Voov de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
BINNENLANDSCH NIEUWS
TWEEDE KAMER
Nederlandsche R. K. Joumalisten-
vereeniging
FINANCIËN
Philips Gloeilampen
HANDEL EN NIJVERHEID
Internationale congressen
De spionne
ONDERWIJS
GEMENGD NIEUWS
De H. B. S. aan de
Keizersgracht
te Amsterdam
RECHTSZAKEN
malversaties bij de Handels- en
Landbouwbank
De
BOEK EN BLAD
DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE
-
Vergadering van Dinsdag.
Verschillende ontwerpen en
conclusies.
Aan de orde zijn o.m. de volgende wets
ontwerpen en conclusies.
Wijziging van de wet van 27 Nov. 1919 tot
Uitbreiding van de gemeente Eindhoven met
het grondgebied van de gemeenten Gestel en
Blaarthem, Stratum, Strijp, Tongelre en
Woensel.
Conclusie aan het verslag der commissie
omtrent de inlichtingen op het adres van J.
Maas te Wormerveer.
Conclusie van het verslag der commissie
omtrent de inlichtingen op het adres van
J. Bruijn eervol ontsiagen loods te IJmui-
den.
Wetsontwerp aangaan van een conversie-
leening ten laste van Ned. Indië.
De ontwerpen worden z. h. st. vastgesteld.
Interpellatie-Wijnkoop.
Voortgezet wordt de behandeling der in
terpellatie-Wijnkoop over de wering van de
Tribune.
De heer SCHOKKING (C.H.) betoogt, dat
van het bestuur der Centrale Vereeniging
niet anders kan worden verwacht dan dat
het zoo zou handelen. Moreel schadelijke
lectuur moet uit de leeszalen geweerd wor
den zij moet een ontwikkelend karakter
dragen.
Indien de inspecteur of het centraal be
stuur in gebreke ware gebleven, had de re
geering zelf dienen op te treden, want door
het verleenen van subsidie is zij verantwoor
delijk Het toezicht moet reëel zijn. Hoe kan
de regeering, die verantwoordelijk is voor
de openbare orde, lezing en verkoop van dit
blad bevorderen?
De heer COLIJN (AH.) wenscht zijn stem
te motiveeren over de motie. Den loop van
het debat vond spr. eenigszins verrassend.
Met de vrijheid van gedachte, die hier zoo
naar voren zijn gebracht, heeft de kwestie
niets te maken. Het niet toelaten van de
Tribune in de openbare leeszalen beperkt
niet de vrijheid van gedachte-uiting. Ook
het recht om van deze gedachte-uiting ken
nis te nemen, is niet bekort.
Spr. staat vierkant op het standpunt van
de wering.
De openbare leeszaal is geen instelling
waar de regeering buiten staat. Zij is een
semi-officleele Instelling, waarvoor de over
heid mede verantwoordelijk is.
De Tribune is een orgaan, dat met kracht
en eerlijke openhartigheid het pleit voert
voor de omverwerping onzer huidige staats
instelling. Mag de verbieding van een zóó
krachtige revolutionnaire propaganda door
de overheid worden bevorderd?
De heer KNOTTENBELT (V.B.) twijfelt
niet aan de bevoegdheid, die de Centrale
Vereeniging heeft om de Tribune te weren.
De vraag is, of van die bevoegdheid een
juist gebruik is gemaakt. Een ontoelaatbare
uiting van geestelijke bevoogding is in dezen
maatregel intusschen niet te zien. Maar toch
meent spr,, dat men beter zou hebben ge
daan, aan iedere leeszaal over te laten wat
zi) wilde doen met de Tribune.
De rede van den heer Colijn heeft bij spr.
de vrees gewekt, dat het wel eens zou kun
nen komen tot intrekking van het subsidie.
Daarom dient spr. de volgende motie in:
„De Kamer, van oordeel, dat een van rijks
wege aan openbare leeszalen of bibliotheken
verleend subsidie alleen onthouden mag
worden nadat daarover het advies is ge
vraagd van de Centrale Vereeniging en dit
advies is gepubliceerd.,
gaat over tot de orde van den dag."
De heer VAN WIJNBERGEN (RK.) is
het eens met den heer Colijn. De Tribune
is geen onbeteekenend blad, het heeft wel
degelijk beteekenis. De regeering heeft de
openbare orde te handhaven. Wat voor de
leeszalen geldt, geldt in nog sterkere mate
voor de stations, die men niet ontloopen
kan. Voorshands heeft spr. bezwaar tegen
het tweede deel der motie Knottenbelt, nJ.
dat, waarin op publiceering wordt aange
drongen.
De heer KERSTEN (S. G.) meent dat de
ze zaak de eere Gods raakt. Bedroevend
acht hij het standpunt van Minister Terp
stra, die geheel in de antl-revolutionnaire lijn
bleef. De leeszalen zijn geabonneerd op
nog andere revolutionnaire lectuur en de
minister keurt dit goed. Hiermede heeft de
minister aangetoond het verderfelijke van
de openbare leeszalen.
De regeering baant met haar standpunt
ten deze den weg voor de revolutie. De
strijd daartegen is alleen te voeren als men
zich stelt op de zuivere basis van Gods
Woord. De openbare leeszalen dienen niet
alleen geen subsidie te hebben, zij dienen te
worden gesloten.
De heer DE VISSER (C. P.) betoogt, dat
de minister van Waterstaat de juiste reden
heeft genoemd waarom de Tribune moest
worden verboden. Het gaat niet om het
moreel schadelijke, het gaat om het maat
schappelijk schadelijke. Ging het om het
eerste, dan zou er wel geen blad overblijven.
De vergadering wordt verdaagd tot heden.
Jaarvergadering te Utrecht
De Nederlandsche R. K. Joumalistenver-
eeniging hield 14 Juni haar jaarvergadering
te Utrecht, onder voorzitterschap van den
heer J. B. Vesters
In zijn openingswoord sprak de voorzitter
zijn voldoening uit over de vorming der krin
gen Brabant en Limburg en hoopte dat spoe
dig meer kringen zullen volgen.
Verder zette hij uiteen, wat het bestuur
heeft meenen te moeten doen in de aange
legenheid van De Tijd. Na het zenden van
het gepubliceerde schrijven aan directie en
commissarissen van De Tijd, heeft de voor
zitter een onderhoud aangevraagd en ver
kregen met de Tijd-directie. Als gevolg van
dit onderhoud is de mogelijkheid niet uit
gesloten, dat voor de redactieleden gunstiger
resultaten zullen worden verkregen. Door
verschillende leden werd het bestuur dank
gebracht voor zijn activiteit en tactvol op
treden, waarbij tevens de leden werden
opgewekt er voor te werken, dat spoedig alle
katholieke journalisten lid der vereeniging
zullen zijn.
Bij de bespreking van het financieel ver
slag kwam uit de vergadering de aan
drang de vereeniging zoo krachtig mogelijk
te maken en over te gaan tot stichting van
een weerstandskas. Verder werd de wen-
schelijkheid geuit om te komen tot een
fonds voor sanatoriumverpleging voor leden
en hun huisgenooten.
Nadat de kwestie van het dubbele lid
maatschap breedvoerig was besproken,
kwam het jaarverslag van den secretaris
in behandeling, waarbij het bestuursbeleid
tevens ter sprake kwam.
Na de bestuursverkiezing, waarbij de heer
L. J. Stolwijk werd herkozen en in de plaats
Van de aftredende bestuursleden de heeren
P. H. J. Steenhoff en Th. Wilmer, die zich
niet meer herkiesbaar stelden, gekozen wer
den de heeren J. Hulsman en J. Zwetsloot,
kwam het ontwerp-arbeidscontract in be
handeling. Aan het slot der bespreking
werd de volgende motie met algemeene
stemmen aangenomen:
De Nederlandsche R.K. Journalistenver-
eeniging, in algemeene vergadering bijeen
te Utrecht op Zondag 14 Juni 1931, ver-
eenigt zich met het ontwerp-arbeidscontract,
gepubliceerd in haar orgaan van 2 Juni
1931, ten einde tot een regeling der rechts
positie van den journalist te komen, maar
betreurt het, dat verschillende billijke wen-
schen der journalisten daarin niet tot
uiting zijn gekomen en besluit daarvoor te
blijven strijden.
Inzake de representatie-regeling besloot
de vergadering deze eveneens te aanvaar
den, maar zich het recht voor te behouden
te gelegener tijd een voorstel te doen tot
rouleering van het secretariaat.
Met een dankwoord van den voorzitter
aan de scheidende bestuursleden voor ai-
les, wat ze voor de vereeniging hebben ge
daan, werd de zeer geanimeerde vergade
ring gesloten.
De prijs van ons brood
Verhouding van prijsdaling in den groot-
en kleinhandel
Gelijk men zich herinnert, noodigde de
Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid
eenigen tijd geleden de hoogleeraren dr. N.
J. Polak en prof. H. A. Kaag uit, hem
inzake de vraag, door welke oorzaken en in
welke mate de kleinhandelsprijzen van tal
van gebruiksartikelen de groothandelsprlj-
zen van die artikelen (of van de grondstof
fen voor de vervaardiging daarvan bij daling
niet of onvoldoende volgen, van advies te
dienen.
Het eerste op de broodprijzen betrekking
hebbende gedeelte van het verslag van ge
noemd deskundigen is thans verschenen als
no. 2 van den Jaargang 1931 van de reeks
„Verslagen en Mededeeïingen" van de af-
deeling Handel en Nijverheid van het
Departement van Arbeid, Handel en Nijver
heid.
De rapporteurs komen na een uitgebreid
betoog met tal van graphieken tot de vol
gende conclusie.
De zoo alom verbreide meening, dat de
daling van den grondstof prijs niet in vol
doende mate in den broodprijs tot uitdruk
king is gekomen, is door ons in het alge
meen onjuist bevonden. Die meening berust
in de eerste plaats op gezichtsbedrog, voorts
op het veronachtzame van de niet in het
oog vallende fluctuaties van de prijzen van
bijproducten en bijkomende grondstoffen
Indien men daarmede en met de geringe
daling, zelfs in sommige gevallen met de
stijging van de bewerkings-, distributie -en
algemeene kosten rekening houdt en voorts
in aanmerking neemt, dat de broodprijs
slechts met geheele centen per brood of per
half brood, dus met ten minste 4 of 8 pet
kan worden afgeslagen, dan constateert
men, zij het met eenige traagheid in tijden
van groote voortgaande prijsveranderingen
en met een enkele plaatselijke uitzonde
ring, een vrij goede aanpassing van de
broodprijzen aan de kosten van grondstof
fen en verdere productiefactoren.
„Men is te optimistisch geweest".
In de Maandag gehouden vergadering van
de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te
Eindhoven, verklaarde mr. August Philips
na de opening dat de vergadering eerst in
Juni werd gehouden, inplaats van in Mei,
zooals gebruikelijk, in verband met het over
lijden van den accountant.
De voorzitter verklaarde, dat de post, ver
tegenwoordigende belangen in andere maat
schappijen in hoofdzaak betrof voorraden
en debiteuren dier maatschappijen, kantoor
gebouwen en terreinen, daarbij vertegen
woordigen de voorraden een waarde van f 35
millioen, de debiteuren circa f 65 millioen.
Voorts werd verklaard, dat voldoende af
schrijvingen waren gedaan en dat het be
stuur de meening was toegedaan dat op
voorraden geen verdere verliezen te wachten
zouden zijn.
Wat de vragen betreft aangaande den post
aankoop aandeelen N.V. gemeenschappelijk
bezit Philips' Gloeilampen werd medegedeeld,
dat deze aankoop had plaats gehad tegen
438 procent, zoodat daarop natuurlijk een
verlies wordt geleden. De aankoop dezer aan
deelen was bewerkstelligd omdat het be
stuur meende, in het belang van de vennoot
schap te handelen.
Inzake de vraag naar den huldigen gang
van zaken werd medegedeeld, dat de omzet
in 1931 niet zoo groot is als ln 1930, maar
toch bevredigend was en dat de verkoopen
plaats vonden tegen prijzen, die een matigen
winst laten. In de maanden Juni, Juli, Au
gustus en September zou men echter reke
ning moeten houden met een kleineren om
zet. Verliezen worden niet geleden.
Betreffende de vraag naar den maatstaf,
waarop de voorraden van de dochtermaat
schappijen waren geboekt, werd medegedeeld,
dat als basis waren aangenomen de kostprijs
of de marktwaarde, waarvan de taxatie ze
ker niet te hoog was gesteld.
Aangaande de verliezen in de laatste maan
den van 1930 geleden, kan dienen, dat bij de
opmaking van de balans men zich had laten
leiden door den gang van zaken in 1931, zoo
dat dus zoo conservatief mogelijk was te
werk gegaan.
Wat het aantal werklieden betreft, die op
het oogenblik in dienst der Maatschappij
zijn, werd medegedeeld, dat dit aantal op
het oogenblik 14.000 bedraagt.
De balans en winst- en verliesrekening
werden vervolgens goedgekeurd.
Uit een informatiebrief in Esperanto ver
nemen wij:
Tengevolge van het initiatief van den
hoofddirecteur van het bekende informatie
bureau „Confldentia" in Weenen ls in
December 1930 gorganiseerd het le Wereld
congres van Informatie-Bureau's, Instituten
voor Credietbescherming en Incasso-
Bureau's, die een konstant secretariaat in
stelden.
Taak van de nieuwe organisatie is niet
alleen de interne behandeling van wijziging
m de branches, maar ook ontwikkeling van
het publiek omtrent wezen en doel van de
instèllingen van de genoemde takken van
handel.
Belangstellenden ontvangen uitvoerige
inlichtingen in alle nationale talen en ln
Esperanto van: Sekretariat Alci-Krongress.
Mariahilferstraat 71, Wien VI.
Blijkens een juist genomen besluit zal het
congres ln 1931 plaats hebben ln Milaan
(Italië).
Naar aanleiding van de beslissingen van
het le Congres in Weenen in 1930, zal dit
2e Congres zich verder bezighouden met alle
actueele onderwerpen op het terrein van
handls-inlichtlngendienst, problemen van
crediet en credietbescherming, Inrichting van
't incasso-procédé, betreffende nationale
wetten en onderlinge overeenkomsten der
Staten, stichting van een „Compensatie-
Centrum" van de informatieafdeeling, enz.
Tot de konstante commissie van het congres
behooren uitstekende specialisten uit ver-
Op de Columbia zwaaiden passagiers met
zakdoeken een laatst vaarwel toe aan wie op
de kade waren achtergebleven en het schip
bleven nakijken, tot het uit het gezicht ver
dween.
Grace Clapton was vroeg aan boord ge
gaan teneinde ieder, die de loopplank op
kwam, goed te kunnen opnemen. In haar
hand hield zij een boekje, dat zij af en toe
raadpleegde en dat de volgende notitie be
vatte:
„Reist eerste klasse, wellicht onder een
anderen naam. Signalement: 1 M. 70 c.M.,
vrij gezet, regelmatige trekken, donker
blond haar, blauwe oogen, ongeveer 35
jaar. Litteeken onder het rechter oog."
Haar instructies waren nauwkeurig om
schreven. Zoo spoedig mogelijk moest Grace
te midden der vele reizigers den detective
James Green trachten te ontdekken, een
Iersch spion, in dienst van Engeland.
De „Clau na Gael" een geheime vereeni
ging van Ieren, die naar Amerika waren uit
geweken, had overal haar agenten. Zij had
vernomen, dat James Green er in geslaagd
was eenige belangrijke documenten ln zijn
bezit te krijgen en van plan was daarmee
met de Columbia naar Engeland over te
steken.
Dat de Clan haar blik juist op Grace Clap
ton had laten vallen om James Green op te
sporen, was niet zonder reden. In de eerste
plaats was zij volkomen berekend voor haar
taak, wat betreft haar scherpzinnigheid,
maar bovendien was zij heel mooi.
Het jonge meisje aarzelde in den beginne
tusschen' drie of vier passagiers, die zich op
de Columbia bevonden. Telkens weer herlas
zij het signalement, maar zij kon nog geen
zekerheid krijgen omtrent den persoon, dien
zij zocht.
Ten slotte bleef haar de keus uit twee. En
met echt vrouwelijken tact ging zij thans te
werk.
Als bij toeval liet zij haar shawl vallen en
spoedig waren twee handen zoo bereidwillig
die voor haar op te rapen. Grace bedankte
met een vriendelijken blik en sprak eenige
woorden van verontschuldiging. Tijdens het
onderhoud, dat thans volgde, merkte Grace
op, dat de heer tegenover haar een littee
ken had onder het rechter oog
Hij zeide, Rottingham te heeten en kava-
lerie-kapitein te zijn. Het gesprek liep voor
namelijk over paarden en over de jacht en
de kapitein stond er op, dat Grace in zijn
hut zijn collectie wapens zou komen bezich
tigen. De man was zoo in verrukking over
deze verzameling, dat Grace wel tot de slot
som moest komen, dat haar scherpzinnigheid
haar ditmaal ln den steek had gelaten en
dat zij zich had vergist.
Het speet haar van den verloren tijd. Zoo
scheen haar metgezel er niet over te denken,
want slechts toen Grace hem niet onduidelijk
te kennen had gegeven, dat zij genoeg had
van zijn gezelschap, verliet hij haar en ging
naar de rookzaal, waar hij vele whiskies
dronk en zich verdiepte in een partij bridge.
Nu dacht Grace aan den ander! Aan het
eind van het dek lag hij in een stoel, schijn
baar ongevoelig voor wat er rondom hem
plaats greep. Bij nadere beschouwing was
echter duidelijk aan zijn gezicht te zien, dat
hij door ernstige gedachten werd bezigge
houden.
En het litteeken....? Inderdaad had hij
een klein litteeken, hoewel niet zoo duidelijk
zichtbaar als bij den ander.
Zijn geheele houding wekte den indruk, dat
hi) alle moeite deed, onopgemerkt te blijven.
Dit gaf voor Grace den doorslag.
Na een paar malen langs hem geloopen te
hebben deed zij, toen zij weer in zijn nabij
heid was, alsof zij door de beweging van het
schip haar evenwicht verloor en zich nog
juist bijtijds kon vastgrijpen aan de leuning
van den stoel, waarop de onbekende zat.
Met één sprong was hij naast haar, onder
steunde haar zoo goed mogelijk en geleidde
haar naar zijn stoel, waarin het meisje met
een dankbaren blik plaats nam.
Het ijs was nu spoedig gebroken en er
kwam een aangename verstandhouding tus
schen beide passagiers. Grace drong er op
aan, dat hij den nieuwsten roman van Kip
ling zou lezen, dien zij hem gaarne even in
zijn hut wilde laten brengen. Maar welke
hut had hij en hoe was zijn naam?
„Ik heet John Green en ik heb nummer
57," zei hij.
John Green! Hij trachtte zich dus te ver
bergen onder een gedeeltelijke naamsveran
dering! Zij ging nog eens in gedachten het
geheele signalement na en alles klopte haar
fijn. Hoe zou zij echter absolute zekerheid
kunnen verkrijgen?
Grace bracht de conversatie handig op den
strijd tusschen Engeland en Ierland en be
merkte dat haar metgezel moeite had zijn
ontroering en schrik te verbergen. Hij gaf
slechts ontwijkende antwoorden op haar vra
gen en trachtte het gesprek op Iets anders te
brengen.
Maar het meisje wilde absoluut zekerheid
hebben en, zonder Green ook maar 'n oogen
blik uit het oog te verliezen, zei ze zoo on
schuldig mogelijk:
„Die vervelende strijd zet zich tegenwoor
dig ook op groote mailbooten voort; overal
houdt de politie een oog in 't zeil en ik ge
loof zelfs, dat er aan boord van de Columbia
bekende detectives zijn."
Green deed al zijn best zoo onverschillig
mogelijk te kijken, maar Grace, die 'n groote
opmerkingsgave bezat, zag duidelijk, dat hij
zich slechts met de grootste moeite be-
heerschte. Zij dacht nu slechts aan het vol
voeren van haar zending.
Den volgenden dag slenterde Grace over
het schip en, bij het achterdek gekomen, waar
zich de passagiers tweede klasse ophouden,
ging zij op een bank zitten naast iemand,
die daar in slaap scheen te zijn gevallen.
Zachtjes sprak zij:
„Ik heb den man gevonden, dien wij zoe
ken."
„Dan zal het nu noodig zijn, dat ik en
de twee anderen hem goed opnemen, opdat
wij hem aan land kunnen herkennen. Kom
dus zoo spoedig mogelijk tegen middernacht
met hem hier en ga naar je hut terug, zoo
dra een van ons met hem in gesprek ls ge-
r&akt
„Goed," zei Grace; „alleen weet ik nog
niet, welken avond het zal zijn."
Langzaam wandelde zij naar de eerste klas
se terug'. Uit den salon stegen vroolijke stem
men op en er klonk opgewekte muziek. Toen
zij de zaal binnentrad, kwam Green naar
haar toe.
Zij maakten samen een wandeling langs 't
dek en Green maakte haar opmerkzaam op
de schoonheid van den oceaan bij maanlicht.
Kon iemand, die gevoelig was voor zulke
dingen, een landverrader zijn?
Grace waagde nog eenmaal een poging en
bracht opnieuw het gesprek op de Sinn Fel-
ners. Dadelijk veranderde John Green.
„Dit onderwerp is mij totaal onverschillig,"
zeide hij. „Iedereen kiest in deze aangelegen
heid naar beste weten partij."
Grace en John Green spraken nog dikwijls
met elkaar en de verhouding tusschen hen
beiden werd steeds beter.
Ondertusschen gingen de dagen voorbij en
onophoudelijk kreeg Grace boodschappen uit
de 2de klasse. Zij moest nu toch werkelijk
handelen!
Om John Green echter te redden moest
Grace in de eerste plaats tijd winnen. Daar
om dacht zij, dat het 't beste zou zijn als se
een vergissing beging; later kon zij die dan
herstellen. In dien tijd zou Green gered
zijn.
Op een avond was Grace in gezelschap van
kapitein Rottingham. Zij flirte wat met hem,
wilde champagne drinken en spelen. Ten
slotte stond zij er op met hem op het dek
te gaan wandelen.
Rottingham, die een beetje verliefd deed,
stemde maar al te graag toe.
Het dek was als uitgestorven. Plotseling
stond emand uit een dekstoel op en riep:
„Mijnheer, ik geloof dat deze papieren uit
uw zak zijn gevallen? Wilt u u bij het licht
van deze lantaarn even overtuigen, dat zij
inderdaad uw eigendom zijn?
Nieuwsgierig kwamen nog twee andere pas
sagiers naderbij. Een gesprek ontspon zich,
van welke gelegenheid Grace gebruik maakte
om zich ongemerkt te verwijderen. Zij kon
niet nalaten te glimlachen om den poets,
dien zij den verliefden kapitein had gebak
ken.
Eenmaal in haar hut gekomen, kon Grace
den slaap niet vatten. Zij begon wroeging te
krijgen en maakte zich eenigszins ongerust
over het lot van den kapitein. Bovendien:
met welk recht had zij gehandeld in strijd
met de haar opgedragen instructies? Moest
de straf van een verrader veranderd worden,
omdat een vrouw hem sympathiek vond?
Schande over deze vrouw deze verraad
ster!
Zij kon het niet langer uithouden en den
volgenden morgen stelde zij John Green voor
een fait accompli.
„Wat mij in u het meest verwondert, is
uw flegma. Niemand zou in u den beroem
den detective James Green herkennen!"
„Ik een detective? Hoe komt u er bij?"
„Waarom die geveinsde verontwaardiging?
Ik weèt, dat u de bekende detective James
Green bent!"
„Ik? Ik weet niet, wie of wat u bent, maar
u bent geen gewoon meisje en u zoudt mij
te gronde kunnen richten. Ik zal het u nu
maar vertellen: de politie loert op mij. Ik
ben in 1916 als opstandeling gevlucht en
keer thans van San Francisco naar Lime
rick terug."
„Maar dan heet u wellicht heelemaal geen
Green?", vroeg het meisje ontroerd.
„Het is een naam, dien ik toevallig hebt
aangenomen .Ik heet in werkelijkheid Mae
Grath. En nu, u hebt mijn lot in han
den. Eén woord van u en ik ben verloren!''
„Maar ik wil uw ondergang niet! Integen
deel: ik bewonder u!"
Grace was ten prooi aan een groote ver
warring. Als deze persoon James Green
niet was, waar bevond hij zich dan wél? Zou
hij dan niet aan boord van de Columbia
zijn?
Tegen middernacht begaf Grace zich an
dermaal naar het achterdek en sprak daar
een der Ieren aan.
„Ik heb mij vergist. De man, dien wij zoe
ken, is niet op het schip."
„Niet meer is beter gezegd," hernam de
man.
„Hoe zoo? Waar is hij dan?"
„Daar!" sprak de ander, wijzende op de
zee.
„Wat? Jullie hebt hem....?"
„De gelegenheid was gunstig. Waarom
zouden we dan wachten? Het recht heeft
zijn loop gehad."
Grace slaakte een gil en viel in zwijm. De
man bracht haar met vlugzout weer bij en
zette haar op een bank, waarna hij zich
vlug verwijderde.
De volgenden dag bleef Grace in haar hut,
aan de hevigste wanhoop ten prooi. Door
haar schuld was een onschuldige vermoord!
Die vreeselijke gedachte liet haar niet met
rust.
In den middag werd haar een brief ge
bracht, waaHn zij verzocht werd nog eens
op het achterdek te willen komen.
Toen het oogenblik was aangebroken, ont
brak haar evenwel de moed; zij vermande
zich echter en nauwelijks was zij bij de man
nen gekomen, of een hunner zei:
„Die schrik van u gisteravond was mij
totaal onbegrijpelijk. Voordat wij den onver
laat in zee wierpen, hebben wij hem gefouil
leerd. De revolver en voornamelijk de docu
menten, die op hem bevonden werden, wa
ren het onomstootelijk bewijs, dat die zooge
naamde kapitein Rottingham de man was,
dien wij zochten.
Wederom hebt u het vaderland een groo-
ten dienst bewezen, juffrouw Clapton 1"
schillende landen. De voorbereidingen vin
den een levendige belangstelling bij en zeer
groot aantal handelsautoriteiten, inlichtin
gen-organisaties, regeeringen, de Volken
bond en het Internationale Arbeidsbureau.
Mr. B. M. Telders
Benoemd tot
buitengewoon
Leiden
hoogleeraar te
Mr. B. M. Telders is als opvolger van
prdf. jhr. mr. W. van Eysinga benoemd tot
hoogleeraar aan de Universiteit te Leiden
om onderwijs te geven in het Volkenrecht
Hij werd in 1903 te 's-Gravenhage geboren
en studeerde aan de Hoogeschool te Leiden
en, na zijn doctoraal examen, te Parijs, om
in 1927 te promoveeren in Leiden op een
dissertatie „Staat en Volkenrecht".
Gedurende zijn studententijd beantwoord
de hij een Amerlkaansche prijsvraag op hei-
gebied van het Volkenrecht, welke met een
eersten prijs werd bekroond. Sedert ver
schenen van zijn hand in verschillende tijd
schriften rechtsgeleerde verhandelingen
zoowel over het oud-vaderlandsch als
hedendaagschrecht.
Sedert zijn promotie is hij werkzaam als
advocaat te 's-Gravenhage ten kantore van
mrs. W A. Telders, Nypels en Van Mee-
teren.
Het stutten wegens gevaar voor
verdere instorting gestaakt
Het dak van de Hoogere Burgerschool aan
de Keizersgracht te Amsterdam, waar eer
gisteren de noodlottige instorting heeft
plaats gehad, is gistermiddag weer gaan
zakken.
In verband hiermede werd besloten, dat
niemand meer in het gebouw mocht gaan.
Het stutten werd gestaakt, en de belendende
perceelen zijn ontruimd.
Gistermiddag te vier uur heeft een con
ferentie plaats gehad van wethouder Abra
hams, de hoofden van Publieke Werken en
Bouw- en Woningtoezicht en de Brandweer.
Besloten werd het gebouw omver te halen
en daarbij te trachten den gevel nog te be
houden.
Al heel spoedig was men het er over eens,
dat de gevaarlijke gedeelten moesten ver
wijderd worden. Hoe dat zou gebeuren was
een zaak, die niet zoo gemakkelijk was op
te lossen. Want de deskundigen van de ge
meentelijke bouwbedrijven waren het er over
eens, dat het levensgevaarlijk, zelfs onmoge
lijk zou zijn, iemand in het gebouw te laten
gaan. Wanneer het zoo precair was, dat met
deze weinige belasting het dak naar bene
den zou komen, dan zou de belasting met
water van de dakgoten voldoende zijn. Ech
ter deed zich de moeilijkheid voor om bij het
omlaag komen van het dak den voorgevel,
gemaakt door Jacob van Campen, te spa
ren.
Om de situatie goed te begrijpen, staan
er nog twee gebouwen achter elkaar. Er lig
gen dan ook twee daken achter elkaar.
Slechts de achtergevel van het tweede huis
is ineen gezakt. Tusschen de twee daken is
dus een zoogenaamde zakgoot. Deze zakgoot
vol te maken met water meende men zou
voldoende zijn het achterste dak te doen in
storten. Men hoopte dan. dat de middelste
muur, althans gedeeltelijk, zou blijven staan.
Wanneer dat niet gebeurde en deze dus mee
ging, was de kans zeer groot, dat ook de
voorgevel werd meegesleurd.
Motorspuit en materiaalwagen waren in
middels reeds gearriveerd, en hadden oor
spronkelijk hun standplaats Ingenomen op
de Heerengracht 168, om door dit gebouw,
dat achter de ingestorte school lag, de werk
zaamheden te beginnen.
Toen besloten werd de waterbelasting toe
te passen vertrok de motorspuit naar de Kei
zersgracht. Op twee perceelen afstand van
de school, de belendingen waren reeds ont
ruimd, werden twee straalpijpen gebracht en
een motorspuit voerde het water met kracht
naar boven.
Als een kletterende regen viel het op het
dak neer.
De politie had alle verkeer stopgezet langs
de Keizersgracht en ook de overzijde van de
gracht laten ontruimen.
Tegen half zes werd met water geven be
gonnen. Al heel spoedig begonnen de afvoer
pijpen het water naar beneden te voeren,
maar er kwam meer op, dan de afvoerbui
zen konden verzwelgen, zocdat ook weldra de
goten overliepen.
Zoo nu en dan meende men een verdacht
geluid te hooren, maar het dak kwam niet
naar beneden.
Om half zeven werd besloten het werk te
staken.
Verkeersdag
17 Juni Die Verkeersdag was geen over
bodige luxe, de vraagstukken van het verkeer
mogen een paar keer per jaar wel eens extra
onder de loupe worden genomen. Dat is dien
dag dan ook terdege gedaan. Ik woonde zelf
een aardig incident bij, waaruit mij bleek
hoe ernstig de politie dien dag haar taak
opvatte.
Een motorrijder van de Verkeersbrigade
achtervolgde een automobilist, die links om
een plein heen reed in plaats van rechts, en
bekeurde hem. Een verkeersagent, die dit
zag, kwam er onmiddellijk op af en bekeurde
den motorrijder van de Verkeersbrigade,
omdat deze in zijn vervolgingsijver óók links
gehouden had. Een politie-agent echter, die
opmerkte, dat de verkeersagent te midden
van de grootste drukte zijn post verlaten
had, bekeurde dezen beambte weer maar
werd op zijn beurt zonder pardon bekeurd
door een collega, omdat hij bij het over
haaste oversteken een fietser tegen den
grond had geloopen.
Deze fietser strompelde met zijn zwaar
gehavend rijwiel dwars over den weg en
werd bijna aangereden door een auto, die
met zulk een geweldige kracht remde, dat
een achteroprijdende vrachtauto met volle
kracht er bovenop vloog. In een laatste
poging om een botsing te vermijden had de
chauffeur van den vrachtauto het stuur naar
links gegooid; hij drukte daardoor ook een
postauto naar links, die dientengevolge een
appelenkar aanreed, welke zich midden op
den weg had gewaagd. De appelen rolden
bij honderden over den weg en een juist na
derend Fordje reed een appel aan en vloog
over den kop, waarbij een heer, die (niets
merkende) in een bocht uit de tram sprong,
aan 't been werd gewond. Gelukkig zag een
taxi-chauffeur, die achter den heer aan kwam,
het gevaar. Hij gooide het stuur naar links
om, maar reed daardoor het trottoir op en
een kruidenierswinkel binnen, waar hij
helaas drie stolpen eieren in een reuzen-
omelet herschiep.
Een inspecteur van politie bekeurde den
fietser, den chauffeur van den vrachtauto,
den appelenkoopman, den heer, die van de
tram was gesprongen en den kruidenier,
want het was 2 minuten over acht, en de
winkel was nog* open.
Zoo ziet men hoe goed het is, dat er nu
en dan zoo'n Verkeersdag wordt gehouden.
2 jaar tegen den. directeur geëischt
De Officier van Justitie van de Haagsche
Rechtbank eischte gisteren wegens verduis
tering tweemaal gepleegd, valschheid in ge
schrifte en inbreuk maken van een valsch
stuk de veroordeeling van verdachte Mek
king, gewezen directeur van de Handels- en
Landbouwbank, tot een gevangenisstraf van
twee jaar en zes maanden met aftrek van
de preventieve hechtenis.
Uitspraak 25 Juni.
Het autobus-ongeval te Blerick
Drie maanden geëischt
De rechtbank te Roermond behandelde
gisteren de zaak betreffende het autobus
ongeval te Blerick.
Het O. M. eischte tegen de baanwachteres
te Blerick drie maanden hechtenis.
De verdediger mr. Nederveen pleitte
vrijspraak.
Uitspraak 30 Juni.
65ste jaargang no. 38
Tusschen een rijke afwisseling van binnen-
en buitenlandsche foto's, vinden we in dit
nummer een interessant artikel van Jan
Hoek „Bij het vijftiende eeuwfeest der
kerkvergadering van Ephesos", met fraaie
foto's van den triomfboog in de aartsbasiliek
van Maria de Meerdere te Rome. Verder
lezen we een prettige „Platzak-geschiede
nis door T. Ruygrok en „Het laatste schil
derij" door Jan van Volendam. Dan volgt
H.. Mollen dorf met een artikel over
„Scheeve Torens", terwijl Amanda Wolf in
deze aflevering haar kort vervolg-verhaal
Als het bloesemt" beëindigt De roman
,De strijd om de haven", blijkt buitenge
woon actueel te zijn.
389 De directeur begon te grijnzen,
Zag hoe langzaam de aap opstond,
En toen naar Wim begon te kruipen,
Die hem aankeek met.open mond.
„Help, mij, meneer," riep vol angst de jongen,
„Straf mij niet op die manier".
„Nee", riep de boosaardige kerel,
„Jij blijft hier voor mijn plezier."
399 De nege's, met speer en schild gewapend,
Schreeuwend en dreigend met den dood,
Achtervolgden, zoekend en snel loopend,
Den armen Pim en den Piloot.
Dreunend klonken hun harde stappen,
Op der. harden, drogen grond,
Zoekend, speurend, loerend, kijkend,
Of men beide blanken vond.