heerenbaai
DE PINKSTERBOODSCHAP VAN
Z. H. PAUS PIUS XI.
DERDE BLAD
ZATERDAG 30 MEI 1931
BLADZIJDE 1
De Encycliek over de Maatschappelijke Orde, haar herstel
en hare voltooiing naar het heilplan der Blijde Boodschap
Bii den 40sten Verjaardag der Encycliek van Z. H. Paus Leo XIII.
.Rerum Novarum"
Eerwaarde Broeders, Gelief de Zonen, Groet en Apostolischen ze£en
DERDE DEEL
Hoe de tijden sinds Leo XIII
veranderen
INGEZONDEN
Aart de Eerwaardige Broeders, Patriarchen,
Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en
overige Opperherders, die in vrede en gemeen
schap met den Apostolischen Stoel leven en
aan alle Geloovige Katholieken der wereld.
Pi us XI, Paus
VIJFDE HOODSTUK.
HET HERSTEL DER SOCIALE ORDE
De tot nu toe gegeven aanwijzingen om
trent de billijke verdeeling der goederen en
omtrent de rechtvaardigheid van het loon,
hebben uitsluitend betrekking op de indivi
duen en raken slechts zijdelings aan de so
ciale orde, aan wier herstel, volgens de be
ginselen der gezonde wijsbegeerte en vol
gens de voorschriften der Evangelische Wet
welke die orde vervolmaken, Onze Voorgan
ger Leo XIII vooral elke zorg en aandacht
wijdde.
Door Hem werd de weg geopend; maar
opdat veel, dat nog te doen overgebleven is,
aangevuld worde en opdat er des te over
vloediger en des te rijker vruchten uit voort
vloeien voor de menschelijke samenleving,
zijn er boven alles twee dingen noodig: de
hervorming der instellingen en de verbete
ring der zeden.
En wanneer Wij dan spreken van de her
vorming der instellingen, denken Wij het
allereerst aan den Staat, niet omdat men
van zijn werk alle heil verwachten kan,
maar omdat door het individualisme, dat
Wij reeds noemden, de dingen zoo ver ge
komen zijn dat, nu de oude rijke vorm van
sociaal leven vernietigd en bijna verdwenen
is, nadat zij zich eens door een complex van
verschillende vereenigingen had kunnen
ontwikkelen, uitsluitend nog het individu en
de Staat tegenover elkaar zijn blijven staan.
En deze misvorming der sociale orde brengt
geen geringe schade toe aan den Staat, daar
op deze alle lasten terugvallen welke de ver
nietigde gilden niet meer dragen kunnen, en
hij gebukt gaat onder een oneindig aantal
van taken en plichten.
Het is waar en wordt door de geschiede
nis bewezen, dat door de verandering der
omstandigheden veel alleen nog maar door
groote vereenigingen kan worden uitgevoerd
wat vroeger ook door kleine werd gedaan.
Maar toch moet het allerbelangrijkste begin
sel in de sociale filosofie gehandhaafd blij
ven: dat waar het onwettig is aan de in
dividuen te ontnemen wat ze zelf met eigen
krachten en eigen nijverheid kunnen ver
richten om het toe te vertrouwen aan de
gemeenschap, het ook onjuist is aan een
grootere en hoogere maatschappij over te
laten wat door kleinere en mindere maat
schappijen gedaan kon worden. En zulks be-
teekènt te gelijk een groote schade voor en
een omwenteling in de goede orde der sa
menleving, omdat het natuurlijke doel van
elke tusschenkomst der samenleving, dit is
van op aanvullende wijze hulp te brengen
aan de ledematen van het sociale leven, en
niet om die te vernietigen of in zich op te
slokken.
Daarom is het noodig dat het hoogste
gezag van den staat aan kleinere en mindere
maatschappijen de afwikkeling overlaat der
zaken en zorgen van weinig be teekenis,
waardoor het overigens toch maar afgeleid
zou worden; en het zal dan met meer vrij
heid, kracht en doeftreffendheid die dingen
kunnen doen welke onder zijn bevoegdheid
vallen, omdat niemand anders ze verrich
ten kan; die namelijk van leiding, van
waakzaamheid, van aanmoediging, van on
derdrukking, al naar gelang van het geval
en van de noodzaak. De leden der regee
ringen mogen er zich dus van overtuigen
dat, naarmate de hiërarchische orde tus-
schen de verschillende vereenigingen, vol
gens het beginsel van de aanvullende func
tie der sociale werkzaamheid, beter gehand
haafd blijft, het gezag en de sociale macht
ook des té sterker, en de toestand van den
Staat ook des te gelukkiger en des te
bloeiender zullen blijken.
Geen strijd, maar samenwerking.
Dit moet het eerste doel zijn en het stre
ven van den Staat en zijn beste burgers: een
einde te maken aan den strijd der beide te
genovergestelde klassen, een hartelijke sa
menleving opwekken en bevorderen tusschen
de verschillende „gilden" der burgers.
De sociale politiek zal daarom niets onbe
proefd laten om deze gilden te herstellen; de
menschelijke samenleving toch bevindt zich
op het oogenblik in een hevigen en dus on-
standvastigen en wankelenden toestand,
juist doordat zij steunt op klassen van ver
schillende strekkingen die aan elkaar tegen
strijdig zijn en dus leiden tot bekamping en
vijandigheid. En al is de arbeid, zooals Onze
Voorganger in Zijn Zendbrief zoo terecht
verklaart, geen gewone koopwaar en al
heeft men er de menschelijke waardigheid
van den arbeider in te erkennen en kan
men er dus niet mee leuren als met een
of andere koopwaar, toch verdeelt in de
huidige omstandigheden de markt van het
aanbod van en de vraag naar arbeid de
menschen als het ware in twee groepen, en
de oneenigheid die daaruit voortkomt, ver
andert de markt in een slagveld waar beide
partijen elkaar verwoed bevechten. Een
ieder ziet in hoe dringend noodzakelijk het
is om verandering te brengen in deze wan
orde die de heele maatschappij naar den
afgrond voert.
Maar de volkomen genezing kan alleen
verkregen worden, wanneer de strijd beëin
digd wordt en de ledematen van het sociale
lichaam ieder hun eigen taak verrichten
en de verschillende gilden vormen, waarbij
elke burger zich aansluit, niet volgens de
plaats, welke hij op de arbeidsmarkt in
neemt, maar volgens het sociale aandeel dat
hij heeft. Reeds onder den drang der natuur
toch gebeurt het, dat, evenals zij die aan
elkaar verbonden zijn door de nabijheid van
plaats, gemeenten vormen, ook zij, die zich
aan dezelfde nijverheid wijden, colleges of
sociale lichamen vormen; zoodat velen te
recht zeggen, dat deze gilden, zoo niet nood
zakelijk voor den beschaafden staat, dan
toch minstens natuurlijk zijn.
Waar voorts de orde, zooals de H. Thomas
zeer snedig opmerkt, de eenheid is welke
voortkwam uit de goede rangschikking van
vele dingen, zoo eischt de ware en onver-
valschte sociale orde dat de verschillende
leden der maatschappij ordelijk aan een en
het zelfde ding verbonden zijn door middel
van een hechten band. En deze kracht van
saamhoorigheid ligt zoowel in de gelijkheid
der voort te brengen goederen en der te ver
richten diensten waarin de gezamenlijke
arbeid van werkgevers en werknemers der
zelfde categorie zijn knooppunt vindt, als in
het gemeenschappelijk welzijn, waaraan de
verschillende klassen, ieder voor zijn eigen
rekening, eensgezind en vriendschappelijk
moeten samen werken. En deze eendracht zal
des te sterker en des te doelmatiger zijn,
naarmate de menschen afzonderlijk en de
verschillende gilden er zich op toeleggen om
het eigen beroep uit te oefenen en er zich
in te onderscheiden.
Het is niet moeilijk om uit dit alles af te
leiden dat in dergelijke gilden bovenal de
eerste plaats moet worden ingeruimd voor
alles wat heel de categorie gemeen heeft.
Daaronder is van het grootste belang de be
vordering die krachtiger moet zijn dan ooit,
van de samenwerking van heel het gilde voor
het gemeenschappelijk goed, dat is de wel
stand en het algemeen welzijn des land. Wat
de zaken betreft, komt het er op aan de
voor- en nadeelen die patroons en werklieden
ondervinden, niet uit het oog te verliezen en
aandachtig te volgen, en wanneer er beraad
slagingen moeten plaats hebben, dan zullen
de eersten en de laatsten die afzonderlijk
houden. Natuurlijk is het vrijwel overbodig,
om in herinnering te brengen dat men in
de juiste verhouding op de gilden mag toe
passen wat Leo XIII leerde omtrent den
politieken regeeringsvorm: dit wil zeggen, dat
men vrij blijft in de keuze van den vorm
welke het meest geschikt lijkt, mits de recht
vaardigheid en de eischen van het algemeen
welzijn maar niet in het gedrang komen.
Welnu, evenals de bewoners van een ge
meente zich voor verschillende doeleinden
plegen te organiseeren en een ieder vrij is
om aan dergelijke vereenigingen zijn naam
te geven of niet, zoo zullen ook zij die in de
zelfde nijverheid werken, zich onderling ver
eenigen in vrije genootschappen voor doel
einden welke op eenigerlei wijze samen gaan
met de uitoefening van die nijverheid. En
omdat over dergelijke vrije vereenigingen
reeds zeer klare en duidelijke verklaringen
gegeven werden in den Zendbrief van Onzen
Voorganger, roemruchtiger nagedachtenis,
meenen wij hier te mogen volstaan met alleen
den nadruk te leggen op deze: dat de mensch
de vrijheid heeft niet alleen om deze ver
eenigingen die van private orde en recht zijn,
te stichten, maar dat hij er bovendien het
reglement en de statuten voor kan invoeren,
welke volgens zijn oordeel het best naar het
gestelde doel streven. Het zelfde recht kan
men ook laten gelden voor de stichting van
vereenigingen welke de grenzen der partijen
afzonderlijk overschrijden. Die vrije vereeni
gingen voorts, welke reeds bloeien en heil
zame vruchten voortbrengen, moeten den weg
open stellen naar de vorming dier meer vol
maakte gilden, waarover wij eerder gespro
ken hebben, en ze naar vermogen bevorderen
volgens de vorming der christelijke socio
logie.
De normen der oeconomie
Naar nog iets anders moet worden ge
streefd hetwelk in een zeer nauw verband
tot het voorgaande staat. Daar de eenheid
der menschelijke samenleving niet steunen
kan op den klassenstrijd, kan ook de goede
orde der oeconomie niet worden overgelaten
aan de vrije samendinging der krachten.
Ja, hieruit als uit een vergiftigde bron, zijn
alle dwalingen voort gekomen der individu
alistische oeconomische wetenschap, die zon
der er rekening mee te houden of ook zonder
te weten dat de oeconomie niet minder dan
een sociaal, ook een zedelijk karakter heeft,
meende dat de burgerlijke macht haar als
absoluut vrij moest beschouwen en haar ge
heel aan haar-zelve over moest laten, omdat
zij op de open markt of in de vrije con
currentie haar leidend beginsel of eigen roer
moest vinden, waardoor zij veel beter ge
stuurd zou worden dan door welk geschapen
intellect ook. Alsof niet de vrije concurren
tie, hoe juist zij ook zijn kan wanneer zij
binnen zekere scherp getrokken lijnen blijft,
op geen enkele wijze het roer der oeconomie
zijn kan; iets dat de ondervinding ook te
dikwijls heeft aangetoond waar de normen
van den individualistischen geest in de prak
tijk werden toegepast.
Het is dus meer dan tijd, dat de oecono
mie er toe kome zich te regelen naar een
waarachtig en doelmatig, leidend beginsel.
Deze leidende taak kan echter heelemaal
niet worden toevertrouwd aan die zucht
naar oeconomische overheersching welke in
fjpzpn tijd de plaats begint in te nemen der
vrije concurrentie, want waar zij een blinde
kracht en een gewelddadige energie gebleken
is, zou zij om nuttig te kunnen worden voor
de menschen, eerst wijselijk geremd en be
stuurd moeten worden. Men zal dus naar
de sterkste en edelste beginselen moeten
zoeken, waardoor deze overheersching krach
tig en geheel zou geregeerd kunnen worden:
en deze zijn de sociale rechtvaardigheid en
naastenliefde. Daarom is het noodzakelijk,
dat van de sociale rechtvaardigheid de in
stellingen der volken, of liever van heel het
maatschappelijk leven, doordrongen worden;
en nog meer noodzakelijk is het, dat deze
rechtvaardigheid werkelijk doeltreffend is,
dat is, een juridische en sociale orde daar-
stelt, waarnaar heel de oeconomie zich richt.
De sociale rechtvaardigheid voorts moet als
de ziel dezer orde zijn, voor wier bescherming
en doelmatige instandhouding de overheid
zal waken; en dit laatste zal des te makke
lijker vallen naarmate men haar bevrijdt
van de lasten, welke, zooals Wij hier boven
hebben verklaard, niet door de overheid ge
dragen hoeven te worden.
Zeer goed ook is het, dat de verschillende
landen, waar zij op oeconomisch terrein in
een wederkeerige afhankelijkheid tegenover
elkander staan en elkaar wederzijds moeten
helpen, door een vereeniging van doeleinden
en krachten en met wijze overeenkomsten
en instellingen, probeeren te komen tot een
gelukkige samenwerking in de internationale
oeconomie.
Want wanneer op deze wijze de ledematen
van het sociale lichaam versterkt zijn en het
leidende beginsel er van als het roer der
sociale oeconomie is bevestigd, dan kan men
in zekeren zin de woorden gebruiken waar
mee de Apostel over het Mystieke Lichaam
van Jezus Christus zegt: dat „heel het
lichaam samengesteld en verbonden door
middel van verbindingsknoopen, krachtens
de geproportionneerde werking op elk lid
maatschap, de vermeerdering van het li
chaam tot zijn vervolmaking verkrijgt door
de caritas."
De fascistische staat.
Onlangs werd, zooals men weet, een bizon-
dere syndicale en corporatieve organisatie
ingesteld, welke in verband met het onder
werp van Onzen Zendbrief vermelding ver
dient en ook wel een korte beschouwing.
De Staat erkent juridisch het syndicaat en
niet heelemaal zonder het karakter van een
monopolie, daar dit alleen, eenmaal erkend,
zoowel de werkgevers als de werknemers
vertegenwoordigen kan, en daar dit alleen
arbeidsovereenkomsten kan afsluiten. De
inschrijving bij het syndicaat is facultatief
en het is alleen in dit opzicht, dat de syn
dicale organisatie vrij genoemd kan worden,
de syndicale contributie en zekere bizondere
belastingen zijn verplicht voor allen, die als
werkgevers of werknemers tot een bepaalde
categorie behooren, zooals ook allen gehou
den zijn aan de arbeidsovereenkomsten
welke door het juridisch syndicaat worden
aangegaan. Er werd voorts van gezagheb
bende zijde verklaard, dat het juridisch syn
dicaat het bestaan van feitelijke gilden niet
buiten sluit.
De corporaties worden gevormd door de
vertegenwoordigers der syndicaten van ar
beiders en patroons van dezelfde nijverheid
en hetzelfde beroep en als wezenlijke en
eigen organen en instellingen van den Staat,
besturen zij de syndicaten en doen die sa
menwerken in zaken van gemeenschappelijk
belang.
Stakingen zijn verboden; wanneer de par
tijen niet tot overeenkomst kunnen geraken,
komt de Magistraat tuschen beide.
Een korte overweging is voldoende om te
begrijpen, welke voordeelen deze regeling,
hoe weinig uitvoerig zij ook behandeld werd,
biedt; de vreedzame samenwerking der klas
sen, de opheffing van alle socialistische
organisaties en pogingen, de verzoenende
werkzaamheid eener bizondere Magistratuur.
Maar om in een zoo belangrijke aangele
genheid niets te verwaarloozen en in over
eenstemming met de algemeene beginselen,
welke Wij hieronder er nog aan zullen toe
voegen, moeten Wij zeggen, dat zij niet ont
breken die vreezen, dat de Staat hier te veel
de plaats inneemt der vrije activiteit in
plaats van zich te beperken tot den noodzake
lijken en voldoende bijstand en hulp, dat de
nieuwe syndicale en corporatieve regeling
een veel te bureaucratisch en politiek karak
ter heeft, en dat zij daarom, ondanks de
reeds genoemde voordeelen, veel eerder zal
dienop voor bepaalde politieke inzichten dan
voor het beproeven en beginnen van een
beter sociaal stelsel.
Om dit laatste, zeer edele doel tot waar
en blijvend heil van allen te bereiken, ge-
looven Wij, dat voor alles de zegen Gods
en daarnaast de samenwerking van allen
goeden wil noodzakelijk zijn. Ook en om een
onloochenbare consequentie gelooven Wij,
dat hetzelfde doel des te zekerder zal wor
den bereikt, naarmate er ruimer toe bijge
dragen wordt door de technische, professio-
neele en sociale competenties en meer nog
door de katholieke beginselen en hun toe
passing, niet van de zijde der Katholieke
Actie, welke geen zuiver syndicale of politieke
werkzaamheid zoekt te ontplooien, maar van
den kant Onzer zonen, die de Katholieke
Actie uitstekend vormt voor de beginselen
en voor hun Apostolaat onder de leiding en
het toezicht der Kerk; van de Kerk, die ook
op bovengenoemd terrein, waar zich overal
zedelijke vraagstukken voordoen en geregeld
worden, de zending van bescherming en leer
meesterschap, welke haar op goddelijke wijze
werd toevertrouwd, niet vergeten en niet ver
waarloozen kan.
Alles echter wat Wij gezegd hebben om
trent het herstel en de vervolmaking van
de sociale orde, kan op geen enkele manier
verwezenlijkt worden zonder een hervorming
der zeden, zooals de geschiedenis daghelder
aantoont. Er was een tijd, waarin een sociale
regeling gold, welke zonder beslist volmaakt
en in elk opzicht onlaakbaar te zijn, toch
wel eenigszins overeenstemde met de zuivere
rede, volgens de omstandigheden en behoef
ten der tijden. Thans is deze regeling reeds
lang verdwenen, en dit niet omdat zij on
geschikt bleek om zich met den vooruitgang
te ontplooien en aan te passen bij de ver
anderde omstandigheden en noodzakelijk
heden der dingen en hieraan tot zekere
hoogte tegemoet te komen, maar omdat de
menschen, verhard door hun egoïsme, wei
gerden zooals het groeiende getal der menigte
vereischte, het raam dier regeling uit te
breiden, wijl zij doordrongen van een val-
schen vrijheidszin en van andere dwalingen
en onverdraagzaam ten opzichte van elk ge
zag, zich inspanden om elke beperking van
zich af te werpen.
En nadat Wü zoo opnieuw het huidig
oeconomisch systeem en zijn bittere bestrijder,
het socialisme, op den voorgrond hebben
geplaatst, en nadat wij een klare en uitvoe
rige uitspraak gedaan hebben over beide, rest
Ons thans dieper er in door te dringen tot
den wortel van zooveel kwaads en het eerste
en noodzakelijkste geneesmiddel aan te dui
den, hetwelk de hervorming der zeden is.
Waarlijk diep zijn de veranderingen welke
sinds Leo XIII hebben plaats gehad, zoowel
in het oeconomisch stelsel als in het so
cialisme.
Dat voor alles de oeconomische toestan
den een groote hervorming hebben onder
gaan, is iets waaraan wel niemand twijfelt.
En ge weet, Eerwaarde Broeders, Beminde
Kinderen, dat Onze Voorganger van roem
rijke nagedachtenis in Zijn Zendbrief op de
eerste plaats rekening hield met dat oecono
mische stelsel waarin gewoonlijk aan de
oeconomische werkzaamheid door de eenen
met het kapitaal, door de anderen met den
arbeid wordt deelgenomen, volgens wat Hij
zeer gelukkig met deze woorden uitdrukte:
„Er kan geen kapiaal zijn zonder arbeid en
geen arbeid zonder kapitaal."
EERSTE HOOFDSTUK.
VERANDERINGEN IN HET
ECONOMISCH STELSEL
Leo XIII spande al Zijn krachten in om
dit oeconomisch stelsel te regelen volgens de
normen der billijkheid, wat bewijst dat het
niet zonder meer te veroordeelen is. En van
nature is het ook niet slecht en het doet
de goede orde alleen maar geweld aan,
wanneer het kapitaal de arbeiders aan zich
vast te kluisteren zoekt, of wanneer de ar
beidersklasse zich opmaakt om doelbewust
naar eigen goedvinden en tot eigen gewin
de ondernemingen te exploiteeren, zonder
rekening te houden met de menschelijke
waardigheid der arbeiders, noch met het
sociale karakter der oeconomie, noch einde
lijk met de sociale rechtvaardigheid en het
algemeen welzijn.
Tot op den dag van heden is dit nog met
het eenige oeconomische stelsel dat overal
heerscht; een andere vorm bestaat er welke
zich uitstrekt over een groote massa men
schen, belangrijk door aantal en macht,
zooals bijvoorbeeld de klasse der landbou
wers waarin het grootste gedeelte van het
menschelijk geslacht zich met vruchtbaar en
eerzaam werk weet te verschaffen wat om
te leven noodzakelijk is. Ook deze vorm
heeft zijn gebreken en moeilijkheden waarop
Onze Voorganger in Zijn Encycliek meer
malen zinspeelt en waarop ook Wij in deze
Encycliek enkele keeren de aandacht hebben
gevestigd.
Het kapitalistische stelsel echter der oeco
nomie heeft zich met den uitbloei van het
industrialisme over de geheele wereld, na
den Zendbrief van Leo XIII eveneens overal
verbreid en wel in zoo groote mate, dat het
binnendringt ook in de sociale en oecono
mische toestanden van hen die buiten zijn
reikwijdte vallen, daar zijn voor- en nadee
len als zijn gebreken invoert en er zijn spo
ren in achterlaat. Zoodat wanneer Wij vra
gen om na te gaan welke veranderingen het
kapitalistische stelsel der oeconomie na den
tijd van Leo XIII onderging, Wij niet al
leen het heil op het oog hebben van dege
nen die in landen wonen welke door kapitaal
en industrie worden overheerscht, doch van
heel het menschelijk geslacht.
Van concurrentie tot hegemonie.
En wat zich dan het allereerst pijnlijk
aan de oogen opdringt is dat er in onzen
tijd niet alleen weer een samentrekking
plaats heeft van rijkdommen, maar boven
dien de ophooping van een enorme macht
en van een despotische heerschappij over
de oeconomie in handen van enkelingen die
dan gewoonlijk nog niet eens de eigenaars,
doch slechts de bewaarders en de beheerders
van het kapitaal zijn waarover zij niettemin
naar eigen goeddunken vrijelijk beschikken.
Deze macht wordt nog despotischer in hen
die het geld in handen houden en er mee
omspringen als de meesters, terwijl zij het
crediet beheerschen en de leeningen behee-
ren; daardoor zijn ze tot zekere hoogte de
uitdeelers geworden van het bloed waarvan
heel het oeconomisch organisme leeft, en
hebben zij om zoo te zeggen de ziel der
oeconomie in handen; zoodat tegen him wil
zelfs niemand zou kunnen ademen.
Een dergelijke samentrekking van krach
ten en van macht, welke als het ware het
bijzondere kenmerk der hedendaagsche oeco
nomie is, is de natum-lijke vrucht dier onge
remde vrijheid van concurrentie welke alleen
de sterksten overleven, en dit zijn dan ge
woonlijk de heftigsten in den strijd en zij die
het minst rekening houden met het ge-
geweten.
Op haar beurt leidt de samentrek
king van rijkdommen tot die soorten
van strijd om de heerschappij; vooreerst
vecht men voor de oeconomische oevrheer-
sching; vervolgens strijdt men verwoed voor
de beheersching der politieke macht om zich
van haar krachten en invloeden te bedienen
in de oeconomische mededinging; en ten
laatste vecht men tusschen de Staten ofwel
doordat de landen hun politieke krachten
en macht aanwenden ter bevordering van
het oeconomisch voordeel hunner burgers,
ofwel doordat de oeconomische krachten en
macht worden toegepast om een einde te
maken aan de politieke geschillen, welke zich
tusschen de landen onderling hebben voor
gedaan.
De onheilzame gevolgen en....
Andere gevolgen van den individualisti
schen geest in het oeconomische leven zijn
voorts die, Eerwaarde Broeders, Beminde
Kinderen, welke ge-zelf zien kunt en be
treurt: de vrije concurrentie namelijk die
zichzelve vernietigd heeft; de vrijheid van
de markt is van haar plaats verdrongen door
de oeconomische overheersching; op de be
geerte naar winst is de ongebreidelijke be
geerte naar de alleenheerschappij gevolgd; en
heel de oeconomie is zoo vreeselijk hard, on
verbiddelijk, wreed geworden. Hieraan voege
men nog de groote schaden toe, welke zijn
voortgekomen uit de verwarring der eischen
en diensten welke eigen zijn aan de open
bare macht en aan de oeconomie, zooals
om er slechts één te noemen, de verlaging
der waardigheid van den Staat die zich-
zelven tot een slaaf en een gehoorzaam in
strument maakt van de hartstochten en de
eerzucht der menschen, terwijl hij juist als
een soeverein en een scheidsrechter daar
boven moest staan, ongenaakbaar voor elke
partij; en alleen bedacht op het algemeen
welzijn en de rechtvaardigheid. In de orde
voorts der internationale verhoudingen ont
sprong uit dezelfde bron een tweevoudige
-stroom: van den eenen kant het oecono
misch nationalisme of ook wel imperialisme,
aan de andere zijde en niet minder onheil
zaam, het internationaal imperialisme van
het geld, welks vaderland daar is waar het
zich wél bevindt.
hoe daarin verbetering te brengen
Met welke middelen nu er verbetering
kan worden gebracht in een zoo groot kwaad,
hebben wij reeds aangeduid in het tweede
deel dezer Encycliek waar wij dit vraagstuk
behandelden in het licht van de leer: het is
daarom voldoende dat wij hier de kern van
Ons betoog herhalen. Waar het modern oeco
nomisch stelsel voornamelijk steunt op het
kapitaal en op den arbeid, moeten de richt
lijnen worden erkend en toegepast van de
gezonde rede, ofwel van de Christelijke sociale
filosofie, betreffende de genoemde elementen
en hun verhouding. Om het uiterste van het
individualisme aan den eenen kant, en van
het socialisme aan de andere zijde, te ver
rijken, zal men alzoo gelijktijdig rekening
moeten houden met de dubbele natuur, de
individueele en de sociale, zoowel van het
kapitaal of het eigendom als van den arbeid.
De verhoudingen welke voorts tusschen die
twee bestaan, moeten geregeld worden vol
gens de wetten van een juiste en cumulatieve
rechtvaardigheid, welke steunt op de chris
telijke naasteliefde. Het is noodzakelijk dat
de binnen verstandige en juiste grenzen ge
houden vrije concurrentie en meer nog de
oeconomische macht, onderworpen zijn aan
de openbare overheid voor zoo ver dit tot
haar taak behoort. Ten laatste moeten de
instellingen der volken de samenleving
ondergeschikt maken aan de eischen van
het algemeen belang, dat wil zeggen, aan de
wetten der sociale rechtvaardigheid, waar
door noodzakelijk bereikt zal worden,
dat een zoo belangrijk onderdeel als de
oeconomische activiteit van het sociale leven
is, op zijn beurt zal worden terug geleid tot
een gezonde en evenwichtige orde.
TWEEDE HOOFDSTUK
DE SPLITSING IN HET SOCIALISME
Niet minder diep dan die van het oeco
nomisch stelsel, is de vervorming welke
sinds den tijd van Leo XIII ondergaan
werd door het socialisme, waartegen Onze
Voorganger voornamelijk streed. Inderdaad
kon het toen zeggen bijne één te zijn en de
voorvechter van scherp omlijnde of in een
systeem samenvloeiende leerstellingen; thans
echter is het! verdeeld in twea groote partijen,
die onderling niet te samen gaan en elkaar
zeer vijandig gezind zijn, maar waarvan
niettemin geene den grondslag verlaten
heeft van het socialisme, dat met de chris
telijke leer in strijd is:
A. Het communisme, de partij
van het geweld.
Een der partijen van het socialisme ging
onder in de vervorming der kapitalistische
oeconomie, waarvan Wij boven gesproken
hebben, en verviel in het communisme, dat
twee punten leert en nastreeft, en dit niet
langs ondergrondsche wegen of zijdelings,
maar in het volle licht en met alle midde
len, ook die van het geweld: een verwoede
klassenstrijd en de afschaffing van het pri
vaat bezit. En in het najagen van deze twee
doeleinden is er niets, waarvoor het terug
schrikt, niets dat het eerbiedigt; en waar
het de macht in handen gekregen heeft,
toont het zich zóó wreed en onmenschelijk,
dat dit iets ongeloofelijks en monsterachtigs
lijkt. Dit wordt bewezen door de vreeselijke
bloedbaden en verwoestingen welke het
heeft aangericht in uitgestrekte landen van
Oost-Europa en van Azië. Hoe een uitgespro
ken vijand het voorts is van de H. Kerk en van
God-Zelf, blijkt helaas uit de ondervinding
en is aan allen bekend. Wij achten het
daarom overbodig de goede en trouwe kin
deren der Kerk te waarschuwen tegen de
bedorven en onrechtvaardige natuur van 't
communisme, maar Wij kunnen niet zonder
diepe smart de zorgeloosheid en onverschil
ligheid gadeslaan van hen die toonen geen
beteekenis toe te kennen aan de dreigende
gevaren, en die met lijdelijke slapte toela
ten, dat overal deze dwalingen verspreid
worden die met moord en geweld zullen
voeren naar den ondergang der geheele sa
menleving. Maar boven alles verdienen de
genen veroordeeld te worden die nalaten de
toestanden tegen te gaan en te veranderen
welke de geesten der volken opzweepen en
zoo den weg bereiden voor de omwenteling
en de vernietiging der samenleving.
B. Het hedendaagsch socialisme
Meer gematigd is de andere partij welke
den naam van het socialisme behouden
heeft want niet alleen belijdt zij haar af
keer van het geweld, maar bovendien ma
tigt zij met verzachting en beperking den
klassenstrijd en de afschaffing van het pri
vaat bezit, zij het ook zonder die te verwer
pen. Men zou dus zeggen dat het socialisme,
geschrokken van zijn eigen beginselen en
van de gevolgtrekkingen welke de commu
nisten er uit halen, overhelt naar en tot ze
kere hoogte nabij komt aan de waarheden,
welke de christelijke overlevering steeds
heeft onderwezen; want men kan niet ont
kennen dat zijn streven grenst en dikwijls
zeer nauw grenst aan dat hetwelk terecht
door de christelijke hervormers der maat
schappij wordt aangeprezen.
Zijn houding tegenover den klas
senstrijd en de afschaffing van het
privaat bezit.
Wanneer toch de klassenstrijd zich verre
houdt van daden van vijandschap en haat,
verandert hü langzaam-aan in een eerzaam
overleg dat steunt op het zoeken naar ge
rechtigheid: een overleg dat zeer zeker nog
niet de gelukkige sociale vrede is waarnaar
allen verlangen, maar dat een punt van uit
gang kan en moet zijn om te komen tot de
wederzijdsche samenwerking der klassen.
Zoo begint ook de oorlog welke aan het pri
vaat bezit verklaard is, zoodanig te kalmee-
ren en zoodanig beperkt te worden dat ten
slotte niet meer het bezit der productie
middelen wordt aangevallen, maar een ze
kere sociale overheersching welke het bezit
zich tegen elk recht toegekend heeft en over
weldigd. Inderdaad moet deze overheersching
niet toebehooren aan de werkgevers, doch
aan de openbare macht. Zoo kan men er
ongemerkt toe komen dat de beginselen van
het gematigde socialisme niet meer afwijken
van de wenschen en eischen van hen die
steunende op de christelijke beginselen po
gen de menschelijke samenleving te hervor
men. En in waarheid kan men met recht
beweren dat er zekere categorieën van goe
deren zijn met een zoo groot economisch
overwicht, dat men ze niet aan de burgers
kan overlaten zonder gevaar voor het ge
meenschappelijk goed.
Zulke billijke eischen en verlangens heb
ben niets dat met de katholieke waarheden
in strijd is en zijn ook heelemaal geen ei
schen welke uitsluitend aan het socialisme
toebehooren. Zij die dus alleen daarnaar
streven, hebben alzoo geen enkele reden om
zich bij het socialisme aan te sluiten.
Bestaat er een middenweg?
Men moet na dit alles niet gelooven dat
de partijen of groepen der socialisten die
geen communisten zijn, alle zoo ver zijn terug
getreden in de daad of in hun programma.
Integendeel, in het algemeen verwerpen zij
noch den klassenstrijd, noch de afschaffing
van het privaat bezit, doch hebben zij zulks
alleen maar eenigszins verzacht. En omdat
hun valsche beginselen zoo verzacht en tot
zekere hoogte vervallen zijn, rijst de twijfel,
of liever wordt hier en daar de twijfel naar
voren geschoven: of nu ook de beginselen
der christelijke waarheid niet eenigszins ver
zacht en gematigd zouden kunnen worden
om zoo het socialisme te gemoet te komen
en langs een middenweg tot een vergelijk te
komen. En er zijn er die de vergeefsche hoop
koesteren zoo de socialisten verder tot ons
te kunnen brengen.
Vergeefsche hoop, zeggen Wij, want zij die
apostelen willen zijn onder de socialisten
moeten openlijk en eerlijk in alle volheid en
ongereptheid de christelijke waarheid verkon
digen en mogen op geen enkel punt mee
gaan met de dwalingen. Wanneer zij werke
lijk de belijders van het Evangelie willen
zijn, moeten zij er zich boven alles op toe
leggen de socialisten te doen inzien dat hun
eischen, voor zoover die rechtvaardig zijn,
veel beter gesteund kunnen worden met de
beginselen van het christelijk geloof en veel
doelmatiger bevorderd kunnen worden met de
krachten der christelijke naastenliefde.
Maar wat te zeggen op de vraag of het
socialisme ten opzichte van den klas
senstrijd en van het privaat bezit werkelijk
zoo verbeterd en gematigd is dat men het
op dié punten niets meer verwijten kan?
Heeft het daarmee misschien afstand gedaan
van zijn beginselen en van zijn natuur die
in strijd was met den christelijken gods
dienst? Het is hier dat velen beginnen te
aarzelen. En niet gering in aantal zijn ook
de katholieken, die in het zeker weten dat
de christelijke beginselen noch verlaten noch
afgeschaft kunnen worden, hun blik opslaan
naar dezen Heiligen Stoel en vol verwachting
vragen of Wij beslissen dat het socialisme
zijn dwalingen zoodanig heeft herzien, dat
men het zonder vrees voor eenig christelijk
beginsel toelaten en om zoo te zeggen, doo-
pen kan.
Welnu, om met vaderlijken ijver te vol
doen aan deze verlangens, verklaren Wij dat
het socialisme, beschouwd als leer, als histo
risch feit of als beweging, zoo lang het wer
kelijk socialisme blijft, ook na terug getre
den te zijn voor de waarheid en voor de
rechtvaardigheid op de punten welke Wij
hebben genoemd, niet in overeenstemming
kan worden gebracht met de dogma's der
Katholieke Kerk, omdat zijn opvatting van
de maatschappij ten sterkste strijd met de
christelijke waarheid.
ECHTE FR1ESCHE
20 50 ct. per ons
„Je toekomstige schoonzoon stottert. Is dat geen bezwaar?"
„Nee als ie eenmaal getrouwd is heeft ie toch niks meer te zeggen."
Voor den inhoud van deze rubriek stelt
de Redactie zich niet aansprakelijk
KLEIN TURKIJE
In de leekepreeken van Zaterdag 16 Mei
staat om. vermeld aangaande den arbeider:
Zijn arbeidsdag is In de meeste beschaafde
landen verkort tot 8 uren. Toen ik dat
las, stelde ik mijzelf de vraag: Behoort ons
lieve Nederland ook tot die beschaafde lan
den? Zoo ja, hoe is het dan mogelijk, dat
de arbeiders in den Wieringermeerpolder
gedwongen worden, 10 lange uren zwaar
grondwerk te verrichten? Of behoort de
Wieringermeer niet tot het Rijk der Ne
derlanden en is het, zooals het onder ons
arbeiders, algemeen genoemd wordt: Klein
Turkije?! Ik geloof het stellig, want de
arbeidsvoorwaarden en loonen, zooals die
thans zijn in de Wieringermeer, zijn een
beschaafd land als Nederland onwaardig.
Het is mij tot heden een onoplosbaar raad
sel, dat er door personen van overheids
wege verklaard is: „Het werk in de Wie
ringermeer is geen grondwerk, doch land
arbeid." Men had veel beter kunnen zeg
gen: „Het is grondwerk, doch wij zullen
maar zeggen, dat het landarbeid is, want
dat komt goedkooper uit; de domme arbei
ders zijn allang blij, dat zij in dezen slech
ten tijd werk kunnen krijgen; wij zullen
zooveel mogelijk van hun krachten profi-
teeren en daarbij betalen wij een loontje
uit waardoor zij te veel krijgen om te ster
ven en te weinig om te leven."
Dat was ten minste waarheid geweest.
Hoe is het anders mogelijk, dat het grep-
pelloon, dat 9 cent per M. bedroeg, thans
wordt gebracht op 7 cent, waardoor het
onmogelijk gemaakt wordt een behoorlijk
daggeld te verdienen. Het moet gezfgd, voor
het loon van 9 cent per M. is er door en
kele ploegen ongeveer 35.per week ver
diend. Doch daartegenover waren er ook,
die niet meer dan 15.konden halen.
En daarbij, wanneer er enkele ploegen bij
zijn, die zichzelf willen verscheuren en
doodwerken, moeten allen daar dan onder
lijden? En dan zijn er nog zooveel andere
grieven! Geen drinkwatervoorziening!
Schaftkeetjes waarvan bij de meeste de dak
bedekking zoo open is, dat het bij een flin
ke regenbui binnen even hard regent als
buiten. Zoo is het voorgevallen dat een ar
beider (vader van kinderen) ontslagen is
enkel en alleen omdat hij het ongeluk had
voor den tweeden keer binnen het jaar
ziek te worden. Doch na lijden komt ver
blijden; we zullen hopen dat voor ons, die
door de slechte tijdsomstandigheden ge
noodzaakt zijn in de Wieringermeer ons
brood te verdienen, eenmaal de zon zal mo
gen schijnen.
Misschien dat de herdenking van den
beroemden zendbrief „Rerum Novarum"
voor diegenen, die boven ons gesteld zijn,
aanleiding mag zijn, om te trachten ons lot
te verbeteren, zoodat ons een meer mensch-
waardig bestaan gegeven wordt.
Mijnheer de Redacteur, mijn hoogsten
dank voor de plaatsing.
Jb. DOL,
Hoogwoud.
Wij zonden bovenstaand ingezonden stuk
ter kennisneming aan de voorloopige direc
tie der Wieringermeer, die het volgende ant
woordt:
De arbeidsvoorwaarden in den Wieringer
meerpolder zijn vastgesteld, nadat bij de
drie landarbeidersorgsnisaties inlichtingen
waren ingewonnen omtrent de door hen
gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten
in Noord-Holland benoorden het IJ en in
Friesland. Ook werden door de werkgevers-
en werknemersorganisaties inlichtingen
verstrekt over de arbeidsvoorwaarden in de
andere deelen van ons land.
Aan de hand hiervan zijn de arbeids
voorwaarden voor de landarbeiders in den
Wieringermeerpolder vastgesteld. Wij dur
ven dan ook verklaren, dat de in den Wie
ringermeerpolder geldende arbeidsvoorwaar
den de vergelijking met die in andere stre
ven van ons land in alle opzichten glansrijk
kunnen doorstaan. Zelfs worden van werk
geverszijde klachten geuit, dat deze ar
beidsvoorwaarden te gunstig zijn en moeten
door ons bijzondere maatregelen worden ge
troffen om te voorkomen, dat de arbeiders
uit de gewone landbouwbedrijven wegloopen
om werk te zoeken in den Wieringermeer
polder.
Het in cultuur brengen van den Wierin
germeerpolder is "'ontginningswerk, dat vroe
ger, en nog steeds in het Oosten en Zuiden
van ons land, werd uitgevoerd door land
arbeiders. Deze zijn- daarvoor ook beter
geschikt dan zuivere grondwerkers.
Een deel der arbeiders heeft het voorne
men zich zoo mogelijk blijvend in den
nieuwen polder te vestigen; gedürende de
ontginningsperiode krijgen zij dus een wel
kome gelegenheid den polder te leeren ken
nen, zoodat net overbrengen van het gezin
voor hen minder risico medebrengt later.
Wij zelf krijgen bovendien beter gelegenheid
de capaciteiten en de geschiktheid van den
arbeider voor blijvende vestiging te beoor-
deelen.
Geregeld wordt door ons omtrent de ar
beidsvoorwaarden, klachten, enz. overleg ge
pleegd met de drie landarbeidersorganisa
ties, welk overleg naar wij meenen te we
ten van weerszijden op hoogen prijs wordt
gesteld. Dat de toestand voor de landar
beiders in den Wieringermeerpolder, in ver
gelijking met andere deelen van ons land
nog niet zoo slecht is, blijkt uit een overzicht
van de verdiende uurloonen in de week van
30 April tot en met 6 Mei 1931. Wekelijks
wordt zoo'n staatje gemaakt en o.a. gezon
den aan de drie landarbeidersbonden, zoodat
deze zich van den werkelijken toestand kun
nen overtuigen.
U kunt ervan overtuigd zijn, dat wanneer
in den Wieringermeerpolder „Turksche"
toestanden zouden heerschen, de landarbei
dersorganisaties machtig genoeg zijn om
daaraan op zeer korten termijn een einde
te maken. Zijn er derhalve klachten, dan
dienen de arbeiders deze langs organisato-
rischen weg bij hunne organisaties in te
dienen opdat deze laatste de klachten met
de Directie kunnen bespreken. Behandeling
van klachten van eenige beteekenis buiten
de organisaties om, zou desorganiseerend
werken en niet in het belang der arbeiders
zijn.
De voorloopige Wieringermeer-directie.