^Binnenlandsch Nieuws Voor de Huiskamer Het gestolen Luchtballonnetje j OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN Vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat" Economische V oorlichtingsdienst Ontgoocheling i Afgemeene ledenvergadering te Tilburg Het voorloopig verslag over het wetsontwerp Katholieke Film-Centrale De nieuwe Senator KERKNIEUWS Dc Generaal der Dominicanen ONDERWIJS Vacantiecursus Binnenvaart LANDBOUW EN VEETEELT De Tarwewet en verkoop te velde in Noord- en Zuid-Holland N I In het gebouw van de Koninklijke Lieder tafel „Souvenir des Montagnards" te Tilburg werd vandaag de algemeene ledenvergadering van de Vereeniging „Nederlandsch Fabri kaat" gehouden. De voorzitter, de heer ir. J. van Dussel- dorp, opende de bijeenkomst met het uitspre ken van een rede over: Het verband tus- sehen invoer en uitvoer van goederen en de Vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat", waar aan het volgend^ is ontleend: Er heerscht nog steeds bij sommigen een verkeerd begrip omtrent dit verband, welk verkeerd begrip niet alleen schadelijk gewerkt heeft op de economische ontwikkeling van ons land, maar ook aan de oplossing van de huidige economische moeilijkheden in den weg staat. Dit verkeerd begrip is ook vijandig tegen het streven onzer Vereeniging en het is daarom hier de plaats om het te bestrijden. Het is het verkeerd begrip, dat goederen tegen goederen worden geruild, zoodat men door goederen in te voeren vraag zou krijgen voor zijn producten. Toch meent men die onwaarheid als basis van economische beschouwingen te mogen aannemen. Men geeft toe, dat goederen ei genlijk tegen geldswaarde worden geruild, doch men is van oordeel, dat die geldswaar de zich niet kan ophoopen en dat men er toch goederen voor moet koopen, zoodat goe deren ten slotte tegen goederen worden ge ruild. Van iemand die vóór den inflatietijd zijn woonhuis verkocht en voor den koopprijs obligaties in Marken kocht, welke obligaties zoo sterk daalden, dat hij er later slechts een potlood voor kon koopen, van zoo iemand zou men misschien schertsenderwijs kunnen zeggen: „hij heeft zijn huis verruild voor een potlood": maar die twee ruilingen te beschouwen als één ruil in economischen zin van een woonhuis tegen een potlood, en daaraan consequenties te verbinden, is on gerijmd. Onjuist is de meening van Pierson: dat men moet wenschen overstroomd te worden met alle denkbare goederen, want dat aanbod van buitenlandsche voortbrengselen slechts een andere uitdrukking is voor vraag naar eigen voortbrengselen. Als Nederland uitvoert een millioen gulden aan boter en het voert een millioen gulden fabrikaat in, dan is invoer uitvoer een millioen gulden. Voert het echter niet een millioen fabrikaat in, maar een millioen grondstof, en maken anders werkloozen daar van twee millioen fabrikaat, dan is alweer invoer een millioen, maar Nederland heeft voor zijn millioen boter verkregen twee millioen fabrikaat in plaats van een millioen. Nederland geniet dus een millioen meer wel vaart bij onveranderde cijfers van in- en uitvoer. Hier treedt duidelijk op den voorgrond de waardeloosheid van het In- en Uitvoer argu ment. Het In- en Uitvoer argument is ge grond op het geldelijk bedrag van invoer en uitvoer, maar als men door een Neder landsch fabrikaat de voorkeur te geven, bij gelijkblijvende waarde van in- en uitvoer, de welvaart kan verhoogen, is het In- en Uit voer argument waardeloos. Het zij verre van mij om de vrijheid der internationale kapitaalbelegging te willen knotten, maar waar ik wel met alle kracht tegen op wil komen is het herhaaldelijk, ook door het maandblad der Maatschap pij, geleverd betoog, dat het geen nut heeft om bij een buitenlandsche leening de leve ring van goederen te bedingen, omdat, vol gens het In- en Uitvoer argument, het uit- leonende land het bedrag van het uitge leende geld tenslotte toch aan goederen le vert, ook al heeft het de levering niet als voorwaarde gesteld. Thans is een Instituut voor Economische Voorlichting in wording. Moge het leider schap daarvan worden opgedragen aan een man of aan mannen, die niet de dwaalleer huldigen, dat men door goederen in te voeren vraagt krijgt voor zijn producten, want anders zou van die instelling weinig resultaat te verwachten zijn. Al is ons land, bij andere landen verge leken, bevoorrecht doordat het buiten den oorlog bleef en doordat het uitgestrekte koloniën heeft, de tijden worden steeds ern stiger, de toestanden ten onzent worden zorgeischend; en tenslotte zij men indach tig dat aan onze met 100.000 per jaar aan groeiende bevolking, gelegenheid tot arbei den moet worden gegeven. Laat ieder onzer zoo krachtig mogelijk medewerken om de verkeerde begrippen omtrent het verband tusschen invoer en uit voer, die vooral onder intellectueelen veel heerschen, te bestrijden. Want welvaart kan nooit bevorderd wor den door ondeugdelijke theorie. Aan het Overzicht van de werkzaamhe den gedurende het eerste halfjaar 1931 ont- leenen wij het volgende: Bij duizenden en duizenden werden in het eerste halfjaar van 1931 onze vlugschriftjes en wandkaartjes verspreid. Onze tijdschriften „Nederlandsch Fabri kaat" en „Nederlandsch Fabrikaat in Oost en West-Indië" hebben een gezamenlijke maandelijksche oplage van 7500 exemplaren. Gedurende de eerste zes maanden van het jaar werden door toedoen van ons bestuur hier te lande 112 industrieele filmvoorstel lingen gehouden, waarbij gebruik makende van het Nederlandsch industrieele filmmate riaal tot het filmarchief der Vereeniging be- hoorend in totaal werden vertoond 190.150 Meter film. Onze langzamerhand welbekende reizende schooltentoonstelling ondervond ook weder groote belangstelling bij onderwijsautoritei- ten en opgroeiend geslacht. Het bestuur heeft het initiatief genomen tot het organiseeren van industrieele lezin- sn met lichtbeelden ten behoeve van het derwijs. Het bestuur tracht het belangstel- nden zoo gemakkelijk mogelijk te maken i beschikt over een zich steeds uitbreiden- verzameling beschrijvingen met daarbij hoorende lichtbeelden, betrekking hebben- op verschillende Nederlandsche fabrieken, 'Ike beschrijvingen met lichtbeelden, zoowel -Is de hierbij behoorende projectielantaarn osteloos aan de belangstellenden beschik baar worden gesteld. Gedurende den korten tijd, dat wij over dit materiaal de beschikking hebben werd hiervan reeds 14 keer gebruik gemaakt. Onze industrieele voorlichtingsdienst, ten doel hebbende den afzet van Nederlandsch fabrikaat in ons eigen land te bevorderen zoowel als den afzet van onze nationaie producten in het buitenland, neemt voort durend in omvang toe, gedurende het af- keloopen jaar werden 190 maal inlichtingen verstrekt betreffende afzet van Nederlandsch fabrikaat in Nederland en 420 maal betref fende inlichtingen bestemd voor afzet in het buitenland. Ook is het een zeer gelukkig verschijnsel dat de handeldrijvende middenstand hoe langer hoe meer aan de zijde staat van onze Vereeniging. Dat van fabrikantszijde ook in steeds toe nemende mate wordt ingezien, dat hetgeen onze Vereeniging doet, belanstelling van de zijde van het publiek ondervindt, blijkt wel uit het feit, dat hoe langer hoe meer Ne derlandsche fabrikanten zich tot het bestuur onzer Vereeniging wenden met het verzoek hun artikelen te mogen voorzien van het bekende V.N.F. kenmerk, ten bewijze dat die artikelen van Nederlandsch fabrikaat zijn. Een vraagstuk, dat ook zeer zeker in aan merking komt om onder de oogen te worden gezien is op welke wijze onderlinge samen' werking tusschen de Nederlandsche industrie en landbouw zou kunnen worden bevorderd. Dit is een terrein, dat voor bewerking nog vrijwel geheel braak ligt. Rede mr. B. J. M. van Spaendonck De heer mr. B. J. M. van Spaendonck, secretaris der Kamer van Koophandel en Fa brieken voor Tilburg en Omstreken, hield ver. volgens een inleiding over: „De ontwikkeling van de Brabantsche Industrie". Hieraan is het volgende ontleend: De geologische groei van Nederland heeft ertoe geleid, dat het Westen van ons land reeds van nature een grooten voorsprong op het Oosten en Zuiden had. Brabant en Limburg zijn thans echter de provincies met de hoogste geboorte-over schotten en zullen geleidelijk het zwaartepunt van ons land meer naar het Zuiden brengen. Dank zij de karaktereigenschappen van het Brabantsche volk, is het mogelijk geweest de productiviteit van deze provincie zoodanig op te voeren, dat de snel-groeiende bevolking er een steeds beter bestaan heeft weten te vinden. Tilburg had op 1 Januari 1830 11.726 in woners; wanneer de vermeerdering der be volking gelijken tred had gehouden met die der geheele provincie Brabant, zou het aan tal inwoners van Tilburg op 1 Januari 1900 geweest zijn: 18758; er waren er echter 40.628; nemen wij ook van 1 Januari 1900 tot 1 Januari 1930 de vermeerdering van de be volking der provincie tot grondslag, dan zou de stad Tilburg op 1 Januari 1930 pl.m. 65.000 inwoners hebben moeten tellen, er wa ren er echter 76.397. Zoo is ook hier de „trek naar de stad" teekenend. De ontwikkeling heeft er in een betrekke lijk gering aantal jaren toe geleid, dat Bra bant een provincie is geworden met een over- heerschend industrieel karakter. Van de 78 ondernemingen, wier gegevens in de Statistiek van Voortbrenging en Verbruik der Nederlandsche wolindustrie zijn verwerkt, blijken er 48, derhalve 60 pCt. in Tilburg te zijn gevestigd en 57, ofwel 73 pCt., in de Pro vincie Noord-Brabant. Deze ondernemingen zijn voor het grootste deel bedrijven, die zoo wel de spinnerij als de weverij omvatten. Nemen wij als uitgangspunt het aantal spin- spillen, dan blijkt van het totaal aantal spinspillen Brabant 68 pCt. te bevatten, ter wijl er van het aantal weefgetouwen niet minder dan 78 pCt. in Noord-Brabant (Til burg 70 pCt.) zijn opgesteld. De totale productie der Nederlandsche wolnijverheid vertegenwoordigt volgens de laatst verschenen Productiestatistiek een waarde van ruim 68 millioen gulden, waar van voor een bedrag van circa 51 millioen in het binnenland en circa 17 millioen in het buitenland wordt afgezet. Nemen wij als grondslag het aantal weefgetouwen, dan is het aandeel van Noord-Brabant in dezen omzet circa 53 millioen gulden en het aan deel van Tilburg circa 48 millioen gul- den. t Onder de nijverheidstakken, die naast de wolindustrie een typisch Brabantsch karak ter hebben, neemt de schoenindustrie wel de voornaamste plaats in. Van de 199 onder nemingen in de Productiestatistiek ver werkt zijn er 160 of 80 pCt. in Noord-Bra bant gevestigd. Van de ruim 9 millioen paar werden er ruim 7 millioen of 78 pCt. in Noord-Brabant vervaardigd; terwijl var. den totalen omzet van bijna 43 millioen gulden ruim 36 millioen of 84 pCt. door de Noord-Brabantsche ondernemingen werden geleverd. Het ligt zeer zeker op den weg van de Vereeniging .Nederlandsch Fabrikaat" om een bijzonder krachtige propaganda te gaan voeren onder de winkeliers, om deze tot krachtdadige medewerking aan de Neder- landsch-fabrikaat-actie te bewegen en hen duidelijk te maken, dat ook hun eigen be lang ten zeerste er door wordt gediend, in dien door het krachtig bevorderen van het Nederlandsch fabrikaat de werkgelegenheid hier te lande wordt opgevoerd en daardoor de koopkracht van de arbeidersbevolking wordt vergroot. De lederindustrie is eveneens, zoowel ge let op het aantal ondernemingen als op het daarin werkzaam zijnde aantal arbeiders, voor ruim 80 pCt. in Noord-Brabant geves tigd. Volgens de Productie-statistiek bedroeg de totaal-afzet der Nederlandsche leerfa brieken in 1929 bijna 43 millioen gulden, waarvan ruim 34 millioen voor rekening "an de Noord-Brabantsche fabrieken komt. In het bijzonder is het overleder een zeer be langrijk exportproduct, waarvan dan ook in 1930 nog voor bijna 14 millioen gulden kon worden geëxporteerd. Een zeer belangrijke plaats wordt in "et Brabantsche industrieele leven ingenomen door de sigarenfabrieken. Verder vroeg spr. de aandacht voor de zeer belangrijke brouwerij-industrie, de sterk ontwikkelde zuivelindustrie met haar belangrijken export in het bijzonder naar het Ruhrgebied; de vooral voor West-Bra bant zeer beteekenende suiker-industrie, door de suikerconjunctuur in hare ontwik keling echter ten zeerste belemmerd en ten deele zelfs met den ondergang bedriegd; de tot grooten bloei gekomen* chocolade-, koek en biscuitindustrie; 't export-slagerijbedrijf. en ten slotte de margarine-industrie, die he laas tengevolge der concentratie in dit be drijf thans vrijwel geheel uit Noord-Bra bant is verdwenen, met het daaraan verbon den, voor Oss en Oosterhout zeer ernstige verlies van werkgelegenheid. Gelukkig is dit verlies ruim gecompen seerd door eenige nieuwe takken van nijver heid, die in de latere jaren in deze provin cie tot zeer grooten bloei zijn gekomen, met name de gloeilampen- en radio-industrie en kunstzij de-industrie. Intusschen heeft het den schijn, dat de groei dezer nijverheid in Eindhoven te snel is geweest en dat verwacht moet worden, dat ook bij een intreden van een krachtig herstel van het bedrijfsleven, waarop wij toch allen hopen, de werkgelegenheid in ge noemden tak van nijverheid niet onbelang rijk zal blijven beneden het hoogtepunt van een tweetal jaren geleden. De metaalnijverheid is in Brabant door een groot aantal belangrijke ondernemingen vertegenwoordigd. Eindhoven, Helmond, Oss, Oirschot en Oos terhout kunnen wijzen op omvangrijke on dernemingen in de houtindustrie, zoowel voor emballage-doeleinden als voor de fabri cage van deuren, ramen en kozijnen. Als typische producten kunnen in ver band met de houtindustrie verder nog wor den genoemd de Oirschotsche stoelen, als mede de klompen, terwijl in Eindhoven en Breda lucifersfabrieken zijn gevestigd. Spr. ziet de toekomstmogelijkheden der Brabantsche industrie gunstig. Brabant be schikt over goede wegen, behoorlijke scheep vaartverbindingen en een volledig spoorweg net. Een verdere reden om de toekomst der Brabantsche industrie met vertrouwen tege moet te zien, achten wij gelegen in onze flinke arbeidersbevolking Dank zij een goede vakopleiding, dank zij een zeer groot aantal moderne arbeidswoningen, in het al gemeen volgens het systeem der éénsgezins woning gebouwd: dank zij de in het alge meen redelijke arbeidsvoorwaarden, mag worden verwacht, dat, indien tenminste re delijke kansen aan de exportbedrijven wor den geboden en op de binnenlandsche markt een eerlijke strijd met de buitenlandsche nijverheid kan worden gevoerd, de Brabant sche nijverheid ook in de toekomst de sterk toenemende bevolking een redelijk bestaan zal kunnen bieden. Waar intusschen juist de handelspolitieke vooruitzichten duister zijn, is er in de te genwoordige tijdsomstandigheden vooral alle aanleiding om een krachtig beroep te doen op het geheele Nederlandsche publiek om het Nederlandsche fabrikaat zooveel moge lijk te steunen. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot wij ziging en verhooging van het 10e hoofdstuk der Rijksbegrooting 1931. Algemeen werd erkend, dat de economische voorlichting, zooals die thans geschiedt, om slachtig, onvolledig en dus niet doeltreffend is. Dat de regeering althans een poging doet om in den bestaanden toestand verbetering te brengen, werd gewaardeerd, maar tot een andere waardeering dan die van erkentelijk heid over een poging kon men zich niet op werpen. De verbetering blijft wachten totdat de nieuw-aangevraagde directeur-generaal zal zijn benoemd. Van de gewenschte en nood zakelijk geachte concentratie komt vrijwel niets terecht. Het aan de Kamer voorgelegde schema voldoet niet aan de minimale eischen op dit punt. Nagenoeg algemeen werd het voorstel dan ook onvoldoende en ondeugdelijk geacht en aiet te aanvaarden, ook niet als eerste stap naar het gewenschte doel. Een goede samenwerking tusschen de de partementen blijkt in de practijk nu eenmaal onmogelijk te zijn, zoodat de minister de werkelijkheid miskent, indien hij daarop zijn hoop heeft gevestigd. Zeer vele leden waren van oordeel, dat een goede economische outillage der regeering niet mogelijk is, wanneer de tegenwoordige de partementale indeeling gehandhaafd blijft. Een afzonderlijk departement? Verscheidene leden zouden het de beste op lossing achten, indien gevormd werd een departement voor economische zaken, dat landbouw, handel, nijverheid en scheepvaart zou moeten omvatten. Dat Binnenlandsche Zaken een klein departement zou worden, achtten deze leden een voordeel. Dit wordt dan het aangewezen departement voor den minister-president, die dan werkelijk leider van het kabinet kan zijn, zich met allerlei belangrijke zaken kan bemoeien en de eenheid van handelen in het kabinet kan bevorderen. Verscheidene leden spraken als hun oor deel uit, dat, zoolang een afzonderlijk depar tement niet tot stand is gekomen, net plan der commissie-Posthuma den eenigen uitweg biedt om tot eenheid, zij het ook buiten het departementaal verband, te geraken. Zal de economische voorlichtingsdienst be vredigend functioneeren, dan zullen, naar 't oordeel van verscheidene leden, de vertegen woordigers van Nederland in het buitenland in staat moeten worden gesteld, beter hun taak van informatoren te vervullen. Opge merkt werd, dat de diplomatieke en consulaire ambtenaren van andere landen er dikwijls zooveel beter in slagen relaties mogelijk te maken dan de Nederlandsche. De consulaire dienst zal o.m. moeten worden uitgebreid door de aanstelling van beroepsconsuls ter vervan ging van honoraire consuls. Met de aanstelling van een directeur-gene raal konden verscheidene leden zich vereeni gen. Deze zou toch noodig zijn, welke oplos sing men ook zoekt. Andere leden waren van oordeel, dat de voorgenomen aanstelling van een directeur-generaal aan het hoofd van de afdeeling Handel en Nijverheid "ki plaats van een administrateur practisch geen beteeke- nis heeft. Algemeen achtte men het niet duidelijk, waarom de georganiseerde dienst f 200.000 zal moeten kosten, terwijl nog allesbehalve vaststaat, waartoe de in te stellen dienst zal uitgroeien. Verscheidene leden wenschten nadere in lichtingen over de voornemens van den mi nister ten aanzien van den Economischen Raad. Was men alzoo niet bereid, aan de tot standkoming van de voorgestelde regeling mede te werken, men was tevens van mee ning, dat met verwerping van het wetsont werp niet kan worden volstaan. Men drong erop aan, dat een regeling, welke aan de ge stelde eischen voldoet, zeer spoedig tot stand zal komen. Met halve maatregelen kan geen genoegen worden genomen. bezocht hij daar de lagere school, voorts Steenberghe—Engeringh, die wegens drukt-.e ce normaalschool te Sneek, doch kwam later bij het schildersvak. Door Gods genade geleid, werd hy op 1 Maart 1903 opgenomen in de katholieke Kerk. De heer Visser werd mede-oprichter van den neutralen schildersgezellenbond te Leeuwarden, doch trad uit dien bond, toen deze zich aansloot bij het N.V.V.; de heer Visser werd toen lid van den Christelijken Schildersgezellenbond, In 1912 was hy mede-oprichter van de R K. Werkliedenvereniging „de Leo- vereeniging" te Leeuwarden; zijn geloofs ijver deed hem zijn verkeerd georganiseerde broeders opzoeken, hy stichtte verschillende vakafdeelingen, waardoor de katholieke arbeiders in het Noorden, die tot dan toe grootendeels georganiseerd waren in neu trale of socialistische vakvereenigingen, in eigen vakbonden werden ondergebracht. Sinds September 1918 is hy lid van den gemeenteraad van Leeuwarden en van de Provinciale Staten van Friesland. De voorbereiding tot de stichting van het vacantie-koloniehus „Mooi Gaasterland mag mede tot zyn levenswerk gerekend worden. Een mooie staat van dienst Zooals reeds gemeld, is de heer M. Visser van Leeuwarden benoemd tot lid der Eerste Kamer, als opvolger van wyien den heer J. N. Hendrix. De heer Visser is gesalarieerde van den Diocesanen Bond van R. K. Werklieden- vereenigingen in het Aartsbisdom als hoe danig hy benoemd werd op April 1918. Geboren 19 October 1880 te Balk (Fr.), Met veel geraas sj'orde het kleine onder wijzeresje de zware voetenbank voor het bord, stapte er op en begon sommetjes te schrijven. Ze deed haar best met mooie haaltjes, dun dik, teekende ze haar cijfers. Wat duurde 't lang! Telkens zakte haar arm vermoeid naar beneden, maar ook telkens ging ze weer met nieuwen ijver voort. Ten laatste was ze klaar en met een verlicht „goddank", stapte ze van 't podium. „Daar zullen de kinderen nu toch zeker wel een uur werk over hebben," prevelde ze en dan, nog zachter „Als ze dan maar stil willen zijn." Toen ging ze op haar hoogen stoel zitten, en nam een boekje, maar las niet. Haar blauwe oogen staarden voor zich uit en t jonge gezichtje werd hoe langer hoe treuriger. Alles was dan ook zoo heel anders, dan zij 't zich had voorgesteld. Ze had 't altijd heerlijk gevonden, onderwijzeres te worden, want ze hield dol veel van kinderen. In haar verbeelding zag ze haar klasse al, jongens en meisjes. Lekkere kleine jochies, in matrozenpakjes en kuitkousen en snoezige meisjes met grappige, korte rokjes en uit staande gestreken schorten. Ze zou hun alles leeren, wat ze zelf zoo mooi vond, van bloemen en vogels ze zou hun zieltjes openen voor het schoone rondom hen. En wat zouden ze allen van haar houdenZe zouden in den zomer bloemen voor haar meebrengen en, altijd door, kleine bewijzen van hun liefde geven. Natuurlijk zou 't wel eens voorkomen, dat er een 'n beetje stout was en dan zou ze heel boos doen, maar als de kleine zondaar dan huilde, dan was ze weer goed. En haar lokaal 1 dat zou er pas vriendelijk uitzien 1 Mooie platen aan de muren, op 't tafeltje e&n vaas bloemen, bloeiende planten op de kozijnen. Zij zelf zou, o zoo gelukkig zijn. Maar nu?.... Ze keek het sombere lokaal der ouderwet- sche stadsschool eens rond. Niets was er te zien dan de kale groengrijze wanden, met hier en daar een smakelooze plaat, 24 verve- looze banken, een dofzwarte kachel en een kast. Door de getraliede ruiten zag ze een stukje van de steenen speelplaats, daarachter de huizen van een achterbuurtje. Maar die leelijke klas was ntets vergeleken met de kinderen, die acht en veertig vreeselijke kinderen. Het onderwijzeresje was zelf nog te veel kind, dacht nog niet ernstig genoeg, om iets te kunnen voelen voor die arme stum- perds, die voor haat zaten. Ze voelde zich alleen afgestooten door hun vuile gezichten en handen, hun smerige kleeren, door de walgelijke lucht, die van hen uitging. Toch meende ze. dat ze dadr wel overheen kon komen, maar met over de brutaliteit, over hun slechte streken. 01 wat ze al niet hadden durven doen en zeggen 1 Ze kleurde heet, toen ze er aan dacht. Om verbieden gaven ze niet, om boos worden of school blijven heel weinig. Slaan mocht en wilde ze niet, hoewel haar hand dikwijls jeukte. Dat jonge kinderen zóó konden zijn, zoo ruw. zoo plat-beleedigend, neen, dat had ze nooit kunnen denken 't Kleine onderwijzeresje zuchtte ze voelde zich bovendien zoo eenzaam op die groote school. Niemand bekommerde zich om de „tijdelijke" van de derde klas, en ze was te trotsch en te verlegen, om zelf stappen tot toenadering te doen. Haar grootste zorg was maar, dat de collega's 't merken zouden, dat ze geen orde had, want dat voelde ze als een onoverkomelijke schande. Aan nie mand wilde ze die vreeselijke waarheid bekennen ze hield zich goed, tegenover haar huisgenooten, haar kennissen. Al drie lange treurige weken door, had ze met waren heldenmoed beweerd dat ze 't we) aardig vond, alleen wat vreemd, zoo'n groote klas. maar wel prettig werken..*. Maar nu raakte haar kracht ten einde het hoofd der school wist het. Gisteren had hij gezegd„Juffrouw, dat gaat zoo niet, u moet eens opletten, dat de kinderen wat ordelijker de school uitgaan." Plotseling schrikte ze op, de deur ging open, de juffrouw uit de klas'naast de hare kwam binnen, 't Was een flink, goedhartig meisje, dat haar „bende" onberispelijk in bedwang had. Ze maakte een praatje met het bedrukte onderwijzeresje en zei ten slotte „Zeg, als ze weer lastig zijn, stuur dan zoo'n belhamel maar bij mij ik krijg zoo'n heertje wel klein." 't Onderwijzeresje bloosde hevig en wend de zich met een hooghartig „Neen, dank u 1" af. De andere zag de tranen niet, die op eens in haar oogen schoten en ging met een beleedigd „zooals u wilt" weg. Het vriendelijke aanbod had evenwel één uitwerking. Hier richtte het jonge meisje zich op. Medelijden.... medelijden.... hadden ze met haar. Maar dat verkoos ze niet, zóó wilde ze niet behandeld worden. Vandaag zou ze haar laatste proef nemen. Streng zou ze zijn, niets door de vingers zien. Nu zou 't gaan er op of er onder. En als 't niet ging, dan bleef ze hier niet, dan wgs 't vandaag voor 't laatst. Dien middag, na vieren, stond er in Meneer's klein spreekkamertje een heel moe, bleek en zenuwachtig onderwijzeresje, dat verklaarde, dat ze 't niet vol kon houden. En Meneer, blij, dat hij met goed fatsoen Zoo gauw van haar afkwam, zei „Ja, 't is heel jamer, hè, maar als uw gezondheid er onder lijdt, dan is 't maar beter zóó. Ik zal direct werk maken van een nieuwe juffrouw." Zoo ging met een strak gezichtje de kleine onderwijzeres, maar thuis, op haar kamertje, schreide ze tranen, tranen van teleurstelling en gekrenkten trots. Jaarverslag over 1930 Een opsomming en beschryving van het, werken der K. F. C. over het jaar 1930 kan verdeeld worden in 2 belangryke hoofdstuk ken n.l.: a. haar keuringsarbeid ten behoeve der theaters, die zich onder haar bijzonder toe zicht stelden; b. haar gewone organisatorische arbeid zooals het organisatie-leven van iedere orga nisatie vraagt en welke noodig is om haar moreele en materieele positie te bestendigen en te versterken. Het mag in dit jaarverslag nog wel in t kort worden gememoreerd, dat in October 1929 het conflict tusschen den Ned. Bioscoop bond en de vereeniging van Zuideiyke ge meenten werd by gelegd en dat by opheffing van dit conflict aan de K. F. C. de keuring werd opgedragen van de C.-films ter vertoo ning in de bioscooptheaters in het Zuiden des lands, die zich byna zonder uitzondering onder het byzonder toezicht der K. F. C. ge plaatst hadden en daarmede de verplichting op zich namen, uitsluitend door de K. F. C. toelaatbaar verklaarde films te vertoonen. By de opheffing van dit conflict in Octobei 1929 nam de K. F. C. op zich te zorgen, dat voor 1 November 1929 een voldoend aantal C.-films zou zyn gekeurd en zoo mogeiys toelaatbaar zou zyn verklaard. De K F. C. zag zich hierdoor voor ae noodzakèiykheid geplaatst by de beoordeeling van dé by tientallen ter keuring aangeboden films, gebruik te maken van bekende uit spraken omtrent deze films o.a. recensies uit katholieke dagbladen etc. waarop zij meende zich in dezen overgangstyd wel te kunnen verlaten. Na eenige weken van ingespannen arbeid mocht zy het genoegen smaken volledig in haar arbeid te zyn geslaagd, d.w.z. zij kon per 1 November aan de bioscoopexploitanten ïysten overleggen waarop een groot aantal toelaatbaar verklaarde films stond aangege ven en waarvan de kwantiteit en kwaliteit ruimschoots voldoende waren om de Zuide- ïyke theaters, gezien het aantal toegelaten C.-films voor eenige weken en zelfs voor enkele maanden tevreden te stellen. Daardoor was het haar mogeiyk haar keu ringsarbeid beter, of liever, zóó te organisee ren dat zy aan daaraan redeiyk te stellen eischen geheel voldeed en alle waarborgen in zich droeg, dat geen films meer zouden worden toegelaten, die wellicht by rustiger beoordeeling zouden zyn verboden. Met de grootst mogelijke nauwgezethela en diep verantwoordeiykheidsgevoel werden in het afgeloopen jaar, steeds na persoon- ïyke aanschouwing, 379 films door de keur ders beoordeeld. Geiyken tred met dezen omvangryken ar beid der keurders hield de arbeid van het ad ministratiekantoor der K. F. C.. Maandeiyks soms 2 maal per maand werden de toelaat baar verklaarde films op ïysten gebracht, welke ïysten in een oplaag van ongeveer 500 stuks aan de gemeentebesturen in bet Zuiden des lands, aan de bioscoopexploitanten, die zich onder het byzonder toezicht der K. F. C. stelden en aan alle filmverhuurkantoren in Nederland toegezonden.- Er werden gehouden 4 algemeene en 6 dageiyksche bestuursvergaderingen en een 2- tal conferenties, waarvan de eene met de vertegenwoordigers der redacties van Katho lieke Dagbladen om te bespreken de moge- ïykheid in de Katholieke Dagbladen een fümbeoordeeling te verkrygen, die in hoofd zaak aan die der K. F. C. zou geiyk zyn. De tweede conferentie werd gehouden met een delegatie van het bestuur van den Aarts- diocesanen Vrouwenbond, welke delegatie met het bestuur der K. F. C. kwam bespre ken de mogelijkheid van het doen vervaar digen van een film, die als propagandafilm voor de katholieke vrouwenbeweging zou kunnen dienen, In den loop van het jaar traden tot het Algemeen Bestuur toe, de heeren Mr. C. P. M. Romme, Mr. A. J. M. Hendrix en H. v. a. Eerenbeemt, terwyi in de plaats van Mevr. bezigheden voor het lidmaatschap bedankte, Mevr. Hanau—Baesjou toetrad. In het Dagelijks Bestuur hadden bij her haling belangrijke wijzigingen plaats. Mr. E. M. H. Bolsius, die vanaf de oprich ting, voorzitter der K. F. C. geweest was en aan wien de K.F.C. groote dank verschuldigd is, zag zich tot zijn leedwezen gedwongen het voorzitterschap der K. F. C. neer te leggen en tevens te bedanken als lid van het Alge meen Bestuur der K. F. C. In zyn plaats werd benoemd Notaris Luykx te Amsterdam, die echter spoedig zijn functie neerlegde en per 30 December j.l. werd op gevolgd door Mr. A. F. L. M. Tepe. die tot dien datum penningmeester der K. F. C. ge weest was. Een verkiezing voor een nieuw lid van het Dageiyksch Bestuur was hierdoor noodig. Met algemeene stemmen werd de heer L. Weterings in de vergadering van 30 Decem ber j.l. hiervoor gekozen. Aan den heer Boekraad, die tot heden 2e secretaris geweest was werd tevens het, penningmeesterschap toevertrouwd. Met groote voldoening mag in dit jaarver slag gewezen worden op het uitstekend ge slaagde nationale Katholieke filmcongres, dat op 10 December in het gebouw „Ami- citia" te 's Gravenhage gehouden werd en dat zich in een niet-verwacht groot aantal bezoekers mocht verheugen. Vermeld dient nog te worden, dat door het geringe aantal abonné's op de ..Filmgids" 't bestuur besloot de uitgave van dezen gids per 1 Januari te staken en om te zetten in op onregelmatige tijden verschonende „Me- dedeelingen", welke gratis aan donateurs der K. F. C. worden toegezonden; en ver volgens met groote dankbaarheid, dat Z. H. Exc. Mgr. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht, aan de K. F. C. een bedrag van f 500. schonk. Bezoek bij den Internuntius De Magister-Generaal der Dominicanen, Pater M. Gillet, heeft gistermiddag in gezel schap van zijn socius Pater dr. Kuhlmann en den Provinciaal der Nederlandsche domi nicanen, Pater Jurrius, een bezoek affelegd by den internuntius Mr. L. Schioppa. Mgr. Dr. A. Schaepman Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht heeft om gezondheidsredenen aan den Hoog eerwaarden Hooggeleerden heer Mgr. dr. A. C. M. Schaepman op diens verzoek op de meest eervolle wyze ontslag verleend als Pre sident van het Groot-Seminarie „Rijsenburg" en als Professor in het kerkeiyk recht aan voornoemd Seminarie en wel met ingang van 17 Juli as. De Vacantiecursus voor de directeuren en leeraren der Binnenvaartscholen van het Onderwysfonds voor de Scheepvaart, zal dit jaar gehouden worden in de eerste week van Augustus aan boord van het In structievaartuig „Prins Hendrik". Op 4 Augustus zullen de deelnemers aan den cursus van Amsterdam vertrekken. De oefentocht wordt gemaakt naar Lemmer, Sneek en Stavoren. Vandaar zal een bezoek gebracht worden aan de Zui derzeewerken en via Wieringen en Medem- blik wordt naar Enkhuizen gevaren. Gedurende den cursus zullen eenige be langryke inleidingen worden gehouden. De tarweorganisaties voor Noord- en Zuid- Holland hebben een regeling getroffen voor den in sommige gebieden dezer provincies voorkomenden verkoop van tarwe te velde. Teneinde de telers, die hun gewas reeds te velde staand verkoopen zooveel mogeiyk van de tarwewet te doen profiteeren, is het noo dig, dat de tarwe na den verkoop door de Gewestelijke Organisaties erkend biyft. Dit zal geschieden, indien de verkooper er voor zorg draagt, dat hy tijdig een verkoopver gunning heeft en na den verkoop een hjst overlegt, waarin de namen en adressen der koopers en de grootte der door dezen ge kochte perceelen, vermeld zyn. Voor zoover de koopers geen lid-aangeslo tene of erkend handelaar zijn, dienen zy een daarvoor bestemd formulier in te vullen en te teekemn. zy verklaren hierin, dat zij zullen meewerken aan een goede uitvoering. Het is alleen de bedoeling toestemming voor verkoop te velde te verleenen voor zoo ver het plaatseiyk gebruik dit wettigt 1 435. „En met de zweep er op geslagen." Riep de baas: „ben je eindeiyk daar?" En hy keek woedend naar den jongen, Rookend een groote sigaar. En hy wachtte rustig op den zweepslag, Den armen jongen toegebracht. „Flink hoor," riep de directeur nog, „Maar „alsjeblieft" niet al te zacht." „Snel naar de hutten," riepen de wachten, „Om te halen speer en schild." Ze liepen daarmede naar de dorpsgrens Schreeuwend, gillend, hard en wild. Want ze dachten aan groote gevaren. Waar de vijand zat? Zy wisten niet, dat het een loos alarm was, Dat men hen bedrogen had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 7