i
Voor de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
HET WERKTIJDENBESLUIT EN DE
WINKELSLUITINGSWET
Landelijke bijeenkomst Ned. i?. K. Middenstandsbond te Utrecht
Een resolutie tegen art. 6 der Winkelsluitingswet
BINNENLANDSCH NIEUWS
Vereeniging „Het Grondbezit"
Oneerbare Vrouwenmode
De „Vegetarier"
Congres 1931 van den
R. K. Middenstandsbond
Het Nederl. Roode Kruis
Mr. J. Limburg
Winkelsluitingswet
LANDBOUW EN VEETEELT
De Internationale Landbouwbank
De Ned. R. K. Middenstandsbond heeft
gistermiddag te Utrecht in een drukbezochte
buitengewone landelijke vergadering door
eeh drietal sprekers de vraagstukken, die
zich voordoen naar aanleiding van het
Werktijdenbesluit en de Winkelsluitingswet
laten belichten. In het bijzonder wijdden zij
echter hun aandacht aan het streven van de
bedienden-organisaties om in verband met
art. 6 fan laatstgenoemde wet, gemeente
lijke verordeningen te verkrijgen, waarbij
bepaald zou worden, dat de winkels een na
middag in de week gesloten moeten zijn.
Na een begroetingswoord van den leider
der Utrechtsche afdeeling, den heer C. C.
van 't Hul'maar, heeft de voorzitter van het
hoofdbestuur, de heer C. J. G. Struycken,
een korte rede ter opening gehouden, waarin
hij o.a. zei, dat deze bijeenkomst geen pro
testvergadering was, doch slechts ten doel
had in den lande duidelijk te laten zien,
welk het standpunt van den R. K. Midden
standsbond is. Verder verwelkomde de voor
zitter o.a. vertegenwoordigers van den Kon.
Ned. Middenstandsbond, de K. v. K. te Den
Haag, de Ned. Middenstandsbank en de
Christ. Middenstandsbank en den Christ.
Middenstandsbond.
Rede P. J. M. van Tetering
De heer P. J. M. van Tetering, lid van het
Hoofdbestuur van den Ned. R.K. Midden
standsbond, voorzitter van de R.K. Midden-
standsvereeniging en secretaris van de Mid
denstands-Centrale te Haarlem, sprak over:
„Wat er in Haarlem gebeurd is".
Herinnerende aan het prae-advies van den
heer C. J. Kuiper voor het congres van den
Ned. R.K. Middenstandsbond, enkele jaren
geleden in Tilburg gehouden, volgens welk
prae-advies tusschen de 50 en 60 pet. van het
aantal werknemers in ons vaderland hun
brood verdienen in middenstandszaken en
bedrijven, vroeg spr. of het verwondering
zou kunnen wekken, dat de 3 Nationale Or
ganisaties van Kantoorbedienden er tot nu
toe zoo goed als niet in geslaagd zijn de
winkelpersoneelen te bewegen tot haar Bon
den toe te treden.
En al kan spr. hier veilig uitschakelen den
Alg. Bond van Kantoorbedienden, omdat al
len veel te goed weten, dat de personeelen
zoo goed als over de heele linie nog niet
„rood geïnfecteerd" zijn, dan zou toch het
probleem blijven bestaan voor de Kath. en
de Chr. Bonden.
Is de verklaring verre te zoeken? vraagt
spreker. Geenszins! Voor een deel ligt het
hieraan, dat de winkelpersoneelen hoofdza
kelijk bestaan uit jeugdige personen, in wie
de organisatiegeest nog niet zóó vaardig is
en waarvan zéér velen hun werkkring als
een voorbij gaanden beschouwen; voor een
ander deel, omdat de personeelen nog niet
staan onder die z.g. „organisatie-pressie" en
„organieatie-dwang", als waaraan de werk
nemers in de fabrieken en grootbedrijven
zijn blootgesteld.
Maar, voor het grootste deel is deze wei
nige organisatie-zin te zoeken in het wezen
lijk feit, dat ook het Kamerlid Kuiper in
zijn prae-advies constateerde, n.l. dat er nog
altijd in de Middenstandsbedrijven een in-
altijc
tieme en hartelijke verstandhouding bestaat,
tusichen werkgevers én werknemers, waar
door organisatienoodzaak, zooal niet buiten
gesloten, dan toch zeer verslapt werd.
Hoe het ook zij, spr. kan zich best be
grijpen, dat de Kantoorbediendenorganisa
ties, welke haar leden hoofdzakelijk recru-
teeren uit den kantoorbediendenstand, welke
dat intieme en dat hartelijke, vooral op fa
brieken en werkplaatsen, hoe langer hoe
meer verliezen gaat, pogen óók de winkel
personeelen onder hare schutse te brengen.
Spr. heeft er niets op tegen, omdat hij zelf
het recht van vereenigen opeischt en alzoo.
uit rechtvaardigheidsoverwegingen, ditzelfde
recht allerminst wil ontzeggen aan de per
soneelen.
Bovendien is er voor de Kath. Midden
standers nog wat anders en wat hooger
staat en wat voor hen richtsnoer is: dat is
de wensch van het Doorluchtig Episcopaat,
dat men de R.K. oragnisatie der werknemers
zal erkennen, niet alleen, doch ook haar
bloei zal bevorderen.
Moge de R.K. Werknemersorganisatie het
mogelijk maken dezen wensch van heeler
harte te kunnen opvolgen! roept spr. uit.
Wat een heerlijk perspectief werd voor de
Kantoorbediendenorganisaties geopend om
haar ledentallen uit te breiden bij de in
voering van het Winkelwerktijdenbesluit.
Wanneer de organisaties van werkgevers
en werknemers broederlijk bijeen waren ge
komen om de belangen der winkelbedrijven
te bespreken en deze te dienen, dier bedrij
ven, waarvan ten slotte toch beide catego
rieën moeten leven, dan had men gezamen
lijk kunnen overleggen in hoeverre conces
sies zouden kunnen worden gedaan en dan
hadden de Kantoorbediendenorganisaties
ongetwijfeld het volle vertrouwen van de
Middenstanders gekregen en dan waren zij
er wél bij gevaren.
Maar, wat heeft helaas de praktijk ge
leerd?
Persoonlijk heeft spr. alle besprekingen ie
Haarlem meegemaakt, doch hij moet eer
lijk verklaren, dat het hem niet is mogen
gelukken tijdens die besprekingen eenig ver
schil van mentaliteit te ontdekken tusschen
den rooden, den Christel, en den Kath.
Bond. Zij waren alle drie volmaakt het
zelfde. Spr. aarzelt niet hun acties als
geheel tactloos te bestempelen. Zonder
eenige rekening te houden met de bedrijfs
belangen, hebben hare leiders de werkgevers
voor afzienbaren tijd kopschuw gemaakt te
genover deze organisaties; zij hebben boven
dien de vele, goede elementen der personee
len van zich afgestooten, welke wel degelijk
met de bedrijfsbelangen wenschen rekening
te houden en ten slotte hebben zij door het
stellen van onvervulbare eischen aan billijke
wenschen, welke wel ingewilligd zouden
kunnen worden, den nekslag toegebracht.
Spr. gaf dan een chronologische opsom
ming van hetgeen te Haarlem gebeurd is,
om te besluiten als volgt:
Weldra komt nu in den Haarlemschefl
Raad de Middagsluitingsverordening en dat
zij aangenomen zal worden, staat als een
paal boven water. Trouwens, er is geen en
kele gemeente in ons vaderland, welke zoo
veel cassatieberoepen en procedures aanhan
gig maakt als Haarlem.
De Middenstandscentrale zal daarna, na
tuurlijk, met behulp der 3 Nationale Bonden,
aan de Kroon verzoeken nietigverklaring
dezer verordening, wijl zij geheel indruischt
tegen geest en bedoeling van art. 6 der Win
kelsluitingswet.
Haarlem is hoogst dankbaar voor deze
vergadering, mede voor de propaganda,
welke er voor gemaakt is. Immers, hierdoor
wordt aan de actie, aan de zelfverdediging
grootere kracht bijgezet. De Ned. R. K.
Middenstandsbond geeft hierdoor blijken
paraat te zijn, wanneer het er om gaat te
strijden voor de groote Middenstands-
belangen.
Wanneer de Kroon straks, wat allen vast
hopen en vertrouwen, deze fatale verorde
ning zal nietig verklaren, dan is thans deze
kwestie wederom van de baan, doch dan zal
als een donkere schaduw bijblijven het
kleine en onsympathieke gedoe der Kan
toorbediendenorganisaties, welke niet de
personeelen herbergden, en wellicht daar
door zich vreemd en vijandig toonen ten
opzichte van de bedrijfsbelangen, welke
toch mede de belangen zijn van de per
soneelen.
Dit alles wetend, zal in de verhouding
tusschen patroons en personeelen, al heeft
men dit ook getracht, hoe ook de beslissing
uitvalle, geen wijziging worden gebracht.
Immers, de winkelpersoneelen hebben we
zenlijk en waarachtig buiten deze onrecht
vaardige actie gestaan.
In dit opzicht kan ook de Kath. organisa
tie van Kantoorbedienden gerust zijn.
Rede R. J. A. van Gemert
Hierna werd het woord gevoerd door den
heer R. J. A. van Gemert, voorzitter der
R. K. Middenstandsvereeniging en lid van
de Kamer van Koophandel te Helmond, en
wel over „Werktijdenbesluit, middagsluiting
en de praktijk van het winkelbedrijf".
Niets was dezen spreker liever dan overleg
te plegen met de bediendenorganisaties, mits
haar actie niet indruischt tegen de bedoeling
van het artikel, dat op de middagsluiting
betrekking heeft. De memorie van antwoord
heeft die bedoeling zoo duidelijk mogelijk
gemaakt. Spr. zei, dat in de meeste bedrijven
de middag voor den verkoop de belangrijkste
tijd is, en in het bijzonder van drie tot zes
uur. De ochtenduren hebben voor het mee-
rendeel der winkels weinig waarde. Daarom
kan men ook eigenlijk niet van een werkdag
en een werkweek spreken. Spr. betwijfelde
het, of men wel het algemeen belang dient,
door het publiek te dwingen alleen des mor
gens inkoopen te doen. Wat zal er ook van
het stadsvertier in den middag overblijven?
Wat wordt er niet gedaan, om aan in
dustrie en landbouw tegemoet te komen!
Maar aan het heil van den winkelier wordt
ook in deze moeilijke tijden niet gedacht.
De middenstand is een der voornaamste
standen, heeft dus recht, vooral in deze tij
den van socialisme en communisme, op
steun en bescherming. Hij wordt echter als
een „quantité négligeable" beschouwd.
Spr. hoopte, dat de Kroon moge verhinde
ren, dat er verordeningen, die strijdig zijn
met de belangen van den middenstand, wor
den ingevoerd. Gelukkig heeft de minister
van een juist inzicht blijk gegeven in de be-
teekenis van art. 6 en ook zijn er verschil
lende Katholieke Kamerleden, die het met
de middenstandsorganisaties eens zijn. De
hervormingen moeten langs den weg der
evolutie tot stand komen en geen schade be
rokkenen aan de bedrijven.
Mr. Van Hcllenberg Hnbar over
de historisch-juridische be tee
kenis van Art. 6 der Winkelslui
tingswet.
Mr. van Hellenberg Hubar begon met er
op te wijzen, dat wetgeving voor den midden
stand maar zeer zelden voorkomt en dat het
Werktijdenbesluit voor Winkels veelal tot
verwildering tusschen personeel en winke
liers geleid heeft, en zei, zich te zullen be
palen tot het beschouwen van de historisch-
juridische zijde van het vraagstuk en tot
het uitleggen van artikel 6 der Winkelslui
tingswet.
Allereerst ging spr. de wordingsgeschie
denis der Winkelsluitingswet na, dateerend
ongeveer 30 jaar geleden, welke wet uit
sluitend, na het totstandkomen van de Ar
beidswet 1919 en het Werktijdenbesluit voor
Winkels, het beperken van de arbeidsge
legenheid voor de winkeliers kon beoogen,
hetgeen spr. met eenige citaten uit verslagen
van den Middenstandsraad en rapporten,
o.a. van de Staatscommissie 1904, aan
toonde.
In het wetsontwerp der Staatscommissie
kwam een stuk publiekrechtelijke bedrijfs
organisatie voor, waar het referendum werd
geëischt voor verder gaan dan de wettelijke
normen. Spreker stelde in 't licht, dat de
gemeenteraad eerst dan zou mogen be
slissen,, wanneer minstens twee derden van
de winkeliers voor regeling, hier verkorting
van den tijd, dat winkels geopend mogen
zijn, zich zou uitspreken. Later heeft men
dit stelsel wegens grondwettelijke bezwaren
laten varen, doch heeft men in de komende
Winkelsluitingswet de Koninklijke goed
keuring van het Raadsbesluit in de plaats
gesteld als een waarborg tegen handelen in
strijd met de winkeliersbelangen. Langs
indirecten weg is dus het zelfbeschikkings
recht der winkeliers behouden gebleven,
hetgeen voor een juiste interpretatie van
art. 6 van groote beteekenis is.
Artikel 6 der wet is speciaal in het be
lang der winkeliers gemaakt, wat vooral ge
bleken is bij de behandeling van de Win
kelsluitingswet in de Tweede Kamer. Het
artikel maakt mogelijk het in het leven
roepen van verordeningen, tegemoetkomen
de aan de bezwaren, welke voor de winke
liers kunnen voortvloeien uit de verplichting
om aan hun personeel krachtens de Arbeids
wet een vrijen halven dag per week te ge
ven. Aldus zal slechts dan een verordening
door den Gemeenteraad in het leven geroe
pen kunnen en mogen worden, wanneer het
winkeliersbelang dit vraagt.
De vraag, of en zoo ja welke middagslui
ting moet worden ingevoerd, moet dus aller
eerst door de winkeliers zelf beantwoord
worden; daarna eerst kan de gemeenteraad
een verordening in deze vaststellen.
Spr. betreurde het, dat de winkelbedien
denorganisaties de Winkelsluitingswet als
een soort Arbeidswet hebben beschouwd en
op grond van art. 6 der Winkelsluitingswet
hebben gevraagd om een bij gemeenteveror
dening vastgestelden sluitingsmiddag voor
winkels.
Deze verwarring van twee verwante, doch
op zichzelf geheel verschillende materies is
de oorzaak van den nu ontstanen strijd.
Tenslotte zette spr. zijn persoonlijk stand
punt uiteen, waarin hij zeide, dat zoo over
leg tusschen winkeliers en bedienden geen
resultaat oplevert, de bedienden de hulp van
den wetgever kunnen inroepen. Echter mag
z.i. dan niet artikel 6 der Winkelsluitingswet
te baat worden genomen, want dit regelt een
geheel andere materie, maar moet de ar
beidstijd der bedienden in de Arbeidswet
eventueel zóó geregeld worden, dat langs
dien weg een vrije middag verkregen wordt.
Spr. ziet de noodzakelijkheid daarvan ech
ter nog niet in.
Na eenige discussie werd de volgende re
solutie aangenomen:
Resolutie
De buitengewone landelijke vergadering,
belegd door den Ned. R. K. Middenstands
bond op Maandag 20 April 1931, In Hotel
l'Europe, Utrecht,
overwegende, dat de organisaties van win
kelbedienden ijveren voor een vrijen middag
voor het winkelpersoneel;
dat deze organisaties bij verschillende ge
meentebesturen met klem aandringen om
gebruik te maken van art. 6 der Winkelslui
tingswet, ten einde bij verordening een mid
dagsluiting voor winkels verplichtend te stel
len, zelfs tegen den uitdrukkelijken wensch
der winkeliers;
dat zulks in strijd is met de strekking en
juiste toepassing van art. 6 welke eischen,
dat een gemeenteraad eerst dan een middag-
sluiting voorschrijft, wanneer het winkeliers-
belang zulks vordert, althans zich er niet
tegen verzet;
overwegende immers, dat de Winkelslui
tingswet niets regelt en niets behoort te re
gelen omtrent den arbeidstijd der winkelbe
dienden, doch slechts het belang van den
winkelier op het oog heeft;
dat meer bijzonder Art. 6 uitsluitend be
doelt tegemoet te komen aan mogelijke be
zwaren voor de winkeliers aan de toepassing
van het werktijdenbesluit verbonden;
spreekt als haar oordeel uit:
dat het op den weg ligt van den R. K.
Middenstand en zijne organisaties, om waar
zulks gewenscht wordt zooveel mogelijk tege
moet te komen aan het verlangen der be
dienden naar een vrijen middag;
dat het eveneens op den weg ligt van den
R. K. Middenstand en zijn organisaties om,
waar zulks mogelijk is, mede te werken aan
de totstandkoming van in vrije overeenstem
ming gesloten collectieve contracten tot toe
kenning van een vrijen midag, en eventueel
aan de totstandkoming van een middagslui
ting bij verordening;
dat echter een Gemeenteraad eerst dan
behoort over te gaan tot het maken van een
verordening als bedoeld in Art. 6 der Win
kelsluitingswet, indien gebleken is, dat het
winkeliersbelang zulks vordert, althans zich
daartegen niet verzet,
dringt er bij de Gemeentebesturen op aan
geen verordening, als bedoeld in Art. 6 der
Winkelsluitingswet vast te stellen, zoolang
niet de organisaties van winkeliers daarmee
accoord gaan.
Algemeene vergadering te Utrecht
In het Jaarbeursrestaurant te Utrecht,
hield de Vereeniging „Het Grondbezit" een
algemeene ledenvergadering onder leiding
van den heer S. J. Baron van Tuyll van Se-
rooskerken van Heeze en Leende.
Voor het periodiek beschikbaar stellen van
hun mandaat waren dit jaar aan de beurt
de heeren S. J. Baron van Tuyll van Seroos-
kerken van Heeze en Leende, en Jhr. Mr. J.
Smits van Oyen te Eindhoven.
Beide heeren werden herkozen.
In de bestaande vacatures worden gekozen
de heeren Mr. J. C. A. Everwijn te Noordwfjk
en Jhr. Mr. G. Michiels van Kessenich te
Roermond. Daar het nuttig voorkomt het
bestuur aan te vullen uit de nog niet ver
tegenwoordigde Prov. Groningen, wordt de
heer Mr. J. H. Geertsema te Haren (Gr.)
gekozen. Voorts zal de rentmeesterskamer,
ex officio in het bestuur vertegenwoordigd
zijn; tot bestuurslid werd gekozen de voor
zitter dier Kamer, de heer Mr. H. J. van
Lulofs Umbgrove te Vorden.
In verband met de aanneming van het
voorstel tot aanvulling van het huishoudelijk
reglement, was het noodig een bestuurslid
tot Raadsman voor Algemeene Zaken aan te
wijzen, waartoe de heer J. S. van Braam uit
Rijswijk tot nu toe secretaris-penningmees
ter, werd benoemd.
De voorzitter drukt de aanwezigen op het
hart hoe belangrijk het is om als grondeige
naren samen te werken voor het behoud van
hun rechten, die al meer in het gedrang ko
men, tengevolge van reeds tot stand geko
men wetten, die in den loop van den tijd
waarschijnlijk nog door andere gevolgd zul
len worden.
Het schijnt, aldus de voorzitter, alsof in de
laatste jaren de aandacht van den wetgever
vooral op het private grondeigendomsreeht
in Nederland gericht is.
De Wegenwet werd aangenomen en de
Pachtwetten in de 2e Kamer met een groote
meerderheid naar de le Kamer gezonden.
In de afgeloopen maand werd de wijziging
Woningwet in de 2e Kamer aangenomen en
deelde de Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen mede, dat een vooront
werp Natuurbeschermingswet gereed ligt.
Bij al die wetten is het private eigen
domsrecht betrokken en dikwerf in niet ge
ringe mate afbrekend.
De onrust welke art, I en 4 v. d. Wegen-
wet onder de grondeigenaren teweegbracht,
is o.L een opperbest bewijs, dat er onder
hen gerechte twijfel heerscht omtrent een
billijke en eerlijke behandeling van den
grondeigenaar door den tegenw. wetgever.
Spr. ging hierna de behandeling der
Pachtwetten na, waarvan de urgentie daar
van nóch door de Staatscommissie, nóch
door de Regeering of volksvertegenwoordi
ging werd aangetoond en hoopte dan ook,
dat de Eerste Kamer de z.i. funeste uitwer
king van deze wetten zal inzien.
Ten slotte, gaf spr. een korte beschouwing
over het ontwerp „Natuurbeschermingswet."
Het is nog niet bekend hoe gehandeld zal
worden t. a. v. de beslaglegging door den
Staat op private gronden welke hiermede
onvermijdelijk gepaard gaat en t. a. v. event,
vergoedingen.
Volgens spr. voert dit alles tot een on
rechtmatige aantasting van het grondbezit.
Hierna volgde sluiting der vergadering.
Herderlijk schrijven van Z. H. Exc. Mgr. den
Aartsbisschop
In de kerken in het Aarstbisdom is eergis
teren van den preekstoel een herderlijk
schrijven voorgelezen van Z. H. Exc. Mgr.
J. H. G. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht,
betreffende de oneerbare vrouwenmode.
Na den inhoud van de instructie van de
H. Congregatie van het Concilie over de
oneerbare vrouwenmode, het vorig jaar
Januari uitgevaardigd, van welken inhoud
we reeds eerder melding hebben gemaakt, ter
kennis van de geloovigen te hebben ge
bracht, schrijft Z. H. Exc. het volgende:
„B. G., de door de Congregatie van het
Concilie genomen besluiten en gegeven voor
schriften laten aan duidelijkheid niets te
wenschen over. De vrouwen en meisjes zijn
nogmaals in opdracht van den Opperherder
der Kerk, met allen nadruk gewezen op de
zware verplichtingen om zich eerbaar te
kleeden.
De Paus roept de priesters, de ouders,
allen die hun plaats innemen, en allen die
leiding geven aan vrouwen en meisjes op
tot den geestelijken strijd tegen de verlok
king en de zinnelijke prikkeling, die gegeven
wordt door de onzedige mode.
Aan onzedige mode werken mede de
mannen, als zij hunne vrouwen of dochters
die mode aanprijzen of goedkeurend of
oogluikend toestaan; maar de mannen
Ik ben vast overtuigd van het nut van
vegetarisme. Eenigen tijd mocht ik mij zelfs
tot hen rekenen, die vleesch noch visch ge
bruiken en ik heb de eetgelegenheden be
zocht, waar de dames en heeren vegetariërs
zich te goed deden aan boonen en boonen
en nog eens boonen.
Een dezer dagen zat ik in een restaurant
in het West-End, toen een heer aan mijn
tafeltje plaats nam.
Het brood werd oorzaak van eenige toe
nadering tusschen ons. Ik zag, dat hij vaag
rondkeek, als of hij iets zocht.
„Mag ik u misschien het brood even aan
reiken?" vroeg ik.
„Dit brood liever niet," sprak hij zachtjes.
„Is er geen bruin brood?"
„Houdt u niet van wittebrood?" vroeg ik
en dadelijk begreep ik, dat dit een onvoor
zichtige vraag was.
„Wittebrood!" riep hij verontwaardigd uit.
„Dat is buitengewoon slecht voor de ge
zondheid. Het verteert absoluut niet en is
de oorzaak van veel ziekten."
Ik kon niet nalaten hem te vertellen, dat
ik mijn heele leven nooit anders dan wit
brood had gegeten en dat ik mij er steeds
goed bij gevonden had.
„Dat is wel mogelijk", hernam mijn tafel
genoot, „maar u weet nooit, wat u nog over
komen kan."
Ik was daar heelemaal niet benieuwd naar
en liet het onderwerp dus liever maar
rusten.
Ili vervolgde mijn diner. Een prachtige
tong werd opgediend, waarop ik met welge
vallen mijn blik liet rusten. Terwijl ik dit
overheerlijke gerecht savoureerde, moest ik
onwillekeurig denken aan het laatste gezegde
van mijn overbuurman, waarop ik het ant
woord nog steeds schuldig was gebleven.
Terwijl hij met echt of gefingeerd enthou
siasme zijn boonen Verorberde want daar
uit bestond zijn maaltijd zei ik:
„In elk geval is visch toch een gezond
voedsel."
Het was of een donkere wolk zich eensklaps
boven onze hoofden samenpakte. De man
keek nijdig van zijn eten op.
„Dacht u dat werkelijk?" vroeg hij.
„Iedereen weet dit," antwoordde ik, vast
besloten op mijn stuk te blijven staan. „Visch
is goed voor de hersenen."
„Kunt u dat bewijzén?"
Zijn toon was op het kantje van onbe
schoft, toen hij vervolgde: „Hebt u er wel
eens over nagedacht of het ook goed is voor
de visch?"
Teneinde een lange discussie over dit on
derwerp te vermijden, vroeg ik op den man
af:
„U wilt toch niet zeggen, dat u het jammer
vindt van de visch?"
Hij glimlachte flauwtjes, misschien wel
droevig. Zoo vond ik hem werkelijk wat min
der antipathiek.
„Ik zou wel een overgevoelig mensch moe
ten zijn, als ik eenige sympathie kon gevoelen
voor uw visch," gaf hij dadelijk toe. „U moet
mijn gezegde niet letterlijk opvatten, het is
uw theorie, die mij leed doet. Voelt u het
verschil?"
Ik gaf toe, dat ik volkomen begreep, wat
hij bedoelde en aan de uitdrukking van zijn
gezicht kon ik zien, dat ik thans in zijn ach
ting gestegen was.
„U bedoelt." zei ik, „dat men niet alleen
een visch, maar zelfs bloemkool kan eten,
zonder in tranen uit te barsten. U weet na
tuurlijk. dat wetenschappelijk is aangetoond,
dat een bloemkool, die geplukt wordt, stuip
trekkingen vertoont?"
„Juist", antwoordde hij. „Dat bedoel ik.
Het is zelfs best mogelijk, dat een boon ook
iets dergelijks ondervindt, wanneer hij door
den mensch uit haar natuurlijken staat
wordt gehaald."
De kellner bracht mij nu een schotel
vleesch.
Dit werkte pas goed zijn woede op.
„Vleesch!", stoof hij op. „Dat is het ergste
van alles! Hebt u wel eens een wagen vol
koeien naar het abattoir zien brengen?"
„Spaar me asjeblieft!" riep ik uit.
„Weet u wel, dat vleesch vergift voor het
lichaam is? Omdat we tanden en kiezen heb
ben, is dat nog heelemaal geen reden, om ze
ook te gebruiken. We hebben ook een blinde
darm; gebruikt u dien ook?"
„Doktoren zullen u weten te zeggen, waar
die goed voor is," antwoordde ik.
Hij sloeg geen acht op mijn opmerking en
vervolgde
„U hebt er geen idee van, hoeveel schade
U uzelf bezorgt door het eten van vleesch!"
„Hebt u er zelf eenig idee van?" vroeg ik.
Hij schrok van mijn vraag en ik ging voort:
„Eens was ik zelf vegetariër; ik hield het
een half jaar vol. Hoe lang bent u het?"
HÜ werd plotseling verlegen en stamelde:
„Sinds gisteren."
Den volgenden dag dineerden we weer sa
men maar ik heb op mijn woord van eer
moeten beloven niet te verklappen, wat we
gegeten hebben.
dit mogen de vrouwen ernstig bedenken
worden ook het slachtoffer van de schaam-
telooze of onbetamelijke mode, welke de
sluimerende hartstochten prikkelt en ont
ketent.
De vrouw welke die mode volgt, beseffe,
dat zij zich zelf zedelijk verlaagt en in min
dere of meerdere mate nadert tot de vrouw,
die zij zelf veracht.
Onvergeeflijk dwaze en ijdele moeders
passen die mode toe op haar onschuldige
kinderen en schijnen te vergeten, dat het
kind geleidelijk zijn natuurlijke zedigheid
en schaamte verliest. De moeder zelf ver
zwaart aldus den strijd des levens van haar
bloed-eigen kind.
De wijze, vaderlijke Leeraar der volkeren,
de Paus, noemde voor de zedige kleeding
der vrouw noch den vorm, noch de snit,
noch de hoogte, noch de lengte, maar Hij
verwees naar de wet, die niet wisselt met
de grillen eener willekeurige mode, doch ge
grift is door den Oppersten Wetgever in de
harten der menschen en door de overtreding
bij Adam en Eva het gevoel van schaamte
wakker riep, toen zij, hunne naaktheid
voelend, zich trachtten te verbergen voor
het alziend oog van hun Schepper en door
Hem geroepen ter verantwoording, deze
zochten te bedekken.
Welk is dan die zedige kleeding, die niet
met centimeters kan worden afgemeten?
B. G. Die kleeding kent iedere vrouw.
Die zedige kleeding kent de oneerbare,
de wulpsche, de schaamtelooze, die niet-
zedige vrouw, maar zij stoort zich opzette
lijk niet aan die snit en afmeting, en kleedt
zich uitdagend, opzichtelijk, grof of verfijnd
verleidelijk. Maar de eerbare en zedige
vrouw voelt die zedelijkheidsmaten fijn aan
en kleedt zich naar goede zeden met edele
vrouweneer.
Alle Katholieke vrouwenden onder haar
vooral die vrouwen, naar wie men opziet,
moeten den moed hebben een voorbeeld te
geven. Zij moeten die mode der wereld dur
ven trotseeren en zich kleeden zedig, gelijk
het christenvrouwen betaamt.
Hare zedigheid in de kleeding zij bekend
niet alleen in de Kerk en op straat, in na
middag-bijeenkomsten maar ook bij avond
gelegenheden.
Of wordt het bijv. in de hoogere kringen
der maatschappij gerekend tot de onmoge
lijkheden bij avondfeesten zich te onttrek
ken aan de aldaar veelal gangbare mode en
missen zij den christelijken moed om als
zij daar moeten aanwezig zijn te ver
schijnen in eene onberispelijke kleedij in
plaats van, laat ons zacht zeggen, in een
gewaagd avondtoilet?
Zou niet fier uitgesproken en betoonde
moed tal van zwakkere zusters bevestigen
en versterken?
Katholieke vroüwen met roomsche zedig
heid gekleed des morgens en zeer wereldsch,
niet-zedig des avonds! Dat vloekt toch, dat
verwekt ergernis.... en ofschoon men de
tegenstrijdigheid van den avond met dien
morgen zelf voelt, mist men den moed zijner
katholieke opinie en laat men zich met
andere slavihnen der mode meesleuren.
Op christenvrouwen van alle standen, op
met moed tegen de tyrannieke heerscheres
„de Mode", die strijd voert tegen de meest
stralende deugd van uw geslacht, tegen die
deugd, die u siert met adel en gratie, tegen
die deugd, die uwe schoonste kleedij en uw
schitterendsten tooi uitmaakt.
En, Katholieke vrouwen, als gij van
zedigheid in kleeding het voorbeeld geeft,
draagt dan zorg, dat uwe kleeding geen
smakelooze bestrijding zij.
Uwe zedige kleeding zij proper, ordelijk,
hygiënisch, smaakvol, vol gratie volgens uw
stand; dan zal uw voorbeeld doel treffen.
Ouders, u willen wij nog bijzonder waar
schuwen, u zelf en uwe kinderen en onder-
hoorigen, waarschuwen in de vacantiedagen
voor het leven, dat op de meest brutaalonbe-
schaamde wijze zich ontwikkelt aan de
oevers van rivieren en meren en niet het
minst aan de stranden der zee.
B. G. Neemt al deze ernstige vermaningen
met een gewillig hart aan, ook wanneer
het u offers zal kosten om ze op te volgen.
Nu de onchristelijke onbeschaamdheid
veld wint en ook doordringt onder de chris
tenen, en velen allengskens meegaan met
de dwaalbegrippen eener zeden-verwilde
rende en schaamte-doodende mode, moeten
de Christelijke denkbeelden van eerbaar
heid en zedigheid door woord en voorbeeld
krachtig worden verspreid, zelfs onder
Christenen, onder wie het niet noodig moest
zijn zoo iets te behandelen.
B. G. Bewaart de onschuld van uw Doop
sel onbesmet onder den schutsmantel der
zedigheid en versterkt haar door dagelijksch
gebed en het veelvuldig gebruik der H.H.
Sacramenten, vooral der H. Communie, het
Brood der sterken, den Wijn, die maagden
teelt.
Wat de kinderkleeding op de scholen be
treft, schrijven Wij, om de zedigheid uwer
kinderen te beveiligen, het volgende voor:
lo. De meisjes moeten lange kousen
dragen en rokken, die, als de meisjes gezeten
zijn, tot over de knieën reiken, terwijl jurken
zonder mouwen verboden zijn;
2o. De jongens mogen korte kousen aan
hebben, de pantalons moeten aangesloten
om de knieën gedragen minstens tot de
knieën reiken.
De pracadviseurs.
Voor het van 8 tot en met 10 September
te Venlo te houden 9e congres van den Ned.
R. K. Middenstandsbond zullen als praead-
viseurs optreden de heeren mr. P. B. M.
Wobbe te Den Haag over „Wettelijke pen
sioensverzekering voor kleine zelfstandigen";
J. G. van Neerven. te Eindhoven over: „De
beteekenis der moderne bedrijfsleer voor
middenstands-ondernemingen" en mr. P. J.
H. Bach te Den Haag over: „Publiekrechte
lijke bedrijfsordening".
Onderscheidingen.
Gisteren werd ten overstaan van het da
gelijksch bestuur van het Nederlandsche
Roode Kruis door Z. K. H. den Prins der
Nederlanden, als voorzitter, het Kruis van
Verdienste uitgereikt aan H. K. H. Prinses
Juliana.
Verder werden verleend:
a. het Kruis van Verdienste aan generaal-
majoor dr. J. C. Diehl, mr. dr. A. P. N.
Kooien, luitenant-generaal P. J. Munnek-
rede, Henry de Jongh, mevr. C. C. A. Petit-
Goede, W. A. van der Scheer, C. Ringeling,
W. van Haselen, H. de Bordes. J. Beintema»
C. J. C. Kettler, ir. H. A. IngenHousz;
b. de medaille van verdiensten, in zilverv
aan: mevr. HracekKnappert, C. van Oos-
terhoudt (bij bevordering), P. G. M. Roo-
laart (bij bevordering), P. Bosch, J. D. de
Wilde, W. P. de Bruyn, mej. M. B. Hakens,
H. Dijkhof;
c. de medaille van verdiensten, in brons,
aan: B. Cruyff, N. J. Velseboer, P. J. van
den Ouden en J. C. Gout.
Een onderscheiding
Gisterochtend ontving minister Reymer
in zijn kabinet mr. J. Limburg ten einde
deze mededeeling te doen, dat het de
Koningin behaagd heeft hem te bevorderen
tot groot-officier in de orde van Oranje-
Nassau als erkenning van zijn verdiensten
als voorzitter van de ontbonden Staatscom
missie inzake den aanleg van een verbeter
den scheepvaartweg van Amsterdam naar
den Boven-Rijn.
Het tjjdstip der inwerkingtreding nog niet
bepaald
Naar aanleiding van de dezer dagen in de
pers verschenen mededeeling, dat binnen
kort een Koninklijk Besluit zou zijn te ver
wachten, waarin zou worden bekend ge
maakt, dat de Winkelsluitingswet op 1 Juli
ajs. in werking zal treden, vernemen wij
van bevoegde zijde, dat omtrent het tijd
stip van inwerkingtreding dier wet nog
geenerlei beslissing is genomen.
De Agrarische Commissie van de Europee-
sche commissie heeft gisteren een aanvang
gemaakt met de algemeene gedachtenwisse-
ling over het plan tot stichting van een
Internationale Landbouwbank.
De voorzitter van de delegatie van de
Bankcommissie van den Volkenbond, die het
plan heeft ontworpen, de heer Ter Meulen
(Nederland) stipuleerde verschillende détails
en onderstreepte het plan om het spaarkapi
taal van de Europeesche landen te dirigee-
ren. De leeningen zullen door de bank slechts
tegen eerste hypotheek op langen of middel
matig langen termijn verstrekt worden. Bij
het verstrekken van leeningen zullen uit
sluitend commercleele oogmerken den door
slag geven. De Raad van Beheer komt onder
controle van den Volkenbond te staan. Doof
voorschotten van de banken zal een vrij
groote reserve worden gekweekt om de Bank
in staat te stellen haar werkzaamheid aan
te vangen. De Bank zal het recht hebben
obligaties uit te geven tot een tienvoud van
het 10 millioen Dollar bedragende aandeelen
kapitaal. Indien de kapitaalmarkt voor deze
aandeelen kan worden gewonnen, is men
voornemens het aandeelenkapitaal tot 50
millioen en de uitgifte van obligaties tot 500
millioen Dollar te verhoogen.
m
295. Wim van den muur in een boom geklommen,
Weldra een flinken boomtak vond,
Waaraan nu die brutale jongen,
Het touw van den hengel bond.
„Zoo, nu zit je hier veilig," zei hij,
,,'k Hoop, dat jij nog heel veel vangt,
Geen kans, dat jij nu in het water duikelt,
Je altijd aan een touwtje hangt."
296. Men bracht de gasten naar de stallen
Van Ibn Rachid, den groot-vizier.
Het was een stoeterij van prachtige paarden,
Pim bewonderde menig dier,
Hun huid glansde als mooie zijde,
Trotsch was hun houding en hun gang.
Toen men Pim op een paard wilde zetten,
Was hij heelemaal niet bang.