w< IDE JEUGDIGE IPARELDIIEIF EEN LATE •N w X PT. G 1 j VAN ALLES WAT r s~n f J~*1 'I h j t~1 j "j J f' j J m i f J J J DE SCHAT VAN MOE Jm J> J f .!LA_±: ~J}- r- j. 1 l i j L_h=H De B.L.N.S. 7't* ft SE 3=5 J. ..J. J r m li t H" 'I - ES )iJ.» I* Jj jt J- -J BE rf- y V „Nu issetcn jullie eensIgjfcgs»" xigpj# T;<ji jcsckiLt Ko I de.fc - =T= 3= fl i )r- -Lfft. h—ftIfr y^-i y. 1J -VV—l 3 5 naar a. 6 naar c. naar e. naar g. naar f. naar d. naar b. naar c. naar e. RO. frankfort 4 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN In het groote hotel te Amsterdam was de rijke diamanthandelaar uit Warschau weer aangekomen. Een drie tal kamers had hij gehuurd en talrijke handelaren in bijouterieën uit de hoofd stad kwamen dagelijks bij hem om za ken te doen met den Pool, die zooveel moois bij zich had. strekte hij de hand uit Hij deed goede zaken in Amsterdam en eiken avond, als hij zijn collectie aan den directeur van 't hotel afgaf om die gedurende den nacht veilig op te bergen in de groote brandkast, bleek het, dat er in den loop van den dag weer heel wat verkocht was. Zoo was onze man al 14 dagen in Amsterdam en had tenslotte nog maar drie parels van zijn grooten voorraad kostbaarheden over. Vriendelijk verzocht hij den directeur weer deze in de safe op te bergen. „Dat is de rest van mijn collectie", sprak hij lachend, „morgen zal ik die drie dingetjes ook nog wel kwijtraken." De directeur gaf den handelaar een biljetje, dat deze invul de: hij verklaarde in bewaring te geven drie parels, ter gezamenlijke waarde van 1800 gulden. Hij onderteekende en de directeur legde de drie kostbare knikkertjes voorzichtig op 't papier tje in een hoekje van zijn schrijftafel. „Mijnheer B," sprak nu de directeur, „ik heb een nieuw soort likeur aangekregen. Mag ik u eens een glaasje aanbie den?" De diamanthandelaar, een echte fijnproever, antwoordde, dat hij de nieuwe drank graag eens wilde proeven en zette zich in een der gemak kelijke fauteuils neer. De directeur schelde den piccolo, een jongen van een jaar of zestien en kort daarna verscheen deze. Keurig zag hij er uit in zijn fijn la- kensch pakje met de groote oranjekleu rige tressen en zijn koket mutsje. „Twee glaasjes likeur en sigaretten!" bestelde de directeur en met een diepe buiging verwijderde zich de jongen. Een uurtje zaten de beide heeren nog te babbelen en daarop schelde de direc teur den piccolo weer om de glaasjes en de rest der likeur weg te halen. Eerst begeleidde de jongen den diamanthan delaar echter naar diens kamers, deed diep buigend de deur voor hem open, en nam toen met een beleefde dankbe tuiging de groote fooi aan, die hem in de hand werd gestopt. Nu keerde hij in 't kantoor terug. De directeur was er niet meer en even keek de jongen om zich heenWat zag hij, daar op eens op de schrijftafel liggen? Parels!? Drommels, dat was een mooie gelegenheid voor hem! Vlug als een kat, die naar haar prooi grijpt, strekte hij de hand uit, greep de kost bare dingen weg en verborg ze achter een stukje loshangend behangselpapier in den hoek van 't kantoor. Voetstappen weerklonken in de gang de directeur ver scheen in het kantoor en als of er niets ge beurd was, ver liet de piccolo met het karaf- je en de beide glaasjes 't kan toor. De directeur zette zich aan den arbeid* dacht echter heelemaal niet meer aan de parels. Er scheen veel werk te zijn dien avond, want tot 's a- vs-nds 10 uur bleef hij door schrijven en rekenen. Toen opeens.... daar dacht hij aan de parels! Had hij ze al opge borgen? Neen, dat kon hij zich niet her inneren! Hij wist wel, dat hij ze op de schrijftafel had neergelegd in een hoekje. Gauw gekeken! Daar lag het biljetje nog, zie! Maarde kostbare knikker tjes waren verdwenen. Hij schrok hevig! Hoe was dat nu in 's hemelsnaam mogelijk? Wie was er in het kantoor geweest? Voor zoover hij wist slechts twee personen: de piccolo en de handelaar zelf. De laatste zou toch bij ongeluk de parels weer niet hebben meegenomen? Zou hij het eens vragen? Maar neen; dat ging niet! Die rijke man zou al een gekken indruk krijgen, als hij hem vroeg, of hij de parels weer meegenomen had naar zijn kamer! En wat er verder ook mocht gebeuren; de naam van het ho tel mocht niet in opspraak komen! Ver beeld je diefstal in het beroemde ho tel! Het zou bekend worden ende de gasten zouden wegblijven! De naam van 't hotel zou naar de maan zijn! Dat moest voorkomen worden En plotseling een besluit nemend plaatste hij zich voor het telefoon toestel en belde den heer Van Don gen op, den bekenden detective uit Amsterdam. In de gauwigheid ver telde hij, wat er was gebeurd en tien minuten later was de detective al in het kantoor. Toen volgde er een heel relaas van het gebeurde. „Is het niet denkbaar, dat die diamanthande laar zelf die dingen heeft meegenomen?" vroeg Van Dongen. „Ik geloof het niet!" was 't antwoord. „Hij kan ze zoo bij vergissing niet meegenomen heb ben, zou ik denken. Daar is hij veel te secuur voor." „En de piccolo?" vroeg de detective verder. „Uitgesloten!" ant woordde de directeur. „Die jongen is strikt eerlijk. Zijn vader is bij ons oberkellner en al drie jaar doet hij zijn werk eerlijk en trouw!" „Wien verdenkt u dan eigenlijk?" „Misschien is er iemand binnengeko men. terwijl ik even afwezig was". „Hm", deed de detective. „Ik ver trouw dien piccolo toch niet te best. We zullen in alle geval eens zien!" En hij gaf aan den directeur zijn or ders: Ik zal me hier verschuilen ach ter dit scherm. U verlaat het kantoor en greep hem bij de kraag geeft hem orders intusschen uw sigaret ten binnen te brengen. Ik zal dan eens zien, wat er gebeurt. Zoo gezegd, zoo gedaan! Even later trad de jongen schuw rondloerend het vertrek binnen. „Niemand in het kan toor", zoo ging het door zijn brein, „een mooie gelegenheid." Hij zette het sigarettendoosje op de tafel en sloop naar den hoek, waar 't loshangende stukje behang zat. De detective volgde natuurlijk van achter 't scherm alle bewegingen van den jongen en toen deze net zijn hand terug wilde halen om zich met het ge- stolene te verwijderen, toensprong de detective toe, greep hem bij den kraag en hield den lievig spartelenden en schreeuwenden jongen stevig vast. De directeur kwam binnen en keek na tuurlijk verwonderd op, toen hij hoorde, wat er gebeurd was. Treurig schudde hij het hoofd, toen er geen twijfel meer mogelijk was aan de oneerlijkheid van den jongen. Was dat nu de jongen, die altijd zoo vriendelijk was geweest? Dien de di recteur altijd vertrouwd had? Wat had hij zijn directeur toch teleurgesteld. Terwille zijner ouders besloot de di recteur te zwijgen en 't niet bij de politie aan te geven. Ook besloot hij nog, hem ondanks dit vreeselijke geval in dienst te houden en het nog eens met hem te probeeren. „Gebeurt zoo iets ech ter weer," zoo sprak hij ernstig, „dan word je onmiddellijk ontslagen en haal ik er de politie bij" Tien jaar zijn nu na 't beschreven ge val voorbij gegaan. De piccolo van het groote hotel is geen piccolo meer, doch oberkellner en geniet het volste ver trouwen van den directeur. Hij heeft lee ring uit het geval getrokken en werd een strikt eerlijk man, die den directeur zijn geheele leven dankbaar is gebleven voor die goede les. verliet de piccolo met 't karafje en de beide glaasjes het kantoor De familie van Voorden zat om de tafel in de huiskamer. Den heelen dag waren ze buiten geweest in de bosschen. Nu zaten mijnheer en mevrouw, Toos en Mientje te lezen, terwijl Henk en Rein- dert aan het peuteren waren aan een aantal grauwe pakjes, waarvan ze tel kens met een paar stokjes iets op zij legden. „Wat doen jullie toch?" had Mientje al een paar maal gevraagd. Maar de jongens waren te ingespannen bezig om haar vraag te hooren. En daar Mientje zelf in een spannend boek verdiept was, vroeg ze ook niet verder. Eindelijk liet Henk zijn werk rusten. uit. „Net als ik verwachtte, allemaal mui- zenhaar en muizebeentjes (fig. I) en hier (fig. 2) schilden van kevers. Of die uilen ook een groote opruiming onder dat volkje houden." „Uilen?" vroeg Toos ongeloovig. „Wat heb je daar dan?" «■li* e.e.n uileta-f H. „Uileballen," was het antwoord. „Weet je nog hoe we een paar jaar geleden onze tochten maakten naar den ouden kerkto ren om de nesten van den kerkuil te zien? Toen hebben we een paar uilebal len gevonden. En nu heb ik er weer een paar gevonden. Maar deze zijn van den boschuil." (fig. 3) „O, bleven jullie daarom zoolang ach ter?" vroeg Mientje. „Ja," hernam Henk. „We hebben een boom ontdekt en daaronder lag de grond vol met uileballen en daarom zijn we er eens even blijven stilstaan om te zien of we ook een nest konden ontdekken." „En heb je het gevonden?" vroeg mijn heer van Voorden. 00*. >pjooot e.n del ScfjiEci i/A n df i cfiooi" "ig en tnei-tfc e.[/ir „Neen," was het antwoord. „Als dat zoo was hadden we de heele familie er wel bij geroepen. Kom, zei Henk, „ik ga naar mijn kamer om een paar doosjes te zoe ken om deze dingen in te bewaren." „Ga je een heel muizengeraamte maken van die beentjes?" vroeg Kees. „Ik niet," antwoordde Henk. „Maar als jij lust hebt, ga dan je gang maar." Eigenlijk had Kees daar wel zin in en Henk beloofde voor hem ook een doosje mee te brengen. Dan kón hij daarin zijn muizengeraamte bewaren. Maar nauwe lijks was Henk de kamer uit, of hij kwam weer terug. „Kom eens allemaal kijken, maar heel zachtjes." Hij had het licht opgedraaid en allen stonden ze op den drempel van zijn kamer vol verwachting te kijken naar wat er te zien moest wezen. „Kijk eens naar de vensterbank," fluis terde Henk. Maar ze zagen niets bijzon ders. „Kijk dan goed, dat bruine daar, dat is een vleermuis." En nu zagen ze het beestje zitten. Waarschijnlijk was het op geschrikt uit zijn winterslaap en nu hing het meer dan dat het zat aan de venster bank. De glinsterende oogjes gingen even open en dan weer dicht (fig. 4). De vlieg- huid was dicht om het lichaam getrokken. „Het is een vroegvlieger," merkte mijn heer op. „Ik denk dat we hem verjaagd hebben, toen we gisteren aan het rommelen wa ren op den zolder," zei Toos. „Dat zou best kunnen, de stakkerd zal wel zoo goed mogelijk een ander plaatsje hebben opgezocht. Maar wat moeten we nu met hem doen?" „Als hij gaat vliegen, komt hij in onze haren," zei Mientje angstig en vol angst hield ze haar handen op haar hoofd. „Wel nee, malle meid," stelde Henk haar gerust. „De vleermuis zal wel wijzer wezen. Bovendien heeft ze in jullie haren al even ocfcir- XUX. te (.oma #- KXc'-u Lena Kruithof van Diggele; llCvtLiA*-ft&jÖö'fc 4rt "t T ~W~ t<Ar 0 xej CLXLÓ nm&yi, cli/ 'Leut; U hdXsiii&nsó -co-cr jut 4'troCeLk z/t bsCuxff bLe>vnj -txe i,o-ey li -vrvod-fce/ lA^d. i^ns auasv' if m ijA -ru/uO, x.o-(y x,ol-c,U: j HLl itLooL 3CSe.Lnj —Mi!000 U47/ -cLfc -QtaxióA/ I/O Z.U/TU 0 0 o O* x*y-nAs a09=- •?-(w 11 m - jj 0 0 01 -nu>C,<Urc Ite. <LbtU et^ U Lt £c> -u^t*n£ -Un.t.'Yi et 0 él "k. fc-u- ut/t Jlf» /\XK-cuoz mXsChOs lm -X JÊL9. weinig kans om er in vast te raken als in de onze ze zijn allemaal even kort." Allen begonnen te lachen en de vleermuis knipte, je zou haast denken veelbetee- kenend met haar oogjes. Mevrouw stelde voor om haar nu maar te vangen en buiten te laten. Het „wilde beest" zou dan wel weg vliegen. Henk bood er zich grootmoedig voor aan en het viel erg mee, want het beestje was te slaperig en te verschrikt om veel weerstand te bieden. Henk greep een doek en wierp dien over het beest heen, pakte toen den doek en inhoud op, zoodat hij 't beest stevig en toch niet stijf vast had en toen gooide hij alles uit het raam. De doek viel op den grond en de vleermuis fladderde weg. Zoo eindigde dit avontuur in het vroege avonduur. v/ Kg-"' Vroege S/ltermuis Kees kreeg zijn doosje en in een paar andere doosjes deponeerde Henk zijn schatten. Na van een etiket voorzien te zijn werden ze opgeborgen. A. L. 'N LEUKE PUZZLE Je snijdt van een plank een stuk hout, groot T/t bij 28 K c.M. en schuurt dan alle kanten mooi glad. Dit gaat heel gemakkelijk met niet al te fijn schuurpapier. Op den bovenkant teeken je nu 7 vierkanten, groot 3% c.M. in het vierkant en kleurt deze om den anderen wit en zwart. Nu maak je zes houten schijven. Dit gaat ook weer heel gemakkelijk, door ze eenvoudig van een houten gor- dijnrol af te zagen, ter dikte van 1 c.M. Nu nummer je deze schijven met 1, 2, 3, 5, 6 en 7. Dus nummer 4 mankeert, waarna ze geplaatst moeten worden, zooals de eerste teekening aangeeft. De puzzle is nu om door het telkens verplaatsen van een schijf naar een open vierkantje de eerste drie schijven van plaats te doen verwisselen met de an dere drie. Dit verplaatsen kan geschieden door één hokje verder te schuiven of door over één steen te „slaan". Dit kan gebeuren op de volgende ma- öiex. (We zullen de vierkantjes vesr het gemak van links naar rechts noemen: a, b, c, d, e, f, g. 3 naar d. 5 naar c. 6 naar e. 3 naar f. 2 naar d. 1 naar b. Na deze 15 bewegingen hebben de schijven van plaats verwisseld. Hetzelfde spelletje kan natuurlijk ge daan worden op een schaakbord, maar je moet er dan natuurlijk voor zorgen, dat je het speelt op een rij van niet meer dan zeven vierkantjes (zie fig. II). 't Is een echt leuk spelletje, te meer, omdat de oplossing op verschillende manieren bereikbaar is. Wie van jullie probeert het eens in minder dan 15 verplaatsingen te doen? Daar ben ik toch werkelijk benieuwd naar of dit mogelijk is. Het is mij in ieder geval niet gelukt. Maar wie weet, wat voor 'n reuze-puzzelaars er onder m'n lezers zitten. SEINPALEN Weer heel gemakkelijk om geld uit te sparen en toch aardig speelgoed te heb ben, waar je des te meer pleizier van hebt, omdat je het zelf gemaakt hebt. Je neemt een klosje. Zaagt een kant er af. Dan neem je een penhouder of mooi rond stokje, dat je daarin bevestigt. Bo venin snij je een gleuf. Je schildert het bijv. met rood-witte randen. Van karton snij je de bekende seinbor- den, seinarmen, en geeft die ook een verfje. Je kunt ze aan den paal bevestigen door middel van de gleuf die je boven in het stokje gesneden hebt. Eenvoudig en toch mooi. SLOYTER. Ze stappen met z'n beiden Parmantig langs de straat; Twee leuke kleine meisjes, Waarheen of dat wél gaat? Kijk, ieder draagt een bosje Met tulpen in de hand, Die kochten ze zooeven Daar aan den overkant. Maar wist je, dat dat koopen Nog niet zoo makkelijk is? Alléén iets uit gaan zoeken Dat is nog niet zoo mis! Eerst kijken of de bloemen Wel frisch en fleurig zijn; Eens eventjes aan ruiken: Hè, heerlijk, dat is fijn! „Wat kosten deze roode Die daar met langen steel, Die vinden we de mooiste, Maar vraagt u niet te veel?" De koopman kijkt eens lachend De kleine klantjes aan; ,jZe kosten maar een stuiver, Wat denk je, zou het gaan?" Dan wordt er door de zusjes Heel even stil gepraat; Ze overleggen samen Of 't beursje 't wel toelaat. „Nu, geeft u er maar acht van," Zoo zegt de eene blij; „Vier tulpen voor m'n zusje, En d'andere vier voor mij!" Dan stapt het tweetal verder, Héél trotsch en héél voldaan; Want zullen ze niet prachtig In Moedefs vaasje staan?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 11