Voor de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN ZWAAR WEER IN BINNEN- EN BUITENLAND De saffier-blauwe diamant Terug uit Indie met rheumatiek Groote schade aangericht BINNENLANDSCH NIEUWS EERSTE KAMER Provinciale Schoonheidscommissies De brandstofïenhandel GEMENGD NIEUWS Ernstig motorongeluk Veldwachter gearresteerd Schip gezonken Middenstandsbank in moeilijkheden Geknoei met candidatenlijsten Dolle stier op hol RECHTSZAKEN V.A.R.A. tegen den staat Windhoos. Gistermiddag is Vleuten door een wind hoos geteisterd, welke aan den tuinbouw ernstige schade heeft gedaan. Bij den heer Gondelach werden 25 z.g. „eenruiters" op genomen en 10 Meter verder neergeworpen. Door het omwaaien van een boom brak een draad van het electrische net, zoodat een deel van de gemeente Vleuten geen licht heeft. De windhoos werd gevolgd door een kort maar hevig onweer. Zwaar onweder boven Bodegraven. Gistermiddag te ongeveer 3 uur ontlastte zich boven de Rijnstreek een zwaar onweder dat plaatselijk gepaard ging met geweldige hagelbuien. Gedurende ongeveer een kwartier hield het onweder aan, waarbij vooral de gemeente Bodegraven het moest ontgelden. Honderden ruiten werden hier door den hagel vernield. In het bijzonder werden de woningen aan de Wilhelminastraat geteis terd. Aan de straatzijde van deze woningen is geen ruit heel gebleven. Men vond hagel- steenen van 6 tot 7 c.M. grootte in de ver trekken van verschillende woningen, waar van de vensterruiten aan scherven lagen. In andere plaatsen was het onweder min der hevig. Persoonlijke ongelukken kwamen, voor zoover bekend, niet voor. In de Aar- en Amstelstreeb. Tet onweer, dat zich Donderdag over Nieu- wer-Amstel en de gelieele omgeving ontlast te, ging gepaard met wervelstorm, zware hagel en stortregens. Boomtakken lagen over de wegen en bij verscheidene huizen moesten de pannen het ontgelden; terwijl op tal van plaatsen de ruiten waren gebro ken door de zware hagelsteenen, die zoo groot waren als men ze hier nog zelden heeft gezien. Behalve van ernstige lekkages werd van geen andere ongelukken vernomen. Noodweer boven Mijdre;ht. Gistermiddag te ongeveer half drie ont lastte zich boven Mijdrecht een hevige re gen- en hagelbui, gepaard gaande met een windhoos. Vele boomen moesten het ontgelden, ter wijl de wegen in een ommezien blank ston den. De gewassen in de tuinderijen langs den Amstel liepen veel schade op. Alle broei kassen en „eenruiters" werden vernield, zoo- dat de oogst geheel vernietigd is. Boven Uithoorn. Het onweder, dat gistermiddag een deel van ons land geteisterd heeft, heeft vooral te Uithoorn groote schade aangericht. Te omstreeks drie uur ontlastte zich boven deze gemeente een wolkbreuk, die wel een half uur heeft geduurd. Er vielen hagelkorrels, zoo groot als duiveneieren. Van het Gemeen telijk Abattoir werden tientallen ruiten ver brijzeld en van de broeikassen der kweekers zijn wel 1000 ruiten vernield. Ook de water schade is belangrijk. Twee boerderijen en een schuur verbrand. Een landbouwer ge- gewond Een hevig onweer heeft in de omgeving van Hoogeveen groote schade veroorzaakt. Te Nieuweroord op de Middenraai te Hoogeveen sloeg de bliksem in de landbou werswoning van den heer H. Löhr, waar juist een gezelschap van pl.m. vijftig perso nen schuilde. Het geheele gebouw werd in asch gelegd. De heer Löhr werd in den arm getroffen. Te Anholt onder Ruinen sloeg de bliksem in de boerderij van den landbouwer A. Steenbergen. Zij werd geheel vernield. Te Hoogeveen werd een schuur van den landbouwer Seine Seinen getroffen. Zij ver brandde. Op verschillende plaatsen sloeg het nog in. lievig noodweer in Zuid-Engeland Cardiff en Wales zijn gistermorgen door een buitengewoon hevig en langdurig, zwaar noodweer geteiste'rd. De schade wordt op verscheidene millioenen geschat. Vooral ernstige schade werd aangericht in het stadje Eastern Valley in het graafschap Monmouthshire, waar bijna alle huizen on derliepen. Op verscheidene plaatsen zijn ernstige aardverschuivingen ontstaan. Een met arbeiders bezette trein stortte dienten gevolge van een helling, waarbij verschei dene personen gewond werden en naar het schijnt de machinist gedood werd. Ook een motorwagen liep uit de rails en stortte om, toen groote hoeveelheden grond onder de rails werden weggespoeld. De hoofdstraat van Eastern Valley is door de aardverschui vingen voor het verkeer volkomen onbruik baar geworden. Bijna overal zijn de elec trische stroomtoevoergeleidingen en de tele foondraden vernield. In vele gevallen kon den de menschen door het plotselinge stijgen van het water hunne huizen niet meer verlaten en moesten reddingscolonnes hen uit uit hun benarde positie redden. Te Cardiff waren de kanalen voor het afvoeren van het water niet voldoende om de gewel dige watermassa's te verstouwen, zoodat ook hier binnen korten tijd zeer vele huizen onder water kwamen te staan. Vele riolee- ringen sprongen onder den grond door wa terdruk, zoodat het plaveisel openge scheurd werd. Urenlang raasde de storm over tal van plaatsen. Boomen werden ont worteld telegraafpalen omgeknakt. Ver scheidene bruggen werden weggeslagen. In de straten van Shanklin en Sandown stond in korten tijd het water zoo hoog, dat het verkeer met booten moest worden onder houden. Ook te Londen en in het Oostelijk deel van Engeland is in den loop van den mor gen door het noodweer veel schade aange richt. Te Londen werd een meisje door den bliksem getroffen, waardoor zij blind werd. Een groot aantal schoorsteenen stortte hier verder neer. Een Engelsch postvliegtuig moest bij St. Albans een noodlanding ma ken. Een Fransch vliegtuig was gedwongen bij Aldersham te landen. Te Romsgate sloeg de bliksem in 4 huizen in. Te Plymouth werd een in de haven liggende trawler door den bliksem getroffen en zwaar be schadigd. De kapitein van het vuurschip vooral verklaarde, dat hij nog nooit een dergelijk onweer had meegemaakt. Boven Zuid-Engeland en de Westelijke graafschappen hebben hevige donderstor- men gewoed, welke groote schade hebben aangericht. Verscheidene gebouwen werden door het hemelvuur getroffen, tengevolge waarvan in enkele gevallen brand ontstond. Gelukkig zijn, althans voor zoover bekend, geen menschenlevens te betreuren. In ver schillende steden en. dorpen waren de hoofd straten door het regenwater geheel blank gezet. Vele rivieren liepen buiten hare oevers. In de laagliggende districten Pontnewyn en Monmoutshire staat het water in de hui- aen. In den nacht hebben de bewoners hun huizen moeten verlaten. Zij zijn tijdelijk in een plaatselijke bioscoop gehuisvest. In eenige gevallen was het noodig de be woners in hun booten uit hun geïsoleerde huizen te bevrijden. De grootste schade is aangericht te Aber gavenny, waar vele bewoners dakloos zijn geraakt. Over groote afstanden is het verkeer langs de wegen gestagneerd. De nachtverbindingen tusschen Londen en West-Engeland zijn gestaakt. Eenheden van het territoriale leger, die bij Weymouth, Minehead en Monmouth, on dergebracht zijn in kampementen, hebben deze moeten verlaten. In Londen werden eenige huizen door den bliksem getroffen. De schade is nochtans gering. Twee transportvliegtuigen hebben tijdens den storm een noodlanding moeten maken. Een van beide „De City of Melbourne" der Imperial Airways, die op weg was naar Pa rijs met een zending dagbladen, heeft de noodlanding uitgevoerd bij Luton. Het toe stel is beschadigd, doch de inzittenden ble ven ongedeerd. De tweede was een Fransch Union vlieg tuig, dat op weg van Lympne naar Parijs door den storm werd overvallen en te Amersham in Buckinghamshire een nood landing maakte. Vergadering van Donderdag 28 Mei Voortgezet wordt de behandeling van de Indische begrooting voor 1931 De heer STEGER (R.K.) zegt, dat het toenemende belang van Indië niet alleen rechtvaardigt, maar zelfs eischt een sterke deelneming van het parlement aan de be langen van de millioenenbevolking aan de overzijde van den oceaan. Het einddoel van onze taak tegenover Indië is nog lang niet bereikt. De omstandigheden stemmen tot bezorgd heid. De toestanden in China en Engelsch- Indië mogen een waarschuwing zijn. Het communisme maakt met goote snelheid ge bruik van het nationalisme om zijn ver derfelijke leer te verspreiden. Wat doet men in Indië daartegen? De na tionalistische strooming zelve, die niets af keurenswaardigs heeft, moet in goede ba nen worden geleid. Alle krachten moeten daarop worden geconcentreerd. Daarna pleit spr. voor sociale maatrege len. Kan de inheemsche bevolking buiten- landsch kapitaal en buitenlandsche leiding niet missen, het omgekeerde is eveneens waar; zij heeft den handenarbeid te leve ren. De vruchten van den gezamenlijken arbeid moeten ten goede komen aan alle drie elementen. Spr. betoogt verder, dat de koelie-ordon nantie met haar poenale sanctie moet ver dwijnen, want zij is in strijd met de chris telijke zedeleer. De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C. H.) hoopt, dat in de toekomst streng de hand zal worden gehouden aan de Indische Comp tabiliteitswet. Spr. betreurt het zeer sterk, dat de heer Colijn is voorbijgegaan bij de landvoogd wisseling. De afkeuring van deze niet- benoeming sluit echter niet in zich een af keuring van den benoemde. Spr. wijst evenwel op de groote beteekenis van deze benoeming onder de tegenwoordige moei lijkheden. En het ware juist geweest, als ge kozen was de man, die daarvoor was aan gewezen, gelijk in 1921 deze zelfde minister den man van het oogenblik, den heer Fock, aanwees. Deze man heeft veel tegenstanders: hooge boomen vangen veel wind, vooral ln het vlakke veld der democratie. Ook ln Indië zou Colijn tegenstand hebben gevonden, al hebben de beste kenners van Indië als hun meening te kennen gegeven, dat Colijn de beste man op deze plaats zou zijn geweest. Nu Colijn uitviel, is er alle reden, Jhr. De Jonge dankbaar te zijn, dat hij dit zware ambt, dat hij niet heeft gezocht, heeft wil len aanvaarden. Ook hij heeft een offer gebracht. Intusschen de dankbaarheid voor deze benoeming verzoet niet de bittere pil van het niet-benoemen van den heer Colijn. Van zekere zijde is het voorbeeld der Brit- sche politiek in Britsch-Incïië aanbevolen voor de Nederlandsche politiek in Ned.- Indië. Ten onrechte. De verhouding tusschen Engeland en Britsch-Indië is een gansch andere dan die tusschen Nederland en Ned.-Indië. De heer JANSSEN (R.K.) wijst op den lof, door buitenlanders bij herhaling toe gezwaaid aan ons bestuur in Indië, welke afsteekt bij de critiek in ons eigen land, waar sommigen spreken van zware en zwarte reactie, die thans hoogtij zoude vieren. Wat den Gouverneur-Generaal aangaat, zal spr. diens daden afwachten. Zakelijk verwacht spr. van deze benoeming geen of weinig verandering in politiek. De heer 8LINGENBERG (V.D.) betoogt, dat de nieuwe Gouverneur-Generaal onbe vangen moet staan tegenover de Indische politiek. Zijn vroegere functie behoeft daar aan niet ln den weg te staan. Spr. geeft toe, dat de financieele toestand van Indië ernstige zorg baart. Daarom stemt hij ook met verschillende versoberingsmaat regelen in. Men vervalle echter niet in angstmaatregelen, want de afgeloopen jaren zijn gunstig geweest. De heer FOCK (Lib.) pleit voor meer Indianisatie, d.i. het geschikt maken van inlanders voor allerlei functies. Men behoeft hierbij niet te voorzichtig te zijn. Inzake de inlandsche beweging hebben zich sinds verleden jaar geen nieu.:e feiten voorgedaan. Den landvoogd, die in Indië de laatste jaren het bewind heeft gevoerd, komt een woord van dank toe. Op de benoeming van den gouverneur- generaal wenscht spr. geen critiek te oefenen. Dit baat niet en bovendien kan de regeering het best uitmaken wie de ge schiktste man is. De Minister aan het woord. De MINISTER VAN KOLONIËN, de heer DE GRAAFF, betoogt, dat men niet kan zeggen, dat alle cijfers der begrooting waar deloos zijn. zy zijn echter afkomstig van het begin van het vorige jaar en Juist na dien tyd heeft zich een crisis als nooit te voren voorgedaan. Spr. komt vervolgens op de benoeming van den gouverneur-generaal. Spr. verklaart dat de regeering in 't minst niet wenscht achter te staan in waardeering voor den heer Coiyn. Wanneer de regeering ten slotte haar keuze op een ander heeft doen vallen, heeft zij daarby met alle moge lijke factoren rekening gehouden in 't be lang van het land. Het spreekt vanzelf, dat de regeering niet iemand gaat aanzoeken, van wien zij hoopt, dat hy een weigerend antwoord zal geven. Dit zou onwaardig zijn. Ten aanzien van den persoon van den heer De Jonge sluit de Minister zich geheel aan by wat de heer Fock daaromtrent zeide. Spr. bestrydt uitvoerig den heer Mendels, die zich te weinig rekenschap geeft van de toestanden zooals die in Indië zyn. De heer Mendels heeft een verzoek om ir. Soekamo te verdedigen afgewezen omdat hy zich niet competent achtte. Is hij dan wel competent om het Bandoengsche vonnis te beoordeelen? De vergadering wordt verdaagd tot heden. Een federatie gesticht. De Provinciale Schoonheidscommissies, die reeds gedurende een aantal jaren gere geld byeenkomsten hielden ter bespreking van gemeenschappeiyke belangen, hebben behoefte gevoeld aan een meer blijvenden band. zy hebben een Federatie van Prov. Schoonheidscommissies opgericht onder den naam: „Federatie van organisaties in het belang van de schoonheid van Stad en Land werkzaam". Hoewel de naam van de Fede ratie van een ruimere strekking blijk geeft, is het voorloopig de bedoeling dat zy beperkt biyft tot een vereeniging van Provinciale Schoonheidscommissies. Tot deze Federatie zyn toegetreden de commissies van Friesland, Groningen, Dren the, Overüssel, Gelderland, Utrecht, Noord- Holland, Zuid-Holland en Limburg. Tot le den van het voorloopig bestuur der Federa tie zyn benoemd: voorzitter mr. D. Hudig, secretaris-directeur van het Nederl. Insti tuut voor Volkshuisvesting en Stedebouw, secr.-penningm. mr dr. J. Versteeg, voorzit ter van de Adviescommissie der Noord-Hol- landsche gemeenten voor bouwontwerpen en uitbreidingsplannen; C. Baart, voorzitter van de Prov. Friesche Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land; ir. A. M. Kuysten, secretaris van het Geldersch Genootschap tot bevor dering en instandhouding van de schoonheid van stad en land en mr. D. Sanders, secre taris van het Oversticht, Genootschap tot bevordering en instandhouding van het lan delijk en stedeiyk schoon in de provincie Overijssel. Het secretariaat der federatie is gevestigd Kloveniersburgwal 70, Amsterdam C. Opneming van brandstoffen in de Warenwet verzocht. De bond van Nederlandsche handelaren in Brandstoffen te Amsterdam zegt in een adres aan den minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, dat in den brandstoffenhan- del hier te lande met vervalsching van naam van land of kolenmijn van oorsprong in toenemende mate huisbrandstoffen worden geleverd, welke niet aan algemeen erkende eischen van dat land of die kolenmijn vol doen; dat mala-fide detailhandelaren in brandstoffen door bedrog met maat en ge wicht de verbruikers of het publiek dupee ren, waardoor verkoopers in staat zyn tot beneden normalen prijs aan te bieden en te verkoopen. De bond verzoekt daarom, dat de minister het wil leiden tot een wetteiyk voorschrift van een huisbrandbesluit als aanvulling van de Warenwet. Er liep een heer langs de bank in het park, een heer met een lichte overjas, waaronder men nog juist zyn smoking zag. Zyn vrien- deiyke oogen keken door zyn gouden bril naar de sjofele figuur, die op een hoek van ae bank in elkaar hurkte. „Backshaw, kerel, ben jü 't?" zei de heer, op een toon van pijnlijke verbazing. De man met de gapende schoenen keek gejaagd op. Hu mompelde iets onverstaan baars. De heer keek in het bleeke gezicht met de roode oogen en het havelooze haaf. „Allemachtig! 't Is Jimmy Backshaw!" riep hij. „Kom, je herkent een ouden vriend toch wel? Ik ben Cosway, Sidney Cosway. Je bent me toch niet vergeten?" Weer sloeg de landlooper zijn zwarte oogen op. Hij schudde het hoofd, maar onwillig, en er kwam een uitdrukking van geslepen heid in zijn gezicht. „Nu ga je met mij mee," zei de heer har telijk, zijn hand op den mageren schouder leggend. „Arme kerel, ik ben biy, dat ik je tegen 't ïyf loop. Je schijnt 't niet best te maken, neem me niet kwaiyk, hè? Je komt eens flink by me soupeeren, al moet ik je dragen. Hoor je, Jimmy? Wie denk je, dat er bij me thuis is op 't oogenblik? Algy Wedwood!" „Wedwood?" herhaalde de ander. „O ja! Zou hy me nog kennen?" „Dat zullen we zien. Ga maar mee. Ik woon hier vlak by." Hü nam zyn rillenden vriend mee door een doolhof van straatjes, en na tien minu ten stiet hy een tuinpoortje open en gingen ze over een stukje modderigen grond. ,,Door dezen zy-ingang ben ik er gauwer," legde hy uit, toen hij 'n sleutel in een deur stak. „Vooruit maar man, en welkom." Aan 't eind van een gang kwamen ze een kamer binnen, en een man stond op uit een fauteuil. „Wien breng je me daar nou mee!" riep hij. „Kalm, Algy," zei Cosway. „Ik trof den armen kerel op 'n bank in 't park. Kom, Algy, ik hoef je toch zeker aan een ouden kameraad niet voor te stellen?" Er volgde een stilte. Algy keek en peinsde. ,Ik geloof nietbegon hij. ,,'t Is toch niet.... toch niet...." „Spreek dan op kerel!" riep Cosway. „Backshaw?" zei Algy ongeloovig. „Zie je nou wel?" riep Cosway. „Verbazend!" zei Wedwood, en hij keek maar naar de armzalige, door den regen doorweekte figuur tegenover hem. Cosway bracht spy zen en wijn op tafel. Mijn bediende heeft z'n vryen avond, legde hy uit. „Maar 't zal je, hoop ik even goed smaken, Jimmy." De roode oogen van den gast volgde arg wanend en onrustig de bewegingen der beide heeren, en keken begeerig naar de koude kip, de kaas en de wijnflesch. Cosway maakte water heet, en vermengde er wat brandy mee. „Drink dat maar eerst op, Jimmy," ried hij. „Dan word je een beetje warm van bin nen." Een minuut later aten zij üverig. Na een paar happen toonde de gast sporen van matheid. Al spoedig kletterde zyn vork op den grond, zijn hoofd daalde, hij viel in een diepen slaap. Cosway stond voorzichtig op en keek in het bleeke gezicht. „Hy is weg," zei hy, „verdiende loon voor zijn leugen, dat hu Jimmy Backshaw is.... die niet eens bestaat!" „Hy zal tenminste de eerste uren niet wakker worden," zei Wedwood. „Heb Je er niet te veel van dat goedje ingedaan?" „Denk ik niet. Laten we maar voortma ken." Hij deed het licht uit en trok het gordijn open. Als de gast had kunnen opzien, zou hy zich misschien verbaasd hebben, dat het raam uitkeek op het park, recht op de bank, waar hij gezeten had. Hy zou zijn vermoeden, dat hy langs een omweg hier heen was geleid, bevestigd hebben gezien. „Geen mensch te zien" zei Cosway. Hy sloot het gordyn weer en maakte licht. „Be waakt wordt 't huis zeker, maar we hebben nu tenminste een voorsprong." Wedwood had nu een grooten, schitteren den edelsteen in de hand, een prachtigen saffierblauwen diamant. „Prachtdingetje," zei hij peinzend. „Zevenduizend pond, Cos way, anders ben ik een boon." Cosway verrichtte een vreemd werkje. Met een schaar knipte hu een gat in den linker benedenhoek van het groene jasje van den bewusteloozen gast. „Allicht een even goede bergplaats als er gens anders," zei hü. ..Er zit daar vulsel ge noeg, om 't niet in de gaten te laten looDen. Bezwaren?" „Geen. Pak maar aan." Hy gaf den dia mant over. Cosway liet dien in het gat, en laaide netjes de gaping dicht. „Zoo," zei Casway. „Nu eerst de deuren )pen. De stakker is gelukkig niet zwaar." Samen droegen ze den man, voorzichtig spiedend of niemand heD zag, terug naar de bank in het park. Met een sigaar tusschen de lippen zei Wedwood, tien minuten later, weer in zijn fauteuil: „'t Is toch een waagstuk!" ,,'t Ging toch niet anders?" zei Cosway, ,,'t Is heel kranig, dat je den steen by me vrouw Goldsack uit de la hebt gepeuterd, maar je had er niet mee hier moeten ko men, drie uur later! Jou verdenkt niemand, 't is je eerste groote zet, maar op mü wordt gelet, 't Ongeluk is, dat ik zoo dik wijls net ergens in huis was, waar juweelen vermist werden. Ik doe nu uiterst voorzich tig, tot 't gevaar wat geluwd isen dan kom jy ineens met zoo'n vangst binnen wandelen. Heel lief, maar heel lastig!" „Ik kon zoo'n gelegenheid toch niet laten voorbijgaan?" zei Wedwood. ,,'t Ging van zelf, maar toen ik thuiskwam, kreeg ik den angst. Jij kon zulke zaakjes toch beter behandelen dan ik? En heb je me niet gevraagd, of ik je helpen wou, als je krap zat? Dan sprak 't toch vanzelf, dat ik er mee naar jou toe kwam?" „Zorg jü nu maar," sprak de ander, „dat je je mannetje in de gaten houdt. Als je 't niet goed doet, kom je niet levend uit mijn vingers." „Je praat makkeluk," mopperde Wedwood. „Was 't nou noodig, hem dat verhaaltje van dien denkbeeldigen Jimmy Backshaw wüs te maken?" „Man," zei Cosway trotsch, „dat vind ik nu juist een van mijn fynste knepen. Als ik hem dat niet had wüsgemaakt, en we hadden hem hiergehaald en bedwelmd en terugge bracht, dan had hij natuuriyk vermoed, dat er iets achter zat. Hij moet niets vermoeden. Nu zal hij wakker worden met een draaierig hoofd, en een vaag idee, dat iemand hem voor een ouden vriend heeft aangezien, en hem heeft meegenomen om eens fijn te soupeeren, maar hij zal ontdekken, dat hij nog precies op 't zelfde hoekje van een bank zit, waar die geheimzinnige vriend hem van daan had gehaald. Nu vraag ik je zelf, wat zal dan zün conclusie zijn?" Wedwood grinnikte. „Hy zal denken, dat hij gedroomd heeft," antwoordde hy. „Precies. Was 't een goede zet of niet? Geef me maar eens 'n goede sigaar, 't Mag hier wel een beetje worden uitgerookt, na die visite. Kerel, wat moet hij nat geweest zyn! Er is waarachtig een heele plas uit zijn kleeren gedropen, hier naast „Nu vergist u zich toch," zei een kalme stem. „Dat plasje is een scheut brandy, met iets er in." Met een sprong keerde Wedwood zich om, lijkbleek. Cosway stond als verlamd, met de sigaar vóór zyn halfgeopende lippen. In de deuropening stond hun voormalige gast, teruggekomen! Hü stond zich de handen te wry ven met een kalme draaiende beweging, en zijn ge laatsuitdrukking was als die van een verza digden panter. „De heeren begrijpen 't zeker al? Wat zei u? Of ik deze woning in 't oog zat te houden, toen u me voor 't eerst zag? Precies. 3n nu? Nu heb ik allerlei bijzonderheden gehoord, die ik er anders niet zoo gemakkelijk uit had gekregen. En ik vindt 't heel vriendelijk, dat u me 't steentje óók maar meteen over handigd hebt, heeren," zei Inspecteur Tred- ways van New Scotland Yard. „En u zult het wel prettig vinden, thans van mijn gast vrijheid te genieten, nietwaar? Wilt u mij maar volgen?" Tijdens een bruiloftsfeest Gisteravond omstreeks half 10 is op den nieuwen Rijksweg tusschen de Hakkelaars- brug en Naarden een zwaargewonde motor rijder gevonden. Hij werd door dr. Verburgt uit Naarden en een arts uit Amsterdam, die juist passeerde, verbonden. Een zware her senschudding werd geconstateerd. Hij is naar de Majellastichting te Bussum vervoerd. Nader is gebleken, dat de motorrijder is de 20-jarige J. Inniger uit Amsterdam. Hij was op een bruiloftsfeest te Muiderberg en op den motorfiets van een ander even gaau rijden. Hij verklaarde spoedig te zullen te rugkomen. Toen hij na anderhalf uur nog niet was weergekeerd, is de gastheer met zijn auto langs den weg gereden. Deze ver nam van de omwonenden, dat een ongeluk was gebeurd. Volgens sommigen heeft een auto met een vaart van 100 K.M. den jongen omver gereden; hoewel ook de mogelijkheid overblijft, dat hij zelf een val heeft gedaan, daar hy als motorrüder niet bekwaam is. De toestand van het slachtoffer is ernstig Het onderzoek wordt voortgezet. Te Assen is aangehouden de gemeente veldwachter van Smilde, verdacht van het plegen van malversaties. Hij wordt et o.m. van verdacht gemeentegelden te hebben verduisterd. Opvarenden gered Tengevolge van het aan den grond loopen van het achterschip van de motorboot van de wed. Dükstra, varende in vasten beurt- dienst tusschen Groningen en Emmen, gis termiddag in het Oranjekanaal onder de gemeente Beilen, begon de deklast te schui ven. De boot maakte water met het gevolg, dat zu zeer snel begon te zinken. De opva renden werden met veel moeite gered. Een hunner werd in bewusteloozen teostand op het droge gebracht. Men slaagde er echter in zijn levensgeesten weer op te wekken. Deklast en goederen moeten als verloren worden beschouwd. Het schip, dat verzekerd is, zal worden gelicht. De directeur plotseling overleden Dinsdagmorgen om 9 uur is plotseling overleden de heer G. Ross, gemeente secretaris van Alblasserdam. De overledene was directeur van het kan toor der Middenstandsbank aldaar, welke instelling den laatsten tyd in moeiiykheden moet verkeeren. Uit een achtergelaten schrijven van den heer Ross moet men op maken, aldus de Voorwaarts, dat zijn over- ïyden verband houdt met deze moeiiyk heden. Onder leiding van den burgemeester is een onderzoek ingesteld. De heer R. was twaalf jaar raadslid dezer gemeente, waarvan 8 Jaar als wethouder. Verder was hy bestuurslid en adviseur van vele vereenigingen. Hij genoot in de ge meente groot aanzien, aangezien hu bekend stond als een zeer begaafd en hoogst sym pathiek mensch. Zijn verscheiden heeft dan ook in vele kringen groote verslagenheid gewekt. De overledene was 46 jaar oud, gehuwd en vader van een groot gezin. Te Stein bij Sittard is op last van de Justitie beslag gelegd op de ingediende candidateniysten voor de a.s. gemeente raadsverkiezing. Vier lijsten zouden valsche handteekeningen bevatten. Het publiek vlucht in winkels en portieken Woensdagmiddag is in het slachthuis te Venlo een stier losgebroken. In dolle woede rende het dier door de straten. Het publiek vluchtte in winkels en portieken. Eenige melkwagens en fruitkarretjes moesten het ontgelden en werden door het woedende dier omvergeworpen en vertrapt. In de etalagegangen der firma Vroom Dreesmann liep het dier zich aanvankelijk vast, doch bemerkend, dat het achtervolgd werd, keerde het zich tegen zyn belagers. Politie en marechaussée's, die opgeroepen waren, verschenen spoedig. Aan het spoorwegviaduct werd de stier neergeschoten en ter plaatse geslacht. Het verkeer, dat op dit punt zeer druk is, liep even vast, doch de politie wist spoedig hierin weer orde te scheppen. De eigenaar van den stier, de slager A. te Venlo, verklaarde alle, door het dier aan gerichte schade te zullen vergoeden. Kort geding voor den president der Haagsche rechtbank Voor den president der Haagsche recht bank is gisteren in kort geding behandeld een procedure tusschen de V.A.R.A. en den staat. Voor de V.A.R.A. trad op mr. Duys en voor den Staat de landsadvocaat mr. Telders. Mr. Telders merkte op, dat de dagvaar ding vergezeld gaat van een stuk „Gevleu gelde daden". Dit is een hoorspel, dat door de Radio-contröle-eommissie verboden is en waarvoor de V.A.R.A. thans een voorziening bij voorraad in kort geding vraagt om de uit zending op 3 Juni mogelijk te maken. Wan neer men echter het stuk doorleest, stelt men zich de vraag, of hier wel een onver wijlde voorziening noodig is. De inhoud van het stuk is van niet de minste beteekenis en daarom is er voor de eischende partü geen enkel belang aanwezig, dat een onver wijlde voorziening by voorraad zou wettigen, In het onderhavige stuk treden verschil lende vogels op, die critiek oefenen op het regeeringsbeleid inzake de radio en andere vereenigingen en daarom heeft de commissie het stuk verboden. Het staat aan de commis sie te beoordeelen, of er grond is voor ge vaar voor de openbare orde en daarom is het onjuist, als men den rechter daarover wil laten oordeelen en zeer zeker in kort ge ding. Pleiter merkt voorts op, dat de com missie niets heeft gedaan in strüd met eenig wetsvoorschrift en dat zy dus ook niet on rechtmatig heeft gehandeld. Ten slotte constateert pleiter, dat hier thans een groote juridische vraag aan de orde is, want in dit geding wordt niet meer of minder dan de vrijheid van het woord naar voren gebracht. Mr. Duys is van oordeel, dat de president wel degelijk bevoegd is om in de onderha vige kwestie een aanvankelük oordeel te ge ven. Wanneer de commissie alleen zou heb ben te oordeelen, zou zü alles kunnen voor schrijven. Doch dit gaat, volgens pleiter, te ver. ji het radio-reglement staat, dat de contróle geoefend wordt ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid van den Staat, de open bare orde en de goede zeden. Daaraan heeft de commissie zich te houden. De Staat ech ter wil de commissie rechter in eigen zaak laten zijn. Ten slotte merkte pleiter op, dat de vraag, of hier een onverwijlde voorziening moet worden getroffen, niet moet beoordeeld worden naar den inhoud van het stuk. De beantwoording moet gevonden worden in het groote principieele belang om een eind te maken aan het optreden der commissie bui ten haar bevoegdheid. De president zal Maandag uitspraak doen. Een lijden van 7 jaar nu geëindigd Een Heer te Hilversum wist raad Begint U met te lezen wat de heer W. P. te Hilversum ondervond en volgt U daarna gerust zyn voorbeeld. U zult er versteld van staan hoe spoedig ook U de zoo vurig be geerde verlichting van uw rheumatische kwellingen zult ondervinden. „Ruim 7 jaar leed ik aan rheumatiek, heb vele medicunen aangewend, doch alle met weinig resultaat. Uit Indië hier aangekomen hoorde ik over Kruschen Salts en ten einde raad ging ik dit gebruiken. Ik kan niet an ders zeggen, dan dat Kruschen het eenige middel is, waaraan ik tot nu toe te danken heb, dat mijn rheumatiek langzaam maar zeker uit mun lichaam verdwijnt. Ik ben pas kort bezig. Kruschen Salts te gebruiken. Overal en ieder zal ik dit middei aanbevelen als het beste, dat ik ooit heb kunnen vinden tegen de zoo gevreesde rheumatiek. U kunt van dezen brief naar goeddunken gebruik maken, ten einde Kruschen Salts zooveel mogeiyk bekend te maken." W. P. te Hilversum. Wanneer U voor de rest van uw leven ver lost wilt zijn van de vlijmscherpe urinezuur- kristallen (de oorzaak van uw rheumatiek), die zich in uw gewrichten en weefsels neste len, begin dan morgenochtend voor het ont- but een halven theelepel Kruschen op een glas warm water of in een kop thee te ne men. Vergeet niet dit geregeld iederen dag te doen en houdt dit eenige maanden lang vol. Dan zult U beseffen, waarom Kruschen het zich vastzetten van het overtollig urine zuur in uw gewrichten verhindert en U be hoedt voor de ketenen der rheumatiek. Kru schen is een combinatie van zes levenwek kende zouten, die ons lichaam eiken dag noo dig heeft en die ook uw lichaamskracht en energie doet toenemen. Kruschen Salts is verkrügbaar bü alle apothekers en drogisten a f 0.90 en f 1.10 per flacon. (Adv.) 357. De dikke kellner bracht een biertje, Voor den dikken circucbaas, Want die had drie broodjes gegeten. Met oude Leidsche kaas. Waar die kerel toch is gebleven? Dacht de kellner uit zyn humeur, van zijn lieve directeur. Want hij had pas een stadje gekregen, 358. Aan den Nüloever kwamen zij weder, Waar Pim, voor 't eerst een nijlpaard zag, Dat pas uit de rivier gekropen, Op een eilandje te drogen lag. Daar lag een bootje aan de andere oever, Het had witte zeilen op, „Zie," riep Pim, „daar is ook 'n flamingo, Met zijn eigenaardigen kop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10