Voor de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje UT NEGENDE VERGADERING VAN DEN R.K. PARTIJRAAD j OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN „Pak je biezen" BINNENLANDSCH NIEUWS Openingsrede mr. C. Goseling Parijsche vredesresolutie goedgekeurd TWEEDE KAMER Gemeente en Particulier Bedrijf FINANCIEN Glasfabriek „Leerdam" ••i S 1 3 Gisterenavond is te Utrecht de negende vergadering begonnen van den Partijraad der R. K, Staatspartij. De voorzitter van het Partijbestuur, Mr. O. Goseling, hield de volgende Openingsrede. Aan het aantrekkelijke meer van Genéve heeft Mgr. Nolens in deze maand een uiter lijk weinig aantrekkelijke, moeilijke, gewich tige taak te vervullen. Daarom kan hij he den en morgen onze besprekingen niet lei den. U zult het dus nog eens met mij moe ten doen. Wij staan weer in den tijd van verkiezin gen. Nog wel in zoo'n jaar, waarin wij het als het ware nog eens oyer mogen doen. Natuurlijk niet voor hetzelfde college, maar toch wel als meting van de krachten der partijen. In onze mededeeling no. 2 heeft ons D. B. uitvoerige beschouwingen gewijd aan den uitslag van de verkiezingen voor de Provin ciale Staten. Mij dunkt zoo, dit overzicht zal stellig ook U, die door Uw lidmaatschap van den Partijraad een vooraanstaande plaats bekleedt in ons actieve politieke leven, niet onwelkom zijn geweest. Wat reden geeft tot dankbare voldoening is in de mededeeling als zoodanig erkend. Een juichtoon konden en mochten wij niet aanheffen. Wij hebben het ronduit gezegd: geheel bevredigend is de uitslag niet. Er moet komen nog meer activiteit, meer inten se voorlichting, steeds betere organisatie en dit alles in den geest van breed overleg en onderlinge waardeering, en in het diepe be sef van de groote beteekenis ook van ons politieke werk, niet het minst in dezen tijd. Ik wil weer heel openlijk spreken. Ik kan mij volkoipen indenken in dit gevoelen voor al van geloovigen, van Katholieken, dat zij veel voornamer en veel aantrekkelijker ter reinen van werkzaamheid, van apostolaat zien dan de politiek. Ik eerbiedig die mee ning. Ik heb ook nooit beweerd, dat het politieke werk het eenige is en ook niet, dat het steeds de voornaamste plaats be hoort in te nemen. Maar ik beweer wel, dat •ng politiek werk de voorwaarde is en moet zijn voor velerlei werkzaamheid op ander terrein, en voor een steeds betere ordening van de samenleving van ons Nederlandsche volk. Daarom mag niemand dit werk van den kleinen kant bekijken, nog minder al dus handelen. Niet ieder kan, zooals men dat noemt, actief deelnemen. Dat behoeft ook niet. Maar bij niemand mag het besef ontbreken van de medeverantwoordelijkheid voor ons politieke werk in hechte eenheid en in den goeden geest! En in dezen zin moet er misschien nog een sterker besef komen onder ons Katholieken als leden on zer Partij in de eerste plaats en als stem mers op onze lijsten in dubbelen getale daar boven, dat onze Party niet is een Katho lieke vereeniging op politiek gebied, maar de sterkste politieke partij in Nederland, met alle consequenties en verantwoordelijkheden van dien. Nu begrijp ik volkomen, dat juist by ver kiezingen voor Staten en Raad, die party band minder wordt gevoeld, partijdiscipline akelig woord minder noodzakelyk wordt geacht dan bij de samenstelling der Volksvertegenwoordiging van het land. Ook is het duideiyk, dat juist in sterk overwegend Katholieke gemeenten, vooral in kleinere, bij raadsverkiezingen wei meerdere lysten van ir«Hir.iiftken zullen moeten worden toegela ten, al was het alleen maar om den Raad werkelyk door de kiezers te laten verkiezen. Maar als een orgaan, een afdeeling van de party „als zoodanig" zich inlaat met de voorbereiding van verkiezingen, ook voor Staten en Raad, dan moeten er behoorlyke waarborgen zijn, dat de goede geest, welken de Centrale leiding het zich tot duren plicht rekent te kweeken en op te voeren, ook by en door dit werk geen schade iydt. Want dat zou niet straffeloos kunnen geschieden voor de kracht en de hechtheid der partij. Uit dit besef van verantwoordeiykheid bij de leiding komt vanzelf de overweging op, of niet wellicht in een algemeen reglement op de voorbereiding van verkiezingen voor Sta ten en Raad regelen moeten worden gesteld, welke organen der Partij bij dit werk heb ben in acht te nemen. Natuuriyk zou een dergelijk reglement niet in het minst te kort mogen doen aan de volkomen autonomie der onderdeelen om candidaten aan te wijzen. Het zou niet minder dan dwaasheid zyn, wanneer eenige centrale leiding zich daar mede ging bemoeien. Ook zou gelijk ge zegd vrijheid van sommige onderdeelen om zich niet „als zoodanig" met dit werk in te laten niet kunnen worden ontbeerd. Maar omdat het plicht van de leiding is, niet alleen lessen uit te deelen, maar met minder die zelf te trekken, heb ik die les uitgesproken, thans, dadelyk na de eerste ervaring, nu er nog ruimte van tijd^voor rustige en gezette overweging door allen, die met my voelen de misschien zware, maar in ieder geval mooie en groote taak van onze R K S P Morgen zullen wij behandelen enkele on derdeelen van de taak van de Overheid met betrekking tot het Gezin. Ik wil uiteraard op onze besprekingen niet vooruit loopen. Maar zonder daartegen te zondigen, en zonder ook aan de andere praeadviezen iets te kort te doen, zeg ik toch niet te veel, wanneer ik als twee hoogst belangrijke onderdeelen noem: de Woning- politiek en het Gezinsloon. Ik weet langzamerhand wel uit eenige er varing, dat ook hier een eenigszins afdoende oplossing verre van eenvoudig is. Maar juist dit moet ertoe aanzetten om ons zoo veel mogelyk in de vraagstukken te verdie pen en onze kennis van de juiste feiten en verhoudingen te verruimen. Alleen dit weer houdt van holle leuzen en van gemelijke berusting alleen dit bevordert betere toe standen en verhoudingen. Want waar is het, dat de geestelijke en stoffeiyke belangen van het gezin voor een groot deel aan de woning verbonden zyn. Heel wat ander werk, heel wat leering en opwekking is van te voren tot onvruchtbaar heid gedoemd, wanneer niet een aan redelij ke eischen beantwoordende woning beschik baar is voor een huurprijs, welke in juiste verhouding staat tot de normale inkom sten van het gezin, voor hetwelk de woning moet dienen. En ik moet my al heel egg ver gissen in de feitelyke toestanden, als dit reeds alom bereikt zou zijn. Maar dan is er ook op dit gebied nog groot werk te doen van den eersten rang. Waar is ook, dat met betrekking tot het gezinsloon een oplossing byzonder moeilyk is, in verband met een nog altyd te sterken individualistischen inslag ln onze maat- schappeiyke verhoudingen, in verband met hetgeen in leer en leven van het gezin is gemaakt, en ïpisschien ook in verband met meer goed bedoelde, dan diep doordachte beschouwingen welke onzerzijds wel eens aan het gezinsloon zijn gewijd. Niet te ont kennen valt ook, dat hier en daar de neiging aanwezig is, om van de Katholieke moraal op het gebied van huwelijk en vruchtbaar heid een afbeelding te geven, die veel op een caricatuur lykt. Deze enkele moeilykhe- den, byzonder aan dit vraagstuk eigen, kan ik slechts aanstippen. Ongetwijfeld zou een diepere bestudeering van de encycliek „Casti Coimubiï" zeer verhelderend kunnen wer ken. Verheldering lijkt my ook te beloven de behandeling van morgen, wanneer men met den tweeden praeadviseur het vraagstuk wil zien in het kader der collectieve rechtsvor ming. Als vrucht van gezette bestudeering kan en mag ik het nog niet uitspreken, maar ik meen toch niet mis te tasten, wanneer ik zeg, dat mede langs den weg der collectieve rechtsvorming de verwezenlyking loopt van meerdere groote richtlynen, welke de Paus ons heeft gewezen in Zijn jongste encycliek. Ik vind te eerder aanleiding dit uit te spreken, omdat ik U hieromtrent ook de meening kan doen hooren van den eigeniy- ken Voorzitter van den Partijraad, al heb ben wij zyn stem dan niet gehoord door de radio, maar door de pers, die naar ik vertrouw hem niet zal hebben misver staan. In de rede, welke hy op 8 Juni j.l. te Genève hield, besprak Mgr. Nolens 's Pausen jongste encycliek. Hy wees er op, hoe in die encycliek de wenschelijkheid naar voren is gebracht, dat de toestand der arbeidersklasse niet slechts verbeterd wordt met betrekking tot arbeidsloon en arbeidstyd enz., doch ook door een georganiseerde samenwerking tus- schen werkgever en arbeider, met de daar aan verbonden verantwoordelijkheid van den arbeider, die op de een of andere wyze behoort deel te nemen aan het bezit en het beheer der onderneming, of aan de winsten die zij oplevert. En hij deed verschillende aanhalingen van plaatsen uit de encycliek, die betrekking hebben op het nut van het scheppen van corporatieve groepen voor al len, die in eenzelfde vak werkzaam zyn. De verwezenlijking van de groote richt lynen der encycliek willen wy toch, zeker wy Katholieke Nederlanders, wien de Paus by de 40-jarige herdenking van de encycliek „Rerum Novarum" zyn vaderiyke tevreden heid niet wilde onthouden voor ons werk op den grondslag van Rerum Novarum, na tuuriyk niet om ons te doen zwelgen in zelf genoegzaamheid, maar tot onze aansporing en opwekking om voort te gaan met meer heiligen yver in den nieuwen tyd. Daarvoor werd ons gegeven de nieuwe encycliek „Quadragesimo Anno expleto." In onze eerste Partijraadsvergadering na de verschyning leek het mij passend deze gedachten uit te spreken, in groote dank baarheid en vurigen vervullingsdrang. Die vervulling zal evenals bij „Rerum Novarum" voor een niet gering deel lig gen op het terrein van ons politieke werk. En daarom moet de encycliek ook daar in het middelpunt komen. Het P. B. heeft dit gevoeld. Daarom overweegt het als een der middelen daartoe in de najaarsvergadering van den Partyraad de encycliek te doen be handelen door een by uitstek bevoegden spreker. Ons gewone werk zal dan in af- wyking van den aanvankelyken opzet, moe ten worden beperkt tot de bespreking van één onderwerp „Toezicht op het bank wezen." Hoe nuttig ook de concretiseering is op het gebied der practlsche politiek, my dunkt een eenigszins ruimer vergezicht kan, al was het maar by wijze van afwisseling, stellig geen kwaad. Want zeker in de politiek is richting, doelstelling, ideaal van machtige beteekenis, ook en juist voor het practische werk. Internationaal terrein. Wanneer men het ruimere vergezicht ook gaat zoeken buiten de grenzen, ïykt het wel, of er van een ideaal niet veel meer over "üs. Men behoeft geen pessimist te zyn, wanneer men zegt, dat het er in Europa donker uit ziet. En toch ligt er zeker voor een partij als de onze een taak, ook op internationaal terrein. Ongetwijfeld, met de noodige be dachtzaamheid en kennis van de verhoudin gen. Ik zal my dan ook wel wachten U straks bij agendapunt 8 te gaan vertellen, dat wij er met onze internationale samen werking al zyn, of zelfs dat wij reeds een aardig eind op weg zijn. Niet beter dan in de werkelykheid kan men de moeflykheden leeren kennen, die overwonnen moeten wor den. Maar daarnaar moet dan ook worden gestreefd met bedachtzaamheid zeker, maar niet minder met volharding en heiligen ijver, om het groote doel, waarom het gaat. Op dien weg zien wy de z.g. Ontwapenings conferentie1932 als een mylpaal, ik durf helaas nog niet te zeggen als een lichtende baken. Maar evejftmin vind ik vrijheid de bedachtzaamheid zoover te dryven, dat ik begin met U voor te houden, dat wy onze verwachtingen maar niet al te hoog moeten stellen. Met „het bereikbare" zal men waar- lyk in Genève wel rekening houden. Maai de volken hebben het recht, ja den plicht uiting te geven aan een onverzettelyken vre deswil, aan de stellige verwachting, dat de Conferentie tot daden zal voeren. Zy kunnen zich daarby beroepen op hetgeen staatslied- den, in het volle bewustzijn hunner verant woordelijkheid by herhaling hebben uitge sproken, en wy Katholieken in het byzonder, op het vredesprogram van Benedictus XV. U weet, dat de R. K. Vredesbond in Ne derland doende is een actie voor te bereiden voor een massale, zoo mogelyk gelijkgestemde uiting aan de Conferentie. Ik hoop, van har te, dat de Bond daarin op bijzonder geluk kige wijze zal slagen. En wanneer dan mocht blyken, dat medewerking van organen onzer Partij bij de verspreiding dier uiting dienstig en nuttig zou kunnen zyn, twyfel ik niet, of het P. B. zal niet tevergeefs een beroep doen op hen, wier medewerking in dit veilige kader gevraagd wordt. Want al moet ik mij ook hier vryhouden van overschatting, ik weet, dat de leden onzer party verlangend zyn om nog eens duideiyk te onderstrepen hoezeer hun ter harte gaat de doorvoering van ons programpunt „gelyktydige en weder- zydsche vermindering van bewapening" aaadwerkelyk De gebeurtenissen in Spanje. Het is niet myn plan Europa met U te doorkruisen, maar met een enkel woord wil ik tenslotte nog herinneren aan de jongste gebeurtenissen in Spanje. Niet zoozeer om de gruwelijke wandaden, die daar zyn ge pleegd, ook niet om den diep betreurenswaar- digen geest, die daaruit spreekt; misschien geldt in God's oneindige lank moedigheid voor menigeen der bedrijvers wel het woord van Christus „dat zy niet wisten wat zij deden"; maar vooral om het ontzettende zelfverwijt dat daarin gelegen moet zyn voor hen, die anders hadden moe ten leven en anders hadden moeten leiden. Dat is geen verweten beschuldiging myner- zijds. Dat is de schulderkenning van meer dere Katholieken in Spanje zelf. Die belijdenis op zich zelf eert hen, die haar aflegden Maar beter is toch, als wij ons niet schuldig maken. Die harde les geeft Spanje ook aan ons! wy hebben ons werk, ook dat in de poli tiek, te brengen op het hooge plan van doel bewust gemeenschapswerk, dat wy door trekken van onze Katholieke levens- en wereldbeschouwing. Dan alleen mogen wy verwachten begrip en waardeering, ook daar, waar samenwerking met anderen onontbeer lijk is, en zeker daar, waar wij die samen werking vooral hopen te vinden. Dan alleen mogen wij verwachten heil van ons werk voor Nederland. Want dftn tenslotte mogen wy vertrouwen op God's onmisbaren zegen, omdat wy werken in den Geest, dien Zyn Zoon in de wereld is komen brengen, den Geest van het offer en van de liefde. Hierna nam men kennis van een brief, waarin de heer M. van Hout te Helmond als lid van het dagelyksch bestuur wegens drukke werkzaamheden zyn ontslag indient. Daama bracht mr. C. Prinzen namens de kascommissie zijn gunstig verslag over de rekening en verantwoording over het dienst jaar 1930 uit. Als lid van het dagelyksch bestuur in de vacature van mr. A. J. M. Leesberg werd mr. E. H. J. baron van Voorst tot Voorst te Beek by Nijmegen gekozen. Rondvraag. Bij de rondvraag vroeg de heer Knaapen te Geldrop, of deze vergadering niet kon be vorderen, dat een Tweede Kamerlid een initiatief-voorstel doet tot verlaging van de inkomstenbelasting voor groote gezinnen. De voorzitter achtte dit niet opportuun, aangezien de minister zich ai niet gunstig over een dergelyke poging in de Kamer had uitgelaten. De heer de Wolf informeerde ernaar, hoe hot stond met het Partijbureau. Hierop werd geantwoord, dat het bureau er eeret zou komen, wanneer de geheele vastgestelde som bij elkaar is. Daar ontbreekt echter nog wei wat aan. De heer Schaper wees er op, dat de heer Keestra, burgemeester van Culemborg, het plan had te bespreken bij de dissidenten in den Bosch. Wat is hiertegen te doen, vroeg spr., want de heer Keestra is zelfs plaats vervanger voor het Kamerlid van Vuuren. De voorzitter merkte op, dat men nog niet weet, of de heer Keestra hier niet boete zal gaan prediken. Voor eventueele maat regelen ertegen moet men zich tot de kie zers-organisatie ter plaatse wenden. Nadat ook de heer Meyring te den Bosch over deze kwestie het woord had gevoerd, zegde de voorzitter toe, inlichtingen te zul len inwinnen. De vredesresolutie. Na de rondvraag werd aan de orde gesteld de goedkeuring van de vredesresolutie, aan genomen en namens de delegatie van R. K. Staatsparty mede onderteekend op de byeen- komst van het Comité exécutif van het Se- crétariat International des Partis démocratl- ques d'lnspiration chrétienne op 5 Januari j.l. te Parijs gehouden. Deze resolutie luidt als volgt: Onder den indruk van het wederopleven van een onverzettelijk nationalisme in ver schillende landen, van de sfeer van malaise op politiek gebied, welke nog wordt ver sterkt door het gemis aan economische or ganisatie van Europa en door de moeilyk heden van den wereldcrisis, geven de par tijen opnieuw uitdrukking aan haar onwan kelbare gehechtheid aan de zaak van de doelmatige organisatie van den vrede en van de toenadering tusschen de volkeren. Zy veroordeelen en verwerpen elk gebruik van geweld tot eigenrichting als een mis daad en een dwaasheid en bevestigen haar onverzettelyken wil om alle pogingen in 't werk te stellen, zoowel in het kader der binnenlandsche politiek van hun respectieve landen als op internationaal terrein, om el ke extremistische actie tegen te gaan, om de publieke opinie te leiden in de richting van de samenwerking der volken, zoowel econo misch als politiek en van de organisatie van den vrede en om de vredespolitiek in Europa en in de geheele wereld, volgens de methoden en middelen in het werk gesteld door den Volkenbond, voort te zetten en verder te ontwikkelen. Omdat mr. Goseling onder voorbehoud had onderteekend, was nog goedkeuring van den Partijraad noodig. Op deze byeenkomst vroeg hij dat men deze resolutie als een eersten stap in de goe de richting zou beschouwen. Bij acclamatie vereenigden de leden zich met een en ander. Daama werd de vergadering tot heden morgen geschorst. Vergadering van Vrijdag Stuwadoorswet Aan de orde is de stemming over het amendement-Brautigam betreffende de ver plichte instelling van stuwadoorsveiligheids- commissies. Het wordt verworpen met 42 tegen 18 stemmen. By art. XXII regelende de gevallen, waar in de wet niet van toepassing is, zegt de heer GUIT (R.K.) dat de wet o.m. niet geldt voor toezichthoudend personeel. De minister wil ook uitzonderen de schippers van de graan-elevators, maar deze zijn met gewone arbeiders gelyk te stellen ten aanzien van lossen en laden. Spr. hoopt, dat de minister nog eens zal nagaan of deze schippers ook niet onder de wet moeten komen. De heer BRAUTIGAM (S.D.A.P.) sluit zich aan by de opmerkingen van den heer Guit. Ook vrymannen behooreri onder de wet te vallen. Verder moet niet naar het loon worden gekeken als grens ot iemand onder de wet zal vallen; door wyziging van den titel is het mogelyk ook nog andere per sonen aan de werking der wet te onttrek ken. De Minister van Arbeid antwoordt, dat de bedoeling is geen andere personen uit te zonderen dan die geheel of in hoofdzaak met de leiding zijn belast. Het wetsontwerp komt in stemming. De heer BRAAT (PI. B.) zegt, dat deze wet geen voordeel brengt, noch aan de werk gevers, noch aan den werknemer, zoodat hij tegen zal stemmen. Het wetsontwerp wordt aangenomen met 59 tegen drie stemmen. Tegen de commu nisten en de heer Braat. De openbare leeszalen en De Tribune Aan de orde is de interpellatie-Wynkoop, in verband met het weren van „De Tri bune" uit de Openbare Leeszalen en uit den Stationsboekhandel. De heer WIJNKOOP (C.P.) betoogt, dat de inspecteur 1er Openbare Leeszalen zyn verbod niet zou hebben uitgevaardigd, als hij niet had geweten, dat de Minister achter hem stond. Een openbare leeszaal dient onpartydig te zijn, is zy dat niet, dan is er principieel geen verschil tusschen een openbare en een bij zondere leeszaal. Daarby komt, dat „De Tri bune" het eenige orgaan is in Nederland van de communistische wereldbeschouwing. Kan de minister ook aanwyzen het verschil tus schen „De Tribune" van eenige jaren terug en „De Tribune" van tegenwoordig? Een verschil is er niet! Onder de verbieders in de openbare leeszalen zyn ook sociaal-demo craten. Dat beteekent een capitulatie voor het regeeringsfascisme. De minister van Onderwys, K. en W., mr. TERPSTRA, zegt, dat er misverstand be staat ten aanzien van het toezicht op de lectuur in de openbare leeszalen. Dat toe zicht wordt niet rechtstreeks geoefend door de regeering, maar door de Centrale Ver eeniging voor openbare leeszalen. Het eer ste toezicht wordt geoefend door directeur en bestuur der leeszaal. In de subsidiebepa lingen komen eenige voorwaarden voor, waaronder leeszalen kunnen in aanmerking komen voor subsidie. De laatste jaren heeft de Centrale Vereeniging een inspecteur, die dus-geen ambtenaar is. De regeering heeft Het is warm, drukkend warm! Veel te warm om te leeren! denken de jongens van de derde klas H. B. S., droomerig luiste rend naar de stem van hun Franschen leeraar, die zich tevergeefs inspant, om zyn jeugdig gehoor te boeien. „Ik trek m'n schoenen uit!" besluit een lange, blonde jongen, met een prettig, open gezicht.. Na deze operatie, die hem werke lyk wat oplucht, tuurt lui weer naar den strakken, blauwen hemel daar buiten één tinteling van licht! „Hè, nu op 't water.... of zwemmen!' „Van der Meulen, lees verder," schudt de luide stem van den leeraar hem onzacht uit z'n droomerijen. Natuuriyk weet hy op geen stukken na, waar het is en met een komisch-wanhopi- gen blik op 't gloeiend gezicht van den leeraar, doet hij er het zwijgen aan toe. Mynheer de Boer heeft een driftig tem perament, maar nu. met die warmte, is hy vrywel 't kookpunt nabii. „Van der Meulen, pak je biezen!" klinkt het ontzagwekkend door de loom-zware stiite. Van der Meulen staat op en wandelt be daard de klas uitop z'n kousen. Nauwelijks is de deur achter hem dicht, of er wordt getikt. „Binnen!" 't Jolige gezicht van Van der Meulen kykt om de deurnauw-bedwongen lach- stuipjes trillen om z'n lippen, guitige licht jes in z'n oogen duikelen om en om. „Mynheer, 'k heb een bies vergeten; mag ik hem even halen?" „Wat voor bies?" „M'n schoen, mynheer." „Ga halen." Even gestommel onder de bankzacht geproest van een paar jongens, die nog niet heelemaal ingedommeld zijn, en Van der Meulen stapt de klas uit, één schoen ben gelend aan zyn hand. Vijf minuten stilte, alleen afgebroken door de doffe, slaperige stem van een der leerlingen Wordt weer getikt. „Binnen!" met een duidelijk merkbar© trilling van ongeduld. ,,'k Heb nog een bies vergeten, mijnheer. "wat voor bies?" „M'n tweeden schoen, mijnheer. „Ga halen, maar vergeet niets meer, want je komt er niet meer in." Van der Meulen, hinkend op éen schoen, duikt z'n tweede bies op en verdwynt weer van 't tooneel. Tien minuten rust. Wordt weer getikt. „Ja," een naderend onweer dreigt in de stem van den leeraar. „Mijnheer, 'k heb nog een bies vergeten, zou 'k die nog even mogen halen?" Het dood-onschuldig gezicht van Van der Meulen bezweert nog voor een wijle den storm. „Wat voor bies?" als een dof gerommel in de verte. „Myn thema-boek, mynheer." „Ga halen, maar ik zeg je. nou kom je er niet meer in." „Best, mynheer," en met z'n derde bies gaat Van der Meulen het schoollokaal uit. Weer tien minuten stilte. Wordt weer getikt. „Je komt er niet meer in!" met een ny- digen blik naar de deur, en dan. z'n waar digheid bewust, tot de jongens: „Ci-git.,...." „Tik.... tik.... tik!" vrij bedaard. „Je zult er niet in!" als de eerste don derslag van een opkomende bui. vergezeld van een vuistslag op het lessenaartje. „Ci-git betee „Tik.... tiktik!" iets harder. Een driftige stoelbeweging, maar mynheer De Boer biyft toch nog zitten, strijkt woest door zyn weelderige kuif, zoodat hy er uit ziet, of hy in een orkaan uit wandelen is geweest, en schreeuwt woest: „Je komt er niet in, zeg ik je!.... Ci „Tik.... tiktik!" weer wat harder, maar nog altyd even bedaard. Mynheer De Boer springt van z'n stoel rukt de deur open. „Brutale vlerk, je komt „Zoo, mynheer De Boer, kom ik er niet in?" en de Directeur, 'n ironisch lachje op het oude, kalme gezicht, staat voor den ziedenden leeraar de eindbeslissing, maar neemt die niet zon der advies var de Centrale Vereeniging. De inspecteur heeft bezwaren ingebracht tegen het ter lezing leggen van „De Tribune". Het bestuur der Centrale Vereeniging heeft dit optreden gesanctionneerd en de minister was het met dit optreden eens. Van een doelbewuste actie der regeering was echter geen sprake. Lectuur van communistischen aard wordt niet geweerd. Dat „De Tribune" geweerd wordt, heeft zij uitsluitend aan zich zelf te wyten. Moreel schadeiyike lectuur kan niet worden toegelaten. Indien blijkt, dat „De Tribune" haar houding wyzigt, kan ook het oordeel over haar toelating in de open bare leeszalen worden gewijzigd. De MINISTER VAN WATERSTAAT, Mr. REYMER, betoogt, dat de Spoorwegen zelf standig bevoegd zijn te bepalen, welke lec tuur in de spoorwegboekbandels wordt ver kocht. Spr. acht het zeer begrypelyk, dat de Spoorwegen bezwaar hadden tegen ver koop van een blad, dat ten doel heeft de in iederen staat zeer noodzakelyke tucht en orde te ondermijnen. De regeering heeft geen aanleiding aandrang in een andere richting uit te oefenen. De heer WIJNKOOP (C.P.) dient de vol gende motie in; De Kamer, van oordeel, dat het dagblad De Tribune evenals andere po litieke dagbladen in de openbare leeszaal ter lezing dient te liggen en in den spoorweg boekhandel verkrygbaar moet zyn, gaat over tot de orde van den dag. De heer BOON (V.B.) zegt, dat de rede van den heer Wijnkoop de incarnatie is van het thans gevleugelde woord: „Niets is mij te dol". Het ware wellicht beter geweest, deze zaak aan zichzelf over te laten. Wat het optreden van den inspecteur betreft, vraagt spr., of deze geen verantwoording schuldig is aan de commissie van toezicht. Spr. betoogt, dat het hier geenszins gaat tegen het communisme of tegen de bestrij- ding van den godsdienst. Niemand wordt er irinder door geacht omdat hij atheïst is. Het gaat hier alleen om de wijze van voor stellen en ook een politieke partij heeft geen vrijdom van schunnigheden. De heer v. d. HEIDE (S.D.A.P.) ver baast zich er over, dat de heer Wynkoop op onpartijdigheid aandringt. Wanneer de heer Wijnkoop hier baas was, zou het met de vrijheid van lectuur geheel gedaan zyn, evenals in Rusland. Spr. gelooft, (flat met het optreden veel te veel relief is verleend aan een zóó onbetee- kenend blad. De heer MARCHANT (V.D.) zegt, dat het hier een lastig geval betreft. De heeren communisten maken het met hun blad heel bont. Het optreden van den inspecteur kan spr. niet bewonderen. Deze inspecteur ware beter nooit geboren. Spr. bestrijdt den minister van Water staat, die het eens is met het verbod van de Tribune in spoorwegboekhandels. Moet de minister beoordeelen, of een blad scha delijk ka® zyn voor het economisch leven? Dat gaat spr. te ver. Hy zal vóór de motie stemmen. De heer FLORIS VOS (Middenp.) zal vóór de motie stemmen omdat hy deze soort censuur niet wenscht. De vergadering wordt verdaagd. De Philips-licenties Belag gelegd op kas en aandeelen. Onlangs zyn de beide bonden van radio handelaren, de Ned. Bond van Radio-hande laren en de Bond van ondernemers in de radio-branche in Nederland, in een arbitraal proces veroordeeld tot betaling van schade vergoeding en de kosten van het geding aan Philips, totaal bedragende f 13.200. De vo rige week heeft Philips beslag gelegd op de bondskassen, de bank- en girorekening en op de aandeelen van de door de bonden opgerichte N.V. „Investaam". De Gemeente-Gasfabriek te Apeldoorn in concurrentie. Reeds sedert eenige jaren verkoopt de gasfabriek der gemeente Apeldoorn gastoe- stellen aan loodgieters en installateurs te gen dezelfde kortingen als een particuliere firma deze afzet. De Gemeente-gasfabriek levert zelfs aan particulieren op afbetaling zonder hiervoor een hoogeren prijs te no- teeren. Reeds langen tyd wordt hiertegen door de handeldrijvenden te Apeldoorn ge ageerd, nochtans zonder succes. Tenslotte heeft de Metaalhandel firma S. D. de Jong B. en W. onder het oog gebracht, dat deze handelwijze niet door den beugel kan; zy verzocht haar den geheelen in- en ver koop der onderhavige toestellen over te dra gen en verklaarde genegen te zyn dezelfde rechten van loodgieters en installateurs te doen gelden, als deze thans met de gemeen te zijn overeengekomen. Eveneens bood Ce firma aan, een toonkamer in een der hoofd straten van Apeldoorn te openen, waarmede zy aan een reeds sedert lang gekoesterden wensch van het gemeentebestuur tegemoet kwam, en dat tot dusverre was afgestuit op de hooge kosten. Tenslotte verklaarde de firma zich te verplichten slechts die toe- Huwelijksadvertentie BUITENLANDSCHE DAME, in de 40, door haar werk alleen onafhankelijk, niet rijk maar toch vroolyk, niet mooi maar ook niet van onaangenaam uiterlijk, sedert 12 jaar in Holland, wenscht ken nis te maken met „VOLSTREKT" beschaafd, serieus, doch niet al te deftig, modern, maar ook niet al te modern HEER en ook niet klein. Geld wordt niet verlangd, doch een goede, vaste positie. Deze heer, als die bestaat, moet goede manieren hebben, hy moet van reizen houden en een weinig met de moderne talen op de hoogte zyn, hij moet het rooken kunnen verdragen en het tochten! Deze advertentie heeft slechts een ernstig doel, en zij alleen, die het ernstig opvatten, mogen er op reflecteeren. Brieven onder No. 2028, aan het Bureau van „Het Vaderland." Geachte buitenlandsche dame, Ik neem beleefd de vryheid op Uw adver tentie te reflecteeren. Ik ben beschaafd maar niet al te beschaafd (ik nies in gezelschap), modern maar niet al te modern (ik begin myn zinnen met een hoofdletter), serieus maar niet al te deftig (als ik 's nachts laat thuiskom, trek ik in de heele straat belletje)- groot maar ook niet klein (ik kan van de straat af overal in de le étage naar binnen kyken). Ik ben arm, doch ook niet rijk (myn vermogen is in Philips en Kunstzyde belegd), ik ben zuinig maar niet gierig (ik heb er juist wat Russen by gekocht). Ik heb geen prettige, maar toch een vaste positie (ik ben portier aan een Museum van Oudheden) en het is vooral in deze laatste hoedanigheid, dat ik uw persoonlijkheid meer dan iemand anders zal kunnen waardeeren. Ik heb goede manieren, maar niet al te goede (ik loop den heelen dag in hemdsmouwen rond), ik houd van reizen, maar ben er niet al te dol op (Ik word in de tram zeeziek en kan geen omni bus velen), ik ken de moderne talen, maar kan er mij niet in uitdrukken, ik kan het roo ken verdragen, (behalve als een ander het doet, want ik zoek alleen m'n eigen merken uit) en ook de tocht, als deze niet al te erg is of van twee kanten tegelyk komt. Ik ben altyd goed gehumeurd (behalve natuurlijk, wanneer er iets is wat my hindert), ben zeer redelijk (zoolang er geen dingen gebeuren, dia ik onjuist acht), en houd veel van uitgaan, maar niet al te veel (ik ga nooit als ik geen vrybiljet kryg.) Ik vat Uw advertentie wel degelijk ernstig op (maar niet al te ernstig) en hoop derhalve op een gunstig antwoord (maar niet al te gunstig.) Uw dw. dr., BERNARD ONNOOZEL (maar niet heelemaal onnoozel). stellen te verkoopen, welke de gascommissle daarvoor geschikt achtte. Naar de meening van de firma Irt Aug wachten B. en W. van Apeldoorn thums wel wat al te lang met de beantwoording van dit schryven, en zy hebben zich thans ta een uitvoerig schryven tot de raadsleden ge wend met het verzoek, hun streven te wil len steunen. De Bond van Loodgieters- en Gasfitterspatroons te Apeldoorn betuigde in middels adhaesie. Uitvoerige' discussies in de vergadering. Den heer Copijn bü acclamatie ontslag verleend. In de gistermorgen gehouden buitengewo ne algemeene vergadering van aandeelhou ders der Glasfabriek „Leerdam", was" aan de orde het voorstel van commissarissen tot het verleenen van ontlag aan den direc teur, den heer Copyn. De motiveering van dit voorstel luidt aldus: De door den tot ontslag voorgedragene ge stelde onmogelykheid tot samenwerking met zyn mede-directeur, zonder daaraan een ontslagname te verbinden, en de wijze, waar op hij aan zyn voorstelling van het conflict heeft uiting gegeven, dwingt den Raad van Commissarissen dit yoorstel te doen. Commissarissen zullen den -heer Copijn toestaan nog 3 maanden in zijn huis te blijven wonen en hem f 5000 uitkeeren, in 6 maandelyksche termynen te betalen, en zy garandeeren de overneming van zyn aandeel C.. a 100 pet. benevens een borgtocht voor een hypotheek op een huis in Leerdam. Na langdurige discussie werd den heer Co pijn bij acclamatie ontslag verleend, waar na de voorzitter eenige woorden van dank sprak tot den heer Copijn voor hetgeen hij gedaan heeft voor „Leerdam". Wim, die in den wagen verborgen Het lekkertjes er van nam, Hoopte nog steeds, bang voor zyn vijand, Dat het uur van vertrekken kwam. Maar eindeiyk voelde hy beweging, De wagen ging schokkend voort, Terwijl door Wim in den wagen het bevel Van den voerman werd gehoord. 384. Dat smaakte goed, zoo'n malsch boutje, Het deed beiden werkelijk goed, „Het is wat flauw," zei Pim smakkend, „Maar men zich behelpen moet." „In de wilde," zei Pim's makker, „Valt het mij nog aardig mee, Wij moeten maar niet gaan mopperen, Wat ook Robinson Crusoe niet deed." imUMIUIHIUI»»! itpmmwMM ia>iilliniuiniiifuiu^qi|ii^uiuHMi>>>>i>Mii»iiHiiiiii<i>->

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10