Binnenlandsch Nieuws t Voor Het gestolen Luchtballonnetje OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN de Huiskamer EERSTE KAMER VERGADERING VAN DONDERDAG Nederland en België In den mist STOOMVAARTLIJNEN Verschillende wetsontwerpen Aan de orde zijn o.m. de volgende wets ontwerpen 1. Nadere wijziging van de Visscherijwet. 2. Onteigening van eigendommen erf dienstbaarheden en andere zakelijke rech ten, noodig voor en ten behoeve van het aanleggen van een nieuwe algemeene be graafplaats te Amsterdam. 3. Bepalingen omtrent onderzoek naar scheepsrampen op de binnenwateren. 4. Onteigening van perceelen enz. voor den bouw van een stuw met schutsluis bij Lith. 5. Onteigening van perceelen enz. voor aanleg van een nieuw wegvak in den rijks weg 's-Gravenhage Noordhollandsche grens bewesten Oegstgeest. 6. Onteigening van perceelen enz., noodig voor aanleg van weggedeelten GouweMid delweg nabij het station Moordrecht, met inbegrip van de overbrugging van dé Gouwe en van Voorburg tot eerstgenoemd wegge deelte nabij de Gouwe behoorende tot Rijks wegen Amsterdam, Bodegraven, Rotterdam en 's-Gravenhage, Utrecht, Driebergen (Arnhem). 7. Onteigening van perceelen enz. voor den aanleg en de verbetering van een weg van Wateringen naar Naaldwijk, met zijtak naar Honsholredijk in de gemeenten Wate ringen, Naaldwijk en Monster. 8. Onteigening ten behoeve van het ver lengen van goederensporen van K.M. 1040 tot K.M. 1.790 aan den spoorweg Haarlem, Uitgeest tusschen het station Haarlem en de Kleverlaan te Haarlem, met bijkomende werken. Het ontwerp sub 1 acht de heer HER MANS (S.D.) een belemmering van de hengelsport. Spr. vestigt de aandacht op tal van adressen van hengelaars, die zich ern stig benadeeld gevoelen. Het Centraal Ned. Hengelaarsverbond heeft deze nadeelen on middellijk aangetoond. Er zijn niet minder dan 200.000 hengelaars, die de dupe worden. MINISTER RUYS heeft getracht de be langen der Sporthengelaars te behartigen, maar waar de belangen der beroeps- en der sportvisschers tegenstrijdig waren, moesten die der beroepsvisschers- voorgaan. De vischrijkdom is van zeer groot belang voor ons waterrijk land. Tal van onpartij- digen achtten den voorgestelden maatregel niet van overwegend bezwaar voor de sporthengelaars. Het ontwerp wordt z. h. st. aangenomen. Dan is aan de orde de wijziging en aan vulling der Nijverheidsonderwijswet De heer DE VEER (A.R.) betuigt sympa thie met het ontwerp voor zoover het een eind wil maken aan het stop-artikel. Het belang van het nijverheidsonderwijs acht spr. zóó groot, dat zoo weinig mogelijk hier op dient te worden Bezuinigd. Spr. zou niet gaarne zien, dat verandering werd gebracht in het leerplan der Ambachtsscholen. Dit leerplan van 3 jaren is thans goed. Minder kon spr. zich vereenigen met de vervanging van onbevoegden door bevoeg den. Spr. meent, dat aan de leeraren veel te hooge eischen worden gesteld en zou gaarne uitbreiding van hun bevoegdheid zien. Op die manier kan ook het aantal onbevoegden verminderd worden. MINISTER TERPSTRA antwoordt, dat het niet in zijn bedoeling ligt, het leerplan der bestaande ambachtsscholen te wijzigen. Spr. ziet geen andere regeling om het aan tal onbevoegde leerkrachten te beperken. Het ontwerp wordt z. h. st. aangenomen. Scheepsrampen op binnenwateren. Bij het wetsontwerp inzake bepalingen omtrent onderzoek naar scheepsrampen op binnenwateren zegt de heer SMEENGE (V.B.), dat hij het betreurt, dat niet meer rekening is gehouden met de wenschen van de vereeniging voor de binnenscheepvaart ofschoon hij overigens de voorgestelde maat regelen toejuicht. De MINISTER VAN WATERSTAAT, de heer REYMER, antwoordt dat het niet de bedoeling is nieuwe lasten op de binnen scheepvaart te leggen. Het wetsontwerp wordt aangenomen. Verbetering van de Maas. Bij het wetsontwerp inzake onteige ning van den bouw van een stuw en een schutsluis bij Lith, merkt de heer Van LANSCHOT (RK.) op dat er z.i. wel wat te weinig geld voor deze werken is uitgetrok ken in verband met het plan om de kosten over drie jaar te verdeelen. Deze werKen, welke beoogen overstroomingen te voorko men, zijn urgent en behooren dus in sneller tempo te worden uitgevoerd. De MINISTER VAN WATERSTAAT, de heer REYMER. antwoordt, dat de uitvoering van de hier voorgestelde werken een uitgave vordert van twintig millioen. Men kan niet zeggen, dat de regeering geen open oog heeft voor de belangen van dit gewest. Spr. vertrouwt, dat de werken binnen het tijdvak van een jaar voltooid zullen kunnen worden. Het wetsontwerp wordt z. h. s. aangeno men. Wijziging van de Woningwet. Bij het wetsontwerp inzake wijziging van de Woningwet ontwikkelt de heer WIBAUT (S. D.) de bezwaren van zijn fractie tegen dit ontwerp genoemd, welke van dien aard zijn, dat spr. zijn stem er niet aan kan ge ven. De heer v. d. HOEVEN (C.H.) herinnert aan zijn oude klacht, n.l. dat er bij de waar debepaling van grond bij onteigening met twee maten gemeten werd. De eigenaar van grond, bestemd voor plantsoen werd afge scheept met een „krats", maar iemand wiens grond bebouwd zou worden, kreeg een hoo- gen prijs. De heer KRANENBURG (V.D.) meent, dat de heer Wibaut in zijn bezwaren over dreven heeft. Deze wijziging der woningwet bevat een aantal verbeteringen die de so ciale strekking der wet zullen verhoogen. MINISTER VERSCHUUR constateert, dat allen het eens zijn over het feit, dat hier gelukkig een eind kan worden gemaakt aan ongelijke rechtstraak, die bij waardebepaling plaats heeft. Men dient in dit ontwerp een nieuw mid del ie zien om den gemeenten minder schade te laten lijden, omdat het den gemeenten mogelijk wordt gemaakt, te juister tijd in te grijpen. Ten aanzien van de rooilijnen wordt een veel betere regeling verkregen omdat meer waarborgen geschapen zijn. De woningwet wordt hierna aangenomen. Ocirooiwet Hierna is de wijziging der octrooiwet aan de orde. De heer MENDELS (S.D.A.P.) zegt geens zins overtuigd te zijn van de urgentie en zelfs van de wenschelijkheid van dit wets ontwerp. Spr. ziet geen enkele reden waar om de termijn verlengd moet worden. De heer v. d. LANDE (R.K.) juicht het ontwerp toe doch vraagt den Minister of hij meer rekening kan houden met de positie van den zelfstandigen uitvinder. De Minister van Arbeid, MR. VERSCHUUR ziet het octrooi als een maatschappelijke in stelling, die beoogt de maatschappij een be hoorlijke hoeveelheid uitvoeringen te waar borgen. Zoolang de heer Mendels zich niet op dit standpunt kan stellen, heeft een de bat iets van een gevecht tusschen een wal- visch en een stier. Deze dieren zouden er nooit in slagen elkander te ontmoeten. Het ontwerp wordt aangenomen. De Pachtwetten De heer DE GIJSELAAR (C.H.) vraagt, of de voorzitter kan mededeelen, wanneer de pachtwetten eindelijk kunnen worden be handeld. Het wachten is op de memorie van antwoord maar de minister laat niets van zich hooren. De VOORZITTER antwoordt, dat hij tal- looze vragen, mondelinge en schriftelijke van dezen aard heeft ontvangen. Naar aan leiding hiervan heeft hij zich eergisteren gewend naar den Minister van Binnenland- sche Zaken met de vraag, wanneer de me morie van antwoord is tegemoet te zien. De Minister antwoordde: niet voor 1 October. De heer BLOMJOUS (R.K.) uit zijn te leurstelling over dezen gang van zaken, die storend werkt op de verhoudingen tusschen pachter en verpachter en ook op het hypo theekwezen. De VOORZITTER sluit de vergadering. Het Nederlandsch Persmuseum Een belangwekkende tentoonstelling van oude „provinciale" bladen, welke nog verschijnen Reeds sedert het begin van de zeventien de eeuw, verschijnt de „krant" om de be volking van stad en land het laatste nieuws te brengen. In die dagen was dat „laatste nieuws", zelfs wanneer het gebeurtenissen betrof, die bijna in de onmiddellijke nabij heid plaats hadden, eenige dagen en soms wel weken oud, terwijl het nieuws uit vreemde landen betrekking had op gebeur tenissen, die maanden te voren hadden plaats gegrepen. De berichten omtrent veldslagen en andere feiten, die met een van de vele oorlogen uit dien tijd verband hielden, vormden den voornaamsten inhoud van de krant. Deze „krant" was toen een klein bedrukt velletje papier en verscheen in zeer beperk te oplage: meestentijds gingen deze docu menten van de eene hand in de andere en maandenlang bleven zij in omloop en ver spreidden het „nieuws". In drie eeuwen is de krant gegroeid tot het groote dagblad, zooals wij het tegenwoordig kennen, vele bladzijden per dag, met illustraties van gebeurtenissen, die denzelf den dag of hoogstens een dag te voren tot op verren afstana hebben plaats gehad. In ons land, waar de ontwikkeling van het dagblad eerst is gekomen na de af schaffing van het dagbladzegel in 1869 een belasting, die geheven werd naar de grootte van de krant bestaan echter nog tal van kranten, die uit de achttiende eeuw en enkele zelfs, die uit de zeventiende eeuw dateeren. In het Nederlandsch Persmuseum (N. Z. Kolk 28, Amsterdam) is thans een tentoon stelling bijeen gebracht van een aantal thans nog verschijnende „provinciale" dagbladen, die langer dan een eeuw oud zijn en eiken Dinsdag- en Zaterdagmiddag van 2 tot 4 uur kunen belangstellenden in deze collectie veel belangwekkends vindert. De Paleis-Raadhuiskwestie Voorloopig van de baan De gemeenteraad van Amsterdam heeft gistermiddag met 23 tegen 19 stemmen een voorstel aangenomen van de raadsleden v. d. Berg, Ketelaar, Romme en Boissevain, waarbij B. en W. worden uitgenoodigd door een veelzijdig samengestelde commissie van deskundigen een onderzoek te doen instel len naar de Vraag in hoeverre het Paleis- Raadhuis voor gemeentelijke doeleinden bruikbaar is te maken. Hierdoor is het voorstel van B. en W., om het Paleis voor vijftien millioen gulden aan de regeering af te staan, voorloopig van de baan. „Katholiek Verbond voor Kinderbescherming" Men verzoekt ons mede te deelen, dat de aangekondigde vergadering van het „Katho liek Verbond voor Kinderbescherming" Za terdag a.s. te Utrecht te houden, zal wor den uitgesteld tot September. Zestig pCt. der volwassen mannelijke bevolking van Nederland lijdt aan verzwakking Mededeeling van dr. Murk Jansen. Onder voorzitterschap van dr. Henri L. Fagel is gisterochtend te 's-Gravenhage een zitting gehouden van het tweede interna tionale congres voor hulp aan lichamelijk gebrekkigen. Het in deze zitting behandelde onderwerp was „het voorkomen van lichamelijke gebre ken". De eerste in.eider, dr. Murk Jansen te Leiden, zeide om.: Het aantal recruten in het Nederlandsche leger, wier lengte 1.70 of meer bedraagt, be draagt 60 pCt., terwijl hun percentage 11 jaar geleden 52 en in 1865 slechts 24 was. In 65 jaar is het percentage der lange recruten met 36 gestegen. Sommigen, die uitsluitend op deze cijfers afgaan, doch nalaten de re cruten persoonlek te onderzoeken, begroeten deze lengte-toename als een welkom teeken van geweldige toeneming der vitaliteit van de natie. Dat is slechts te aanvaarden in zoover het percentage der zeer kleinen is teruggeloopen. Dit is inderdaad teruggeloo- pen, met 8 pCt. De overblijvende 28 pCt., waarmede het aantel lange menschen is toe genomen, moet dus'van het aantel menschen van gemiddelde lengte, dus tusschen 1.55 m. en 1.70 m., zijn afgegaan. Een persoonlijk onderzoek bfc 118 Nederlandsche recruten, die pas waren ingelijfd, wees uit, dat alle mannen van 1.70 of langer van het te smal le type waren, allen met de kenmerken van slapheid der spieren. Hieruit blijkt, dat ongeveer 60 pet. van de volwassen mannelijke bevolking van Neder land is aangetast door verzwakking in lich ten graad. Zoo leert ons de wet van de kwetsbaarheid van snelgroeiende celgroepen dat een snel toenemende meerderheid van het Neder landsche volk tot de zwakken behoort. En er zijn redenen om aan te nemen, dat in an dere landen van het Westen hetzelfde pro ces in gang is. Overeenstemming inzake de Wielingen-kwestie? Vorstelijke bezoeken aan Brussel en Den Haag? In verband met de NederlandschBelgische onderhandelingen zegt de Fransch-gezinde „Nation Beige", dat de kwestie van de Wie lingen op het punt staat te worden opgeiost ten koste van België, welk land een regeling zou aanvaard hebben, waarbij de Wielingen over de lengte in gelijke deelen met Neder land worden verdeeld, zoodat de Hollandsche wateren zich tot twee Kilometer van Zee- brugge zouden uitstrekken. De zaak is, vol gens het blad, zoo ver gevorderd, dat minis ter Hymans gereed zou zijn naar Parijs te Er werd luid op de huisdeur geklopt. Ik was juist klaar met eten en zat op m'n ge mak in mijn leunstoel. De aangename warm te van den haard deed mij goed en ik dacht aan m'n zware dagtaak op den spoorweg, die nu achter den rug was. Met andere railleggers had ik dien dag reparatie-werk verricht, dat bestond in het herstellen van de spoorbaan over een vrij aanzienlijken afstand. Dit herstel was noo dig, omdat een of meer misdadigers de rails hadden opgebroken, met het doel den trein te doen ontsporen en daarna den postwagen te plunderen. Op het hooren van den klop op de deur, keek m'n vrouw mij met gefronste wenk brauwen aan en zei: „Het schijnt, dat ze je vanavond nog noo dig hebben." Ik knikte en stond op om de deur open te doen. Er was een dichte mist opgekomen, die het licht der straatlantaarns verduisterde en den geheelen omtrek in een dichten nevel hulde. Het zwakke licht van een handlantaarn boorde door den nevel heen en ik hoorde een zware stem zeggen: „Ze hebben je direct noodig bij het kruis punt, voor het geven van lichtsignalen." „In orde," antwoordde ik en maakte mij onmiddellijk gereed om te gaan, want het leven der reizigers hangt dikwijls af van den juisten tijd, waarop mist-signalen gegeven worden. Ik riep m'n vrouw een vriendelijk: „tot straks!" toe en begaf mij door den nevel haastig naar het signaalhuisje bij het kruis punt, waar ik mij aanmeldde en een aantel knalsignalen, een paar vlaggen en een bran dende seinlamp in ontvangst nam. Toen ik het signaalhuisje verliet, keek ik op de klok. Het was precies zeven uur en ik constateerde, dat ik na m'n volbrachte dagtaak juist an derhalf uur thuis geweest was. Ik knoopte m'n zware overjas van boven tot onder goed dicht, wenschte den man in 't signaalhuisje goeden nacht, nam m'n brandende lantaarn en daalde de trappen van het huisje af. Ik koos mijn weg zorgvul dig tusschen de lijnen van het kruispunt. Eindelijk kwam ik op de juiste plek van den spoorweg, vanwaar ik verder moest gaan, om mijn eigen signaalpost te bereiken, op onge veer een halve mijl afstand van het signaal huisje. Nadat ik geruimen tijd door den dich ten mist had voortgeloopen, kon ik flauw tjes het roode licht van het huisje onder scheiden. Eenige meters verder stond de kleine nachthut met z'n miniatuur-vuur haard, waar ik moest blijven, totdat de mist was opgetrokken, of totdat een collega me kwam aflossen. Ik legde een knalsignaal vlak bij me op de rails en begon toen vlug vuur in den haard aan te leggen, om zooveel mogelijk gevrij waard te zijn tegen de kou, gedurende mijn lange en eenzame nachtwake in dien don keren en somberen Novembernacht. Bij m'n komst in de wachthut stond het signaal op onveilig. Een oogenblik later klonk het bekende geluid mij in de ooren en het roode licht maakte plaats voor het groene; ik wist, dat de lijn nu vrij was. Ik verwijderde het knalsignaal van de rail en zette m'n eigen handlantaam op groen. Ik luisterde en hoorde het rommelen van den naderenden passagierstrein. Toen de trein in 't gezicht kwam, kon ik even het bezorgd en angstig gezicht zien van den machinist, toen hij, staande in den lichtschijn van het vuur, voorbij vloog. De verlichte wagons achter hem gleden ook als een schaduw voorbij. De passagiers had den geen vermoeden, dat de eenzame man in den mist met gebruikmaking van z'n sig nalen over hen waakte, dat ze het aan dien man te danken hadden, wanneer zij, zelfs als de mist nog dichter werd, ongedeerd ae plaats hunner bestemming bereikten. Toen de laatste wagon voorbij was, sloeg het alarmsignaal weer over op „onveilig". Ik legde het knalsignaal weer op de rail. Een onbehaaglijk gevoel bekroop mij, terwijl ik in de duisternis staarde. Ik strompelde naar m'n wachthuisje en wachtte daar op het eerstvolgend sein. Langzaam ging de tijd voorbij. De weinige treinen, die tot mijn af- deeling behoorden en die ik meldde, gaven me een beetje afleiding en hielden de in m'n brein rondspokende vrees, die zich van mij dreigde meester te maken, terug. De mist werd hoe langer hoe dichter en, zooals ik daar in m'n huisje zat, in de vlam men staarde en m'n verkleumde handen over het vuur hield om ze te warmen, kon ik bijna de angstwekkende, doodsche stilte om mij heen „voelen". Mijn post was zeer eenzaam gelegen. Van de plaats, waar ik zat, woonde geen sterve ling binnen een halve mijl in den omtrek Ik kon die griezelige vrees, welke me als een slang bekroop, maar niet van me afschudden. Toen ik op m'n horloge keek, zag ik, dat het bijna middernacht was; vreemde gedachten en invallen doorkruisten m'n brein. Vermoe delijk waren eigenaardige en onheilspellende gebeurtenissen, die in de afgeloopen week waren voorgevallen, er de oorzaak van. Uit het gesticht voor geestesziekten in Je naastbijgelegen stad was sinds eenigen tijd een gevaarlijke krankzinnige ontsnapt. Twee huizen waren eenige dagen na elkander tot den grond toe afgebrand. Een zware lorrie, die nauwelijks vier man konden hanteeren, was op het baanvlak van den spoorweg gezet en het was een geluk, dat de trein, die tegen deze geweldige hindernis aanreed, een zeer langzaam rijdende goederentrein was en geen passagierstrein. Het middagmaal van de railleggers ver dween op geheimzinnige, onnaspeurlijke wijze uit de seinhuisjes langs den spoorweg. Dit gevaarlijke individu moest ergens in de vertrekken om daar met de heeren Beelaerts en Loudon de voordloopige overeenkomst te onderteekenen. Het blad zegt nog, dat de methode om een dergelijke overeenkomst bekend te maken op het oogenblik, dat zij zou onderteekend wor den, het eenig middel is om haar schipbreuk te doen lijden. De openbare opinie kan een dergelijke verminking niet toelaten. Met de Wielingen zonder tegenconcessies op te ge ven zou België geen ruilmunt meer hebben, als de Maas en Scheldekwestie aan de orde zullen komen. Anderzijds had de Brusselsche „Standaard" het gisteren over een verbetering van de Ne derlandschBelgische betrekkingen door 't bezoek van Koningin Wilhelmina aan het paviljoen van Belgisch Congo te Vincennes en het aanbod der Belgische regeering, na den brand op de Koloniale Tentoonstelling. Het is niet uitgesloten zegt het blad nog, dat dit najaar zoo niet in het voorjaar van 1932 Koningin Wilhelmina een bezoek aan Brussel zal brengen, dat gevolgd zou worden door een bezoek van het Belgisch vorsten paar aan Den Haag. Beide berichten geven wij, schrijft de ,,Msb.", waaraan wij bovenstaande ontlee- nen, met het noodige voorbehoud. Belgische tegenspraak B. T. A. telegrafeert uit Brussel een te genspraak van de beweringen der „Nation Beige", welke fantastisch worden genoemd. Volgens inlichtingen uit goede bron is er nabijheid rondzwerven van de plaats, waar ik mij op het oogenblik bevond. Ik betastte en bekeek met aandacht een zware ijzeren stang, waarmee ik dikwijls groote stukken steenkool aan kleine stukjes sloeg. Terwijl ik daar zoo eenzaam zat, kwam de gedachte in mij op, dat ik in die stang een geducht wapen bezat, om mij, als de nood aan den man kwam, tegen den krank zinnige te verdedigen. De laatste trein, dien ik gemeld had, was reeds een half uur geleden gepasseerd en om me heen heerschte een stilte als die van 't graf. Eensklaps sprong ik verschrikt opwat was dat? Ik hoorde een onheilspellend, dui delijk verneembaar getik. Daarna was het weer stil. Ik beefde over al m'n leden van zenuwachtigheid en opwinding. Ik boog m'n hoofd voorover en luisterde. Weer hoorde ik dat vreemde getik. Het werd steeds duidelij ker en kwam blijkbaar nader. Het geluid had veel overeenkomst met dat van den stok van een blinden man, wanneer deze zorgvuldig onderzoekend den juisten koers op straat tracht te houden. Nu was dat angstwekkend geluid nabij, zeer nabij. Als een bliksemflits doorkruiste deze gedachte m'n overspannen brein: „dat is de krankzinnige!" M'n haren rezen te berge en een huive ring van ontzetting voer me door den rug, toen ik aan de bovenmenschelijke kracht dacht van dit individu. Dat getik scheen nu doelbewust op mij af te komen. Krampach tig omklemde ik de zware ijzeren stang. In dezen staat van tegenweer sloop ik naar den achterkant van m'n wachtpost. Dan zette ik me in postuur, hief het doodelijk wapen omhoog en wachtte de komende din gen af. Nauwelijks stond ik daar goed en wel, of er vertoonde zich binnen 't schijnsel van mijn vuur de kolossale gestalte van een man, die op de spoorlijn liep en daarbij gelijkma tig met z'n stok op de rails tikte. Met in spanning van al m'n krachten zwaaide ik de stang boven zijn hoofd, maar liet het moordend wapen nog juist bijtijds uit m'n handen vallen. Het scheelde slechts een haar of ik had het hoofd van den nachtelijken wandelaar verbrijzeld. Deze droeg een hoed in den vorm van een vrij hoog kaasbolletje en eensklaps dacht ik er aan, dat die man wel eens niet de bewuste krankzinnige kon zijn. Toen mijn geweldig wapen rakelings langs z'n hoofd streek sprong hij, hevig verschrikt, achteruit, waardoor hij geheel binnen den kring van m'n wachtvuur kwam. Nu herken de ik hem. Het was een der rechercheurs, die belast waren met de opsporing van den krankzinnige. Z'n gelaat werd aschgrauw, toen hij er zich rekenschap van gaf, dat hij op 't kantje af aan den dood was ontsnapt. Wanneer mijn geducht wapen op z'n hoofd neergekomen was, dan zou dit als een eierschaal aan grui zelementen zijn geslagen. Ik was geheel van streek, toen ook ik tot de bevinding kwam, hoe weinig het had gescheeld of ik had een mijner onschuldige medemenschen om 't leven gebracht. De rechercheur bleef het verdere deel van den nacht bij me. Toen ik tegen acht uur in den morgen afgelost werd, was de mist nog steeds dik, en, van een zwaren last ontheven, was ik meer verheugd, dan ik zeggen kon, toen ik, thuis komend, de stem van m'n vrouw hoorde die mij 'n vriendelijk: „Goeden morgen" toeriep. Dit was een verademing voor me na dien vree- selijken nacht! Vier dagen later werd de krankzinnige ge vonden. Hij was van een hoogen tuinmuur gevallen en lag, kreunend van pijn, met een gebroken enkel op den grond. geen sprake van onderhandelingen tusschen de beide regeeringen, maar wel is er sinds eenigen tijd contact aangeknoopt tusschen beide om een basis te zoeken, waarop offi- cieele besprekingen zouden kunnen worden gevoerd. Het bericht over de Wielingen is van allen grond ontbloot. „Het Centrum" De directie van „Het Centrum" deelt in haar nummer van gisteravond het volgende mede: „Hiermede berichten wij, dat de dezer da gen in de pers gepubliceerde berichten inzake samensmelting van ons blad met een ander blad onjuist zijn. Vermoedelijk vindt de mede- deeling in genoemde berichten, omtrent j.l. Zaterdag gehouden besprekingen met de Directie van een ander blad haar oorzaak in een verwarring met de dien dag gehouden gewone jaarlijksche algemeene vergadering van onze N. V., zooals trouwens per adverten tie in Maasbode en Centrum was geconvo ceerd." Jeen vriendelijke ontvangt- Hoe een rechtsche burgemeester in een linksche gemeente geïnstalleerd werd De nieuwe burgemeester van Franekeradeel, de heer U. Elgersma, vroeger secretaris van Barradeel, is gisteren als zoodanig geïnstal leerd. Bij deze plechtigheid hield de loco burgemeester de heer v. d. Schaaf een instal latierede. Hij zeide, volgens het verslag in het „Hdbd." o.m.: 't Zou mij een groote eer en een waar genoegen geweest zijn, wanneer ik hier in plaats van u een ander had mogen instal- leeren als burgemeester onzer gemeente. Iemand van erkende bekwaamheid, die naar algemeen oordeel de rechte man op de rech te plaats zou zijn geweest. Maar dit mocht niet zoo zijn. (De spreker bedoelde den heer Steenhuisen van Franekeradeel). Maar, zult gij wellicht vragen, is dan de installatie van den heer Elgersma voor u niet een eer en genoegen? En dan moet ik daar volmondig op antwoorden neen, want ik ben van meening, dat uw benoeming mijn heer Elgersma, is een zuivere partijbenoeming en, zooals ik u in mijn felicitatiebrief schreef, niet een benoeming op grond van uwe capa citeiten. Wie van ons had vooraf iets van u gehoord, dat ging boven het middelmatige? Sommigen wisten zelfs van uw bestaan niets af en vroegen mij wat voor man gij waart. En dan heb ik steeds gezegd, dat gij christe- lijk-historisch was en dat dit zeer zeker wel de oorzaak van uw benoeming zal zijn ge weest. En voor mij staat dan ook vast, en ik wil dit bij deze gelegenheid herhalen, dat deze benoeming louter is een partijbenoe ming. Spr. liet een protest hooren tegen deze benoeming en hij was er zeker van, dat hij daarbij niet alleen de meerderheid van den raad, maar ook van de ingezetenen achter zich had staan. Voortgaande zeide hij: De heer v. d. Mei, wethouder van Barradeel, heeft u genoemd een Zondagskind. Maar wordt men dit dan alleen omdat men C.-H. is? Gij zijt secre taris van Barradeel geworden, doordat gij C.-H. waart en nu wordt gij burgemeester van Franekeradeel, ook omdat gij C.-H. zijt. Eén onzer raadsleden vertelde, dat er een achterstand van C.-H burgemeesters in Friesland was en dat daarom uw benoeming hier af kwam. En u wordt op een gemeente afgestuurd, waar de meerderheid links was en zeker in eerstvolgende jaren ook links zal blijven. Gij zult dus hier, in tegenstelling van uw vorige gemeente, met een links col lege moeten samenwerken. En ai is dit de eerste paar maanden niet het geval, ik ver onderstel, dat straks met 1 September twee linksche wethouders zullen worden benoemd, 't Zou ook al te gek zijn een linksche raad met een in meerderheid rechts college van B. en W. Zult gij kunnen medewerken met deze menschen tot heil onzer gemeente? Of zult gij uw eigen weg gaan en uw zin doordrij ven? Dan zullen wij u moeten negeeren, zooals de regeering ons genegeerd heeft bij uwe benoeming. Ik hoop echter, dat het zoover niet zal behoeven te komen. Spr. ontkende tenslotte niet de mogelijk heid, dat ook met den heer Elgersma vrucht baar kan worden gewerkt voor de gemeente. De nieuwe burgemeester dankte voor de hartelijke!woorden, waarna de loco-burge meester hem had geïnstalleerd en hield ver volgens de gebruikelijke toespraak. Verscheidene raadsleden voerden nog het woord. De heer Bruinsma (a.-r.) protesteer de tegen de rede van den heer v. d. Schaaf, waaruit een onbescheidenheid en onbe schaafdheid sprak, die over heel Nederland moet klinken. De heer Wallinga (V. B.) was ook teleur gesteld, zooals de heer Anema (s.-d.), doch deze onderschreef niet de woorden van den loco-burgemeester. STOOMVAART MIJ. NEDERLAND JAN PZN. COEN (thuisr. 1 Juli van Colombo. KON. NED. STOOMB. MAATSCHAPPIJ. AMSTERDAM (uitr.) 1 Juli te Pisagua. EOS 1 Juli van Tunis naar Lissabon. FAUNA 2 Juli van Malta te Amsterdam. HAARLEM, 1 Juli v. Delfzijl n. Hamburg. HEBE 1 Juli van Triëst n. Fiume. H.OS 2 Juli van Torreveja te Amst. MARNIX V. ST. ALDEGONDE (thuisr.) 1 Juli van Genua. NEREUS, 1 Juli van Amsterdam naar Kopenhagen. ORESTES (uitr.) 1 Juli te Valparatso. PROTEUS 1 Juli v. Odense te Gothen burg. TELAMON 2 Juli van Rotterdam te Amsterdam. ULYSSES 1 Juli van Varna te Con- stanza. VESTA 1 Juli van Hamburg naar Amsterdam. VULCANUS, Algiers/Amst.; p. 1 Juli Dungeness. VULCANUS 2 Juli van Algiers te Amst. ZEUS 1 Juli van Catania naar Messina. KON. HOLL. LLOYD DRECHTERLAND 2 Juli v. Amst. te Hamburg. GELRIA (thuisr.) 1 Juli nam. 1 uur van Vigo. RIJNLAND (uitr.) 1 Juli te B.'Ayres. SIERRA VENTANA 2 Juli van Bremen te Amsterdam. WATERLAND 1 Juli v. Amst. te Bremen. HOLLAND—AFRIKA-LIJN NIJKERK (uitr.) 1 Juli te Mombassa. RIETFONTEIN (ertr.) 1 Juli van Mosel- baai naar Kaapstad. HOLLAND—AMERIKA-LIJN DELFDIJK 30 Juni v. Rott. te Vancoucer. JAVA—NEW. YORK-LIJN BURGERDIJK 1 Juli van New-York n. Java. SILVER—JAVA PACIFIC-LIJN SIANTAR I Juli van San Francisco naar Java/Calcutta. ROTTERDAMSCHE LLOYD SOEKABOEMI (thuisr.) I Juli van San tander. INDRAPOERA (thuisr.) 2 Juli Ques- sant gep.; 3 Juni nam. 2 u. te Rott. ver wacht. KOTA AGOENG (uitr.) 1 Juli Gibraltar gepasseerd. MODJOKERTO (thuisr.) 2 Juli te Mar seille. ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA-LIJN ALCHIBA (uitr.) 1 Juli te B. Ayres. NEDERLANDSCHE SCHEPEN ALBLASSERDAM 1 Juli van Hamburg naar Riga. ALDEBARAN 2 Juli van Bahia Blanca te Antwerpen. ALGENIÖ 1 Juli v. Londen naar Rott. ALPHARD 1 Juli 65 mijl West v. Wiek, Archangel naar Cardiff. BATAVIER III 2 Juli v.m. 8 u. 25 van Rott. te Gravesend. BOEKELO 2 Juli Holtenau gep., Uleaborg naar Londen. DORDRECHT 1 Juli 150 mijl O.N.O. v. K. Materas Baybown na.r Stockholm. EEM, 30 Juni van Odese te Uleaborg. EPRESS 1 Juli v. Rott. te Klngslynn. FLENSBURG 1 Juli v. Oxelosund naar Rotterdam. HARDENBERG 1 Juli van Ardrossan n. Archangel. KRALINGEN 1 Juli v. Riga n. Zaandam. LARENBERG 1 Juli v. Archongel naar Velsen/Rott. LEEGWATER 1 Juli v. Las Palmas naar Dieppe. LINGE 1 Juli Gibratar gep. Blyth naar Palermo. MIJDRECHT 1 Juli Stamboel gep. Lon den naar Constanza. OLDEBARAN 1 Juli van Bahia Blanca te Antwerpen. SIRRAH 1 Juli v. Santa Fé te Birken head. STAD HAARLEM - Juli van VIaardingen te Lules. THEANO 1 Juli v. Belfast n. Amst. VECHT 29 Juni van Bahestad n. Amst. (Verb.). WOENSDRECHT 1 Juli van Philadelphia naar Arzen. ZAAN 30 Juni v. Gefle te Haparanda. 417. Eensklaps pakte de aap het arme clowntje, Het kereltje had geen kwaad gedaan. De aap sprong op hem toe en greep hem Met zijn harde handen aan. En Wim, die slechte nare jongen, Die had nu weer heel veel plezier. Hij stond hardop in het circus te lachen, Om de wilde streken van het dier. '17 418. Den dag daarop werd het feest begonnen Een groot en heerlijk festijn. De blanken aan een paal gebonden, Zouden het hoofddoel van de feesten zijn. De wilden dansten verwoed en vurig Rondom Pim en de Piloot. Dreigend de blanken met hun speren, Pim dacht: „Weldra komt nu de dood."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 10