11 R. f PROGRAMMA mLÊÊÊim Het jubileum van Rood en Wit VIERDE BLAD ZATERDAG 20 JUNI 1931 BLADZIJDE 1 iHm^nwmnmiHiiiijijffiwminiiflinnMnniTniiiinniiMi der feestweek van 15 t.m. 23 Aug. BRABANTSCHE BRIEVEN 50-JARIG BESTAAN DER Cricket-Vereeniging wROOD EN WIT E«n roemrijke historie van deze Haarlemsche cricket- vereeniging C. J. Posthuma, de groote voorman der Haar- 1881 22 JUNI 1931 lemmers. .eeds heel wat schrijvers hebben zich gewaagd aan onderzoekingen naar het ontstaan van cricket. In Engeland wordt het spel reeds sedert eeuwen gespeeld en de Engelsche cricket-historici halen er zelfs de Grieken en Romeinen,Willem den Veroveraar en anderen bij om het ontstaan op de Britsche eilanden te verklaren. C. 3. Posthuma, vroeger gevreesd en beroemd bowler. Tevens één der grootste steunpilaren der vereeniging en die zich thans na een on geveer 45-jarige loopbaan uit het actieve crichetleven heeft teruggetrokken. Zóó ver behoeven wij in ons land niet terug te gaan. W. J. H. Molier, de bekende eere-voorzitter van den K.N.V.B. en van H.F.C., die voetbal in ons land importeerde, had zomers zijn hart aan cricket verpand en hij schreef daarover een aardig boekwerk, „Cricket", waarin hij de komst van cricket in ons land uitpluist en waarin wij eveneens vele aardige bijzonderheden over de oprich ting van Rood en Wit, welker jubileum het onderwerp van dit artikel uitmaakt, mede deelt. Het spel werd reeds in 1845 door Zuid- Afrikaansche studenten te Utrecht beoefend. Daarna sluimerde het in, tot van Deventer de victorie begon. Daar werd in 1875 Utile Dulci opgericht, die als cricketclub begonnen, later uitsluitend voetbal beoefende. Eenige jaren geleden zijn de Deventernaren thans weer tot hun oude liefde, „the King of Games", teruggekeerd. U. D. is dus de oudste cricketclub in den lande, zooals onze Haar lemsche Footballclub „H.F.C." de oudste voetbalclub is. In 1878 ontstond in den Haag een cricketcentrum, drie jaar later wordt in de Bavo-stad het thans jubileerende Rood en Wit opgericht. Rood en Wit's oprichting Op Mulier's gezag verhalen wij hieronder in korte trekken over het Haarlemsche cricket omstreeks den aanvang der 80-er jaren en de daarmede samenhangende ge boorte van onze oudste Haarlemsche cricket club. Haarlem's eerste club heette „Progress", gesticht op aansporing van den Engelschman Wilson, employé bij de Imperial Gaz Com pany. Zij speelden eerst in de duinen op een plateau achter het Brouwerskolkje, doch deze bodem bleek niet volmaakt. Eenigen tijd later bood Jhr. J. B. van Merlen te Heemstede op een gedeelte van zijn buitengoed gastvrij heid aan de cricketers en tweemaal in de week togen de enthousiasten voor het spel met bat en bal met een extra-paardentram naar Heemstede. Dan was er nog een clubje eveneens lang ter ziele „Rood en Zwart", voort gekomen meerendeels uit H.F.C.-leden. Deze heeren schenen nogal exclusief te zijn en zoo mocht b.v. G. Krtiseman „niet mee spelen". Deze jongeman was echter niet voor de poes en het verhaal wil nu, dat hij met eenige medescholieren een concurree- rende club oprichtte Rood en Wit De huidige Rood en Wit-scriba deelde ons mede dat deze oprichting volgens de archieven moet worden gesteld op 23 Juni 1881. Van de oprichters noemen wij, behalve Krüseman, F. L. en J. G. Heil, H. J. Tasman F. P. du Rieu, T. A. v. d. Willigen, W. F, Druyvestein, G. André de la Porte, W. N. du Rieu, A. Beets, J. W. en W Schiff, C. M. Pleyte, J. W. Rochell en H. Couvée. Eenigen tijd later bleek Rood en Wit de krachtigste vereeniging en Rood en Zwart Uit ig a R. en W. (tezamen 26 leden) speelden tegen werd zelfs opgeheven. Uit dien tijd teekenen wij nog aan dat R. en Z. gecombineerd met 13 Progress-spelers. De laatsten moesten voor de overmacht wijken en verloren met 19 runs, In de eerste jaren van Rood en Wit's bestaan werden slechts friendiy-games ge speeld, daar in 1891 door den in 1883 opge- richten Nederlandschen cricketbond compe tities werden georganiseerd. Wel werd reeds spoedig internationaal contact verkregen en vele Britsche elftallen tourden in deze con treien. Verderop geven wij Posthuma het woord over oen eersten internationalen wedstrijd door R. en W. te Haarlem gespeeld, doch willen nog even dè gebeurtenis op cricketgebied in den goeden ouden tijd schetsen de Nationale Wedstrijd. Dan kwamen alle bekende cricketteams naar één plaats toe, waar gedurende eenige dagen volgens afvalsysteem werd gespeeld om te zien wie het sterkste elftal was. Zoo werden in 1884 deze matches voor het eerst gehouden op de Maliebaan te sGravenhage zoete herinnering voor een vroeger cricket- geslacht die voor deze gelegenheid was afgezet. De matches werden opgeluisterd door een muziekkorps welk corps de voor de magere N.C.B.-kas groote uitgave van f 200.vorderde. Er werd toen reeds entree geheven en een welvoorzien buffet laafde en voedde dorstige en hongerige cricketers. Zien wij heden ten dage de cricketers in een smetteloos wit costuum, in die dagen was het costuum van de spelers van R.U.N. b.v. het volgende blauw-en wit-gestreepte tricots, een korte witte broek en blauwe kousen „Olympianen" zag men met een zeer on- practische stijve roode pet. Rood en Wit's competitie successen In 1891 werd de eerste competitie ver speeld. Rood en Wit speelde hierin met A.C.C Olympia en Hercules, welk eerstgenoemd elftal kampioen werd en waarin o.m. de Amsterdammers Schroder, Arntzenius, Proost Rouffaer en D. van den Berg speelden. De Haagsche deed dus niet mee. Zij had zich wegens oneenigheid met den Bond terug getrokken. Het volgend seizoen bracht reeds aan Rood en Wit het eerste kampioenschap, een presta tie welke de Haarlemmers nadien nog twaalf keer hebben weten te herhalen, t. w. 1893, 1894, 1898, 1902, 1907, 1911, 1915 en de eerste plaats werd met een andere club gedeeld in de jaren 1892, 1900, 1901, 1910, 1913, 1914, en 1918 (ie Holl. vereeniging) Tot het einde van den wereldoorlog stond Rood en Wit op een eerste plaats tusschen de Neder- landsche cricketver- eenigingen. Sedert 1918 heeft zich ech ter naast Haarlem een belangrijk cric ket-centrum in den Haag ontwikkeld, waar de cricketers goed werden voorge gaan en geoefend door de Engelsche geïnterneerden. De sympathieke coach Fred Warburton en de leiding van kundige cricketers Feith, Kessler, Fokker en De Beus heeft de rest gedaan en „de groote Haagsche" schijnt thans geabonneerd op het kampioenschap. Ook in aen strijd om den Telegraaf- beker het Rood en Wit zich niet onbetuigd en met H.C.C. zijn ae Haarlemmers wel het meest in de finales betrokken geweest. Sedert de instelling der wedstrijden in 1907 bereikte R. en W. dertien maal de finale, waarbij zij in de jaren 1911, 1915 en 1918 den beker veroverde. De Hagenaars wonnen niet minder dan twaalf maal dezen wissel- prijs en werden nimmer in den eindstrijd geslagen. Posthuma, de leeuw van Bentveld De langste tijd van deze vijftig jaren was C. J. Posthuma de groote voorman van de Haarlemsche vereeniging. al die seizoenen. Rood en Wit is aan den Bentvelder ont zaglijk veei verschuldigd en bij een hulde aan Rood en Wit huidigen wij in de eerste plaats haar grooten speler C. J. Posthuma. Bij zijn zestigsten verjaardag eenige jaren geleden, hadden we een onderhoud met Posthuma, waarbij hij ons o.a. het volgende vertelde over zijn eerste schreden op de cricketmat „Reeds op tienjarigen leeftijd speelde ik in het clubje „Progress", dat ontstaan was uit eenige andere clubjes. Zoo speelde ik voordien in een „vereeniging" die een witte vlag met een blauwe ster tot embleem had- In den w'ntet zelfs, als het eesneeuwd Het elftal van Rood en Wit, zooals dit gedurende dit seizoen bijna steeds is uitgekomen. Staand: v.l.n.r. P. Hagenaar, J. v. Baasbank, A. v. d. Togt, A. v. Baasbank, P. Lammerts, v. Bueren, J. v. d. Boogaardt. Zittend: M. Bruin, J. Swens, J. v. Eeghen, S. Posthuma en J. Schmeink. waarin Rood en Wit bijzondere prestaties verrichtte, speelde Posthuma zijn beste cricket en was zijn bowlen en meer in het bijzonder zijn befaamde off-break een wapen, dat Rood en Wit slechts noode miste. Heele elftallen struikelden wanneer zij Posthuma tegenover zich kregen, en eenige seizoenen was zijn bowlen zóó sterk, dat zelfs de beste Engelsche county-speler er machteloos tegenover stond. En stond Rood en Wit al eens in een minder goede positie, faalden had, veegden we eerst de „baan" en dan ging het aan den slag. In '82 zal het geweest zijn, dat ik naar Rood en Wit overging en ik was 16 jaar toen ik voor Rood en Wit mijn eersten internationalen wedstrijd speelde tegen de Tonbridge Rovers." Het zal onzen lezers wellicht belang in boezemen, dat deze match werd gespeeld op een terrein aan de Kleverlaan, waar zich vroeger het Huis ter Kleef bevond. Op het oogenblik is er de Stads Kweektuin geves- Een klein overzicht van het schitterend gelegen terrein aan de Spanjaarslaan. de Haarlemsche batsmen, dan was daar wederom C. J. Posthuma, die juist op kri tieke momenten een goede score wist te maken. Er zijn zoo van die namen die onafscheide lijk met elkaar zijn verbonden, we denken aan Oranje en Nederland, maar als er twee namen bij elkaar hooren dan zijn het Posthu ma envRood en Wit. tigd en begroeide ruïnes wijzen de plaats aan waar eens het Huis ter Kleef stond. Tijdens de genoemde internationale match werd Posthuma als bowler „ontdekt". Daar is nog een typisch verhaal aan verbonden. Hoort wat Posthuma er van vertelt „Onder den wedstrijd moest een be stuursvergadering worden gehouden om mij tot matchbowler te promoveeren, want de toen vigeerende reglementen gaven aan dat in wedstrijden slechts zulke match- bowlers mochten bowlen Dat waren Beets en Westerveld, maar die slaagden er niet in om de Engelschen uit te krijgen. Mijn „underhand" bowlen moest toen uitkomst brengen. Ik werd „officieel aangesteld" en merkwaardigerwijs leverde de eerste de beste bal mij reeds een wicket op. Via een kuiltje, vanwaaruit de bal loodrecht „op steeg", ging hij naar de schouders van den batsman om tenslotte het wicket te raken 1" Cijfermateriaal Dit over Posthuma's jeugdcricket. Thans eenige cijfers uit zijn sterksten tijd, zooals deze door den heer J. D. Bijleveld indertijd voor het maandschrift „Op de Hoogte" zijn verzameld In 1894 op den tweeden Engelschen tour nam Posthuma 51 wickets voor 788 runs. tegen de Ivanhoe C.C. verrichtte hij in beide innings de hattrick, in totaal 14 wickets voor 82 runs nemend. In 1901, op den derden Engelschen tour, speelde hij tot tweemaal toe een forceerend spel, wat prachtig lukte 63 tegen Surrey en 58 tegen Worcester. Toen de M.C.C. het volgend jaar een tegenbezoek kwam brengen met een elftal dat veel te sterk voor ons was, kwam Posthu ma als achtste man in op een moment dat de telegraaf 625 aanwees. Nummer 9 maakte o, no. 10 twaalf runs en no. 11 was zoek. Maar met den tienden man in hieid hij het bowlen aan zich, speelde zich even in en voegde een vrijwel kanslooze 95 niet uit bij het totaal. No. 10 werd juist in het verre veld gevangen, toen de elfde man J. C. Schroder (Barbarossa) het hek binnenkwam. Daar komt hij reedf, het veld op, maar wordt reeds met den laatsten bal van den over gebowld, zoodat Posthuma geen gelegenheid kreeg om zijn zoo zeer verdiende century vol te maken. Cricket- smart 1 Het bestek van dit artikel laat niet toe om alle fraaie prestaties van Rood en Wit Posthuma en andere op den voorgrond treden de Haarlemsche spelers hier te vermelden. Het waren er anders vele. Denken we b.v. aan Adé van Gogh's recordscore van 212 tegen Haarlem, gast der Rood en Witters Capt. Gaye, die in 1918 zijn beroemde 146 not out beëindigde met een niet te vergeten zes vèr in den Hout. Dan is daar nog het immer verdienstelijke wicketkeepen van W. H. R. van Manen, die zoovele jaren eminent werk voor R. en W. achter de palen verrichtte en eveneens met het bat vaak uitblonk. Velen zullen zich nog zijn vlugge century (112) tegen Hermes in 1916 herinneren. Huldigen wij tenslotte alten, die onze oud Haarlemsche cricket-vereeniging in de afge- loopen vijftig jaren den naam van een der prettigste clubs van den lande heb ben gegeven, in de volgende woorden Rood en Wit is in haar vijftigste jaar een sieraad voor de Nederl. sportwereld, een bolwerk, waar cricket wordt ge speeld zooals de „King of Games" dat verdient. Geleid door menschen als praeses J. J. Swens, mr. F. A. Davidson en anderen, gesteund door den raad van belangstellende eere leden als Pleyte d'Ailly, Posthuma en Van Manen, op het veld vertegenwoor digd door een schare veelbelovende jonge ren onder de verzorgde captaincy van Van Eeghen, kan het niet anders, of de door u ouderen gevestigde traditie, zal ook in de komende tientallen van jaren op de zelfde wijze worden gehandhaafd. Rood en Wit, heil J. A. BRONGERS. Zoo zal dus aan deze specifiek Haarlem sche Cricket-Vereeniging Maandag a.s. ue eer te beurt vallen, haar gouden jubileums oprichting te mogen vieren. Alhoewel de Cricketsport in het algemeen hier ten lande nog niet die vormen en be langstelling heeft aangenomen, die men haar als beoefenaar van deze sport wel met graagte zou willen geven, valt het niet te ontkennen, dat de kenners van dit edele zo merspel haar met geen enkele andere sport zouden willen vergelijken. En wat haar voorrang betreft, toegege- J. v. Eeghen, cricketer bij uitnemendheid en captain van het eerste elftal, onder wiens bekwame leiding reeds zeer vele successen geboekt zijn. ven moet worden, dat in tegenstelling met vele andere takken van sport in den tegen- woordigen tijd Cricket bij de meesten nog is „Een spel om het Spel". Reeds vijftig jaar lang, is bij Rood en Wit deze traditie getrouw, deze sport beoefend en gespeeld. Reeds vijftig jaar lang is bij Rood en Wit ten ingezet met een receptie in de bestuurs kamer van de Sociëteit „Vereeniging" aan den Zljlweg, terwijl morgen een wedstrijd ge speeld zal worden tusschen twee Rood en Wit-elftallen, waarbij verschillende vetera nen hun medewerking nog eens zullen ver- leenen. Het meer sportieve gedeelte van deze feest- week zal bewaard worden tot in de week van 1523 Augustus. Voor de dan te spelen wed strijden zie men elders in dit nummer. "Wij wenschen intusschen Rood en Wit ge luk met haar gouden jubileum en spreken den wensch uit dat niet alleen velen van hun belangstelling zullen blijk geven, doch dat het ook Rood en Wit gegeven moge wor den zich nog vele jaren aan de mooie cric ketsport te kunnen wijden. 15/16: Nederlandsche XI-Free Foresters. 17/18: Rood en Wit-Mr. G. Hambur ger's XI. 19: Rood en Wit II-Flamingo's. 20: Rood en Wit-Haarlem. 21: Onderlinge Wedstrijden. 22/23: Rood en Wit-H.C.C. (voor de com petitie). Ulvenhout, 16 Juni 1931 Menier, Sjuust, wa'k altij gezeed em. is nouw uitgekomen dieën Moes 1) belaai tafelt de kluit Ja, amico, 'nen boer vernikkelen is nie zoow gemakke lijk. En as d'n Moes deur de boeren Does had motten worren, dandan was ie nog riddakturke hewist aan 'n zosjalistisch kraantje, wa-d-ik Moes d'n Does smoes Witte nog, da'k oew 'n jaar of drie gelejen al geschreven eb as-ti-ie 'nen klaant van mijn was, dan zette-n-ik onder zijnen naam in m'n klaantenboekske 'n rooi stripke, wat dan beteekentnie poffen 1 Hij mag dan heel de weareld, veural de Kattelieke weareld, te grazen emmen g'ad mijn nie En was ie mijnen klaant gewiest. gin blomkooltje strop, amico. En nouw motte nie denken, ja, d'n Dié hee makkelijk praten die hee alt- wa g'ad teugen d'n Moes oile neeë dan motte Trui maar 's uit heuren p -n as ze 't over dicën piesang hee. Trui i.an 'm heelemaa) nie lochten o, zien As 's avonds per ongeluk z'n pertretje in de kraant staat, dan is heel d'ren dag verders naar de pinnekes. Veural is da gekomen in de dagen toen de Moes docht dat ie d'n man kon worren mee oorlogsprotjes. Toen ie eiken dag weer oppernuw sting te redevoeren mee al z'n vósten, dat ie bekaanst deur de pampieren kraant stompte op de plotjes, over ruzie en oorlog mee de Fraanschen, mee de Tierolers en mee iedereen, die 'm vuulen liet dat ie naar de pomp kon loopen mee z'n zwart hemmeke. Toen da vliegerske nie opgonk, z'n touwke was veuls te kort 't menkeerde 'm aan cen ten, waant oorlogsgerei is veul duurder as protjes-maken toen wier ie vredesengel. Hij dee z'n zwart hemd en z'nen degen uit, en daarveur in de plak dee ie twee vleugeltjes aan en 'n wit hemmeke en zoow zweefde- n-ie deur de locht. En nog nooit had de wea reld 'n engeltje gezien mee zo'nen zuren kop. Da spulleke verveelde 'm ok weer gaauw. Waant nouw ie gin gevaar opleverde, nouw wier d'r nie meer over Vanderhummes gesproken en da beviel 'm ok nie. Hij dee dus dg vleugeltjes weer af, hong ze in de kast, waar ie duuzenden defrente pakskes hee hangen, en dee 'n witte broek aan, 'nen salondegen, (da's zooveul as 'nen houteren sabel om te geuren 'n diepelmatenzwaard), gong naar 't Vatikaan, belde aan, gaf z'n kortje af en vroeg d'n Paus te spreken. Nouw, wa doe-d-as Paus ee, in zo'n geval Ge ontvangt zo'nen tiep en d'n aandere wiest gaauw goeie motjes te worren mee d'n Heiligen Vader. Toen wier d'r wéér veul over 'm gesproken, wieren 'r weer alder- haande prentjes van 'm gemokt en 't gong naar z'nen goesting. In dieën tusschentijd perbeerde d'n eene d'n aandere te bekeeren, maar van d'n Paus 'nen offisjeelen of offi- sjeuzen fascist te maken da zat 'm natuurlijk nie glad. Dus.... kwaad! Veul kwaad! 't Plezierke gong er weer van af op 't Vatikaan zaggen ze 'm zelden of nooit meer en eerst liep ie T d'n stijl van de deur af, en toen zocht ie z'nen roem in ruzie mee d'n Paus. Zóówver zijn me dan nouw 1 En nouw zien ze dan allegaar asda ge d'n Moes in de gaten mot houwen. Da zijn zoow in 't groot de dingen die ie allemaal geperbeerd hee om heel de weareld altij in spanning te houwen. Dan spreek ik nog me over de kleinigheidjes daartus- schen, as op z'n eigen te laten schieten, pèèrd te rijen en er af te kieperen, (da was deftig, da dee d'n kroonprins van Engelaand ok 1), ziekzijn en meteen gezond (aa dee Lenin in z'nen tijd), affijn, de gekste dingskes waren nog nie gek genogt om maar altij in de belaankstelling te staan. Stambeelden, (te pèèrden nog nooit hee-t-ie zo'n biest noodig g'ad), pertretjes, ja zeivers is ie op 'n mement gaan iachen op de plotjes, niks is er in de weareld te verzinnen of hij hee-g-et geperbeerd. En as ge nouw 'nen grooten pot nimt en ge gooit daarin ongeleuf, geleuvigheid, socialisme, katholicisme, spot, ernst, jeug digen overmoed, ouwelijke snibbigheid, dap perheid, lafheid, en nog veul meer, en ge zet dieën pot 'n bontgekleurde theemuts op, dan hedde 't beste beeld dat er van dieën Moes ooit gemokt is En dan die flaauwe kul, amico, om elk uur van den dag weer 'n aander kestumeke aan te trekken 't Is gatsamme net zo'nen polli- tieken mannekwijn. Neeë, da's ginnen kearel veur mijn. As me d'r op Ulvenhout zooeenen in de boogschietersklup hadden, dan schoten ze 'm vast 'nen keer d'n pijl in z'n.eh. broek za'k maar zeggen, waant wij houwen nie van zukken werrelwind. En as ie dan d'n Blaauwe teugen 'm kreeg, ochirrekes, dan was ie mee d'n dieën harder gekuld as mee alle Italjaanders bij mekare. Vraagt da maar aan d'n Janus, die 'm 's harresteeren zouw en zeivers opgesloten wier in 't kotje Neeë, Ulvenhout veroveren zou 'm nie zoo glad zitten as heel Italië. Wij boeren, wij zien 't onkruid maar vuls te gaauw en trekken 't op tijd uit d'n èèrde. En as ge 't mijn vraagt onder de fascisters is ginnen kwaaiaren fascist as d'n oprichter zeivers waant as ie 't zonder fascissem doen mot, dan trekt ie achter mekaar 'n wit hemd aan en lot de rest in d'r zwart hemmeke staan, horre Maar ollee, laat ik van dieën kearel af stappen^ keb nog veul meer te potlooien. em ïe zul nooit raaien wa-d-ik nouw 's gezien En 'n plazier g'ad. 'n leut, keb m'n eigen 'n kriek gelachen Keb gezien maar smoest er nooit mee Truië over keb mee m'n eigen oogen dan gezien, de wèreldberoemde.... Mistinget. Da's 'n aartieste, amico Die kleedt d'r eigen in vijf menuten tien keer aan en uit op 't tooneel. Nie heelegaar, horre, waant dan ha'k 't oew nie laten weten Neeë, zoo tot d'r onderlefke, zooveul as de vrouwen d'r overhemd, zonder mouwkes dan. 't Is 'n jonge meid, van Trui d'ren ouwer, zoow teugen de zestig lente's en rap, rap as 'nen eekhoorn. Ge kun nouw niks opnoemen of ze lap 't 'm. Ze zingt mee 'nen prachtigen bas en ze bast er onzen Fielp, d'n bakker, die de laagste tonen uit z'n teenen haalt, nog grif uit. Ze daanst as 'nen beer op 'n gloeiende plaat. Keb me moei gelachenJa, amico. da was nouw Parijsche kunst, jonk. Daar kan onzen Buus nie teugen op. Om hum lachen de menschen olleen maar as d'n Buus 't wil, maar Misteget, daar lachte altij om Gegierd em ik. Neeë jonk, daar kunnen ons eigen aarties- ten nie teugen aan. Die emmen mijn nog nooit zoow schandalig laten lachen as deus Parijsch zooike. 'k Was effen bij onzen Dré, d'n verver, in Amsterdam en toen 's avonds zee-'t-ie „Vader wa zoude 'r van zeggen as me nouw 's naar de Parijsche revuu gongen van die juffrouw Misteget „Ollee," zee ik „wa za'k daarvan zeggen, m'nen jongen, as gij 't veurstelt, gij, onzen fermilie-kunstenèèr, dan kan 'k slecht wei geren ee Ja, amico, vader-speulen is ok 'n vak, waant 'k wouw nie laten merken, da'k er gek mee was om da-d-'s te zien. „Dan gaan me," zee-t-ie. „Da's afgesproken," zee ik weer „hier stikt 's op, Dré, 'n reuzensigorke. da'k veur jouw bewaard had 1" „Me zitten toch nie als te erg veuraan vroeg ik zoow mee 'n stalen gezicht, toen me-'n-onderweuge waren. „Neeë," zee-t-ie „me zitten op 't schapen- hokske, mee onzen kop teugen 't plafon." „Duur vroeg ik. „Tweeveftig," zee-t-ie. Affijn, wemmen 't er mee gedaan, 't was geld genogt, wa gij Maar m'nen zeun hee gin plazier g'ad. Maar ik veur hum mee 't Herinderde mijn heelegaar aan m'nen soldatentijd, ruim dartig iaren gelejen. Toen waren er van die gezellige kaberdoeskes, café-sjatans, heelegaar versierd mee pampiere blommen en 'n leut as ge daar had, daar is gin veurbild vanAs ge dan de dames- aartiesten 'n pilske offreerde, of 'nen steuvi- gen piereverschrikker mee wa kats. dan mochte mee d'r daansen ok Dan gong oewen banjenet zoolaank in 't buufet, (waant zonder da geriedschap kostte d'n aanderen dag oew vaderland onmeugelijk dienen oewen sjakoow die zette op 't krullenkopke van de aartieste en daar gong ie, jonk De beentjes van d'n vloer. En as ge 't dan zóów dee, da d-heel de kroeg scheurde van d'n lach. dan kreegde van d'n kastelein veur 'n week vrij- kortjes Ha I plazier as me dan hadden Keb op die mementen m'n Laand mee haarts- tocht gediend, amico 1 En zoow was 't hier nouw sjuust lender. Da wil zeggen op 't tooneel. De lui in de zaal, over 't algemien jonk volk, begrepen die kunst nie zoow persies. As 'k oew toch vertel da ze moeite hadden om grappenmakers te vinden, die mee de Mistingetsche wefkes daansen wouwen 1 Ik zat veuls te wijd weg. 'k Had 'nen dag noodig om van mijn plak op 't tooneel te komen en dan.... m'nen zeun ee, die mee 'n zuur kunstenèèrsgezicht zat te kijken. Op 'n mement, toen 't me te machtig wier, toen zee ik „Dré, willen wij...." en toen keek ie me zóów brutaal-verwonderd aan, da'k vervolgde: ,,'n potje bier bestellen?" De kunst van Misteget, amico? Om oew eigen kepot te lachen, dèèr 1 Toen 't geda, „bende" ian was, zee m'nen zeun En omda-d-hij 'r verstaand van emmen mot, zal 't wei zoow zijn 1 Maar toch hè'k plazier g'ad! Tóchl As Misteget mijn had zien lachennouw 'k weet 't nie, maar misschient had ze me op d'r Fraansch opgescholten, maar dan ha'k ze op m'n Ulvenhoutsch wel g'antwoord. Maar 'n leut, 'n leut as ik g'ad em 1 De tranen liepen uit m'n oogen. En as d'n Impressario Kraus nog 's zo'n hebbedingske hee, dan mot ie 'r maar mee naar Ulvenhout komen. In d'n Haag en in Amsterdam zijn de lui te veul verwend deur de Nederlaandsche aartiesten. Wij lachen nog wel 's gère om 'n schan daaltje Veural as 't wèreldberoemd is vol gens.... de kraanten Ochèrm Ollee. ge wit weer zoo 't een en ander, tot de noste week. Veul groeten van Trui en, as altij, gin horkt minder van oewen toet a voe Dré i) Mussolini

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 14