Binnenlandsch Nieuws
t
Voor
Het gestolen Luchtballonnetje
OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
de Huiskamer
EERSTE KAMER
VERGADERING VAN DONDERDAG
Nederland en België
In den mist
STOOMVAARTLIJNEN
Verschillende wetsontwerpen
Aan de orde zijn o.m. de volgende wets
ontwerpen
1. Nadere wijziging van de Visscherijwet.
2. Onteigening van eigendommen erf
dienstbaarheden en andere zakelijke rech
ten, noodig voor en ten behoeve van het
aanleggen van een nieuwe algemeene be
graafplaats te Amsterdam.
3. Bepalingen omtrent onderzoek naar
scheepsrampen op de binnenwateren.
4. Onteigening van perceelen enz. voor
den bouw van een stuw met schutsluis bij
Lith.
5. Onteigening van perceelen enz. voor
aanleg van een nieuw wegvak in den rijks
weg 's-Gravenhage Noordhollandsche grens
bewesten Oegstgeest.
6. Onteigening van perceelen enz., noodig
voor aanleg van weggedeelten GouweMid
delweg nabij het station Moordrecht, met
inbegrip van de overbrugging van dé Gouwe
en van Voorburg tot eerstgenoemd wegge
deelte nabij de Gouwe behoorende tot Rijks
wegen Amsterdam, Bodegraven, Rotterdam
en 's-Gravenhage, Utrecht, Driebergen
(Arnhem).
7. Onteigening van perceelen enz. voor
den aanleg en de verbetering van een weg
van Wateringen naar Naaldwijk, met zijtak
naar Honsholredijk in de gemeenten Wate
ringen, Naaldwijk en Monster.
8. Onteigening ten behoeve van het ver
lengen van goederensporen van K.M. 1040
tot K.M. 1.790 aan den spoorweg Haarlem,
Uitgeest tusschen het station Haarlem en
de Kleverlaan te Haarlem, met bijkomende
werken.
Het ontwerp sub 1 acht de heer HER
MANS (S.D.) een belemmering van de
hengelsport. Spr. vestigt de aandacht op tal
van adressen van hengelaars, die zich ern
stig benadeeld gevoelen. Het Centraal Ned.
Hengelaarsverbond heeft deze nadeelen on
middellijk aangetoond. Er zijn niet minder
dan 200.000 hengelaars, die de dupe worden.
MINISTER RUYS heeft getracht de be
langen der Sporthengelaars te behartigen,
maar waar de belangen der beroeps- en
der sportvisschers tegenstrijdig waren,
moesten die der beroepsvisschers- voorgaan.
De vischrijkdom is van zeer groot belang
voor ons waterrijk land. Tal van onpartij-
digen achtten den voorgestelden maatregel
niet van overwegend bezwaar voor de
sporthengelaars.
Het ontwerp wordt z. h. st. aangenomen.
Dan is aan de orde de wijziging en aan
vulling der
Nijverheidsonderwijswet
De heer DE VEER (A.R.) betuigt sympa
thie met het ontwerp voor zoover het een
eind wil maken aan het stop-artikel. Het
belang van het nijverheidsonderwijs acht
spr. zóó groot, dat zoo weinig mogelijk hier
op dient te worden Bezuinigd. Spr. zou niet
gaarne zien, dat verandering werd gebracht
in het leerplan der Ambachtsscholen. Dit
leerplan van 3 jaren is thans goed.
Minder kon spr. zich vereenigen met de
vervanging van onbevoegden door bevoeg
den. Spr. meent, dat aan de leeraren veel
te hooge eischen worden gesteld en zou
gaarne uitbreiding van hun bevoegdheid
zien. Op die manier kan ook het aantal
onbevoegden verminderd worden.
MINISTER TERPSTRA antwoordt, dat
het niet in zijn bedoeling ligt, het leerplan
der bestaande ambachtsscholen te wijzigen.
Spr. ziet geen andere regeling om het aan
tal onbevoegde leerkrachten te beperken.
Het ontwerp wordt z. h. st. aangenomen.
Scheepsrampen op binnenwateren.
Bij het wetsontwerp inzake bepalingen
omtrent onderzoek naar scheepsrampen op
binnenwateren zegt de heer SMEENGE
(V.B.), dat hij het betreurt, dat niet meer
rekening is gehouden met de wenschen van
de vereeniging voor de binnenscheepvaart
ofschoon hij overigens de voorgestelde maat
regelen toejuicht.
De MINISTER VAN WATERSTAAT, de
heer REYMER, antwoordt dat het niet de
bedoeling is nieuwe lasten op de binnen
scheepvaart te leggen.
Het wetsontwerp wordt aangenomen.
Verbetering van de Maas.
Bij het wetsontwerp inzake onteige
ning van den bouw van een stuw en
een schutsluis bij Lith, merkt de heer Van
LANSCHOT (RK.) op dat er z.i. wel wat te
weinig geld voor deze werken is uitgetrok
ken in verband met het plan om de kosten
over drie jaar te verdeelen. Deze werKen,
welke beoogen overstroomingen te voorko
men, zijn urgent en behooren dus in sneller
tempo te worden uitgevoerd.
De MINISTER VAN WATERSTAAT, de
heer REYMER. antwoordt, dat de uitvoering
van de hier voorgestelde werken een uitgave
vordert van twintig millioen.
Men kan niet zeggen, dat de regeering
geen open oog heeft voor de belangen van
dit gewest. Spr. vertrouwt, dat de werken
binnen het tijdvak van een jaar voltooid
zullen kunnen worden.
Het wetsontwerp wordt z. h. s. aangeno
men.
Wijziging van de Woningwet.
Bij het wetsontwerp inzake wijziging van
de Woningwet ontwikkelt de heer WIBAUT
(S. D.) de bezwaren van zijn fractie tegen
dit ontwerp genoemd, welke van dien aard
zijn, dat spr. zijn stem er niet aan kan ge
ven.
De heer v. d. HOEVEN (C.H.) herinnert
aan zijn oude klacht, n.l. dat er bij de waar
debepaling van grond bij onteigening met
twee maten gemeten werd. De eigenaar van
grond, bestemd voor plantsoen werd afge
scheept met een „krats", maar iemand wiens
grond bebouwd zou worden, kreeg een hoo-
gen prijs.
De heer KRANENBURG (V.D.) meent,
dat de heer Wibaut in zijn bezwaren over
dreven heeft. Deze wijziging der woningwet
bevat een aantal verbeteringen die de so
ciale strekking der wet zullen verhoogen.
MINISTER VERSCHUUR constateert, dat
allen het eens zijn over het feit, dat hier
gelukkig een eind kan worden gemaakt aan
ongelijke rechtstraak, die bij waardebepaling
plaats heeft.
Men dient in dit ontwerp een nieuw mid
del ie zien om den gemeenten minder schade
te laten lijden, omdat het den gemeenten
mogelijk wordt gemaakt, te juister tijd in te
grijpen.
Ten aanzien van de rooilijnen wordt een
veel betere regeling verkregen omdat meer
waarborgen geschapen zijn.
De woningwet wordt hierna aangenomen.
Ocirooiwet
Hierna is de wijziging der octrooiwet aan
de orde.
De heer MENDELS (S.D.A.P.) zegt geens
zins overtuigd te zijn van de urgentie en
zelfs van de wenschelijkheid van dit wets
ontwerp. Spr. ziet geen enkele reden waar
om de termijn verlengd moet worden.
De heer v. d. LANDE (R.K.) juicht het
ontwerp toe doch vraagt den Minister of hij
meer rekening kan houden met de positie
van den zelfstandigen uitvinder.
De Minister van Arbeid, MR. VERSCHUUR
ziet het octrooi als een maatschappelijke in
stelling, die beoogt de maatschappij een be
hoorlijke hoeveelheid uitvoeringen te waar
borgen. Zoolang de heer Mendels zich niet
op dit standpunt kan stellen, heeft een de
bat iets van een gevecht tusschen een wal-
visch en een stier. Deze dieren zouden er
nooit in slagen elkander te ontmoeten.
Het ontwerp wordt aangenomen.
De Pachtwetten
De heer DE GIJSELAAR (C.H.) vraagt, of
de voorzitter kan mededeelen, wanneer de
pachtwetten eindelijk kunnen worden be
handeld. Het wachten is op de memorie van
antwoord maar de minister laat niets van
zich hooren.
De VOORZITTER antwoordt, dat hij tal-
looze vragen, mondelinge en schriftelijke
van dezen aard heeft ontvangen. Naar aan
leiding hiervan heeft hij zich eergisteren
gewend naar den Minister van Binnenland-
sche Zaken met de vraag, wanneer de me
morie van antwoord is tegemoet te zien. De
Minister antwoordde: niet voor 1 October.
De heer BLOMJOUS (R.K.) uit zijn te
leurstelling over dezen gang van zaken, die
storend werkt op de verhoudingen tusschen
pachter en verpachter en ook op het hypo
theekwezen.
De VOORZITTER sluit de vergadering.
Het Nederlandsch Persmuseum
Een belangwekkende tentoonstelling van
oude „provinciale" bladen, welke
nog verschijnen
Reeds sedert het begin van de zeventien
de eeuw, verschijnt de „krant" om de be
volking van stad en land het laatste nieuws
te brengen. In die dagen was dat „laatste
nieuws", zelfs wanneer het gebeurtenissen
betrof, die bijna in de onmiddellijke nabij
heid plaats hadden, eenige dagen en soms
wel weken oud, terwijl het nieuws uit
vreemde landen betrekking had op gebeur
tenissen, die maanden te voren hadden
plaats gegrepen. De berichten omtrent
veldslagen en andere feiten, die met een
van de vele oorlogen uit dien tijd verband
hielden, vormden den voornaamsten inhoud
van de krant.
Deze „krant" was toen een klein bedrukt
velletje papier en verscheen in zeer beperk
te oplage: meestentijds gingen deze docu
menten van de eene hand in de andere en
maandenlang bleven zij in omloop en ver
spreidden het „nieuws".
In drie eeuwen is de krant gegroeid tot het
groote dagblad, zooals wij het tegenwoordig
kennen, vele bladzijden per dag, met
illustraties van gebeurtenissen, die denzelf
den dag of hoogstens een dag te voren tot
op verren afstana hebben plaats gehad.
In ons land, waar de ontwikkeling van
het dagblad eerst is gekomen na de af
schaffing van het dagbladzegel in 1869
een belasting, die geheven werd naar de
grootte van de krant bestaan echter nog
tal van kranten, die uit de achttiende eeuw
en enkele zelfs, die uit de zeventiende eeuw
dateeren.
In het Nederlandsch Persmuseum (N. Z.
Kolk 28, Amsterdam) is thans een tentoon
stelling bijeen gebracht van een aantal thans
nog verschijnende „provinciale" dagbladen,
die langer dan een eeuw oud zijn en eiken
Dinsdag- en Zaterdagmiddag van 2 tot 4 uur
kunen belangstellenden in deze collectie veel
belangwekkends vindert.
De Paleis-Raadhuiskwestie
Voorloopig van de baan
De gemeenteraad van Amsterdam heeft
gistermiddag met 23 tegen 19 stemmen een
voorstel aangenomen van de raadsleden v.
d. Berg, Ketelaar, Romme en Boissevain,
waarbij B. en W. worden uitgenoodigd door
een veelzijdig samengestelde commissie van
deskundigen een onderzoek te doen instel
len naar de Vraag in hoeverre het Paleis-
Raadhuis voor gemeentelijke doeleinden
bruikbaar is te maken.
Hierdoor is het voorstel van B. en W., om
het Paleis voor vijftien millioen gulden aan
de regeering af te staan, voorloopig van de
baan.
„Katholiek Verbond voor
Kinderbescherming"
Men verzoekt ons mede te deelen, dat de
aangekondigde vergadering van het „Katho
liek Verbond voor Kinderbescherming" Za
terdag a.s. te Utrecht te houden, zal wor
den uitgesteld tot September.
Zestig pCt. der volwassen
mannelijke bevolking van Nederland
lijdt aan verzwakking
Mededeeling van dr. Murk Jansen.
Onder voorzitterschap van dr. Henri L.
Fagel is gisterochtend te 's-Gravenhage een
zitting gehouden van het tweede interna
tionale congres voor hulp aan lichamelijk
gebrekkigen.
Het in deze zitting behandelde onderwerp
was „het voorkomen van lichamelijke gebre
ken". De eerste in.eider, dr. Murk Jansen
te Leiden, zeide om.:
Het aantal recruten in het Nederlandsche
leger, wier lengte 1.70 of meer bedraagt, be
draagt 60 pCt., terwijl hun percentage 11
jaar geleden 52 en in 1865 slechts 24 was. In
65 jaar is het percentage der lange recruten
met 36 gestegen. Sommigen, die uitsluitend
op deze cijfers afgaan, doch nalaten de re
cruten persoonlek te onderzoeken, begroeten
deze lengte-toename als een welkom teeken
van geweldige toeneming der vitaliteit van
de natie. Dat is slechts te aanvaarden in
zoover het percentage der zeer kleinen is
teruggeloopen. Dit is inderdaad teruggeloo-
pen, met 8 pCt. De overblijvende 28 pCt.,
waarmede het aantel lange menschen is toe
genomen, moet dus'van het aantel menschen
van gemiddelde lengte, dus tusschen 1.55 m.
en 1.70 m., zijn afgegaan. Een persoonlijk
onderzoek bfc 118 Nederlandsche recruten,
die pas waren ingelijfd, wees uit, dat alle
mannen van 1.70 of langer van het te smal
le type waren, allen met de kenmerken van
slapheid der spieren.
Hieruit blijkt, dat ongeveer 60 pet. van de
volwassen mannelijke bevolking van Neder
land is aangetast door verzwakking in lich
ten graad.
Zoo leert ons de wet van de kwetsbaarheid
van snelgroeiende celgroepen dat een snel
toenemende meerderheid van het Neder
landsche volk tot de zwakken behoort. En er
zijn redenen om aan te nemen, dat in an
dere landen van het Westen hetzelfde pro
ces in gang is.
Overeenstemming inzake de
Wielingen-kwestie?
Vorstelijke bezoeken aan Brussel en Den
Haag?
In verband met de NederlandschBelgische
onderhandelingen zegt de Fransch-gezinde
„Nation Beige", dat de kwestie van de Wie
lingen op het punt staat te worden opgeiost
ten koste van België, welk land een regeling
zou aanvaard hebben, waarbij de Wielingen
over de lengte in gelijke deelen met Neder
land worden verdeeld, zoodat de Hollandsche
wateren zich tot twee Kilometer van Zee-
brugge zouden uitstrekken. De zaak is, vol
gens het blad, zoo ver gevorderd, dat minis
ter Hymans gereed zou zijn naar Parijs te
Er werd luid op de huisdeur geklopt. Ik
was juist klaar met eten en zat op m'n ge
mak in mijn leunstoel. De aangename warm
te van den haard deed mij goed en ik dacht
aan m'n zware dagtaak op den spoorweg, die
nu achter den rug was.
Met andere railleggers had ik dien dag
reparatie-werk verricht, dat bestond in het
herstellen van de spoorbaan over een vrij
aanzienlijken afstand. Dit herstel was noo
dig, omdat een of meer misdadigers de rails
hadden opgebroken, met het doel den trein
te doen ontsporen en daarna den postwagen
te plunderen.
Op het hooren van den klop op de deur,
keek m'n vrouw mij met gefronste wenk
brauwen aan en zei:
„Het schijnt, dat ze je vanavond nog noo
dig hebben."
Ik knikte en stond op om de deur open te
doen.
Er was een dichte mist opgekomen, die het
licht der straatlantaarns verduisterde en den
geheelen omtrek in een dichten nevel hulde.
Het zwakke licht van een handlantaarn
boorde door den nevel heen en ik hoorde
een zware stem zeggen:
„Ze hebben je direct noodig bij het kruis
punt, voor het geven van lichtsignalen."
„In orde," antwoordde ik en maakte mij
onmiddellijk gereed om te gaan, want het
leven der reizigers hangt dikwijls af van den
juisten tijd, waarop mist-signalen gegeven
worden.
Ik riep m'n vrouw een vriendelijk: „tot
straks!" toe en begaf mij door den nevel
haastig naar het signaalhuisje bij het kruis
punt, waar ik mij aanmeldde en een aantel
knalsignalen, een paar vlaggen en een bran
dende seinlamp in ontvangst nam. Toen ik
het signaalhuisje verliet, keek ik op de klok.
Het was precies zeven uur en ik constateerde,
dat ik na m'n volbrachte dagtaak juist an
derhalf uur thuis geweest was.
Ik knoopte m'n zware overjas van boven
tot onder goed dicht, wenschte den man in
't signaalhuisje goeden nacht, nam m'n
brandende lantaarn en daalde de trappen
van het huisje af. Ik koos mijn weg zorgvul
dig tusschen de lijnen van het kruispunt.
Eindelijk kwam ik op de juiste plek van den
spoorweg, vanwaar ik verder moest gaan, om
mijn eigen signaalpost te bereiken, op onge
veer een halve mijl afstand van het signaal
huisje. Nadat ik geruimen tijd door den dich
ten mist had voortgeloopen, kon ik flauw
tjes het roode licht van het huisje onder
scheiden. Eenige meters verder stond de
kleine nachthut met z'n miniatuur-vuur
haard, waar ik moest blijven, totdat de mist
was opgetrokken, of totdat een collega me
kwam aflossen.
Ik legde een knalsignaal vlak bij me op de
rails en begon toen vlug vuur in den haard
aan te leggen, om zooveel mogelijk gevrij
waard te zijn tegen de kou, gedurende mijn
lange en eenzame nachtwake in dien don
keren en somberen Novembernacht.
Bij m'n komst in de wachthut stond het
signaal op onveilig. Een oogenblik later
klonk het bekende geluid mij in de ooren
en het roode licht maakte plaats voor het
groene; ik wist, dat de lijn nu vrij was. Ik
verwijderde het knalsignaal van de rail en
zette m'n eigen handlantaam op groen. Ik
luisterde en hoorde het rommelen van den
naderenden passagierstrein. Toen de trein
in 't gezicht kwam, kon ik even het bezorgd
en angstig gezicht zien van den machinist,
toen hij, staande in den lichtschijn van het
vuur, voorbij vloog.
De verlichte wagons achter hem gleden ook
als een schaduw voorbij. De passagiers had
den geen vermoeden, dat de eenzame man
in den mist met gebruikmaking van z'n sig
nalen over hen waakte, dat ze het aan dien
man te danken hadden, wanneer zij, zelfs als
de mist nog dichter werd, ongedeerd ae
plaats hunner bestemming bereikten.
Toen de laatste wagon voorbij was, sloeg
het alarmsignaal weer over op „onveilig".
Ik legde het knalsignaal weer op de rail.
Een onbehaaglijk gevoel bekroop mij, terwijl
ik in de duisternis staarde. Ik strompelde
naar m'n wachthuisje en wachtte daar op
het eerstvolgend sein. Langzaam ging de tijd
voorbij. De weinige treinen, die tot mijn af-
deeling behoorden en die ik meldde, gaven
me een beetje afleiding en hielden de in m'n
brein rondspokende vrees, die zich van mij
dreigde meester te maken, terug.
De mist werd hoe langer hoe dichter en,
zooals ik daar in m'n huisje zat, in de vlam
men staarde en m'n verkleumde handen over
het vuur hield om ze te warmen, kon ik bijna
de angstwekkende, doodsche stilte om mij
heen „voelen".
Mijn post was zeer eenzaam gelegen. Van
de plaats, waar ik zat, woonde geen sterve
ling binnen een halve mijl in den omtrek
Ik kon die griezelige vrees, welke me als een
slang bekroop, maar niet van me afschudden.
Toen ik op m'n horloge keek, zag ik, dat het
bijna middernacht was; vreemde gedachten
en invallen doorkruisten m'n brein. Vermoe
delijk waren eigenaardige en onheilspellende
gebeurtenissen, die in de afgeloopen week
waren voorgevallen, er de oorzaak van.
Uit het gesticht voor geestesziekten in Je
naastbijgelegen stad was sinds eenigen tijd
een gevaarlijke krankzinnige ontsnapt. Twee
huizen waren eenige dagen na elkander tot
den grond toe afgebrand. Een zware lorrie,
die nauwelijks vier man konden hanteeren,
was op het baanvlak van den spoorweg gezet
en het was een geluk, dat de trein, die tegen
deze geweldige hindernis aanreed, een zeer
langzaam rijdende goederentrein was en geen
passagierstrein.
Het middagmaal van de railleggers ver
dween op geheimzinnige, onnaspeurlijke
wijze uit de seinhuisjes langs den spoorweg.
Dit gevaarlijke individu moest ergens in de
vertrekken om daar met de heeren Beelaerts
en Loudon de voordloopige overeenkomst te
onderteekenen.
Het blad zegt nog, dat de methode om een
dergelijke overeenkomst bekend te maken op
het oogenblik, dat zij zou onderteekend wor
den, het eenig middel is om haar schipbreuk
te doen lijden. De openbare opinie kan een
dergelijke verminking niet toelaten. Met de
Wielingen zonder tegenconcessies op te ge
ven zou België geen ruilmunt meer hebben,
als de Maas en Scheldekwestie aan de orde
zullen komen.
Anderzijds had de Brusselsche „Standaard"
het gisteren over een verbetering van de Ne
derlandschBelgische betrekkingen door 't
bezoek van Koningin Wilhelmina aan het
paviljoen van Belgisch Congo te Vincennes
en het aanbod der Belgische regeering, na
den brand op de Koloniale Tentoonstelling.
Het is niet uitgesloten zegt het blad nog,
dat dit najaar zoo niet in het voorjaar van
1932 Koningin Wilhelmina een bezoek aan
Brussel zal brengen, dat gevolgd zou worden
door een bezoek van het Belgisch vorsten
paar aan Den Haag.
Beide berichten geven wij, schrijft de
,,Msb.", waaraan wij bovenstaande ontlee-
nen, met het noodige voorbehoud.
Belgische tegenspraak
B. T. A. telegrafeert uit Brussel een te
genspraak van de beweringen der „Nation
Beige", welke fantastisch worden genoemd.
Volgens inlichtingen uit goede bron is er
nabijheid rondzwerven van de plaats, waar
ik mij op het oogenblik bevond.
Ik betastte en bekeek met aandacht een
zware ijzeren stang, waarmee ik dikwijls
groote stukken steenkool aan kleine stukjes
sloeg. Terwijl ik daar zoo eenzaam zat, kwam
de gedachte in mij op, dat ik in die stang
een geducht wapen bezat, om mij, als de
nood aan den man kwam, tegen den krank
zinnige te verdedigen.
De laatste trein, dien ik gemeld had, was
reeds een half uur geleden gepasseerd en
om me heen heerschte een stilte als die van
't graf.
Eensklaps sprong ik verschrikt opwat
was dat? Ik hoorde een onheilspellend, dui
delijk verneembaar getik. Daarna was het
weer stil. Ik beefde over al m'n leden van
zenuwachtigheid en opwinding. Ik boog m'n
hoofd voorover en luisterde. Weer hoorde ik
dat vreemde getik. Het werd steeds duidelij
ker en kwam blijkbaar nader. Het geluid had
veel overeenkomst met dat van den stok van
een blinden man, wanneer deze zorgvuldig
onderzoekend den juisten koers op straat
tracht te houden. Nu was dat angstwekkend
geluid nabij, zeer nabij. Als een bliksemflits
doorkruiste deze gedachte m'n overspannen
brein: „dat is de krankzinnige!"
M'n haren rezen te berge en een huive
ring van ontzetting voer me door den rug,
toen ik aan de bovenmenschelijke kracht
dacht van dit individu. Dat getik scheen nu
doelbewust op mij af te komen. Krampach
tig omklemde ik de zware ijzeren stang.
In dezen staat van tegenweer sloop ik naar
den achterkant van m'n wachtpost. Dan
zette ik me in postuur, hief het doodelijk
wapen omhoog en wachtte de komende din
gen af.
Nauwelijks stond ik daar goed en wel, of
er vertoonde zich binnen 't schijnsel van
mijn vuur de kolossale gestalte van een man,
die op de spoorlijn liep en daarbij gelijkma
tig met z'n stok op de rails tikte. Met in
spanning van al m'n krachten zwaaide ik
de stang boven zijn hoofd, maar liet het
moordend wapen nog juist bijtijds uit m'n
handen vallen. Het scheelde slechts een haar
of ik had het hoofd van den nachtelijken
wandelaar verbrijzeld. Deze droeg een hoed
in den vorm van een vrij hoog kaasbolletje
en eensklaps dacht ik er aan, dat die man
wel eens niet de bewuste krankzinnige kon
zijn.
Toen mijn geweldig wapen rakelings langs
z'n hoofd streek sprong hij, hevig verschrikt,
achteruit, waardoor hij geheel binnen den
kring van m'n wachtvuur kwam. Nu herken
de ik hem. Het was een der rechercheurs,
die belast waren met de opsporing van den
krankzinnige.
Z'n gelaat werd aschgrauw, toen hij er zich
rekenschap van gaf, dat hij op 't kantje af
aan den dood was ontsnapt. Wanneer mijn
geducht wapen op z'n hoofd neergekomen
was, dan zou dit als een eierschaal aan grui
zelementen zijn geslagen. Ik was geheel van
streek, toen ook ik tot de bevinding kwam,
hoe weinig het had gescheeld of ik had een
mijner onschuldige medemenschen om 't
leven gebracht. De rechercheur bleef het
verdere deel van den nacht bij me. Toen ik
tegen acht uur in den morgen afgelost werd,
was de mist nog steeds dik, en, van een
zwaren last ontheven, was ik meer verheugd,
dan ik zeggen kon, toen ik, thuis komend,
de stem van m'n vrouw hoorde die mij 'n
vriendelijk: „Goeden morgen" toeriep. Dit
was een verademing voor me na dien vree-
selijken nacht!
Vier dagen later werd de krankzinnige ge
vonden. Hij was van een hoogen tuinmuur
gevallen en lag, kreunend van pijn, met een
gebroken enkel op den grond.
geen sprake van onderhandelingen tusschen
de beide regeeringen, maar wel is er sinds
eenigen tijd contact aangeknoopt tusschen
beide om een basis te zoeken, waarop offi-
cieele besprekingen zouden kunnen worden
gevoerd.
Het bericht over de Wielingen is van
allen grond ontbloot.
„Het Centrum"
De directie van „Het Centrum" deelt in
haar nummer van gisteravond het volgende
mede:
„Hiermede berichten wij, dat de dezer da
gen in de pers gepubliceerde berichten inzake
samensmelting van ons blad met een ander
blad onjuist zijn. Vermoedelijk vindt de mede-
deeling in genoemde berichten, omtrent j.l.
Zaterdag gehouden besprekingen met de
Directie van een ander blad haar oorzaak in
een verwarring met de dien dag gehouden
gewone jaarlijksche algemeene vergadering
van onze N. V., zooals trouwens per adverten
tie in Maasbode en Centrum was geconvo
ceerd."
Jeen vriendelijke ontvangt-
Hoe een rechtsche burgemeester in een
linksche gemeente geïnstalleerd werd
De nieuwe burgemeester van Franekeradeel,
de heer U. Elgersma, vroeger secretaris van
Barradeel, is gisteren als zoodanig geïnstal
leerd. Bij deze plechtigheid hield de loco
burgemeester de heer v. d. Schaaf een instal
latierede. Hij zeide, volgens het verslag in
het „Hdbd." o.m.:
't Zou mij een groote eer en een waar
genoegen geweest zijn, wanneer ik hier in
plaats van u een ander had mogen instal-
leeren als burgemeester onzer gemeente.
Iemand van erkende bekwaamheid, die naar
algemeen oordeel de rechte man op de rech
te plaats zou zijn geweest. Maar dit mocht
niet zoo zijn. (De spreker bedoelde den heer
Steenhuisen van Franekeradeel).
Maar, zult gij wellicht vragen, is dan de
installatie van den heer Elgersma voor u
niet een eer en genoegen? En dan moet ik
daar volmondig op antwoorden neen, want
ik ben van meening, dat uw benoeming mijn
heer Elgersma, is een zuivere partijbenoeming
en, zooals ik u in mijn felicitatiebrief schreef,
niet een benoeming op grond van uwe capa
citeiten. Wie van ons had vooraf iets van u
gehoord, dat ging boven het middelmatige?
Sommigen wisten zelfs van uw bestaan niets
af en vroegen mij wat voor man gij waart.
En dan heb ik steeds gezegd, dat gij christe-
lijk-historisch was en dat dit zeer zeker wel
de oorzaak van uw benoeming zal zijn ge
weest. En voor mij staat dan ook vast, en
ik wil dit bij deze gelegenheid herhalen, dat
deze benoeming louter is een partijbenoe
ming.
Spr. liet een protest hooren tegen deze
benoeming en hij was er zeker van, dat hij
daarbij niet alleen de meerderheid van den
raad, maar ook van de ingezetenen achter
zich had staan.
Voortgaande zeide hij: De heer v. d. Mei,
wethouder van Barradeel, heeft u genoemd
een Zondagskind. Maar wordt men dit dan
alleen omdat men C.-H. is? Gij zijt secre
taris van Barradeel geworden, doordat gij
C.-H. waart en nu wordt gij burgemeester
van Franekeradeel, ook omdat gij C.-H. zijt.
Eén onzer raadsleden vertelde, dat er een
achterstand van C.-H burgemeesters in
Friesland was en dat daarom uw benoeming
hier af kwam. En u wordt op een gemeente
afgestuurd, waar de meerderheid links was
en zeker in eerstvolgende jaren ook links zal
blijven. Gij zult dus hier, in tegenstelling
van uw vorige gemeente, met een links col
lege moeten samenwerken. En ai is dit de
eerste paar maanden niet het geval, ik ver
onderstel, dat straks met 1 September twee
linksche wethouders zullen worden benoemd,
't Zou ook al te gek zijn een linksche raad
met een in meerderheid rechts college van
B. en W.
Zult gij kunnen medewerken met deze
menschen tot heil onzer gemeente? Of zult
gij uw eigen weg gaan en uw zin doordrij
ven? Dan zullen wij u moeten negeeren,
zooals de regeering ons genegeerd heeft bij
uwe benoeming. Ik hoop echter, dat het
zoover niet zal behoeven te komen.
Spr. ontkende tenslotte niet de mogelijk
heid, dat ook met den heer Elgersma vrucht
baar kan worden gewerkt voor de gemeente.
De nieuwe burgemeester dankte voor de
hartelijke!woorden, waarna de loco-burge
meester hem had geïnstalleerd en hield ver
volgens de gebruikelijke toespraak.
Verscheidene raadsleden voerden nog het
woord. De heer Bruinsma (a.-r.) protesteer
de tegen de rede van den heer v. d. Schaaf,
waaruit een onbescheidenheid en onbe
schaafdheid sprak, die over heel Nederland
moet klinken.
De heer Wallinga (V. B.) was ook teleur
gesteld, zooals de heer Anema (s.-d.), doch
deze onderschreef niet de woorden van den
loco-burgemeester.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND
JAN PZN. COEN (thuisr. 1 Juli van
Colombo.
KON. NED. STOOMB. MAATSCHAPPIJ.
AMSTERDAM (uitr.) 1 Juli te Pisagua.
EOS 1 Juli van Tunis naar Lissabon.
FAUNA 2 Juli van Malta te Amsterdam.
HAARLEM, 1 Juli v. Delfzijl n. Hamburg.
HEBE 1 Juli van Triëst n. Fiume.
H.OS 2 Juli van Torreveja te Amst.
MARNIX V. ST. ALDEGONDE (thuisr.)
1 Juli van Genua.
NEREUS, 1 Juli van Amsterdam naar
Kopenhagen.
ORESTES (uitr.) 1 Juli te Valparatso.
PROTEUS 1 Juli v. Odense te Gothen
burg.
TELAMON 2 Juli van Rotterdam te
Amsterdam.
ULYSSES 1 Juli van Varna te Con-
stanza.
VESTA 1 Juli van Hamburg naar
Amsterdam.
VULCANUS, Algiers/Amst.; p. 1 Juli
Dungeness.
VULCANUS 2 Juli van Algiers te Amst.
ZEUS 1 Juli van Catania naar Messina.
KON. HOLL. LLOYD
DRECHTERLAND 2 Juli v. Amst. te
Hamburg.
GELRIA (thuisr.) 1 Juli nam. 1 uur van
Vigo.
RIJNLAND (uitr.) 1 Juli te B.'Ayres.
SIERRA VENTANA 2 Juli van Bremen te
Amsterdam.
WATERLAND 1 Juli v. Amst. te Bremen.
HOLLAND—AFRIKA-LIJN
NIJKERK (uitr.) 1 Juli te Mombassa.
RIETFONTEIN (ertr.) 1 Juli van Mosel-
baai naar Kaapstad.
HOLLAND—AMERIKA-LIJN
DELFDIJK 30 Juni v. Rott. te Vancoucer.
JAVA—NEW. YORK-LIJN
BURGERDIJK 1 Juli van New-York n.
Java.
SILVER—JAVA PACIFIC-LIJN
SIANTAR I Juli van San Francisco naar
Java/Calcutta.
ROTTERDAMSCHE LLOYD
SOEKABOEMI (thuisr.) I Juli van San
tander.
INDRAPOERA (thuisr.) 2 Juli Ques-
sant gep.; 3 Juni nam. 2 u. te Rott. ver
wacht.
KOTA AGOENG (uitr.) 1 Juli Gibraltar
gepasseerd.
MODJOKERTO (thuisr.) 2 Juli te Mar
seille.
ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA-LIJN
ALCHIBA (uitr.) 1 Juli te B. Ayres.
NEDERLANDSCHE SCHEPEN
ALBLASSERDAM 1 Juli van Hamburg
naar Riga.
ALDEBARAN 2 Juli van Bahia Blanca te
Antwerpen.
ALGENIÖ 1 Juli v. Londen naar Rott.
ALPHARD 1 Juli 65 mijl West v. Wiek,
Archangel naar Cardiff.
BATAVIER III 2 Juli v.m. 8 u. 25 van
Rott. te Gravesend.
BOEKELO 2 Juli Holtenau gep., Uleaborg
naar Londen.
DORDRECHT 1 Juli 150 mijl O.N.O. v.
K. Materas Baybown na.r Stockholm.
EEM, 30 Juni van Odese te Uleaborg.
EPRESS 1 Juli v. Rott. te Klngslynn.
FLENSBURG 1 Juli v. Oxelosund naar
Rotterdam.
HARDENBERG 1 Juli van Ardrossan n.
Archangel.
KRALINGEN 1 Juli v. Riga n. Zaandam.
LARENBERG 1 Juli v. Archongel naar
Velsen/Rott.
LEEGWATER 1 Juli v. Las Palmas naar
Dieppe.
LINGE 1 Juli Gibratar gep. Blyth naar
Palermo.
MIJDRECHT 1 Juli Stamboel gep. Lon
den naar Constanza.
OLDEBARAN 1 Juli van Bahia Blanca te
Antwerpen.
SIRRAH 1 Juli v. Santa Fé te Birken
head.
STAD HAARLEM - Juli van VIaardingen
te Lules.
THEANO 1 Juli v. Belfast n. Amst.
VECHT 29 Juni van Bahestad n. Amst.
(Verb.).
WOENSDRECHT 1 Juli van Philadelphia
naar Arzen.
ZAAN 30 Juni v. Gefle te Haparanda.
417. Eensklaps pakte de aap het arme clowntje,
Het kereltje had geen kwaad gedaan.
De aap sprong op hem toe en greep hem
Met zijn harde handen aan.
En Wim, die slechte nare jongen,
Die had nu weer heel veel plezier.
Hij stond hardop in het circus te lachen,
Om de wilde streken van het dier.
'17
418.
Den dag daarop werd het feest begonnen
Een groot en heerlijk festijn.
De blanken aan een paal gebonden,
Zouden het hoofddoel van de feesten zijn.
De wilden dansten verwoed en vurig
Rondom Pim en de Piloot.
Dreigend de blanken met hun speren,
Pim dacht: „Weldra komt nu de dood."