i {coupons! j Maandag Dinsdag j i Woensdag j „EEN GLORIE VAN ONS RAS" wr r PIJLTJE" ZATERDAG 2 MEi iv3i De Beethoven-Cyclus door de H.O. V. ELCK WAT WILS TREKJES W. KUIPERS Zn. ZELF ONTVLEKKEN EN ZELF VERVEN J. LOTTGERING De a.s. Raadsverkiezingen F. Wisbrun Liffmann 1 j A. Funke Zoon j ui.AU ZIJL Op het Brielsche Martelveld Lrr>..<' STADSNIEUWS Inieiding tot het tweede concert ALLÉÉN ZIJLSTRAAT97 Personalia De beste manier om Uw goed te bederven Ververij en Chemische Wasscherij Gr. Houtstr. 5A - Telef. 10771 Benoeming Voor den Politierechter jJe moeilijke vijf Nummer 1 der R. K. Volkspartij trekt zich terug j WOLLEN, ZIJDEN, KUNST ZIJDEN EN KATOENEN STOFFEN i V V jl-» un Ji_> Z-» Wie te beducht zou zijn voor de snelle ont wikkeling van het Katholieke leven in deze lage landen, kan van deze benardheid van geest spoedig worden bevrijd door de aan dacht te vestigen op het teruggrijpen naar de oude Katholieke tradities, die evenzeer een niet van het geheel te onderscheiden deel uitmaken onzer Katholieke emancipatie. Waar de kruin ten hemel rekt, en het tak- kenspel van wasdom geurt, zoodat de voge len weer komen fluiten en tsjilpen, daar boren de wortels dieper, zoekend naar het heldere water onzer beste en meest gezui verde vrome tradities. De akker van Sint Adelbert bloeit weer van gebeden; de her rijzenis van Egmond is meer dan een vrome verzuchting; Onze Lieve Vrouw ter Nood is weer geëerd in haar schoonen hof, met bloe men en gezangen, de Stille Omgang te Am sterdam trekt duizenden en tienduizenden naar de nachtelijke hoofdstad en de Stille Omgang te Alkmaar roept eveneens eenige duizenden naar de stad van het Miraculeuze H. Bloed. En 't is een eisch onzer Katholieke emancipatie, dat wij in het bijzonder ook onze aandacht keeren naar hen, die eeuwen later in ons land met hunne martelie en him bloed het geloof hebben behouden, de stille vlam hebben behoed, die weer worden moet haard van verwarmend vuur en glans van licht, neerdalend op de aarde en weer op trekkend ten Hemel, voor heel ons land en heel ons volk. Dit laatste zeggen wij met nadruk, want wij willen niet één oogenblik den schijn wekken alsof wij met dezen eisch ter traditioneele voltooiing van onze eman cipatie twisten willen oprakelen of tekort schieten in de liefde jegens onze dwalende landgenooten. Het lijden der Heilige Martel laren van Gorcum want hunne vereering willen wij, aanknoopend bij de traditie, fel ler doen leven is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van ons vaderland, doch ook Katholieken uit die dagen zijn mede aanleiding geweest van dat lijden en heb ben door wankel geloof en verkeerd levens gedrag die zwarte bladzijde mede geschre ven. Zullen wij niet eens tezamen de gou den bladzijde der verheerlijking van deze Nederlanders schrijven? Zij zijn in hun groote trouw, in hunne heldhaftigheid, in hunne onversaagdheid, een glorie van ons ras. Zij waren tot 't laatste toe geen hel dengestalten, zooals ze alleen schijnen te kunnen rondwaren in mythen en sproken, doch hun leven en hun uitgang is algs- meen-menschelijk, in de Dietsche kleur ge vat. Zij zijn ons zoo nabij, heel dit karige en weer in zijne disputen zoo felle volk na bij; zij hadden als wij de zee in hunne oogen en de groote deining in het hart, en zfj kenden het verlangen naar de lieflijk heid en den innerlfjken rijkdom der dlngen: zij kenden Vermeer's stilte en Rembrandt's luister, 't Is een nationale eisch, dat zij worden tot een glorie van ons ras, een heer lijkheid voor ons volk, een ontroerende verheffing onzer Nederlandsche menschelijk- heid. Bij de negentien Heilige Martelaren van Gorcum hebben wij een weinig vrome an- nexatiezucht botgevierd: de Heilige Ville- had toch was een Deen, de laatste Deen tot nu toe onder de Heiligen der Kerk opge nomen. Sigrid Undset is hem enkele jaren geleden te Brielle komen vèreeren, ook om het „iets" te vragen voor een Deensche bloedverwante. Sint Villehad bleek een machtig man en, zoo God wil, zullen de De nen nog van hem hooren. De anderen zijn echter volkomen bloed van ons bloed. Zij kennen de diepe stilte, die ons volksbestaan kenmerkt; doch eveneens de felle uitbar stingen, die plotseling als 't ware het aan schijn van dit kleine land kunnen veran deren. Zij zijn mannelijke bidders, doch ook heftige en geestige disputeerders; tot onder t doodskoord twist Sint Nicasius van Heeze met de beulen over de wezenlijke tegenwoor digheid van Onzen Heer in de Heilige Eucharistie. Doch bovenal: het martelaar schap wordt door hen zoo menschelijk door leefd, wij zien het voor ons opdoemen in zijn volle realiteit. De martelaarsverhalen uit de oudheid der Kerk doen ons te wei nig kennen van den strijd-van-binnen, die toch ook bij deze grooten en sterken zal hebben gewoed, want niet allen werden als in een lichtgolf der goddelijke genade heen gedragen over alle pijnen en allen smaad. Zij strijden waarlijk niet alleen tegen de beulen, tegen den schimp der venaders, te gen het dispuut en nog meer tegen de ver lokkende tong der predikanten, zij strijden tegen den levenslust en de doodsbenauwdheid in hunne harten. Zij strijden voor en tegen zich zeiven; zij strijden voor en tegen de zwakkeren in hunnen kring. Er is geen ge weldiger drama dan deze strijd, die feller den kop opstak, wanneer de vermoeide beu len weken. Nog in de schuur van Te Rugge, buiten de stadspoort van Den Briel, omrin gen de sterken de kleinen en de weifelmoe- digen, nog golft de strijd op en neer, de dobbelsteen ligt op één kant en de inzet is het eeuwig leven. Nog zijn er die wijken en vluchten in het laatste uur. Sint Hierony- mus van Weert die wel de warmbloedig heid van zijn naamgenoot, den grooten Kerkvader, zal hebben bezeten, is, wan neer hij de ladder bestijgt, zoo verwoed te gen de misleiders, die het ooilam der kudde, den jongen broeder Hendrik, hebben weggelokt dat hij één met den voet in den buik schopt. Zóó fel-levend gaat hij vrijwillig den dood in, zoo uitgestrekt en grootseh is dit offer. Wat anders misschien voor Pater Hieronymus een biechtpuntje zou zijn geweest, wordt nu een monumen tale daad, hij schopt de wereld van zich weg, opdat niets hem weerhoude in de vlucht naar God. De nacht van den negen den Juli 1572, zoete fluweelen zomernacht, is in de schuur te Rugge, waar toortsen walmen en flambouwen flakkeren in een grillig schaduwspel, getuige van een der felste tafereelen in het eeuwig twistgesprek tusschen God en Satan. Hier zijn ze elkan der vlak nabij, hier is het drama gestegen tot onpeilbare hoogten; hier is 't alsof le gioenen Engelen den adem inhouden bij zulk een ziedende worsteling. Eén trede nog, één stap op de ladder en zij gaan „goe de sier maken met het Lam", zooals de simpele Sint Godefridus van Duinen zegt: één kreet van verloochening, en de Duistere en de Kille wint, schijnbaar, hij is meer dan ooit hier Meester van den Schijn, God meer dan ooit het onwankelbare Zijn. Dit drama is een der grootste uit de ge schiedenis van ons vaderland, zóó groot, dat 't niet alleen historische herinnering voor ons zijn mag, doch leven moet in het he den. Wij moeten allen bezield zijn met apostolischen ijver om de Katholieke ge meenschap in deze lage landen uit te brei den, doch wie blaken nu zóó van apostel- gloed als deze gezaligden in den Hemel? 't Is ons, of hunne oogen altoos over ons land gaan, spiedend en speurend naar alle teekenen van het Katholiek herstel. Dit Katholiek herstel zal niet volkomen worden bereikt zonder dat de vereering onzer Hei lige Martelaren als een wolk van zilveren dauw en bloemengeur over onze landen trekt. Willen wij deze landen behouden en herwinnen voor Jesus Christus, onzen Heer, waar het brute Heidendom, dat zelfs de valsche goden niet meer kent, ook onze volkskracht belaagt, dan behoeft de Chris- Situatieteekening van de nieuwe kerk op de martelplaats te Brielle, ontworpen door architect H. de Vries tenheid eenheid en voedsel. Eenheid, die niet leven kan zonder haar kern, het bin dend leergezag: Voedsel, dat meer moet zijn dan symbolische herinnering. Dit ge liefde, doch ook nog zoo arme en gekwelde land, heeft een dringende behoefte aan het milde en sterke gezag des Pausen; en een schrünenden honger naar het Brood, dat van den hemel is neergedaald. Dit gezag belijdend, deze Hemelsche Spijze verdedi gend, stierven de Nederlandsche Martela ren. Is 't niet door hun voorbede, dat de aanhankelijkheid jegens den Paus en de liefde voor de Eucharistie traditioneele ken merken werden voor het godsdienstig leven van ons Katholiek volksdeel? Zullen 't niet eens traditioneele kenmerken worden der Nederlandsche volksvroomheid in haar ge heel? De Heiligen hebben altoos het laatste woord In een der eerste dagen van Januari stonden we op het Brielsche Martelveld. Sn vanzeive kwam de vraag bij ons op: doen wij wel genoeg om de vereering voor onze Heilige Martelaren te bevorderen? In de houten kerk klinken onze voetstappen hol: de boomen waren ontvleesd en naakt, er dreef geen blad meer in den vischvijver van het vroegere St. Elisabethsklooster. In het gras geeft de blanke steenen begrenzing de plaats aan, waar eens de schuur van het klooster stond. Hier is de stilte zoet, en de ontroering wordt zuiver en doorzichtig, zoo als heel de atmosfeer van deze wonderlijke plek. Maar toch De Broederschap ter eere onzer Heilige Martelaren moet sterker bloeien, en hier op de martelplaats moet een waardige steenen kerk verrijzen, nu de vestingwet dit moge lijk maakt. Wanneer hier de pelgrimages komen in den zomer, in de teere lieflijkheid van dit waterland, dan is 't schoon, doch al tijd door moet hier iets schoons zijn, iets smeekend-schoons om den zegen dezer hei lige mannen, wier liefde tot het vaderland in de hemelsche glorie zal zijn geworden als een stormwind en een groot gedruisch, over ons land en volk af te smeeken. Wij gaan een schoone steenen kerk bou wen op dit wonderlijke plekje van ons land, groot in droefenis, grooter in glorie. Binnen korten tijd zullen de plannen aan de Ne derlandsche Katholieken nader worden ont vouwd. Doch wie nu reeds in de spontaneï teit van zijn hart wil medewerken aan dit groote werk, zende reeds zijn gave aan Pas toor J. v. Muyen te Den Briel, (giro 110895), want ook hier geldt de spreuk: wie spoe dig geeft, geeft dubbel. Er is hier een eere plicht te vervullen voor Nederlands Katho lieken en er kan geen enkele verontschul diging worden aangevoerd om zich aan dien plicht te onttrekken. En die plicht geldt voor allen, onze Heilige Martelaren hebben voor ons allen gestreden en geleden, zfj hebben thans recht op het goud van den rijke en het penningske der armen. Op hen, die zoo de eerste steenen zullen dragen, zien onze Heilige Martelaren met groote liefde neder; zijn zij niet over de eeuwen heen, de eerste steenen, door den Geest Gods aangedragen om Zijne Kerk, De in deze lage landen in puin dreigde te storten, te schutten? Er was eens. Er was eens 'n juffrouw. Die 'n postpakketje wegstuurde. En 'n week of drie daarna in de gaten kreeg, dat het postpakketje niet was te recht gekomen. Ze ging naar de post, om te vragen hoe dat kwam. De meneer van de post overigens n zeer beleefd mensch haalde heel hoog z'n schouders op en gaf haar 'n papier. En zei: „Dit moet u invullen, dan moet u *n postzegel van 15 cent koopen; die moet u er op plakken, en dan het papier weer aan mij geven; en dan hoort u er wel van." De juffrouw keek raar en vroeg: „Moet ik 15 cent betalen, omdat de post mijn pakje heeft laten wegraken?" De meneer glimlachte; bleef beleefd en zei, dat dat nou eenmaal zoo was." En de juffrouw vond, dat 't gek was. Ze vertelde het aan velen. Maar de meesten wisten 't al. Er was eens "n meneer. Die in z'n vrije tijd aan liefhebberij-too- neel deel. En zoo van lieverlede was z'n boekenkast 'n blibliotheek geworden van tooneelstuk- ken. En alweer van lieverlede hij ontving uit verschillende deelen des lands brieven en briefkaarten van tooneelclubs, die hem naar goede stukken vroegen. En zooals dat meer gaat hij kreeg n „heele bekendheid" op dat gebied. Besloot toen er 'n tooneelfonds van te ma ken, 'n „bijeenbrenging" of „verzameling van de meest geschikte stukken voor het dilettantentooneel. om zooveel mogelijk ie dereen van dienst te kunnen zijn. Hij gaf zijn fonds je een naam..... laten we zeggen: „Joost van den Vondel". En het kwam dan zóó, dat hij omdat er met die clubs nogal es wat te verreke nen viel gemakshalve 'n postgiro-reke ning wou hebben. Dit ging hij vertellen aan de post (afdee- ling Postcheque- en Girodienst, loket num mer zooveel De meneer van de P. en G.-afdeeling gaf hem 'n formulier. Dat moest ie maar invullen en z'n hand- teekening er onder zetten; dan kwam 't m orde. Hij deed wat hem gezegd was en vulde dus op het formulier in, dat Tooneelfonds „Joost van den Vondel" graag 'n postreke ning wou openen. En binnen 24 uur 't ging gauw, dat moet gezegd had ie al bericht. Maar nog geen postrekening. Want in dat bericht stond, dat zijn hand- teekening alléén niet voldoende was. Ze moesten óók de handteekeningen hebben van het bestuur van het tooneelfonds. Hij keek ongeveer net zoo raar als ae juffrouw, die 15 cent moest betalen omdat haar postpakketje niet was bezorgd. En ging terug naar de meneer van de P. en G.-dienst, loket nummer zooveel. .Meneer." .Meneer." „Kijk u es, meneerd'r wordt me ge vraagd om de handteekeningen van het be stuur, maar die kan ik niet geven, want er is geen bestuur." De meneer van loket nummer zooveel - overigens 'n zeer beleefd mensch zette z'n bril in de houding, bekeek zeer lang het bericht met 't ingevulde formulier, dat als „niet accoord" was méé teruggekomen en zei: „Daar staat toch Tooneelfonds?" Da, meneer, dat staat er..... heeft u goea gezien" „Wie vormen het bestuur van dat fonds?" „Ik, meneer." „U alleen?" Da meneer." „O, juistjaja.... dan is 't ook zeer moeilijk, om er nog meer handteeke ningen onder te zetten...» ik zal t berioh- Het programma dat de Haarlemsche Or- kest-Vereeniging onder leiding van Eduard van Beinum, op het tweede concert van den Beethoven-cyclus Zondagmiddag zal uitvoe ren, bestaat uit: de derde Symphonie (Eroïca) en de vierde Symphonie. Na het concert van Donderdagavond, waarop de twee eerste Symphonieën en het 4e Piano-concert werden uitgevoerd, thans een avond van enkel orkestwerken. De derde symphonie (Eroïca) werd door Beethoven in het voorjaar van 1804 vol- tooid.Deze symphonie is een der schoonste werken van Beethoven, een kunstwerk dat nog niet overtroffen is, en waarschijnlijk nooit overtroffen zal worden. Beethoven heeft in 1802 aan Krumphoiz gezegd: „von nun .an will ich einen neuen Weg betreten," en hij heeft deze woorden gestand gedaan. Welk een ontzaglijk ver schil vormt de derde symphonie met ae voorgaande, de tweede. Welk een verbazenden groei heeft de geest van den meester m ae korte jaren, die tusschen het ontstaan dezer werken liggen, ondergaan. Mag de tweede symphonie dan nog op enkele plaatsen aan zijn voorgangers herin neren, de derde doet dit zeker niet meer Het is haast ongelooflijk dat dit machtig kunstwerk, dat wij zoo bijzonder yereeren, door Beethoven's tijdgenooten zoo is afge vallen. j j Beethoven bedoelde met zijn derde sym phonie een eerbewijs voor Napoleon. Voor Napoleon, een der grootsten zoo met ae grootste figuur, die de geschiedenis kent, voelde Beethoven een groote vereering. De tenen dan komt 't wel in orde." „Graag, meneerdank udag me neer." „Dag meneer." Binnen 24 uur 't ging gauw, dat moet gezegd had ie bericht. En in dat bericht stonddat zijn handteekening alléén niet voldoende was ze moesten óók de handteekeningen hebben van het bestuur van het fonds. Hij stond paf. Ging weer naar de meneer van de afdee- ling P. en G.-dienst, loket zooveel. „Meneer." .Meneer." „Kijk u es, meneer, nou krijg ik voor de tweede maal datzelfde bericht.en ik heb u toch uitgelegd, dat „O, juist jadat is van dat tooneel fonds, nietwaar?" „Ja meneer." De meneer zette z'n bril in de houding, keek zeer lang naar de papieren en zei.... „n-Jawe nemen dat zoo niet aan.... want 'n fonds heeft 'n bestuur!" „O-ja. meneer?" „Ja, meneerneem 'n ziekenfonds, 'n pensioenfonds, 'n garantie-fonds, 'n „Ja-wel meneer.maar dat is iets heel andersdit is 'n tooneelfonds." „Wat verstaat u daar onder?" ,,'n Verzameling, 'n bijeenbrenging van tooneelstukken ten dienste van amateurs, die deze stukken ter inzage kunnen ontvangen tegen vergoeding van de onkosten" „O! Juist. jada's werkelijk iets andersgoed, laat u de papieren maar hieren dan komt 't wel in orde." „Graag meneerdank u.... Meneer!" .Meneer." Binnen 24 uur 't ging gauw, dat moet gezegd had ie bericht. Daar stond in, dat zijn handteekening alléén niet voldoende wasze moestèn ook de handteekeningen hebben van het be stuur van 't tooneelfonds. De meneer werd bleek. Ging met knikkende knieën naar loket nummer zooveel. ,Men...» meneer...." OPTICIENS titel „Sinfonia Eroïca" met de bijvoeging „per festeggiare il souvenire di un grana nomo", is dan ook een gewijzigde titel. Oorspronkelijk stond boven aan het titel blad „Bonaparte" en onderaan „Luigi van Beethoven". Toen Beethoven echter hoorde dat Na poleon zich tot keizer had laten uitroepen, werd hij zoo woedend, dat hij het titelblaa van de partituur afscheurde en zelfs van het werk niets meer wilde weten. Eenigen tijd later kreeg hij weer belangstelling voor het werk en liet hij het uitvoeren onder den titel „Sinfonia Eroïca". Reeds bij de eerste maten van dit werk voelt men dat men iets grootseh te hooren zal krijgen. De inzet, twee forsche slagen van het geheele orkest, maakt meteen een machtigen indruk Dan wordt door de vio loncel het hoofd-thema gespeeld. Dit thema is prachtig uitgewerkt en blijft boeien tot de laatste maten toe. Het eerste thema wordt gevolgd door een korte episode en met een crescendo wordt het tweede thema bereikt. De doorwerking is zeer belangrijk van in houd en van een treffende kracht en uit drukking. Hierna treedt een nieuw thema van droeven aard op. Hier wordt een der hoogtepunten bereikt. Tot slot van het eer ste deel nog eens het hoofdthema waarin een machtige climax wordt bereikt en dan volgt het droefgeestig „Adagio" dat Beet hoven .Marcia Funebre" genoemd heeft. De violen spelen het droefgeestig motief en du wordt door de hobo herhaald. Nog een prachtig effect wordt bereikt met de schet terende trompet-accoorden. Hierna gaat het terug naar het eerste thema, dat gevolgd wordt door een Fuga. Nu volgt een Scherzo-thema in een razend tempo, dit zeer moeilijke stukje wordt in hoofdzaak door drie hoorns uitgevoerd. De Finale brengt weer iets geheel nieuws. Eerst komt het thema dat wordt gevolgd door een drietal variatiën. Dan dient het hoofdthema voor een Dubbel-Fuga, dat uit loopt in een onrustig naspel. Met een Presto wordt dit groote werk ten slotte beëindigd. Dc vierde symphonie is weer geheel ver derde. De derde is een krachtig vurig werk vol hartstocht, de vierde daarentegen is ly risch, eenvoudig melodieus en van een tee- dere schoonheid. Zij wordt door een mystiek „Adagio" in geleid, de violen spelen achtsten en de blaasinstrumenten houden vijf maten lang een zelfden toon aan. In een overmoedig Al legro-tempo volgt het hoofdthema, gevolgd door een Canon voor clarinet en fagot. In de doorwerking treedt een nieuw zan gerig thema op, dat in een spannende stilte terug gaat naar het hoofdthema en gevolgd wordt door een kort afsluitend coda. De tweede satz, het Adagio, is iets onge looflijk schoons. De tweede violen beginnen met een begeleidingsmotief, dat voortdurend het hoofdthema blijft vergezellen. Het Coda wordt door de bassen ingeleid en de eerste violen voeren weer naar het hoofdthema terug. Uit het Scherzo spreekt een vroo- Hjke stemming. Het trio heeft weer een rustiger tempo en vormt een aangenaam contrast met het Scherzo. Dan volgt de Fi nale, een stuk van bijzondere hoedanighe den. Zooals men ziet, belooft het concert van Zondagmiddag ons bijzonder veel. Deze twee symphonieën zullen ons eenige uren het hoogste kunstgenot doen smaken. H. Th. S. Te Amsterdam slaagde .voor het examen apothekers-assistente mej. C. A. J. M. Dan- kelman, alhier. De heer J. Pak slaagde voor het voorloopig diploma van het machinisten-examen. Tot leden der commissie, die in 1931 wordt belast met het afnemen van de eindexamens aan de van rijkswege gesubsidieerde zee vaartscholen, zijn benoemd de heeren H. G. J. Wilkens, alhier, en de heer E. G. Wesse- link te Bloemendaal. De onderstaande gediplomeerden van de Middelbare Technische School te dezer stede zijn geplaatst in de navolgende betrekkingen: Af deeling Werktuigbouwkunde: C. J. van den Broek, als teekenaar bij de N. V. Werf Cwonrad te Haarlem. „Menéér." „Kijk u esnou kriig ik toch weer „O juisteh(bril) ....dat is van dat tooneelfondsja, 't spijt me.maar we hebben bericht gehad uit Den Haag, van 't Centraal Giro-kantoor, dat er beslist de handteekeningen bij moeten van 't be stuur „Mmmaarik ben heelemaai alleenik heb niet eens 'n jongste be diende of 'n loopjongen laat staan *n bestuurm'n administratie bestaat uit *n schrift van 5 cent „Ja, ik kan er óók niets aan doenwij moeten ons houden aan de voorschriften van den Haagen 't woord „fonds" schijnt daar nu eenmaal geen andere klank te mogen hebben dan die van 'n geld-inza- meling." „Nouniks aan te doendan ga Ik maardag meneer." „Dag meneer." Z'n formuliertje tusschen de vingers dat had ie mogen houden ging ie 1 postkantoor uitin misselijke stemming.. Kwam z'n schoonzuster tegen. Kreeg 'n inval. „Zeg, Mina, doe me 'n lolhier heb je m'n vulpenhouder.zet hier je naam even onder." „Onder dat papier? Waarvoor?" ,Mina, red me't is geen doodvon nis. maar als je *t niet doet word iK gek." Mina legde het formuliertje op 'n ko zijnkrulde d'r Zondagsche handteekening d'r op en vroeg of 't zoo goed was. „Nee, nog nietzet er nou nog 't woordje „Voorzitter" achter." „Voorzivoorz....????" „Ja, asjeblieft.... later leg ik 't je wel uit." Ze deed t Toen ging ie naar z'n broer'n straat of zes van de post af „Wimdoe me 'n lol.... en zet daar je handteekening onder." „Wat heb ik nou an me kar hangen?" „Doe 't't kan geen kwaadals je weigert gebeurt er 'n ongeluk...." Afdeeling ElectrotechniekChr. L. Baljé, als assistent-opzichter bij den Gemeentelij ken Telefoondienst te Rotterdam. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft benoemd tot geestelijk adviseur van den Ned. R. K. Bond van Handelaren in Manu facturen en aanverwante vakken, den Zeer- eerw. heer J. B. M. Timp, rector van het ziekenhuis „St. Joannes de Deo", alhier. De vrouw, die geen moeder van haar kind was In het bankje van snikken en tranen in de rechtzaal resideerde gisteren een mensch je van twee jaar, met een lief, schattig snoetje, waarop nog geen enkele spoor van misdaad te ontdekken was. De kleine was hoogstens eens ondeugend geweest, als mama iets ver boden had en hij het toch deed, maar ove rigens Het mysterie werd vlug opgehelderd, want na het schatje kwam de moeder binnen en die had zich misdragen. Nadat de officier geïnformeerd had, of het kleintje zoet zou blijven en de moeder daar op plechtig knikkend geantwoord had, kon de zaak beginnen. De 22-jarige moeder uit Zaandam had zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een zestigjarige weduwe. Het was altijd al ruzie geweest tusschen de twee vrouwelijke buren, die elkander, fi guurlijk althans, niet zien konden. De wedu we had zich op een goeien dag niet meer „kunnen houden" en toen had ze haar buur vrouw verweten, dat ze „geen moeder van haar kind was." Na dien tijd was het heele maai mis gegaan. Op een goeden dag kwam de orgeldraaier in de straat. De kleine van verdachte, zoo als gezegd ter terechtstelling aanwezig, speel de buiten en de orgelman vroeg (och, hoe zijn orgelbazen nietwaar) een handje. Juist toen de kleine, de lieve kleine mollige vingertjes naar de ruwe bruine hand van den orgel draaier wilde uitstrekken, kwam de weduwe naar buiten. Ze waarschuwde den orgelbaas als volgt: „Doe dat niet man, anders krijg je het met dat wijf van hiernaast aan den stok." Op het zelfde oogenblik rende het „wijf" in kwestie naar buiten en ze timmerde op de weduwe los. Ze sloeg de weduwe-oogen paars, de idem-knieën trapte ze blauw en ze was zoo van streek, dat het haar groen en geel voor de oogen werd. De orgelbaas, de mentaliteit van de vrouwen kennende, nam de beenen en was spoedig buiten schot. Voor mishandeling stond de moeder nu terecht. Bij het verhoor kwamen we te weten, dat ze de weduwe had beloofd haar strot te zullen doorknijpen. Toen de verdachte zelf een groote wasch- lijst verontschuldiging aanvoerde, wuifde baby met zijn handjes naar den officier, die met een glimlach en een knipoogje terug groette. Aan de kleine is het dan ook waar schijnlijk te danken, dat de moeder slechts drie gulden boete kreeg. „Ata", zei de twee-jarige, toen hij het be klaagdenbankje verliet Dirk en Grietje van Marken Het is een zeldzaamheid, als eenige bewo ners van Marken voor de Haarlemsche rech ters komen. Dat wil niet zeggen, dat er op Marken nooit geen ongerechtigheden gebeu ren. Het is echter dikwijls raadzaam, de zaak te sussen, omdat een reis naar de bloemen stad niet zoo heel gemakkelijk is. Een 19- jarige visscher troonde in het beklaagden bankje. Hij was in vol ornaat, in zijn korte zwarte pofbroek, in zijn blauwe buis, waar onder uit een rood hemd gluurde. Hij had een 19-jarige Marker schoone mishandeld. Grietje was dus als getuige aanwezig. Grietje was op haar Paaschbest gekleed, d.w.z. ze was gehuld in een kleedij, dat met alle kleuren van den regenboog geverfd was. Ze was zóó van een gekleurde ansichtkaart weggeloopen, met haar rood-wit gestreepte blouse, waar over heen het hei-blauwe mouwlooze manteltje, met haar fel-oranje geblokte sjaal en het kunstig geborduurde kanten mutsje. Mooie blonde krullen rustten op haar schouders, een stijf gesteven kuifje puilde vinnig uit het mutsje boven het voor hoofd. Grietje wandelde met haar verloofde langs de boorden van het eiland, het was denker en prachtig helder weer. Daar kwam Dirk aan, Dirk, de jonge vis scher. Hfj maakte altijd ruzie met den ver loofde van Grietje en een dag tevoren had hij hem nog in een sloot geduwd. Dirk was vechtlustig en hij zei bij de ont moeting niet vreedzaam „goeien avond", maar „zeg zijn je kousen al droog," daarmede doelende op het gebeuren van den vorigen dag. Grietje werd kwaad en riep „je bent een laffe jongen," waarop Dirk nog kwader werd en Grietje een flinken pats in haar lieve ge zichtje gaf en haar bij den nek greep. De politierechter aanhoorde de geschiede- Wim deed 't. ,Mooizet er nou achter: „Secreta ris." „Hè?!!!!?" „Doe 'tdenk aan 't ongeluk." Hij deed 't. „Mag je zoontje 't nou even naar de post brengenzelf durf ik niet meer 't Zoontje deed 't. Binnen 24 uur 't ging gauw, dat moes gezegd was er bericht Dat er 'n postrekening was geopend voor Tooneelfonds „Joost van den Vondel". Er was eens 'n groote vereeniging. Die 'n maandblad ging uitgeven. Toen het eerste nummer oplage om streeks duizend klaar was, ging de se cretaris met zoo'n maandblad naar de post, om te vragen, welke postzegel er op moest. De meneer van het postzegelloket woog het maandblad en zei: „Vijftig gram, 2 cent". De secretaris kocht duizend postzegels van twee cent. En de duizepd bladen werden verzonden. Dat ging iedere maand zoo. Dat duurde precies zeven en 'n half jaar. Midden in de achtste jaargang kwamen alle duizend bladen van het postkantoor te rug met 'n briefje d'r bij. dat ze te zwaar warenen er 'n postzegel bij moest 't was over de 50 gram. De secretaris keek of ie 't in Keulen hoord donderen. Ging met zoo'n maand blad dat ie zeven en 'n half jaar voor 2 cent (later IK- cent, wegens de port-verla- ging) verzonden had, naar de post terug, en vroeg hoe dat kwam. De meneer van 't postzegelloket legde 't maandblad op de brievenweger.keek se cuuren zei: „Twee en vijftig gram" ja 't is te zwaar." De secretaris kocht er duizend postzegels bij plakte ze naast de andere. De volgende aflevering werd twee gram lichter gemaakt. Toen ging 't weer als van ouds. Er was eens 'n mevrouw. Een abonné wenscht zijn hart te luch ten over het getwist in onderwijskringen inzake het toekennen van cijfers aan leerlingen. Het toekennen van die cijfers schijnt verbazend moeilijk te zijn, schrijft hij ons. Beteekent een vijf op het rapport van den leerling voldoende of is het onvoldoende? Moet een leerling me' vijven verhoogd worden of moet hij blij ven zitten? De leeraren en onderwijzer." schijnen over dit punt met de handen in het haar te zitten. Voor ons ouders (en het is toch voor ons dat de rappor ten worden gegeven, nietwaar?) is het nog al gemakkelijk, zou men zeggen. Wij kijken naar de cijfers, die de kinderen voor de verschillende vakken hebben behaald en vergelijken die met de ver klaring, die op dezelfde bladzijde van het rapport voorkomt. 10 uitmuntend; 9 zeer goed; 8 goed, enz. Als bij het cijfers 5 staat aangegeven, dat dit onvoldoende is, dan weten wij, dat onze jongen of meisje voor dat vak onvoldoende heeft; als er staat aangegeven, dat het vol doende is, wel, dan weten wij dat hij of zij voldoende heeft. Maar zoo eenvoudig zal het wel niet zijn. Daar moet meer achter zitten! Enfin, laten de onderwijs- specialiteiten maar uitmaken of 5 vol doende is. Wij vinden het heelemaai niet belangrijk door welk cijfer een „onvol doende" wordt aangegeven. Maar wat wel gewenscht is, is uniformiteit. Althans in een groep van scholen van dezelfde richting. Opdat niet op de eene onder wijsinrichting de waarde der cijfers ge heel anders is dan op de andere. Nood zakelijk is ook dit niet voor het wel slagen van het onderwijs, maar het is prettig en gemakkelijk voor de ouders. nis en laakte het gedrag van Dirk ten zeer ste, te meer daar deze gedronken had. Dirk: 'n Enkel potje bier maar, edelacht bare. Officier: Wat verstaan jullie onder een „enkel" op Marken? Verder voegde hü ver dachte toe, het meisje niet meer zoo hard handig in den nek te streelen. De politierechter verklaarde zich accoord met een boete van acht gulden. Dirk (zichtbaar boos)Ik ben onvermogend maar anders liet ik 't er niet bij zitten! Rood van woede verliet hij de zaal, even wierp hij nog 'n strengen blik op Grietje, de levend gekleurde ansichtkaart van het rustige Marken. O Naar wij vernemen heeft de heer H. J. A. Bakkenhoven zich terug getrokken van de lijst der R. K. Volkspartij voor de a.s. raads verkiezingen, waarop hij als nummer 1 voor kwam en zich uit politieke overwegingen aangesloten bij de R. K. Staatspartij. Die 'n brief kreeg. Waarvoor ze 12 cent strafport moest be talen. Dat vond ze gek, want „uit hoofde van haar functie" zullen we maar weer zeggen, ontving ze dagelijks zulke brievenen van precies dezelfde inhoud. Ze legde de brief op de weger. Kon niet verder komen dan 20 gram. Ging naar de postwou d'r 12 cent strafport terug hebben. Kreeg ze niet ,'t Was over de twintig gram werd haar gezegd't strafport was dus „in orde." Ze zocht 't hoogerop. Ging eerst naar 'n drogist, waar ze dik- wels wat kocht, en vroeg: „Doe me 'n ple zier, meneer, en weegt u voor mij es héél secuur deze brief." De drogist was z'n klant behulpzaam en woogkon zelfs met z'n „vergif- schaaltje" en „vergif-gewichtjes" niet verder komen dan 20 gram. „Dank u beleefd" zei de mevrouw. En ging naar de postdirecteur. Legde ..'t geval" uit. De postdirecteur was zeer beleefd.... en zei alle mogelijke medewerking toe.... me vrouw moest de brief maar achterlaten., en dan kreeg ze we) bericht. Dat kreeg ze. 't Was 'n keurig briefje van de postdirec teur, waarin werd mede!*<"i°ela aat de brief inderdaad zwaarder was dan twintig gramen dat hii woog20 gram en 200 miligram het strafport was dus „te recht toegepast" Weet u wat 200 miligram is? Natuurlijk, dat weet 'n schooljongen. Dal is 'n vjifde gram. Kunt u iets bedenken, dat 'n vijfde gram weegt? Ik niet zoo gauw. 'n Speldeknop? 'n Vlieg? Drie muggen? Maar Tante Pos moest geliik hebben. Ik denk aan die zeven en 'n half jaar 7K maal 12 maal 1000...-. is 90 000.... I. ik lach me krom G.N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5