Voov de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN BINNENLANDSCH NIEUWS TWEEDE KAMER Nederlandsche R. K. Joumalisten- vereeniging FINANCIËN Philips Gloeilampen HANDEL EN NIJVERHEID Internationale congressen De spionne ONDERWIJS GEMENGD NIEUWS De H. B. S. aan de Keizersgracht te Amsterdam RECHTSZAKEN malversaties bij de Handels- en Landbouwbank De BOEK EN BLAD DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE - Vergadering van Dinsdag. Verschillende ontwerpen en conclusies. Aan de orde zijn o.m. de volgende wets ontwerpen en conclusies. Wijziging van de wet van 27 Nov. 1919 tot Uitbreiding van de gemeente Eindhoven met het grondgebied van de gemeenten Gestel en Blaarthem, Stratum, Strijp, Tongelre en Woensel. Conclusie aan het verslag der commissie omtrent de inlichtingen op het adres van J. Maas te Wormerveer. Conclusie van het verslag der commissie omtrent de inlichtingen op het adres van J. Bruijn eervol ontsiagen loods te IJmui- den. Wetsontwerp aangaan van een conversie- leening ten laste van Ned. Indië. De ontwerpen worden z. h. st. vastgesteld. Interpellatie-Wijnkoop. Voortgezet wordt de behandeling der in terpellatie-Wijnkoop over de wering van de Tribune. De heer SCHOKKING (C.H.) betoogt, dat van het bestuur der Centrale Vereeniging niet anders kan worden verwacht dan dat het zoo zou handelen. Moreel schadelijke lectuur moet uit de leeszalen geweerd wor den zij moet een ontwikkelend karakter dragen. Indien de inspecteur of het centraal be stuur in gebreke ware gebleven, had de re geering zelf dienen op te treden, want door het verleenen van subsidie is zij verantwoor delijk Het toezicht moet reëel zijn. Hoe kan de regeering, die verantwoordelijk is voor de openbare orde, lezing en verkoop van dit blad bevorderen? De heer COLIJN (AH.) wenscht zijn stem te motiveeren over de motie. Den loop van het debat vond spr. eenigszins verrassend. Met de vrijheid van gedachte, die hier zoo naar voren zijn gebracht, heeft de kwestie niets te maken. Het niet toelaten van de Tribune in de openbare leeszalen beperkt niet de vrijheid van gedachte-uiting. Ook het recht om van deze gedachte-uiting ken nis te nemen, is niet bekort. Spr. staat vierkant op het standpunt van de wering. De openbare leeszaal is geen instelling waar de regeering buiten staat. Zij is een semi-officleele Instelling, waarvoor de over heid mede verantwoordelijk is. De Tribune is een orgaan, dat met kracht en eerlijke openhartigheid het pleit voert voor de omverwerping onzer huidige staats instelling. Mag de verbieding van een zóó krachtige revolutionnaire propaganda door de overheid worden bevorderd? De heer KNOTTENBELT (V.B.) twijfelt niet aan de bevoegdheid, die de Centrale Vereeniging heeft om de Tribune te weren. De vraag is, of van die bevoegdheid een juist gebruik is gemaakt. Een ontoelaatbare uiting van geestelijke bevoogding is in dezen maatregel intusschen niet te zien. Maar toch meent spr,, dat men beter zou hebben ge daan, aan iedere leeszaal over te laten wat zi) wilde doen met de Tribune. De rede van den heer Colijn heeft bij spr. de vrees gewekt, dat het wel eens zou kun nen komen tot intrekking van het subsidie. Daarom dient spr. de volgende motie in: „De Kamer, van oordeel, dat een van rijks wege aan openbare leeszalen of bibliotheken verleend subsidie alleen onthouden mag worden nadat daarover het advies is ge vraagd van de Centrale Vereeniging en dit advies is gepubliceerd., gaat over tot de orde van den dag." De heer VAN WIJNBERGEN (RK.) is het eens met den heer Colijn. De Tribune is geen onbeteekenend blad, het heeft wel degelijk beteekenis. De regeering heeft de openbare orde te handhaven. Wat voor de leeszalen geldt, geldt in nog sterkere mate voor de stations, die men niet ontloopen kan. Voorshands heeft spr. bezwaar tegen het tweede deel der motie Knottenbelt, nJ. dat, waarin op publiceering wordt aange drongen. De heer KERSTEN (S. G.) meent dat de ze zaak de eere Gods raakt. Bedroevend acht hij het standpunt van Minister Terp stra, die geheel in de antl-revolutionnaire lijn bleef. De leeszalen zijn geabonneerd op nog andere revolutionnaire lectuur en de minister keurt dit goed. Hiermede heeft de minister aangetoond het verderfelijke van de openbare leeszalen. De regeering baant met haar standpunt ten deze den weg voor de revolutie. De strijd daartegen is alleen te voeren als men zich stelt op de zuivere basis van Gods Woord. De openbare leeszalen dienen niet alleen geen subsidie te hebben, zij dienen te worden gesloten. De heer DE VISSER (C. P.) betoogt, dat de minister van Waterstaat de juiste reden heeft genoemd waarom de Tribune moest worden verboden. Het gaat niet om het moreel schadelijke, het gaat om het maat schappelijk schadelijke. Ging het om het eerste, dan zou er wel geen blad overblijven. De vergadering wordt verdaagd tot heden. Jaarvergadering te Utrecht De Nederlandsche R. K. Joumalistenver- eeniging hield 14 Juni haar jaarvergadering te Utrecht, onder voorzitterschap van den heer J. B. Vesters In zijn openingswoord sprak de voorzitter zijn voldoening uit over de vorming der krin gen Brabant en Limburg en hoopte dat spoe dig meer kringen zullen volgen. Verder zette hij uiteen, wat het bestuur heeft meenen te moeten doen in de aange legenheid van De Tijd. Na het zenden van het gepubliceerde schrijven aan directie en commissarissen van De Tijd, heeft de voor zitter een onderhoud aangevraagd en ver kregen met de Tijd-directie. Als gevolg van dit onderhoud is de mogelijkheid niet uit gesloten, dat voor de redactieleden gunstiger resultaten zullen worden verkregen. Door verschillende leden werd het bestuur dank gebracht voor zijn activiteit en tactvol op treden, waarbij tevens de leden werden opgewekt er voor te werken, dat spoedig alle katholieke journalisten lid der vereeniging zullen zijn. Bij de bespreking van het financieel ver slag kwam uit de vergadering de aan drang de vereeniging zoo krachtig mogelijk te maken en over te gaan tot stichting van een weerstandskas. Verder werd de wen- schelijkheid geuit om te komen tot een fonds voor sanatoriumverpleging voor leden en hun huisgenooten. Nadat de kwestie van het dubbele lid maatschap breedvoerig was besproken, kwam het jaarverslag van den secretaris in behandeling, waarbij het bestuursbeleid tevens ter sprake kwam. Na de bestuursverkiezing, waarbij de heer L. J. Stolwijk werd herkozen en in de plaats Van de aftredende bestuursleden de heeren P. H. J. Steenhoff en Th. Wilmer, die zich niet meer herkiesbaar stelden, gekozen wer den de heeren J. Hulsman en J. Zwetsloot, kwam het ontwerp-arbeidscontract in be handeling. Aan het slot der bespreking werd de volgende motie met algemeene stemmen aangenomen: De Nederlandsche R.K. Journalistenver- eeniging, in algemeene vergadering bijeen te Utrecht op Zondag 14 Juni 1931, ver- eenigt zich met het ontwerp-arbeidscontract, gepubliceerd in haar orgaan van 2 Juni 1931, ten einde tot een regeling der rechts positie van den journalist te komen, maar betreurt het, dat verschillende billijke wen- schen der journalisten daarin niet tot uiting zijn gekomen en besluit daarvoor te blijven strijden. Inzake de representatie-regeling besloot de vergadering deze eveneens te aanvaar den, maar zich het recht voor te behouden te gelegener tijd een voorstel te doen tot rouleering van het secretariaat. Met een dankwoord van den voorzitter aan de scheidende bestuursleden voor ai- les, wat ze voor de vereeniging hebben ge daan, werd de zeer geanimeerde vergade ring gesloten. De prijs van ons brood Verhouding van prijsdaling in den groot- en kleinhandel Gelijk men zich herinnert, noodigde de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid eenigen tijd geleden de hoogleeraren dr. N. J. Polak en prof. H. A. Kaag uit, hem inzake de vraag, door welke oorzaken en in welke mate de kleinhandelsprijzen van tal van gebruiksartikelen de groothandelsprlj- zen van die artikelen (of van de grondstof fen voor de vervaardiging daarvan bij daling niet of onvoldoende volgen, van advies te dienen. Het eerste op de broodprijzen betrekking hebbende gedeelte van het verslag van ge noemd deskundigen is thans verschenen als no. 2 van den Jaargang 1931 van de reeks „Verslagen en Mededeeïingen" van de af- deeling Handel en Nijverheid van het Departement van Arbeid, Handel en Nijver heid. De rapporteurs komen na een uitgebreid betoog met tal van graphieken tot de vol gende conclusie. De zoo alom verbreide meening, dat de daling van den grondstof prijs niet in vol doende mate in den broodprijs tot uitdruk king is gekomen, is door ons in het alge meen onjuist bevonden. Die meening berust in de eerste plaats op gezichtsbedrog, voorts op het veronachtzame van de niet in het oog vallende fluctuaties van de prijzen van bijproducten en bijkomende grondstoffen Indien men daarmede en met de geringe daling, zelfs in sommige gevallen met de stijging van de bewerkings-, distributie -en algemeene kosten rekening houdt en voorts in aanmerking neemt, dat de broodprijs slechts met geheele centen per brood of per half brood, dus met ten minste 4 of 8 pet kan worden afgeslagen, dan constateert men, zij het met eenige traagheid in tijden van groote voortgaande prijsveranderingen en met een enkele plaatselijke uitzonde ring, een vrij goede aanpassing van de broodprijzen aan de kosten van grondstof fen en verdere productiefactoren. „Men is te optimistisch geweest". In de Maandag gehouden vergadering van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven, verklaarde mr. August Philips na de opening dat de vergadering eerst in Juni werd gehouden, inplaats van in Mei, zooals gebruikelijk, in verband met het over lijden van den accountant. De voorzitter verklaarde, dat de post, ver tegenwoordigende belangen in andere maat schappijen in hoofdzaak betrof voorraden en debiteuren dier maatschappijen, kantoor gebouwen en terreinen, daarbij vertegen woordigen de voorraden een waarde van f 35 millioen, de debiteuren circa f 65 millioen. Voorts werd verklaard, dat voldoende af schrijvingen waren gedaan en dat het be stuur de meening was toegedaan dat op voorraden geen verdere verliezen te wachten zouden zijn. Wat de vragen betreft aangaande den post aankoop aandeelen N.V. gemeenschappelijk bezit Philips' Gloeilampen werd medegedeeld, dat deze aankoop had plaats gehad tegen 438 procent, zoodat daarop natuurlijk een verlies wordt geleden. De aankoop dezer aan deelen was bewerkstelligd omdat het be stuur meende, in het belang van de vennoot schap te handelen. Inzake de vraag naar den huldigen gang van zaken werd medegedeeld, dat de omzet in 1931 niet zoo groot is als ln 1930, maar toch bevredigend was en dat de verkoopen plaats vonden tegen prijzen, die een matigen winst laten. In de maanden Juni, Juli, Au gustus en September zou men echter reke ning moeten houden met een kleineren om zet. Verliezen worden niet geleden. Betreffende de vraag naar den maatstaf, waarop de voorraden van de dochtermaat schappijen waren geboekt, werd medegedeeld, dat als basis waren aangenomen de kostprijs of de marktwaarde, waarvan de taxatie ze ker niet te hoog was gesteld. Aangaande de verliezen in de laatste maan den van 1930 geleden, kan dienen, dat bij de opmaking van de balans men zich had laten leiden door den gang van zaken in 1931, zoo dat dus zoo conservatief mogelijk was te werk gegaan. Wat het aantal werklieden betreft, die op het oogenblik in dienst der Maatschappij zijn, werd medegedeeld, dat dit aantal op het oogenblik 14.000 bedraagt. De balans en winst- en verliesrekening werden vervolgens goedgekeurd. Uit een informatiebrief in Esperanto ver nemen wij: Tengevolge van het initiatief van den hoofddirecteur van het bekende informatie bureau „Confldentia" in Weenen ls in December 1930 gorganiseerd het le Wereld congres van Informatie-Bureau's, Instituten voor Credietbescherming en Incasso- Bureau's, die een konstant secretariaat in stelden. Taak van de nieuwe organisatie is niet alleen de interne behandeling van wijziging m de branches, maar ook ontwikkeling van het publiek omtrent wezen en doel van de instèllingen van de genoemde takken van handel. Belangstellenden ontvangen uitvoerige inlichtingen in alle nationale talen en ln Esperanto van: Sekretariat Alci-Krongress. Mariahilferstraat 71, Wien VI. Blijkens een juist genomen besluit zal het congres ln 1931 plaats hebben ln Milaan (Italië). Naar aanleiding van de beslissingen van het le Congres in Weenen in 1930, zal dit 2e Congres zich verder bezighouden met alle actueele onderwerpen op het terrein van handls-inlichtlngendienst, problemen van crediet en credietbescherming, Inrichting van 't incasso-procédé, betreffende nationale wetten en onderlinge overeenkomsten der Staten, stichting van een „Compensatie- Centrum" van de informatieafdeeling, enz. Tot de konstante commissie van het congres behooren uitstekende specialisten uit ver- Op de Columbia zwaaiden passagiers met zakdoeken een laatst vaarwel toe aan wie op de kade waren achtergebleven en het schip bleven nakijken, tot het uit het gezicht ver dween. Grace Clapton was vroeg aan boord ge gaan teneinde ieder, die de loopplank op kwam, goed te kunnen opnemen. In haar hand hield zij een boekje, dat zij af en toe raadpleegde en dat de volgende notitie be vatte: „Reist eerste klasse, wellicht onder een anderen naam. Signalement: 1 M. 70 c.M., vrij gezet, regelmatige trekken, donker blond haar, blauwe oogen, ongeveer 35 jaar. Litteeken onder het rechter oog." Haar instructies waren nauwkeurig om schreven. Zoo spoedig mogelijk moest Grace te midden der vele reizigers den detective James Green trachten te ontdekken, een Iersch spion, in dienst van Engeland. De „Clau na Gael" een geheime vereeni ging van Ieren, die naar Amerika waren uit geweken, had overal haar agenten. Zij had vernomen, dat James Green er in geslaagd was eenige belangrijke documenten ln zijn bezit te krijgen en van plan was daarmee met de Columbia naar Engeland over te steken. Dat de Clan haar blik juist op Grace Clap ton had laten vallen om James Green op te sporen, was niet zonder reden. In de eerste plaats was zij volkomen berekend voor haar taak, wat betreft haar scherpzinnigheid, maar bovendien was zij heel mooi. Het jonge meisje aarzelde in den beginne tusschen' drie of vier passagiers, die zich op de Columbia bevonden. Telkens weer herlas zij het signalement, maar zij kon nog geen zekerheid krijgen omtrent den persoon, dien zij zocht. Ten slotte bleef haar de keus uit twee. En met echt vrouwelijken tact ging zij thans te werk. Als bij toeval liet zij haar shawl vallen en spoedig waren twee handen zoo bereidwillig die voor haar op te rapen. Grace bedankte met een vriendelijken blik en sprak eenige woorden van verontschuldiging. Tijdens het onderhoud, dat thans volgde, merkte Grace op, dat de heer tegenover haar een littee ken had onder het rechter oog Hij zeide, Rottingham te heeten en kava- lerie-kapitein te zijn. Het gesprek liep voor namelijk over paarden en over de jacht en de kapitein stond er op, dat Grace in zijn hut zijn collectie wapens zou komen bezich tigen. De man was zoo in verrukking over deze verzameling, dat Grace wel tot de slot som moest komen, dat haar scherpzinnigheid haar ditmaal ln den steek had gelaten en dat zij zich had vergist. Het speet haar van den verloren tijd. Zoo scheen haar metgezel er niet over te denken, want slechts toen Grace hem niet onduidelijk te kennen had gegeven, dat zij genoeg had van zijn gezelschap, verliet hij haar en ging naar de rookzaal, waar hij vele whiskies dronk en zich verdiepte in een partij bridge. Nu dacht Grace aan den ander! Aan het eind van het dek lag hij in een stoel, schijn baar ongevoelig voor wat er rondom hem plaats greep. Bij nadere beschouwing was echter duidelijk aan zijn gezicht te zien, dat hij door ernstige gedachten werd bezigge houden. En het litteeken....? Inderdaad had hij een klein litteeken, hoewel niet zoo duidelijk zichtbaar als bij den ander. Zijn geheele houding wekte den indruk, dat hi) alle moeite deed, onopgemerkt te blijven. Dit gaf voor Grace den doorslag. Na een paar malen langs hem geloopen te hebben deed zij, toen zij weer in zijn nabij heid was, alsof zij door de beweging van het schip haar evenwicht verloor en zich nog juist bijtijds kon vastgrijpen aan de leuning van den stoel, waarop de onbekende zat. Met één sprong was hij naast haar, onder steunde haar zoo goed mogelijk en geleidde haar naar zijn stoel, waarin het meisje met een dankbaren blik plaats nam. Het ijs was nu spoedig gebroken en er kwam een aangename verstandhouding tus schen beide passagiers. Grace drong er op aan, dat hij den nieuwsten roman van Kip ling zou lezen, dien zij hem gaarne even in zijn hut wilde laten brengen. Maar welke hut had hij en hoe was zijn naam? „Ik heet John Green en ik heb nummer 57," zei hij. John Green! Hij trachtte zich dus te ver bergen onder een gedeeltelijke naamsveran dering! Zij ging nog eens in gedachten het geheele signalement na en alles klopte haar fijn. Hoe zou zij echter absolute zekerheid kunnen verkrijgen? Grace bracht de conversatie handig op den strijd tusschen Engeland en Ierland en be merkte dat haar metgezel moeite had zijn ontroering en schrik te verbergen. Hij gaf slechts ontwijkende antwoorden op haar vra gen en trachtte het gesprek op Iets anders te brengen. Maar het meisje wilde absoluut zekerheid hebben en, zonder Green ook maar 'n oogen blik uit het oog te verliezen, zei ze zoo on schuldig mogelijk: „Die vervelende strijd zet zich tegenwoor dig ook op groote mailbooten voort; overal houdt de politie een oog in 't zeil en ik ge loof zelfs, dat er aan boord van de Columbia bekende detectives zijn." Green deed al zijn best zoo onverschillig mogelijk te kijken, maar Grace, die 'n groote opmerkingsgave bezat, zag duidelijk, dat hij zich slechts met de grootste moeite be- heerschte. Zij dacht nu slechts aan het vol voeren van haar zending. Den volgenden dag slenterde Grace over het schip en, bij het achterdek gekomen, waar zich de passagiers tweede klasse ophouden, ging zij op een bank zitten naast iemand, die daar in slaap scheen te zijn gevallen. Zachtjes sprak zij: „Ik heb den man gevonden, dien wij zoe ken." „Dan zal het nu noodig zijn, dat ik en de twee anderen hem goed opnemen, opdat wij hem aan land kunnen herkennen. Kom dus zoo spoedig mogelijk tegen middernacht met hem hier en ga naar je hut terug, zoo dra een van ons met hem in gesprek ls ge- r&akt „Goed," zei Grace; „alleen weet ik nog niet, welken avond het zal zijn." Langzaam wandelde zij naar de eerste klas se terug'. Uit den salon stegen vroolijke stem men op en er klonk opgewekte muziek. Toen zij de zaal binnentrad, kwam Green naar haar toe. Zij maakten samen een wandeling langs 't dek en Green maakte haar opmerkzaam op de schoonheid van den oceaan bij maanlicht. Kon iemand, die gevoelig was voor zulke dingen, een landverrader zijn? Grace waagde nog eenmaal een poging en bracht opnieuw het gesprek op de Sinn Fel- ners. Dadelijk veranderde John Green. „Dit onderwerp is mij totaal onverschillig," zeide hij. „Iedereen kiest in deze aangelegen heid naar beste weten partij." Grace en John Green spraken nog dikwijls met elkaar en de verhouding tusschen hen beiden werd steeds beter. Ondertusschen gingen de dagen voorbij en onophoudelijk kreeg Grace boodschappen uit de 2de klasse. Zij moest nu toch werkelijk handelen! Om John Green echter te redden moest Grace in de eerste plaats tijd winnen. Daar om dacht zij, dat het 't beste zou zijn als se een vergissing beging; later kon zij die dan herstellen. In dien tijd zou Green gered zijn. Op een avond was Grace in gezelschap van kapitein Rottingham. Zij flirte wat met hem, wilde champagne drinken en spelen. Ten slotte stond zij er op met hem op het dek te gaan wandelen. Rottingham, die een beetje verliefd deed, stemde maar al te graag toe. Het dek was als uitgestorven. Plotseling stond emand uit een dekstoel op en riep: „Mijnheer, ik geloof dat deze papieren uit uw zak zijn gevallen? Wilt u u bij het licht van deze lantaarn even overtuigen, dat zij inderdaad uw eigendom zijn? Nieuwsgierig kwamen nog twee andere pas sagiers naderbij. Een gesprek ontspon zich, van welke gelegenheid Grace gebruik maakte om zich ongemerkt te verwijderen. Zij kon niet nalaten te glimlachen om den poets, dien zij den verliefden kapitein had gebak ken. Eenmaal in haar hut gekomen, kon Grace den slaap niet vatten. Zij begon wroeging te krijgen en maakte zich eenigszins ongerust over het lot van den kapitein. Bovendien: met welk recht had zij gehandeld in strijd met de haar opgedragen instructies? Moest de straf van een verrader veranderd worden, omdat een vrouw hem sympathiek vond? Schande over deze vrouw deze verraad ster! Zij kon het niet langer uithouden en den volgenden morgen stelde zij John Green voor een fait accompli. „Wat mij in u het meest verwondert, is uw flegma. Niemand zou in u den beroem den detective James Green herkennen!" „Ik een detective? Hoe komt u er bij?" „Waarom die geveinsde verontwaardiging? Ik weèt, dat u de bekende detective James Green bent!" „Ik? Ik weet niet, wie of wat u bent, maar u bent geen gewoon meisje en u zoudt mij te gronde kunnen richten. Ik zal het u nu maar vertellen: de politie loert op mij. Ik ben in 1916 als opstandeling gevlucht en keer thans van San Francisco naar Lime rick terug." „Maar dan heet u wellicht heelemaal geen Green?", vroeg het meisje ontroerd. „Het is een naam, dien ik toevallig hebt aangenomen .Ik heet in werkelijkheid Mae Grath. En nu, u hebt mijn lot in han den. Eén woord van u en ik ben verloren!'' „Maar ik wil uw ondergang niet! Integen deel: ik bewonder u!" Grace was ten prooi aan een groote ver warring. Als deze persoon James Green niet was, waar bevond hij zich dan wél? Zou hij dan niet aan boord van de Columbia zijn? Tegen middernacht begaf Grace zich an dermaal naar het achterdek en sprak daar een der Ieren aan. „Ik heb mij vergist. De man, dien wij zoe ken, is niet op het schip." „Niet meer is beter gezegd," hernam de man. „Hoe zoo? Waar is hij dan?" „Daar!" sprak de ander, wijzende op de zee. „Wat? Jullie hebt hem....?" „De gelegenheid was gunstig. Waarom zouden we dan wachten? Het recht heeft zijn loop gehad." Grace slaakte een gil en viel in zwijm. De man bracht haar met vlugzout weer bij en zette haar op een bank, waarna hij zich vlug verwijderde. De volgenden dag bleef Grace in haar hut, aan de hevigste wanhoop ten prooi. Door haar schuld was een onschuldige vermoord! Die vreeselijke gedachte liet haar niet met rust. In den middag werd haar een brief ge bracht, waaHn zij verzocht werd nog eens op het achterdek te willen komen. Toen het oogenblik was aangebroken, ont brak haar evenwel de moed; zij vermande zich echter en nauwelijks was zij bij de man nen gekomen, of een hunner zei: „Die schrik van u gisteravond was mij totaal onbegrijpelijk. Voordat wij den onver laat in zee wierpen, hebben wij hem gefouil leerd. De revolver en voornamelijk de docu menten, die op hem bevonden werden, wa ren het onomstootelijk bewijs, dat die zooge naamde kapitein Rottingham de man was, dien wij zochten. Wederom hebt u het vaderland een groo- ten dienst bewezen, juffrouw Clapton 1" schillende landen. De voorbereidingen vin den een levendige belangstelling bij en zeer groot aantal handelsautoriteiten, inlichtin gen-organisaties, regeeringen, de Volken bond en het Internationale Arbeidsbureau. Mr. B. M. Telders Benoemd tot buitengewoon Leiden hoogleeraar te Mr. B. M. Telders is als opvolger van prdf. jhr. mr. W. van Eysinga benoemd tot hoogleeraar aan de Universiteit te Leiden om onderwijs te geven in het Volkenrecht Hij werd in 1903 te 's-Gravenhage geboren en studeerde aan de Hoogeschool te Leiden en, na zijn doctoraal examen, te Parijs, om in 1927 te promoveeren in Leiden op een dissertatie „Staat en Volkenrecht". Gedurende zijn studententijd beantwoord de hij een Amerlkaansche prijsvraag op hei- gebied van het Volkenrecht, welke met een eersten prijs werd bekroond. Sedert ver schenen van zijn hand in verschillende tijd schriften rechtsgeleerde verhandelingen zoowel over het oud-vaderlandsch als hedendaagschrecht. Sedert zijn promotie is hij werkzaam als advocaat te 's-Gravenhage ten kantore van mrs. W A. Telders, Nypels en Van Mee- teren. Het stutten wegens gevaar voor verdere instorting gestaakt Het dak van de Hoogere Burgerschool aan de Keizersgracht te Amsterdam, waar eer gisteren de noodlottige instorting heeft plaats gehad, is gistermiddag weer gaan zakken. In verband hiermede werd besloten, dat niemand meer in het gebouw mocht gaan. Het stutten werd gestaakt, en de belendende perceelen zijn ontruimd. Gistermiddag te vier uur heeft een con ferentie plaats gehad van wethouder Abra hams, de hoofden van Publieke Werken en Bouw- en Woningtoezicht en de Brandweer. Besloten werd het gebouw omver te halen en daarbij te trachten den gevel nog te be houden. Al heel spoedig was men het er over eens, dat de gevaarlijke gedeelten moesten ver wijderd worden. Hoe dat zou gebeuren was een zaak, die niet zoo gemakkelijk was op te lossen. Want de deskundigen van de ge meentelijke bouwbedrijven waren het er over eens, dat het levensgevaarlijk, zelfs onmoge lijk zou zijn, iemand in het gebouw te laten gaan. Wanneer het zoo precair was, dat met deze weinige belasting het dak naar bene den zou komen, dan zou de belasting met water van de dakgoten voldoende zijn. Ech ter deed zich de moeilijkheid voor om bij het omlaag komen van het dak den voorgevel, gemaakt door Jacob van Campen, te spa ren. Om de situatie goed te begrijpen, staan er nog twee gebouwen achter elkaar. Er lig gen dan ook twee daken achter elkaar. Slechts de achtergevel van het tweede huis is ineen gezakt. Tusschen de twee daken is dus een zoogenaamde zakgoot. Deze zakgoot vol te maken met water meende men zou voldoende zijn het achterste dak te doen in storten. Men hoopte dan. dat de middelste muur, althans gedeeltelijk, zou blijven staan. Wanneer dat niet gebeurde en deze dus mee ging, was de kans zeer groot, dat ook de voorgevel werd meegesleurd. Motorspuit en materiaalwagen waren in middels reeds gearriveerd, en hadden oor spronkelijk hun standplaats Ingenomen op de Heerengracht 168, om door dit gebouw, dat achter de ingestorte school lag, de werk zaamheden te beginnen. Toen besloten werd de waterbelasting toe te passen vertrok de motorspuit naar de Kei zersgracht. Op twee perceelen afstand van de school, de belendingen waren reeds ont ruimd, werden twee straalpijpen gebracht en een motorspuit voerde het water met kracht naar boven. Als een kletterende regen viel het op het dak neer. De politie had alle verkeer stopgezet langs de Keizersgracht en ook de overzijde van de gracht laten ontruimen. Tegen half zes werd met water geven be gonnen. Al heel spoedig begonnen de afvoer pijpen het water naar beneden te voeren, maar er kwam meer op, dan de afvoerbui zen konden verzwelgen, zocdat ook weldra de goten overliepen. Zoo nu en dan meende men een verdacht geluid te hooren, maar het dak kwam niet naar beneden. Om half zeven werd besloten het werk te staken. Verkeersdag 17 Juni Die Verkeersdag was geen over bodige luxe, de vraagstukken van het verkeer mogen een paar keer per jaar wel eens extra onder de loupe worden genomen. Dat is dien dag dan ook terdege gedaan. Ik woonde zelf een aardig incident bij, waaruit mij bleek hoe ernstig de politie dien dag haar taak opvatte. Een motorrijder van de Verkeersbrigade achtervolgde een automobilist, die links om een plein heen reed in plaats van rechts, en bekeurde hem. Een verkeersagent, die dit zag, kwam er onmiddellijk op af en bekeurde den motorrijder van de Verkeersbrigade, omdat deze in zijn vervolgingsijver óók links gehouden had. Een politie-agent echter, die opmerkte, dat de verkeersagent te midden van de grootste drukte zijn post verlaten had, bekeurde dezen beambte weer maar werd op zijn beurt zonder pardon bekeurd door een collega, omdat hij bij het over haaste oversteken een fietser tegen den grond had geloopen. Deze fietser strompelde met zijn zwaar gehavend rijwiel dwars over den weg en werd bijna aangereden door een auto, die met zulk een geweldige kracht remde, dat een achteroprijdende vrachtauto met volle kracht er bovenop vloog. In een laatste poging om een botsing te vermijden had de chauffeur van den vrachtauto het stuur naar links gegooid; hij drukte daardoor ook een postauto naar links, die dientengevolge een appelenkar aanreed, welke zich midden op den weg had gewaagd. De appelen rolden bij honderden over den weg en een juist na derend Fordje reed een appel aan en vloog over den kop, waarbij een heer, die (niets merkende) in een bocht uit de tram sprong, aan 't been werd gewond. Gelukkig zag een taxi-chauffeur, die achter den heer aan kwam, het gevaar. Hij gooide het stuur naar links om, maar reed daardoor het trottoir op en een kruidenierswinkel binnen, waar hij helaas drie stolpen eieren in een reuzen- omelet herschiep. Een inspecteur van politie bekeurde den fietser, den chauffeur van den vrachtauto, den appelenkoopman, den heer, die van de tram was gesprongen en den kruidenier, want het was 2 minuten over acht, en de winkel was nog* open. Zoo ziet men hoe goed het is, dat er nu en dan zoo'n Verkeersdag wordt gehouden. 2 jaar tegen den. directeur geëischt De Officier van Justitie van de Haagsche Rechtbank eischte gisteren wegens verduis tering tweemaal gepleegd, valschheid in ge schrifte en inbreuk maken van een valsch stuk de veroordeeling van verdachte Mek king, gewezen directeur van de Handels- en Landbouwbank, tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek van de preventieve hechtenis. Uitspraak 25 Juni. Het autobus-ongeval te Blerick Drie maanden geëischt De rechtbank te Roermond behandelde gisteren de zaak betreffende het autobus ongeval te Blerick. Het O. M. eischte tegen de baanwachteres te Blerick drie maanden hechtenis. De verdediger mr. Nederveen pleitte vrijspraak. Uitspraak 30 Juni. 65ste jaargang no. 38 Tusschen een rijke afwisseling van binnen- en buitenlandsche foto's, vinden we in dit nummer een interessant artikel van Jan Hoek „Bij het vijftiende eeuwfeest der kerkvergadering van Ephesos", met fraaie foto's van den triomfboog in de aartsbasiliek van Maria de Meerdere te Rome. Verder lezen we een prettige „Platzak-geschiede nis door T. Ruygrok en „Het laatste schil derij" door Jan van Volendam. Dan volgt H.. Mollen dorf met een artikel over „Scheeve Torens", terwijl Amanda Wolf in deze aflevering haar kort vervolg-verhaal Als het bloesemt" beëindigt De roman ,De strijd om de haven", blijkt buitenge woon actueel te zijn. 389 De directeur begon te grijnzen, Zag hoe langzaam de aap opstond, En toen naar Wim begon te kruipen, Die hem aankeek met.open mond. „Help, mij, meneer," riep vol angst de jongen, „Straf mij niet op die manier". „Nee", riep de boosaardige kerel, „Jij blijft hier voor mijn plezier." 399 De nege's, met speer en schild gewapend, Schreeuwend en dreigend met den dood, Achtervolgden, zoekend en snel loopend, Den armen Pim en den Piloot. Dreunend klonken hun harde stappen, Op der. harden, drogen grond, Zoekend, speurend, loerend, kijkend, Of men beide blanken vond.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10