PIJLTJES HET ZEVENDE EEUWFEEST VAN DEN H. ANTONIUS VAN PADUA TWEEDE BLAD ZATERDAG 13 JUNI 1931 BLADZIJDE 1 binnenlandsgh nieuws ELCK WAT WILS Het Gouden Jubileum van de N.Z.H.T. M. Tewaterlating instructie-vaartuig „Prinses Juliana" TREKJES No. Het is 'n heer. doopen en tewater laten van het nieuwe instructievaartuig van hèt Onderwijsfonds voor de Scheepvaart is voor Groningen aan leiding geworden tot het brengen van een grootsche hulde. Hoewel H. K. H. Prinses Juliana alleen naar Groningen was gekomen om het naar haar genoemde instructievaartuig tewater te laten, had de Oranje-vereeniging „Oranje Nassau" te Groningen toch gemeend, deze gelegenheid niet te moeten laten voorbij gaan zonder Haar hulde te brengen. Op ini tiatief van deze vereeniging werd voor het huis van den Commissaris der Koningin aan Prinses Juliana een vaandelgroet gebracht door leden van gymnastiekvereenigingen. De vaandelgroet werd gevolgd door een spreek koor, terwijl daarna gezongen werden het eerste couplet van het Vereenigingslied „Oranje Boven" en een couplet van het „Wilhelmus". Naar de scheepswerf „Gideon" Ter opluistering van de plechtigheid op de scheepswerf werd op de werf aan H. K. H. Prinses Juliana een zanghulde gebracht. Daarvoor stelden zich ongeveer dertienhon derd schoolkinderen, leerlingen van alle scholen in Groningen, in de stad op, waarbij zich voegden het muziekcorps „Patrimo nium"; de matrozen van het instfuctievaar- tuig „Prins Hendrik" met de Nederlandsche vlag, de vlag van het Onderwijsfonds en die der stad Amsterdam en verder leerlingen van de zeevaartscholen te Groningen, Delf zijl, Schiermonnikoog, Harlingen, Terschel ling en Vlissingen, allen met de vlaggen van hun scholen en de steden, waar deze geves tigd zijn. Onder leiding van den heer K. Duinker, voorzitter van het Christelijk Gym nastiek Verbond te Groningen, trok de groote stoet onder groote belangstelling der bevol king naar de Oosterhaven, waar allen op vijf stoomschepen plaats namen om naar de werf „Gideon" van den heer J. Koster Hzn., aan het Winschoterdiep te varen. H. K. H. Prinses Juliana arriveerde even eens aan de Oosterhaven, waar zij zich aan boord begaf van het instructievaartuig „Prins Hendrik". Hier werd zij begroet door den heer G. de Jong, den directeur van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. Nadat de aanwezigen aan H. K. H. Prin ses Juliana waren voorgesteld, voer de „Prins Hendrik" naar de werf „Gideon". Voor deze, een der grootste scheepswerven in het Noorden van ons land, lagen eenige gepavoiseerde schepen, terwijl op de fa brieksgebouwen en werkplaatsen rood-wit- blauwe en oranje vlaggen waren geplaatst. Met de standaard van H. K H. Prinses Juliana in top, arriveerde het instructie vaartuig aan de werf. Een der kleinste kinderen van de ongeveer dertienhonderd, die de zanghulde zouden brengen, bood hier aan de Prinses opnieuw bloemen aan, terwijl een dochter van den heer Kuiper aan de Prinses den tekst der liederen overhandigde. De kinderen zongen daarop twee couplet ten van het „Wilhelmus", waarna de Prin ses zich begaf naar een op de werf ge plaatste verhooging, waar de plechtigheid der dooping en tewaterlating zou plaats hebben. Vóór de plechtigheid hield de Hoofdin specteur voor de Scheepvaart, vice-admiraal C. Fock, die den Ministr van Waterstaat, vertegenwoordigde, een korte rede. Nadat de kinderen drie coupletten van het lied „Naar Zee" hadden gezongen, hie.d de heer M. J. van Alphen de Veer, inspectëür van het Nijverheidsonderwijs, een rede. Hij verzocht tem slotte H. K. H. Prinses Juliana de doopplechtigheid te wffien verrichten. De Prinses gaf hieraan gaarne gevolg, waarop gezongen werden drie coupletten van „Een liedje van de Zee". De eigenaar van de werf, de heer J. Kos ter Hzn., lichtte vervolgens H. K. H. Prinses Juliana in, omtrent de wijze der tewater lating en bood Raar voor dit doel een zil veren bijltje aan met inscriptie; „Aan H. K. H. Prinses Juliana, aangeboden door de Scheepswerf „Gideon" van den heer J. Koster Hz., te Groningen op 13 Juni 1931 ter gelegenheid van de tewaterlating van het instructievaartuig „Prinses Juliana". Onder luid gejuich van de vele aanwezi gen op de werf en het publiek aan de over zijde van het Winschoterdiep liet H. K. H. Prinses Juliana daarop de grijs geschilderde „Prinses Juliana", het eerste in ons land gebouwde schoolschip, te water. Een muziekcorps liet het „Wien Neer- lands Bloed" hooren, waarna drie couplet ten van „Hollands vlag" de plechtigheid besloten. Onder luid gejuich van de aanwezigen begaf H. K. H. Prinses Juliana zich met gevolg weer aan boord van het instructie vaartuig „Prins Hendrik", dat haar naar den overkant van het Winschoterdiep bracht. Hier stonden auto's gereed, waarmede de Prinses naar Groningen terugkeerde voor een kort bezoek aan het Museum van Oud heden van de provincie en de stad Gronin gen, ter bezichtiging van de collectie van wijlen dr. Hofstede-De Groot. Daarna keerde Prinses Juliana per auto naar Het Loo terug. Na het vertrek, der Prinses keerden allen naar de stad terug. De kinderen en leer lingen der zeevaartscholen trokken in op tocht door de stad waar op de Ossenmarkt na het zingen van eenige liederen, de stoet ontbonden werd. Vandaag viert de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij haar gouden feest. Van deze nu zeer uitgebreide maat schappij werd het lijngedeelte, dat aan de Maatschappij haar naam gaf het stoom- traject Leiden—Hillegom op 1 Mei 1881 geopend en het gedeelte Hillegom—Haarlem op 29 Juni d.a.v. Van 1881 tot 1909 bleef het bij de exploitatie van deze lijn. In laatstgenoemd jaar gingen de aandee- ien der Mij., in verband met de bij de H. IJ. S. M. bestaande plannen tot electrificeering harer stoomtramlijnen van Leiden naar Katwijk en Noordwijk, over in handen van deze Mij. De Mij. werd toen gerecon- stureerd, waarbij de naam in Noord-Zuid- Hollandsche Tramweg Mij. werd gewijzigd. De nieuwe Mij. annexeerde, behalve de reeds genoemd stoomtramlijnen naar Katwijk en Noordwijk, de eveneens aan de H. IJ. S. M. behoorende stoomtramlijn HaarlemAlk maar en de van de Botterdamsche Tramweg Mij. aangekochte paardentramlijn te Leiden, en nam de inmiddels door de H. IJ. S. M. gevraagde en verkregen concessie voor en kele stadslijnen in Haarlem van deze over. Als eerste resultaat werd op 1 September 1911 de electrische tramlijn in de stad Lei den geopend. Op 16 October 1911 volgde de invoering van de electrische tractie op de lijn Leiden Katwijk, op 15 Juni 1912 op de lijn Leiden Noordwijk. Vervolgens kwam op 10 Mei 1913 gereed de electrische tramlijn Soendaplein StationDen Hout te Haarlem en op 18 Juni 1914 de lijn van Verwulft tot de grens van Overveen. In 1914 verkreeg de Maatschappij door aan koop van de meerderheid der aandeelen van de stoomtramlijn 's GravenhageVoorburg Leiden en door den steun van de Holland- sche Spoor en de Staatsspoorwegen kwam de stoomtramlijn Den HaagScheveningen in het verband der N. Z. H. T. M. In de oorlogsjaren waren tusschen de Electrische Spoorwegmaatschappij, die de electrische tramlijn AmsterdamHaarlem Zandvoort, de Ceintuurlijn te Haarlem en de lijnen van het Station naar Blcemendaal en Overveen exploiteerde, en de H. I-J. S. M. onderhandelingen gevoerd, die tot de over name der aandeelen door de H. IJ. S. M. hadden geleid. Dit werd op 1 Januari 1924 omgezet in een volledige overname van de exploitatie der lijnen door d? N. Z. H. T. M. Het jaar 1932 belooft van beteekenis voor de Maatschappij te worden,'doordat de door haar voorbereide electrificeering der stoom tramlijnen AmsterdamEdam en Amster damPurmerend der Noordhollandsche Tramwegmaatschappij dan gereed zal zijn, waarna de exploitatie dezer lijnen in handen der N. Z. H. zal overgaan. Wij kunnen niet zeggen, dat in Haarlem de N. Z. H. T. M. erg populair is. In het vroegere paardentrammetje zat een groote gemoedelijkheid, maar die is door de electrificatie totaal verdreven. Wel zijn de conducteurs en wagenvoerders voorkomend, daar niet van, maar een goede bediening van het publiek vraagt niet alleen vriende lijke gezichten. Het tramnet voldoet niet aan zeer bescheiden wenschen. De verkeersver bindingen zijn droevig. Er is beloofd, dat er spoedig verandering zou komen, maar er gaan nog jaren overheen voor dat er wat wordt gedaan. Wij zullen daar de directie alleen niet over lastig vallen. Ook het Haar- lemsche gemeentebestuur heeft hier schuld. Van beide kanden heeft de samenwerking veel te wenschen overgelaten. In den laat- sten tijd gaat het echter blijkbaar iets beter en mogen wij hopen, dat er in Haarlem ein delijk een behoorlijk tramnet tot stand zal komen. Maar die grief der Haarlemmers neemt niet weg, dat aan de N. Z. H. T. M. groote lof toekomt bij dit feest. Want een krach tige organisatie en knap beheer heeft een prachtig resultaat bereikt. De N. Z. H. T. M. is misschien de eenige maatschappij in Nederland die rendeert, en zeker is zij de financieel sterkste. Ook verreweg de grootste. Wie in verband met dit resultaat vooral den naam noemt van onzen stadgenoot, den heer Burgersdijk, doet aan de verdiensten van de andere ambtenaren niets tekort. Want hij is het, die strakke en goede leiding aan het bedrijf heeft gegeven en daarbij koopmans eigenschappen aan den dag heeft gelegd van zeer bijzondere kwaliteit. De vele be slommeringen, die een in die mate groeiend en uitgebreid bedrijf meebrengt, leggen den verantwoordelijken man niet zelden een zekere gereserveerdheid op, die het perso neel en het publiek den indruk geeft van stugheid. Misschien is dit ook voor den heer Burgersdijk het geval, maar zijn uitnemende hoedanigheden als koopman en bedrijfsleider worden door iedereen toegegeven. En voor hen, die dat uit ondervinding niet mochten weten, voegen wij er aan toe, dat de heer Burgersdijk ook een goed hart heeft. Het is vandaag een feest voor de N. Z. H. T. M. en in het bijzonder voor den heer Burgersdijk, die haar door moeilijke en ge vaarlijke banken heeft geloodst. Het is ook een feest voor Haarlem, want, alhoewel de Haarlemsche tram nog geen tiende deel van het heele bedrijf uitmaakt, van hieruit wordt over een groot deel van Noord- en Zuid- Holland het net gespannen, dat, naast het snelverkeer der Spoorwegen, zorgt voor het gemoedelijke plaatselijk verkeer op het platteland. De gemengde Vaticaansch-Italiaansche commissie tot uitvoering van het verdrag van Lateranen heeft indertijd officieel vastgesteld, dat de Basiliek van den H. Antonius te Padua, waarin ook het graf van den Grooten Wonderdoener is, aan de in het Verdrag gestelde eischen voor den terugkeer tot het bezit der Kerk in Italië, voldoet. Plechtige overdracht heeft reeds plaats gehad. ringen en ophelderingen uit de H.H. Vaders, hier vormde hij zich onbewust, maar on der invloed van den H. Geest door hei ligheid en wetenschap tot den grooten pre diker der Middeleeuwen. Maar nog nadrukkelijker zal God Fernan do roepen tot het apostolaat. Het was in het jaar 1219. Nog slechts en kele jaren geleden had St. Franciscus van Assisië zijn Orde gesticht. Nu reeds zond hij vijf zijner zonen naar Marocco 'om de vijanden van Christus' kruis, de Mahome- danen, te bekeeren. Het is Franciscus, die door deze zending de wereld-missionneering in Gods Kerk begint, wijl tot nu toe c missie zich tot de Europeesche volkeren be perkt had. Op hun doorreis lpmen de vijf Minderbroeders te Coïmbra en vertoeven eenigen tijd in het klooster der Augustijnen. Diepen indruk maakten op Fernando deze arme volgelingen van St. Franciscus en hij voelt in zich de begeerte ontbranden om ge- BU AAMBEIEN, verstopping, darmscheuren, abcessen, urine-aandrang, stuwingslever, pijn in den onderbuik, benauwde borst, hart kloppingen, aanvallen van duizeligheid, brengt het gebruik van natuurlijk „Franz- Josef'-bitterwater steeds aangename ver lichting, dikwijls zelfs volkomen genezing. HET BEZOEK VAN H. K. H. PRINSES JULIANA AAN GRONINGEN Geschenken van Prinses Juliana Het bezoek van H. K. H. Prinses Juliana aan de stad Groningen in verband met het „Nog leeft onder ons de herinnering aan de grootsche hulde, door de geheele katho lieke wereld gebracht aan den H. Franciscus van Assisië bij gelegenheid van het zevende eeuwfeest van zijn zaligen dood en reeds staan we aan het begin van een ander ze vende eeuwfeest, de feestviering namelijk ter eere van den H. Antonius van Padua, den bevoorrechten en geliefden zoon van den Se- raphijnschen Vader Zóó begint het officieele schrijven van het Vaticaan, gericht tot den Hoogwaardigsten Pater Generaal der Minderbroedersorde. Rome geeft dus het signaal. Van 13 Juni 1931 af tot 13 Juni 1932 maakt geheel de katholieke wereld zich op om te huldigen: den grooten wereldheilige, den zeer geliefden en populairen volksvriend, den Heiligen An tonius van Padua. En waarom deze hulde? Omdat 't thans zeven eeuwen geleden is, dat op 13 Juni 1231 Antonius den dood der zaligen stierf en binnen het jaar op 30 Mei 1232 werd heilig verklaard. 13 Juni 1231 sterfdag van Antonius. Nauwelijks aldus Montalembert in zijn inleiding tot het leven van Sint Elizabeth had de Seraphijnsche Franciscus zijn plaats ingenomen bij Gods troon, of de eerbied en de geestdrift der volkeren werden geboeid door een zijner zonen, dien allen noemen als zijn eerstgeborene: Antonius. Groot als zijn vader Franciscus in zijn heerschappij over de na tuur, waardoor hij den naam ontving van den Wonderdoener; goed en zacht als Fran ciscus zelf, waardoor hij de toevlucht en be schermer werd der ongelukkigen; vurig en apostolisch als Franciscus, in zijn korte leven een reuzenarbeid verrichtend voor het heli der zielen; heilig vooral als Franciscus zelf, met een vereering in het hart der volkeren, die de eeuwen daaruit niet hebben kunnen verdringen. 30 Mei 1232, heiligverklaring van Anto nius van Padua. Een verheven plechtig heid had op dezen datum plaats in de groo te kathedraal van Spoleto. Paus Gregorius IX sprak de heiligverklaring uit van Anto nius van Padua, den 13den Juni van het vorig jaar overleden. Toen na deze uitspraak het dankend Te Deum was gezongen, stond de Paus op en met bevende stem zette de negentigjarige grijsaard de antiphoon in, die de Kerk zingt op den feestdag harer heilige Leeraren; „O Doctor optime, Ecclesiae sanctae lumen, beate Antoni! O verheven Leeraar, Licht der H. Kerk, gelukzalige Antonius, die de wet Gods zoo duidelijk verklaard en zoo trouw nageleefd hebt, bid voor ons den Zoon Gods." De eerste hulde, door den Paus zelf aan Sint Antonius gebracht, was de hulde van Heeraar der Kerk". En terecht. De H. Kerk eischt, alvorens aan één harer zalige kinde ren den titel van „Leeraar der Kerk" toe te kennen, dat hij uitgeschitterd heeft èn door wetenschap èn door heiligheid. Hij moet zijn: „divinae legis amator", hetwelk betee- kent, dat hij de wet Gods duidelijk moet hebben verklaard en getrouw moet heb ben nageleefd. En ofschoon de Kerk tot heden nog niet officieel aan Sint Antonius den titel van Kerkleeraar schonk, de Paus, die hem heilig verklaar de, was er nochtans van overtuigd, dat An tonius de beide voorwaarden voor dien titel bezat: verhevenheid van leer en heiligheid van leven. M. a. w., Antonius was een man des geloofs in de volle en breede beteekenis van dit woord, een man des geloofs in woord en daad, een apostel van het Evangelie. 13 Juni 1231 gestorven en 30 Mei 1232 heilig verklaard! Is 't dan wonder, dat cie katholieke wereld zich opmaakt om het 7e eeuwfeest dezer beide merkwaardige data te vieren? Aan het katholieke volk was St. Antonius altijd dierbaar. Steeds is hij de Antonius van Padua lijk zij als missionaris, als apostel uit te trekken. Met diepen weemoed zag hij hen heengaan. 't Is eenige maanden later. Franciscus' eerste missionarissen zijn zijn eerste Marte laren geworden. Nauwelijks toch in Marocco aangekomen, werden de uitgezonden geloofs helden om hun vrijmoedige prediking ge vangen genomen en na vreeselijke folterin gen gedood. Door Gods beschikking werden de lichamen der heilige martelaren naar Coïmbra vervoerd en toevertrouwd aan üe hoede van Femando's klooster. Wie zal ons zeggen, wat er omging in zijn hart, toen hij neerknielde bij de heilige overblijfselen dezer missionarissen, die hij met een heilige jaloe zie had zien vertrekken en die hij nu te rugzag gekroond als martelaren! Moest hy hun apostolaat niet overnemen? Riep Goa hem niet daartoe? Waarom niet evenals dezen het arme habijt van Franciscus om gord en heengesneld om zielen te winnen voor Jezus Christus? Hoorde hij hier, bij deze gefolterde lichamen, niet de stem van Gods genade, die hem tot hoogere dingen riep, tot de orde van het apostolaat? Ja, Fernando hoorde en gehoorzaamde dien roep. Eenige dagen later ontvangt hl) het kleed der Minderbroeders onder den naam Antonius, zijn roeping tot het apos tolaat is nu voltooid. God is wonderbaar in zijn beschikkingen. De Oversten meenden, evenals Antonius zelf, dat 't duidelijk was, dat God hem riep tot het apostolaat onder de ongeloovigen, onder de niet-christenen. En zoo zien we den Hei lige, reeds eenige maanden nadat hij het Franciscaansche ordekleed had aangenomen, op het schip, dat hem naar Afrika zou voe ren, het land van zijn vurig begeerd apos tolaat. Doch God had andere bedoelingen, had een ander apostolaat voor hem wegge legd. Toen Antonius in Marocco aankwam, werd hij ziek en moest onverwijld terug naar Europa. Wat 'n teleurstelling! Maar als een heilige onderwierp hij zich aan Gods wil, ook toen de storm het schip, waarop hfj terugkeerde, naar Sicilië's kusten dreef, ver van het vaderland. In de eenzaamheid van het Italiaansche kloostertje Monte-Paulo vinden we hem terug, zijn edele geboorte en groote gaven nederig verbergend, door gebed en verster ving naar Gods verborgen plannen zich voor bereidend tot het uitgebreide apostolaat, waartoe hij nu spoedig de zending ontvan gen zal. Op een Quatertemperdag van de Vasten van 't jaar 1222 vergezelde Antonius eenige zijner jeugdige medebroeders met eenige Do minicanen naar Forli, waar zij de HH. Wij dingen zouden ontvangen. Daar beval dé Provinciaal, P. Gratianus, hem een toe spraak te houden, 't Was een ingeving van God, die dit oogenblik had afgewacht om het licht op den kandelaar te plaatsen. Pijn lijk is Antonius verrast. Hij deed niets lie ver dan zijn gaven verbergen. Maar de ge hoorzaamheid en dus God zelf had gesproken. Met bevende stem en eenige een voudige woorden vangt hij aan. Langzamer hand wordt zijn stem vaster; de geestdrift vlamt op in zijn reine ziel en het vuur des H. Geestes laait uit zijn woorden. Altijd krachtiger en altijd helderder wordt zijn stem; de heerlijkste spreuken der H. Schrift en van de H.H. Vaders, de treffendste gé- Gouden wierookvat, dat in de basiliek van den Heilige gebruikt wordt dachten dringen naar zijn lippen. Ontroerd hooren allen hem aan; hij sleept hen mee, omhoog, omhoog, waarheen zijn adelaars geest voortwiekt. En als hij eindigt weent. men van aandoeningOndanks zichzelf had Antonius zijn heiligheid en wetenschap geopenbaard. Zooveel talent en zooveel deugd mocht niet langer verborgen blijven. De Provin ciaal-Overste benoemt Antonius tot prediker der Romagna. En Franciscus zelf, zooals de kronieken verhalen, uitte bü het vernemen van het gebeurde te Forli een kreet van vreugde en benoemde hem tot prediker over geheel Italië. Van nu af heeft de wereld haar Antonius, haar grooten Apostel! Wie zal ons zijn apostolaat beschrijven? Met de blijde boodschap op de lippen door kruist deze hoogadellijke in het bruine boete kleed Frankrijk en Italië, geen andere spijs nuttigend dan gebedeld brood. Rusteloos zwoegt hij voort: in de zonnige vlakten der Provence, de bergachtige streken van Au- vergne en door de landschappen van Italië. Hij preekt voor eenvoudige landlieden en voor de ketters, voor de ridders en den tyran Ezellino, voor de Prinsen der Kerk en voor het Pauselijk Hof. Met de onverschrokken heid van een Paulus gaat hij rond; met de kracht en de vlammende welsprekendheid der Profeten, met den eenvoud en hartelijk heid van het Evangelie, met de klare wijsheia en wetenschap der Vaders. Tienduizenden verdringen zich om zijn spreekgestoelte op de openbare markten en pleinen. En wat in het Evangelie staat over de predikende Apostelen, dat n.l. „de Heer meewerkte en hun woord bevestigde door de wonderen, die er op volgden," deze bevestiging van zijn Apostolaat viel Antonius zóózeer ten deei, dat hij zelfs den naam van „Thaumatur- gus", „Wonderdoener bij uitnemendheid" ontving. Bij zijn prediking wordt hij mira culeus gehoord, zelfs door velen, die ver af waren; te Rome verstaan hem menschen van de meest verschillende naties en talen; tot bevestiging van zijn woord over de waar achtige tegenwoordigheid van Christus in het allerheiligste Sacrament doet hij te Toulouse den ezel neerknielen voor de H. Hostie; en als de menschen niet luisteren willen, dan roept hij de visschen naar de oppervlakte der zee om zijn prediking over Gods goedheid te aanhooren. Ja, 't was als óf de aposteltijden waren teruggekeerd! En als uitslag zijner prediking kon hij boeken, de vrede en de eendracht hersteld, de on rechtvaardigheid bestraft, de ketters be schaamd, de woeker verdwenen, de schulden gedelgd, duizenden en duizenden bekeerd tot een leven van godsvrucht en deugd. Blikken wij dan met eerbied en vertrou wen op tot den grooten Apostel der Middel eeuwen, tot den H. Antonius van Padua: Moge de vrucht der viering van zijn 7e eeuw feest vooral hierin bestaan, dat Hij door zijn voorspraak ons schenke een apostolisch hart, opdat ook wij, zoover 't ons door God ge geven is, in deze moeilijke tijden der Kerk, ware apostelen mogen zijn door ons gebed, door ons goed voorbeeld, door onze katho lieke sociale actie. Roeping en zending daar toe heeft de Kerk in onzen tijd ook op de schouders van leeken gelegd en ieder draagt hier zijn verantwoordelijkheid. Vrij naar P. fr. Dr. CASSIANUS HENTZEN, O. F. M. „Volksheilige" geweest bij uitnemendheid, omdat het volk in hem altijd is blijven zien den vurigen apostel, die tot het volk ging en „goed en zacht als Franciscus" de toevlucht en beschermer werd der ongelukkigen en tot Gods eer en het heil van het volk zijn on telbare wonderen wrocht. Nu in onzen tijd Paus en Bisschoppen met zoo machtigen aandrang opwekken tot het leekenapostolaat, nu meer dan ooit den ka tholieken leek de gelegenheid geboden wordt Het graf van den H. mede te werken aan den opbouw en de uit breiding van het Godsrijk op aarde, nu de groote slag tusschen geloof en ongeloof ge streden wordt niet alleen in het huisgezin, maar ook daarbuiten op het breede veld van het sociale en economische, zoowel als van het charitatieve en politieke leven, nu mee- nen wij onzen Feestheilige niet beter te kun nen eeren, dan door hem te beschouwen in zijn apostolische grootheid, door hem u voor te stellen als een waar apostel van het Evangelie, door na te gaan den opgang van zijn ziel naar God. 15 Augustus 1195 zag Fernando van Bouil lon zoo heette St. Antonius in de wereld het levenslicht te Lissabon. Hij, het kind van rijke ouders, levend te midden van ver fijnde luxe, genietend van een leven, dat tot het toppunt van aardsch geluk zou kunnen worden opgevoerd, hij zag o wonder van genade hij zag het levenzonder glans.... leeg. Het schijnschoon van een le ven in rijkdom en eer, waardoor het oog van den mensch zich zoo gemakkelijk laat verblinden, was in zijn ziel verbleekt door de tegenstellingen: aarde-hemel; mensch-God; schijn-werkelijkheid, Hij zag.en deed zijrt keuze. Hij versmaadde de aarde voor den hemel, verliet de menschen voor God, ruilde den schijn met de werkelijkheid. Fer nando trad in het klooster te Coïmbra en werd Augustijn. Hier bereidde hjj zich door de oefening der volmaaktheid en de studie der heilige wetenschappen voor op het apos tolaat, hier ontwikkelde hij zijn verbazende kennis der H. Schrift, hier prentte hij door voortdurende lezing en overweging den in houd der H.H. Boeken geheel in zijn stalen geheugen, tegelijk met een schat van verkla- De stille straat Ze ls niet deftig. En ze is niet armoedig. De huizen zijn haast allemaal eender. 'n Enkel omlijst dak-kapelletje en 'n ma ger hoek-torentje zijn zoowat de eenige af wisselingAls je er langs kijkt denk je aan een paar sier-stukjes op 'n groote taart. Er is geen gedaver van vrachtauto's, geen gebolder van sleeperswagens, geen gejoel van spelende jeugd. Het is een nette, stille straat, die bij de post-administratie onder Plan-Zuid staat ge boekt. Het is een fatsoenlijke straat. Er zijn nooit relletjes geweestnooit vechtpartijen, nimmer heeft buren-gekrakeel haar uit heur rustige sluimering opgeschrikt... Zelfs de omroepvlaggen, die elkaar elders zoo vinnig-vijandig kunnen bewapperen, zijn er niet te ontdekken. Een zeer fatsoenlijke straat. Die nooit ook aanleiding heeft gegeven tot geheimzinnig gefluister of nieuwsgierig ge vraag naar vermeende verborgenheden. Het is elf uur voormiddag en zeer schoon weder.... wat voor de Juni-maand wel een uitzondering mag heeten. Er loopt één mensch in de stille straat. Het is 'n man. 'n Man die daar niet thuis hoort. 't Is weliswaar geen schooier, geen venter met zeep en drukknoopjes, geen arbeider in werk-plunje En toch voelt men 't onmiddellijk aan, dat deze heer niet past in deze omgeving. Z'n gelaat vloekt er tegen.... het werkt als 'n rauwe, valsche toon tusschen 'n me lodie in pianissimoals 'n baldadige schreeuw naar de devote menigte bij 'n gods dienstoefening. Want het gelaat is één gebeitelde lijn van grimmigheid. En onheilspellend flikkeren de donkere oogen. Hij brengt 'n conflict in de keurig gestre ken fatsoenlijkheid dezer maagdelijke huizen rijendat kan niet uitblijven En het blijft niet uit. Hij staat voor perceel honderd en zoo veelen trekt aan de bel. Dat aan de bel trekken alléén al betee- kent iets dreigends.... Het is niet het bescheiden belletje van de stofzuiger-vertegenwoordigerniet 't moedelooze van de geen handgift hebbende boter-colporteur.Het is 'n ruk.... 'n sjor.... 'n bevel. De deur reageert nieten de man bijt op z'n snoren schelt opnieuw, harder, langer't maakt 'n scheur in het blanke kleed der zéér fatsoenlijke woningen-reeks. Een mevrouwtje van drie nummers verder kijkt uit een bovenraamhaar gezichtje draagt het stempel i der ontzetting De meneer kijkt naar omhoogen bij na grauwend vraagt ie: „Ze zijn toch thuis?" „Ik kan 't u heusch niet zeggen" beeft 't stemmetje van bovenen 't mevrouwtje duikt schichtig terugals 'n poesje, dat 'n buldog naar zich grommen ziet. 'n Derde ruk krijscht. Er gaan andere ramen openzacht, be hoedzaamen meerdere angst-oogen wor den gericht op de man, die zoo wreed-bru- taal het argelooze leventje der onbesmette ambtenaarsbuurt te schenden staat. Die oogen vragen niet naar recht of re den.... ze vragen alleen welk monster het is, dat de oorzaak gaat worden van een ont stellend intermezzo.... van 'n gebeurtenis misschien, die voor altijd kneuzen zal het fragiel gewricht van hun nimmer bezwad derde gemeenschap. De man zegt 'n leelijk woorden geeft 'n trap tegen de»deur 'n Trap, die de huizen en hun bewoners doet sidderen van pijn En de man gaat voor hen beteekenen de looden onweerswolk, die met haar eerste, knetterende bliksemstraal een uur van onheil en vernieling aankondigt. 'n Tweede trap, een met 'n felle, adem beklemmende aanloop, is in voorbereiding.... maar de daad blijft uit Want de deur gaat kleintjes openen een vrouwelijk wezen laat een hoofd zien. En de oogen in het hoofd staan minstens zoo verward als de haren waarmede het ge tooid is. De bewoonster mompelt iets van „o...." en „Ik dachten „Ik wist niet....". De meneer zwügt voorloopig. Het gelaat met de granieten grimlijn maakt elk woord overbodig trouwenshet is als dat van 'n beul, voor wie mededoo- gen een onbekend woord is. „Ik heb u toch gezegdbegint de bewoonster met 'n poging tot schandaalver mijding Maar de man schudt het hoofdzwijgt nog. „M'n man is nu niet thuis, ziet u 'n Grom-lachje is 't antwoord.... Dan doet ie 'n stap naar voren, geeft de deur 'n opzanikerdeze bibbert open en de bewoonster wijkt terug. De meneer neemt gereedschappen uit z'n binnenzakkengaat naar binnen.en men hoort getik van ijzer op ijzer. „Ja maardat gaat maar zóó niet...." protesteert de mevrouw angstig.... „O niet? U moet maar es kijken hoe 't gaat.... eerst de deur.... en zoo meteen de ramen „Maar dat is tegen de wetdat is De meneer staakt even z'n getik aan de scharnierenen houdt z'n hand op 'n groote, dikke, onbarmhartige hand „Morgen krijgt u 'n maand huur" be looft de bewoonster „beslist.... heusch.." De hand b 1 ij f t open. „Direct de twee maanden huurja of nee?" „Maar ik zeg u toch „Niet? Afgeloopen! 'k Heb u gewaar schuwd Hij tikt weeren er valt 'n schar nier En de keurige buren voelen die val als de gil van 'n getuchtigde bij de eerste zweepstriem. De bewoonster sluipt naar binnen Ei- komt 'n slagersjongen voorbij fiet sen..., Met 'n groote zwaai keert ie terug als ie ontdekt, dat daar iets bijzonders gaande is Er komt 'n kruideniersjongen aan Die zich bij z'n collega voegt. Er staat 'n ijsman vanuit de verte te kijken.... En naast die ijs-man komt 'n groente man, 'n petrolie-man, 'n bakker, 'n melkbe zorger, 'n telegrambesteller, 'n.... 'n 'n Tweede scharnier valt.... 'n Derde De deur waggeltde groote hand wordt weer zichtbaarnu in wreede omklem ming De deur wordt naar buiten gedragen en er komen méér fietsjongens, méér groen temannen, méér kruideniers, méér slagers, méér bakkers En half de keurige straat herbergt een krioelende drom van nieuwsgierigen, die rekhalzen, vragen, inlichten, fluisteren De meneer daar binnen wordt nu in de kamer zichtbaarhij trekt de gordijnen uiteenwerkt met 'n schroevendraaier En als de menigte verdubbeld isen de meeste bewoners der geschonden straat zich in jammerende schaamte hebben ver scholen in hun achterkamers, raakt 't eer ste raam los. Er gaat 'n school uit Groote hemel er gaat een school uit. Als 'n zwerm gulzige musschen, die 'n versch geval ontdekken, stormen honderd jongens naar de plaats des onheilsen de gemartelde straat wordt overnieuw ge- geeseldnu met schel geschreeuw, ge roep, gefluit en gejoel. Er zijn dertig vraag-gesprekken gaande. ,,'t Zijn oplichters" weet 'n behangers- maat positief „Ze stikken in de schuld.." „D'r man is 'm gesmeerd" vertelt 'n ander „Ze wonen d'r pas twee maanden" trekt 'n derde de aandacht „In de nacht benne ze gekommeen niemand weet waar vandaan Het tweede raam is ontmanteldzakt naar buitenen de jongens schreeuwen hoera. De meneer van de huur wenkt 'n man met 'n voddenkarlaat 'n zilverstuk zien.. en samen dragen ze de deur en de ramen op de wagen, die door het langste gedeelte van de straat wegrijdt.... en zoo trekt de schande ten toon langs alle keurige hui zen. Maar aan „het" huis klemt ze zich op nieuw vastals 'n bloeddronken vampyr, die niet rust voor het slachtoffer is leegge zogen. De drom nieuwsgierigen vermindert soms even, om weer spoedig angstwekkender aan te groeien. De mannelijke bewoners van de straat ko men nu thuis voor de koffietafel hou den verschrikt in hun gang van rustige ze kerheid.... worden bleek, roodblijven staanmet oogen, die puilenoogen, die in nood-glazing verstarrenoogen, die schreeuwen om redding.... Ze vragen niemand ietsze durven nietBijna sluipend gaan ze langs de ramp't is of ze zich nu schamen de bewoners te zijn van hun kapot geslagen koninkrijkje. Schuw brengen ze hun huissleutels naar de deuren.... schuw gaan ze naar bin nenen we kunnen vermoeden, wat zich daar moet afspelen. 'n Vreeselijke, eindelooze dag wordt het Want pas tegen het avonduur komt er een verhuiswagendie weer nieuwe kijkers, veel pratende, lachende, spottende, schreeu wende kijkers trekt met honderd commen taren en kwinkslagen. En door spleten en kieren en raampjes moeten ze toezien hoe de kasten, stoelen, kisten, bedden, ledikant-brokken, schilde rijen, portretten hun vernederende weg naar het gevaarte afleggen. 't Is gauw gebeurd.... er is niet zoo veel'n gelukje bü 'n ongeluk dan nog. En de wagen trekt weg. Maar het huis staat daar nog.... naakt en kilmet de gapende „vierkan ten" van verdwenen deur en ramen Het huis staat erals een zeere plek op een blank gelaatals 'n hoon.... als 'n schande-teekenhet staat daar in gie rende spot.... Het wordt donker.... En de andere huizen slapen niet, zooals gewoonlijk. Ze lijken te schreien. G. N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5