OUDE HERINNERINGEN VAN KATHOLIEK HAARLEM PIJLTJES TWEEDE bLAD MAANDAG 11 MEI 1931 BLADZIJDE 1 De huldiging van Amsterdams Deken Botsingen met neergelaten afslui tboomen Zangwedstrijd te Zandvoort De Beethoven-Cyclus door de H.O.V. Inleiding tot het vijfde concert i Volgens de laatste berichten zal de Ka tholieke school aan de Ged. Oude Gracht no 120 opgeheven worden. Deze oudste ka tholieke onderwijsinrichting van Haarlem is veroordeeld, om binnen eenige jaren dood te bloeden aan het zoogenaamde afvloeiings systeem. Er worden geen nieuwe leerlingen meer aangenomen, zoodat er, te beginnen met September 1931, ieder jaar een klas van het geheel af zal vallen, met het natuurlijk gevolg, dat in 1936 de geheele school zal ver dwijnen. Alleen de U. L. O.-school blijft be staan. De Hoogeerw. heer deken v. d. Akker, oprichter der school Menig Haarlemmer, die zoo ongeveer de jaren bezit, „dat hij Abraham gezien heeft", zal dit bericht met leedwezen gelezen heb ben. Immers gaat er nu weer een stukje Roomsch Haarlem verloren, dat niet meer vervangen zal worden. Misschien is het dus daarom niet onaardig, hieromtrent eenige oude herinneringen op te diepen, die zeker door velen nog wel aangevuld en vermeer derd kunnen worden. Na het mandement der Bisschoppen in 1868 werden er over het geheele land katho lieke scholen gesticht, soms met de meest bekrompen middelen. Immers, de Roomschen moesten eerst ten volle meebetalen in de belastingen, om het weeldekindje van het openbaar onderwijs op de been te houden; en daarna „mochten" zij, met goedgunstige toestemming der regeering, en gewoonlijk onder de medelijdende blikken der open bare onderwijsmannen, hun eigen scholen in richten. 't Spreekt vanzelf, dat van een vergelijking met den modernen tijd geen sprake kon zijn. Ik heb scholen gekend, die niets anders waren dan verbouwde paarden stallen of koetshuizen en waar het on derwijs toch best was. Ja. in dit opzicht behoefde men voor het tegenwoordig onder wijs niet onder te doen, al stonden er ook minder vakken op den lesrooster. Trouwens, op menige school was niet eens een lesrooster, al volgde het hoofd vrij ge regeld een voorgeschreven weg. Hoe dit zij, ook in Haarlem werd een ka tholieke jongensschool gesticht. Dé zustere namen de meisjes vopr haar rekening. Vol gens een gedenksteen, die jaren lang In de gang der oude school was ingemetseld, hebben „de Katholieken van Haarlem deze school gesticht ter eere Gods en tori heil hunner zonen in het jaar des Heeren 1878." Dit betrof echter de oude school aan de Gortesteeg, of zooals het gebouw in den volksmond werd genoemd: „de school aan het Gortje". Het terrein, waarop deze school werd ge sticht lag achter de Bank van Leening en de toegang leidde door een poort aan de Gortesteeg. Eerst in 1884 werd de school aan de Ged. Oude Gracht gebouwd en de eerste steen daarvoor werd gelegd door den heer Beijnes, volgens het opschrift „oud-leerling dezer school". Voor die dagen was het een monumentaal gebouw, waarvan de gevel ge- teekend was door den architect Cuypers. Het initiatief ging hoofdzakelijk uit van de oude heeren Beijnes en v. d. Pigge. Het eerste hoofd der school aan het Gortje was de heer Odenwald, die opgevolgd werd door den heer Zwetselaar. Deze werd in 1885 benoemd tot hoofd der'nieuwe St. Bernar- dusschool in Deventer (een prachtgebouw, dat nog in onzen tijd een goed figuur slaat) en zijn plaats werd ingenomen door den heer M. L. van Gemert, die tot dan toe een particuliere school ook met internaat had geleid in Alkmaar. Tot in 1908, dus 23 jaar lang, heeft deze bekende onderwijsman de scholen aan de Oude Gracht geleid en op hoog peil gebracht. Want ook buiten het katholiek onderwijs was deze Roomsche voorman zeer gezien. Tot aan zijn dood, op 75-jarigen leeftijd, heeft hij onafgebroken zitting gehad in de examen-comfnissies voor de hoofdacte en te vens was hij leeraar aan de eerste Haarlem- sche Ambachtsschool en aan meer andere in- richtingen van onderwijs. Maar voor één persoon werd het geheele samenstel toch te druk. De school was ja renlang de eenige katholieke school niet al leen voor Haarlem, maar ook voor de om geving. Van Overveen, Heemstede, Schoten en andere dorpen kwamen eveneens leerlin gen opdagen. De oude Roozens,, Bijvoets, Elderings, v. d. Weijdens en andere beken den uit de bloemisten- en bleekerswereld hebben op de Oude Gracht hun wetenschap opgedaan, om nog maar te zwijgen van de talrijke landbouwers en tuiniers van Schalk wijk, Haarlemmerliede en de Meer. De scholen waren dan ook gesplitst. In de 6 lokalen aan de Ged. Oude Gracht waren de Burgerschool en de Tusschenschool on dergebracht, terwijl de 9 lokalen aan het Gortje bestemd waren voor het onderwijs aan inln.- en onvermogenden. Het hoofd had dus 15 onderwijzers onder zijn bestuur, benevens nog eenige kweekelingen. Want bii de lagere school hoorde ook een „normaalschool waar eenige onderwijzers-specialiteiten de jongelui klaar maakten voor het examen 1. o. In 1891 kwam er dan ook een splitsing. De school aan het Gortje kreeg een eigen hoofd in den persoon van den heer Tus- huizen, terwijl de heer v. Gemert de scho len aan de Oude Gracht behield, maar te vens zoowat directeur bleef van het geheele onderwijs. Na het overlijden van den heer Tushuizen zijn nog de heeren Speller en Jansen hoofd van „het Gortie" geweest. 't Spreekt vanzelf, dat alles nog niet mo dern toeging! Het „Gortje" was een tame lijk sombere kast, met smalle gangen en slechts één nauwe houten trap! 't Gevaar voor brand was dus niet denkbeeldig. Op hevel der schoolinspectie moesten dan ook ijzeren brandbruggen over de binnenplaats gelegd worden, die in geval van nood een uitgang konden bieden naar de school aan de Oude Gracht. En dit was maar goed ook! Want op een kouden winterdag bemerkte men, dat de turven in het turfhok (dat on der de houten trap was aangebracht!) lagen te smeulen, zoodat de gangen en de trappen weldra vol van een dikken rook stonden. In een minimum van tijd waren de jongens der zes bovenlokalen in veiligheid gebracht. Het brandje zelf was spoedig met een straaltje op de waterleiding gebluscht. Het groote bezwaar der brandbruggen was echter, dat de benedenlokalen, vooral het oostelijk hoekdeel, nog meer van het dag licht beroofd werden, zoodat er in de win termaanden zoowat den geheelen dag bij kunstlicht gewerkt moest worden. Maar de onderwijzers van het Gortje hadden tenminste ieder één klas. Aan de Oude Gracht echter voerde elk het bevel over twee leerjaren, want drie lokalen waren bestemd voor de Burger- en drie voor de Tusschenschool. Deze laatste vooral was al tijd vol! Geen enkel onderwijzer had min der dan 50 leerlingen, maar gewoonlijk haal de men wel de 60 en als 't noodig was schoof men er nog wel eens een paar banken bij, zoodat er in één lokaal 66 peuters bijeen zaten gepakt! Men had dus de handen vol! Zonder overdrijving mag men dan ook zeggen, dat Roomsch Haarlem veel dank verschuldigd is aan zijn oude onderwijzers! De belooning was maar schraal. Men werd aangesteld op een salaris van f 600 per jaar en daarbij bleef het. De hoofdacte werd met f 100 beloond, een bijacte met f 50. De on derwijzers aan de „normaalschool" kregen 75 cent, hoogstens één gulden per lesuur. Wie in het huwelijk trad, moest maar zien, dat hij met bijverdiensten een behoorlijk be staan kon verwerven. Uitzicht op pensioen was er nog niet. enz. enz. Wel deden öe katholieken wat zij konden, maar dat was niet veel. Er was een fonds „Providentia" ge sticht, waaruit een katholiek onderwijzer, na het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, een ondersteuning van f 300 per iaar werd uitge keerd. Maar vergeleken bii hun openbare collega's bleven de katholieke onderwijzers toch maar stumpers. Enkelen probeerden het met een „zaak", een kruidenierswinkeltje of een zaakje in confectie, maar veel haalde dit niet uit. Eerst de gelijkstelling heeft de verlangde uitkomst gebracht. Het Bestuur der school kon echter moei lijk meer doen. dan het al deed. Immers, de scholen behoorden aan de gezamenlijke parochies van Haarlem en stonden dus on der het toezicht der pastoors. Lang waren De hoogeerw. heer Mgr. G. C. van Noort, Deken van Amsterdam, is gisteren, ter gelegenheid van zijn 70sten verjaardag in het Concertgebouw te Amsterdam gehuldigd. Veel vooraanstaande personen waren aanwezig Onze foto werd genomen tijdens de receptie. Van links naar rechts: Dr. Willem Mengelbberg, Prof van Rooy, Mgr. M. P. J. MöUmann,Dr. G. C. van Noort, Mgr. Taskin, praeses van het seminarie Warmond, Mgr. Hensen. De heer M. L. v. Gemert, hoofd der scholen van 1885—1908 er echter maar drie parochies in onze stad: de Jansstraat, de N. Groenmarkt en het Spaarne. In de negentiger jaren kwam de nieuwe St. Bavo er bij en voor en na wer den de nu bestaande parochies gesticht. Hierover kan echter in een vervolgartikel nog wel iets gezegd worden. N. De eerste dag van de groote Nationale Zang wedstrijd was gereserveerd voor de eer ste en tweede afdeeling kinder- en vrou wenkoren. De jury bestond uit de heeren Fred. J. Roeske, Olivier Koop en Jac. Hamel. Als verplicht koorwerk voor de 2e afd. Kinderkoren was gekozen: „Hoempa-Liedje" van Jac. Hamel. Nadat de eere-voorzitter van het eere-co- mité, de Edelachtbare heer H. van Alphen, burgemeester van Zandvoort, het openings woord had gesproken en het comité dankte voor de goede zorgen en regeling, traden in de tweede afdeeling vier kinderkoren op. Kinderkoor D. O. S., A'dam, zong vooral het echo-couplet van het Hoempa-liedje zeer fijn en het vrije, a capella-lied precies op toon. Het behaalde met 307 punten een eerste prijs. Kinderkoor „Juliana" Utrecht gaf be schaafden zang, doch de eerste «stem (meis jes zong nogal eens boven den toon. Met 273 punten een tweede prijs. „Onderling Genoegen" Haarlem, directeur J. Post, zong het eerste lied aardig, echt kinderlijk, doch niet geheel zuiver, het twee de iets te vrij in de maat. Het verkreeg met 299 punten een tweede prijs. ,.Zang en Vriendschap" Landsmeer zong veelte sterk en open van klank. De uit spraak was niet onberispelijk. Een derde prijs met 250 punten. In de eerste afdeeling kwamen 4 kinder koren uit. Als verplicht lied was gesteld: .,De Koeien en de Ganzen" van Nico v. d. Linden. Kinderkoor ,,'t Harpje", A'dam, was niet tegen de moeilijkheden van v. d. Linden's lied opgewassen. Het werd niet geheel zuiver en zonder voldoende voordracht gezongen. Het behaalde met 283 punten een 2e prijs. „Apollo", A'dam zong veel beter. Tech nisch knap, klankrijk en met goede typee ring. Met 313 punten een eerste prijs. Kinderkoor „Jong Zandvoort" hield zich kranig. De moeilijkheden van het verplichte werk werden op voldoende wijze overwonnen en met „Perrette en de Melkkan" oogstte het veel succes. Het verkreeg een eerste prijs met 302 punten. „Door verg. Saamgebracht", Amsterdam, onder leiding van Nico v. d. Linden spande de kroon. Dat was beschaafde zang en mu zikale opvatting! Met 315 punten werd een eerste prijs toegekend. In de eerste afdeeling dameskoren ver wierf het dameskoor „Haarlem's Muziek In stituut" het hoogste aantal punten. Niet minder dan 338! De directrice mej. Cor Bij ster beschikt over prachtig stemmateriaal. Zij liet hoogst muzikaal en beschaafd zin gen. Het verplichte koor: „Vlindertje" van Ol. Koop werd zeer gevoelvol voorgedragen. Het fraaie werk van Verdi „Laudi Alla Ver- gine Maria" klonk niet geheel toonvast. Overigens was het een prachtpres"tatie. „Erato" van A'dam bekoorde eigenlijk in een afdeeling meisjeskoren thuis. De klank volume was niet vol genoeg. Op het overige kon men geen aanmerking maken. Met 309 punten een eerste prijs. Avondwedstrijd. Thans waren de derde en vierde afdeelin- gen Gemengde Koren aan de beurt. De jury bestond uit dezelfde heeren als des middags. Het verplichte koorwerk in de vierde afdeeling was „De Molenaar" van Jac. Hamel. In deze afdeeling blonken uit: „Vox Hu mana", Zaandam, dat over prachtig stem materiaal beschikt en een fraaie uitbeelding van den tekst gaf. Dit koor verkreeg met 342 punten een eer ste prijs. „Zang na Studie", Amsterdam, door mooien samenzang en gevoelvolle voor dracht. Een eerste prijs met 315 punten. Van het Kerkkoor te Schagen klonken de sopranen iets mat. Overigens leverde dit koor goed, muzikaal werk. Het verwierf met 304 punten een eersten prijs. Verder verkregen „Zang en Vriendschap", Bussum, met 297 punten een tweeden prijs, R. K. Zangvereeniging „Onder Ons", Anke veen met 246 punten een derden prijs, „Cae- cilia", Barsingerhorn, met 307 punten een eersten prijs, „De Stem des Volks", Zand voort, met 298 punten een tweeden prijs. Voor de derde afdeeling gemengde koren diende als verplicht koorwerk: „Lentezang" van Diamant. De R. K. Zangvereeniging „Inter Nos", Zaandam, ontwikkelde een massalen klank, zong goed beheerscht en gaf een juiste uit beelding van „De Winter" van Loots. Ze be haalde een punt tekort voor een eersten prijs. Jammer voor het koor en zijn ver dienstelijken dirigent Leo Pielage. „Kunst en Vriendschap", St. Maarten, be haalde veel succes met „Trauergesang" van 'Blummer. Dat klonk fraai en stemmingsvol. „Schoorl's Gemengd Koor" behaalde het hoogst aantal punten in deze afdeeling: 324. Dat was gecultiveerde koorzang! „Salve Re- gina" van Oberhoffer klonk ragfijn! Verder verkregen „Zang en Vriendschap", Jisp, 272 punten, 2en prijs en D. O. O. V., Amsterdam, 316 punten, len prijs. Zaterdag a.s. treden op de Christelijke Koren en de 3de Afd. Mannenkoren. Zondagmiddag a.s. Kinderkoren, Afdeeling Uitmuntendheid en Mannenkoren, 2e Afdee ling. Zondagavond a.s. Mannenkoren, le Afd. en Gemengde Koren, 2e Afdeeling. Gisteren behaalde op het Zangconcours te Zandvoort het Amsterdamsche Gemengde Kinderkoor D. V. S. onder leiding van Nic. v. d. Linden het hoogste aantal punten (315). De foto hierboven toont het aanbrengen van de 1ste prijsvermetding op het vereenigings- vaandel Op het laatste Beethovenconcert, dat morgenavond door de H.O.V. gegeven wordt, Zullen worden uitgevoerdde Symphonie no. VIII in F. groote terts, Opus 93 en de Symphonie no. IX in d. kleine terts, Opus 125, met slotkoor naar Schiller's Ode an die Freude, voor orkest, gemengd koor en vier solo-stemmen. Solisten zijn dezen avond Jo \i .cent, Sopraan Meta Reidel, Alt Jac. van Kempen, Tenor en Max Kloos, Bas. Het koor is samengesteld uit leden van verschillende Haarlemsche Zangver- eenigingen. Het laatste Beethovenconcert is tevens het afscheidsconcert van Eduard van Beinum. Van Beinum heeft met deze vijf concerten weer bewezen, hoe 'n bekwaam dirigent en knap musicus hij is. Het is voor Haarlem dan ook een groot verlies, dat de heer van Beinum gaat vertrekken, om in Amsterdam, als tweede concertmeester van het Amster- damsch Concertgebouw Orkest zijn werk zaamheden te gaan aanvaarden. De cyclus, die thans ten gehoore is ge bracht, heeft ons weer een beeld gegeven van den rijkdom, dien wij in de kunst van Beethoven bezitten. Al kan hier dan niet van een volledigen Beethoven-cyclus ge sproken worden, toch is er een voornaam deel van de werken van Beethoven uitge voerd. De negen Symphonieën, het viool concert en het vierde pianoconcert behooren zeer zeker tot de grootste werken van den meester. Het programma van morgenavond is vrijwel het belangrijkste van den heelen cyclus. De zevende en de achtste symphonie (die hedenavond uitgevoerd worden werden d >or Beethoven ongeveer gelijktijdig geschreven. Beethoven had de achtste symphonie eerst als zevende genümmerd en de zevende als achtste, later heeft hij dat echter veranderd. De zèvende symphonie viel eerst beter in den smaak van het publiek dan de achtste Beethoven zelf vond de achtste veel beter. Thans trachten wij niet meer een vergelij king tusschen de verschillende symphonieën te maken. Alle zijn immers even groote kunstwerken De „achtste" bevat vele schoonheden, het eerste thema is reeds bijzonder mooi, het is krachtig en jubelend. Deze opgewekte stemming beheerscht het geheele eerste deel. De doorwerking, die leidt naar het hoofdthema, is zeer belangrijk. In plaats van het gebruikelijke „Adagio" volgt hier als tweede deel een „Alegretto". De blaas instrumenten beginnen het tweede deel met een kwartsext- accoord op F. Daarna spelen de violen een zeer licht motief. Met een kort Coda wordt het tweede deel be ëindigd. Thans volgt een Menuet door de strijkers met breede streken ingezet. Het Trio vormt een sterke tegenstelling, met het voorgaande, hierin spelen twee hoorns en een clarinet solo-partijen. De Finale (Allegro Vivace) is een prachtig slot voor dit opgewekte werk. Dit deel bevat twee doorwerkingen in tegenstelling met het voorgaande deel, dat heelemaal geen door werking bezit. De pauken zorgen voor een geestdriftig slot. Omtrent de negende symphonie is nog steeds niet duidelijk, waarom Beethoven deze niet uitsluitend voor orkest geschreven heeft. De meening van velen is, dat Beet- META REIDEL hoven dacht, op het gebied der instrumen tale muziek het hoogtepunt bereikt te hebben en dat hij daarom het vocale element is gaan toepassen. Dit is echter niet waarschijnlijk, want na de negende symphonie heeft Beet- JO VINCENT hoven nog versche'dme zuiver instrumentale werken geschreven Met onbestemde klanken, als van verre komende, wordt dit machtige werk aange vangen, de klanken worden sterker, het ruischen neemt toe, de motieven worden met korter tusschenruimte herhaald en zoo wordt een climax bereikt, zoo overweldi gend en grootsch, dat men tot in den ziel geroerd wordt. Hier vangt het hoofdthema aan. Aan het einde hiervan keert de weifelen de stemming van den aanvang weer terug, maar weer groeien de klanken aan en nog maals wordt het hoofdthema bereikt. Een krachtige passage leidt het tweede thema in, een mooie melodie, die door verschillende blaasinstrumenten, begeleid door een strijk kwintet, gespeeld wordt. Plotseling wordt de weeke stemming door een donderend forte verbroken, maar de slot-melodie doet haar weer terugkeeren. Geheimzinnige, smee- kende klanken volgen, maar de stemming slaat om, de bassen donderen en de violen en alten laten snijdende passages hooien, maar de hobo brengt weer verandering en het gansche orkest sluit het eerste gedeelte van den satz af. De doorwerking is buitengewoon interes sant, hier komen gedeelten in voor, zooals wij nog nooit eerder gehoord hadden en die later ook nooit meer geëvenaard zijn. De ie hoorn zet met een fugato-thema onverwachts het coda in, klagende, smar- JAC. VAN KEMPEN Naar aanleiding van het ongeval op den bewaakten overweg ter plaatse waar de spoorlijn HaarlemHaarlemmermeer den verkeersweg HaarlemAmsterdam kruist, bericht men aan het „Vad." het volgende Het is een slechte gewoonte van vele automobilisten, om het licht van hun koplampen niet voldoende te verminde ren, wanneer zij voor een gesloten over weg wachten. Sommigen houden hun lichten zelfs volledig aan. Dientenge volge worden de van de andere zijde komende auto's in meerdere of in min dere mate verblind en kunnen zij tegen dit scherpe lampschijnsel den betrekke lijk dunnen afsluitboom heel vaak niet tijdig opmerken. Geschiedt een en ander op een hoofdweg, waar uiteraard vrij groote snelheden ontwikkeld worden, dan kan zulks tot ernstige ongelukken aanleiding geven. Ook het blijven staan met z.g. „ge dimde" lichten is af te raden. Bij het gebruik van niet verblindende lampen volgens het Duplosysteem kan deson danks vrij sterke verblinding optreden, omdat de weg bij een spoorwegovergang vaak ietwat helt en de normaal schuin naar onder geworpen lichtstralen daar door .horizontaal komen, met het ge melde gevolg. Men doove daarom de koplampen ge heel en ontsteke de stadslichten. Dit geldt in de eerste plaats voor den voor sten wagen, doch evengoed voor de andere. Het hebben van verblindende verlichting op een stilstaanden auto is ingevolge Art. 19 (le lid sub. b) van het Motor- en Rijwielreglement verboden. Wat het „Vad." schrijft, kan op zich zelf zeer juist zijn, maar het ongeluk op den Amsterdamschen straatweg heeft toch een andere oorzaak. Hier over schrijft ons een Haarlemsch be kwaam, voorzichtig en deskundig auto bestuurder het volgende: De verlichting is daar ter plaatse werkelijk zeer slecht aangebracht. Men kan bij avond bijna niet zien of de afsluitboomen open of dicht zijn. Het licht is wel sterk doch niet practisch. Juist doordat het licht zoo sterk is kan de automobilist de boomen niet zien. Het is dan ook noodzakelijk, dat hier verandering in komt, anders zullen meerdere ongelukken zeker niet uitblij ven. Om dit te voorkomen zou klager het wenschelijk achten, dat wanneer de boomen gesloten worden de lichten van kleur veranderen, zoodat zij bij voor beeld rood te zien geven. De autobestuurders hopen, dat een en ander spoedig geregeld zal zijn, want vooral voor vreemdelingen is de toe stand op dit oogenblik zeer gevaarlijk. lelijke klanken voeren tot een hoogtepunt en krachtig treedt het hoofdthema op. Thans volgt het „Scherzo", het lijkt dat hier de toornige stemming zal gaan veran deren en ja, plotseling een vroolijke danswijs en dan h t Coda, dat in zeer snel tempo over- in een vr°olijk „Presto", het tempo van het Trio» Ernstig vangt het „Adagio" aan, een lange, gevoelvolle melodie, zoo ongelooflijk mooi, dat het haast ondenkbaar is, dat een mensch dit heeft kunnen scheppen. Over het „Ada gio zal ik verder niet meer schrijven, dit moet men hooren, de schoonheid, die ons hierin geboden wordt, is onbeschrijfbaar. De aanvang van de Finale is krachtig en energiek, de bassen razen en een toornige stemming blijft hier heerschen tot op het einde een eenvoudig liedje volgt, dat door verschillende instrumenten gespeeld wordt. Het heeft jaren geduurd, eer Beethoven de juiste verklanking van Schillers verzen gevonden had en die verzen in de Finale MAX KLOOS van zijn negende symphonie had aange bracht. Telkenmale dacht hij gevonden te hebben, wat hij zocht, maar even dikwijls verwierp hij zijn denkbeelden weer. Tot hij de gelukkige vondst deed, den bariton solist te laten zingen „O Freunde, nicht diese Töne sondern laszt uns angenehmere anstlmmen und freudenvollere."^ Onmid dellijk hierna zetten de blaasinstrumenten de bekende vier maten in en de solozanger j roept„Freude!" de koorbassen herhalen „Freude". Beurtelings zingen de verschil lende solisten eenige strofen van het gedicht, 1 afgewisseld door het koor en af en toe een tusschenspel van het orkest. Dit stuk is bijzonder moeilijk uit te voeren. Beethoven stoorde zich niet aan de grenzen, die de natuur bepaald heeft, doch behandelde de zangstemmen als instrumenten. De verschillende medewerkenden hebben norgenavond een zeer moeilijke taak te ervullen, doch wanneer de uitvoering zoo ■al zijn, als wij verwachten, ook een dank bare taak. I H. Th. S.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5