Van Alles en van Overal
PIJLTJES
DE TRIBUNE-KWESTIE
fWEEDE BLAD
WOENSDAG 3 JUNI 1931
BLADZIJDE
MICROSCOPEN
ALLÉÉN ZIJLSTRAAT 97
De Werf Conrad
te Haarlem
IV2 miilioen verlies
De herziening van het uitbreidings
plan van Velsen
Personalia
Door Joego Slavië
Behandeld in de vergadering der O. L. en B.
OPTICIENS
moest optreden, ook" al wordt daardoor juist
de aandacht op het blad gevestigd. Spr.
hoopte, dat dergelijke kwesties zich niet
meer zullen voordoen.
Dr. Molhuysen lichtte Joe, dat hij onmo
gelijk werken kan zonder' volledige bevoegd
heid tot optreden als dit noodig blijkt. De
commissie van toezicht gaat slechts na of de
leeszaal nog aan de algemeene voorwaarden
voldoet.
Nijmegen drong er op aan de mogelijkheid
van beroep op het C.V.-bestuur voortaan
duidelijker aan te geven.
De voorzitter ontkende, dat het C.V.-be
stuur verkeerd gehandeld zou hebben, maar
was gaarne bereid een weg te zoeken om dui
delijk aan te geven wat de leeszaal-besturen
moeten doen als zij met het optreden van
het bestuur niet accoord gaan.
De vergadering, die als leden van het
C.V.-bestuur o.a. bijgewoond werd door de
oud-ministers Waszink en Slotemaker de
Bruine werd daarna gesloten.
De „Werf Conrad" te Haarlem, die op het
gebied van de fabricage van baggermolens
van allerlei aard een grooten naam heeft,
werkte over de laatste jaren met zeer slech
te financieele resultaten. Vele bestellingen
voor den tin-mijnbouw in de Straits en Siam
werden wel technisch op uitstekende wijze,
maar tegen verliesgevende prijzen uitge
voerd.
De algemeen slechte conjunctuur in den
scheepsbouw droeg er toe bij, de resultaten
van het bedrijf ongunstig te beïnvloeden,
doordat voor Europeesche rekening belang
rijke orders tegen verliesgevende prijzen wer
den aangenomen.
Door dit is een bedrag van 1.5 miilioen
gulden uit de algemeene reserve afgeboekt,
overeenkomende met het verlies door de
„Werf Conrad" geleden, terwijl de waardee
ring van het aandeelenbezit „Werf Conrad"
zoo laag is gesteld, als met de tegenwoor
dige omstandigheden in overeenstemming
mag worden geacht, waarbij dan van de
veronderstelling wordt uitgegaan, dat de za
ken op de tegenwoordige basis met goed
succes kunnen worden voortgezet.
Ten slotte wordt opgemerkt, dat de ex
ploitatie-rekening niet toeliet de normale
afschrijvingen te doen op gebouwen en ma
chinerieën. Dit is natuurlijk te betreuren,
maar daar wij steeds aldus het jaarver
slag een zeer ruime afschrijvingspolitiek
volgden, kan de afschrijving voor ditmaal
wel achterwege blijven. De vaste goederen en
werktuigen staan te boek voor het bedrag
daarin na 1 Juni 1929 vasteglegd. Verder
wordt er op gewezen, dat in de winst- en
verliesrekening, evenals vroeger, aan de
debetzijde tot uiting is gebracht, welk bedrag
ten behoeve der belangen van het personeel
is besteed boven de bedragen, die verschul
digd zijn tengevolge van wettelijke voor
schriften of contractueele verplichtingen.
Wegens het niet uitkeeren van dividend
was de verplichting tot bijdragen in de z.g.
2e en 3e afdeeling dezer vereeniging, de
pensioenverzekering, over de afgeloopen
periode niet noodig.
Door Ged. Staten niet goedgekeurd.
Den 9en September 1930 werd door den
Raad der gemeente Velsen vastgesteld plan
VIII tot herziening van het uitbreidingsplan.
Deze herziening betrof het uitlichten uit
het plan van een gedeelte van de Van
Galenstraat, ontworpen tusschen de Piet
Heinstraat en den Engelmundusweg.
Van verschillende zijden werden bezwa
ren tegen deze herziening ingebracht, in
hoofdzaak door grondeigenaars, die zich
hierdoor benadeeld achtten. Zij brachten
hunne bezwaren ter kennis van Gedeputeerde
Staten, die deze bezwaren in handen stel
den van een commissie uit hun midden.
Deze commissie stelde 5 Mei een onder
zoek ter plaatse in, na afloop waarvan ten
gemeentehuize een openbare zitting werd ge
houden. Namens de indieners der bezwaren
bestreed Mr. van Löben Seis uit Haarlem de
herziening, terwijl deze verdedigd werd door
den heer J. C. Dunnebier, wethouder van
Openbare Werken.
Gedeputeerde Staten hebben thans B. en
W. mededeeling gedaan van hun standpunt
in deze. Zij schreven genoemd college het
volgende
„De Commissie uit ons midden, welke op
5 Mei 1.1. ten Uwent een onderzoek heeft
ingesteld naar de bezwaren, ingebracht te
gen het bij raadsbesluit van 9 September
1930 vastgestelde plan VIII tot herziening
van het uitbreidingsplan Uwer gemeente,
heeft ons verslag gedaan van hare bevin
dingen.
De overwegingen van hetgeen blijkens dit
verslag en blijkens de verschillende inge
diende bezwaarschriften en daarover uitge
brachte berichten van beide zijden is aan
gevoerd, heeft ons tot de slotsom geleid, dat
de belangen van hen, die tegen het ver
vallen van weg II bezwaar hebben gemaakt,
inderdaad daardoor ernstig geschaad zullen
kunnen worden. Aan den anderen kant zijn,
naar onze meening, voor het lichten van deze
straat uit het uitbreidigsplan, wat daarvan
overigens zij, in elk geval geen overwegende
redenen van algemeen belang aangevoerd.
Wij meenen dan ook, aan het wijzigings
plan, zooals het daar ligt, onze goedkeu
ring niet te kunen hechten.
Tegen het vervallen van straat I achten
wij geen particuliere belangen in die mate
geschaad, dat wij ons eveneens tegen het
lichten van die straat uit het uitbreidings
plan zouden moeten verzetten, nu de ge
meente, zelve reeds eigenares van de gron
den, waarover de straat geprojecteerd was,
op het behoud daarvan geen prijs stelt.
Op grond van het bovenstaande geven wij
U in overweging te bevorderen, dat het hei—
zienjngsplan opnieuw door den Raad worde
vastgesteld en wel in dien zin gewijzigd, dat
slechts straat I uit het oorspronkelijke uit
breidingsplan gelicht wordt, tenzij er de
voorkeur aan wordt gegeven het geheele hei -
zieningsplan in te trekken, waartegen bij ons
College evenmin bezwaar zou rijzen.
Met de beslissing van den Raad zullen wij
in elk geval gaarne in kennis worden ge
steld."
In de vergadering van het Provinciaal
Utrechtsch Genootschap werden tot leden
gekozen voor de sectie van rechtsgeleerdheid
en staatswetenschappen o.a. de heeren jhr.
mr. Th. M. van Asch van Wijck, alhier, en
mr. A. S. van Nierop, te Overveen.
Het afbetalingsstelsel
Een merkwaardig rapport over het af
betalingsstelsel is door een commissie
uit de Ned. Maatschappij voor Nijver
heid en Handel uitgebracht. Merkwaar
dig omdat de conclusies degenen, die
nogal hoog van den toren hebben ge
blazen tegen het afbetalingssysteem, in
het ongelijk stellen. Wat te verwachten
was.
Het is nog niet zoo lang geleden,
dat er, had men sommige winkeliers
moeten gelooven, geen draad goed aan
het afbetalingssysteem zou zijn. Al voe
gen wij er onmiddellijk aan toe, dat
onze allerbeste winkeliers altijd bereid
zijn geweest om voor klanten, die zij
vertrouwden, gemakkelijke betalings-
conditi.es toe te staan, en dat van de
mogelijkheid, een rekening in termijnen
te betalen, door de best gesitueerde bur
gers gebruik wordt gemaakt. Dat is ook
niet meer dan logisch, want het conve
nieert den meesten onzer in den regel
beter maandelijks een bedrag af te doen
dan een groot bedrag ineens te betalen.
Tegen deze afbetalingen zal dan ook
het bezwaar van de sputteraars niet in
hoofdzaak zijn gegaan. Zij wezen ech
ter op de vele gevallen, dat menschen
boven hun krachten koopen, wat dan
leidt tot onmogelijkheid om aan de op
zich genomen verplichtingen te vol
doen, waarvan het gevolg is, dat de
op afbetaling gekochte goederen moeten
worden teruggenomen en dat soms de
goederen door de koopers worden ver
duisterd, waardoor deze laatste in de
gevangenis komen.
De commissie rapporteert, dat dit
zoo'n vaart niet loopt. Ongetwijfeld
komt het voor, dat het mis gaat. Maar
het valt mee. Het aantal processen-
verbaal weggns verduistering van op
afbetaling geleverde goederen wordt te
Amsterdam geschat op 150 per jaar,
hetwelk relatief klein mag worden ge
noemd. Wanneer blijkt, dat in huurkoop
gekocht is met de duidelijke bedoeling
om te verduisteren, dan wordt dit
zwaar gestraft. Blijkt daarentegen, dat
een colporteur iets heeft aangepraat
aan een kennelijk insolvent persoon, of
is iemand, na betaling van een aantal
termijnen, ten slotte uit armoede voor
de verleiding bezweken, dan worden
dergelijke zaken wel geseponeerd of
wordt naar een regeling gestreefd.
De commissie heeft ook de vraag
onderzocht of het aanta# slechte debi
teuren onder de koopers op afbetaling
relatief grooter is dan onder de koopers
op 14 dagen, maandrekening enz.
En ook op deze vraag is geen volmondig
„ja" gegeven.
In haar algemeenheid is deze vraag
moeilijk te beantwoorden. Vooral ook
omdat het niet veel voorkomt, dat één
bedrijf beide soorten van koopers onder
zijn klanten heeft. Van hen, die de
vraag konden beoordeelen, liepen de
meeningen uiteen. Ook de leiders van
bedrijven, tot eenzelfde branche behoo-
rende, gaven in dezen blijk van ver
schil van inzicht.
De commissie meent, dat het afbeta
lingssysteem nog groeien moet en zich
zal consolideeren, maar veroordeelt het
niet. Zij meent echter, dat ter regulee
ring van de toepassing van het stelsel
en ter verzachting van de uitwassen,
welke zich thans in de practijk voor
doen, door samenwerking van de hande
laren en door voorlichting van het pu
bliek veel zou kunnen worden bereikt.
Ook van de houding van den rechter is
in dezen invloed te verwachten.
De samenwerking der handelaren zou
kunnen bestaan in de oprichting van
plaatselijke zoo noodig landelijk ge
centraliseerde advies-, registratie- en
informatiebureaux.
De voorlichting' van het publiek zou
kunnen bestaan in het op groote schaal
verspreiden van vlugschriften, waarin
wenken worden gegeven aan hen, die op
afbetaling wenschen te koopen en waar
in op de gevaren van „overkoopen"
wordt gewezen.
Dat het rapport der commissie met
vrijwel algemeene instemming van het
koopend publiek en van een groot deel
der winkeliers zal worden ontvangen,
moge een bewijs zijn, dat de commissie
hier niet ver bezijden de waarheid heeft
getast.
Wie buiten het afbetalingsstelsel kan,
doe het, maar onvoorwaardelijke ver
oordeeling verdient het stelsel niet.
De eerw. frater P. Schoone uit Lisse, die op
Sacramentsdag: in het bisdom Den Bosch de
H. Priesterwijding: ontvangen zal. Z.E. stu
deert voor missionaris in de Congregatie
van de H. Familie
Een Romeinsch waterleiding-reservoir op een klein pleintje in Doebrovnik.
Beelden boven den ingang der Franciskaner kerk te Doebrovnik.
liet Maximiliaan Lokrum aan zijn lot over.
Het kwam van de eene hand in de andere,
tot het ten slotte weer eigendom werd der
Oostenrijksche keizersfamilie. Ook de zoo
geheimzinnig om het leven gekomen kroon
prins Rudolf heeft er een tijdlang gewoond.
Na diens dood schonk keizer Frans Jozef het
eiland aan de Dominikanen, die er weer een
klooster vestigden.
Met een motorboot zijn we naar het eiland
gevaren: we hebben er gewandeld onder de
honderdjarige boomen, die van het in de zon
blakerende eiland een heerlijk beschut oord
maken, naar de Mertwo More (Doode Zee),
een donkergroen meer, dat door een onder-
aardschen tunnel met de open zee in verbin
ding staat. Met allerlei zeldzame gewassen
is dit meer omzoomd. Weer elders vindt men
heerlijke tuinen met reusachtige palmen,
oranjeappelboomen, agaven en welriekende
bloemen, waartusschen tal van klassieke
beelden staan.
De nieuwe Joego-Slavische Staat heeft op
dit idyllische eiland een genees-inrichting
voor kinderen opgericht, waarheen uit alle
deelen van het land zwakke kinderen ter ge
nezing worden gezonden.
Spoediger dan het ons lief was, was onze
eerste dag in Doebrovnik ten einde, temeer,
daar de tweede dag gebruikt zou worden
voor een uitstapje naar Cetinje, de vroegere
hoofdstad van het koninkrijk Montenegro,
dat nu ook deel uitmaakt van het groote
Joego-Slavische koninkrijk.
ARTHUR TERVOOREN.
Het Gandelice Poldjana (Gandeliceplein, zoo genoemd naar den beroemden Joego-
Slavischen dichter Gandelice) te Doebrovnik.
Alleen Ragusa is in staat geweest zich te
genover de begeerlijkheid der machtige Do
genrepubliek te handhaven.
Op de wallen van verschillende Dalma-
tische steden ziet men nu nog den Venetiaan-
schen gevleugelden leeuw van St. Marcus in
steen gehouwen dreigend staan; in Ragusa
heeft die nooit gestaan doch als opvallend
contrast daarmee richtten de goed Katho
lieke inwoners op de wallen der stad het
beeld op van den Heiligen Blasius, den
vredelievenden Armeenschen bisschop, die
omstreeks 320 onder keizer Licinius den mar
teldood stierf.
Hoewel veel kleiner, wordt Ragusa door de
geschiedschrijvers om zijn taaiheid en zijn
vrijheidsliefde in één adem genoemd met
Venetië. Beide steden hebben ongeveer dui
zend jaren hun onafhankelijkheid kunnen
bewaren; beide steden zijn ongeveer gelijk
tijdig gesticht en, onder Napoleon, gelijktij
dig ten onder gegaan. In den loop der tijden
werden beide steden als het ware verstikt
door het onverbiddelijk voortdringen der vol
keren, maar zelfs in hun verval waren zij
in vele opzichten belangrijker dan zij, die
hen door de macht der wapenen wisten te
onderdrukken.
begraven. Het geheele eiland was eigendom
der Benediktijnen en het bleef dit tot het
einde der achttiende eeuw, toen het, na de
uitwijzing der ordesgeestelijken, aan ver
schillende burgerfamilies ter bewoning werd
gegeven. Vele jaren na den val der republiek
werd Lokrum door aartshertog Maximiliaan,
den lateren ongelukkigen keizer van Mexico,
Ragusa, dat nu Doebrovnik heet, is, even
als Venetië, ten slotte in een groote nationale
eenheid opgegaan. Het heeft een zeer groot
aandeel gehad aan de beweging, welke de
Zuid-Slavische wereld er toe gebracht heeft,
zich nauw aaneen te sluiten en één grooten
staat te stichten. Reeds sedert de 16de eeuw
heeft het Slavische element in Ragusa de
overhand gekregen op het Romeinsche; de
Serbo-Kroatische literatuur bloeide er krach
tig op, zoodat de stad het Slavische Athene
werd genoemd. Zij ontwikkelde zich dan ook
steeds meer als een beslist Slavische stad,
zonder dat zij evenwel de voordeelen der Ro
meinsche cultuur prijs gaf. Niettegenstaande
alle verliezen die Ragusa in den loop der
eeuwen heeft moeten lijden, heeft de trot-
sche stad haar eigen karakter volkomen be
waard.
Schitterende overblijfselen uit allerlei pe
rioden getuigen van den hoogen trap van be
schaving waarop de stad altijd gestaan heeft.
Een groot aantal heerlijke bouwwerken zijn
nog gaaf behouden, zooals bijvoorbeeld het
Rectoren- nu koninklijk paleis, de Sponza
De Marsiusbocht te Lograd, een voorstadje
van Doebrovnik.
gekocht, die een deel ervan in een prachtigen
tropischen tuin herscheppen en het oude
Benediktijner klooster tot zijn eigen residen
tie verbouwen liet. Toen hij spoedig daarop
den Oceaan overstak, zijn ongeluk tegemoet,
(de munt), de kerk van den Heiligen Bla
sius (Sveti Vlaho), de Franciskaner- en de
Dominikaner-kerken met haar prachtige
kruisgangen, het reservoir eener Romeinsche
waterleiding enz. En alle kunstvrienden
kunnen hier hun hart ophalen aan de prach
tige schilderijen en de buitengewoon belang
wekkende bibliotheken, die zich in alle
kloosters bevinden, aan het reliquarium in
de Domkerk, het Staatsarchief in het Rec
torenpaleis en aan het museum in het Raad
huis.
Wij kwamen in Doebrovnik aan op den
6den Mei, op St. Georgisdag en in drommen
zagen wij de menschen terugkomen van La-
pad, een voorstadje waarheen ze, volgens oud
gebruik, zich op dien dag 's nachts om een
uur of drie, vier hadden begeven, om er zich
te vermaken en dan tegen een uur of acht,
negen terug te komen. Zoo iets als de Am
sterdammers, die met Pinksteren naar „de
Meer" gaan!
Ook wij zijn dien weg geloopen en hebben
er de rijke flora bewonderd, die daar al aar
dig Oostersch begint te worden. Naast agaven
ziet men er ook verschillende cactussen langs
den weg staan, zoo goed als cypressen en
olijfboomen.
Het is een genot, in de omgeving dezer met
een zoo mooi klimaat begiftigde stad te wan
delen, maar ook een wandeling in Doebrov
nik zelf heeft een groote bekoring. Overal, in
iedere straat, op elk plein wordt men herin
nerd aan het verleden; machtige bouwwer
ken, heerlijke paleizen, schoone kerken en
kloosters ziet men er overal zoodat het een
doorloopende lust is voor het oog in deze
stad te toeven. Waar men het oog wendt,
ziet men iets schoons, hetzij door kunste
naarshand gewrocht, hetzij door de natuur
aan deze gezegende plaats geschonken.
Door de natuur aan deze stad geschonken!
Dat is ook het eiland Lokrum (Lacroma),
dat op ongeveer een zeemijl afstands vóór de
stad in zee ligt.
Ziet men ook hier op den vasten wal,
niettegenstaande den rijken plantengroei, de
rotsige bergen kaal tegen de lucht afsteken,
het bergeiland Lokrum ligt daar voor de
kust als een groen lustoord. Het heele eiland,
dat trouwens maar twee K.M.2 groot is, is
één groot bosch.
Wanneer het eiland als schenking der By-
zantijnsche keizers aan Doebrovnik kwam, is
niet bekend, wel, dat er reeds in de elfde
eeuw een Benediktijner klooster stond, waar
ook de machtige edelen dier dagen werden
In de gistermiddag te Den Haag gehouden
algemeene ledenvergadering der C. V. voor
Openbare Leeszalen en Bibliotheken kwam
de bekende Tribune-kwestie ter sprake.
De voorzitter verzocht den afgevaardigden
een en ander in verzoenenden geest te wil
len bespreken.
De afgevaardigde van LarenBlaricum
merkte op, dat in zijn bestuur wel richtin
gen vertegenwoordigd zijn. Men keurt den
inhoud der Tribune af, maar nog meer de
wijze waarop deze zaak door het bestuur der
C. V. is behandeld. Men heeft betoogd, dat
de inspecteur dr. P. C. Molhuyzen geen rijks
ambtenaar is. Spr. betreurde dat in zooverre,
dat wanneer de inspecteur dat wel was ge
weest, de zaak niet zoo hopeloos verward zou
zijn gebleken. Thans heeft men alle leeszaal-
besturen eenvoudig het pistool op de borst
gezet en gezegd; de Tribune moet weg of ik
schiet. Men had een ledenvergadering ge
houden en daar was voorgesteld maar een
bord op de leeszaal te zetten met de ken
nisgeving „Onder censuur". Overleg van het
C. V.-bestuur met de leeszaalbesturen was
noodzakelijk geweest. Waarom de Tribune
voor den inhoud daarvan niet aan den
strafrechter overgelaten? Bij vriendschappe
lijk overleg hadden de leeszaalbesturen het
blad vrijwillig wel verwijderd. Niemand las
het blad eigenlijk tot het verboden werd.
Toen vroeg men er naar.
De afgevaardigde van Zaandam keurde
de houding van den inspecteur en het'C. V.-
bestuur ten sterkste af. Het C. V.-bestuur
had den minister, toen deze op de vraag
van Hilversum advies vroeg, eenvoudig moe
ten zeggen, dat Hilversum zich niet tot den
minister maar tot de C. V. had moeten wen
den. Inplaats daarvan heeft het C. V.-be
stuur den minister afkeurende woorden in
den mond gelegd. Men bleek thans meer
orgaan der regeering dan vertegenwoordiger
der leeszalen. Het is verkeerd, dat de in
specteur tegelijkertijd voorzitter der commis
sie van toezicht is, door de regeering be
noemd. De „Tribune" is het blad van een
politieke partij, al ging het blad de perken
te buiten. Toch is het nog de groote vraag
of wat het schreef tot de „moreel schade
lijke lectuur" mag worden gerekend, wat
aanleiding tot intrekking der subsidie zou
kunnen zijn. Bovendien: waar is de grens?
Men had beter gedaan voor de toekomst de
subsidievoorwaarden te veranderen. (Ap
plaus)
Leeuwarden wilde de „Tribune" alleen
maar desverlangd verkrijgbaar stellen, maar
ook dat werd geweigerd. Te laat is Leeu
warden gewaarschuwd.
De voorzitter deelde mede, dat men haast
had de regeering te adviseeren. Adviezen
aan de regeering worden niet aan de lees
zalen gestuurd.
Leeuwarden had het gewenscht gevonden,
wanneer eerst met de leeszaal-besturen een
bespreking was gehouden.
Assen deelde mede, dat de „Tribune" zelf
daar geen kwestie was, omdat het blad niet
in de leeszaal ligt. Ook Assen laakte het, dat
de inspecteur tevens voorzitter der Commis
sie van Toezicht is.
De voorzitter merkte op, dat de Commis
sie van Toezicht slechts optreedt als niet
voldaan wordt aan de subsidie-voorwaarde.
Assen laakte het zelfstandig optreden van
den inspecteur, wiens instructie men vrij al
gemeen niet kent en die men onwillekeurig
als rijkscontroleur beschouwt.
Nijmegen kwam er tegen op, dat in het
verweerschrift van Hilversum gezegd is, dat
een der leden, die terzake van de houding
van het bestuur tegenover de „Tribune"-
kwestie bedankte, eenKatholiek was.
Spr. achtte deze puntjes in het verweer
schrift beleedigend voor de Katholieken. De
inspecteur heeft niet tot Hilversum gezegd:
ik verbied de „Tribune", maar kwam er
over praten. Hem komt dus zeker een woord
van lof toe. Men wendde zich desondanks
dadelijk tot den minister en het is te be
grijpen, dat de inspecteur in dat stadium
met de zaak wilde staan of vallen. Spr. be
wondert de houding van den inspecteur. (Ap
plaus)
Dr. Molhuysen (inspecteur) wees er op,
dat een der subsidie-voorwaarden is: wering
van moreel schadelijke lectuur. Zoolang deze
voorwaarden bestaan moet spr. zorgen, dat
ze nageleefd worden. Spr. is in dezen zelf
standig opgetreden zonder het C. V.-bestuur
of de commissie van toezicht daarin te ken
nen. Hij vond dat niet noodig. Spr. kan de
subsidie stop zetten en de minister beslist
ten slotte. Het bestuur had in appèl kunnen
gaan, maar had moeten beginnen met het
blad te verwijderen. In Zaandam had men
twaalf dagen noodig om op sprekers vragen
te antwoorden. Spr. kon niet goedkeuren,
dat men het blad in het „vergiff'-kastje be
waarde.
De voorzitter gaf toe, dat de reglementen
niet altijd duidelijk zijn. Men begon eer
tijds met particuliere leden en maakte pro
paganda voor het oprichten van leeszalen.
Eerst bij de subsidie-kwestie onder minister
Heemskerk is de C. V. adviseerend lichaam
der regeering geworden. Daarna kwam de
Commissie van Toezicht, die weldra haar
bevoegdheid aan den inspecteur overdroeg.
Spr. ontkent dat de C. V. onjuist zou heb
ben gehandeld.
Utrecht (De Bruin) merkte op, dat de
leeszaalbesturen geen loopjongen van den
inspecteur willen zijn. De inspecteur heeft
alvorens op te treden, met de C. V. of de
Commissie van Toezicht geraadpleegd. Het
is een unicum dat een ambtenaar zoo durft
en mag optreden. Het gaat ten slotte niet
om de Tribune. Dit werd slechts door vier
menschen gelezen, die zich nu wel zullen
abonneeren. De inspecteur zette ons het mes
op de keel. Men weet met censuur wel waar
men begint, maar niet waar men eindigt.
Laat men bedenken, dat de vrijheid van het
woord het hoogste goed is. Heeft de C. V.
zich zelf niet verbaasd toen zij zag wat de
inspecteur ontketend had? Straks volgen
wellicht andere bladen. Men kruipt nu weg
achter den minister, maar die nam niet
het initiatief. Dat deed de inspecteur, die
wel het Departement maar niet zijn eigen
vereeniging raadpleegde. Het is jammer, dat
men de mentaliteit der leeszaal-besturen niet
beter heeft verstaan.
Utrecht (Haitsma) betoogde, dat de be
voegdheid der leeszaalbesturen volkomen
miskend was.
De voorzitter betoogde, dat er misver
standen waren.
Hilversum verklaarde, dat de puntjes in
het verweerschrift niet de bedoeling hebben
de Katholieken te beleedigen, maar alleen
willen uitdrukken, dat men het zeer begrij
pelijk vond, dat een Katholiek bedankte. Wü
zijn religieus denkende menschen.
Nijmegen nam daarmede genoegen.
Hilversum verklaarde ook na het algemee
ne debat het verweerschrift ten volle te
handhaven.
Antwoord van het C. V.-bestuur
De voorzitter betoogde, dat de positie van
den inspecteur zoodanig is, dat deze geen
orciers van het bestuur heeft af te wachten.
Toch blijft dat bestuur actief en toen de
inspecteur den brief van Hilversum op eigen
houtje wilde beantwoorden, heeft het C. V.-
bestuur gezegd daarin gekend te willen wor
den. De minister vroeg spoedig advies en het
C. V.-bestuur moest nagaan of het den in
specteur al dan niet zou dekken. Men heeft
Hilversum gelegenheid gegeven haar klach
ten ter tafel te brengen. Wij hebben, aldus
spr., niet andere leeszalen gehoord, die geen
bezwaren hadden. Het betreft hier toch geen
plaatselijke aangelegenheden maar een alge
meene kwestie, dat de 2 bestuursleden der
C.V., van verschillende richting, heel goed
zelfstandig kunnen beoordeelen.
Het C. V. is er trouwens niet om den
minister over te brengen wat de meerderheid
der leeszalen wenscht. De regeering zou
daarop trouwens niet kunnen wachten. De
C. v. is nu eenmaal het stootkussen tus
schen regeering en leeszaal-besturen. Wij
lieten ons slechts leiden door de vraag: wat
is in het belang der leeszalen? Men kan zeg
gen: de leeszaal is een politieke winkel.
Waakt er voor, dat de vrijheid, door de
Grondwet gewaarborgd, wordt toegepast.
Maar men kan ook minder naar vrijheid
van drukpers of censuur kijken en zeggen:
wij zijn een instituut van beschaving. Wij
moeten verhinderen, dat het met de lees
zalen als met de scholen gaat: elke richting
zijn eigen gebouwtje, al kunnen wij geen
bezwaar maken tegen de R. K. leeszalen.
Maar als men in één huis woont, moet men
in de keuze van lectuur voorzichtiger zijn
dan wanneer men vrij is. Prikkel niet tot het
oprichten van christelijke leeszalen door het
handhaven van opzettelijk beleedigende lec
tuur. In de wereld regeeren de wet en het
fatsoen. De wet is het gereglementeerde fat
soen, waarop straf staat. Maar wij hebben
op het fatsoen te letten en „De Tribune"
overschreed verre de geoorloofde grenzen.
Spr. is niet tegen communistische lectuur,
maar wat „De Tribune" schreef, zou men
in de leeszaal in den vorm van boek of bro
chure niet toelaten. Wordt het blad weer
fatsoenlijk, dan kan het weer aangenomen
worden. Een plaatsing in het „vergifkastje"
gaf niet voldoende waarborgen tegen het
kwaad, dat men wilde bestrijden. De C. V.
V.
We waren in Doebrovnik. Die naam zal
waarschijnlijk velen niets zeggen, maar als
ik dan maar even in herinnering breng, dat
Doebrovnik tot aan het einde van den we
reldoorlog Ragusa heette, zal hun een licht
opgaan. O, Ragusa, ja dat kennen ze wel,
daar hebben ze tenminste wel van gehoord.
Ragusa toch kan bogen op een zóó rijke ge
schiedenis, dat het haast ondenkbaar is, dat
men nooit van deze Dalmatische stad gë-
Kralja Petra ulïce (Koning Peterstraat)
in Doebrovnik.
hoord zoö hebben, al is verwarring met Se
Siciliaansche stad van denzelfden naam niet
uitgesloten.
Alle andere Dalmatische steden, al heb
ben ze zich dan ook soms tot een staten
bond van kleine Zuid-Slavische (Joego-Sla-
vië beteekent Zuid-Slavië) republieken ver-
eenigd, moesten niettemin voor de machtsont
plooiing van Venetië wijken en in het begin
der vijftiende eeuw hebben ze alle voor Vene-
tië's heerschappij moeten buigen.