OUDE HERINNERINGEN VAN
KATHOLIEK HAARLEM
PIJLTJES
TWEEDE bLAD
MAANDAG 11 MEI 1931
BLADZIJDE 1
De huldiging van Amsterdams Deken
Botsingen met neergelaten
afslui tboomen
Zangwedstrijd
te Zandvoort
De Beethoven-Cyclus
door de H.O.V.
Inleiding tot het vijfde concert
i
Volgens de laatste berichten zal de Ka
tholieke school aan de Ged. Oude Gracht
no 120 opgeheven worden. Deze oudste ka
tholieke onderwijsinrichting van Haarlem is
veroordeeld, om binnen eenige jaren dood te
bloeden aan het zoogenaamde afvloeiings
systeem. Er worden geen nieuwe leerlingen
meer aangenomen, zoodat er, te beginnen
met September 1931, ieder jaar een klas van
het geheel af zal vallen, met het natuurlijk
gevolg, dat in 1936 de geheele school zal ver
dwijnen. Alleen de U. L. O.-school blijft be
staan.
De Hoogeerw. heer deken v. d. Akker,
oprichter der school
Menig Haarlemmer, die zoo ongeveer de
jaren bezit, „dat hij Abraham gezien heeft",
zal dit bericht met leedwezen gelezen heb
ben. Immers gaat er nu weer een stukje
Roomsch Haarlem verloren, dat niet meer
vervangen zal worden. Misschien is het dus
daarom niet onaardig, hieromtrent eenige
oude herinneringen op te diepen, die zeker
door velen nog wel aangevuld en vermeer
derd kunnen worden.
Na het mandement der Bisschoppen in
1868 werden er over het geheele land katho
lieke scholen gesticht, soms met de meest
bekrompen middelen. Immers, de Roomschen
moesten eerst ten volle meebetalen in de
belastingen, om het weeldekindje van het
openbaar onderwijs op de been te houden;
en daarna „mochten" zij, met goedgunstige
toestemming der regeering, en gewoonlijk
onder de medelijdende blikken der open
bare onderwijsmannen, hun eigen scholen in
richten. 't Spreekt vanzelf, dat van een
vergelijking met den modernen tijd geen
sprake kon zijn. Ik heb scholen gekend, die
niets anders waren dan verbouwde paarden
stallen of koetshuizen en waar het on
derwijs toch best was. Ja. in dit opzicht
behoefde men voor het tegenwoordig onder
wijs niet onder te doen, al stonden er ook
minder vakken op den lesrooster.
Trouwens, op menige school was niet eens
een lesrooster, al volgde het hoofd vrij ge
regeld een voorgeschreven weg.
Hoe dit zij, ook in Haarlem werd een ka
tholieke jongensschool gesticht. Dé zustere
namen de meisjes vopr haar rekening. Vol
gens een gedenksteen, die jaren lang In
de gang der oude school was ingemetseld,
hebben „de Katholieken van Haarlem deze
school gesticht ter eere Gods en tori heil
hunner zonen in het jaar des Heeren 1878."
Dit betrof echter de oude school aan de
Gortesteeg, of zooals het gebouw in den
volksmond werd genoemd: „de school aan
het Gortje".
Het terrein, waarop deze school werd ge
sticht lag achter de Bank van Leening en
de toegang leidde door een poort aan de
Gortesteeg. Eerst in 1884 werd de school aan
de Ged. Oude Gracht gebouwd en de eerste
steen daarvoor werd gelegd door den heer
Beijnes, volgens het opschrift „oud-leerling
dezer school". Voor die dagen was het een
monumentaal gebouw, waarvan de gevel ge-
teekend was door den architect Cuypers. Het
initiatief ging hoofdzakelijk uit van de oude
heeren Beijnes en v. d. Pigge.
Het eerste hoofd der school aan het Gortje
was de heer Odenwald, die opgevolgd werd
door den heer Zwetselaar. Deze werd in 1885
benoemd tot hoofd der'nieuwe St. Bernar-
dusschool in Deventer (een prachtgebouw,
dat nog in onzen tijd een goed figuur slaat)
en zijn plaats werd ingenomen door den
heer M. L. van Gemert, die tot dan toe een
particuliere school ook met internaat
had geleid in Alkmaar.
Tot in 1908, dus 23 jaar lang, heeft deze
bekende onderwijsman de scholen aan de
Oude Gracht geleid en op hoog peil gebracht.
Want ook buiten het katholiek onderwijs
was deze Roomsche voorman zeer gezien.
Tot aan zijn dood, op 75-jarigen leeftijd,
heeft hij onafgebroken zitting gehad in de
examen-comfnissies voor de hoofdacte en te
vens was hij leeraar aan de eerste Haarlem-
sche Ambachtsschool en aan meer andere in-
richtingen van onderwijs.
Maar voor één persoon werd het geheele
samenstel toch te druk. De school was ja
renlang de eenige katholieke school niet al
leen voor Haarlem, maar ook voor de om
geving. Van Overveen, Heemstede, Schoten
en andere dorpen kwamen eveneens leerlin
gen opdagen. De oude Roozens,, Bijvoets,
Elderings, v. d. Weijdens en andere beken
den uit de bloemisten- en bleekerswereld
hebben op de Oude Gracht hun wetenschap
opgedaan, om nog maar te zwijgen van de
talrijke landbouwers en tuiniers van Schalk
wijk, Haarlemmerliede en de Meer.
De scholen waren dan ook gesplitst. In
de 6 lokalen aan de Ged. Oude Gracht waren
de Burgerschool en de Tusschenschool on
dergebracht, terwijl de 9 lokalen aan het
Gortje bestemd waren voor het onderwijs aan
inln.- en onvermogenden. Het hoofd had dus
15 onderwijzers onder zijn bestuur, benevens
nog eenige kweekelingen. Want bii de lagere
school hoorde ook een „normaalschool
waar eenige onderwijzers-specialiteiten de
jongelui klaar maakten voor het examen 1. o.
In 1891 kwam er dan ook een splitsing.
De school aan het Gortje kreeg een eigen
hoofd in den persoon van den heer Tus-
huizen, terwijl de heer v. Gemert de scho
len aan de Oude Gracht behield, maar te
vens zoowat directeur bleef van het geheele
onderwijs. Na het overlijden van den heer
Tushuizen zijn nog de heeren Speller en
Jansen hoofd van „het Gortie" geweest.
't Spreekt vanzelf, dat alles nog niet mo
dern toeging! Het „Gortje" was een tame
lijk sombere kast, met smalle gangen en
slechts één nauwe houten trap! 't Gevaar
voor brand was dus niet denkbeeldig. Op
hevel der schoolinspectie moesten dan ook
ijzeren brandbruggen over de binnenplaats
gelegd worden, die in geval van nood een
uitgang konden bieden naar de school aan
de Oude Gracht. En dit was maar goed ook!
Want op een kouden winterdag bemerkte
men, dat de turven in het turfhok (dat on
der de houten trap was aangebracht!) lagen
te smeulen, zoodat de gangen en de trappen
weldra vol van een dikken rook stonden. In
een minimum van tijd waren de jongens der
zes bovenlokalen in veiligheid gebracht. Het
brandje zelf was spoedig met een straaltje
op de waterleiding gebluscht.
Het groote bezwaar der brandbruggen was
echter, dat de benedenlokalen, vooral het
oostelijk hoekdeel, nog meer van het dag
licht beroofd werden, zoodat er in de win
termaanden zoowat den geheelen dag bij
kunstlicht gewerkt moest worden.
Maar de onderwijzers van het Gortje
hadden tenminste ieder één klas. Aan de
Oude Gracht echter voerde elk het bevel
over twee leerjaren, want drie lokalen waren
bestemd voor de Burger- en drie voor de
Tusschenschool. Deze laatste vooral was al
tijd vol! Geen enkel onderwijzer had min
der dan 50 leerlingen, maar gewoonlijk haal
de men wel de 60 en als 't noodig was schoof
men er nog wel eens een paar banken bij,
zoodat er in één lokaal 66 peuters bijeen
zaten gepakt! Men had dus de handen vol!
Zonder overdrijving mag men dan ook
zeggen, dat Roomsch Haarlem veel dank
verschuldigd is aan zijn oude onderwijzers!
De belooning was maar schraal. Men werd
aangesteld op een salaris van f 600 per jaar
en daarbij bleef het. De hoofdacte werd met
f 100 beloond, een bijacte met f 50. De on
derwijzers aan de „normaalschool" kregen 75
cent, hoogstens één gulden per lesuur. Wie
in het huwelijk trad, moest maar zien, dat
hij met bijverdiensten een behoorlijk be
staan kon verwerven. Uitzicht op pensioen
was er nog niet. enz. enz. Wel deden öe
katholieken wat zij konden, maar dat was
niet veel. Er was een fonds „Providentia" ge
sticht, waaruit een katholiek onderwijzer, na
het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, een
ondersteuning van f 300 per iaar werd uitge
keerd. Maar vergeleken bii hun openbare
collega's bleven de katholieke onderwijzers
toch maar stumpers. Enkelen probeerden het
met een „zaak", een kruidenierswinkeltje of
een zaakje in confectie, maar veel haalde
dit niet uit. Eerst de gelijkstelling heeft de
verlangde uitkomst gebracht.
Het Bestuur der school kon echter moei
lijk meer doen. dan het al deed. Immers,
de scholen behoorden aan de gezamenlijke
parochies van Haarlem en stonden dus on
der het toezicht der pastoors. Lang waren
De hoogeerw. heer Mgr. G. C. van Noort, Deken van Amsterdam, is gisteren, ter gelegenheid van zijn 70sten verjaardag in het
Concertgebouw te Amsterdam gehuldigd. Veel vooraanstaande personen waren aanwezig Onze foto werd genomen tijdens de receptie.
Van links naar rechts: Dr. Willem Mengelbberg, Prof van Rooy, Mgr. M. P. J. MöUmann,Dr. G. C. van Noort, Mgr. Taskin, praeses
van het seminarie Warmond, Mgr. Hensen.
De heer M. L. v. Gemert, hoofd der
scholen van 1885—1908
er echter maar drie parochies in onze stad:
de Jansstraat, de N. Groenmarkt en het
Spaarne. In de negentiger jaren kwam de
nieuwe St. Bavo er bij en voor en na wer
den de nu bestaande parochies gesticht.
Hierover kan echter in een vervolgartikel
nog wel iets gezegd worden. N.
De eerste dag van de groote Nationale
Zang wedstrijd was gereserveerd voor de eer
ste en tweede afdeeling kinder- en vrou
wenkoren.
De jury bestond uit de heeren Fred. J.
Roeske, Olivier Koop en Jac. Hamel.
Als verplicht koorwerk voor de 2e afd.
Kinderkoren was gekozen: „Hoempa-Liedje"
van Jac. Hamel.
Nadat de eere-voorzitter van het eere-co-
mité, de Edelachtbare heer H. van Alphen,
burgemeester van Zandvoort, het openings
woord had gesproken en het comité dankte
voor de goede zorgen en regeling, traden in
de tweede afdeeling vier kinderkoren op.
Kinderkoor D. O. S., A'dam, zong vooral
het echo-couplet van het Hoempa-liedje
zeer fijn en het vrije, a capella-lied precies
op toon. Het behaalde met 307 punten een
eerste prijs.
Kinderkoor „Juliana" Utrecht gaf be
schaafden zang, doch de eerste «stem (meis
jes zong nogal eens boven den toon. Met
273 punten een tweede prijs.
„Onderling Genoegen" Haarlem, directeur
J. Post, zong het eerste lied aardig, echt
kinderlijk, doch niet geheel zuiver, het twee
de iets te vrij in de maat. Het verkreeg met
299 punten een tweede prijs.
,.Zang en Vriendschap" Landsmeer zong
veelte sterk en open van klank. De uit
spraak was niet onberispelijk. Een derde
prijs met 250 punten.
In de eerste afdeeling kwamen 4 kinder
koren uit. Als verplicht lied was gesteld:
.,De Koeien en de Ganzen" van Nico v. d.
Linden.
Kinderkoor ,,'t Harpje", A'dam, was niet
tegen de moeilijkheden van v. d. Linden's
lied opgewassen. Het werd niet geheel zuiver
en zonder voldoende voordracht gezongen.
Het behaalde met 283 punten een 2e prijs.
„Apollo", A'dam zong veel beter. Tech
nisch knap, klankrijk en met goede typee
ring. Met 313 punten een eerste prijs.
Kinderkoor „Jong Zandvoort" hield zich
kranig. De moeilijkheden van het verplichte
werk werden op voldoende wijze overwonnen
en met „Perrette en de Melkkan" oogstte het
veel succes. Het verkreeg een eerste prijs met
302 punten.
„Door verg. Saamgebracht", Amsterdam,
onder leiding van Nico v. d. Linden spande
de kroon. Dat was beschaafde zang en mu
zikale opvatting! Met 315 punten werd een
eerste prijs toegekend.
In de eerste afdeeling dameskoren ver
wierf het dameskoor „Haarlem's Muziek In
stituut" het hoogste aantal punten. Niet
minder dan 338! De directrice mej. Cor Bij
ster beschikt over prachtig stemmateriaal.
Zij liet hoogst muzikaal en beschaafd zin
gen. Het verplichte koor: „Vlindertje" van
Ol. Koop werd zeer gevoelvol voorgedragen.
Het fraaie werk van Verdi „Laudi Alla Ver-
gine Maria" klonk niet geheel toonvast.
Overigens was het een prachtpres"tatie.
„Erato" van A'dam bekoorde eigenlijk in
een afdeeling meisjeskoren thuis. De klank
volume was niet vol genoeg. Op het overige
kon men geen aanmerking maken. Met 309
punten een eerste prijs.
Avondwedstrijd.
Thans waren de derde en vierde afdeelin-
gen Gemengde Koren aan de beurt.
De jury bestond uit dezelfde heeren als
des middags. Het verplichte koorwerk in de
vierde afdeeling was „De Molenaar" van
Jac. Hamel.
In deze afdeeling blonken uit: „Vox Hu
mana", Zaandam, dat over prachtig stem
materiaal beschikt en een fraaie uitbeelding
van den tekst gaf.
Dit koor verkreeg met 342 punten een eer
ste prijs.
„Zang na Studie", Amsterdam, door
mooien samenzang en gevoelvolle voor
dracht. Een eerste prijs met 315 punten.
Van het Kerkkoor te Schagen klonken de
sopranen iets mat. Overigens leverde dit koor
goed, muzikaal werk. Het verwierf met 304
punten een eersten prijs.
Verder verkregen „Zang en Vriendschap",
Bussum, met 297 punten een tweeden prijs,
R. K. Zangvereeniging „Onder Ons", Anke
veen met 246 punten een derden prijs, „Cae-
cilia", Barsingerhorn, met 307 punten een
eersten prijs, „De Stem des Volks", Zand
voort, met 298 punten een tweeden prijs.
Voor de derde afdeeling gemengde koren
diende als verplicht koorwerk: „Lentezang"
van Diamant.
De R. K. Zangvereeniging „Inter Nos",
Zaandam, ontwikkelde een massalen klank,
zong goed beheerscht en gaf een juiste uit
beelding van „De Winter" van Loots. Ze be
haalde een punt tekort voor een eersten
prijs. Jammer voor het koor en zijn ver
dienstelijken dirigent Leo Pielage.
„Kunst en Vriendschap", St. Maarten, be
haalde veel succes met „Trauergesang" van
'Blummer. Dat klonk fraai en stemmingsvol.
„Schoorl's Gemengd Koor" behaalde het
hoogst aantal punten in deze afdeeling: 324.
Dat was gecultiveerde koorzang! „Salve Re-
gina" van Oberhoffer klonk ragfijn!
Verder verkregen „Zang en Vriendschap",
Jisp, 272 punten, 2en prijs en D. O. O. V.,
Amsterdam, 316 punten, len prijs.
Zaterdag a.s. treden op de Christelijke
Koren en de 3de Afd. Mannenkoren.
Zondagmiddag a.s. Kinderkoren, Afdeeling
Uitmuntendheid en Mannenkoren, 2e Afdee
ling.
Zondagavond a.s. Mannenkoren, le Afd. en
Gemengde Koren, 2e Afdeeling.
Gisteren behaalde op het Zangconcours te Zandvoort het Amsterdamsche Gemengde
Kinderkoor D. V. S. onder leiding van Nic. v. d. Linden het hoogste aantal punten (315).
De foto hierboven toont het aanbrengen van de 1ste prijsvermetding op het vereenigings-
vaandel
Op het laatste Beethovenconcert, dat
morgenavond door de H.O.V. gegeven wordt,
Zullen worden uitgevoerdde Symphonie
no. VIII in F. groote terts, Opus 93 en de
Symphonie no. IX in d. kleine terts, Opus
125, met slotkoor naar Schiller's Ode an die
Freude, voor orkest, gemengd koor en vier
solo-stemmen. Solisten zijn dezen avond
Jo \i .cent, Sopraan Meta Reidel, Alt
Jac. van Kempen, Tenor en Max Kloos,
Bas. Het koor is samengesteld uit leden
van verschillende Haarlemsche Zangver-
eenigingen.
Het laatste Beethovenconcert is tevens
het afscheidsconcert van Eduard van Beinum.
Van Beinum heeft met deze vijf concerten
weer bewezen, hoe 'n bekwaam dirigent
en knap musicus hij is. Het is voor Haarlem
dan ook een groot verlies, dat de heer van
Beinum gaat vertrekken, om in Amsterdam,
als tweede concertmeester van het Amster-
damsch Concertgebouw Orkest zijn werk
zaamheden te gaan aanvaarden.
De cyclus, die thans ten gehoore is ge
bracht, heeft ons weer een beeld gegeven
van den rijkdom, dien wij in de kunst van
Beethoven bezitten. Al kan hier dan niet
van een volledigen Beethoven-cyclus ge
sproken worden, toch is er een voornaam
deel van de werken van Beethoven uitge
voerd. De negen Symphonieën, het viool
concert en het vierde pianoconcert behooren
zeer zeker tot de grootste werken van den
meester.
Het programma van morgenavond is
vrijwel het belangrijkste van den heelen
cyclus.
De zevende en de achtste symphonie (die
hedenavond uitgevoerd worden werden d >or
Beethoven ongeveer gelijktijdig geschreven.
Beethoven had de achtste symphonie eerst
als zevende genümmerd en de zevende als
achtste, later heeft hij dat echter veranderd.
De zèvende symphonie viel eerst beter in
den smaak van het publiek dan de achtste
Beethoven zelf vond de achtste veel beter.
Thans trachten wij niet meer een vergelij
king tusschen de verschillende symphonieën
te maken. Alle zijn immers even groote
kunstwerken
De „achtste" bevat vele schoonheden,
het eerste thema is reeds bijzonder mooi,
het is krachtig en jubelend. Deze opgewekte
stemming beheerscht het geheele eerste
deel. De doorwerking, die leidt naar het
hoofdthema, is zeer belangrijk. In plaats
van het gebruikelijke „Adagio" volgt hier
als tweede deel een „Alegretto". De blaas
instrumenten beginnen het tweede deel
met een kwartsext- accoord op F. Daarna
spelen de violen een zeer licht motief. Met
een kort Coda wordt het tweede deel be
ëindigd. Thans volgt een Menuet door de
strijkers met breede streken ingezet. Het
Trio vormt een sterke tegenstelling, met het
voorgaande, hierin spelen twee hoorns en
een clarinet solo-partijen.
De Finale (Allegro Vivace) is een prachtig
slot voor dit opgewekte werk. Dit deel bevat
twee doorwerkingen in tegenstelling met het
voorgaande deel, dat heelemaal geen door
werking bezit. De pauken zorgen voor een
geestdriftig slot.
Omtrent de negende symphonie is nog
steeds niet duidelijk, waarom Beethoven
deze niet uitsluitend voor orkest geschreven
heeft. De meening van velen is, dat Beet-
META REIDEL
hoven dacht, op het gebied der instrumen
tale muziek het hoogtepunt bereikt te hebben
en dat hij daarom het vocale element is gaan
toepassen. Dit is echter niet waarschijnlijk,
want na de negende symphonie heeft Beet-
JO VINCENT
hoven nog versche'dme zuiver instrumentale
werken geschreven
Met onbestemde klanken, als van verre
komende, wordt dit machtige werk aange
vangen, de klanken worden sterker, het
ruischen neemt toe, de motieven worden
met korter tusschenruimte herhaald en zoo
wordt een climax bereikt, zoo overweldi
gend en grootsch, dat men tot in den ziel
geroerd wordt. Hier vangt het hoofdthema
aan. Aan het einde hiervan keert de weifelen
de stemming van den aanvang weer terug,
maar weer groeien de klanken aan en nog
maals wordt het hoofdthema bereikt. Een
krachtige passage leidt het tweede thema in,
een mooie melodie, die door verschillende
blaasinstrumenten, begeleid door een strijk
kwintet, gespeeld wordt. Plotseling wordt
de weeke stemming door een donderend
forte verbroken, maar de slot-melodie doet
haar weer terugkeeren. Geheimzinnige, smee-
kende klanken volgen, maar de stemming
slaat om, de bassen donderen en de violen
en alten laten snijdende passages hooien,
maar de hobo brengt weer verandering en het
gansche orkest sluit het eerste gedeelte van
den satz af.
De doorwerking is buitengewoon interes
sant, hier komen gedeelten in voor, zooals
wij nog nooit eerder gehoord hadden en die
later ook nooit meer geëvenaard zijn.
De ie hoorn zet met een fugato-thema
onverwachts het coda in, klagende, smar-
JAC. VAN KEMPEN
Naar aanleiding van het ongeval op
den bewaakten overweg ter plaatse waar
de spoorlijn HaarlemHaarlemmermeer
den verkeersweg HaarlemAmsterdam
kruist, bericht men aan het „Vad." het
volgende
Het is een slechte gewoonte van vele
automobilisten, om het licht van hun
koplampen niet voldoende te verminde
ren, wanneer zij voor een gesloten over
weg wachten. Sommigen houden hun
lichten zelfs volledig aan. Dientenge
volge worden de van de andere zijde
komende auto's in meerdere of in min
dere mate verblind en kunnen zij tegen
dit scherpe lampschijnsel den betrekke
lijk dunnen afsluitboom heel vaak niet
tijdig opmerken. Geschiedt een en ander
op een hoofdweg, waar uiteraard vrij
groote snelheden ontwikkeld worden,
dan kan zulks tot ernstige ongelukken
aanleiding geven.
Ook het blijven staan met z.g. „ge
dimde" lichten is af te raden. Bij het
gebruik van niet verblindende lampen
volgens het Duplosysteem kan deson
danks vrij sterke verblinding optreden,
omdat de weg bij een spoorwegovergang
vaak ietwat helt en de normaal schuin
naar onder geworpen lichtstralen daar
door .horizontaal komen, met het ge
melde gevolg.
Men doove daarom de koplampen ge
heel en ontsteke de stadslichten. Dit
geldt in de eerste plaats voor den voor
sten wagen, doch evengoed voor de
andere. Het hebben van verblindende
verlichting op een stilstaanden auto is
ingevolge Art. 19 (le lid sub. b) van het
Motor- en Rijwielreglement verboden.
Wat het „Vad." schrijft, kan op zich
zelf zeer juist zijn, maar het ongeluk
op den Amsterdamschen straatweg
heeft toch een andere oorzaak. Hier
over schrijft ons een Haarlemsch be
kwaam, voorzichtig en deskundig auto
bestuurder het volgende:
De verlichting is daar ter plaatse
werkelijk zeer slecht aangebracht.
Men kan bij avond bijna niet zien of de
afsluitboomen open of dicht zijn. Het
licht is wel sterk doch niet practisch.
Juist doordat het licht zoo sterk is kan
de automobilist de boomen niet zien.
Het is dan ook noodzakelijk, dat hier
verandering in komt, anders zullen
meerdere ongelukken zeker niet uitblij
ven. Om dit te voorkomen zou klager
het wenschelijk achten, dat wanneer de
boomen gesloten worden de lichten van
kleur veranderen, zoodat zij bij voor
beeld rood te zien geven.
De autobestuurders hopen, dat een en
ander spoedig geregeld zal zijn, want
vooral voor vreemdelingen is de toe
stand op dit oogenblik zeer gevaarlijk.
lelijke klanken voeren tot een hoogtepunt
en krachtig treedt het hoofdthema op.
Thans volgt het „Scherzo", het lijkt dat
hier de toornige stemming zal gaan veran
deren en ja, plotseling een vroolijke danswijs
en dan h t Coda, dat in zeer snel tempo over-
in een vr°olijk „Presto", het tempo van
het Trio»
Ernstig vangt het „Adagio" aan, een lange,
gevoelvolle melodie, zoo ongelooflijk mooi,
dat het haast ondenkbaar is, dat een mensch
dit heeft kunnen scheppen. Over het „Ada
gio zal ik verder niet meer schrijven, dit
moet men hooren, de schoonheid, die ons
hierin geboden wordt, is onbeschrijfbaar.
De aanvang van de Finale is krachtig en
energiek, de bassen razen en een toornige
stemming blijft hier heerschen tot op het
einde een eenvoudig liedje volgt, dat door
verschillende instrumenten gespeeld wordt.
Het heeft jaren geduurd, eer Beethoven
de juiste verklanking van Schillers verzen
gevonden had en die verzen in de Finale
MAX KLOOS
van zijn negende symphonie had aange
bracht. Telkenmale dacht hij gevonden te
hebben, wat hij zocht, maar even dikwijls
verwierp hij zijn denkbeelden weer. Tot
hij de gelukkige vondst deed, den bariton
solist te laten zingen „O Freunde, nicht
diese Töne sondern laszt uns angenehmere
anstlmmen und freudenvollere."^ Onmid
dellijk hierna zetten de blaasinstrumenten
de bekende vier maten in en de solozanger
j roept„Freude!" de koorbassen herhalen
„Freude". Beurtelings zingen de verschil
lende solisten eenige strofen van het gedicht,
1 afgewisseld door het koor en af en toe een
tusschenspel van het orkest.
Dit stuk is bijzonder moeilijk uit te voeren.
Beethoven stoorde zich niet aan de grenzen,
die de natuur bepaald heeft, doch behandelde
de zangstemmen als instrumenten.
De verschillende medewerkenden hebben
norgenavond een zeer moeilijke taak te
ervullen, doch wanneer de uitvoering zoo
■al zijn, als wij verwachten, ook een dank
bare taak.
I H. Th. S.