelde en aan de uitdrukking van zijn gezicht kon ik zien, dat ik thans in zijn ach ting gestegen was. „U bedoelt." zei ik, „dat men niet alleen een visch, maar zelfs bloemkool kan eten, zonder in tranen uit te barsten. U weet na tuurlijk. dat wetenschappelijk is aangetoond, dat een bloemkool, die geplukt wordt, stuip trekkingen vertoont?" „Juist", antwoordde hij. „Dat bedoel ik. Het is zelfs best mogelijk, dat een boon ook iets dergelijks ondervindt, wanneer hij door den mensch uit haar natuurlijken staat wordt gehaald." De kellner bracht mij nu een schotel vleesch. Dit werkte pas goed zijn woede op. „Vleesch!", stoof hij op. „Dat is het ergste van alles! Hebt u wel eens een wagen vol koeien naar het abattoir zien brengen?" „Spaar me asjeblieft!" riep ik uit. „Weet u wel, dat vleesch vergift voor het lichaam is? Omdat we tanden en kiezen heb ben, is dat nog heelemaal geen reden, om ze ook te gebruiken. We hebben ook een blinde darm; gebruikt u dien ook?" „Doktoren zullen u weten te zeggen, waar die goed voor is," antwoordde ik. Hij sloeg geen acht op mijn opmerking en vervolgde „U hebt er geen idee van, hoeveel schade U uzelf bezorgt door het eten van vleesch!" „Hebt u er zelf eenig idee van?" vroeg ik. Hij schrok van mijn vraag en ik ging voort: „Eens was ik zelf vegetariër; ik hield het een half jaar vol. Hoe lang bent u het?" HÜ werd plotseling verlegen en stamelde: „Sinds gisteren." Den volgenden dag dineerden we weer sa men maar ik heb op mijn woord van eer moeten beloven niet te verklappen, wat we gegeten hebben. dit mogen de vrouwen ernstig bedenken worden ook het slachtoffer van de schaam- telooze of onbetamelijke mode, welke de sluimerende hartstochten prikkelt en ont ketent. De vrouw welke die mode volgt, beseffe, dat zij zich zelf zedelijk verlaagt en in min dere of meerdere mate nadert tot de vrouw, die zij zelf veracht. Onvergeeflijk dwaze en ijdele moeders passen die mode toe op haar onschuldige kinderen en schijnen te vergeten, dat het kind geleidelijk zijn natuurlijke zedigheid en schaamte verliest. De moeder zelf ver zwaart aldus den strijd des levens van haar bloed-eigen kind. De wijze, vaderlijke Leeraar der volkeren, de Paus, noemde voor de zedige kleeding der vrouw noch den vorm, noch de snit, noch de hoogte, noch de lengte, maar Hij verwees naar de wet, die niet wisselt met de grillen eener willekeurige mode, doch ge grift is door den Oppersten Wetgever in de harten der menschen en door de overtreding bij Adam en Eva het gevoel van schaamte wakker riep, toen zij, hunne naaktheid voelend, zich trachtten te verbergen voor het alziend oog van hun Schepper en door Hem geroepen ter verantwoording, deze zochten te bedekken. Welk is dan die zedige kleeding, die niet met centimeters kan worden afgemeten? B. G. Die kleeding kent iedere vrouw. Die zedige kleeding kent de oneerbare, de wulpsche, de schaamtelooze, die niet- zedige vrouw, maar zij stoort zich opzette lijk niet aan die snit en afmeting, en kleedt zich uitdagend, opzichtelijk, grof of verfijnd verleidelijk. Maar de eerbare en zedige vrouw voelt die zedelijkheidsmaten fijn aan en kleedt zich naar goede zeden met edele vrouweneer. Alle Katholieke vrouwenden onder haar vooral die vrouwen, naar wie men opziet, moeten den moed hebben een voorbeeld te geven. Zij moeten die mode der wereld dur ven trotseeren en zich kleeden zedig, gelijk het christenvrouwen betaamt. Hare zedigheid in de kleeding zij bekend niet alleen in de Kerk en op straat, in na middag-bijeenkomsten maar ook bij avond gelegenheden. Of wordt het bijv. in de hoogere kringen der maatschappij gerekend tot de onmoge lijkheden bij avondfeesten zich te onttrek ken aan de aldaar veelal gangbare mode en missen zij den christelijken moed om als zij daar moeten aanwezig zijn te ver schijnen in eene onberispelijke kleedij in plaats van, laat ons zacht zeggen, in een gewaagd avondtoilet? Zou niet fier uitgesproken en betoonde moed tal van zwakkere zusters bevestigen en versterken? Katholieke vroüwen met roomsche zedig heid gekleed des morgens en zeer wereldsch, niet-zedig des avonds! Dat vloekt toch, dat verwekt ergernis.... en ofschoon men de tegenstrijdigheid van den avond met dien morgen zelf voelt, mist men den moed zijner katholieke opinie en laat men zich met andere slavihnen der mode meesleuren. Op christenvrouwen van alle standen, op met moed tegen de tyrannieke heerscheres „de Mode", die strijd voert tegen de meest stralende deugd van uw geslacht, tegen die deugd, die u siert met adel en gratie, tegen die deugd, die uwe schoonste kleedij en uw schitterendsten tooi uitmaakt. En, Katholieke vrouwen, als gij van zedigheid in kleeding het voorbeeld geeft, draagt dan zorg, dat uwe kleeding geen smakelooze bestrijding zij. Uwe zedige kleeding zij proper, ordelijk, hygiënisch, smaakvol, vol gratie volgens uw stand; dan zal uw voorbeeld doel treffen. Ouders, u willen wij nog bijzonder waar schuwen, u zelf en uwe kinderen en onder- hoorigen, waarschuwen in de vacantiedagen voor het leven, dat op de meest brutaalonbe- schaamde wijze zich ontwikkelt aan de oevers van rivieren en meren en niet het minst aan de stranden der zee. B. G. Neemt al deze ernstige vermaningen met een gewillig hart aan, ook wanneer het u offers zal kosten om ze op te volgen. Nu de onchristelijke onbeschaamdheid veld wint en ook doordringt onder de chris tenen, en velen allengskens meegaan met de dwaalbegrippen eener zeden-verwilde rende en schaamte-doodende mode, moeten de Christelijke denkbeelden van eerbaar heid en zedigheid door woord en voorbeeld krachtig worden verspreid, zelfs onder Christenen, onder wie het niet noodig moest zijn zoo iets te behandelen. B. G. Bewaart de onschuld van uw Doop sel onbesmet onder den schutsmantel der zedigheid en versterkt haar door dagelijksch gebed en het veelvuldig gebruik der H.H. Sacramenten, vooral der H. Communie, het Brood der sterken, den Wijn, die maagden teelt. Wat de kinderkleeding op de scholen be treft, schrijven Wij, om de zedigheid uwer kinderen te beveiligen, het volgende voor: lo. De meisjes moeten lange kousen dragen en rokken, die, als de meisjes gezeten zijn, tot over de knieën reiken, terwijl jurken zonder mouwen verboden zijn; 2o. De jongens mogen korte kousen aan hebben, de pantalons moeten aangesloten om de knieën gedragen minstens tot de knieën reiken. De pracadviseurs. Voor het van 8 tot en met 10 September te Venlo te houden 9e congres van den Ned. R. K. Middenstandsbond zullen als praead- viseurs optreden de heeren mr. P. B. M. Wobbe te Den Haag over „Wettelijke pen sioensverzekering voor kleine zelfstandigen"; J. G. van Neerven. te Eindhoven over: „De beteekenis der moderne bedrijfsleer voor middenstands-ondernemingen" en mr. P. J. H. Bach te Den Haag over: „Publiekrechte lijke bedrijfsordening". Onderscheidingen. Gisteren werd ten overstaan van het da gelijksch bestuur van het Nederlandsche Roode Kruis door Z. K. H. den Prins der Nederlanden, als voorzitter, het Kruis van Verdienste uitgereikt aan H. K. H. Prinses Juliana. Verder werden verleend: a. het Kruis van Verdienste aan generaal- majoor dr. J. C. Diehl, mr. dr. A. P. N. Kooien, luitenant-generaal P. J. Munnek- rede, Henry de Jongh, mevr. C. C. A. Petit- Goede, W. A. van der Scheer, C. Ringeling, W. van Haselen, H. de Bordes. J. Beintema» C. J. C. Kettler, ir. H. A. IngenHousz; b. de medaille van verdiensten, in zilverv aan: mevr. HracekKnappert, C. van Oos- terhoudt (bij bevordering), P. G. M. Roo- laart (bij bevordering), P. Bosch, J. D. de Wilde, W. P. de Bruyn, mej. M. B. Hakens, H. Dijkhof; c. de medaille van verdiensten, in brons, aan: B. Cruyff, N. J. Velseboer, P. J. van den Ouden en J. C. Gout. Een onderscheiding Gisterochtend ontving minister Reymer in zijn kabinet mr. J. Limburg ten einde deze mededeeling te doen, dat het de Koningin behaagd heeft hem te bevorderen tot groot-officier in de orde van Oranje- Nassau als erkenning van zijn verdiensten als voorzitter van de ontbonden Staatscom missie inzake den aanleg van een verbeter den scheepvaartweg van Amsterdam naar den Boven-Rijn. Het tjjdstip der inwerkingtreding nog niet bepaald Naar aanleiding van de dezer dagen in de pers verschenen mededeeling, dat binnen kort een Koninklijk Besluit zou zijn te ver wachten, waarin zou worden bekend ge maakt, dat de Winkelsluitingswet op 1 Juli ajs. in werking zal treden, vernemen wij van bevoegde zijde, dat omtrent het tijd stip van inwerkingtreding dier wet nog geenerlei beslissing is genomen. De Agrarische Commissie van de Europee- sche commissie heeft gisteren een aanvang gemaakt met de algemeene gedachtenwisse- ling over het plan tot stichting van een Internationale Landbouwbank. De voorzitter van de delegatie van de Bankcommissie van den Volkenbond, die het plan heeft ontworpen, de heer Ter Meulen (Nederland) stipuleerde verschillende détails en onderstreepte het plan om het spaarkapi taal van de Europeesche landen te dirigee- ren. De leeningen zullen door de bank slechts tegen eerste hypotheek op langen of middel matig langen termijn verstrekt worden. Bij het verstrekken van leeningen zullen uit sluitend commercleele oogmerken den door slag geven. De Raad van Beheer komt onder controle van den Volkenbond te staan. Doof voorschotten van de banken zal een vrij groote reserve worden gekweekt om de Bank in staat te stellen haar werkzaamheid aan te vangen. De Bank zal het recht hebben obligaties uit te geven tot een tienvoud van het 10 millioen Dollar bedragende aandeelen kapitaal. Indien de kapitaalmarkt voor deze aandeelen kan worden gewonnen, is men voornemens het aandeelenkapitaal tot 50 millioen en de uitgifte van obligaties tot 500 millioen Dollar te verhoogen. m 295. Wim van den muur in een boom geklommen, Weldra een flinken boomtak vond, Waaraan nu die brutale jongen, Het touw van den hengel bond. „Zoo, nu zit je hier veilig," zei hij, ,,'k Hoop, dat jij nog heel veel vangt, Geen kans, dat jij nu in het water duikelt, Je altijd aan een touwtje hangt." 296. Men bracht de gasten naar de stallen Van Ibn Rachid, den groot-vizier. Het was een stoeterij van prachtige paarden, Pim bewonderde menig dier, Hun huid glansde als mooie zijde, Trotsch was hun houding en hun gang. Toen men Pim op een paard wilde zetten, Was hij heelemaal niet bang.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10