Voor de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
ZWAAR WEER IN BINNEN- EN
BUITENLAND
De saffier-blauwe diamant
Terug uit Indie met
rheumatiek
Groote schade aangericht
BINNENLANDSCH NIEUWS
EERSTE KAMER
Provinciale Schoonheidscommissies
De brandstofïenhandel
GEMENGD NIEUWS
Ernstig motorongeluk
Veldwachter gearresteerd
Schip gezonken
Middenstandsbank in moeilijkheden
Geknoei met candidatenlijsten
Dolle stier op hol
RECHTSZAKEN
V.A.R.A. tegen den staat
Windhoos.
Gistermiddag is Vleuten door een wind
hoos geteisterd, welke aan den tuinbouw
ernstige schade heeft gedaan. Bij den heer
Gondelach werden 25 z.g. „eenruiters" op
genomen en 10 Meter verder neergeworpen.
Door het omwaaien van een boom brak een
draad van het electrische net, zoodat een
deel van de gemeente Vleuten geen licht
heeft. De windhoos werd gevolgd door een
kort maar hevig onweer.
Zwaar onweder boven Bodegraven.
Gistermiddag te ongeveer 3 uur ontlastte
zich boven de Rijnstreek een zwaar onweder
dat plaatselijk gepaard ging met geweldige
hagelbuien.
Gedurende ongeveer een kwartier hield het
onweder aan, waarbij vooral de gemeente
Bodegraven het moest ontgelden.
Honderden ruiten werden hier door den
hagel vernield. In het bijzonder werden de
woningen aan de Wilhelminastraat geteis
terd.
Aan de straatzijde van deze woningen is
geen ruit heel gebleven. Men vond hagel-
steenen van 6 tot 7 c.M. grootte in de ver
trekken van verschillende woningen, waar
van de vensterruiten aan scherven lagen.
In andere plaatsen was het onweder min
der hevig. Persoonlijke ongelukken kwamen,
voor zoover bekend, niet voor.
In de Aar- en Amstelstreeb.
Tet onweer, dat zich Donderdag over Nieu-
wer-Amstel en de gelieele omgeving ontlast
te, ging gepaard met wervelstorm, zware
hagel en stortregens. Boomtakken lagen
over de wegen en bij verscheidene huizen
moesten de pannen het ontgelden; terwijl
op tal van plaatsen de ruiten waren gebro
ken door de zware hagelsteenen, die zoo
groot waren als men ze hier nog zelden
heeft gezien. Behalve van ernstige lekkages
werd van geen andere ongelukken vernomen.
Noodweer boven Mijdre;ht.
Gistermiddag te ongeveer half drie ont
lastte zich boven Mijdrecht een hevige re
gen- en hagelbui, gepaard gaande met een
windhoos.
Vele boomen moesten het ontgelden, ter
wijl de wegen in een ommezien blank ston
den. De gewassen in de tuinderijen langs
den Amstel liepen veel schade op. Alle broei
kassen en „eenruiters" werden vernield, zoo-
dat de oogst geheel vernietigd is.
Boven Uithoorn.
Het onweder, dat gistermiddag een deel
van ons land geteisterd heeft, heeft vooral
te Uithoorn groote schade aangericht. Te
omstreeks drie uur ontlastte zich boven deze
gemeente een wolkbreuk, die wel een half
uur heeft geduurd. Er vielen hagelkorrels,
zoo groot als duiveneieren. Van het Gemeen
telijk Abattoir werden tientallen ruiten ver
brijzeld en van de broeikassen der kweekers
zijn wel 1000 ruiten vernield. Ook de water
schade is belangrijk.
Twee boerderijen en een schuur
verbrand. Een landbouwer ge-
gewond
Een hevig onweer heeft in de omgeving
van Hoogeveen groote schade veroorzaakt.
Te Nieuweroord op de Middenraai te
Hoogeveen sloeg de bliksem in de landbou
werswoning van den heer H. Löhr, waar
juist een gezelschap van pl.m. vijftig perso
nen schuilde. Het geheele gebouw werd in
asch gelegd. De heer Löhr werd in den arm
getroffen.
Te Anholt onder Ruinen sloeg de bliksem
in de boerderij van den landbouwer A.
Steenbergen. Zij werd geheel vernield.
Te Hoogeveen werd een schuur van den
landbouwer Seine Seinen getroffen. Zij ver
brandde.
Op verschillende plaatsen sloeg het nog
in.
lievig noodweer in Zuid-Engeland
Cardiff en Wales zijn gistermorgen door
een buitengewoon hevig en langdurig, zwaar
noodweer geteiste'rd. De schade wordt op
verscheidene millioenen geschat. Vooral
ernstige schade werd aangericht in het
stadje Eastern Valley in het graafschap
Monmouthshire, waar bijna alle huizen on
derliepen. Op verscheidene plaatsen zijn
ernstige aardverschuivingen ontstaan. Een
met arbeiders bezette trein stortte dienten
gevolge van een helling, waarbij verschei
dene personen gewond werden en naar het
schijnt de machinist gedood werd. Ook een
motorwagen liep uit de rails en stortte om,
toen groote hoeveelheden grond onder de
rails werden weggespoeld. De hoofdstraat
van Eastern Valley is door de aardverschui
vingen voor het verkeer volkomen onbruik
baar geworden. Bijna overal zijn de elec
trische stroomtoevoergeleidingen en de tele
foondraden vernield. In vele gevallen kon
den de menschen door het plotselinge
stijgen van het water hunne huizen niet
meer verlaten en moesten reddingscolonnes
hen uit uit hun benarde positie redden. Te
Cardiff waren de kanalen voor het afvoeren
van het water niet voldoende om de gewel
dige watermassa's te verstouwen, zoodat ook
hier binnen korten tijd zeer vele huizen
onder water kwamen te staan. Vele riolee-
ringen sprongen onder den grond door wa
terdruk, zoodat het plaveisel openge
scheurd werd. Urenlang raasde de storm
over tal van plaatsen. Boomen werden ont
worteld telegraafpalen omgeknakt. Ver
scheidene bruggen werden weggeslagen. In
de straten van Shanklin en Sandown stond
in korten tijd het water zoo hoog, dat het
verkeer met booten moest worden onder
houden.
Ook te Londen en in het Oostelijk deel
van Engeland is in den loop van den mor
gen door het noodweer veel schade aange
richt. Te Londen werd een meisje door den
bliksem getroffen, waardoor zij blind werd.
Een groot aantal schoorsteenen stortte
hier verder neer. Een Engelsch postvliegtuig
moest bij St. Albans een noodlanding ma
ken. Een Fransch vliegtuig was gedwongen
bij Aldersham te landen. Te Romsgate
sloeg de bliksem in 4 huizen in. Te Plymouth
werd een in de haven liggende trawler
door den bliksem getroffen en zwaar be
schadigd. De kapitein van het vuurschip
vooral verklaarde, dat hij nog nooit een
dergelijk onweer had meegemaakt.
Boven Zuid-Engeland en de Westelijke
graafschappen hebben hevige donderstor-
men gewoed, welke groote schade hebben
aangericht. Verscheidene gebouwen werden
door het hemelvuur getroffen, tengevolge
waarvan in enkele gevallen brand ontstond.
Gelukkig zijn, althans voor zoover bekend,
geen menschenlevens te betreuren. In ver
schillende steden en. dorpen waren de hoofd
straten door het regenwater geheel blank
gezet.
Vele rivieren liepen buiten hare oevers.
In de laagliggende districten Pontnewyn en
Monmoutshire staat het water in de hui-
aen. In den nacht hebben de bewoners hun
huizen moeten verlaten. Zij zijn tijdelijk in
een plaatselijke bioscoop gehuisvest.
In eenige gevallen was het noodig de be
woners in hun booten uit hun geïsoleerde
huizen te bevrijden.
De grootste schade is aangericht te Aber
gavenny, waar vele bewoners dakloos zijn
geraakt.
Over groote afstanden is het verkeer langs
de wegen gestagneerd.
De nachtverbindingen tusschen Londen
en West-Engeland zijn gestaakt.
Eenheden van het territoriale leger, die
bij Weymouth, Minehead en Monmouth, on
dergebracht zijn in kampementen, hebben
deze moeten verlaten.
In Londen werden eenige huizen door den
bliksem getroffen. De schade is nochtans
gering.
Twee transportvliegtuigen hebben tijdens
den storm een noodlanding moeten maken.
Een van beide „De City of Melbourne" der
Imperial Airways, die op weg was naar Pa
rijs met een zending dagbladen, heeft de
noodlanding uitgevoerd bij Luton. Het toe
stel is beschadigd, doch de inzittenden ble
ven ongedeerd.
De tweede was een Fransch Union vlieg
tuig, dat op weg van Lympne naar Parijs
door den storm werd overvallen en te
Amersham in Buckinghamshire een nood
landing maakte.
Vergadering van Donderdag 28 Mei
Voortgezet wordt de behandeling van de
Indische begrooting voor 1931
De heer STEGER (R.K.) zegt, dat het
toenemende belang van Indië niet alleen
rechtvaardigt, maar zelfs eischt een sterke
deelneming van het parlement aan de be
langen van de millioenenbevolking aan de
overzijde van den oceaan. Het einddoel van
onze taak tegenover Indië is nog lang niet
bereikt.
De omstandigheden stemmen tot bezorgd
heid. De toestanden in China en Engelsch-
Indië mogen een waarschuwing zijn. Het
communisme maakt met goote snelheid ge
bruik van het nationalisme om zijn ver
derfelijke leer te verspreiden.
Wat doet men in Indië daartegen? De na
tionalistische strooming zelve, die niets af
keurenswaardigs heeft, moet in goede ba
nen worden geleid. Alle krachten moeten
daarop worden geconcentreerd.
Daarna pleit spr. voor sociale maatrege
len.
Kan de inheemsche bevolking buiten-
landsch kapitaal en buitenlandsche leiding
niet missen, het omgekeerde is eveneens
waar; zij heeft den handenarbeid te leve
ren. De vruchten van den gezamenlijken
arbeid moeten ten goede komen aan alle
drie elementen.
Spr. betoogt verder, dat de koelie-ordon
nantie met haar poenale sanctie moet ver
dwijnen, want zij is in strijd met de chris
telijke zedeleer.
De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C. H.)
hoopt, dat in de toekomst streng de hand
zal worden gehouden aan de Indische Comp
tabiliteitswet.
Spr. betreurt het zeer sterk, dat de heer
Colijn is voorbijgegaan bij de landvoogd
wisseling. De afkeuring van deze niet-
benoeming sluit echter niet in zich een af
keuring van den benoemde. Spr. wijst
evenwel op de groote beteekenis van deze
benoeming onder de tegenwoordige moei
lijkheden. En het ware juist geweest, als ge
kozen was de man, die daarvoor was aan
gewezen, gelijk in 1921 deze zelfde minister
den man van het oogenblik, den heer Fock,
aanwees.
Deze man heeft veel tegenstanders: hooge
boomen vangen veel wind, vooral ln het
vlakke veld der democratie. Ook ln Indië
zou Colijn tegenstand hebben gevonden, al
hebben de beste kenners van Indië als hun
meening te kennen gegeven, dat Colijn de
beste man op deze plaats zou zijn geweest.
Nu Colijn uitviel, is er alle reden, Jhr. De
Jonge dankbaar te zijn, dat hij dit zware
ambt, dat hij niet heeft gezocht, heeft wil
len aanvaarden. Ook hij heeft een offer
gebracht. Intusschen de dankbaarheid voor
deze benoeming verzoet niet de bittere pil
van het niet-benoemen van den heer
Colijn.
Van zekere zijde is het voorbeeld der Brit-
sche politiek in Britsch-Incïië aanbevolen
voor de Nederlandsche politiek in Ned.-
Indië. Ten onrechte.
De verhouding tusschen Engeland en
Britsch-Indië is een gansch andere dan die
tusschen Nederland en Ned.-Indië.
De heer JANSSEN (R.K.) wijst op den
lof, door buitenlanders bij herhaling toe
gezwaaid aan ons bestuur in Indië, welke
afsteekt bij de critiek in ons eigen land,
waar sommigen spreken van zware en zwarte
reactie, die thans hoogtij zoude vieren.
Wat den Gouverneur-Generaal aangaat,
zal spr. diens daden afwachten. Zakelijk
verwacht spr. van deze benoeming geen of
weinig verandering in politiek.
De heer 8LINGENBERG (V.D.) betoogt,
dat de nieuwe Gouverneur-Generaal onbe
vangen moet staan tegenover de Indische
politiek. Zijn vroegere functie behoeft daar
aan niet ln den weg te staan.
Spr. geeft toe, dat de financieele toestand
van Indië ernstige zorg baart. Daarom stemt
hij ook met verschillende versoberingsmaat
regelen in. Men vervalle echter niet in
angstmaatregelen, want de afgeloopen jaren
zijn gunstig geweest.
De heer FOCK (Lib.) pleit voor meer
Indianisatie, d.i. het geschikt maken van
inlanders voor allerlei functies. Men behoeft
hierbij niet te voorzichtig te zijn.
Inzake de inlandsche beweging hebben
zich sinds verleden jaar geen nieu.:e feiten
voorgedaan. Den landvoogd, die in Indië de
laatste jaren het bewind heeft gevoerd,
komt een woord van dank toe.
Op de benoeming van den gouverneur-
generaal wenscht spr. geen critiek te
oefenen. Dit baat niet en bovendien kan de
regeering het best uitmaken wie de ge
schiktste man is.
De Minister aan het woord.
De MINISTER VAN KOLONIËN, de heer
DE GRAAFF, betoogt, dat men niet kan
zeggen, dat alle cijfers der begrooting waar
deloos zijn. zy zijn echter afkomstig van
het begin van het vorige jaar en Juist na
dien tyd heeft zich een crisis als nooit te
voren voorgedaan. Spr. komt vervolgens op
de benoeming van den gouverneur-generaal.
Spr. verklaart dat de regeering in 't minst
niet wenscht achter te staan in waardeering
voor den heer Coiyn. Wanneer de regeering
ten slotte haar keuze op een ander heeft
doen vallen, heeft zij daarby met alle moge
lijke factoren rekening gehouden in 't be
lang van het land. Het spreekt vanzelf, dat
de regeering niet iemand gaat aanzoeken,
van wien zij hoopt, dat hy een weigerend
antwoord zal geven. Dit zou onwaardig zijn.
Ten aanzien van den persoon van den heer
De Jonge sluit de Minister zich geheel aan
by wat de heer Fock daaromtrent zeide.
Spr. bestrydt uitvoerig den heer Mendels,
die zich te weinig rekenschap geeft van de
toestanden zooals die in Indië zyn. De heer
Mendels heeft een verzoek om ir. Soekamo
te verdedigen afgewezen omdat hy zich niet
competent achtte. Is hij dan wel competent
om het Bandoengsche vonnis te beoordeelen?
De vergadering wordt verdaagd tot heden.
Een federatie gesticht.
De Provinciale Schoonheidscommissies,
die reeds gedurende een aantal jaren gere
geld byeenkomsten hielden ter bespreking
van gemeenschappeiyke belangen, hebben
behoefte gevoeld aan een meer blijvenden
band. zy hebben een Federatie van Prov.
Schoonheidscommissies opgericht onder den
naam: „Federatie van organisaties in het
belang van de schoonheid van Stad en Land
werkzaam". Hoewel de naam van de Fede
ratie van een ruimere strekking blijk geeft,
is het voorloopig de bedoeling dat zy beperkt
biyft tot een vereeniging van Provinciale
Schoonheidscommissies.
Tot deze Federatie zyn toegetreden de
commissies van Friesland, Groningen, Dren
the, Overüssel, Gelderland, Utrecht, Noord-
Holland, Zuid-Holland en Limburg. Tot le
den van het voorloopig bestuur der Federa
tie zyn benoemd: voorzitter mr. D. Hudig,
secretaris-directeur van het Nederl. Insti
tuut voor Volkshuisvesting en Stedebouw,
secr.-penningm. mr dr. J. Versteeg, voorzit
ter van de Adviescommissie der Noord-Hol-
landsche gemeenten voor bouwontwerpen en
uitbreidingsplannen; C. Baart, voorzitter
van de Prov. Friesche Adviescommissie ter
wering van inbreuk op de schoonheid van
stad en land; ir. A. M. Kuysten, secretaris
van het Geldersch Genootschap tot bevor
dering en instandhouding van de schoonheid
van stad en land en mr. D. Sanders, secre
taris van het Oversticht, Genootschap tot
bevordering en instandhouding van het lan
delijk en stedeiyk schoon in de provincie
Overijssel.
Het secretariaat der federatie is gevestigd
Kloveniersburgwal 70, Amsterdam C.
Opneming van brandstoffen in de
Warenwet verzocht.
De bond van Nederlandsche handelaren
in Brandstoffen te Amsterdam zegt in een
adres aan den minister van Arbeid, Handel
en Nijverheid, dat in den brandstoffenhan-
del hier te lande met vervalsching van naam
van land of kolenmijn van oorsprong in
toenemende mate huisbrandstoffen worden
geleverd, welke niet aan algemeen erkende
eischen van dat land of die kolenmijn vol
doen; dat mala-fide detailhandelaren in
brandstoffen door bedrog met maat en ge
wicht de verbruikers of het publiek dupee
ren, waardoor verkoopers in staat zyn tot
beneden normalen prijs aan te bieden en
te verkoopen.
De bond verzoekt daarom, dat de minister
het wil leiden tot een wetteiyk voorschrift
van een huisbrandbesluit als aanvulling van
de Warenwet.
Er liep een heer langs de bank in het park,
een heer met een lichte overjas, waaronder
men nog juist zyn smoking zag. Zyn vrien-
deiyke oogen keken door zyn gouden bril
naar de sjofele figuur, die op een hoek van
ae bank in elkaar hurkte.
„Backshaw, kerel, ben jü 't?" zei de
heer, op een toon van pijnlijke verbazing.
De man met de gapende schoenen keek
gejaagd op. Hu mompelde iets onverstaan
baars. De heer keek in het bleeke gezicht
met de roode oogen en het havelooze haaf.
„Allemachtig! 't Is Jimmy Backshaw!"
riep hij. „Kom, je herkent een ouden
vriend toch wel? Ik ben Cosway, Sidney
Cosway. Je bent me toch niet vergeten?"
Weer sloeg de landlooper zijn zwarte oogen
op. Hij schudde het hoofd, maar onwillig,
en er kwam een uitdrukking van geslepen
heid in zijn gezicht.
„Nu ga je met mij mee," zei de heer har
telijk, zijn hand op den mageren schouder
leggend. „Arme kerel, ik ben biy, dat ik
je tegen 't ïyf loop. Je schijnt 't niet best
te maken, neem me niet kwaiyk, hè? Je
komt eens flink by me soupeeren, al moet
ik je dragen. Hoor je, Jimmy?
Wie denk je, dat er bij me thuis is op 't
oogenblik? Algy Wedwood!"
„Wedwood?" herhaalde de ander. „O ja!
Zou hy me nog kennen?"
„Dat zullen we zien. Ga maar mee. Ik
woon hier vlak by."
Hü nam zyn rillenden vriend mee door
een doolhof van straatjes, en na tien minu
ten stiet hy een tuinpoortje open en gingen
ze over een stukje modderigen grond.
,,Door dezen zy-ingang ben ik er gauwer,"
legde hy uit, toen hij 'n sleutel in een deur
stak. „Vooruit maar man, en welkom."
Aan 't eind van een gang kwamen ze een
kamer binnen, en een man stond op uit een
fauteuil.
„Wien breng je me daar nou mee!" riep
hij.
„Kalm, Algy," zei Cosway. „Ik trof den
armen kerel op 'n bank in 't park. Kom,
Algy, ik hoef je toch zeker aan een ouden
kameraad niet voor te stellen?"
Er volgde een stilte. Algy keek en peinsde.
,Ik geloof nietbegon hij. ,,'t Is toch
niet.... toch niet...."
„Spreek dan op kerel!" riep Cosway.
„Backshaw?" zei Algy ongeloovig.
„Zie je nou wel?" riep Cosway.
„Verbazend!" zei Wedwood, en hij keek
maar naar de armzalige, door den regen
doorweekte figuur tegenover hem.
Cosway bracht spy zen en wijn op tafel.
Mijn bediende heeft z'n vryen avond, legde
hy uit. „Maar 't zal je, hoop ik even goed
smaken, Jimmy."
De roode oogen van den gast volgde arg
wanend en onrustig de bewegingen der
beide heeren, en keken begeerig naar de
koude kip, de kaas en de wijnflesch. Cosway
maakte water heet, en vermengde er wat
brandy mee.
„Drink dat maar eerst op, Jimmy," ried
hij. „Dan word je een beetje warm van bin
nen."
Een minuut later aten zij üverig. Na een
paar happen toonde de gast sporen van
matheid. Al spoedig kletterde zyn vork op
den grond, zijn hoofd daalde, hij viel in een
diepen slaap.
Cosway stond voorzichtig op en keek in
het bleeke gezicht.
„Hy is weg," zei hy, „verdiende loon voor
zijn leugen, dat hu Jimmy Backshaw is....
die niet eens bestaat!"
„Hy zal tenminste de eerste uren niet
wakker worden," zei Wedwood. „Heb Je er
niet te veel van dat goedje ingedaan?"
„Denk ik niet. Laten we maar voortma
ken."
Hij deed het licht uit en trok het gordijn
open. Als de gast had kunnen opzien, zou
hy zich misschien verbaasd hebben, dat het
raam uitkeek op het park, recht op de
bank, waar hij gezeten had. Hy zou zijn
vermoeden, dat hy langs een omweg hier
heen was geleid, bevestigd hebben gezien.
„Geen mensch te zien" zei Cosway. Hy
sloot het gordyn weer en maakte licht. „Be
waakt wordt 't huis zeker, maar we hebben
nu tenminste een voorsprong."
Wedwood had nu een grooten, schitteren
den edelsteen in de hand, een prachtigen
saffierblauwen diamant. „Prachtdingetje,"
zei hij peinzend. „Zevenduizend pond, Cos
way, anders ben ik een boon."
Cosway verrichtte een vreemd werkje. Met
een schaar knipte hu een gat in den linker
benedenhoek van het groene jasje van den
bewusteloozen gast.
„Allicht een even goede bergplaats als er
gens anders," zei hü. ..Er zit daar vulsel ge
noeg, om 't niet in de gaten te laten looDen.
Bezwaren?"
„Geen. Pak maar aan." Hy gaf den dia
mant over. Cosway liet dien in het gat, en
laaide netjes de gaping dicht.
„Zoo," zei Casway. „Nu eerst de deuren
)pen. De stakker is gelukkig niet zwaar."
Samen droegen ze den man, voorzichtig
spiedend of niemand heD zag, terug naar de
bank in het park.
Met een sigaar tusschen de lippen zei
Wedwood, tien minuten later, weer in zijn
fauteuil: „'t Is toch een waagstuk!"
,,'t Ging toch niet anders?" zei Cosway,
,,'t Is heel kranig, dat je den steen by me
vrouw Goldsack uit de la hebt gepeuterd,
maar je had er niet mee hier moeten ko
men, drie uur later! Jou verdenkt niemand,
't is je eerste groote zet, maar op mü
wordt gelet, 't Ongeluk is, dat ik zoo dik
wijls net ergens in huis was, waar juweelen
vermist werden. Ik doe nu uiterst voorzich
tig, tot 't gevaar wat geluwd isen dan
kom jy ineens met zoo'n vangst binnen
wandelen. Heel lief, maar heel lastig!"
„Ik kon zoo'n gelegenheid toch niet laten
voorbijgaan?" zei Wedwood. ,,'t Ging van
zelf, maar toen ik thuiskwam, kreeg ik
den angst. Jij kon zulke zaakjes toch beter
behandelen dan ik? En heb je me niet
gevraagd, of ik je helpen wou, als je krap
zat? Dan sprak 't toch vanzelf, dat ik er mee
naar jou toe kwam?"
„Zorg jü nu maar," sprak de ander, „dat je
je mannetje in de gaten houdt. Als je 't
niet goed doet, kom je niet levend uit mijn
vingers."
„Je praat makkeluk," mopperde Wedwood.
„Was 't nou noodig, hem dat verhaaltje van
dien denkbeeldigen Jimmy Backshaw wüs
te maken?"
„Man," zei Cosway trotsch, „dat vind ik
nu juist een van mijn fynste knepen. Als ik
hem dat niet had wüsgemaakt, en we hadden
hem hiergehaald en bedwelmd en terugge
bracht, dan had hij natuuriyk vermoed, dat
er iets achter zat. Hij moet niets vermoeden.
Nu zal hij wakker worden met een draaierig
hoofd, en een vaag idee, dat iemand hem
voor een ouden vriend heeft aangezien, en
hem heeft meegenomen om eens fijn te
soupeeren, maar hij zal ontdekken, dat hij
nog precies op 't zelfde hoekje van een bank
zit, waar die geheimzinnige vriend hem van
daan had gehaald. Nu vraag ik je zelf,
wat zal dan zün conclusie zijn?"
Wedwood grinnikte. „Hy zal denken, dat
hij gedroomd heeft," antwoordde hy.
„Precies. Was 't een goede zet of niet?
Geef me maar eens 'n goede sigaar, 't Mag
hier wel een beetje worden uitgerookt, na
die visite. Kerel, wat moet hij nat geweest
zyn! Er is waarachtig een heele plas uit
zijn kleeren gedropen, hier naast
„Nu vergist u zich toch," zei een kalme
stem. „Dat plasje is een scheut brandy,
met iets er in."
Met een sprong keerde Wedwood zich om,
lijkbleek. Cosway stond als verlamd, met de
sigaar vóór zyn halfgeopende lippen.
In de deuropening stond hun voormalige
gast, teruggekomen!
Hü stond zich de handen te wry ven met
een kalme draaiende beweging, en zijn ge
laatsuitdrukking was als die van een verza
digden panter.
„De heeren begrijpen 't zeker al? Wat zei
u? Of ik deze woning in 't oog zat te houden,
toen u me voor 't eerst zag? Precies. 3n nu?
Nu heb ik allerlei bijzonderheden gehoord,
die ik er anders niet zoo gemakkelijk uit had
gekregen. En ik vindt 't heel vriendelijk,
dat u me 't steentje óók maar meteen over
handigd hebt, heeren," zei Inspecteur Tred-
ways van New Scotland Yard. „En u zult
het wel prettig vinden, thans van mijn gast
vrijheid te genieten, nietwaar? Wilt u mij
maar volgen?"
Tijdens een bruiloftsfeest
Gisteravond omstreeks half 10 is op den
nieuwen Rijksweg tusschen de Hakkelaars-
brug en Naarden een zwaargewonde motor
rijder gevonden. Hij werd door dr. Verburgt
uit Naarden en een arts uit Amsterdam, die
juist passeerde, verbonden. Een zware her
senschudding werd geconstateerd. Hij is naar
de Majellastichting te Bussum vervoerd.
Nader is gebleken, dat de motorrijder is de
20-jarige J. Inniger uit Amsterdam. Hij was
op een bruiloftsfeest te Muiderberg en op
den motorfiets van een ander even gaau
rijden. Hij verklaarde spoedig te zullen te
rugkomen. Toen hij na anderhalf uur nog
niet was weergekeerd, is de gastheer met
zijn auto langs den weg gereden. Deze ver
nam van de omwonenden, dat een ongeluk
was gebeurd. Volgens sommigen heeft een
auto met een vaart van 100 K.M. den jongen
omver gereden; hoewel ook de mogelijkheid
overblijft, dat hij zelf een val heeft gedaan,
daar hy als motorrüder niet bekwaam is.
De toestand van het slachtoffer is ernstig
Het onderzoek wordt voortgezet.
Te Assen is aangehouden de gemeente
veldwachter van Smilde, verdacht van het
plegen van malversaties. Hij wordt et o.m.
van verdacht gemeentegelden te hebben
verduisterd.
Opvarenden gered
Tengevolge van het aan den grond loopen
van het achterschip van de motorboot van
de wed. Dükstra, varende in vasten beurt-
dienst tusschen Groningen en Emmen, gis
termiddag in het Oranjekanaal onder de
gemeente Beilen, begon de deklast te schui
ven. De boot maakte water met het gevolg,
dat zu zeer snel begon te zinken. De opva
renden werden met veel moeite gered. Een
hunner werd in bewusteloozen teostand op
het droge gebracht. Men slaagde er echter
in zijn levensgeesten weer op te wekken.
Deklast en goederen moeten als verloren
worden beschouwd. Het schip, dat verzekerd
is, zal worden gelicht.
De directeur plotseling overleden
Dinsdagmorgen om 9 uur is plotseling
overleden de heer G. Ross, gemeente
secretaris van Alblasserdam.
De overledene was directeur van het kan
toor der Middenstandsbank aldaar, welke
instelling den laatsten tyd in moeiiykheden
moet verkeeren. Uit een achtergelaten
schrijven van den heer Ross moet men op
maken, aldus de Voorwaarts, dat zijn over-
ïyden verband houdt met deze moeiiyk
heden. Onder leiding van den burgemeester
is een onderzoek ingesteld.
De heer R. was twaalf jaar raadslid dezer
gemeente, waarvan 8 Jaar als wethouder.
Verder was hy bestuurslid en adviseur van
vele vereenigingen. Hij genoot in de ge
meente groot aanzien, aangezien hu bekend
stond als een zeer begaafd en hoogst sym
pathiek mensch. Zijn verscheiden heeft dan
ook in vele kringen groote verslagenheid
gewekt.
De overledene was 46 jaar oud, gehuwd
en vader van een groot gezin.
Te Stein bij Sittard is op last van de
Justitie beslag gelegd op de ingediende
candidateniysten voor de a.s. gemeente
raadsverkiezing. Vier lijsten zouden valsche
handteekeningen bevatten.
Het publiek vlucht in winkels en portieken
Woensdagmiddag is in het slachthuis te
Venlo een stier losgebroken. In dolle woede
rende het dier door de straten. Het publiek
vluchtte in winkels en portieken. Eenige
melkwagens en fruitkarretjes moesten het
ontgelden en werden door het woedende
dier omvergeworpen en vertrapt.
In de etalagegangen der firma Vroom
Dreesmann liep het dier zich aanvankelijk
vast, doch bemerkend, dat het achtervolgd
werd, keerde het zich tegen zyn belagers.
Politie en marechaussée's, die opgeroepen
waren, verschenen spoedig.
Aan het spoorwegviaduct werd de stier
neergeschoten en ter plaatse geslacht.
Het verkeer, dat op dit punt zeer druk is,
liep even vast, doch de politie wist spoedig
hierin weer orde te scheppen.
De eigenaar van den stier, de slager A.
te Venlo, verklaarde alle, door het dier aan
gerichte schade te zullen vergoeden.
Kort geding voor den president der
Haagsche rechtbank
Voor den president der Haagsche recht
bank is gisteren in kort geding behandeld
een procedure tusschen de V.A.R.A. en den
staat. Voor de V.A.R.A. trad op mr. Duys
en voor den Staat de landsadvocaat mr.
Telders.
Mr. Telders merkte op, dat de dagvaar
ding vergezeld gaat van een stuk „Gevleu
gelde daden". Dit is een hoorspel, dat door
de Radio-contröle-eommissie verboden is en
waarvoor de V.A.R.A. thans een voorziening
bij voorraad in kort geding vraagt om de uit
zending op 3 Juni mogelijk te maken. Wan
neer men echter het stuk doorleest, stelt
men zich de vraag, of hier wel een onver
wijlde voorziening noodig is. De inhoud van
het stuk is van niet de minste beteekenis
en daarom is er voor de eischende partü
geen enkel belang aanwezig, dat een onver
wijlde voorziening by voorraad zou wettigen,
In het onderhavige stuk treden verschil
lende vogels op, die critiek oefenen op het
regeeringsbeleid inzake de radio en andere
vereenigingen en daarom heeft de commissie
het stuk verboden. Het staat aan de commis
sie te beoordeelen, of er grond is voor ge
vaar voor de openbare orde en daarom is
het onjuist, als men den rechter daarover
wil laten oordeelen en zeer zeker in kort ge
ding. Pleiter merkt voorts op, dat de com
missie niets heeft gedaan in strüd met eenig
wetsvoorschrift en dat zy dus ook niet on
rechtmatig heeft gehandeld. Ten slotte
constateert pleiter, dat hier thans een groote
juridische vraag aan de orde is, want in dit
geding wordt niet meer of minder dan de
vrijheid van het woord naar voren gebracht.
Mr. Duys is van oordeel, dat de president
wel degelijk bevoegd is om in de onderha
vige kwestie een aanvankelük oordeel te ge
ven. Wanneer de commissie alleen zou heb
ben te oordeelen, zou zü alles kunnen voor
schrijven.
Doch dit gaat, volgens pleiter, te ver. ji
het radio-reglement staat, dat de contróle
geoefend wordt ter voorkoming van gevaar
voor de veiligheid van den Staat, de open
bare orde en de goede zeden. Daaraan heeft
de commissie zich te houden. De Staat ech
ter wil de commissie rechter in eigen zaak
laten zijn. Ten slotte merkte pleiter op, dat de
vraag, of hier een onverwijlde voorziening
moet worden getroffen, niet moet beoordeeld
worden naar den inhoud van het stuk. De
beantwoording moet gevonden worden in het
groote principieele belang om een eind te
maken aan het optreden der commissie bui
ten haar bevoegdheid.
De president zal Maandag uitspraak doen.
Een lijden van 7 jaar nu geëindigd
Een Heer te Hilversum wist raad
Begint U met te lezen wat de heer W. P.
te Hilversum ondervond en volgt U daarna
gerust zyn voorbeeld. U zult er versteld van
staan hoe spoedig ook U de zoo vurig be
geerde verlichting van uw rheumatische
kwellingen zult ondervinden.
„Ruim 7 jaar leed ik aan rheumatiek, heb
vele medicunen aangewend, doch alle met
weinig resultaat. Uit Indië hier aangekomen
hoorde ik over Kruschen Salts en ten einde
raad ging ik dit gebruiken. Ik kan niet an
ders zeggen, dan dat Kruschen het eenige
middel is, waaraan ik tot nu toe te danken
heb, dat mijn rheumatiek langzaam maar
zeker uit mun lichaam verdwijnt. Ik ben
pas kort bezig. Kruschen Salts te gebruiken.
Overal en ieder zal ik dit middei aanbevelen
als het beste, dat ik ooit heb kunnen vinden
tegen de zoo gevreesde rheumatiek. U kunt
van dezen brief naar goeddunken gebruik
maken, ten einde Kruschen Salts zooveel
mogeiyk bekend te maken."
W. P. te Hilversum.
Wanneer U voor de rest van uw leven ver
lost wilt zijn van de vlijmscherpe urinezuur-
kristallen (de oorzaak van uw rheumatiek),
die zich in uw gewrichten en weefsels neste
len, begin dan morgenochtend voor het ont-
but een halven theelepel Kruschen op een
glas warm water of in een kop thee te ne
men. Vergeet niet dit geregeld iederen dag
te doen en houdt dit eenige maanden lang
vol. Dan zult U beseffen, waarom Kruschen
het zich vastzetten van het overtollig urine
zuur in uw gewrichten verhindert en U be
hoedt voor de ketenen der rheumatiek. Kru
schen is een combinatie van zes levenwek
kende zouten, die ons lichaam eiken dag noo
dig heeft en die ook uw lichaamskracht en
energie doet toenemen. Kruschen Salts is
verkrügbaar bü alle apothekers en drogisten
a f 0.90 en f 1.10 per flacon.
(Adv.)
357. De dikke kellner bracht een biertje,
Voor den dikken circucbaas,
Want die had drie broodjes gegeten.
Met oude Leidsche kaas.
Waar die kerel toch is gebleven?
Dacht de kellner uit zyn humeur,
van zijn lieve directeur.
Want hij had pas een stadje gekregen,
358. Aan den Nüloever kwamen zij weder,
Waar Pim, voor 't eerst een nijlpaard zag,
Dat pas uit de rivier gekropen,
Op een eilandje te drogen lag.
Daar lag een bootje aan de andere oever,
Het had witte zeilen op,
„Zie," riep Pim, „daar is ook 'n flamingo,
Met zijn eigenaardigen kop.