Voor de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
UT
NEGENDE VERGADERING VAN DEN
R.K. PARTIJRAAD
j OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
„Pak je biezen"
BINNENLANDSCH NIEUWS
Openingsrede mr. C.
Goseling Parijsche vredesresolutie
goedgekeurd
TWEEDE KAMER
Gemeente en Particulier Bedrijf
FINANCIEN
Glasfabriek „Leerdam"
••i
S
1
3
Gisterenavond is te Utrecht de negende
vergadering begonnen van den Partijraad
der R. K, Staatspartij.
De voorzitter van het Partijbestuur, Mr.
O. Goseling, hield de volgende
Openingsrede.
Aan het aantrekkelijke meer van Genéve
heeft Mgr. Nolens in deze maand een uiter
lijk weinig aantrekkelijke, moeilijke, gewich
tige taak te vervullen. Daarom kan hij he
den en morgen onze besprekingen niet lei
den. U zult het dus nog eens met mij moe
ten doen.
Wij staan weer in den tijd van verkiezin
gen. Nog wel in zoo'n jaar, waarin wij het
als het ware nog eens oyer mogen doen.
Natuurlijk niet voor hetzelfde college, maar
toch wel als meting van de krachten der
partijen.
In onze mededeeling no. 2 heeft ons D. B.
uitvoerige beschouwingen gewijd aan den
uitslag van de verkiezingen voor de Provin
ciale Staten. Mij dunkt zoo, dit overzicht zal
stellig ook U, die door Uw lidmaatschap van
den Partijraad een vooraanstaande plaats
bekleedt in ons actieve politieke leven, niet
onwelkom zijn geweest. Wat reden geeft tot
dankbare voldoening is in de mededeeling als
zoodanig erkend.
Een juichtoon konden en mochten wij niet
aanheffen. Wij hebben het ronduit gezegd:
geheel bevredigend is de uitslag niet. Er
moet komen nog meer activiteit, meer inten
se voorlichting, steeds betere organisatie en
dit alles in den geest van breed overleg en
onderlinge waardeering, en in het diepe be
sef van de groote beteekenis ook van ons
politieke werk, niet het minst in dezen tijd.
Ik wil weer heel openlijk spreken. Ik kan
mij volkoipen indenken in dit gevoelen voor
al van geloovigen, van Katholieken, dat zij
veel voornamer en veel aantrekkelijker ter
reinen van werkzaamheid, van apostolaat
zien dan de politiek. Ik eerbiedig die mee
ning. Ik heb ook nooit beweerd, dat het
politieke werk het eenige is en ook niet,
dat het steeds de voornaamste plaats be
hoort in te nemen. Maar ik beweer wel, dat
•ng politiek werk de voorwaarde is en moet
zijn voor velerlei werkzaamheid op ander
terrein, en voor een steeds betere ordening
van de samenleving van ons Nederlandsche
volk. Daarom mag niemand dit werk van
den kleinen kant bekijken, nog minder al
dus handelen. Niet ieder kan, zooals men
dat noemt, actief deelnemen. Dat behoeft
ook niet. Maar bij niemand mag het besef
ontbreken van de medeverantwoordelijkheid
voor ons politieke werk in hechte eenheid
en in den goeden geest! En in dezen zin
moet er misschien nog een sterker besef
komen onder ons Katholieken als leden on
zer Partij in de eerste plaats en als stem
mers op onze lijsten in dubbelen getale daar
boven, dat onze Party niet is een Katho
lieke vereeniging op politiek gebied, maar
de sterkste politieke partij in Nederland, met
alle consequenties en verantwoordelijkheden
van dien.
Nu begrijp ik volkomen, dat juist by ver
kiezingen voor Staten en Raad, die party
band minder wordt gevoeld, partijdiscipline
akelig woord minder noodzakelyk
wordt geacht dan bij de samenstelling der
Volksvertegenwoordiging van het land. Ook
is het duideiyk, dat juist in sterk overwegend
Katholieke gemeenten, vooral in kleinere, bij
raadsverkiezingen wei meerdere lysten van
ir«Hir.iiftken zullen moeten worden toegela
ten, al was het alleen maar om den Raad
werkelyk door de kiezers te laten verkiezen.
Maar als een orgaan, een afdeeling van de
party „als zoodanig" zich inlaat met de
voorbereiding van verkiezingen, ook voor
Staten en Raad, dan moeten er behoorlyke
waarborgen zijn, dat de goede geest, welken
de Centrale leiding het zich tot duren plicht
rekent te kweeken en op te voeren, ook by
en door dit werk geen schade iydt. Want
dat zou niet straffeloos kunnen geschieden
voor de kracht en de hechtheid der partij.
Uit dit besef van verantwoordeiykheid bij de
leiding komt vanzelf de overweging op, of
niet wellicht in een algemeen reglement op
de voorbereiding van verkiezingen voor Sta
ten en Raad regelen moeten worden gesteld,
welke organen der Partij bij dit werk heb
ben in acht te nemen. Natuuriyk zou een
dergelijk reglement niet in het minst te kort
mogen doen aan de volkomen autonomie der
onderdeelen om candidaten aan te wijzen.
Het zou niet minder dan dwaasheid zyn,
wanneer eenige centrale leiding zich daar
mede ging bemoeien. Ook zou gelijk ge
zegd vrijheid van sommige onderdeelen
om zich niet „als zoodanig" met dit werk
in te laten niet kunnen worden ontbeerd.
Maar omdat het plicht van de leiding is,
niet alleen lessen uit te deelen, maar met
minder die zelf te trekken, heb ik die les
uitgesproken, thans, dadelyk na de eerste
ervaring, nu er nog ruimte van tijd^voor
rustige en gezette overweging door allen, die
met my voelen de misschien zware, maar in
ieder geval mooie en groote taak van onze
R K S P
Morgen zullen wij behandelen enkele on
derdeelen van de taak van de
Overheid met betrekking tot het Gezin.
Ik wil uiteraard op onze besprekingen niet
vooruit loopen. Maar zonder daartegen te
zondigen, en zonder ook aan de andere
praeadviezen iets te kort te doen, zeg ik
toch niet te veel, wanneer ik als twee hoogst
belangrijke onderdeelen noem: de Woning-
politiek en het Gezinsloon.
Ik weet langzamerhand wel uit eenige er
varing, dat ook hier een eenigszins afdoende
oplossing verre van eenvoudig is. Maar
juist dit moet ertoe aanzetten om ons zoo
veel mogelyk in de vraagstukken te verdie
pen en onze kennis van de juiste feiten en
verhoudingen te verruimen. Alleen dit weer
houdt van holle leuzen en van gemelijke
berusting alleen dit bevordert betere toe
standen en verhoudingen.
Want waar is het, dat de geestelijke en
stoffeiyke belangen van het gezin voor een
groot deel aan de woning verbonden zyn.
Heel wat ander werk, heel wat leering en
opwekking is van te voren tot onvruchtbaar
heid gedoemd, wanneer niet een aan redelij
ke eischen beantwoordende woning beschik
baar is voor een huurprijs, welke in juiste
verhouding staat tot de normale inkom
sten van het gezin, voor hetwelk de woning
moet dienen. En ik moet my al heel egg ver
gissen in de feitelyke toestanden, als dit
reeds alom bereikt zou zijn. Maar dan is er
ook op dit gebied nog groot werk te doen
van den eersten rang.
Waar is ook, dat met betrekking tot het
gezinsloon een oplossing byzonder moeilyk
is, in verband met een nog altyd te sterken
individualistischen inslag ln onze maat-
schappeiyke verhoudingen, in verband met
hetgeen in leer en leven van het gezin is
gemaakt, en ïpisschien ook in verband met
meer goed bedoelde, dan diep doordachte
beschouwingen welke onzerzijds wel eens
aan het gezinsloon zijn gewijd. Niet te ont
kennen valt ook, dat hier en daar de neiging
aanwezig is, om van de Katholieke moraal
op het gebied van huwelijk en vruchtbaar
heid een afbeelding te geven, die veel op
een caricatuur lykt. Deze enkele moeilykhe-
den, byzonder aan dit vraagstuk eigen, kan
ik slechts aanstippen. Ongetwijfeld zou een
diepere bestudeering van de encycliek „Casti
Coimubiï" zeer verhelderend kunnen wer
ken.
Verheldering lijkt my ook te beloven de
behandeling van morgen, wanneer men met
den tweeden praeadviseur het vraagstuk wil
zien in het kader der collectieve rechtsvor
ming.
Als vrucht van gezette bestudeering kan
en mag ik het nog niet uitspreken, maar ik
meen toch niet mis te tasten, wanneer ik
zeg, dat mede langs den weg der collectieve
rechtsvorming de verwezenlyking loopt van
meerdere groote richtlynen, welke de Paus
ons heeft gewezen in Zijn jongste encycliek.
Ik vind te eerder aanleiding dit uit te
spreken, omdat ik U hieromtrent ook de
meening kan doen hooren van den eigeniy-
ken Voorzitter van den Partijraad, al heb
ben wij zyn stem dan niet gehoord door de
radio, maar door de pers, die naar ik
vertrouw hem niet zal hebben misver
staan. In de rede, welke hy op 8 Juni j.l. te
Genève hield, besprak Mgr. Nolens 's Pausen
jongste encycliek. Hy wees er op, hoe in die
encycliek de wenschelijkheid naar voren is
gebracht, dat de toestand der arbeidersklasse
niet slechts verbeterd wordt met betrekking
tot arbeidsloon en arbeidstyd enz., doch ook
door een georganiseerde samenwerking tus-
schen werkgever en arbeider, met de daar
aan verbonden verantwoordelijkheid van
den arbeider, die op de een of andere wyze
behoort deel te nemen aan het bezit en het
beheer der onderneming, of aan de winsten
die zij oplevert. En hij deed verschillende
aanhalingen van plaatsen uit de encycliek,
die betrekking hebben op het nut van het
scheppen van corporatieve groepen voor al
len, die in eenzelfde vak werkzaam zyn.
De verwezenlijking van de groote richt
lynen der encycliek willen wy toch, zeker
wy Katholieke Nederlanders, wien de Paus
by de 40-jarige herdenking van de encycliek
„Rerum Novarum" zyn vaderiyke tevreden
heid niet wilde onthouden voor ons werk op
den grondslag van Rerum Novarum, na
tuuriyk niet om ons te doen zwelgen in zelf
genoegzaamheid, maar tot onze aansporing
en opwekking om voort te gaan met meer
heiligen yver in den nieuwen tyd.
Daarvoor werd ons gegeven de nieuwe
encycliek „Quadragesimo Anno expleto."
In onze eerste Partijraadsvergadering na
de verschyning leek het mij passend deze
gedachten uit te spreken, in groote dank
baarheid en vurigen vervullingsdrang.
Die vervulling zal evenals bij „Rerum
Novarum" voor een niet gering deel lig
gen op het terrein van ons politieke werk.
En daarom moet de encycliek ook daar in
het middelpunt komen. Het P. B. heeft dit
gevoeld. Daarom overweegt het als een der
middelen daartoe in de najaarsvergadering
van den Partyraad de encycliek te doen be
handelen door een by uitstek bevoegden
spreker. Ons gewone werk zal dan in af-
wyking van den aanvankelyken opzet, moe
ten worden beperkt tot de bespreking van
één onderwerp „Toezicht op het bank
wezen."
Hoe nuttig ook de concretiseering is op
het gebied der practlsche politiek, my dunkt
een eenigszins ruimer vergezicht kan, al was
het maar by wijze van afwisseling, stellig
geen kwaad. Want zeker in de politiek is
richting, doelstelling, ideaal van machtige
beteekenis, ook en juist voor het practische
werk.
Internationaal terrein.
Wanneer men het ruimere vergezicht ook
gaat zoeken buiten de grenzen, ïykt het wel,
of er van een ideaal niet veel meer over "üs.
Men behoeft geen pessimist te zyn, wanneer
men zegt, dat het er in Europa donker uit
ziet. En toch ligt er zeker voor een partij
als de onze een taak, ook op internationaal
terrein. Ongetwijfeld, met de noodige be
dachtzaamheid en kennis van de verhoudin
gen. Ik zal my dan ook wel wachten U
straks bij agendapunt 8 te gaan vertellen,
dat wij er met onze internationale samen
werking al zyn, of zelfs dat wij reeds een
aardig eind op weg zijn. Niet beter dan in
de werkelykheid kan men de moeflykheden
leeren kennen, die overwonnen moeten wor
den. Maar daarnaar moet dan ook worden
gestreefd met bedachtzaamheid zeker, maar
niet minder met volharding en heiligen
ijver, om het groote doel, waarom het gaat.
Op dien weg zien wy de z.g. Ontwapenings
conferentie1932 als een mylpaal, ik durf
helaas nog niet te zeggen als een lichtende
baken. Maar evejftmin vind ik vrijheid de
bedachtzaamheid zoover te dryven, dat ik
begin met U voor te houden, dat wy onze
verwachtingen maar niet al te hoog moeten
stellen. Met „het bereikbare" zal men waar-
lyk in Genève wel rekening houden. Maai
de volken hebben het recht, ja den plicht
uiting te geven aan een onverzettelyken vre
deswil, aan de stellige verwachting, dat de
Conferentie tot daden zal voeren. Zy kunnen
zich daarby beroepen op hetgeen staatslied-
den, in het volle bewustzijn hunner verant
woordelijkheid by herhaling hebben uitge
sproken, en wy Katholieken in het byzonder,
op het vredesprogram van Benedictus XV.
U weet, dat de R. K. Vredesbond in Ne
derland doende is een actie voor te bereiden
voor een massale, zoo mogelyk gelijkgestemde
uiting aan de Conferentie. Ik hoop, van har
te, dat de Bond daarin op bijzonder geluk
kige wijze zal slagen. En wanneer dan mocht
blyken, dat medewerking van organen onzer
Partij bij de verspreiding dier uiting dienstig
en nuttig zou kunnen zyn, twyfel ik niet,
of het P. B. zal niet tevergeefs een beroep
doen op hen, wier medewerking in dit veilige
kader gevraagd wordt. Want al moet ik mij
ook hier vryhouden van overschatting, ik
weet, dat de leden onzer party verlangend
zyn om nog eens duideiyk te onderstrepen
hoezeer hun ter harte gaat de doorvoering
van ons programpunt „gelyktydige en weder-
zydsche vermindering van bewapening"
aaadwerkelyk
De gebeurtenissen in Spanje.
Het is niet myn plan Europa met U te
doorkruisen, maar met een enkel woord wil
ik tenslotte nog herinneren aan de jongste
gebeurtenissen in Spanje. Niet zoozeer om
de gruwelijke wandaden, die daar zyn ge
pleegd, ook niet om den diep betreurenswaar-
digen geest, die daaruit spreekt;
misschien geldt in God's oneindige lank
moedigheid voor menigeen der bedrijvers
wel het woord van Christus „dat zy niet
wisten wat zij deden"; maar vooral om het
ontzettende zelfverwijt dat daarin gelegen
moet zyn voor hen, die anders hadden moe
ten leven en anders hadden moeten leiden.
Dat is geen verweten beschuldiging myner-
zijds. Dat is de schulderkenning van meer
dere Katholieken in Spanje zelf.
Die belijdenis op zich zelf eert hen, die
haar aflegden Maar beter is toch, als wij
ons niet schuldig maken.
Die harde les geeft Spanje ook aan ons!
wy hebben ons werk, ook dat in de poli
tiek, te brengen op het hooge plan van doel
bewust gemeenschapswerk, dat wy door
trekken van onze Katholieke levens- en
wereldbeschouwing. Dan alleen mogen wy
verwachten begrip en waardeering, ook daar,
waar samenwerking met anderen onontbeer
lijk is, en zeker daar, waar wij die samen
werking vooral hopen te vinden. Dan alleen
mogen wij verwachten heil van ons werk
voor Nederland. Want dftn tenslotte mogen
wy vertrouwen op God's onmisbaren zegen,
omdat wy werken in den Geest, dien Zyn
Zoon in de wereld is komen brengen, den
Geest van het offer en van de liefde.
Hierna nam men kennis van een brief,
waarin de heer M. van Hout te Helmond
als lid van het dagelyksch bestuur wegens
drukke werkzaamheden zyn ontslag indient.
Daama bracht mr. C. Prinzen namens de
kascommissie zijn gunstig verslag over de
rekening en verantwoording over het dienst
jaar 1930 uit.
Als lid van het dagelyksch bestuur in de
vacature van mr. A. J. M. Leesberg werd
mr. E. H. J. baron van Voorst tot Voorst
te Beek by Nijmegen gekozen.
Rondvraag.
Bij de rondvraag vroeg de heer Knaapen
te Geldrop, of deze vergadering niet kon be
vorderen, dat een Tweede Kamerlid een
initiatief-voorstel doet tot verlaging van de
inkomstenbelasting voor groote gezinnen.
De voorzitter achtte dit niet opportuun,
aangezien de minister zich ai niet gunstig
over een dergelyke poging in de Kamer had
uitgelaten.
De heer de Wolf informeerde ernaar, hoe
hot stond met het Partijbureau.
Hierop werd geantwoord, dat het bureau
er eeret zou komen, wanneer de geheele
vastgestelde som bij elkaar is.
Daar ontbreekt echter nog wei wat aan.
De heer Schaper wees er op, dat de heer
Keestra, burgemeester van Culemborg, het
plan had te bespreken bij de dissidenten in
den Bosch. Wat is hiertegen te doen, vroeg
spr., want de heer Keestra is zelfs plaats
vervanger voor het Kamerlid van Vuuren.
De voorzitter merkte op, dat men nog niet
weet, of de heer Keestra hier niet boete
zal gaan prediken. Voor eventueele maat
regelen ertegen moet men zich tot de kie
zers-organisatie ter plaatse wenden.
Nadat ook de heer Meyring te den Bosch
over deze kwestie het woord had gevoerd,
zegde de voorzitter toe, inlichtingen te zul
len inwinnen.
De vredesresolutie.
Na de rondvraag werd aan de orde gesteld
de goedkeuring van de vredesresolutie, aan
genomen en namens de delegatie van R. K.
Staatsparty mede onderteekend op de byeen-
komst van het Comité exécutif van het Se-
crétariat International des Partis démocratl-
ques d'lnspiration chrétienne op 5 Januari
j.l. te Parijs gehouden.
Deze resolutie luidt als volgt:
Onder den indruk van het wederopleven
van een onverzettelijk nationalisme in ver
schillende landen, van de sfeer van malaise
op politiek gebied, welke nog wordt ver
sterkt door het gemis aan economische or
ganisatie van Europa en door de moeilyk
heden van den wereldcrisis, geven de par
tijen opnieuw uitdrukking aan haar onwan
kelbare gehechtheid aan de zaak van de
doelmatige organisatie van den vrede en van
de toenadering tusschen de volkeren.
Zy veroordeelen en verwerpen elk gebruik
van geweld tot eigenrichting als een mis
daad en een dwaasheid en bevestigen haar
onverzettelyken wil om alle pogingen in 't
werk te stellen, zoowel in het kader der
binnenlandsche politiek van hun respectieve
landen als op internationaal terrein, om el
ke extremistische actie tegen te gaan, om de
publieke opinie te leiden in de richting van
de samenwerking der volken, zoowel econo
misch als politiek en van de organisatie van
den vrede en om de vredespolitiek in Europa
en in de geheele wereld, volgens de methoden
en middelen in het werk gesteld door den
Volkenbond, voort te zetten en verder te
ontwikkelen.
Omdat mr. Goseling onder voorbehoud had
onderteekend, was nog goedkeuring van den
Partijraad noodig.
Op deze byeenkomst vroeg hij dat men
deze resolutie als een eersten stap in de goe
de richting zou beschouwen.
Bij acclamatie vereenigden de leden zich
met een en ander.
Daama werd de vergadering tot heden
morgen geschorst.
Vergadering van Vrijdag
Stuwadoorswet
Aan de orde is de stemming over het
amendement-Brautigam betreffende de ver
plichte instelling van stuwadoorsveiligheids-
commissies. Het wordt verworpen met 42
tegen 18 stemmen.
By art. XXII regelende de gevallen, waar
in de wet niet van toepassing is, zegt de
heer GUIT (R.K.) dat de wet o.m. niet geldt
voor toezichthoudend personeel. De minister
wil ook uitzonderen de schippers van de
graan-elevators, maar deze zijn met gewone
arbeiders gelyk te stellen ten aanzien van
lossen en laden. Spr. hoopt, dat de minister
nog eens zal nagaan of deze schippers ook
niet onder de wet moeten komen.
De heer BRAUTIGAM (S.D.A.P.) sluit
zich aan by de opmerkingen van den heer
Guit. Ook vrymannen behooreri onder de
wet te vallen. Verder moet niet naar het
loon worden gekeken als grens ot iemand
onder de wet zal vallen; door wyziging van
den titel is het mogelyk ook nog andere per
sonen aan de werking der wet te onttrek
ken.
De Minister van Arbeid antwoordt, dat de
bedoeling is geen andere personen uit te
zonderen dan die geheel of in hoofdzaak
met de leiding zijn belast.
Het wetsontwerp komt in stemming.
De heer BRAAT (PI. B.) zegt, dat deze
wet geen voordeel brengt, noch aan de werk
gevers, noch aan den werknemer, zoodat hij
tegen zal stemmen.
Het wetsontwerp wordt aangenomen met
59 tegen drie stemmen. Tegen de commu
nisten en de heer Braat.
De openbare leeszalen en De Tribune
Aan de orde is de interpellatie-Wynkoop,
in verband met het weren van „De Tri
bune" uit de Openbare Leeszalen en uit den
Stationsboekhandel.
De heer WIJNKOOP (C.P.) betoogt, dat
de inspecteur 1er Openbare Leeszalen zyn
verbod niet zou hebben uitgevaardigd, als
hij niet had geweten, dat de Minister achter
hem stond.
Een openbare leeszaal dient onpartydig te
zijn, is zy dat niet, dan is er principieel geen
verschil tusschen een openbare en een bij
zondere leeszaal. Daarby komt, dat „De Tri
bune" het eenige orgaan is in Nederland van
de communistische wereldbeschouwing. Kan
de minister ook aanwyzen het verschil tus
schen „De Tribune" van eenige jaren terug
en „De Tribune" van tegenwoordig? Een
verschil is er niet! Onder de verbieders in
de openbare leeszalen zyn ook sociaal-demo
craten. Dat beteekent een capitulatie voor
het regeeringsfascisme.
De minister van Onderwys, K. en W., mr.
TERPSTRA, zegt, dat er misverstand be
staat ten aanzien van het toezicht op de
lectuur in de openbare leeszalen. Dat toe
zicht wordt niet rechtstreeks geoefend door
de regeering, maar door de Centrale Ver
eeniging voor openbare leeszalen. Het eer
ste toezicht wordt geoefend door directeur
en bestuur der leeszaal. In de subsidiebepa
lingen komen eenige voorwaarden voor,
waaronder leeszalen kunnen in aanmerking
komen voor subsidie. De laatste jaren heeft
de Centrale Vereeniging een inspecteur, die
dus-geen ambtenaar is. De regeering heeft
Het is warm, drukkend warm! Veel te
warm om te leeren! denken de jongens van
de derde klas H. B. S., droomerig luiste
rend naar de stem van hun Franschen
leeraar, die zich tevergeefs inspant, om zyn
jeugdig gehoor te boeien.
„Ik trek m'n schoenen uit!" besluit een
lange, blonde jongen, met een prettig, open
gezicht.. Na deze operatie, die hem werke
lyk wat oplucht, tuurt lui weer naar den
strakken, blauwen hemel daar buiten
één tinteling van licht!
„Hè, nu op 't water.... of zwemmen!'
„Van der Meulen, lees verder," schudt de
luide stem van den leeraar hem onzacht uit
z'n droomerijen.
Natuuriyk weet hy op geen stukken na,
waar het is en met een komisch-wanhopi-
gen blik op 't gloeiend gezicht van den
leeraar, doet hij er het zwijgen aan toe.
Mynheer de Boer heeft een driftig tem
perament, maar nu. met die warmte, is
hy vrywel 't kookpunt nabii.
„Van der Meulen, pak je biezen!" klinkt
het ontzagwekkend door de loom-zware
stiite.
Van der Meulen staat op en wandelt be
daard de klas uitop z'n kousen.
Nauwelijks is de deur achter hem dicht,
of er wordt getikt.
„Binnen!"
't Jolige gezicht van Van der Meulen kykt
om de deurnauw-bedwongen lach-
stuipjes trillen om z'n lippen, guitige licht
jes in z'n oogen duikelen om en om.
„Mynheer, 'k heb een bies vergeten; mag
ik hem even halen?"
„Wat voor bies?"
„M'n schoen, mynheer."
„Ga halen."
Even gestommel onder de bankzacht
geproest van een paar jongens, die nog niet
heelemaal ingedommeld zijn, en Van der
Meulen stapt de klas uit, één schoen ben
gelend aan zyn hand.
Vijf minuten stilte, alleen afgebroken
door de doffe, slaperige stem van een der
leerlingen
Wordt weer getikt.
„Binnen!" met een duidelijk merkbar©
trilling van ongeduld.
,,'k Heb nog een bies vergeten, mijnheer.
"wat voor bies?"
„M'n tweeden schoen, mijnheer.
„Ga halen, maar vergeet niets meer, want
je komt er niet meer in."
Van der Meulen, hinkend op éen schoen,
duikt z'n tweede bies op en verdwynt weer
van 't tooneel.
Tien minuten rust.
Wordt weer getikt.
„Ja," een naderend onweer dreigt in de
stem van den leeraar.
„Mijnheer, 'k heb nog een bies vergeten,
zou 'k die nog even mogen halen?"
Het dood-onschuldig gezicht van Van der
Meulen bezweert nog voor een wijle den
storm.
„Wat voor bies?" als een dof gerommel
in de verte.
„Myn thema-boek, mynheer."
„Ga halen, maar ik zeg je. nou kom je
er niet meer in."
„Best, mynheer," en met z'n derde bies
gaat Van der Meulen het schoollokaal uit.
Weer tien minuten stilte.
Wordt weer getikt.
„Je komt er niet meer in!" met een ny-
digen blik naar de deur, en dan. z'n waar
digheid bewust, tot de jongens:
„Ci-git.,...."
„Tik.... tik.... tik!" vrij bedaard.
„Je zult er niet in!" als de eerste don
derslag van een opkomende bui. vergezeld
van een vuistslag op het lessenaartje.
„Ci-git betee
„Tik.... tiktik!" iets harder.
Een driftige stoelbeweging, maar mynheer
De Boer biyft toch nog zitten, strijkt woest
door zyn weelderige kuif, zoodat hy er uit
ziet, of hy in een orkaan uit wandelen is
geweest, en schreeuwt woest: „Je komt er
niet in, zeg ik je!.... Ci
„Tik.... tiktik!" weer wat harder,
maar nog altyd even bedaard.
Mynheer De Boer springt van z'n stoel
rukt de deur open.
„Brutale vlerk, je komt
„Zoo, mynheer De Boer, kom ik er niet
in?" en de Directeur, 'n ironisch lachje op
het oude, kalme gezicht, staat voor den
ziedenden leeraar
de eindbeslissing, maar neemt die niet zon
der advies var de Centrale Vereeniging. De
inspecteur heeft bezwaren ingebracht tegen
het ter lezing leggen van „De Tribune".
Het bestuur der Centrale Vereeniging heeft
dit optreden gesanctionneerd en de minister
was het met dit optreden eens. Van een
doelbewuste actie der regeering was echter
geen sprake. Lectuur van communistischen
aard wordt niet geweerd. Dat „De Tribune"
geweerd wordt, heeft zij uitsluitend aan zich
zelf te wyten. Moreel schadeiyike lectuur kan
niet worden toegelaten. Indien blijkt, dat
„De Tribune" haar houding wyzigt, kan ook
het oordeel over haar toelating in de open
bare leeszalen worden gewijzigd.
De MINISTER VAN WATERSTAAT, Mr.
REYMER, betoogt, dat de Spoorwegen zelf
standig bevoegd zijn te bepalen, welke lec
tuur in de spoorwegboekbandels wordt ver
kocht. Spr. acht het zeer begrypelyk, dat
de Spoorwegen bezwaar hadden tegen ver
koop van een blad, dat ten doel heeft de
in iederen staat zeer noodzakelyke tucht en
orde te ondermijnen. De regeering heeft geen
aanleiding aandrang in een andere richting
uit te oefenen.
De heer WIJNKOOP (C.P.) dient de vol
gende motie in; De Kamer, van oordeel, dat
het dagblad De Tribune evenals andere po
litieke dagbladen in de openbare leeszaal ter
lezing dient te liggen en in den spoorweg
boekhandel verkrygbaar moet zyn,
gaat over tot de orde van den dag.
De heer BOON (V.B.) zegt, dat de rede
van den heer Wijnkoop de incarnatie is van
het thans gevleugelde woord: „Niets is mij
te dol". Het ware wellicht beter geweest,
deze zaak aan zichzelf over te laten. Wat het
optreden van den inspecteur betreft, vraagt
spr., of deze geen verantwoording schuldig
is aan de commissie van toezicht.
Spr. betoogt, dat het hier geenszins gaat
tegen het communisme of tegen de bestrij-
ding van den godsdienst. Niemand wordt er
irinder door geacht omdat hij atheïst is.
Het gaat hier alleen om de wijze van voor
stellen en ook een politieke partij heeft geen
vrijdom van schunnigheden.
De heer v. d. HEIDE (S.D.A.P.) ver
baast zich er over, dat de heer Wynkoop op
onpartijdigheid aandringt. Wanneer de heer
Wijnkoop hier baas was, zou het met de
vrijheid van lectuur geheel gedaan zyn,
evenals in Rusland.
Spr. gelooft, (flat met het optreden veel te
veel relief is verleend aan een zóó onbetee-
kenend blad.
De heer MARCHANT (V.D.) zegt, dat het
hier een lastig geval betreft. De heeren
communisten maken het met hun blad heel
bont. Het optreden van den inspecteur kan
spr. niet bewonderen. Deze inspecteur ware
beter nooit geboren.
Spr. bestrijdt den minister van Water
staat, die het eens is met het verbod van
de Tribune in spoorwegboekhandels. Moet
de minister beoordeelen, of een blad scha
delijk ka® zyn voor het economisch leven?
Dat gaat spr. te ver. Hy zal vóór de motie
stemmen.
De heer FLORIS VOS (Middenp.) zal vóór
de motie stemmen omdat hy deze soort
censuur niet wenscht.
De vergadering wordt verdaagd.
De Philips-licenties
Belag gelegd op kas en aandeelen.
Onlangs zyn de beide bonden van radio
handelaren, de Ned. Bond van Radio-hande
laren en de Bond van ondernemers in de
radio-branche in Nederland, in een arbitraal
proces veroordeeld tot betaling van schade
vergoeding en de kosten van het geding aan
Philips, totaal bedragende f 13.200. De vo
rige week heeft Philips beslag gelegd op de
bondskassen, de bank- en girorekening en
op de aandeelen van de door de bonden
opgerichte N.V. „Investaam".
De Gemeente-Gasfabriek te Apeldoorn in
concurrentie.
Reeds sedert eenige jaren verkoopt de
gasfabriek der gemeente Apeldoorn gastoe-
stellen aan loodgieters en installateurs te
gen dezelfde kortingen als een particuliere
firma deze afzet. De Gemeente-gasfabriek
levert zelfs aan particulieren op afbetaling
zonder hiervoor een hoogeren prijs te no-
teeren. Reeds langen tyd wordt hiertegen
door de handeldrijvenden te Apeldoorn ge
ageerd, nochtans zonder succes. Tenslotte
heeft de Metaalhandel firma S. D. de
Jong B. en W. onder het oog gebracht, dat
deze handelwijze niet door den beugel kan;
zy verzocht haar den geheelen in- en ver
koop der onderhavige toestellen over te dra
gen en verklaarde genegen te zyn dezelfde
rechten van loodgieters en installateurs te
doen gelden, als deze thans met de gemeen
te zijn overeengekomen. Eveneens bood Ce
firma aan, een toonkamer in een der hoofd
straten van Apeldoorn te openen, waarmede
zy aan een reeds sedert lang gekoesterden
wensch van het gemeentebestuur tegemoet
kwam, en dat tot dusverre was afgestuit op
de hooge kosten. Tenslotte verklaarde de
firma zich te verplichten slechts die toe-
Huwelijksadvertentie
BUITENLANDSCHE DAME,
in de 40, door haar werk alleen
onafhankelijk, niet rijk maar toch
vroolyk, niet mooi maar ook niet
van onaangenaam uiterlijk, sedert
12 jaar in Holland, wenscht ken
nis te maken met „VOLSTREKT"
beschaafd, serieus, doch niet al te
deftig, modern, maar ook niet al
te modern HEER en ook niet
klein. Geld wordt niet verlangd,
doch een goede, vaste positie.
Deze heer, als die bestaat, moet
goede manieren hebben, hy moet
van reizen houden en een weinig
met de moderne talen op de
hoogte zyn, hij moet het rooken
kunnen verdragen en het tochten!
Deze advertentie heeft slechts een
ernstig doel, en zij alleen, die het
ernstig opvatten, mogen er op
reflecteeren.
Brieven onder No. 2028, aan het
Bureau van „Het Vaderland."
Geachte buitenlandsche dame,
Ik neem beleefd de vryheid op Uw adver
tentie te reflecteeren. Ik ben beschaafd maar
niet al te beschaafd (ik nies in gezelschap),
modern maar niet al te modern (ik begin
myn zinnen met een hoofdletter), serieus
maar niet al te deftig (als ik 's nachts laat
thuiskom, trek ik in de heele straat belletje)-
groot maar ook niet klein (ik kan van de
straat af overal in de le étage naar binnen
kyken). Ik ben arm, doch ook niet rijk (myn
vermogen is in Philips en Kunstzyde belegd),
ik ben zuinig maar niet gierig (ik heb er
juist wat Russen by gekocht). Ik heb geen
prettige, maar toch een vaste positie (ik ben
portier aan een Museum van Oudheden) en
het is vooral in deze laatste hoedanigheid,
dat ik uw persoonlijkheid meer dan iemand
anders zal kunnen waardeeren. Ik heb goede
manieren, maar niet al te goede (ik loop den
heelen dag in hemdsmouwen rond), ik houd
van reizen, maar ben er niet al te dol op (Ik
word in de tram zeeziek en kan geen omni
bus velen), ik ken de moderne talen, maar
kan er mij niet in uitdrukken, ik kan het roo
ken verdragen, (behalve als een ander het
doet, want ik zoek alleen m'n eigen merken
uit) en ook de tocht, als deze niet al te erg
is of van twee kanten tegelyk komt. Ik ben
altyd goed gehumeurd (behalve natuurlijk,
wanneer er iets is wat my hindert), ben zeer
redelijk (zoolang er geen dingen gebeuren, dia
ik onjuist acht), en houd veel van uitgaan,
maar niet al te veel (ik ga nooit als ik geen
vrybiljet kryg.)
Ik vat Uw advertentie wel degelijk ernstig
op (maar niet al te ernstig) en hoop derhalve
op een gunstig antwoord (maar niet al te
gunstig.)
Uw dw. dr.,
BERNARD ONNOOZEL
(maar niet heelemaal onnoozel).
stellen te verkoopen, welke de gascommissle
daarvoor geschikt achtte.
Naar de meening van de firma Irt Aug
wachten B. en W. van Apeldoorn thums wel
wat al te lang met de beantwoording van
dit schryven, en zy hebben zich thans ta
een uitvoerig schryven tot de raadsleden ge
wend met het verzoek, hun streven te wil
len steunen. De Bond van Loodgieters- en
Gasfitterspatroons te Apeldoorn betuigde in
middels adhaesie.
Uitvoerige' discussies in de vergadering.
Den heer Copijn bü acclamatie ontslag
verleend.
In de gistermorgen gehouden buitengewo
ne algemeene vergadering van aandeelhou
ders der Glasfabriek „Leerdam", was" aan
de orde het voorstel van commissarissen
tot het verleenen van ontlag aan den direc
teur, den heer Copyn. De motiveering van dit
voorstel luidt aldus:
De door den tot ontslag voorgedragene ge
stelde onmogelykheid tot samenwerking met
zyn mede-directeur, zonder daaraan een
ontslagname te verbinden, en de wijze, waar
op hij aan zyn voorstelling van het conflict
heeft uiting gegeven, dwingt den Raad van
Commissarissen dit yoorstel te doen.
Commissarissen zullen den -heer Copijn
toestaan nog 3 maanden in zijn huis te
blijven wonen en hem f 5000 uitkeeren, in
6 maandelyksche termynen te betalen, en zy
garandeeren de overneming van zyn aandeel
C.. a 100 pet. benevens een borgtocht voor een
hypotheek op een huis in Leerdam.
Na langdurige discussie werd den heer Co
pijn bij acclamatie ontslag verleend, waar
na de voorzitter eenige woorden van dank
sprak tot den heer Copijn voor hetgeen hij
gedaan heeft voor „Leerdam".
Wim, die in den wagen verborgen
Het lekkertjes er van nam,
Hoopte nog steeds, bang voor zyn vijand,
Dat het uur van vertrekken kwam.
Maar eindeiyk voelde hy beweging,
De wagen ging schokkend voort,
Terwijl door Wim in den wagen het bevel
Van den voerman werd gehoord.
384. Dat smaakte goed, zoo'n malsch boutje,
Het deed beiden werkelijk goed,
„Het is wat flauw," zei Pim smakkend,
„Maar men zich behelpen moet."
„In de wilde," zei Pim's makker,
„Valt het mij nog aardig mee,
Wij moeten maar niet gaan mopperen,
Wat ook Robinson Crusoe niet deed."
imUMIUIHIUI»»!
itpmmwMM
ia>iilliniuiniiifuiu^qi|ii^uiuHMi>>>>i>Mii»iiHiiiiii<i>->