(Binnenlandsch Nieuws
i
Voor de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
Ned. Mij. van Nijverheid
en Handel
Voorkoming van
oorlogen
De Geluksvogel
KUNST EN KENNIS
Ir. Joseph Cuypers 70 jaar
Universiteiten en
faculteiten van
Kerkelijke Studies
FAILLISSEMENTEN
Ruslands economische positie
Op het Deventersch congres van de Ned.
maatschappij voor Nijverheid en Handel
wijdde men zijn aandacht aan Ruslands
economische positie en sociale toestanden.
Prof. mr. M. W. F. Treub hield een rede over
„den economischen toestand van Europa en
speciaal van Nederland, mede in verband
met Rusland".
Prof. Treub zei, dat hij zijn voordracht
zou kunnen samenvatten in deze woorden:
„de toestand is beroerd, en de Sovjet-Unie
maakt het nog een beetje beroerder". Nog
steeds gaan wij achteruit, al blijkt het, dat
de laatste maanden het percentage van den
achteruitgang der conjuctuur minder wordt.
Wat zijn de oorzaken van een zoo onge
kende inzinking? Wij hebben hier met ge
heel iets anders te doen dan met den ge
wonen cyclus van Inzinking en bloei. De
eerste oorzaak vormen de groote onderlinge
veranderingen tusschen de verschillende
landen, vooral die tusschen Amerika en
Europa. Er is geen land, dat zoo erg op den
penning is als Amerika. Het wil tot op den
laatsten cent betaald worden. Men wilde
echter geen goederen ontvangen. Zoo kreeg
men een opeenhooping van geld en dit werd
weer aan Europa, met name aan Duitsch-
land uitgeleend. Dat gaf tijdelijk eenige
verlichting, maar op deze manier werd de
moeilijkheid eiken dag grooter, want voor
het geleende geld moesten weer rente en
aflossing worden betaald.
Dit werd aanleiding tot den stap van
president Hööver. Amerika moest zich im
mers den toestand van zijn schuldenaren
aantrekken. Spr. wil de beteekenis van dien
stap niet verkleinen, doch wij moeten er
geen „beau geste" in zien. Wij weten niet
of het effect op den toestand groot zal zijn,
maar de psychologische uitwerking is be
langrijk geweest, en deze kan misschien
economisch gunstige gevolgen hebben.
Spr. behandelde hierop het vraagstuk van
de hoogte der loonen. De bloei van de tech
nische wetenschappen heeft na den oorlog
een veel te groote verhooging van de loonen
teweeg gebracht. Elke plotselinge verande
ring, al is die op zich zelf goed, maakt
aanpassing van de maatschappij moeilijk.
Industrieën, die voor een binnenlandsche
markt werkten, rekenen er mee, dat door
loonsverlaging ook de koopkracht afneemt,
doch de export-industrieën letten hier
niet op.
In het belang van de arbeiders kan het
niet zijn, dat een aantal een hoog loon
hebben, terwijl 20 pCt. van hen werkloos
zijn. Dit illustreert volgens spr. een groote
vergissing van de arbeidersleiders. De arbei
dende klasse is evengoed als de andere
groepen afhankelijk van de algemeene wel
vaart, zooals deze ook afhangt van die der
arbeiders.
De slechte economische toestand wordt
rog verergerd door de Russische dumping.
Dumping bestaat hierin, dat in landen
waarin men protectionisme huldigt men den
prijs in eigen land hoog wil houden en
daarom het overschot desnoods beneden
'een kostprijs exporteert. De Russische con
currentie is echter geheel anders, want deze
is die van een reuzenvennootschap tegen
alle vennootschappen ter wereld. Dit schept
een zeer eigenaardige handelspositie, die
slechts ten deele economisch is; de hoofd
zaak is echter geworden, den indruk te
wekken, dat het communisme ideaal en het
kapitalisme noodlottig is. Op zichzelf is de
concurrentie uit Rusland niet veel betee-
kenend (ongeveer drie pCt. van de wereld
markt), maar thans is zij de druppel, die
den emmer doet overloopen.
Tegen alle communistische propaganda
in, toonde spr. aan, dat het in Rusland
thans zeer slecht gaat. Het wordt genoopt
een verandering te brengen in zijn systeem,
dat is gericht tegen heel onze Westersche
maatschappij. Spr. keurde het af, dat de
grootste propagandisten voor Sovjet-Rus
land onze handelaren en industrieelen zijn,
die nog graag een paar centen aan Rusland
willen verdienen en zoo de Sovjets helpen
bij hun wereldvemietigende actie. Eens zul
len dezulken het gelag betalen van hun
eigen winstbejag! Wie de Sovjets thans
economisch steunen, nemen een verant
woordelijkheid op zich, die zij noch tegen
over hun kinderen noch tegenover de
maatschappij kunnen dragen. Hiermee be
sloot prof. Treub zijn zeer toegejuichte
rede.
Mededeelingen
Op de voortgezette jaarvergadering van
de Ned. Mij. van Nijverheid en Handel,
begon men met mededeelingen van de
departementen.
De secretaris, mr. Bierens de Haan,
bracht verslag uit over de enquête, welke
onder de departementen, betreffende de
„samenwerking tusschen onderneming"
was ingesteld.
Hierna werd de aandacht gevraagd voor
de uitslagen van de enquêtes inzake de „uit
breiding van de industrie", de „ontwikkeling
van industrie en handel" en de „regeling
van het accountantswezen".
Hierop wijdde men zijn aandacht aan het
jaarverslag der Centrale Commissie tot
bezuiniging. Blijkens ditoverzicht bemoeide
de commissie zich met de Rijksuitgaven,
het onderwijs, de cursuswet, de Zuiderzee
werken, wegen en bruggen, reorganisatie
van den waren- en keuringsdienst, 't Rijks
tucht- en Opvoedingswezen en de gemeente-
financiën, vooral in verband met de loon
politiek.
De voorzitter, de heer A. Spanjaard,
legde er den nadruk op, dat de commissie
niet defaitistisch ten opzichte van de Zui-
derzeeplannen gestemd is, maar alleen op
een nieuwe en nauwkeurige raming aan
dringt. Zeer noodzakelijk vindt h ijniet, dat
de departementen plaatselijk bezuinigings
acties tegenover de financieele gedragingen
der gemeenten zouden voeren.
Verlvogens hield prof. dr. N. J. Polak een
voordracht over de prijsaanpassing.
„Dorus Rijkers"-lucifers
het publiek allicht de indruk wordt opge
wekt, dat deze lucifers van Nederlandsch
fabrikaat zijn.
itussisch fabrikaat
Aan het bestuur van de Vereeniging „Ne
derlandsch Fabrikaat" is gebleken, dat de
hier te lande in den handel zijnde lucifers,
merk „Dorus Rijkers", niet van Neder
landsch fabrikaat zijn.
Na eerst met verseb'llende andere etiket
ten getracht te hebben, Russische lucifers
hier te lande te plaatsen, wordt thans het
merk „Dorus Rijkers" benut, waardoor bij
Internationale samenwericing van
artsenorganisaties
In de Algemeene vergadering van de Ned.
Maatschappij tot Bevordering der Genees
kunst te Nijmegen op 6 en 7 Juli a.s., zal
aan de orde komen het voorstel om van de
Ned. Maatschappij tot Bev. der Genees
kunst het initiatief te doen uitgaan tot een
internationale samenwerking van de Art
senorganisaties in de verschillende landen
ter versterking en ondersteuning van de
beweging, die alom in de wereld gaande is,
oorlogen in de toekomst te voorkomen.
De toelichting op dit voorstel luidt als
volgt:
Dat krachtige internationale samenwer
king ter voorkoming van oorlogen noodza
kelijk is, blijkt uit het verleden, jiit het
heden en uit het perspectief van de toe
komst. Steeds meer wordt men doordrongen
van het onverbiddelijke alternatief: inter
nationale samenwerking of internationale
vernietiging.
De staatslieden, in en buiten den Volken
bond, verklaren zich onmachtig den oorlog
uit te bannen zonder den steun van de vol
ken zelf.
De rem tegen den oorlog, zal zij deugde
lijk zijn, moeli internationaal worden gecon
strueerd.
Het oorlogsprobleem is gecompliceerd!
Politieke, oeconomische, sociologische, histo
rische, i geografische, psychologische en an
dere factoren gaan erin samen en beïn
vloeden elkaar onderling. Aan de oplossing
van dat probleem moet van alle kanten
worden gewerkt. De oorlog moet worden om
singeld.
Ook de medische wereld is geroepen haar
hulp te verleenen uit hoofde van de roe
ping der geneeskunst; dit is de zorg voor
het leven en de strijd tegen alle factoren
die het leven bedreigen. De oorlog is de
doodsoorzaak van millioenen menschen. De
oorlogsschaden zijn velerlei. Ten gevolge van
traumatisch geweld, verstikking (door rook
en gas), shock, verbranding, verdrinking,
interne ziekten, honger, verloren in den we
reldoorlog 26 millioen menschen (combat
tanten en noncombattanten) het leven
(„Engelsche oeconomist" van 19 Oct. '29).
Twintig millioen jonge, krachtige man
nen verminkt.
Een dergelijke, aan het leven zoo vijan
dige macht, kan de medische wereld niet
onverschillig laten. Hoeveel zorg en arbeid
had zij gegeven aan al die millioenen? Wa
ren die niet allen van voor de geboorte tot
aan den dood aan haar zorgen toever
trouwd? Zij heeft de oorlogsgevolgen zoo
goed mogelijk verholpen, de gewonden en
zieken verzorgd. Daartoe verrichtten het
Roode Kruis en de Militair-geneeskundige
dienst hun schitterend werk. Hoe machteloos
staat echter de geneeskunst tegenover de
gevolgen van het moderne strijdmiddel: het
gifgas? Volgens de deskundigen zal het
gifgas, in combinatie met het geperfection-
neerde vliegtuig, in een volgenden oorlog de
grootste kracht zijn op het strategische
schaakbord. (In het gifgasrapport van den
Volkenbond schrijft prof. Cannon, dat wij
gedurende den laatsten oorlog nog niets
gezien hebben, dat nabij komt de waar- I
schijnlijke vernietiging van de industrieele
centra en van de burgerlijke bevolking, die
te verwachten is als zich een nieuw groot,
conflict mocht voordoen).
In de geschiedenis der geneeskunst ziet
men dat de prophylaxis steeds komt na de
therapie.
De therapie der oorlogsgevolgen behoort
tot het onbetwiste gebied der geneeskunst.
De medische wereld verruime dit thans
tot oorlogsprophylaxis. Aangrijpingspunt is
de psyche der volken. Immers in het oor-
logsprobleem spelen sociaal-psychologische
factoren een zeer belangrijke rol en groot
is de psychische invloed, dien de medische
wereld kan uitoefenen. Zij kan het mensch-
dom voorlichten, tot zelfkennis brengen,
waarschuwen.
Zij kan het licht der geneeskunst, waar
onder al zoo dikwijls de menschelijke inzich
ten zijn veranderd, laten schijnen op het
oorlogsprobleem. Zij kan de collectieve
zucht tot zelfbehoud wakker schudden door
het menschdom de gevaren en de realiteit;
voor oogen te stellen en door te wijzen op
de betrekkelijke onmacht van de genees
kunst tegenover de gevolgen van de moder
ne oorlogvoering, vooral van den gifgasoor
log. Zij kan er toe medewerken, dat de
individueele afkeer, dien bijna alle men
schen van den oorlog hebben, wordt omge
zet tot een collectieven afkeer. Zij kan hel
pen de strijdlustige instincten der volken
langs onbloedige banen af te leiden.
Zij kan de volken raden, ja bezweren
om hun geschillen niet op primitieve wijze
te beslechten, doch gebruik te maken van do
reeds bestaande en nog te vormen rechts
instituten.
Hel medische beroep is een deugdelijk in
ternationaal cement. De geneeskunst is
immers supemationaal. Leven en dood,
lichaam en psyche zijn in wezen overal ge
lijk.
Samenvattend kunnen wij dus aannemen:
1. dat het oorlogsprobleem ook een me
disch probleem is.
2. dat de medische wereld door den In
vloed, dien zij kan uitoefenen op de psyche
der volken, medehelpen kan aan de oplos
sing daarvan.
3. Dat de medische wereld bij uitstek ge
schikt is voor internationale samenwerking
tot dit doel.
Deze samenwerking is zeer wel te rijmen,
vindt zelfs motieven in een gezond patriot
tisme.
Welke middelen staan de medische wereld
ter beschikking om haar invloed te doen
gelden? Zij kan dit o.a. doen:
a. Door de artsen in alle landen en van
alle categorieën op te wekken, om bij hun
patiënten en in hun maatschappelijke be
trekkingen in bovengenoemden geest te
werken. Wanneer wij bedenken, dat overal
ter wereld de artsen door hun verantwoor
delijke positie een invloedrijke plaats be-
kleeden, wordt het ons duidelijk, hoe groot
de collectieve invloed zal wezen, die door
summatie van de vele individueele invloeden
ontstaat.
b. Door het oorlogsprobleem te bestudee-
ren en d.m.v. publicaties in de dagblad
pers en in de medische pers het publiek tel
kens weer te wijzen op den vernietigenden
aard van den modernen oorlog en de be
trekkelijke onmacht van de geneeskunst t.
o. v. den gifgasoorlog.
c. Door m verhandelingen en brochures
licht te verspreiden omtrent den psychoio-
gischen aard en de drijfveeren tot den oor
log.
d. Door het organiseeren van internatio
nale congressen, die leiden tot internationale
samenwerking en die op zich zelf al in dit
geval demonstratieve daden van beteeke
nis zijn.
e. Door moreelen steun te verleenen aan
den Volkenbond.
Het feit dat deze stand, uit hoofde van
zijn roeping, aldus zijn hulp zal verleenen,
zal een niet te onderschatten moreele ver
sterking geven aan de internationale anti-
oorlogsbeweging.
Hiertoe moet de internationale medische
wereld worden opgewekt en tot samenwer
king gebracht.
De individueele arts kan weinig interna
tionalen invloed uitoefenen; oprichten van
artsenvereenigingen tot dit doel zou niet
doeltreffend zijn, zou zelfs de gedachte
suggereeren, dat de niet aangesloten artsen
niet tegen den oorlog gekant zijn.
De breedste basis krijgt de beweging,
wanneer de beroepsorganisaties tot dat
doel gaan samenwerken en het initiatief
hiertoe kan zeer wel genomen worden door
de Nederlandsche Maatschappij tot bevor
dering der Geneeskunst.
Het spreekt van zelf, dat een beweging,
die uitgaat van een neutrale en wettelijk
goedgekeurde artsenvereeniging moet blijven
èn binnen de grenzen der wet èn op me
disch gebied (hieronder begrepen de psy-
chol. invloed op de volken).
Beide beperkingen zijn gemakkelijk te
aanvaarden en te eerbiedigen. Immers door
teekening van het Volkenbondspact en het
Kellogpact hebben de meeste staten den
oorlog officieel veroordeeld. Neutrale ver-
eenigingen blijven dus binnen de grenzen
der wet, wanneer zij in internationale sa
menwerking er naar gaan streven, dat ue
oorlog als instrument van nationale poli
tiek wordt uitgeschakeld. Onze bedoeling is
om het medische arbeidsveld uit te breiden
en wij achten het de natuurlijke taak der
geneeskunst om haar onmisbare hulp op
het slagveld te verleenen, een hulp die uit
den aard der zaak, van tevoren georgani
seerd moet worden.
Wat de beperking tot medisch gebied be
treft: daar juist hier de zin en kracht der
beweging ligt, zal zij zich zorgvuldig vrij
moeten houden van alle mogelijke politie
ke, oeconomische, kerkelijke en partij-in
menging en zij zal zich zelf ook niet op
die gebieden mogen gaan bewegen.
Direct samengaan met vredesorganisaties
is, om de beweging zuiver medisch te hou
den, niet aan te raden. Zij bepale er zich
toe den voedingsbodem voor de interna
tionale anti-oorlogsbeweging gunstiger te
maken.
Het spreekt van zelf dat deze beweging
bewuste en onbewuste weerstanden zal ont
moeten, zoowel in de medische wereld als
bij degenen, die zij wil helpen. Zonder daar
tegen in te gaan doch door haar eigen
vanzelfsprekendheid en vitaliteit zal zij die
geleidelijk wel overwinnen. Wanneer de be
zwaren, die er tegen mochten worden aan
gevoerd, getoetst worden aan het groote be
lang en den ernst der zaak waarom het
gaat, zullen zij, daarbij vergeleken, onbe
langrijk blijken.
Wij overschatten den invloed niet, dien
de medische wereld kan uitoefenen, maar
zij kan en moet mede haar best doen het
menschdom te verlossen uit het oorlogs
probleem en medehelpen het te voeren
langs den afgrond, waarin natuurweten
schap, techniek en gebrek aan collectief
gezond verstand het dreigen te storten.
Mr. S. Gratama overleden
Oud-president van het Haagsche Gerechtshof
Eergisteren is, oud 75 jaar, overleden mr.
S. Gratama Wzn., oud-president van het
Haagsche Gerechtshof.
Mr. Gratama, die den 30sten Januari 1856
te Hoorn werd geboren, promoveerde op 19
September 1879 aan de universiteit te Gro
ningen.
Op 14 April 1885 ving hij zijn rechterlijke
loopbaan aan als kantonrechter-plaatsver-
vanger te Arnhem, welke functie hij op 29
Mei verwisselde met die van rechter-plaats-
vervanger aldaar. Op 30 Januari 1896 werd
mr. Gratama benoemd tot rechter in de
rechtbank te Alkmaar en het volgende jaar
tot president van de Dordtsche rechtbank.
Na in 1904 geroepen te zijn tot het ambt
van raadsheer in het Gerechtshof te 's Gra-
venhage, werd mr. Gratama in 1912 vice-
president van dit college, waarop tenslotte
in 1921 de nu ontslapene geplaatst werd in
de hooge functie van president van genoemd
Hof. Als zoodanig fungeerde hij tot 1929, met
ingang van welken datum hem op zijn ver
zoek onder dankbetuiging eervol ontslag
werd verleend.
Mr. Gratama was commandeur ih de
orde van den Nederlandschen Leeuw.
Invoer van steenkolen in België
Van beperking geen sprake
Van het Departement van Buitenlandsche
Zaken wordt het volgende vernomen:
Bij de Belgische Kamer van Volksverte
genwoordigers heeft de indiening plaats
gevonden van een wetsontwerp nopens den
in-, uit- en doorvoer van goederen. De in
diening van dit wetsontwerp is een gevolg
van het feit, dat de duur van de Belgische
wet van 25 Januari 1923, waarbij de regee
ring gemachtigd wordt bij Kon. besluit den
in-, uit- en doorvoer van alle goederen en
waarden te regelen, die reeds eenige malen
werd verlengd, op 30 Juni 1931 ophoudt van
kracht te zijn.
Vorenbedoeld wetsontwerp beoogt de her
ziening van de Belgische wet van 25 Ja
nuari 1923, alsmede de intrekking van de
Koninklijke en Ministerieele Besluiten, die
ter uitvoering van deze wet werden geno
men. Een uitzondering wordt intusschen ge
maakt voor enkele artikelen, waaronder
steenkolen, cokes en steenkoolbriketten. Ten
aanzien van steenkool, cokes en steenkool
briketten behelst de Memorie van Toelich
ting van meerbedoeld wetsontwerp de vol
gende passage:
„De thans van kracht zijnde reglemen
teering aangaande den invoer in België van
deze brandstoffen, heeft enkel voor doel, de
invoer-statistiek te regelen, teneinde de
voortbrengers van het land omtrent de
vreemde mededinging in te lichten en ze in
den strijd tegen deze mededinging te hel
pen.
Ik ben van oordeel, dat het noodig is, op
dit beslissend oogenblik, waarop onze kolen-
John slenterde den tuin in en viel met 'n
zucht in een stoel.
,,'t Is vandaag geen weer om wat uit te
voeren,'' mompelde hij, ,,'t is veel te warm!"
Nauwelijks had hij dit in z'n eentje ge
zegd, of er klonken lichte voetstappen op 't
kiezelpad. John keek op, schrikte onwille
keurig en bleef strak voor zich uitstaren.
Er kwam een jong meisje naar hem toe.
Jane was een lieve verschijning. Het was
altijd een lust naar haar te kijken, maar op
dit oogenblik was ze eenvoudig betooverend
mooi. Haar nieuwe jurk droeg daartoe mis
schien wel wat bij; waarschijnlijk ook haar
smaakvol schoeisel en elegante kousen.
In elk geval, Jane zag er zóó allerliefst
uit, dat de jonge man roerloos bleef zitten
en haar aldoor maar bleef aankijken.
„Dag John," lachte ze.
„Dag Jane," antwoordde John; z'n stem
klonk duidelijk, maar zacht, louter van be
wondering.
„Op m'n woord, je ziet er allerliefst uit."
„Vind je?" vroeg Jane, niet weinig in haar
schik.
„Ja. Waar ga je heen? Je ziet er uit, alsof
je van plan bent, uit te gaan.
„Inderdaad, dat ben ik misschien ook van
plan."
„Zoo," zei John.
„Ik ben van plan een motorritje te maken."
„Zoo," herhaalde John. „En.... wie is die
geluksvogel, als ik vragen mag?"
„Jimmy Grossfield," klonk het uit den
mond van 't jonge meisje, dat inmiddels
haar bewonderende aandacht uitsluitend aan
haar schoenen scheen te wijden. „Hij heeft,"
ging ze voort, „een nieuwe kar, de snoezigste
kar, die er bestaat. Hij heeft me uitgenoo-
digd voor een tochtje. Ik mag Jimmy wel,
hij is een alleraardigste jongen."
„Zoo," zei John voor de derde maal, „en.,
hoe laat is de afspraak?"
„Vier uur."
John keek op z'n horloge, daarna naar
Jane en vervolgens weer op z'n horloge.
„Luister eens," zei hij langzaam; ,,'t is nu
nog gein drie uur. Wat zou je denken van
een klein toertje met mij. Het zou als 't
ware een tijdvulling wezen."
Jane dacht een oogenblik na.
„Vooruit maar!" riep ze „ik zou niet weten
waarom niet."
Twee minuten later waren ze op weg, de
vlakte in
„Rijden we niet te snel?" vroeg het meisje
na eenigen tijd.
„Hoe dat zoo?" vroeg John, die nog meer
gas begon te geven.
„Wat zou je er van denken, als we nu
terug keerden?" opperde Jane weer.
„Hoe kom je er bij?"
Jane ging rechtop zitten en keek John op
merkzaam aan; z'n kin scheen een uitda
gende houding aangenomen te hebben, z'n op
elkaar geklemde tanden duidden op een vast
besluit. Er lag in z'n gelaatsuitdrukking iets,
wat ze er nog niet in had waargenomen.
„Het moet al bij vieren zijn," zei zij ze
nuwachtig.
,,'t Is al over vieren," constateerde John.
„Maar...." stamelde zij verschrikt „heb
ik je dan riiet gezegd, dat Jimmy Cross-
field mij tegen vier uur voor een motorritje
gevraagd heeft?"
„Inderdaad."
„Nu dan, wat
„Wanneer," antwoordde John, strak voor
zich heen kijkend, „je met Jimmy Gross
field meerijdt, zal hij je ten huwelijk vragen.
En je kunt niet met hem trouwen."
„Enwaarom niet?"
„Omdat je met mij gaat trouwen."
„John," verbaasde zich het jonge meisje,
„ben je niet wijs?"
„Ik heb genoeg benzine," zei John weer,
heel bedaard, „om uren en uren voort te
rijden, cLw.z. totdat je zegt, dat je met me
trouwen wilt. Dan gaan we thee drinken
en naar huis."
„Eeneen.... brutale jongen, dat ben
je!" kreunde de arme Jane.
„Dank je wel,hernam John, met een ge
zicht, alsof hij er een eer in stelde, voor bru
taal bij het jonge meisje door te gaan.
Beidén zwegen nu geruimen tijd. De auto
snorde over den weg, alsof John werkelijk
van plan was, de wereld uit te vliegen.
Jane was de eerste, die weer sprak.
„John," zei ze zacht.
„Wat is er."
„Hoe kan ik nu zeggen, dat ik met je trou
wen wil, als je mij nog niet gevraagd hebt?"
John viel bijna van z'n zitbank. Hij remde
met alle macht. De auto stond juist op
tijd stil, om niet tegen een boom te pletter
te vliegen.
„Jane," bracht hij met bevende stem uit,
„wil je met me trouwen?"
„Natuurlijk wil ik dat," antwoordde Jane.
„Lieve John," lachte ze, „ik dacht, dat je
me nooit zou vragen."
„Ik heb al weken lang de gelegenheid
daartoe gezocht," bekende John op zijn
beurt, „maar de gelegenheid bood zich niet
aan. Maar toen je me dat van Jimmy Cross-
field vertelde, was mijn besluit genomen. Ik
begreep: nu of nooit. Het spijt me voor hem;
ik hoop maar, dat hij niet lang op je
gewacht heeft."
„Ik denk niet," mompelde Jane, „dat hij
ook maar één oogenblik op me heeft ge
wacht."
„Maar liefste, zei je dan niet...."
„Ik zei, dat hij me voor een toertje ge
vraagd had. Maar ik vertelde hem, dat ik
verhinderd was; dat.... dat.... nu ja, dat
ik met iemand anders een toertje ging ma
ken."
„Heb je dat gezegd? En wie was die
„iemand anders?" vroeg hij nieuwsgierig.
„Wel, wie anders dan jij, lieveling," lachte
Jane.
mijnen door de algemeene crisis gevoelig
zijn getroffen, dit controlemiddel te hand
haven."
De thans van kracht zijnde reglementee
ring dateert van 12 Juli 1928. Het Koninklijk
besluit van 12 Juli 1928 bepaalt, dat de
invoer van steenkool, cokes en steenkoolbri
ketten door den Belgischen Minister van
Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke
Voorzorg nog wordt onderworpen aan het
voorleggen van een voorafgaande aangifte,
waarvan hij het model vaststelt. De uitvoe
ring van dit Belgisch Kon. Besluit wordt ge
regeld bij een Ministerieel Besluit van den
zelfden datum, krachtens welke de invoer
van steenkool, steenkoolcokes en steen
koolbriketten inderdaad wordt onderworpen
aan het voorleggen van een voorafgaande
aangifte. Die aangifte, opgemaakt op een
door de algemeene directie van het Mijn
wezen afgeleverd formulier en door de ver
bruikers van die brandstoffen onderteekend,
dient vooraf aan de algemeene directie van
het Mijnwezen te Brussel te worden over
gemaakt. Het bewijs van gegrondheid der
aangifte, waarvan men eventueel dient te
doen blijken, wordt aan de algemeene direc
tie van het Mijnwezen verschaft.
Deze regeling blijft dus onveranderd gel
den. Blijkens het voorgaande beoogt dus het
wetsontwerp geen beperking van invoer.
Huldiging te Amsterdam
Ter gelegenheid van zijn zeventigsten ver
jaardag is Zaterdagmiddag de architect
Joseph Cuypers in het Paviljoen Vondelpark
te Amsterdam gehuldigd.
Voor de vereenigingen, welke 't initiatief
tot de huldiging hadden genomen de Alg.
R. K. Kunstenaarsvereeniging, het St. Ber-
nulphusgilde en „De Violier" sprak de
heer P. G. Buskens van Rotterdam, namens
de vrienden en collega's van den 70-jarige.
Spr. overhandigde den heer Cuypers een
door Huib Luns geteekende oorkonde met
een album met handteekeningen en een
„enveloppe."
Ir. A. Siebers bood den heer Cuypers na
mens de Alg. R. K. Kunstenaarsvereeniging
het eere-voorzitterschap van die vereeniging
aan.
Dan voerde het woord de heer dr. Hasling-
huis uit Den Haag namens het St. Bernul-
phusgilde.
Namens den Katholieken Kunstkring „De
Violier" sprak de heer Ed. Brom, die het
eere-lid, den oud-voorzitter en het nog
steeds zeer actief werkend lid huldigde,
evenals zijn echtgenoote, mevr. Cuypers
Povel, die haar man altijd zoo trouw terzijde
heeft gestaan.
De voorzitter van den bond van Neder
landsche architecten, de heer De Bie Leuve-
link Tjeenk, wees erop, wat de heer Cuypers
als voorzitter en als commissie-lid van den
Bond heeft verricht. Nu nog zijt gij voorzit
ter, aldus spr., van het „Comité permanent
des congres internationaux des architectes",
in welke functie gij u in het buitenland zeer
veel vrienden hebt gemaakt. Als bewijs van
waardeering voor dit alles bood spr. den
jubilaris het eere-lidmaatschap van den
bond aan.
Voorts spraken nog ir. A. H. van Rood,
namens de Vereeniging van Nederl. Am-
bac'nts- en Nijverheidskunst; prof. v. d.
Pluym, namens den Nederl. Oudheidkundi
gen Bond; de heer J. J. Roovers namens het
gemeentebestuur van Amsterdam, die ge
tuigde van Amsterdam's dankbaarheid, zoo
wel v.->or de vele gebouwen, waannee Cuy
pers de stad verrijkt heeft, als voor het
belangrijke sociale werk, dat hij voor haar
verrichtte. Namens net openluchtmuseum
te Haarlem spraken nog de heer Aug. van
Erven Dorens, namens den Ned. Klokken- en.
Orgelraad de heer A. Brom Jr., namens de
commissie van overleg voor de wegenver
betering de heer De Bruin en rector J. Th.
van Galen namens de geestelijkheid van het
Bisdom en Amsterdam en namens de Sint
Josephsgezellenvereeniging.
Voorlezing werd gedaan van verschillende
ingekomen telegrammen, o.m. van het ge
meentebestuur van Roermond, van dr. Ber-
lage en van buitenlandsche architecten
organisaties.
In een korte, warme toespraak heeft de
heer Cuypers dank gebracht voor deze over
stelpende bewijzen van waardeering en
vriendschap, waarbij hij vooral het werk van
zijn vader herdacht en voorts vele persoon
lijke herinneringen ophaalde.
Een uniforme regeling
Z. H. de Paus heeft de voornaamste leden
der commissie, ingesteld in 1929 ter voorbe
reiding van een algemeene uniforme rege
ling voor de universiteiten en faculteiten
van kerkelijke studies, ontvangen.
De H. Vader deelde officieel de uitvaar
diging van de gewichtigste apostolische
constitutie daaromtrent mede, genaamd
„Deus scientiarum dominus", welke den
datum draagt: Pinksteren 1931.
Deze constitutie is zorgvuldig voorbereid
door die commissie bij de Congregatie der
Seminaries en der studiën.
Voorzitter dier commissie is monsignore
Ruffini, de secretaris der genoemde congre
gatie, terwijl ook de medewerking verkre
gen is van meest eminente wetenschappe
lijke mannen van Duitschland, Frankrijk
en Amerika.
De constitutie wordt begeleid door ordi-
nationes of een reglement der congregatie
zelf voor de uitvoering en interpretatie der
voornaamste artikelen der wet.
Het werk der commissie is voet voor voet
gevolgd door den Paus zelf.
Het hoofd-criterium der wet, aldus bericht
de „Msb.", is niet, de verschillende uni
versiteiten en faculteiten terug te brengen
tot een eenvormigheid, maar om van den
eenen kant het niveau en karakter van vele
op te heffen, die de oude belangrijkheid
verloren hadden, of afgedwaald waren van
haar stichtingsdoel en om aan alle eerder
die levens- en werkregels te geven, die haar
doen bloeien, dan haar karakter, overeen
stemmend met hare tradities en de nooden
der verschillende landen, te ontnemen.
De universiteiten en faculteiten met recht
van Gradenverleening zijn die van de filo
sofie, de theologie en het kerkelijk recht,
die bestaan kunnen separaat als faculteiten,
of vereenigd als universiteiten.
Daaraan toegevoegd worden eenige hoo-
gere instituten, die thans alleen te Rome
bestaan, maar ook elders opgericht kun
nen worden, indien noodig.
Deze zijn het Pauselijk Bijbel-instituut,
het instituut voor Oostersche studiën, het
christelijk archeologisch instituut en het
pauselijk instituut voor gewijde muziek,
waaraan nog toegevoegd wordt, het pause
lijk instituut voor de beide rechten, als
speciaal juridisch instituut.
De Kerk beoogt hiermee te leiden den
voortgang van de gewijde studies op ge
lijken voet met de moderne cultuur en be
antwoordend aan de nieuwe onderzoekingen
en de ontdekkingen van nieuwe problemen,
die daaruit kunnen voortkomen.
Uit de bepalingen blijkt, dat voor het
doctoraat in de theologie 5 jaren, voor dat
in de filosofie 4 jaren, voor dat in het
kerkelijk recht 3 jaren studie verlangd wor
den.
De bepalingen treden in werking met het
schooljaar 19321933, sommige reeds in het
jaar 19311932, bijvoorbeeld die betreffen
de afschaffing der verleening van graden
door de Sapienza-commissie en door de
academia van Sint Thomas.
De Commissio Biblica behoudt haar rech
ten. De theologische faculteit van een type
als te Nijmegen mag blijven bestaan, alleen
voor reeds afgestudeerde priesters.
Opgegeven door v. d. Graaf Co. N. V.
(Afd. Handelsinformaties)
Uitgesproken 24 Juni:
W. G. Kloosterman, nachtwaker, Rotter
dam, Schoepstraat 4. R.c. Mr. Dr. B. I. Zijl
stra. Cur. Mr. P. J. J. van Gorcum, Rotten
dam.
B. Frenk, marktkoopman, Soetendaalsche-
kade 47, Rotterdam. R.c. Mr. Dr. B. I. Zijl
stra. Cur. Mr. O. de Jong, Rotterdam.
H. van der Meer, zonder beroep en Antho-
nia Baars, openbare koopvrouw, Heeren
straat 24, Rotterdam, echtelieden. R.c. Mr.
Dr. B. I. Zijlstra. Cur. Mr. J. v. Duijvendijk,
Rotterdam.
H. Gerding, rietwerker, Enschede. Laa-
reschstraat 15. R.c. Mr. E. van Schaeck
Mathon. Cur. Mr. L. L. J. Dons, Enschede.
25 Juni:
M. Remen, schilder, Oosterwolde. R.c. Mr.
B. Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten.
Cur. Deurwaarder A. Mulder, Beesterzwaag.
Ch. R. Roukema, smid, Echtenerbrug. R.c.
Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe Sloo
ten. Cur. Mr. J. v. d. Gee, Heerenveen.
M. C. Boersma, slager, Oosterend (Fr.)
R.c. Mr. B. Ph. Baron van Harinxma thoe
Slooten. Cur. Mr. W. Jonker, Leeuwarden.
J. Mulders, aannemer, Oss. R.c. Mr. Jhr.
P. v. Meeuwen. Cur. Mr. J. Conradi, Oss.
H. Hölsken, koopman In manufacturen,
Weert. R.c. Mr. M. J. A. M. v. d. Grinten.
Cur. Mr. L. PeetereRoermond.
W. Verleysdonk, schoenmaker en herber
gier, Diessel, gemeente Deume. R.c. Mr.
v. d. Grinten. Cur. Mr. A. Vullingsh, Hel
mond.
A. Broyl, handelsreiziger en caféhouder,
Gorssel, Stationslaan.R.c. Mr. H. L. Mees.
Cur. M. B. ten Cate, Zutphen.
De vereeniging „R.I.O." (Reclame is On
misbaar), Epe. R.c. Mr. W. H. van Basten
Batenburg. Cur. Mr. W. S. Kalma, Epe.
H. v. d. Laan, schilder, gehandeld hebben
de onder den naam Groothuizen en d.
Laan, wonende Wijk aan Duin, gemeente
Wijk aan Zee en Duin, Alkmaarschestraat-
weg 75. R.c. Mr. S. J. Pit. Cur. Mr. J. A. P.
C. ten Bokkel, Haarlem.
Opgeheven wegens gebrek aan actief, 24
Juni:
B. Boerwinkel, Rotterdam.
Th. Jonkman, Rotterdam.
409. De orang-oetang mikte, mikte,
Op het hoofd van den circusbaas.
„Jongen," dacht de aap, dat hoofd lijkt wel
Op een groote Edammer kaas."
Pats, de verfpot keilde hij behendig
Precies over het dikke hoofd.
„Ik heb," dacht de aap weer lustig,
„Dat kooltje nu eens goed gestoofd."
410. Aan palen werd hij nu gebonden
Met riemen van een dierenhuid,
Toen kwamen de dorpelingen kijken
Naar de pas gevangen buit.
Iedereen keek nieuwsgierig naar hen,
Vond den piloot, dik en zwaar,
Maar Pim vonden ze wat mager,
Werd hij bij het kóken heel gauw g"ar.