i
{coupons!
j Maandag Dinsdag j
i Woensdag j
„EEN GLORIE VAN ONS RAS"
wr r
PIJLTJE"
ZATERDAG 2 MEi iv3i
De Beethoven-Cyclus door
de H.O. V.
ELCK WAT WILS
TREKJES
W. KUIPERS Zn.
ZELF ONTVLEKKEN EN ZELF VERVEN
J. LOTTGERING
De
a.s.
Raadsverkiezingen
F. Wisbrun Liffmann 1
j A. Funke Zoon j
ui.AU
ZIJL
Op het Brielsche Martelveld
Lrr>..<'
STADSNIEUWS
Inieiding tot het tweede concert
ALLÉÉN ZIJLSTRAAT97
Personalia
De beste manier om
Uw goed te bederven
Ververij en Chemische Wasscherij
Gr. Houtstr. 5A - Telef. 10771
Benoeming
Voor den Politierechter
jJe moeilijke vijf
Nummer 1 der R. K. Volkspartij
trekt zich terug
j WOLLEN, ZIJDEN, KUNST
ZIJDEN EN KATOENEN
STOFFEN
i V V
jl-» un Ji_> Z-»
Wie te beducht zou zijn voor de snelle ont
wikkeling van het Katholieke leven in deze
lage landen, kan van deze benardheid van
geest spoedig worden bevrijd door de aan
dacht te vestigen op het teruggrijpen naar
de oude Katholieke tradities, die evenzeer
een niet van het geheel te onderscheiden
deel uitmaken onzer Katholieke emancipatie.
Waar de kruin ten hemel rekt, en het tak-
kenspel van wasdom geurt, zoodat de voge
len weer komen fluiten en tsjilpen, daar
boren de wortels dieper, zoekend naar het
heldere water onzer beste en meest gezui
verde vrome tradities. De akker van Sint
Adelbert bloeit weer van gebeden; de her
rijzenis van Egmond is meer dan een vrome
verzuchting; Onze Lieve Vrouw ter Nood is
weer geëerd in haar schoonen hof, met bloe
men en gezangen, de Stille Omgang te Am
sterdam trekt duizenden en tienduizenden
naar de nachtelijke hoofdstad en de Stille
Omgang te Alkmaar roept eveneens eenige
duizenden naar de stad van het Miraculeuze
H. Bloed. En 't is een eisch onzer Katholieke
emancipatie, dat wij in het bijzonder ook
onze aandacht keeren naar hen, die eeuwen
later in ons land met hunne martelie en him
bloed het geloof hebben behouden, de stille
vlam hebben behoed, die weer worden moet
haard van verwarmend vuur en glans van
licht, neerdalend op de aarde en weer op
trekkend ten Hemel, voor heel ons land en
heel ons volk. Dit laatste zeggen wij met
nadruk, want wij willen niet één oogenblik
den schijn wekken alsof wij met dezen eisch
ter traditioneele voltooiing van onze eman
cipatie twisten willen oprakelen of tekort
schieten in de liefde jegens onze dwalende
landgenooten. Het lijden der Heilige Martel
laren van Gorcum want hunne vereering
willen wij, aanknoopend bij de traditie, fel
ler doen leven is een zwarte bladzijde in
de geschiedenis van ons vaderland, doch
ook Katholieken uit die dagen zijn mede
aanleiding geweest van dat lijden en heb
ben door wankel geloof en verkeerd levens
gedrag die zwarte bladzijde mede geschre
ven. Zullen wij niet eens tezamen de gou
den bladzijde der verheerlijking van deze
Nederlanders schrijven? Zij zijn in hun
groote trouw, in hunne heldhaftigheid, in
hunne onversaagdheid, een glorie van ons
ras. Zij waren tot 't laatste toe geen hel
dengestalten, zooals ze alleen schijnen te
kunnen rondwaren in mythen en sproken,
doch hun leven en hun uitgang is algs-
meen-menschelijk, in de Dietsche kleur ge
vat. Zij zijn ons zoo nabij, heel dit karige
en weer in zijne disputen zoo felle volk na
bij; zij hadden als wij de zee in hunne
oogen en de groote deining in het hart, en
zfj kenden het verlangen naar de lieflijk
heid en den innerlfjken rijkdom der dlngen:
zij kenden Vermeer's stilte en Rembrandt's
luister, 't Is een nationale eisch, dat zij
worden tot een glorie van ons ras, een heer
lijkheid voor ons volk, een ontroerende
verheffing onzer Nederlandsche menschelijk-
heid.
Bij de negentien Heilige Martelaren van
Gorcum hebben wij een weinig vrome an-
nexatiezucht botgevierd: de Heilige Ville-
had toch was een Deen, de laatste Deen tot
nu toe onder de Heiligen der Kerk opge
nomen. Sigrid Undset is hem enkele jaren
geleden te Brielle komen vèreeren, ook om
het „iets" te vragen voor een Deensche
bloedverwante. Sint Villehad bleek een
machtig man en, zoo God wil, zullen de De
nen nog van hem hooren. De anderen zijn
echter volkomen bloed van ons bloed. Zij
kennen de diepe stilte, die ons volksbestaan
kenmerkt; doch eveneens de felle uitbar
stingen, die plotseling als 't ware het aan
schijn van dit kleine land kunnen veran
deren. Zij zijn mannelijke bidders, doch ook
heftige en geestige disputeerders; tot onder
t doodskoord twist Sint Nicasius van Heeze
met de beulen over de wezenlijke tegenwoor
digheid van Onzen Heer in de Heilige
Eucharistie. Doch bovenal: het martelaar
schap wordt door hen zoo menschelijk door
leefd, wij zien het voor ons opdoemen in
zijn volle realiteit. De martelaarsverhalen
uit de oudheid der Kerk doen ons te wei
nig kennen van den strijd-van-binnen, die
toch ook bij deze grooten en sterken zal
hebben gewoed, want niet allen werden als
in een lichtgolf der goddelijke genade heen
gedragen over alle pijnen en allen smaad.
Zij strijden waarlijk niet alleen tegen de
beulen, tegen den schimp der venaders, te
gen het dispuut en nog meer tegen de ver
lokkende tong der predikanten, zij strijden
tegen den levenslust en de doodsbenauwdheid
in hunne harten. Zij strijden voor en tegen
zich zeiven; zij strijden voor en tegen de
zwakkeren in hunnen kring. Er is geen ge
weldiger drama dan deze strijd, die feller
den kop opstak, wanneer de vermoeide beu
len weken. Nog in de schuur van Te Rugge,
buiten de stadspoort van Den Briel, omrin
gen de sterken de kleinen en de weifelmoe-
digen, nog golft de strijd op en neer, de
dobbelsteen ligt op één kant en de inzet is
het eeuwig leven. Nog zijn er die wijken en
vluchten in het laatste uur. Sint Hierony-
mus van Weert die wel de warmbloedig
heid van zijn naamgenoot, den grooten
Kerkvader, zal hebben bezeten, is, wan
neer hij de ladder bestijgt, zoo verwoed te
gen de misleiders, die het ooilam der
kudde, den jongen broeder Hendrik, hebben
weggelokt dat hij één met den voet in
den buik schopt. Zóó fel-levend gaat hij
vrijwillig den dood in, zoo uitgestrekt en
grootseh is dit offer. Wat anders misschien
voor Pater Hieronymus een biechtpuntje
zou zijn geweest, wordt nu een monumen
tale daad, hij schopt de wereld van zich
weg, opdat niets hem weerhoude in de
vlucht naar God. De nacht van den negen
den Juli 1572, zoete fluweelen zomernacht,
is in de schuur te Rugge, waar toortsen
walmen en flambouwen flakkeren in een
grillig schaduwspel, getuige van een der
felste tafereelen in het eeuwig twistgesprek
tusschen God en Satan. Hier zijn ze elkan
der vlak nabij, hier is het drama gestegen
tot onpeilbare hoogten; hier is 't alsof le
gioenen Engelen den adem inhouden bij
zulk een ziedende worsteling. Eén trede nog,
één stap op de ladder en zij gaan „goe
de sier maken met het Lam", zooals de
simpele Sint Godefridus van Duinen zegt:
één kreet van verloochening, en de Duistere
en de Kille wint, schijnbaar, hij is meer dan
ooit hier Meester van den Schijn, God meer
dan ooit het onwankelbare Zijn.
Dit drama is een der grootste uit de ge
schiedenis van ons vaderland, zóó groot, dat
't niet alleen historische herinnering voor
ons zijn mag, doch leven moet in het he
den. Wij moeten allen bezield zijn met
apostolischen ijver om de Katholieke ge
meenschap in deze lage landen uit te brei
den, doch wie blaken nu zóó van apostel-
gloed als deze gezaligden in den Hemel?
't Is ons, of hunne oogen altoos over ons
land gaan, spiedend en speurend naar alle
teekenen van het Katholiek herstel. Dit
Katholiek herstel zal niet volkomen worden
bereikt zonder dat de vereering onzer Hei
lige Martelaren als een wolk van zilveren
dauw en bloemengeur over onze landen
trekt. Willen wij deze landen behouden en
herwinnen voor Jesus Christus, onzen Heer,
waar het brute Heidendom, dat zelfs de
valsche goden niet meer kent, ook onze
volkskracht belaagt, dan behoeft de Chris-
Situatieteekening van de nieuwe kerk op de martelplaats te Brielle, ontworpen door
architect H. de Vries
tenheid eenheid en voedsel. Eenheid, die
niet leven kan zonder haar kern, het bin
dend leergezag: Voedsel, dat meer moet
zijn dan symbolische herinnering. Dit ge
liefde, doch ook nog zoo arme en gekwelde
land, heeft een dringende behoefte aan het
milde en sterke gezag des Pausen; en een
schrünenden honger naar het Brood, dat
van den hemel is neergedaald. Dit gezag
belijdend, deze Hemelsche Spijze verdedi
gend, stierven de Nederlandsche Martela
ren. Is 't niet door hun voorbede, dat de
aanhankelijkheid jegens den Paus en de
liefde voor de Eucharistie traditioneele ken
merken werden voor het godsdienstig leven
van ons Katholiek volksdeel? Zullen 't niet
eens traditioneele kenmerken worden der
Nederlandsche volksvroomheid in haar ge
heel? De Heiligen hebben altoos het laatste
woord
In een der eerste dagen van Januari
stonden we op het Brielsche Martelveld. Sn
vanzeive kwam de vraag bij ons op: doen
wij wel genoeg om de vereering voor onze
Heilige Martelaren te bevorderen? In de
houten kerk klinken onze voetstappen hol:
de boomen waren ontvleesd en naakt, er
dreef geen blad meer in den vischvijver van
het vroegere St. Elisabethsklooster. In het
gras geeft de blanke steenen begrenzing de
plaats aan, waar eens de schuur van het
klooster stond. Hier is de stilte zoet, en de
ontroering wordt zuiver en doorzichtig, zoo
als heel de atmosfeer van deze wonderlijke
plek. Maar toch
De Broederschap ter eere onzer Heilige
Martelaren moet sterker bloeien, en hier op
de martelplaats moet een waardige steenen
kerk verrijzen, nu de vestingwet dit moge
lijk maakt. Wanneer hier de pelgrimages
komen in den zomer, in de teere lieflijkheid
van dit waterland, dan is 't schoon, doch al
tijd door moet hier iets schoons zijn, iets
smeekend-schoons om den zegen dezer hei
lige mannen, wier liefde tot het vaderland
in de hemelsche glorie zal zijn geworden als
een stormwind en een groot gedruisch, over
ons land en volk af te smeeken.
Wij gaan een schoone steenen kerk bou
wen op dit wonderlijke plekje van ons land,
groot in droefenis, grooter in glorie. Binnen
korten tijd zullen de plannen aan de Ne
derlandsche Katholieken nader worden ont
vouwd. Doch wie nu reeds in de spontaneï
teit van zijn hart wil medewerken aan dit
groote werk, zende reeds zijn gave aan Pas
toor J. v. Muyen te Den Briel, (giro 110895),
want ook hier geldt de spreuk: wie spoe
dig geeft, geeft dubbel. Er is hier een eere
plicht te vervullen voor Nederlands Katho
lieken en er kan geen enkele verontschul
diging worden aangevoerd om zich aan
dien plicht te onttrekken. En die plicht
geldt voor allen, onze Heilige Martelaren
hebben voor ons allen gestreden en geleden,
zfj hebben thans recht op het goud van den
rijke en het penningske der armen.
Op hen, die zoo de eerste steenen zullen
dragen, zien onze Heilige Martelaren met
groote liefde neder; zijn zij niet over de
eeuwen heen, de eerste steenen, door den
Geest Gods aangedragen om Zijne Kerk,
De in deze lage landen in puin dreigde te
storten, te schutten?
Er was eens.
Er was eens 'n juffrouw.
Die 'n postpakketje wegstuurde.
En 'n week of drie daarna in de gaten
kreeg, dat het postpakketje niet was te
recht gekomen.
Ze ging naar de post, om te vragen hoe
dat kwam.
De meneer van de post overigens n
zeer beleefd mensch haalde heel hoog z'n
schouders op en gaf haar 'n papier.
En zei: „Dit moet u invullen, dan moet u
*n postzegel van 15 cent koopen; die moet
u er op plakken, en dan het papier weer
aan mij geven; en dan hoort u er wel van."
De juffrouw keek raar en vroeg: „Moet
ik 15 cent betalen, omdat de post mijn
pakje heeft laten wegraken?"
De meneer glimlachte; bleef beleefd en
zei, dat dat nou eenmaal zoo was."
En de juffrouw vond, dat 't gek was.
Ze vertelde het aan velen.
Maar de meesten wisten 't al.
Er was eens "n meneer.
Die in z'n vrije tijd aan liefhebberij-too-
neel deel.
En zoo van lieverlede was z'n boekenkast
'n blibliotheek geworden van tooneelstuk-
ken.
En alweer van lieverlede hij ontving
uit verschillende deelen des lands brieven
en briefkaarten van tooneelclubs, die hem
naar goede stukken vroegen.
En zooals dat meer gaat hij kreeg
n „heele bekendheid" op dat gebied.
Besloot toen er 'n tooneelfonds van te ma
ken, 'n „bijeenbrenging" of „verzameling
van de meest geschikte stukken voor het
dilettantentooneel. om zooveel mogelijk ie
dereen van dienst te kunnen zijn.
Hij gaf zijn fonds je een naam..... laten
we zeggen: „Joost van den Vondel".
En het kwam dan zóó, dat hij omdat
er met die clubs nogal es wat te verreke
nen viel gemakshalve 'n postgiro-reke
ning wou hebben.
Dit ging hij vertellen aan de post (afdee-
ling Postcheque- en Girodienst, loket num
mer zooveel
De meneer van de P. en G.-afdeeling gaf
hem 'n formulier.
Dat moest ie maar invullen en z'n hand-
teekening er onder zetten; dan kwam 't m
orde.
Hij deed wat hem gezegd was en vulde
dus op het formulier in, dat Tooneelfonds
„Joost van den Vondel" graag 'n postreke
ning wou openen.
En binnen 24 uur 't ging gauw, dat
moet gezegd had ie al bericht.
Maar nog geen postrekening.
Want in dat bericht stond, dat zijn hand-
teekening alléén niet voldoende was. Ze
moesten óók de handteekeningen hebben
van het bestuur van het tooneelfonds.
Hij keek ongeveer net zoo raar als ae
juffrouw, die 15 cent moest betalen omdat
haar postpakketje niet was bezorgd.
En ging terug naar de meneer van de P.
en G.-dienst, loket nummer zooveel.
.Meneer."
.Meneer."
„Kijk u es, meneerd'r wordt me ge
vraagd om de handteekeningen van het be
stuur, maar die kan ik niet geven, want er
is geen bestuur."
De meneer van loket nummer zooveel -
overigens 'n zeer beleefd mensch zette
z'n bril in de houding, bekeek zeer lang het
bericht met 't ingevulde formulier, dat als
„niet accoord" was méé teruggekomen
en zei: „Daar staat toch Tooneelfonds?"
Da, meneer, dat staat er..... heeft u goea
gezien"
„Wie vormen het bestuur van dat fonds?"
„Ik, meneer."
„U alleen?"
Da meneer."
„O, juistjaja.... dan is 't ook
zeer moeilijk, om er nog meer handteeke
ningen onder te zetten...» ik zal t berioh-
Het programma dat de Haarlemsche Or-
kest-Vereeniging onder leiding van Eduard
van Beinum, op het tweede concert van den
Beethoven-cyclus Zondagmiddag zal uitvoe
ren, bestaat uit: de derde Symphonie
(Eroïca) en de vierde Symphonie.
Na het concert van Donderdagavond,
waarop de twee eerste Symphonieën en het
4e Piano-concert werden uitgevoerd, thans
een avond van enkel orkestwerken.
De derde symphonie (Eroïca) werd door
Beethoven in het voorjaar van 1804 vol-
tooid.Deze symphonie is een der schoonste
werken van Beethoven, een kunstwerk dat
nog niet overtroffen is, en waarschijnlijk
nooit overtroffen zal worden.
Beethoven heeft in 1802 aan Krumphoiz
gezegd: „von nun .an will ich einen neuen
Weg betreten," en hij heeft deze woorden
gestand gedaan. Welk een ontzaglijk ver
schil vormt de derde symphonie met ae
voorgaande, de tweede. Welk een verbazenden
groei heeft de geest van den meester m ae
korte jaren, die tusschen het ontstaan dezer
werken liggen, ondergaan.
Mag de tweede symphonie dan nog op
enkele plaatsen aan zijn voorgangers herin
neren, de derde doet dit zeker niet meer
Het is haast ongelooflijk dat dit machtig
kunstwerk, dat wij zoo bijzonder yereeren,
door Beethoven's tijdgenooten zoo is afge
vallen. j j
Beethoven bedoelde met zijn derde sym
phonie een eerbewijs voor Napoleon. Voor
Napoleon, een der grootsten zoo met ae
grootste figuur, die de geschiedenis kent,
voelde Beethoven een groote vereering. De
tenen dan komt 't wel in orde."
„Graag, meneerdank udag me
neer."
„Dag meneer."
Binnen 24 uur 't ging gauw, dat moet
gezegd had ie bericht.
En in dat bericht stonddat zijn
handteekening alléén niet voldoende was
ze moesten óók de handteekeningen hebben
van het bestuur van het fonds.
Hij stond paf.
Ging weer naar de meneer van de afdee-
ling P. en G.-dienst, loket zooveel.
„Meneer."
.Meneer."
„Kijk u es, meneer, nou krijg ik voor de
tweede maal datzelfde bericht.en ik heb
u toch uitgelegd, dat
„O, juist jadat is van dat tooneel
fonds, nietwaar?"
„Ja meneer."
De meneer zette z'n bril in de houding,
keek zeer lang naar de papieren en zei....
„n-Jawe nemen dat zoo niet aan....
want 'n fonds heeft 'n bestuur!"
„O-ja. meneer?"
„Ja, meneerneem 'n ziekenfonds, 'n
pensioenfonds, 'n garantie-fonds, 'n
„Ja-wel meneer.maar dat is iets heel
andersdit is 'n tooneelfonds."
„Wat verstaat u daar onder?"
,,'n Verzameling, 'n bijeenbrenging van
tooneelstukken ten dienste van amateurs, die
deze stukken ter inzage kunnen ontvangen
tegen vergoeding van de onkosten"
„O! Juist. jada's werkelijk iets
andersgoed, laat u de papieren maar
hieren dan komt 't wel in orde."
„Graag meneerdank u.... Meneer!"
.Meneer."
Binnen 24 uur 't ging gauw, dat moet
gezegd had ie bericht.
Daar stond in, dat zijn handteekening
alléén niet voldoende wasze moestèn
ook de handteekeningen hebben van het be
stuur van 't tooneelfonds.
De meneer werd bleek.
Ging met knikkende knieën naar loket
nummer zooveel.
,Men...» meneer...."
OPTICIENS
titel „Sinfonia Eroïca" met de bijvoeging
„per festeggiare il souvenire di un grana
nomo", is dan ook een gewijzigde titel.
Oorspronkelijk stond boven aan het titel
blad „Bonaparte" en onderaan „Luigi van
Beethoven".
Toen Beethoven echter hoorde dat Na
poleon zich tot keizer had laten uitroepen,
werd hij zoo woedend, dat hij het titelblaa
van de partituur afscheurde en zelfs van
het werk niets meer wilde weten. Eenigen
tijd later kreeg hij weer belangstelling voor
het werk en liet hij het uitvoeren onder den
titel „Sinfonia Eroïca".
Reeds bij de eerste maten van dit werk
voelt men dat men iets grootseh te hooren
zal krijgen. De inzet, twee forsche slagen
van het geheele orkest, maakt meteen een
machtigen indruk Dan wordt door de vio
loncel het hoofd-thema gespeeld. Dit thema
is prachtig uitgewerkt en blijft boeien tot
de laatste maten toe. Het eerste thema wordt
gevolgd door een korte episode en met een
crescendo wordt het tweede thema bereikt.
De doorwerking is zeer belangrijk van in
houd en van een treffende kracht en uit
drukking. Hierna treedt een nieuw thema
van droeven aard op. Hier wordt een der
hoogtepunten bereikt. Tot slot van het eer
ste deel nog eens het hoofdthema waarin
een machtige climax wordt bereikt en dan
volgt het droefgeestig „Adagio" dat Beet
hoven .Marcia Funebre" genoemd heeft. De
violen spelen het droefgeestig motief en du
wordt door de hobo herhaald. Nog een
prachtig effect wordt bereikt met de schet
terende trompet-accoorden.
Hierna gaat het terug naar het eerste
thema, dat gevolgd wordt door een Fuga.
Nu volgt een Scherzo-thema in een razend
tempo, dit zeer moeilijke stukje wordt in
hoofdzaak door drie hoorns uitgevoerd.
De Finale brengt weer iets geheel nieuws.
Eerst komt het thema dat wordt gevolgd
door een drietal variatiën. Dan dient het
hoofdthema voor een Dubbel-Fuga, dat uit
loopt in een onrustig naspel. Met een Presto
wordt dit groote werk ten slotte beëindigd.
Dc vierde symphonie is weer geheel ver
derde. De derde is een krachtig vurig werk
vol hartstocht, de vierde daarentegen is ly
risch, eenvoudig melodieus en van een tee-
dere schoonheid.
Zij wordt door een mystiek „Adagio" in
geleid, de violen spelen achtsten en de
blaasinstrumenten houden vijf maten lang
een zelfden toon aan. In een overmoedig Al
legro-tempo volgt het hoofdthema, gevolgd
door een Canon voor clarinet en fagot.
In de doorwerking treedt een nieuw zan
gerig thema op, dat in een spannende stilte
terug gaat naar het hoofdthema en gevolgd
wordt door een kort afsluitend coda.
De tweede satz, het Adagio, is iets onge
looflijk schoons. De tweede violen beginnen
met een begeleidingsmotief, dat voortdurend
het hoofdthema blijft vergezellen. Het Coda
wordt door de bassen ingeleid en de eerste
violen voeren weer naar het hoofdthema
terug. Uit het Scherzo spreekt een vroo-
Hjke stemming. Het trio heeft weer een
rustiger tempo en vormt een aangenaam
contrast met het Scherzo. Dan volgt de Fi
nale, een stuk van bijzondere hoedanighe
den.
Zooals men ziet, belooft het concert van
Zondagmiddag ons bijzonder veel. Deze twee
symphonieën zullen ons eenige uren het
hoogste kunstgenot doen smaken.
H. Th. S.
Te Amsterdam slaagde .voor het examen
apothekers-assistente mej. C. A. J. M. Dan-
kelman, alhier.
De heer J. Pak slaagde voor het voorloopig
diploma van het machinisten-examen.
Tot leden der commissie, die in 1931 wordt
belast met het afnemen van de eindexamens
aan de van rijkswege gesubsidieerde zee
vaartscholen, zijn benoemd de heeren H. G.
J. Wilkens, alhier, en de heer E. G. Wesse-
link te Bloemendaal.
De onderstaande gediplomeerden van de
Middelbare Technische School te dezer stede
zijn geplaatst in de navolgende betrekkingen:
Af deeling Werktuigbouwkunde: C. J. van
den Broek, als teekenaar bij de N. V. Werf
Cwonrad te Haarlem.
„Menéér."
„Kijk u esnou kriig ik toch weer
„O juisteh(bril) ....dat is van
dat tooneelfondsja, 't spijt me.maar
we hebben bericht gehad uit Den Haag, van
't Centraal Giro-kantoor, dat er beslist de
handteekeningen bij moeten van 't be
stuur
„Mmmaarik ben heelemaai
alleenik heb niet eens 'n jongste be
diende of 'n loopjongen laat staan *n
bestuurm'n administratie bestaat uit *n
schrift van 5 cent
„Ja, ik kan er óók niets aan doenwij
moeten ons houden aan de voorschriften
van den Haagen 't woord „fonds"
schijnt daar nu eenmaal geen andere klank
te mogen hebben dan die van 'n geld-inza-
meling."
„Nouniks aan te doendan ga Ik
maardag meneer."
„Dag meneer."
Z'n formuliertje tusschen de vingers
dat had ie mogen houden ging ie 1
postkantoor uitin misselijke stemming..
Kwam z'n schoonzuster tegen.
Kreeg 'n inval.
„Zeg, Mina, doe me 'n lolhier heb je
m'n vulpenhouder.zet hier je naam
even onder."
„Onder dat papier? Waarvoor?"
,Mina, red me't is geen doodvon
nis. maar als je *t niet doet word iK
gek."
Mina legde het formuliertje op 'n ko
zijnkrulde d'r Zondagsche handteekening
d'r op en vroeg of 't zoo goed was.
„Nee, nog nietzet er nou nog 't
woordje „Voorzitter" achter."
„Voorzivoorz....????"
„Ja, asjeblieft.... later leg ik 't je wel
uit."
Ze deed t
Toen ging ie naar z'n broer'n straat
of zes van de post af
„Wimdoe me 'n lol.... en zet daar
je handteekening onder."
„Wat heb ik nou an me kar hangen?"
„Doe 't't kan geen kwaadals je
weigert gebeurt er 'n ongeluk...."
Afdeeling ElectrotechniekChr. L. Baljé,
als assistent-opzichter bij den Gemeentelij
ken Telefoondienst te Rotterdam.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft
benoemd tot geestelijk adviseur van den
Ned. R. K. Bond van Handelaren in Manu
facturen en aanverwante vakken, den Zeer-
eerw. heer J. B. M. Timp, rector van het
ziekenhuis „St. Joannes de Deo", alhier.
De vrouw, die geen moeder van haar
kind was
In het bankje van snikken en tranen in
de rechtzaal resideerde gisteren een mensch je
van twee jaar, met een lief, schattig snoetje,
waarop nog geen enkele spoor van misdaad
te ontdekken was. De kleine was hoogstens
eens ondeugend geweest, als mama iets ver
boden had en hij het toch deed, maar ove
rigens
Het mysterie werd vlug opgehelderd, want
na het schatje kwam de moeder binnen en
die had zich misdragen.
Nadat de officier geïnformeerd had, of het
kleintje zoet zou blijven en de moeder daar
op plechtig knikkend geantwoord had, kon
de zaak beginnen.
De 22-jarige moeder uit Zaandam had
zich schuldig gemaakt aan mishandeling van
een zestigjarige weduwe.
Het was altijd al ruzie geweest tusschen de
twee vrouwelijke buren, die elkander, fi
guurlijk althans, niet zien konden. De wedu
we had zich op een goeien dag niet meer
„kunnen houden" en toen had ze haar buur
vrouw verweten, dat ze „geen moeder van
haar kind was." Na dien tijd was het heele
maai mis gegaan.
Op een goeden dag kwam de orgeldraaier
in de straat. De kleine van verdachte, zoo
als gezegd ter terechtstelling aanwezig, speel
de buiten en de orgelman vroeg (och, hoe zijn
orgelbazen nietwaar) een handje. Juist toen
de kleine, de lieve kleine mollige vingertjes
naar de ruwe bruine hand van den orgel
draaier wilde uitstrekken, kwam de weduwe
naar buiten. Ze waarschuwde den orgelbaas
als volgt: „Doe dat niet man, anders krijg je
het met dat wijf van hiernaast aan den stok."
Op het zelfde oogenblik rende het „wijf"
in kwestie naar buiten en ze timmerde op
de weduwe los. Ze sloeg de weduwe-oogen
paars, de idem-knieën trapte ze blauw en ze
was zoo van streek, dat het haar groen en
geel voor de oogen werd. De orgelbaas, de
mentaliteit van de vrouwen kennende, nam
de beenen en was spoedig buiten schot. Voor
mishandeling stond de moeder nu terecht.
Bij het verhoor kwamen we te weten, dat ze
de weduwe had beloofd haar strot te zullen
doorknijpen.
Toen de verdachte zelf een groote wasch-
lijst verontschuldiging aanvoerde, wuifde
baby met zijn handjes naar den officier, die
met een glimlach en een knipoogje terug
groette. Aan de kleine is het dan ook waar
schijnlijk te danken, dat de moeder slechts
drie gulden boete kreeg.
„Ata", zei de twee-jarige, toen hij het be
klaagdenbankje verliet
Dirk en Grietje van Marken
Het is een zeldzaamheid, als eenige bewo
ners van Marken voor de Haarlemsche rech
ters komen. Dat wil niet zeggen, dat er op
Marken nooit geen ongerechtigheden gebeu
ren. Het is echter dikwijls raadzaam, de zaak
te sussen, omdat een reis naar de bloemen
stad niet zoo heel gemakkelijk is. Een 19-
jarige visscher troonde in het beklaagden
bankje. Hij was in vol ornaat, in zijn korte
zwarte pofbroek, in zijn blauwe buis, waar
onder uit een rood hemd gluurde. Hij had
een 19-jarige Marker schoone mishandeld.
Grietje was dus als getuige aanwezig.
Grietje was op haar Paaschbest gekleed,
d.w.z. ze was gehuld in een kleedij, dat met
alle kleuren van den regenboog geverfd was.
Ze was zóó van een gekleurde ansichtkaart
weggeloopen, met haar rood-wit gestreepte
blouse, waar over heen het hei-blauwe
mouwlooze manteltje, met haar fel-oranje
geblokte sjaal en het kunstig geborduurde
kanten mutsje. Mooie blonde krullen rustten
op haar schouders, een stijf gesteven kuifje
puilde vinnig uit het mutsje boven het voor
hoofd. Grietje wandelde met haar verloofde
langs de boorden van het eiland, het was
denker en prachtig helder weer.
Daar kwam Dirk aan, Dirk, de jonge vis
scher. Hfj maakte altijd ruzie met den ver
loofde van Grietje en een dag tevoren had
hij hem nog in een sloot geduwd.
Dirk was vechtlustig en hij zei bij de ont
moeting niet vreedzaam „goeien avond",
maar „zeg zijn je kousen al droog," daarmede
doelende op het gebeuren van den vorigen
dag.
Grietje werd kwaad en riep „je bent een
laffe jongen," waarop Dirk nog kwader werd
en Grietje een flinken pats in haar lieve ge
zichtje gaf en haar bij den nek greep.
De politierechter aanhoorde de geschiede-
Wim deed 't.
,Mooizet er nou achter: „Secreta
ris."
„Hè?!!!!?"
„Doe 'tdenk aan 't ongeluk."
Hij deed 't.
„Mag je zoontje 't nou even naar de post
brengenzelf durf ik niet meer
't Zoontje deed 't.
Binnen 24 uur 't ging gauw, dat moes
gezegd was er bericht
Dat er 'n postrekening was geopend voor
Tooneelfonds „Joost van den Vondel".
Er was eens 'n groote vereeniging.
Die 'n maandblad ging uitgeven.
Toen het eerste nummer oplage om
streeks duizend klaar was, ging de se
cretaris met zoo'n maandblad naar de post,
om te vragen, welke postzegel er op moest.
De meneer van het postzegelloket woog
het maandblad en zei: „Vijftig gram, 2
cent".
De secretaris kocht duizend postzegels van
twee cent.
En de duizepd bladen werden verzonden.
Dat ging iedere maand zoo.
Dat duurde precies zeven en 'n half jaar.
Midden in de achtste jaargang kwamen
alle duizend bladen van het postkantoor te
rug met 'n briefje d'r bij. dat ze te zwaar
warenen er 'n postzegel bij moest
't was over de 50 gram.
De secretaris keek of ie 't in Keulen
hoord donderen. Ging met zoo'n maand
blad dat ie zeven en 'n half jaar voor 2
cent (later IK- cent, wegens de port-verla-
ging) verzonden had, naar de post terug, en
vroeg hoe dat kwam.
De meneer van 't postzegelloket legde 't
maandblad op de brievenweger.keek se
cuuren zei: „Twee en vijftig gram"
ja 't is te zwaar."
De secretaris kocht er duizend postzegels
bij plakte ze naast de andere.
De volgende aflevering werd twee gram
lichter gemaakt.
Toen ging 't weer als van ouds.
Er was eens 'n mevrouw.
Een abonné wenscht zijn hart te luch
ten over het getwist in onderwijskringen
inzake het toekennen van cijfers aan
leerlingen.
Het toekennen van die cijfers schijnt
verbazend moeilijk te zijn, schrijft hij
ons. Beteekent een vijf op het rapport
van den leerling voldoende of is het
onvoldoende? Moet een leerling me'
vijven verhoogd worden of moet hij blij
ven zitten? De leeraren en onderwijzer."
schijnen over dit punt met de handen
in het haar te zitten. Voor ons ouders
(en het is toch voor ons dat de rappor
ten worden gegeven, nietwaar?) is het
nog al gemakkelijk, zou men zeggen. Wij
kijken naar de cijfers, die de kinderen
voor de verschillende vakken hebben
behaald en vergelijken die met de ver
klaring, die op dezelfde bladzijde van het
rapport voorkomt. 10 uitmuntend; 9 zeer
goed; 8 goed, enz. Als bij het cijfers 5
staat aangegeven, dat dit onvoldoende
is, dan weten wij, dat onze jongen of
meisje voor dat vak onvoldoende heeft;
als er staat aangegeven, dat het vol
doende is, wel, dan weten wij dat hij of
zij voldoende heeft. Maar zoo eenvoudig
zal het wel niet zijn. Daar moet meer
achter zitten! Enfin, laten de onderwijs-
specialiteiten maar uitmaken of 5 vol
doende is. Wij vinden het heelemaai niet
belangrijk door welk cijfer een „onvol
doende" wordt aangegeven. Maar wat
wel gewenscht is, is uniformiteit. Althans
in een groep van scholen van dezelfde
richting. Opdat niet op de eene onder
wijsinrichting de waarde der cijfers ge
heel anders is dan op de andere. Nood
zakelijk is ook dit niet voor het wel
slagen van het onderwijs, maar het is
prettig en gemakkelijk voor de ouders.
nis en laakte het gedrag van Dirk ten zeer
ste, te meer daar deze gedronken had.
Dirk: 'n Enkel potje bier maar, edelacht
bare.
Officier: Wat verstaan jullie onder een
„enkel" op Marken? Verder voegde hü ver
dachte toe, het meisje niet meer zoo hard
handig in den nek te streelen.
De politierechter verklaarde zich accoord
met een boete van acht gulden.
Dirk (zichtbaar boos)Ik ben onvermogend
maar anders liet ik 't er niet bij zitten!
Rood van woede verliet hij de zaal, even
wierp hij nog 'n strengen blik op Grietje, de
levend gekleurde ansichtkaart van het rustige
Marken.
O
Naar wij vernemen heeft de heer H. J. A.
Bakkenhoven zich terug getrokken van de
lijst der R. K. Volkspartij voor de a.s. raads
verkiezingen, waarop hij als nummer 1 voor
kwam en zich uit politieke overwegingen
aangesloten bij de R. K. Staatspartij.
Die 'n brief kreeg.
Waarvoor ze 12 cent strafport moest be
talen.
Dat vond ze gek, want „uit hoofde van
haar functie" zullen we maar weer zeggen,
ontving ze dagelijks zulke brievenen van
precies dezelfde inhoud.
Ze legde de brief op de weger. Kon niet
verder komen dan 20 gram.
Ging naar de postwou d'r 12 cent
strafport terug hebben. Kreeg ze niet
,'t Was over de twintig gram werd haar
gezegd't strafport was dus „in orde."
Ze zocht 't hoogerop.
Ging eerst naar 'n drogist, waar ze dik-
wels wat kocht, en vroeg: „Doe me 'n ple
zier, meneer, en weegt u voor mij es héél
secuur deze brief."
De drogist was z'n klant behulpzaam
en woogkon zelfs met z'n „vergif-
schaaltje" en „vergif-gewichtjes" niet verder
komen dan 20 gram.
„Dank u beleefd" zei de mevrouw.
En ging naar de postdirecteur.
Legde ..'t geval" uit.
De postdirecteur was zeer beleefd.... en
zei alle mogelijke medewerking toe.... me
vrouw moest de brief maar achterlaten.,
en dan kreeg ze we) bericht.
Dat kreeg ze.
't Was 'n keurig briefje van de postdirec
teur, waarin werd mede!*<"i°ela aat de brief
inderdaad zwaarder was dan twintig
gramen dat hii woog20 gram en
200 miligram het strafport was dus „te
recht toegepast"
Weet u wat 200 miligram is?
Natuurlijk, dat weet 'n schooljongen. Dal
is 'n vjifde gram.
Kunt u iets bedenken, dat 'n vijfde gram
weegt?
Ik niet zoo gauw. 'n Speldeknop? 'n
Vlieg? Drie muggen?
Maar Tante Pos moest geliik hebben.
Ik denk aan die zeven en 'n half jaar
7K maal 12 maal 1000...-. is 90 000.... I.
ik lach me krom
G.N.