heerenbaai DE PINKSTERBOODSCHAP VAN Z. H. PAUS PIUS XI. DERDE BLAD ZATERDAG 30 MEI 1931 BLADZIJDE 1 De Encycliek over de Maatschappelijke Orde, haar herstel en hare voltooiing naar het heilplan der Blijde Boodschap Bii den 40sten Verjaardag der Encycliek van Z. H. Paus Leo XIII. .Rerum Novarum" Eerwaarde Broeders, Gelief de Zonen, Groet en Apostolischen ze£en DERDE DEEL Hoe de tijden sinds Leo XIII veranderen INGEZONDEN Aart de Eerwaardige Broeders, Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en overige Opperherders, die in vrede en gemeen schap met den Apostolischen Stoel leven en aan alle Geloovige Katholieken der wereld. Pi us XI, Paus VIJFDE HOODSTUK. HET HERSTEL DER SOCIALE ORDE De tot nu toe gegeven aanwijzingen om trent de billijke verdeeling der goederen en omtrent de rechtvaardigheid van het loon, hebben uitsluitend betrekking op de indivi duen en raken slechts zijdelings aan de so ciale orde, aan wier herstel, volgens de be ginselen der gezonde wijsbegeerte en vol gens de voorschriften der Evangelische Wet welke die orde vervolmaken, Onze Voorgan ger Leo XIII vooral elke zorg en aandacht wijdde. Door Hem werd de weg geopend; maar opdat veel, dat nog te doen overgebleven is, aangevuld worde en opdat er des te over vloediger en des te rijker vruchten uit voort vloeien voor de menschelijke samenleving, zijn er boven alles twee dingen noodig: de hervorming der instellingen en de verbete ring der zeden. En wanneer Wij dan spreken van de her vorming der instellingen, denken Wij het allereerst aan den Staat, niet omdat men van zijn werk alle heil verwachten kan, maar omdat door het individualisme, dat Wij reeds noemden, de dingen zoo ver ge komen zijn dat, nu de oude rijke vorm van sociaal leven vernietigd en bijna verdwenen is, nadat zij zich eens door een complex van verschillende vereenigingen had kunnen ontwikkelen, uitsluitend nog het individu en de Staat tegenover elkaar zijn blijven staan. En deze misvorming der sociale orde brengt geen geringe schade toe aan den Staat, daar op deze alle lasten terugvallen welke de ver nietigde gilden niet meer dragen kunnen, en hij gebukt gaat onder een oneindig aantal van taken en plichten. Het is waar en wordt door de geschiede nis bewezen, dat door de verandering der omstandigheden veel alleen nog maar door groote vereenigingen kan worden uitgevoerd wat vroeger ook door kleine werd gedaan. Maar toch moet het allerbelangrijkste begin sel in de sociale filosofie gehandhaafd blij ven: dat waar het onwettig is aan de in dividuen te ontnemen wat ze zelf met eigen krachten en eigen nijverheid kunnen ver richten om het toe te vertrouwen aan de gemeenschap, het ook onjuist is aan een grootere en hoogere maatschappij over te laten wat door kleinere en mindere maat schappijen gedaan kon worden. En zulks be- teekènt te gelijk een groote schade voor en een omwenteling in de goede orde der sa menleving, omdat het natuurlijke doel van elke tusschenkomst der samenleving, dit is van op aanvullende wijze hulp te brengen aan de ledematen van het sociale leven, en niet om die te vernietigen of in zich op te slokken. Daarom is het noodig dat het hoogste gezag van den staat aan kleinere en mindere maatschappijen de afwikkeling overlaat der zaken en zorgen van weinig be teekenis, waardoor het overigens toch maar afgeleid zou worden; en het zal dan met meer vrij heid, kracht en doeftreffendheid die dingen kunnen doen welke onder zijn bevoegdheid vallen, omdat niemand anders ze verrich ten kan; die namelijk van leiding, van waakzaamheid, van aanmoediging, van on derdrukking, al naar gelang van het geval en van de noodzaak. De leden der regee ringen mogen er zich dus van overtuigen dat, naarmate de hiërarchische orde tus- schen de verschillende vereenigingen, vol gens het beginsel van de aanvullende func tie der sociale werkzaamheid, beter gehand haafd blijft, het gezag en de sociale macht ook des té sterker, en de toestand van den Staat ook des te gelukkiger en des te bloeiender zullen blijken. Geen strijd, maar samenwerking. Dit moet het eerste doel zijn en het stre ven van den Staat en zijn beste burgers: een einde te maken aan den strijd der beide te genovergestelde klassen, een hartelijke sa menleving opwekken en bevorderen tusschen de verschillende „gilden" der burgers. De sociale politiek zal daarom niets onbe proefd laten om deze gilden te herstellen; de menschelijke samenleving toch bevindt zich op het oogenblik in een hevigen en dus on- standvastigen en wankelenden toestand, juist doordat zij steunt op klassen van ver schillende strekkingen die aan elkaar tegen strijdig zijn en dus leiden tot bekamping en vijandigheid. En al is de arbeid, zooals Onze Voorganger in Zijn Zendbrief zoo terecht verklaart, geen gewone koopwaar en al heeft men er de menschelijke waardigheid van den arbeider in te erkennen en kan men er dus niet mee leuren als met een of andere koopwaar, toch verdeelt in de huidige omstandigheden de markt van het aanbod van en de vraag naar arbeid de menschen als het ware in twee groepen, en de oneenigheid die daaruit voortkomt, ver andert de markt in een slagveld waar beide partijen elkaar verwoed bevechten. Een ieder ziet in hoe dringend noodzakelijk het is om verandering te brengen in deze wan orde die de heele maatschappij naar den afgrond voert. Maar de volkomen genezing kan alleen verkregen worden, wanneer de strijd beëin digd wordt en de ledematen van het sociale lichaam ieder hun eigen taak verrichten en de verschillende gilden vormen, waarbij elke burger zich aansluit, niet volgens de plaats, welke hij op de arbeidsmarkt in neemt, maar volgens het sociale aandeel dat hij heeft. Reeds onder den drang der natuur toch gebeurt het, dat, evenals zij die aan elkaar verbonden zijn door de nabijheid van plaats, gemeenten vormen, ook zij, die zich aan dezelfde nijverheid wijden, colleges of sociale lichamen vormen; zoodat velen te recht zeggen, dat deze gilden, zoo niet nood zakelijk voor den beschaafden staat, dan toch minstens natuurlijk zijn. Waar voorts de orde, zooals de H. Thomas zeer snedig opmerkt, de eenheid is welke voortkwam uit de goede rangschikking van vele dingen, zoo eischt de ware en onver- valschte sociale orde dat de verschillende leden der maatschappij ordelijk aan een en het zelfde ding verbonden zijn door middel van een hechten band. En deze kracht van saamhoorigheid ligt zoowel in de gelijkheid der voort te brengen goederen en der te ver richten diensten waarin de gezamenlijke arbeid van werkgevers en werknemers der zelfde categorie zijn knooppunt vindt, als in het gemeenschappelijk welzijn, waaraan de verschillende klassen, ieder voor zijn eigen rekening, eensgezind en vriendschappelijk moeten samen werken. En deze eendracht zal des te sterker en des te doelmatiger zijn, naarmate de menschen afzonderlijk en de verschillende gilden er zich op toeleggen om het eigen beroep uit te oefenen en er zich in te onderscheiden. Het is niet moeilijk om uit dit alles af te leiden dat in dergelijke gilden bovenal de eerste plaats moet worden ingeruimd voor alles wat heel de categorie gemeen heeft. Daaronder is van het grootste belang de be vordering die krachtiger moet zijn dan ooit, van de samenwerking van heel het gilde voor het gemeenschappelijk goed, dat is de wel stand en het algemeen welzijn des land. Wat de zaken betreft, komt het er op aan de voor- en nadeelen die patroons en werklieden ondervinden, niet uit het oog te verliezen en aandachtig te volgen, en wanneer er beraad slagingen moeten plaats hebben, dan zullen de eersten en de laatsten die afzonderlijk houden. Natuurlijk is het vrijwel overbodig, om in herinnering te brengen dat men in de juiste verhouding op de gilden mag toe passen wat Leo XIII leerde omtrent den politieken regeeringsvorm: dit wil zeggen, dat men vrij blijft in de keuze van den vorm welke het meest geschikt lijkt, mits de recht vaardigheid en de eischen van het algemeen welzijn maar niet in het gedrang komen. Welnu, evenals de bewoners van een ge meente zich voor verschillende doeleinden plegen te organiseeren en een ieder vrij is om aan dergelijke vereenigingen zijn naam te geven of niet, zoo zullen ook zij die in de zelfde nijverheid werken, zich onderling ver eenigen in vrije genootschappen voor doel einden welke op eenigerlei wijze samen gaan met de uitoefening van die nijverheid. En omdat over dergelijke vrije vereenigingen reeds zeer klare en duidelijke verklaringen gegeven werden in den Zendbrief van Onzen Voorganger, roemruchtiger nagedachtenis, meenen wij hier te mogen volstaan met alleen den nadruk te leggen op deze: dat de mensch de vrijheid heeft niet alleen om deze ver eenigingen die van private orde en recht zijn, te stichten, maar dat hij er bovendien het reglement en de statuten voor kan invoeren, welke volgens zijn oordeel het best naar het gestelde doel streven. Het zelfde recht kan men ook laten gelden voor de stichting van vereenigingen welke de grenzen der partijen afzonderlijk overschrijden. Die vrije vereeni gingen voorts, welke reeds bloeien en heil zame vruchten voortbrengen, moeten den weg open stellen naar de vorming dier meer vol maakte gilden, waarover wij eerder gespro ken hebben, en ze naar vermogen bevorderen volgens de vorming der christelijke socio logie. De normen der oeconomie Naar nog iets anders moet worden ge streefd hetwelk in een zeer nauw verband tot het voorgaande staat. Daar de eenheid der menschelijke samenleving niet steunen kan op den klassenstrijd, kan ook de goede orde der oeconomie niet worden overgelaten aan de vrije samendinging der krachten. Ja, hieruit als uit een vergiftigde bron, zijn alle dwalingen voort gekomen der individu alistische oeconomische wetenschap, die zon der er rekening mee te houden of ook zonder te weten dat de oeconomie niet minder dan een sociaal, ook een zedelijk karakter heeft, meende dat de burgerlijke macht haar als absoluut vrij moest beschouwen en haar ge heel aan haar-zelve over moest laten, omdat zij op de open markt of in de vrije con currentie haar leidend beginsel of eigen roer moest vinden, waardoor zij veel beter ge stuurd zou worden dan door welk geschapen intellect ook. Alsof niet de vrije concurren tie, hoe juist zij ook zijn kan wanneer zij binnen zekere scherp getrokken lijnen blijft, op geen enkele wijze het roer der oeconomie zijn kan; iets dat de ondervinding ook te dikwijls heeft aangetoond waar de normen van den individualistischen geest in de prak tijk werden toegepast. Het is dus meer dan tijd, dat de oecono mie er toe kome zich te regelen naar een waarachtig en doelmatig, leidend beginsel. Deze leidende taak kan echter heelemaal niet worden toevertrouwd aan die zucht naar oeconomische overheersching welke in fjpzpn tijd de plaats begint in te nemen der vrije concurrentie, want waar zij een blinde kracht en een gewelddadige energie gebleken is, zou zij om nuttig te kunnen worden voor de menschen, eerst wijselijk geremd en be stuurd moeten worden. Men zal dus naar de sterkste en edelste beginselen moeten zoeken, waardoor deze overheersching krach tig en geheel zou geregeerd kunnen worden: en deze zijn de sociale rechtvaardigheid en naastenliefde. Daarom is het noodzakelijk, dat van de sociale rechtvaardigheid de in stellingen der volken, of liever van heel het maatschappelijk leven, doordrongen worden; en nog meer noodzakelijk is het, dat deze rechtvaardigheid werkelijk doeltreffend is, dat is, een juridische en sociale orde daar- stelt, waarnaar heel de oeconomie zich richt. De sociale rechtvaardigheid voorts moet als de ziel dezer orde zijn, voor wier bescherming en doelmatige instandhouding de overheid zal waken; en dit laatste zal des te makke lijker vallen naarmate men haar bevrijdt van de lasten, welke, zooals Wij hier boven hebben verklaard, niet door de overheid ge dragen hoeven te worden. Zeer goed ook is het, dat de verschillende landen, waar zij op oeconomisch terrein in een wederkeerige afhankelijkheid tegenover elkander staan en elkaar wederzijds moeten helpen, door een vereeniging van doeleinden en krachten en met wijze overeenkomsten en instellingen, probeeren te komen tot een gelukkige samenwerking in de internationale oeconomie. Want wanneer op deze wijze de ledematen van het sociale lichaam versterkt zijn en het leidende beginsel er van als het roer der sociale oeconomie is bevestigd, dan kan men in zekeren zin de woorden gebruiken waar mee de Apostel over het Mystieke Lichaam van Jezus Christus zegt: dat „heel het lichaam samengesteld en verbonden door middel van verbindingsknoopen, krachtens de geproportionneerde werking op elk lid maatschap, de vermeerdering van het li chaam tot zijn vervolmaking verkrijgt door de caritas." De fascistische staat. Onlangs werd, zooals men weet, een bizon- dere syndicale en corporatieve organisatie ingesteld, welke in verband met het onder werp van Onzen Zendbrief vermelding ver dient en ook wel een korte beschouwing. De Staat erkent juridisch het syndicaat en niet heelemaal zonder het karakter van een monopolie, daar dit alleen, eenmaal erkend, zoowel de werkgevers als de werknemers vertegenwoordigen kan, en daar dit alleen arbeidsovereenkomsten kan afsluiten. De inschrijving bij het syndicaat is facultatief en het is alleen in dit opzicht, dat de syn dicale organisatie vrij genoemd kan worden, de syndicale contributie en zekere bizondere belastingen zijn verplicht voor allen, die als werkgevers of werknemers tot een bepaalde categorie behooren, zooals ook allen gehou den zijn aan de arbeidsovereenkomsten welke door het juridisch syndicaat worden aangegaan. Er werd voorts van gezagheb bende zijde verklaard, dat het juridisch syn dicaat het bestaan van feitelijke gilden niet buiten sluit. De corporaties worden gevormd door de vertegenwoordigers der syndicaten van ar beiders en patroons van dezelfde nijverheid en hetzelfde beroep en als wezenlijke en eigen organen en instellingen van den Staat, besturen zij de syndicaten en doen die sa menwerken in zaken van gemeenschappelijk belang. Stakingen zijn verboden; wanneer de par tijen niet tot overeenkomst kunnen geraken, komt de Magistraat tuschen beide. Een korte overweging is voldoende om te begrijpen, welke voordeelen deze regeling, hoe weinig uitvoerig zij ook behandeld werd, biedt; de vreedzame samenwerking der klas sen, de opheffing van alle socialistische organisaties en pogingen, de verzoenende werkzaamheid eener bizondere Magistratuur. Maar om in een zoo belangrijke aangele genheid niets te verwaarloozen en in over eenstemming met de algemeene beginselen, welke Wij hieronder er nog aan zullen toe voegen, moeten Wij zeggen, dat zij niet ont breken die vreezen, dat de Staat hier te veel de plaats inneemt der vrije activiteit in plaats van zich te beperken tot den noodzake lijken en voldoende bijstand en hulp, dat de nieuwe syndicale en corporatieve regeling een veel te bureaucratisch en politiek karak ter heeft, en dat zij daarom, ondanks de reeds genoemde voordeelen, veel eerder zal dienop voor bepaalde politieke inzichten dan voor het beproeven en beginnen van een beter sociaal stelsel. Om dit laatste, zeer edele doel tot waar en blijvend heil van allen te bereiken, ge- looven Wij, dat voor alles de zegen Gods en daarnaast de samenwerking van allen goeden wil noodzakelijk zijn. Ook en om een onloochenbare consequentie gelooven Wij, dat hetzelfde doel des te zekerder zal wor den bereikt, naarmate er ruimer toe bijge dragen wordt door de technische, professio- neele en sociale competenties en meer nog door de katholieke beginselen en hun toe passing, niet van de zijde der Katholieke Actie, welke geen zuiver syndicale of politieke werkzaamheid zoekt te ontplooien, maar van den kant Onzer zonen, die de Katholieke Actie uitstekend vormt voor de beginselen en voor hun Apostolaat onder de leiding en het toezicht der Kerk; van de Kerk, die ook op bovengenoemd terrein, waar zich overal zedelijke vraagstukken voordoen en geregeld worden, de zending van bescherming en leer meesterschap, welke haar op goddelijke wijze werd toevertrouwd, niet vergeten en niet ver waarloozen kan. Alles echter wat Wij gezegd hebben om trent het herstel en de vervolmaking van de sociale orde, kan op geen enkele manier verwezenlijkt worden zonder een hervorming der zeden, zooals de geschiedenis daghelder aantoont. Er was een tijd, waarin een sociale regeling gold, welke zonder beslist volmaakt en in elk opzicht onlaakbaar te zijn, toch wel eenigszins overeenstemde met de zuivere rede, volgens de omstandigheden en behoef ten der tijden. Thans is deze regeling reeds lang verdwenen, en dit niet omdat zij on geschikt bleek om zich met den vooruitgang te ontplooien en aan te passen bij de ver anderde omstandigheden en noodzakelijk heden der dingen en hieraan tot zekere hoogte tegemoet te komen, maar omdat de menschen, verhard door hun egoïsme, wei gerden zooals het groeiende getal der menigte vereischte, het raam dier regeling uit te breiden, wijl zij doordrongen van een val- schen vrijheidszin en van andere dwalingen en onverdraagzaam ten opzichte van elk ge zag, zich inspanden om elke beperking van zich af te werpen. En nadat Wü zoo opnieuw het huidig oeconomisch systeem en zijn bittere bestrijder, het socialisme, op den voorgrond hebben geplaatst, en nadat wij een klare en uitvoe rige uitspraak gedaan hebben over beide, rest Ons thans dieper er in door te dringen tot den wortel van zooveel kwaads en het eerste en noodzakelijkste geneesmiddel aan te dui den, hetwelk de hervorming der zeden is. Waarlijk diep zijn de veranderingen welke sinds Leo XIII hebben plaats gehad, zoowel in het oeconomisch stelsel als in het so cialisme. Dat voor alles de oeconomische toestan den een groote hervorming hebben onder gaan, is iets waaraan wel niemand twijfelt. En ge weet, Eerwaarde Broeders, Beminde Kinderen, dat Onze Voorganger van roem rijke nagedachtenis in Zijn Zendbrief op de eerste plaats rekening hield met dat oecono mische stelsel waarin gewoonlijk aan de oeconomische werkzaamheid door de eenen met het kapitaal, door de anderen met den arbeid wordt deelgenomen, volgens wat Hij zeer gelukkig met deze woorden uitdrukte: „Er kan geen kapiaal zijn zonder arbeid en geen arbeid zonder kapitaal." EERSTE HOOFDSTUK. VERANDERINGEN IN HET ECONOMISCH STELSEL Leo XIII spande al Zijn krachten in om dit oeconomisch stelsel te regelen volgens de normen der billijkheid, wat bewijst dat het niet zonder meer te veroordeelen is. En van nature is het ook niet slecht en het doet de goede orde alleen maar geweld aan, wanneer het kapitaal de arbeiders aan zich vast te kluisteren zoekt, of wanneer de ar beidersklasse zich opmaakt om doelbewust naar eigen goedvinden en tot eigen gewin de ondernemingen te exploiteeren, zonder rekening te houden met de menschelijke waardigheid der arbeiders, noch met het sociale karakter der oeconomie, noch einde lijk met de sociale rechtvaardigheid en het algemeen welzijn. Tot op den dag van heden is dit nog met het eenige oeconomische stelsel dat overal heerscht; een andere vorm bestaat er welke zich uitstrekt over een groote massa men schen, belangrijk door aantal en macht, zooals bijvoorbeeld de klasse der landbou wers waarin het grootste gedeelte van het menschelijk geslacht zich met vruchtbaar en eerzaam werk weet te verschaffen wat om te leven noodzakelijk is. Ook deze vorm heeft zijn gebreken en moeilijkheden waarop Onze Voorganger in Zijn Encycliek meer malen zinspeelt en waarop ook Wij in deze Encycliek enkele keeren de aandacht hebben gevestigd. Het kapitalistische stelsel echter der oeco nomie heeft zich met den uitbloei van het industrialisme over de geheele wereld, na den Zendbrief van Leo XIII eveneens overal verbreid en wel in zoo groote mate, dat het binnendringt ook in de sociale en oecono mische toestanden van hen die buiten zijn reikwijdte vallen, daar zijn voor- en nadee len als zijn gebreken invoert en er zijn spo ren in achterlaat. Zoodat wanneer Wij vra gen om na te gaan welke veranderingen het kapitalistische stelsel der oeconomie na den tijd van Leo XIII onderging, Wij niet al leen het heil op het oog hebben van dege nen die in landen wonen welke door kapitaal en industrie worden overheerscht, doch van heel het menschelijk geslacht. Van concurrentie tot hegemonie. En wat zich dan het allereerst pijnlijk aan de oogen opdringt is dat er in onzen tijd niet alleen weer een samentrekking plaats heeft van rijkdommen, maar boven dien de ophooping van een enorme macht en van een despotische heerschappij over de oeconomie in handen van enkelingen die dan gewoonlijk nog niet eens de eigenaars, doch slechts de bewaarders en de beheerders van het kapitaal zijn waarover zij niettemin naar eigen goeddunken vrijelijk beschikken. Deze macht wordt nog despotischer in hen die het geld in handen houden en er mee omspringen als de meesters, terwijl zij het crediet beheerschen en de leeningen behee- ren; daardoor zijn ze tot zekere hoogte de uitdeelers geworden van het bloed waarvan heel het oeconomisch organisme leeft, en hebben zij om zoo te zeggen de ziel der oeconomie in handen; zoodat tegen him wil zelfs niemand zou kunnen ademen. Een dergelijke samentrekking van krach ten en van macht, welke als het ware het bijzondere kenmerk der hedendaagsche oeco nomie is, is de natum-lijke vrucht dier onge remde vrijheid van concurrentie welke alleen de sterksten overleven, en dit zijn dan ge woonlijk de heftigsten in den strijd en zij die het minst rekening houden met het ge- geweten. Op haar beurt leidt de samentrek king van rijkdommen tot die soorten van strijd om de heerschappij; vooreerst vecht men voor de oeconomische oevrheer- sching; vervolgens strijdt men verwoed voor de beheersching der politieke macht om zich van haar krachten en invloeden te bedienen in de oeconomische mededinging; en ten laatste vecht men tusschen de Staten ofwel doordat de landen hun politieke krachten en macht aanwenden ter bevordering van het oeconomisch voordeel hunner burgers, ofwel doordat de oeconomische krachten en macht worden toegepast om een einde te maken aan de politieke geschillen, welke zich tusschen de landen onderling hebben voor gedaan. De onheilzame gevolgen en.... Andere gevolgen van den individualisti schen geest in het oeconomische leven zijn voorts die, Eerwaarde Broeders, Beminde Kinderen, welke ge-zelf zien kunt en be treurt: de vrije concurrentie namelijk die zichzelve vernietigd heeft; de vrijheid van de markt is van haar plaats verdrongen door de oeconomische overheersching; op de be geerte naar winst is de ongebreidelijke be geerte naar de alleenheerschappij gevolgd; en heel de oeconomie is zoo vreeselijk hard, on verbiddelijk, wreed geworden. Hieraan voege men nog de groote schaden toe, welke zijn voortgekomen uit de verwarring der eischen en diensten welke eigen zijn aan de open bare macht en aan de oeconomie, zooals om er slechts één te noemen, de verlaging der waardigheid van den Staat die zich- zelven tot een slaaf en een gehoorzaam in strument maakt van de hartstochten en de eerzucht der menschen, terwijl hij juist als een soeverein en een scheidsrechter daar boven moest staan, ongenaakbaar voor elke partij; en alleen bedacht op het algemeen welzijn en de rechtvaardigheid. In de orde voorts der internationale verhoudingen ont sprong uit dezelfde bron een tweevoudige -stroom: van den eenen kant het oecono misch nationalisme of ook wel imperialisme, aan de andere zijde en niet minder onheil zaam, het internationaal imperialisme van het geld, welks vaderland daar is waar het zich wél bevindt. hoe daarin verbetering te brengen Met welke middelen nu er verbetering kan worden gebracht in een zoo groot kwaad, hebben wij reeds aangeduid in het tweede deel dezer Encycliek waar wij dit vraagstuk behandelden in het licht van de leer: het is daarom voldoende dat wij hier de kern van Ons betoog herhalen. Waar het modern oeco nomisch stelsel voornamelijk steunt op het kapitaal en op den arbeid, moeten de richt lijnen worden erkend en toegepast van de gezonde rede, ofwel van de Christelijke sociale filosofie, betreffende de genoemde elementen en hun verhouding. Om het uiterste van het individualisme aan den eenen kant, en van het socialisme aan de andere zijde, te ver rijken, zal men alzoo gelijktijdig rekening moeten houden met de dubbele natuur, de individueele en de sociale, zoowel van het kapitaal of het eigendom als van den arbeid. De verhoudingen welke voorts tusschen die twee bestaan, moeten geregeld worden vol gens de wetten van een juiste en cumulatieve rechtvaardigheid, welke steunt op de chris telijke naasteliefde. Het is noodzakelijk dat de binnen verstandige en juiste grenzen ge houden vrije concurrentie en meer nog de oeconomische macht, onderworpen zijn aan de openbare overheid voor zoo ver dit tot haar taak behoort. Ten laatste moeten de instellingen der volken de samenleving ondergeschikt maken aan de eischen van het algemeen belang, dat wil zeggen, aan de wetten der sociale rechtvaardigheid, waar door noodzakelijk bereikt zal worden, dat een zoo belangrijk onderdeel als de oeconomische activiteit van het sociale leven is, op zijn beurt zal worden terug geleid tot een gezonde en evenwichtige orde. TWEEDE HOOFDSTUK DE SPLITSING IN HET SOCIALISME Niet minder diep dan die van het oeco nomisch stelsel, is de vervorming welke sinds den tijd van Leo XIII ondergaan werd door het socialisme, waartegen Onze Voorganger voornamelijk streed. Inderdaad kon het toen zeggen bijne één te zijn en de voorvechter van scherp omlijnde of in een systeem samenvloeiende leerstellingen; thans echter is het! verdeeld in twea groote partijen, die onderling niet te samen gaan en elkaar zeer vijandig gezind zijn, maar waarvan niettemin geene den grondslag verlaten heeft van het socialisme, dat met de chris telijke leer in strijd is: A. Het communisme, de partij van het geweld. Een der partijen van het socialisme ging onder in de vervorming der kapitalistische oeconomie, waarvan Wij boven gesproken hebben, en verviel in het communisme, dat twee punten leert en nastreeft, en dit niet langs ondergrondsche wegen of zijdelings, maar in het volle licht en met alle midde len, ook die van het geweld: een verwoede klassenstrijd en de afschaffing van het pri vaat bezit. En in het najagen van deze twee doeleinden is er niets, waarvoor het terug schrikt, niets dat het eerbiedigt; en waar het de macht in handen gekregen heeft, toont het zich zóó wreed en onmenschelijk, dat dit iets ongeloofelijks en monsterachtigs lijkt. Dit wordt bewezen door de vreeselijke bloedbaden en verwoestingen welke het heeft aangericht in uitgestrekte landen van Oost-Europa en van Azië. Hoe een uitgespro ken vijand het voorts is van de H. Kerk en van God-Zelf, blijkt helaas uit de ondervinding en is aan allen bekend. Wij achten het daarom overbodig de goede en trouwe kin deren der Kerk te waarschuwen tegen de bedorven en onrechtvaardige natuur van 't communisme, maar Wij kunnen niet zonder diepe smart de zorgeloosheid en onverschil ligheid gadeslaan van hen die toonen geen beteekenis toe te kennen aan de dreigende gevaren, en die met lijdelijke slapte toela ten, dat overal deze dwalingen verspreid worden die met moord en geweld zullen voeren naar den ondergang der geheele sa menleving. Maar boven alles verdienen de genen veroordeeld te worden die nalaten de toestanden tegen te gaan en te veranderen welke de geesten der volken opzweepen en zoo den weg bereiden voor de omwenteling en de vernietiging der samenleving. B. Het hedendaagsch socialisme Meer gematigd is de andere partij welke den naam van het socialisme behouden heeft want niet alleen belijdt zij haar af keer van het geweld, maar bovendien ma tigt zij met verzachting en beperking den klassenstrijd en de afschaffing van het pri vaat bezit, zij het ook zonder die te verwer pen. Men zou dus zeggen dat het socialisme, geschrokken van zijn eigen beginselen en van de gevolgtrekkingen welke de commu nisten er uit halen, overhelt naar en tot ze kere hoogte nabij komt aan de waarheden, welke de christelijke overlevering steeds heeft onderwezen; want men kan niet ont kennen dat zijn streven grenst en dikwijls zeer nauw grenst aan dat hetwelk terecht door de christelijke hervormers der maat schappij wordt aangeprezen. Zijn houding tegenover den klas senstrijd en de afschaffing van het privaat bezit. Wanneer toch de klassenstrijd zich verre houdt van daden van vijandschap en haat, verandert hü langzaam-aan in een eerzaam overleg dat steunt op het zoeken naar ge rechtigheid: een overleg dat zeer zeker nog niet de gelukkige sociale vrede is waarnaar allen verlangen, maar dat een punt van uit gang kan en moet zijn om te komen tot de wederzijdsche samenwerking der klassen. Zoo begint ook de oorlog welke aan het pri vaat bezit verklaard is, zoodanig te kalmee- ren en zoodanig beperkt te worden dat ten slotte niet meer het bezit der productie middelen wordt aangevallen, maar een ze kere sociale overheersching welke het bezit zich tegen elk recht toegekend heeft en over weldigd. Inderdaad moet deze overheersching niet toebehooren aan de werkgevers, doch aan de openbare macht. Zoo kan men er ongemerkt toe komen dat de beginselen van het gematigde socialisme niet meer afwijken van de wenschen en eischen van hen die steunende op de christelijke beginselen po gen de menschelijke samenleving te hervor men. En in waarheid kan men met recht beweren dat er zekere categorieën van goe deren zijn met een zoo groot economisch overwicht, dat men ze niet aan de burgers kan overlaten zonder gevaar voor het ge meenschappelijk goed. Zulke billijke eischen en verlangens heb ben niets dat met de katholieke waarheden in strijd is en zijn ook heelemaal geen ei schen welke uitsluitend aan het socialisme toebehooren. Zij die dus alleen daarnaar streven, hebben alzoo geen enkele reden om zich bij het socialisme aan te sluiten. Bestaat er een middenweg? Men moet na dit alles niet gelooven dat de partijen of groepen der socialisten die geen communisten zijn, alle zoo ver zijn terug getreden in de daad of in hun programma. Integendeel, in het algemeen verwerpen zij noch den klassenstrijd, noch de afschaffing van het privaat bezit, doch hebben zij zulks alleen maar eenigszins verzacht. En omdat hun valsche beginselen zoo verzacht en tot zekere hoogte vervallen zijn, rijst de twijfel, of liever wordt hier en daar de twijfel naar voren geschoven: of nu ook de beginselen der christelijke waarheid niet eenigszins ver zacht en gematigd zouden kunnen worden om zoo het socialisme te gemoet te komen en langs een middenweg tot een vergelijk te komen. En er zijn er die de vergeefsche hoop koesteren zoo de socialisten verder tot ons te kunnen brengen. Vergeefsche hoop, zeggen Wij, want zij die apostelen willen zijn onder de socialisten moeten openlijk en eerlijk in alle volheid en ongereptheid de christelijke waarheid verkon digen en mogen op geen enkel punt mee gaan met de dwalingen. Wanneer zij werke lijk de belijders van het Evangelie willen zijn, moeten zij er zich boven alles op toe leggen de socialisten te doen inzien dat hun eischen, voor zoover die rechtvaardig zijn, veel beter gesteund kunnen worden met de beginselen van het christelijk geloof en veel doelmatiger bevorderd kunnen worden met de krachten der christelijke naastenliefde. Maar wat te zeggen op de vraag of het socialisme ten opzichte van den klas senstrijd en van het privaat bezit werkelijk zoo verbeterd en gematigd is dat men het op dié punten niets meer verwijten kan? Heeft het daarmee misschien afstand gedaan van zijn beginselen en van zijn natuur die in strijd was met den christelijken gods dienst? Het is hier dat velen beginnen te aarzelen. En niet gering in aantal zijn ook de katholieken, die in het zeker weten dat de christelijke beginselen noch verlaten noch afgeschaft kunnen worden, hun blik opslaan naar dezen Heiligen Stoel en vol verwachting vragen of Wij beslissen dat het socialisme zijn dwalingen zoodanig heeft herzien, dat men het zonder vrees voor eenig christelijk beginsel toelaten en om zoo te zeggen, doo- pen kan. Welnu, om met vaderlijken ijver te vol doen aan deze verlangens, verklaren Wij dat het socialisme, beschouwd als leer, als histo risch feit of als beweging, zoo lang het wer kelijk socialisme blijft, ook na terug getre den te zijn voor de waarheid en voor de rechtvaardigheid op de punten welke Wij hebben genoemd, niet in overeenstemming kan worden gebracht met de dogma's der Katholieke Kerk, omdat zijn opvatting van de maatschappij ten sterkste strijd met de christelijke waarheid. ECHTE FR1ESCHE 20 50 ct. per ons „Je toekomstige schoonzoon stottert. Is dat geen bezwaar?" „Nee als ie eenmaal getrouwd is heeft ie toch niks meer te zeggen." Voor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk KLEIN TURKIJE In de leekepreeken van Zaterdag 16 Mei staat om. vermeld aangaande den arbeider: Zijn arbeidsdag is In de meeste beschaafde landen verkort tot 8 uren. Toen ik dat las, stelde ik mijzelf de vraag: Behoort ons lieve Nederland ook tot die beschaafde lan den? Zoo ja, hoe is het dan mogelijk, dat de arbeiders in den Wieringermeerpolder gedwongen worden, 10 lange uren zwaar grondwerk te verrichten? Of behoort de Wieringermeer niet tot het Rijk der Ne derlanden en is het, zooals het onder ons arbeiders, algemeen genoemd wordt: Klein Turkije?! Ik geloof het stellig, want de arbeidsvoorwaarden en loonen, zooals die thans zijn in de Wieringermeer, zijn een beschaafd land als Nederland onwaardig. Het is mij tot heden een onoplosbaar raad sel, dat er door personen van overheids wege verklaard is: „Het werk in de Wie ringermeer is geen grondwerk, doch land arbeid." Men had veel beter kunnen zeg gen: „Het is grondwerk, doch wij zullen maar zeggen, dat het landarbeid is, want dat komt goedkooper uit; de domme arbei ders zijn allang blij, dat zij in dezen slech ten tijd werk kunnen krijgen; wij zullen zooveel mogelijk van hun krachten profi- teeren en daarbij betalen wij een loontje uit waardoor zij te veel krijgen om te ster ven en te weinig om te leven." Dat was ten minste waarheid geweest. Hoe is het anders mogelijk, dat het grep- pelloon, dat 9 cent per M. bedroeg, thans wordt gebracht op 7 cent, waardoor het onmogelijk gemaakt wordt een behoorlijk daggeld te verdienen. Het moet gezfgd, voor het loon van 9 cent per M. is er door en kele ploegen ongeveer 35.per week ver diend. Doch daartegenover waren er ook, die niet meer dan 15.konden halen. En daarbij, wanneer er enkele ploegen bij zijn, die zichzelf willen verscheuren en doodwerken, moeten allen daar dan onder lijden? En dan zijn er nog zooveel andere grieven! Geen drinkwatervoorziening! Schaftkeetjes waarvan bij de meeste de dak bedekking zoo open is, dat het bij een flin ke regenbui binnen even hard regent als buiten. Zoo is het voorgevallen dat een ar beider (vader van kinderen) ontslagen is enkel en alleen omdat hij het ongeluk had voor den tweeden keer binnen het jaar ziek te worden. Doch na lijden komt ver blijden; we zullen hopen dat voor ons, die door de slechte tijdsomstandigheden ge noodzaakt zijn in de Wieringermeer ons brood te verdienen, eenmaal de zon zal mo gen schijnen. Misschien dat de herdenking van den beroemden zendbrief „Rerum Novarum" voor diegenen, die boven ons gesteld zijn, aanleiding mag zijn, om te trachten ons lot te verbeteren, zoodat ons een meer mensch- waardig bestaan gegeven wordt. Mijnheer de Redacteur, mijn hoogsten dank voor de plaatsing. Jb. DOL, Hoogwoud. Wij zonden bovenstaand ingezonden stuk ter kennisneming aan de voorloopige direc tie der Wieringermeer, die het volgende ant woordt: De arbeidsvoorwaarden in den Wieringer meerpolder zijn vastgesteld, nadat bij de drie landarbeidersorgsnisaties inlichtingen waren ingewonnen omtrent de door hen gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten in Noord-Holland benoorden het IJ en in Friesland. Ook werden door de werkgevers- en werknemersorganisaties inlichtingen verstrekt over de arbeidsvoorwaarden in de andere deelen van ons land. Aan de hand hiervan zijn de arbeids voorwaarden voor de landarbeiders in den Wieringermeerpolder vastgesteld. Wij dur ven dan ook verklaren, dat de in den Wie ringermeerpolder geldende arbeidsvoorwaar den de vergelijking met die in andere stre ven van ons land in alle opzichten glansrijk kunnen doorstaan. Zelfs worden van werk geverszijde klachten geuit, dat deze ar beidsvoorwaarden te gunstig zijn en moeten door ons bijzondere maatregelen worden ge troffen om te voorkomen, dat de arbeiders uit de gewone landbouwbedrijven wegloopen om werk te zoeken in den Wieringermeer polder. Het in cultuur brengen van den Wierin germeerpolder is "'ontginningswerk, dat vroe ger, en nog steeds in het Oosten en Zuiden van ons land, werd uitgevoerd door land arbeiders. Deze zijn- daarvoor ook beter geschikt dan zuivere grondwerkers. Een deel der arbeiders heeft het voorne men zich zoo mogelijk blijvend in den nieuwen polder te vestigen; gedürende de ontginningsperiode krijgen zij dus een wel kome gelegenheid den polder te leeren ken nen, zoodat net overbrengen van het gezin voor hen minder risico medebrengt later. Wij zelf krijgen bovendien beter gelegenheid de capaciteiten en de geschiktheid van den arbeider voor blijvende vestiging te beoor- deelen. Geregeld wordt door ons omtrent de ar beidsvoorwaarden, klachten, enz. overleg ge pleegd met de drie landarbeidersorganisa ties, welk overleg naar wij meenen te we ten van weerszijden op hoogen prijs wordt gesteld. Dat de toestand voor de landar beiders in den Wieringermeerpolder, in ver gelijking met andere deelen van ons land nog niet zoo slecht is, blijkt uit een overzicht van de verdiende uurloonen in de week van 30 April tot en met 6 Mei 1931. Wekelijks wordt zoo'n staatje gemaakt en o.a. gezon den aan de drie landarbeidersbonden, zoodat deze zich van den werkelijken toestand kun nen overtuigen. U kunt ervan overtuigd zijn, dat wanneer in den Wieringermeerpolder „Turksche" toestanden zouden heerschen, de landarbei dersorganisaties machtig genoeg zijn om daaraan op zeer korten termijn een einde te maken. Zijn er derhalve klachten, dan dienen de arbeiders deze langs organisato- rischen weg bij hunne organisaties in te dienen opdat deze laatste de klachten met de Directie kunnen bespreken. Behandeling van klachten van eenige beteekenis buiten de organisaties om, zou desorganiseerend werken en niet in het belang der arbeiders zijn. De voorloopige Wieringermeer-directie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 9