(Binnenlandsch Nieuws i Voor de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN Ned. Mij. van Nijverheid en Handel Voorkoming van oorlogen De Geluksvogel KUNST EN KENNIS Ir. Joseph Cuypers 70 jaar Universiteiten en faculteiten van Kerkelijke Studies FAILLISSEMENTEN Ruslands economische positie Op het Deventersch congres van de Ned. maatschappij voor Nijverheid en Handel wijdde men zijn aandacht aan Ruslands economische positie en sociale toestanden. Prof. mr. M. W. F. Treub hield een rede over „den economischen toestand van Europa en speciaal van Nederland, mede in verband met Rusland". Prof. Treub zei, dat hij zijn voordracht zou kunnen samenvatten in deze woorden: „de toestand is beroerd, en de Sovjet-Unie maakt het nog een beetje beroerder". Nog steeds gaan wij achteruit, al blijkt het, dat de laatste maanden het percentage van den achteruitgang der conjuctuur minder wordt. Wat zijn de oorzaken van een zoo onge kende inzinking? Wij hebben hier met ge heel iets anders te doen dan met den ge wonen cyclus van Inzinking en bloei. De eerste oorzaak vormen de groote onderlinge veranderingen tusschen de verschillende landen, vooral die tusschen Amerika en Europa. Er is geen land, dat zoo erg op den penning is als Amerika. Het wil tot op den laatsten cent betaald worden. Men wilde echter geen goederen ontvangen. Zoo kreeg men een opeenhooping van geld en dit werd weer aan Europa, met name aan Duitsch- land uitgeleend. Dat gaf tijdelijk eenige verlichting, maar op deze manier werd de moeilijkheid eiken dag grooter, want voor het geleende geld moesten weer rente en aflossing worden betaald. Dit werd aanleiding tot den stap van president Hööver. Amerika moest zich im mers den toestand van zijn schuldenaren aantrekken. Spr. wil de beteekenis van dien stap niet verkleinen, doch wij moeten er geen „beau geste" in zien. Wij weten niet of het effect op den toestand groot zal zijn, maar de psychologische uitwerking is be langrijk geweest, en deze kan misschien economisch gunstige gevolgen hebben. Spr. behandelde hierop het vraagstuk van de hoogte der loonen. De bloei van de tech nische wetenschappen heeft na den oorlog een veel te groote verhooging van de loonen teweeg gebracht. Elke plotselinge verande ring, al is die op zich zelf goed, maakt aanpassing van de maatschappij moeilijk. Industrieën, die voor een binnenlandsche markt werkten, rekenen er mee, dat door loonsverlaging ook de koopkracht afneemt, doch de export-industrieën letten hier niet op. In het belang van de arbeiders kan het niet zijn, dat een aantal een hoog loon hebben, terwijl 20 pCt. van hen werkloos zijn. Dit illustreert volgens spr. een groote vergissing van de arbeidersleiders. De arbei dende klasse is evengoed als de andere groepen afhankelijk van de algemeene wel vaart, zooals deze ook afhangt van die der arbeiders. De slechte economische toestand wordt rog verergerd door de Russische dumping. Dumping bestaat hierin, dat in landen waarin men protectionisme huldigt men den prijs in eigen land hoog wil houden en daarom het overschot desnoods beneden 'een kostprijs exporteert. De Russische con currentie is echter geheel anders, want deze is die van een reuzenvennootschap tegen alle vennootschappen ter wereld. Dit schept een zeer eigenaardige handelspositie, die slechts ten deele economisch is; de hoofd zaak is echter geworden, den indruk te wekken, dat het communisme ideaal en het kapitalisme noodlottig is. Op zichzelf is de concurrentie uit Rusland niet veel betee- kenend (ongeveer drie pCt. van de wereld markt), maar thans is zij de druppel, die den emmer doet overloopen. Tegen alle communistische propaganda in, toonde spr. aan, dat het in Rusland thans zeer slecht gaat. Het wordt genoopt een verandering te brengen in zijn systeem, dat is gericht tegen heel onze Westersche maatschappij. Spr. keurde het af, dat de grootste propagandisten voor Sovjet-Rus land onze handelaren en industrieelen zijn, die nog graag een paar centen aan Rusland willen verdienen en zoo de Sovjets helpen bij hun wereldvemietigende actie. Eens zul len dezulken het gelag betalen van hun eigen winstbejag! Wie de Sovjets thans economisch steunen, nemen een verant woordelijkheid op zich, die zij noch tegen over hun kinderen noch tegenover de maatschappij kunnen dragen. Hiermee be sloot prof. Treub zijn zeer toegejuichte rede. Mededeelingen Op de voortgezette jaarvergadering van de Ned. Mij. van Nijverheid en Handel, begon men met mededeelingen van de departementen. De secretaris, mr. Bierens de Haan, bracht verslag uit over de enquête, welke onder de departementen, betreffende de „samenwerking tusschen onderneming" was ingesteld. Hierna werd de aandacht gevraagd voor de uitslagen van de enquêtes inzake de „uit breiding van de industrie", de „ontwikkeling van industrie en handel" en de „regeling van het accountantswezen". Hierop wijdde men zijn aandacht aan het jaarverslag der Centrale Commissie tot bezuiniging. Blijkens ditoverzicht bemoeide de commissie zich met de Rijksuitgaven, het onderwijs, de cursuswet, de Zuiderzee werken, wegen en bruggen, reorganisatie van den waren- en keuringsdienst, 't Rijks tucht- en Opvoedingswezen en de gemeente- financiën, vooral in verband met de loon politiek. De voorzitter, de heer A. Spanjaard, legde er den nadruk op, dat de commissie niet defaitistisch ten opzichte van de Zui- derzeeplannen gestemd is, maar alleen op een nieuwe en nauwkeurige raming aan dringt. Zeer noodzakelijk vindt h ijniet, dat de departementen plaatselijk bezuinigings acties tegenover de financieele gedragingen der gemeenten zouden voeren. Verlvogens hield prof. dr. N. J. Polak een voordracht over de prijsaanpassing. „Dorus Rijkers"-lucifers het publiek allicht de indruk wordt opge wekt, dat deze lucifers van Nederlandsch fabrikaat zijn. itussisch fabrikaat Aan het bestuur van de Vereeniging „Ne derlandsch Fabrikaat" is gebleken, dat de hier te lande in den handel zijnde lucifers, merk „Dorus Rijkers", niet van Neder landsch fabrikaat zijn. Na eerst met verseb'llende andere etiket ten getracht te hebben, Russische lucifers hier te lande te plaatsen, wordt thans het merk „Dorus Rijkers" benut, waardoor bij Internationale samenwericing van artsenorganisaties In de Algemeene vergadering van de Ned. Maatschappij tot Bevordering der Genees kunst te Nijmegen op 6 en 7 Juli a.s., zal aan de orde komen het voorstel om van de Ned. Maatschappij tot Bev. der Genees kunst het initiatief te doen uitgaan tot een internationale samenwerking van de Art senorganisaties in de verschillende landen ter versterking en ondersteuning van de beweging, die alom in de wereld gaande is, oorlogen in de toekomst te voorkomen. De toelichting op dit voorstel luidt als volgt: Dat krachtige internationale samenwer king ter voorkoming van oorlogen noodza kelijk is, blijkt uit het verleden, jiit het heden en uit het perspectief van de toe komst. Steeds meer wordt men doordrongen van het onverbiddelijke alternatief: inter nationale samenwerking of internationale vernietiging. De staatslieden, in en buiten den Volken bond, verklaren zich onmachtig den oorlog uit te bannen zonder den steun van de vol ken zelf. De rem tegen den oorlog, zal zij deugde lijk zijn, moeli internationaal worden gecon strueerd. Het oorlogsprobleem is gecompliceerd! Politieke, oeconomische, sociologische, histo rische, i geografische, psychologische en an dere factoren gaan erin samen en beïn vloeden elkaar onderling. Aan de oplossing van dat probleem moet van alle kanten worden gewerkt. De oorlog moet worden om singeld. Ook de medische wereld is geroepen haar hulp te verleenen uit hoofde van de roe ping der geneeskunst; dit is de zorg voor het leven en de strijd tegen alle factoren die het leven bedreigen. De oorlog is de doodsoorzaak van millioenen menschen. De oorlogsschaden zijn velerlei. Ten gevolge van traumatisch geweld, verstikking (door rook en gas), shock, verbranding, verdrinking, interne ziekten, honger, verloren in den we reldoorlog 26 millioen menschen (combat tanten en noncombattanten) het leven („Engelsche oeconomist" van 19 Oct. '29). Twintig millioen jonge, krachtige man nen verminkt. Een dergelijke, aan het leven zoo vijan dige macht, kan de medische wereld niet onverschillig laten. Hoeveel zorg en arbeid had zij gegeven aan al die millioenen? Wa ren die niet allen van voor de geboorte tot aan den dood aan haar zorgen toever trouwd? Zij heeft de oorlogsgevolgen zoo goed mogelijk verholpen, de gewonden en zieken verzorgd. Daartoe verrichtten het Roode Kruis en de Militair-geneeskundige dienst hun schitterend werk. Hoe machteloos staat echter de geneeskunst tegenover de gevolgen van het moderne strijdmiddel: het gifgas? Volgens de deskundigen zal het gifgas, in combinatie met het geperfection- neerde vliegtuig, in een volgenden oorlog de grootste kracht zijn op het strategische schaakbord. (In het gifgasrapport van den Volkenbond schrijft prof. Cannon, dat wij gedurende den laatsten oorlog nog niets gezien hebben, dat nabij komt de waar- I schijnlijke vernietiging van de industrieele centra en van de burgerlijke bevolking, die te verwachten is als zich een nieuw groot, conflict mocht voordoen). In de geschiedenis der geneeskunst ziet men dat de prophylaxis steeds komt na de therapie. De therapie der oorlogsgevolgen behoort tot het onbetwiste gebied der geneeskunst. De medische wereld verruime dit thans tot oorlogsprophylaxis. Aangrijpingspunt is de psyche der volken. Immers in het oor- logsprobleem spelen sociaal-psychologische factoren een zeer belangrijke rol en groot is de psychische invloed, dien de medische wereld kan uitoefenen. Zij kan het mensch- dom voorlichten, tot zelfkennis brengen, waarschuwen. Zij kan het licht der geneeskunst, waar onder al zoo dikwijls de menschelijke inzich ten zijn veranderd, laten schijnen op het oorlogsprobleem. Zij kan de collectieve zucht tot zelfbehoud wakker schudden door het menschdom de gevaren en de realiteit; voor oogen te stellen en door te wijzen op de betrekkelijke onmacht van de genees kunst tegenover de gevolgen van de moder ne oorlogvoering, vooral van den gifgasoor log. Zij kan er toe medewerken, dat de individueele afkeer, dien bijna alle men schen van den oorlog hebben, wordt omge zet tot een collectieven afkeer. Zij kan hel pen de strijdlustige instincten der volken langs onbloedige banen af te leiden. Zij kan de volken raden, ja bezweren om hun geschillen niet op primitieve wijze te beslechten, doch gebruik te maken van do reeds bestaande en nog te vormen rechts instituten. Hel medische beroep is een deugdelijk in ternationaal cement. De geneeskunst is immers supemationaal. Leven en dood, lichaam en psyche zijn in wezen overal ge lijk. Samenvattend kunnen wij dus aannemen: 1. dat het oorlogsprobleem ook een me disch probleem is. 2. dat de medische wereld door den In vloed, dien zij kan uitoefenen op de psyche der volken, medehelpen kan aan de oplos sing daarvan. 3. Dat de medische wereld bij uitstek ge schikt is voor internationale samenwerking tot dit doel. Deze samenwerking is zeer wel te rijmen, vindt zelfs motieven in een gezond patriot tisme. Welke middelen staan de medische wereld ter beschikking om haar invloed te doen gelden? Zij kan dit o.a. doen: a. Door de artsen in alle landen en van alle categorieën op te wekken, om bij hun patiënten en in hun maatschappelijke be trekkingen in bovengenoemden geest te werken. Wanneer wij bedenken, dat overal ter wereld de artsen door hun verantwoor delijke positie een invloedrijke plaats be- kleeden, wordt het ons duidelijk, hoe groot de collectieve invloed zal wezen, die door summatie van de vele individueele invloeden ontstaat. b. Door het oorlogsprobleem te bestudee- ren en d.m.v. publicaties in de dagblad pers en in de medische pers het publiek tel kens weer te wijzen op den vernietigenden aard van den modernen oorlog en de be trekkelijke onmacht van de geneeskunst t. o. v. den gifgasoorlog. c. Door m verhandelingen en brochures licht te verspreiden omtrent den psychoio- gischen aard en de drijfveeren tot den oor log. d. Door het organiseeren van internatio nale congressen, die leiden tot internationale samenwerking en die op zich zelf al in dit geval demonstratieve daden van beteeke nis zijn. e. Door moreelen steun te verleenen aan den Volkenbond. Het feit dat deze stand, uit hoofde van zijn roeping, aldus zijn hulp zal verleenen, zal een niet te onderschatten moreele ver sterking geven aan de internationale anti- oorlogsbeweging. Hiertoe moet de internationale medische wereld worden opgewekt en tot samenwer king gebracht. De individueele arts kan weinig interna tionalen invloed uitoefenen; oprichten van artsenvereenigingen tot dit doel zou niet doeltreffend zijn, zou zelfs de gedachte suggereeren, dat de niet aangesloten artsen niet tegen den oorlog gekant zijn. De breedste basis krijgt de beweging, wanneer de beroepsorganisaties tot dat doel gaan samenwerken en het initiatief hiertoe kan zeer wel genomen worden door de Nederlandsche Maatschappij tot bevor dering der Geneeskunst. Het spreekt van zelf, dat een beweging, die uitgaat van een neutrale en wettelijk goedgekeurde artsenvereeniging moet blijven èn binnen de grenzen der wet èn op me disch gebied (hieronder begrepen de psy- chol. invloed op de volken). Beide beperkingen zijn gemakkelijk te aanvaarden en te eerbiedigen. Immers door teekening van het Volkenbondspact en het Kellogpact hebben de meeste staten den oorlog officieel veroordeeld. Neutrale ver- eenigingen blijven dus binnen de grenzen der wet, wanneer zij in internationale sa menwerking er naar gaan streven, dat ue oorlog als instrument van nationale poli tiek wordt uitgeschakeld. Onze bedoeling is om het medische arbeidsveld uit te breiden en wij achten het de natuurlijke taak der geneeskunst om haar onmisbare hulp op het slagveld te verleenen, een hulp die uit den aard der zaak, van tevoren georgani seerd moet worden. Wat de beperking tot medisch gebied be treft: daar juist hier de zin en kracht der beweging ligt, zal zij zich zorgvuldig vrij moeten houden van alle mogelijke politie ke, oeconomische, kerkelijke en partij-in menging en zij zal zich zelf ook niet op die gebieden mogen gaan bewegen. Direct samengaan met vredesorganisaties is, om de beweging zuiver medisch te hou den, niet aan te raden. Zij bepale er zich toe den voedingsbodem voor de interna tionale anti-oorlogsbeweging gunstiger te maken. Het spreekt van zelf dat deze beweging bewuste en onbewuste weerstanden zal ont moeten, zoowel in de medische wereld als bij degenen, die zij wil helpen. Zonder daar tegen in te gaan doch door haar eigen vanzelfsprekendheid en vitaliteit zal zij die geleidelijk wel overwinnen. Wanneer de be zwaren, die er tegen mochten worden aan gevoerd, getoetst worden aan het groote be lang en den ernst der zaak waarom het gaat, zullen zij, daarbij vergeleken, onbe langrijk blijken. Wij overschatten den invloed niet, dien de medische wereld kan uitoefenen, maar zij kan en moet mede haar best doen het menschdom te verlossen uit het oorlogs probleem en medehelpen het te voeren langs den afgrond, waarin natuurweten schap, techniek en gebrek aan collectief gezond verstand het dreigen te storten. Mr. S. Gratama overleden Oud-president van het Haagsche Gerechtshof Eergisteren is, oud 75 jaar, overleden mr. S. Gratama Wzn., oud-president van het Haagsche Gerechtshof. Mr. Gratama, die den 30sten Januari 1856 te Hoorn werd geboren, promoveerde op 19 September 1879 aan de universiteit te Gro ningen. Op 14 April 1885 ving hij zijn rechterlijke loopbaan aan als kantonrechter-plaatsver- vanger te Arnhem, welke functie hij op 29 Mei verwisselde met die van rechter-plaats- vervanger aldaar. Op 30 Januari 1896 werd mr. Gratama benoemd tot rechter in de rechtbank te Alkmaar en het volgende jaar tot president van de Dordtsche rechtbank. Na in 1904 geroepen te zijn tot het ambt van raadsheer in het Gerechtshof te 's Gra- venhage, werd mr. Gratama in 1912 vice- president van dit college, waarop tenslotte in 1921 de nu ontslapene geplaatst werd in de hooge functie van president van genoemd Hof. Als zoodanig fungeerde hij tot 1929, met ingang van welken datum hem op zijn ver zoek onder dankbetuiging eervol ontslag werd verleend. Mr. Gratama was commandeur ih de orde van den Nederlandschen Leeuw. Invoer van steenkolen in België Van beperking geen sprake Van het Departement van Buitenlandsche Zaken wordt het volgende vernomen: Bij de Belgische Kamer van Volksverte genwoordigers heeft de indiening plaats gevonden van een wetsontwerp nopens den in-, uit- en doorvoer van goederen. De in diening van dit wetsontwerp is een gevolg van het feit, dat de duur van de Belgische wet van 25 Januari 1923, waarbij de regee ring gemachtigd wordt bij Kon. besluit den in-, uit- en doorvoer van alle goederen en waarden te regelen, die reeds eenige malen werd verlengd, op 30 Juni 1931 ophoudt van kracht te zijn. Vorenbedoeld wetsontwerp beoogt de her ziening van de Belgische wet van 25 Ja nuari 1923, alsmede de intrekking van de Koninklijke en Ministerieele Besluiten, die ter uitvoering van deze wet werden geno men. Een uitzondering wordt intusschen ge maakt voor enkele artikelen, waaronder steenkolen, cokes en steenkoolbriketten. Ten aanzien van steenkool, cokes en steenkool briketten behelst de Memorie van Toelich ting van meerbedoeld wetsontwerp de vol gende passage: „De thans van kracht zijnde reglemen teering aangaande den invoer in België van deze brandstoffen, heeft enkel voor doel, de invoer-statistiek te regelen, teneinde de voortbrengers van het land omtrent de vreemde mededinging in te lichten en ze in den strijd tegen deze mededinging te hel pen. Ik ben van oordeel, dat het noodig is, op dit beslissend oogenblik, waarop onze kolen- John slenterde den tuin in en viel met 'n zucht in een stoel. ,,'t Is vandaag geen weer om wat uit te voeren,'' mompelde hij, ,,'t is veel te warm!" Nauwelijks had hij dit in z'n eentje ge zegd, of er klonken lichte voetstappen op 't kiezelpad. John keek op, schrikte onwille keurig en bleef strak voor zich uitstaren. Er kwam een jong meisje naar hem toe. Jane was een lieve verschijning. Het was altijd een lust naar haar te kijken, maar op dit oogenblik was ze eenvoudig betooverend mooi. Haar nieuwe jurk droeg daartoe mis schien wel wat bij; waarschijnlijk ook haar smaakvol schoeisel en elegante kousen. In elk geval, Jane zag er zóó allerliefst uit, dat de jonge man roerloos bleef zitten en haar aldoor maar bleef aankijken. „Dag John," lachte ze. „Dag Jane," antwoordde John; z'n stem klonk duidelijk, maar zacht, louter van be wondering. „Op m'n woord, je ziet er allerliefst uit." „Vind je?" vroeg Jane, niet weinig in haar schik. „Ja. Waar ga je heen? Je ziet er uit, alsof je van plan bent, uit te gaan. „Inderdaad, dat ben ik misschien ook van plan." „Zoo," zei John. „Ik ben van plan een motorritje te maken." „Zoo," herhaalde John. „En.... wie is die geluksvogel, als ik vragen mag?" „Jimmy Grossfield," klonk het uit den mond van 't jonge meisje, dat inmiddels haar bewonderende aandacht uitsluitend aan haar schoenen scheen te wijden. „Hij heeft," ging ze voort, „een nieuwe kar, de snoezigste kar, die er bestaat. Hij heeft me uitgenoo- digd voor een tochtje. Ik mag Jimmy wel, hij is een alleraardigste jongen." „Zoo," zei John voor de derde maal, „en., hoe laat is de afspraak?" „Vier uur." John keek op z'n horloge, daarna naar Jane en vervolgens weer op z'n horloge. „Luister eens," zei hij langzaam; ,,'t is nu nog gein drie uur. Wat zou je denken van een klein toertje met mij. Het zou als 't ware een tijdvulling wezen." Jane dacht een oogenblik na. „Vooruit maar!" riep ze „ik zou niet weten waarom niet." Twee minuten later waren ze op weg, de vlakte in „Rijden we niet te snel?" vroeg het meisje na eenigen tijd. „Hoe dat zoo?" vroeg John, die nog meer gas begon te geven. „Wat zou je er van denken, als we nu terug keerden?" opperde Jane weer. „Hoe kom je er bij?" Jane ging rechtop zitten en keek John op merkzaam aan; z'n kin scheen een uitda gende houding aangenomen te hebben, z'n op elkaar geklemde tanden duidden op een vast besluit. Er lag in z'n gelaatsuitdrukking iets, wat ze er nog niet in had waargenomen. „Het moet al bij vieren zijn," zei zij ze nuwachtig. ,,'t Is al over vieren," constateerde John. „Maar...." stamelde zij verschrikt „heb ik je dan riiet gezegd, dat Jimmy Cross- field mij tegen vier uur voor een motorritje gevraagd heeft?" „Inderdaad." „Nu dan, wat „Wanneer," antwoordde John, strak voor zich heen kijkend, „je met Jimmy Gross field meerijdt, zal hij je ten huwelijk vragen. En je kunt niet met hem trouwen." „Enwaarom niet?" „Omdat je met mij gaat trouwen." „John," verbaasde zich het jonge meisje, „ben je niet wijs?" „Ik heb genoeg benzine," zei John weer, heel bedaard, „om uren en uren voort te rijden, cLw.z. totdat je zegt, dat je met me trouwen wilt. Dan gaan we thee drinken en naar huis." „Eeneen.... brutale jongen, dat ben je!" kreunde de arme Jane. „Dank je wel,hernam John, met een ge zicht, alsof hij er een eer in stelde, voor bru taal bij het jonge meisje door te gaan. Beidén zwegen nu geruimen tijd. De auto snorde over den weg, alsof John werkelijk van plan was, de wereld uit te vliegen. Jane was de eerste, die weer sprak. „John," zei ze zacht. „Wat is er." „Hoe kan ik nu zeggen, dat ik met je trou wen wil, als je mij nog niet gevraagd hebt?" John viel bijna van z'n zitbank. Hij remde met alle macht. De auto stond juist op tijd stil, om niet tegen een boom te pletter te vliegen. „Jane," bracht hij met bevende stem uit, „wil je met me trouwen?" „Natuurlijk wil ik dat," antwoordde Jane. „Lieve John," lachte ze, „ik dacht, dat je me nooit zou vragen." „Ik heb al weken lang de gelegenheid daartoe gezocht," bekende John op zijn beurt, „maar de gelegenheid bood zich niet aan. Maar toen je me dat van Jimmy Cross- field vertelde, was mijn besluit genomen. Ik begreep: nu of nooit. Het spijt me voor hem; ik hoop maar, dat hij niet lang op je gewacht heeft." „Ik denk niet," mompelde Jane, „dat hij ook maar één oogenblik op me heeft ge wacht." „Maar liefste, zei je dan niet...." „Ik zei, dat hij me voor een toertje ge vraagd had. Maar ik vertelde hem, dat ik verhinderd was; dat.... dat.... nu ja, dat ik met iemand anders een toertje ging ma ken." „Heb je dat gezegd? En wie was die „iemand anders?" vroeg hij nieuwsgierig. „Wel, wie anders dan jij, lieveling," lachte Jane. mijnen door de algemeene crisis gevoelig zijn getroffen, dit controlemiddel te hand haven." De thans van kracht zijnde reglementee ring dateert van 12 Juli 1928. Het Koninklijk besluit van 12 Juli 1928 bepaalt, dat de invoer van steenkool, cokes en steenkoolbri ketten door den Belgischen Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg nog wordt onderworpen aan het voorleggen van een voorafgaande aangifte, waarvan hij het model vaststelt. De uitvoe ring van dit Belgisch Kon. Besluit wordt ge regeld bij een Ministerieel Besluit van den zelfden datum, krachtens welke de invoer van steenkool, steenkoolcokes en steen koolbriketten inderdaad wordt onderworpen aan het voorleggen van een voorafgaande aangifte. Die aangifte, opgemaakt op een door de algemeene directie van het Mijn wezen afgeleverd formulier en door de ver bruikers van die brandstoffen onderteekend, dient vooraf aan de algemeene directie van het Mijnwezen te Brussel te worden over gemaakt. Het bewijs van gegrondheid der aangifte, waarvan men eventueel dient te doen blijken, wordt aan de algemeene direc tie van het Mijnwezen verschaft. Deze regeling blijft dus onveranderd gel den. Blijkens het voorgaande beoogt dus het wetsontwerp geen beperking van invoer. Huldiging te Amsterdam Ter gelegenheid van zijn zeventigsten ver jaardag is Zaterdagmiddag de architect Joseph Cuypers in het Paviljoen Vondelpark te Amsterdam gehuldigd. Voor de vereenigingen, welke 't initiatief tot de huldiging hadden genomen de Alg. R. K. Kunstenaarsvereeniging, het St. Ber- nulphusgilde en „De Violier" sprak de heer P. G. Buskens van Rotterdam, namens de vrienden en collega's van den 70-jarige. Spr. overhandigde den heer Cuypers een door Huib Luns geteekende oorkonde met een album met handteekeningen en een „enveloppe." Ir. A. Siebers bood den heer Cuypers na mens de Alg. R. K. Kunstenaarsvereeniging het eere-voorzitterschap van die vereeniging aan. Dan voerde het woord de heer dr. Hasling- huis uit Den Haag namens het St. Bernul- phusgilde. Namens den Katholieken Kunstkring „De Violier" sprak de heer Ed. Brom, die het eere-lid, den oud-voorzitter en het nog steeds zeer actief werkend lid huldigde, evenals zijn echtgenoote, mevr. Cuypers Povel, die haar man altijd zoo trouw terzijde heeft gestaan. De voorzitter van den bond van Neder landsche architecten, de heer De Bie Leuve- link Tjeenk, wees erop, wat de heer Cuypers als voorzitter en als commissie-lid van den Bond heeft verricht. Nu nog zijt gij voorzit ter, aldus spr., van het „Comité permanent des congres internationaux des architectes", in welke functie gij u in het buitenland zeer veel vrienden hebt gemaakt. Als bewijs van waardeering voor dit alles bood spr. den jubilaris het eere-lidmaatschap van den bond aan. Voorts spraken nog ir. A. H. van Rood, namens de Vereeniging van Nederl. Am- bac'nts- en Nijverheidskunst; prof. v. d. Pluym, namens den Nederl. Oudheidkundi gen Bond; de heer J. J. Roovers namens het gemeentebestuur van Amsterdam, die ge tuigde van Amsterdam's dankbaarheid, zoo wel v.->or de vele gebouwen, waannee Cuy pers de stad verrijkt heeft, als voor het belangrijke sociale werk, dat hij voor haar verrichtte. Namens net openluchtmuseum te Haarlem spraken nog de heer Aug. van Erven Dorens, namens den Ned. Klokken- en. Orgelraad de heer A. Brom Jr., namens de commissie van overleg voor de wegenver betering de heer De Bruin en rector J. Th. van Galen namens de geestelijkheid van het Bisdom en Amsterdam en namens de Sint Josephsgezellenvereeniging. Voorlezing werd gedaan van verschillende ingekomen telegrammen, o.m. van het ge meentebestuur van Roermond, van dr. Ber- lage en van buitenlandsche architecten organisaties. In een korte, warme toespraak heeft de heer Cuypers dank gebracht voor deze over stelpende bewijzen van waardeering en vriendschap, waarbij hij vooral het werk van zijn vader herdacht en voorts vele persoon lijke herinneringen ophaalde. Een uniforme regeling Z. H. de Paus heeft de voornaamste leden der commissie, ingesteld in 1929 ter voorbe reiding van een algemeene uniforme rege ling voor de universiteiten en faculteiten van kerkelijke studies, ontvangen. De H. Vader deelde officieel de uitvaar diging van de gewichtigste apostolische constitutie daaromtrent mede, genaamd „Deus scientiarum dominus", welke den datum draagt: Pinksteren 1931. Deze constitutie is zorgvuldig voorbereid door die commissie bij de Congregatie der Seminaries en der studiën. Voorzitter dier commissie is monsignore Ruffini, de secretaris der genoemde congre gatie, terwijl ook de medewerking verkre gen is van meest eminente wetenschappe lijke mannen van Duitschland, Frankrijk en Amerika. De constitutie wordt begeleid door ordi- nationes of een reglement der congregatie zelf voor de uitvoering en interpretatie der voornaamste artikelen der wet. Het werk der commissie is voet voor voet gevolgd door den Paus zelf. Het hoofd-criterium der wet, aldus bericht de „Msb.", is niet, de verschillende uni versiteiten en faculteiten terug te brengen tot een eenvormigheid, maar om van den eenen kant het niveau en karakter van vele op te heffen, die de oude belangrijkheid verloren hadden, of afgedwaald waren van haar stichtingsdoel en om aan alle eerder die levens- en werkregels te geven, die haar doen bloeien, dan haar karakter, overeen stemmend met hare tradities en de nooden der verschillende landen, te ontnemen. De universiteiten en faculteiten met recht van Gradenverleening zijn die van de filo sofie, de theologie en het kerkelijk recht, die bestaan kunnen separaat als faculteiten, of vereenigd als universiteiten. Daaraan toegevoegd worden eenige hoo- gere instituten, die thans alleen te Rome bestaan, maar ook elders opgericht kun nen worden, indien noodig. Deze zijn het Pauselijk Bijbel-instituut, het instituut voor Oostersche studiën, het christelijk archeologisch instituut en het pauselijk instituut voor gewijde muziek, waaraan nog toegevoegd wordt, het pause lijk instituut voor de beide rechten, als speciaal juridisch instituut. De Kerk beoogt hiermee te leiden den voortgang van de gewijde studies op ge lijken voet met de moderne cultuur en be antwoordend aan de nieuwe onderzoekingen en de ontdekkingen van nieuwe problemen, die daaruit kunnen voortkomen. Uit de bepalingen blijkt, dat voor het doctoraat in de theologie 5 jaren, voor dat in de filosofie 4 jaren, voor dat in het kerkelijk recht 3 jaren studie verlangd wor den. De bepalingen treden in werking met het schooljaar 19321933, sommige reeds in het jaar 19311932, bijvoorbeeld die betreffen de afschaffing der verleening van graden door de Sapienza-commissie en door de academia van Sint Thomas. De Commissio Biblica behoudt haar rech ten. De theologische faculteit van een type als te Nijmegen mag blijven bestaan, alleen voor reeds afgestudeerde priesters. Opgegeven door v. d. Graaf Co. N. V. (Afd. Handelsinformaties) Uitgesproken 24 Juni: W. G. Kloosterman, nachtwaker, Rotter dam, Schoepstraat 4. R.c. Mr. Dr. B. I. Zijl stra. Cur. Mr. P. J. J. van Gorcum, Rotten dam. B. Frenk, marktkoopman, Soetendaalsche- kade 47, Rotterdam. R.c. Mr. Dr. B. I. Zijl stra. Cur. Mr. O. de Jong, Rotterdam. H. van der Meer, zonder beroep en Antho- nia Baars, openbare koopvrouw, Heeren straat 24, Rotterdam, echtelieden. R.c. Mr. Dr. B. I. Zijlstra. Cur. Mr. J. v. Duijvendijk, Rotterdam. H. Gerding, rietwerker, Enschede. Laa- reschstraat 15. R.c. Mr. E. van Schaeck Mathon. Cur. Mr. L. L. J. Dons, Enschede. 25 Juni: M. Remen, schilder, Oosterwolde. R.c. Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten. Cur. Deurwaarder A. Mulder, Beesterzwaag. Ch. R. Roukema, smid, Echtenerbrug. R.c. Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe Sloo ten. Cur. Mr. J. v. d. Gee, Heerenveen. M. C. Boersma, slager, Oosterend (Fr.) R.c. Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten. Cur. Mr. W. Jonker, Leeuwarden. J. Mulders, aannemer, Oss. R.c. Mr. Jhr. P. v. Meeuwen. Cur. Mr. J. Conradi, Oss. H. Hölsken, koopman In manufacturen, Weert. R.c. Mr. M. J. A. M. v. d. Grinten. Cur. Mr. L. PeetereRoermond. W. Verleysdonk, schoenmaker en herber gier, Diessel, gemeente Deume. R.c. Mr. v. d. Grinten. Cur. Mr. A. Vullingsh, Hel mond. A. Broyl, handelsreiziger en caféhouder, Gorssel, Stationslaan.R.c. Mr. H. L. Mees. Cur. M. B. ten Cate, Zutphen. De vereeniging „R.I.O." (Reclame is On misbaar), Epe. R.c. Mr. W. H. van Basten Batenburg. Cur. Mr. W. S. Kalma, Epe. H. v. d. Laan, schilder, gehandeld hebben de onder den naam Groothuizen en d. Laan, wonende Wijk aan Duin, gemeente Wijk aan Zee en Duin, Alkmaarschestraat- weg 75. R.c. Mr. S. J. Pit. Cur. Mr. J. A. P. C. ten Bokkel, Haarlem. Opgeheven wegens gebrek aan actief, 24 Juni: B. Boerwinkel, Rotterdam. Th. Jonkman, Rotterdam. 409. De orang-oetang mikte, mikte, Op het hoofd van den circusbaas. „Jongen," dacht de aap, dat hoofd lijkt wel Op een groote Edammer kaas." Pats, de verfpot keilde hij behendig Precies over het dikke hoofd. „Ik heb," dacht de aap weer lustig, „Dat kooltje nu eens goed gestoofd." 410. Aan palen werd hij nu gebonden Met riemen van een dierenhuid, Toen kwamen de dorpelingen kijken Naar de pas gevangen buit. Iedereen keek nieuwsgierig naar hen, Vond den piloot, dik en zwaar, Maar Pim vonden ze wat mager, Werd hij bij het kóken heel gauw g"ar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 8