PIJLTJES
HET ZEVENDE EEUWFEEST VAN
DEN H. ANTONIUS VAN PADUA
TWEEDE BLAD
ZATERDAG 13 JUNI 1931
BLADZIJDE 1
binnenlandsgh nieuws
ELCK WAT WILS
Het Gouden Jubileum van de
N.Z.H.T. M.
Tewaterlating instructie-vaartuig
„Prinses Juliana"
TREKJES No.
Het is 'n heer.
doopen en tewater laten van het nieuwe
instructievaartuig van hèt Onderwijsfonds
voor de Scheepvaart is voor Groningen aan
leiding geworden tot het brengen van een
grootsche hulde.
Hoewel H. K. H. Prinses Juliana alleen
naar Groningen was gekomen om het naar
haar genoemde instructievaartuig tewater te
laten, had de Oranje-vereeniging „Oranje
Nassau" te Groningen toch gemeend, deze
gelegenheid niet te moeten laten voorbij
gaan zonder Haar hulde te brengen. Op ini
tiatief van deze vereeniging werd voor het
huis van den Commissaris der Koningin aan
Prinses Juliana een vaandelgroet gebracht
door leden van gymnastiekvereenigingen. De
vaandelgroet werd gevolgd door een spreek
koor, terwijl daarna gezongen werden het
eerste couplet van het Vereenigingslied
„Oranje Boven" en een couplet van het
„Wilhelmus".
Naar de scheepswerf „Gideon"
Ter opluistering van de plechtigheid op de
scheepswerf werd op de werf aan H. K. H.
Prinses Juliana een zanghulde gebracht.
Daarvoor stelden zich ongeveer dertienhon
derd schoolkinderen, leerlingen van alle
scholen in Groningen, in de stad op, waarbij
zich voegden het muziekcorps „Patrimo
nium"; de matrozen van het instfuctievaar-
tuig „Prins Hendrik" met de Nederlandsche
vlag, de vlag van het Onderwijsfonds en die
der stad Amsterdam en verder leerlingen
van de zeevaartscholen te Groningen, Delf
zijl, Schiermonnikoog, Harlingen, Terschel
ling en Vlissingen, allen met de vlaggen van
hun scholen en de steden, waar deze geves
tigd zijn. Onder leiding van den heer K.
Duinker, voorzitter van het Christelijk Gym
nastiek Verbond te Groningen, trok de groote
stoet onder groote belangstelling der bevol
king naar de Oosterhaven, waar allen op
vijf stoomschepen plaats namen om naar de
werf „Gideon" van den heer J. Koster Hzn.,
aan het Winschoterdiep te varen.
H. K. H. Prinses Juliana arriveerde even
eens aan de Oosterhaven, waar zij zich aan
boord begaf van het instructievaartuig
„Prins Hendrik". Hier werd zij begroet door
den heer G. de Jong, den directeur van het
Onderwijsfonds voor de Scheepvaart.
Nadat de aanwezigen aan H. K. H. Prin
ses Juliana waren voorgesteld, voer de
„Prins Hendrik" naar de werf „Gideon".
Voor deze, een der grootste scheepswerven
in het Noorden van ons land, lagen eenige
gepavoiseerde schepen, terwijl op de fa
brieksgebouwen en werkplaatsen rood-wit-
blauwe en oranje vlaggen waren geplaatst.
Met de standaard van H. K H. Prinses
Juliana in top, arriveerde het instructie
vaartuig aan de werf.
Een der kleinste kinderen van de ongeveer
dertienhonderd, die de zanghulde zouden
brengen, bood hier aan de Prinses opnieuw
bloemen aan, terwijl een dochter van den
heer Kuiper aan de Prinses den tekst der
liederen overhandigde.
De kinderen zongen daarop twee couplet
ten van het „Wilhelmus", waarna de Prin
ses zich begaf naar een op de werf ge
plaatste verhooging, waar de plechtigheid
der dooping en tewaterlating zou plaats
hebben.
Vóór de plechtigheid hield de Hoofdin
specteur voor de Scheepvaart, vice-admiraal
C. Fock, die den Ministr van Waterstaat,
vertegenwoordigde, een korte rede.
Nadat de kinderen drie coupletten van
het lied „Naar Zee" hadden gezongen, hie.d
de heer M. J. van Alphen de Veer, inspectëür
van het Nijverheidsonderwijs, een rede. Hij
verzocht tem slotte H. K. H. Prinses Juliana
de doopplechtigheid te wffien verrichten.
De Prinses gaf hieraan gaarne gevolg,
waarop gezongen werden drie coupletten van
„Een liedje van de Zee".
De eigenaar van de werf, de heer J. Kos
ter Hzn., lichtte vervolgens H. K. H. Prinses
Juliana in, omtrent de wijze der tewater
lating en bood Raar voor dit doel een zil
veren bijltje aan met inscriptie; „Aan
H. K. H. Prinses Juliana, aangeboden door
de Scheepswerf „Gideon" van den heer J.
Koster Hz., te Groningen op 13 Juni 1931
ter gelegenheid van de tewaterlating van
het instructievaartuig „Prinses Juliana".
Onder luid gejuich van de vele aanwezi
gen op de werf en het publiek aan de over
zijde van het Winschoterdiep liet H. K. H.
Prinses Juliana daarop de grijs geschilderde
„Prinses Juliana", het eerste in ons land
gebouwde schoolschip, te water.
Een muziekcorps liet het „Wien Neer-
lands Bloed" hooren, waarna drie couplet
ten van „Hollands vlag" de plechtigheid
besloten.
Onder luid gejuich van de aanwezigen
begaf H. K. H. Prinses Juliana zich met
gevolg weer aan boord van het instructie
vaartuig „Prins Hendrik", dat haar naar
den overkant van het Winschoterdiep
bracht.
Hier stonden auto's gereed, waarmede de
Prinses naar Groningen terugkeerde voor
een kort bezoek aan het Museum van Oud
heden van de provincie en de stad Gronin
gen, ter bezichtiging van de collectie van
wijlen dr. Hofstede-De Groot.
Daarna keerde Prinses Juliana per auto
naar Het Loo terug.
Na het vertrek, der Prinses keerden allen
naar de stad terug. De kinderen en leer
lingen der zeevaartscholen trokken in op
tocht door de stad waar op de Ossenmarkt
na het zingen van eenige liederen, de stoet
ontbonden werd.
Vandaag viert de Noord-Zuid-Hollandsche
Tramwegmaatschappij haar gouden feest.
Van deze nu zeer uitgebreide maat
schappij werd het lijngedeelte, dat aan de
Maatschappij haar naam gaf het stoom-
traject Leiden—Hillegom op 1 Mei 1881
geopend en het gedeelte Hillegom—Haarlem
op 29 Juni d.a.v. Van 1881 tot 1909 bleef het
bij de exploitatie van deze lijn.
In laatstgenoemd jaar gingen de aandee-
ien der Mij., in verband met de bij de H. IJ.
S. M. bestaande plannen tot electrificeering
harer stoomtramlijnen van Leiden naar
Katwijk en Noordwijk, over in handen van
deze Mij. De Mij. werd toen gerecon-
stureerd, waarbij de naam in Noord-Zuid-
Hollandsche Tramweg Mij. werd gewijzigd.
De nieuwe Mij. annexeerde, behalve de reeds
genoemd stoomtramlijnen naar Katwijk en
Noordwijk, de eveneens aan de H. IJ. S. M.
behoorende stoomtramlijn HaarlemAlk
maar en de van de Botterdamsche Tramweg
Mij. aangekochte paardentramlijn te Leiden,
en nam de inmiddels door de H. IJ. S. M.
gevraagde en verkregen concessie voor en
kele stadslijnen in Haarlem van deze over.
Als eerste resultaat werd op 1 September
1911 de electrische tramlijn in de stad Lei
den geopend.
Op 16 October 1911 volgde de invoering
van de electrische tractie op de lijn Leiden
Katwijk, op 15 Juni 1912 op de lijn Leiden
Noordwijk. Vervolgens kwam op 10 Mei 1913
gereed de electrische tramlijn Soendaplein
StationDen Hout te Haarlem en op 18
Juni 1914 de lijn van Verwulft tot de grens
van Overveen.
In 1914 verkreeg de Maatschappij door aan
koop van de meerderheid der aandeelen van
de stoomtramlijn 's GravenhageVoorburg
Leiden en door den steun van de Holland-
sche Spoor en de Staatsspoorwegen kwam de
stoomtramlijn Den HaagScheveningen in
het verband der N. Z. H. T. M.
In de oorlogsjaren waren tusschen de
Electrische Spoorwegmaatschappij, die de
electrische tramlijn AmsterdamHaarlem
Zandvoort, de Ceintuurlijn te Haarlem en
de lijnen van het Station naar Blcemendaal
en Overveen exploiteerde, en de H. I-J. S. M.
onderhandelingen gevoerd, die tot de over
name der aandeelen door de H. IJ. S. M.
hadden geleid. Dit werd op 1 Januari 1924
omgezet in een volledige overname van de
exploitatie der lijnen door d? N. Z. H. T. M.
Het jaar 1932 belooft van beteekenis voor
de Maatschappij te worden,'doordat de door
haar voorbereide electrificeering der stoom
tramlijnen AmsterdamEdam en Amster
damPurmerend der Noordhollandsche
Tramwegmaatschappij dan gereed zal zijn,
waarna de exploitatie dezer lijnen in handen
der N. Z. H. zal overgaan.
Wij kunnen niet zeggen, dat in Haarlem
de N. Z. H. T. M. erg populair is.
In het vroegere paardentrammetje zat een
groote gemoedelijkheid, maar die is door de
electrificatie totaal verdreven. Wel zijn de
conducteurs en wagenvoerders voorkomend,
daar niet van, maar een goede bediening
van het publiek vraagt niet alleen vriende
lijke gezichten. Het tramnet voldoet niet aan
zeer bescheiden wenschen. De verkeersver
bindingen zijn droevig. Er is beloofd, dat er
spoedig verandering zou komen, maar er
gaan nog jaren overheen voor dat er wat
wordt gedaan. Wij zullen daar de directie
alleen niet over lastig vallen. Ook het Haar-
lemsche gemeentebestuur heeft hier schuld.
Van beide kanden heeft de samenwerking
veel te wenschen overgelaten. In den laat-
sten tijd gaat het echter blijkbaar iets beter
en mogen wij hopen, dat er in Haarlem ein
delijk een behoorlijk tramnet tot stand zal
komen.
Maar die grief der Haarlemmers neemt
niet weg, dat aan de N. Z. H. T. M. groote
lof toekomt bij dit feest. Want een krach
tige organisatie en knap beheer heeft een
prachtig resultaat bereikt. De N. Z. H. T. M.
is misschien de eenige maatschappij in
Nederland die rendeert, en zeker is zij de
financieel sterkste. Ook verreweg de grootste.
Wie in verband met dit resultaat vooral den
naam noemt van onzen stadgenoot, den heer
Burgersdijk, doet aan de verdiensten van de
andere ambtenaren niets tekort. Want hij
is het, die strakke en goede leiding aan het
bedrijf heeft gegeven en daarbij koopmans
eigenschappen aan den dag heeft gelegd
van zeer bijzondere kwaliteit. De vele be
slommeringen, die een in die mate groeiend
en uitgebreid bedrijf meebrengt, leggen den
verantwoordelijken man niet zelden een
zekere gereserveerdheid op, die het perso
neel en het publiek den indruk geeft van
stugheid. Misschien is dit ook voor den heer
Burgersdijk het geval, maar zijn uitnemende
hoedanigheden als koopman en bedrijfsleider
worden door iedereen toegegeven. En voor
hen, die dat uit ondervinding niet mochten
weten, voegen wij er aan toe, dat de heer
Burgersdijk ook een goed hart heeft.
Het is vandaag een feest voor de N. Z. H.
T. M. en in het bijzonder voor den heer
Burgersdijk, die haar door moeilijke en ge
vaarlijke banken heeft geloodst. Het is ook
een feest voor Haarlem, want, alhoewel de
Haarlemsche tram nog geen tiende deel van
het heele bedrijf uitmaakt, van hieruit wordt
over een groot deel van Noord- en Zuid-
Holland het net gespannen, dat, naast het
snelverkeer der Spoorwegen, zorgt voor het
gemoedelijke plaatselijk verkeer op het
platteland.
De gemengde Vaticaansch-Italiaansche commissie tot uitvoering van het verdrag van
Lateranen heeft indertijd officieel vastgesteld, dat de Basiliek van den H. Antonius te
Padua, waarin ook het graf van den Grooten Wonderdoener is, aan de in het Verdrag
gestelde eischen voor den terugkeer tot het bezit der Kerk in Italië, voldoet. Plechtige
overdracht heeft reeds plaats gehad.
ringen en ophelderingen uit de H.H. Vaders,
hier vormde hij zich onbewust, maar on
der invloed van den H. Geest door hei
ligheid en wetenschap tot den grooten pre
diker der Middeleeuwen.
Maar nog nadrukkelijker zal God Fernan
do roepen tot het apostolaat.
Het was in het jaar 1219. Nog slechts en
kele jaren geleden had St. Franciscus van
Assisië zijn Orde gesticht. Nu reeds zond
hij vijf zijner zonen naar Marocco 'om de
vijanden van Christus' kruis, de Mahome-
danen, te bekeeren. Het is Franciscus, die
door deze zending de wereld-missionneering
in Gods Kerk begint, wijl tot nu toe c
missie zich tot de Europeesche volkeren be
perkt had. Op hun doorreis lpmen de vijf
Minderbroeders te Coïmbra en vertoeven
eenigen tijd in het klooster der Augustijnen.
Diepen indruk maakten op Fernando deze
arme volgelingen van St. Franciscus en hij
voelt in zich de begeerte ontbranden om ge-
BU AAMBEIEN, verstopping, darmscheuren,
abcessen, urine-aandrang, stuwingslever, pijn
in den onderbuik, benauwde borst, hart
kloppingen, aanvallen van duizeligheid,
brengt het gebruik van natuurlijk „Franz-
Josef'-bitterwater steeds aangename ver
lichting, dikwijls zelfs volkomen genezing.
HET BEZOEK VAN H. K. H. PRINSES
JULIANA AAN GRONINGEN
Geschenken van Prinses Juliana
Het bezoek van H. K. H. Prinses Juliana
aan de stad Groningen in verband met het
„Nog leeft onder ons de herinnering aan
de grootsche hulde, door de geheele katho
lieke wereld gebracht aan den H. Franciscus
van Assisië bij gelegenheid van het zevende
eeuwfeest van zijn zaligen dood en reeds
staan we aan het begin van een ander ze
vende eeuwfeest, de feestviering namelijk ter
eere van den H. Antonius van Padua, den
bevoorrechten en geliefden zoon van den Se-
raphijnschen Vader
Zóó begint het officieele schrijven van het
Vaticaan, gericht tot den Hoogwaardigsten
Pater Generaal der Minderbroedersorde.
Rome geeft dus het signaal. Van 13 Juni
1931 af tot 13 Juni 1932 maakt geheel de
katholieke wereld zich op om te huldigen:
den grooten wereldheilige, den zeer geliefden
en populairen volksvriend, den Heiligen An
tonius van Padua. En waarom deze hulde?
Omdat 't thans zeven eeuwen geleden is,
dat op 13 Juni 1231 Antonius den dood der
zaligen stierf en binnen het jaar op 30
Mei 1232 werd heilig verklaard.
13 Juni 1231 sterfdag van Antonius.
Nauwelijks aldus Montalembert in zijn
inleiding tot het leven van Sint Elizabeth
had de Seraphijnsche Franciscus zijn plaats
ingenomen bij Gods troon, of de eerbied en
de geestdrift der volkeren werden geboeid door
een zijner zonen, dien allen noemen als zijn
eerstgeborene: Antonius. Groot als zijn vader
Franciscus in zijn heerschappij over de na
tuur, waardoor hij den naam ontving van
den Wonderdoener; goed en zacht als Fran
ciscus zelf, waardoor hij de toevlucht en be
schermer werd der ongelukkigen; vurig en
apostolisch als Franciscus, in zijn korte leven
een reuzenarbeid verrichtend voor het heli
der zielen; heilig vooral als Franciscus zelf,
met een vereering in het hart der volkeren,
die de eeuwen daaruit niet hebben kunnen
verdringen.
30 Mei 1232, heiligverklaring van Anto
nius van Padua. Een verheven plechtig
heid had op dezen datum plaats in de groo
te kathedraal van Spoleto. Paus Gregorius
IX sprak de heiligverklaring uit van Anto
nius van Padua, den 13den Juni van het
vorig jaar overleden. Toen na deze uitspraak
het dankend Te Deum was gezongen, stond
de Paus op en met bevende stem zette de
negentigjarige grijsaard de antiphoon in, die
de Kerk zingt op den feestdag harer heilige
Leeraren; „O Doctor optime, Ecclesiae sanctae
lumen, beate Antoni! O verheven Leeraar,
Licht der H. Kerk, gelukzalige Antonius, die
de wet Gods zoo duidelijk verklaard en zoo
trouw nageleefd hebt, bid voor ons den
Zoon Gods."
De eerste hulde, door den Paus zelf aan
Sint Antonius gebracht, was de hulde van
Heeraar der Kerk". En terecht. De H. Kerk
eischt, alvorens aan één harer zalige kinde
ren den titel van „Leeraar der Kerk" toe
te kennen, dat hij uitgeschitterd heeft èn
door wetenschap èn door heiligheid. Hij moet
zijn: „divinae legis amator", hetwelk betee-
kent, dat hij de wet Gods duidelijk moet
hebben verklaard en getrouw moet heb
ben nageleefd. En ofschoon de Kerk
tot heden nog niet officieel aan Sint
Antonius den titel van Kerkleeraar
schonk, de Paus, die hem heilig verklaar
de, was er nochtans van overtuigd, dat An
tonius de beide voorwaarden voor dien titel
bezat: verhevenheid van leer en heiligheid
van leven. M. a. w., Antonius was een man
des geloofs in de volle en breede beteekenis
van dit woord, een man des geloofs in woord
en daad, een apostel van het Evangelie.
13 Juni 1231 gestorven en 30 Mei 1232
heilig verklaard! Is 't dan wonder, dat cie
katholieke wereld zich opmaakt om het 7e
eeuwfeest dezer beide merkwaardige data te
vieren? Aan het katholieke volk was St.
Antonius altijd dierbaar. Steeds is hij de
Antonius van Padua
lijk zij als missionaris, als apostel uit te
trekken. Met diepen weemoed zag hij hen
heengaan.
't Is eenige maanden later. Franciscus'
eerste missionarissen zijn zijn eerste Marte
laren geworden. Nauwelijks toch in Marocco
aangekomen, werden de uitgezonden geloofs
helden om hun vrijmoedige prediking ge
vangen genomen en na vreeselijke folterin
gen gedood. Door Gods beschikking werden
de lichamen der heilige martelaren naar
Coïmbra vervoerd en toevertrouwd aan üe
hoede van Femando's klooster. Wie zal ons
zeggen, wat er omging in zijn hart, toen hij
neerknielde bij de heilige overblijfselen dezer
missionarissen, die hij met een heilige jaloe
zie had zien vertrekken en die hij nu te
rugzag gekroond als martelaren! Moest hy
hun apostolaat niet overnemen? Riep Goa
hem niet daartoe? Waarom niet evenals
dezen het arme habijt van Franciscus om
gord en heengesneld om zielen te winnen
voor Jezus Christus? Hoorde hij hier, bij
deze gefolterde lichamen, niet de stem van
Gods genade, die hem tot hoogere dingen
riep, tot de orde van het apostolaat?
Ja, Fernando hoorde en gehoorzaamde
dien roep. Eenige dagen later ontvangt hl)
het kleed der Minderbroeders onder den
naam Antonius, zijn roeping tot het apos
tolaat is nu voltooid.
God is wonderbaar in zijn beschikkingen.
De Oversten meenden, evenals Antonius zelf,
dat 't duidelijk was, dat God hem riep tot
het apostolaat onder de ongeloovigen, onder
de niet-christenen. En zoo zien we den Hei
lige, reeds eenige maanden nadat hij het
Franciscaansche ordekleed had aangenomen,
op het schip, dat hem naar Afrika zou voe
ren, het land van zijn vurig begeerd apos
tolaat. Doch God had andere bedoelingen,
had een ander apostolaat voor hem wegge
legd. Toen Antonius in Marocco aankwam,
werd hij ziek en moest onverwijld terug naar
Europa. Wat 'n teleurstelling! Maar als een
heilige onderwierp hij zich aan Gods wil,
ook toen de storm het schip, waarop hfj
terugkeerde, naar Sicilië's kusten dreef, ver
van het vaderland.
In de eenzaamheid van het Italiaansche
kloostertje Monte-Paulo vinden we hem
terug, zijn edele geboorte en groote gaven
nederig verbergend, door gebed en verster
ving naar Gods verborgen plannen zich voor
bereidend tot het uitgebreide apostolaat,
waartoe hij nu spoedig de zending ontvan
gen zal.
Op een Quatertemperdag van de Vasten
van 't jaar 1222 vergezelde Antonius eenige
zijner jeugdige medebroeders met eenige Do
minicanen naar Forli, waar zij de HH. Wij
dingen zouden ontvangen. Daar beval dé
Provinciaal, P. Gratianus, hem een toe
spraak te houden, 't Was een ingeving van
God, die dit oogenblik had afgewacht om
het licht op den kandelaar te plaatsen. Pijn
lijk is Antonius verrast. Hij deed niets lie
ver dan zijn gaven verbergen. Maar de ge
hoorzaamheid en dus God zelf had
gesproken. Met bevende stem en eenige een
voudige woorden vangt hij aan. Langzamer
hand wordt zijn stem vaster; de geestdrift
vlamt op in zijn reine ziel en het vuur des
H. Geestes laait uit zijn woorden. Altijd
krachtiger en altijd helderder wordt zijn
stem; de heerlijkste spreuken der H. Schrift
en van de H.H. Vaders, de treffendste gé-
Gouden wierookvat, dat in de basiliek van
den Heilige gebruikt wordt
dachten dringen naar zijn lippen. Ontroerd
hooren allen hem aan; hij sleept hen mee,
omhoog, omhoog, waarheen zijn adelaars
geest voortwiekt. En als hij eindigt weent.
men van aandoeningOndanks zichzelf
had Antonius zijn heiligheid en wetenschap
geopenbaard.
Zooveel talent en zooveel deugd mocht
niet langer verborgen blijven. De Provin
ciaal-Overste benoemt Antonius tot prediker
der Romagna. En Franciscus zelf, zooals de
kronieken verhalen, uitte bü het vernemen
van het gebeurde te Forli een kreet van
vreugde en benoemde hem tot prediker over
geheel Italië. Van nu af heeft de wereld
haar Antonius, haar grooten Apostel!
Wie zal ons zijn apostolaat beschrijven?
Met de blijde boodschap op de lippen door
kruist deze hoogadellijke in het bruine boete
kleed Frankrijk en Italië, geen andere spijs
nuttigend dan gebedeld brood. Rusteloos
zwoegt hij voort: in de zonnige vlakten der
Provence, de bergachtige streken van Au-
vergne en door de landschappen van Italië.
Hij preekt voor eenvoudige landlieden en
voor de ketters, voor de ridders en den tyran
Ezellino, voor de Prinsen der Kerk en voor
het Pauselijk Hof. Met de onverschrokken
heid van een Paulus gaat hij rond; met de
kracht en de vlammende welsprekendheid
der Profeten, met den eenvoud en hartelijk
heid van het Evangelie, met de klare wijsheia
en wetenschap der Vaders. Tienduizenden
verdringen zich om zijn spreekgestoelte op
de openbare markten en pleinen. En wat in
het Evangelie staat over de predikende
Apostelen, dat n.l. „de Heer meewerkte en
hun woord bevestigde door de wonderen,
die er op volgden," deze bevestiging van zijn
Apostolaat viel Antonius zóózeer ten deei,
dat hij zelfs den naam van „Thaumatur-
gus", „Wonderdoener bij uitnemendheid"
ontving. Bij zijn prediking wordt hij mira
culeus gehoord, zelfs door velen, die ver af
waren; te Rome verstaan hem menschen
van de meest verschillende naties en talen;
tot bevestiging van zijn woord over de waar
achtige tegenwoordigheid van Christus in
het allerheiligste Sacrament doet hij te
Toulouse den ezel neerknielen voor de H.
Hostie; en als de menschen niet luisteren
willen, dan roept hij de visschen naar de
oppervlakte der zee om zijn prediking over
Gods goedheid te aanhooren. Ja, 't was als
óf de aposteltijden waren teruggekeerd! En
als uitslag zijner prediking kon hij boeken,
de vrede en de eendracht hersteld, de on
rechtvaardigheid bestraft, de ketters be
schaamd, de woeker verdwenen, de schulden
gedelgd, duizenden en duizenden bekeerd tot
een leven van godsvrucht en deugd.
Blikken wij dan met eerbied en vertrou
wen op tot den grooten Apostel der Middel
eeuwen, tot den H. Antonius van Padua:
Moge de vrucht der viering van zijn 7e eeuw
feest vooral hierin bestaan, dat Hij door zijn
voorspraak ons schenke een apostolisch hart,
opdat ook wij, zoover 't ons door God ge
geven is, in deze moeilijke tijden der Kerk,
ware apostelen mogen zijn door ons gebed,
door ons goed voorbeeld, door onze katho
lieke sociale actie. Roeping en zending daar
toe heeft de Kerk in onzen tijd ook op de
schouders van leeken gelegd en ieder draagt
hier zijn verantwoordelijkheid.
Vrij naar P. fr. Dr. CASSIANUS
HENTZEN, O. F. M.
„Volksheilige" geweest bij uitnemendheid,
omdat het volk in hem altijd is blijven zien den
vurigen apostel, die tot het volk ging en
„goed en zacht als Franciscus" de toevlucht
en beschermer werd der ongelukkigen en tot
Gods eer en het heil van het volk zijn on
telbare wonderen wrocht.
Nu in onzen tijd Paus en Bisschoppen met
zoo machtigen aandrang opwekken tot het
leekenapostolaat, nu meer dan ooit den ka
tholieken leek de gelegenheid geboden wordt
Het graf van den H.
mede te werken aan den opbouw en de uit
breiding van het Godsrijk op aarde, nu de
groote slag tusschen geloof en ongeloof ge
streden wordt niet alleen in het huisgezin,
maar ook daarbuiten op het breede veld van
het sociale en economische, zoowel als van
het charitatieve en politieke leven, nu mee-
nen wij onzen Feestheilige niet beter te kun
nen eeren, dan door hem te beschouwen in
zijn apostolische grootheid, door hem u voor
te stellen als een waar apostel van het
Evangelie, door na te gaan den opgang van
zijn ziel naar God.
15 Augustus 1195 zag Fernando van Bouil
lon zoo heette St. Antonius in de wereld
het levenslicht te Lissabon. Hij, het kind
van rijke ouders, levend te midden van ver
fijnde luxe, genietend van een leven, dat tot
het toppunt van aardsch geluk zou kunnen
worden opgevoerd, hij zag o wonder van
genade hij zag het levenzonder
glans.... leeg. Het schijnschoon van een le
ven in rijkdom en eer, waardoor het oog
van den mensch zich zoo gemakkelijk laat
verblinden, was in zijn ziel verbleekt door de
tegenstellingen: aarde-hemel; mensch-God;
schijn-werkelijkheid, Hij zag.en deed
zijrt keuze. Hij versmaadde de aarde voor
den hemel, verliet de menschen voor God,
ruilde den schijn met de werkelijkheid. Fer
nando trad in het klooster te Coïmbra en
werd Augustijn. Hier bereidde hjj zich door
de oefening der volmaaktheid en de studie
der heilige wetenschappen voor op het apos
tolaat, hier ontwikkelde hij zijn verbazende
kennis der H. Schrift, hier prentte hij door
voortdurende lezing en overweging den in
houd der H.H. Boeken geheel in zijn stalen
geheugen, tegelijk met een schat van verkla-
De stille straat
Ze ls niet deftig.
En ze is niet armoedig.
De huizen zijn haast allemaal eender.
'n Enkel omlijst dak-kapelletje en 'n ma
ger hoek-torentje zijn zoowat de eenige af
wisselingAls je er langs kijkt denk je
aan een paar sier-stukjes op 'n groote taart.
Er is geen gedaver van vrachtauto's, geen
gebolder van sleeperswagens, geen gejoel van
spelende jeugd.
Het is een nette, stille straat, die bij de
post-administratie onder Plan-Zuid staat ge
boekt.
Het is een fatsoenlijke straat.
Er zijn nooit relletjes geweestnooit
vechtpartijen, nimmer heeft buren-gekrakeel
haar uit heur rustige sluimering opgeschrikt...
Zelfs de omroepvlaggen, die elkaar elders
zoo vinnig-vijandig kunnen bewapperen, zijn
er niet te ontdekken.
Een zeer fatsoenlijke straat.
Die nooit ook aanleiding heeft gegeven tot
geheimzinnig gefluister of nieuwsgierig ge
vraag naar vermeende verborgenheden.
Het is elf uur voormiddag en zeer schoon
weder.... wat voor de Juni-maand wel een
uitzondering mag heeten.
Er loopt één mensch in de stille straat.
Het is 'n man.
'n Man die daar niet thuis hoort.
't Is weliswaar geen schooier, geen venter
met zeep en drukknoopjes, geen arbeider in
werk-plunje
En toch voelt men 't onmiddellijk aan,
dat deze heer niet past in deze omgeving.
Z'n gelaat vloekt er tegen.... het werkt
als 'n rauwe, valsche toon tusschen 'n me
lodie in pianissimoals 'n baldadige
schreeuw naar de devote menigte bij 'n gods
dienstoefening.
Want het gelaat is één gebeitelde lijn van
grimmigheid.
En onheilspellend flikkeren de donkere
oogen.
Hij brengt 'n conflict in de keurig gestre
ken fatsoenlijkheid dezer maagdelijke huizen
rijendat kan niet uitblijven
En het blijft niet uit.
Hij staat voor perceel honderd en zoo
veelen trekt aan de bel.
Dat aan de bel trekken alléén al betee-
kent iets dreigends....
Het is niet het bescheiden belletje van
de stofzuiger-vertegenwoordigerniet 't
moedelooze van de geen handgift hebbende
boter-colporteur.Het is 'n ruk.... 'n
sjor.... 'n bevel.
De deur reageert nieten de man bijt
op z'n snoren schelt opnieuw, harder,
langer't maakt 'n scheur in het blanke
kleed der zéér fatsoenlijke woningen-reeks.
Een mevrouwtje van drie nummers verder
kijkt uit een bovenraamhaar gezichtje
draagt het stempel i der ontzetting
De meneer kijkt naar omhoogen bij
na grauwend vraagt ie: „Ze zijn toch thuis?"
„Ik kan 't u heusch niet zeggen" beeft
't stemmetje van bovenen 't mevrouwtje
duikt schichtig terugals 'n poesje, dat
'n buldog naar zich grommen ziet.
'n Derde ruk krijscht.
Er gaan andere ramen openzacht, be
hoedzaamen meerdere angst-oogen wor
den gericht op de man, die zoo wreed-bru-
taal het argelooze leventje der onbesmette
ambtenaarsbuurt te schenden staat.
Die oogen vragen niet naar recht of re
den.... ze vragen alleen welk monster het
is, dat de oorzaak gaat worden van een ont
stellend intermezzo.... van 'n gebeurtenis
misschien, die voor altijd kneuzen zal het
fragiel gewricht van hun nimmer bezwad
derde gemeenschap.
De man zegt 'n leelijk woorden geeft
'n trap tegen de»deur
'n Trap, die de huizen en hun bewoners
doet sidderen van pijn
En de man gaat voor hen beteekenen de
looden onweerswolk, die met haar eerste,
knetterende bliksemstraal een uur van onheil
en vernieling aankondigt.
'n Tweede trap, een met 'n felle, adem
beklemmende aanloop, is in voorbereiding....
maar de daad blijft uit
Want de deur gaat kleintjes openen
een vrouwelijk wezen laat een hoofd zien.
En de oogen in het hoofd staan minstens
zoo verward als de haren waarmede het ge
tooid is.
De bewoonster mompelt iets van „o...."
en „Ik dachten „Ik wist niet....".
De meneer zwügt voorloopig.
Het gelaat met de granieten grimlijn
maakt elk woord overbodig trouwenshet
is als dat van 'n beul, voor wie mededoo-
gen een onbekend woord is.
„Ik heb u toch gezegdbegint de
bewoonster met 'n poging tot schandaalver
mijding
Maar de man schudt het hoofdzwijgt
nog.
„M'n man is nu niet thuis, ziet u
'n Grom-lachje is 't antwoord....
Dan doet ie 'n stap naar voren, geeft de
deur 'n opzanikerdeze bibbert open en
de bewoonster wijkt terug.
De meneer neemt gereedschappen uit z'n
binnenzakkengaat naar binnen.en
men hoort getik van ijzer op ijzer.
„Ja maardat gaat maar zóó niet...."
protesteert de mevrouw angstig....
„O niet? U moet maar es kijken hoe 't
gaat.... eerst de deur.... en zoo meteen
de ramen
„Maar dat is tegen de wetdat is
De meneer staakt even z'n getik aan de
scharnierenen houdt z'n hand op
'n groote, dikke, onbarmhartige hand
„Morgen krijgt u 'n maand huur" be
looft de bewoonster „beslist.... heusch.."
De hand b 1 ij f t open.
„Direct de twee maanden huurja
of nee?"
„Maar ik zeg u toch
„Niet? Afgeloopen! 'k Heb u gewaar
schuwd
Hij tikt weeren er valt 'n schar
nier
En de keurige buren voelen die val als
de gil van 'n getuchtigde bij de eerste
zweepstriem.
De bewoonster sluipt naar binnen
Ei- komt 'n slagersjongen voorbij fiet
sen..., Met 'n groote zwaai keert ie terug
als ie ontdekt, dat daar iets bijzonders
gaande is
Er komt 'n kruideniersjongen aan
Die zich bij z'n collega voegt.
Er staat 'n ijsman vanuit de verte te
kijken....
En naast die ijs-man komt 'n groente
man, 'n petrolie-man, 'n bakker, 'n melkbe
zorger, 'n telegrambesteller, 'n.... 'n
'n Tweede scharnier valt....
'n Derde
De deur waggeltde groote hand wordt
weer zichtbaarnu in wreede omklem
ming
De deur wordt naar buiten gedragen
en er komen méér fietsjongens, méér groen
temannen, méér kruideniers, méér slagers,
méér bakkers
En half de keurige straat herbergt een
krioelende drom van nieuwsgierigen, die
rekhalzen, vragen, inlichten, fluisteren
De meneer daar binnen wordt nu in de
kamer zichtbaarhij trekt de gordijnen
uiteenwerkt met 'n schroevendraaier
En als de menigte verdubbeld isen
de meeste bewoners der geschonden straat
zich in jammerende schaamte hebben ver
scholen in hun achterkamers, raakt 't eer
ste raam los.
Er gaat 'n school uit
Groote hemel er gaat een school uit.
Als 'n zwerm gulzige musschen, die 'n
versch geval ontdekken, stormen honderd
jongens naar de plaats des onheilsen
de gemartelde straat wordt overnieuw ge-
geeseldnu met schel geschreeuw, ge
roep, gefluit en gejoel.
Er zijn dertig vraag-gesprekken gaande.
,,'t Zijn oplichters" weet 'n behangers-
maat positief „Ze stikken in de schuld.."
„D'r man is 'm gesmeerd" vertelt 'n
ander
„Ze wonen d'r pas twee maanden"
trekt 'n derde de aandacht „In de nacht
benne ze gekommeen niemand weet
waar vandaan
Het tweede raam is ontmanteldzakt
naar buitenen de jongens schreeuwen
hoera.
De meneer van de huur wenkt 'n man
met 'n voddenkarlaat 'n zilverstuk zien..
en samen dragen ze de deur en de ramen
op de wagen, die door het langste gedeelte
van de straat wegrijdt.... en zoo trekt de
schande ten toon langs alle keurige hui
zen.
Maar aan „het" huis klemt ze zich op
nieuw vastals 'n bloeddronken vampyr,
die niet rust voor het slachtoffer is leegge
zogen.
De drom nieuwsgierigen vermindert soms
even, om weer spoedig angstwekkender aan
te groeien.
De mannelijke bewoners van de straat ko
men nu thuis voor de koffietafel hou
den verschrikt in hun gang van rustige ze
kerheid.... worden bleek, roodblijven
staanmet oogen, die puilenoogen,
die in nood-glazing verstarrenoogen,
die schreeuwen om redding....
Ze vragen niemand ietsze durven
nietBijna sluipend gaan ze langs de
ramp't is of ze zich nu schamen de
bewoners te zijn van hun kapot geslagen
koninkrijkje.
Schuw brengen ze hun huissleutels naar
de deuren.... schuw gaan ze naar bin
nenen we kunnen vermoeden, wat zich
daar moet afspelen.
'n Vreeselijke, eindelooze dag wordt het
Want pas tegen het avonduur komt er een
verhuiswagendie weer nieuwe kijkers,
veel pratende, lachende, spottende, schreeu
wende kijkers trekt met honderd commen
taren en kwinkslagen.
En door spleten en kieren en raampjes
moeten ze toezien hoe de kasten, stoelen,
kisten, bedden, ledikant-brokken, schilde
rijen, portretten hun vernederende weg
naar het gevaarte afleggen.
't Is gauw gebeurd.... er is niet zoo
veel'n gelukje bü 'n ongeluk dan nog.
En de wagen trekt weg.
Maar het huis staat daar nog....
naakt en kilmet de gapende „vierkan
ten" van verdwenen deur en ramen
Het huis staat erals een zeere plek
op een blank gelaatals 'n hoon.... als
'n schande-teekenhet staat daar in gie
rende spot....
Het wordt donker....
En de andere huizen slapen niet, zooals
gewoonlijk.
Ze lijken te schreien.
G. N.