^Binnenlandsch Nieuws
Voor de Huiskamer
Het gestolen Luchtballonnetje
j OF DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
Vereeniging
„Nederlandsch Fabrikaat"
Economische
V oorlichtingsdienst
Ontgoocheling
i
Afgemeene ledenvergadering
te Tilburg
Het voorloopig verslag over
het wetsontwerp
Katholieke Film-Centrale
De nieuwe Senator
KERKNIEUWS
Dc Generaal der Dominicanen
ONDERWIJS
Vacantiecursus Binnenvaart
LANDBOUW EN VEETEELT
De Tarwewet en verkoop te velde
in Noord- en Zuid-Holland
N
I
In het gebouw van de Koninklijke Lieder
tafel „Souvenir des Montagnards" te Tilburg
werd vandaag de algemeene ledenvergadering
van de Vereeniging „Nederlandsch Fabri
kaat" gehouden.
De voorzitter, de heer ir. J. van Dussel-
dorp, opende de bijeenkomst met het uitspre
ken van een rede over: Het verband tus-
sehen invoer en uitvoer van goederen en de
Vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat", waar
aan het volgend^ is ontleend:
Er heerscht nog steeds bij sommigen een
verkeerd begrip omtrent dit verband, welk
verkeerd begrip niet alleen schadelijk gewerkt
heeft op de economische ontwikkeling van
ons land, maar ook aan de oplossing van
de huidige economische moeilijkheden in den
weg staat.
Dit verkeerd begrip is ook vijandig tegen
het streven onzer Vereeniging en het is
daarom hier de plaats om het te bestrijden.
Het is het verkeerd begrip, dat goederen
tegen goederen worden geruild, zoodat men
door goederen in te voeren vraag zou krijgen
voor zijn producten.
Toch meent men die onwaarheid als basis
van economische beschouwingen te mogen
aannemen. Men geeft toe, dat goederen ei
genlijk tegen geldswaarde worden geruild,
doch men is van oordeel, dat die geldswaar
de zich niet kan ophoopen en dat men er
toch goederen voor moet koopen, zoodat goe
deren ten slotte tegen goederen worden ge
ruild.
Van iemand die vóór den inflatietijd zijn
woonhuis verkocht en voor den koopprijs
obligaties in Marken kocht, welke obligaties
zoo sterk daalden, dat hij er later slechts een
potlood voor kon koopen, van zoo iemand
zou men misschien schertsenderwijs kunnen
zeggen: „hij heeft zijn huis verruild voor
een potlood": maar die twee ruilingen
te beschouwen als één ruil in economischen
zin van een woonhuis tegen een potlood, en
daaraan consequenties te verbinden, is on
gerijmd.
Onjuist is de meening van Pierson: dat
men moet wenschen overstroomd te worden
met alle denkbare goederen, want dat aanbod
van buitenlandsche voortbrengselen slechts
een andere uitdrukking is voor vraag naar
eigen voortbrengselen.
Als Nederland uitvoert een millioen gulden
aan boter en het voert een millioen gulden
fabrikaat in, dan is invoer uitvoer
een millioen gulden. Voert het echter niet
een millioen fabrikaat in, maar een millioen
grondstof, en maken anders werkloozen daar
van twee millioen fabrikaat, dan is alweer
invoer een millioen, maar Nederland
heeft voor zijn millioen boter verkregen twee
millioen fabrikaat in plaats van een millioen.
Nederland geniet dus een millioen meer wel
vaart bij onveranderde cijfers van in- en
uitvoer.
Hier treedt duidelijk op den voorgrond de
waardeloosheid van het In- en Uitvoer argu
ment. Het In- en Uitvoer argument is ge
grond op het geldelijk bedrag van invoer en
uitvoer, maar als men door een Neder
landsch fabrikaat de voorkeur te geven, bij
gelijkblijvende waarde van in- en uitvoer,
de welvaart kan verhoogen, is het In- en Uit
voer argument waardeloos.
Het zij verre van mij om de vrijheid der
internationale kapitaalbelegging te willen
knotten, maar waar ik wel met alle kracht
tegen op wil komen is het herhaaldelijk,
ook door het maandblad der Maatschap
pij, geleverd betoog, dat het geen nut heeft
om bij een buitenlandsche leening de leve
ring van goederen te bedingen, omdat, vol
gens het In- en Uitvoer argument, het uit-
leonende land het bedrag van het uitge
leende geld tenslotte toch aan goederen le
vert, ook al heeft het de levering niet als
voorwaarde gesteld.
Thans is een Instituut voor Economische
Voorlichting in wording. Moge het leider
schap daarvan worden opgedragen aan een
man of aan mannen, die niet de dwaalleer
huldigen, dat men door goederen in te
voeren vraagt krijgt voor zijn producten,
want anders zou van die instelling weinig
resultaat te verwachten zijn.
Al is ons land, bij andere landen verge
leken, bevoorrecht doordat het buiten den
oorlog bleef en doordat het uitgestrekte
koloniën heeft, de tijden worden steeds ern
stiger, de toestanden ten onzent worden
zorgeischend; en tenslotte zij men indach
tig dat aan onze met 100.000 per jaar aan
groeiende bevolking, gelegenheid tot arbei
den moet worden gegeven.
Laat ieder onzer zoo krachtig mogelijk
medewerken om de verkeerde begrippen
omtrent het verband tusschen invoer en uit
voer, die vooral onder intellectueelen veel
heerschen, te bestrijden.
Want welvaart kan nooit bevorderd wor
den door ondeugdelijke theorie.
Aan het Overzicht van de werkzaamhe
den gedurende het eerste halfjaar 1931 ont-
leenen wij het volgende:
Bij duizenden en duizenden werden in het
eerste halfjaar van 1931 onze vlugschriftjes
en wandkaartjes verspreid.
Onze tijdschriften „Nederlandsch Fabri
kaat" en „Nederlandsch Fabrikaat in Oost
en West-Indië" hebben een gezamenlijke
maandelijksche oplage van 7500 exemplaren.
Gedurende de eerste zes maanden van het
jaar werden door toedoen van ons bestuur
hier te lande 112 industrieele filmvoorstel
lingen gehouden, waarbij gebruik makende
van het Nederlandsch industrieele filmmate
riaal tot het filmarchief der Vereeniging be-
hoorend in totaal werden vertoond 190.150
Meter film.
Onze langzamerhand welbekende reizende
schooltentoonstelling ondervond ook weder
groote belangstelling bij onderwijsautoritei-
ten en opgroeiend geslacht.
Het bestuur heeft het initiatief genomen
tot het organiseeren van industrieele lezin-
sn met lichtbeelden ten behoeve van het
derwijs. Het bestuur tracht het belangstel-
nden zoo gemakkelijk mogelijk te maken
i beschikt over een zich steeds uitbreiden-
verzameling beschrijvingen met daarbij
hoorende lichtbeelden, betrekking hebben-
op verschillende Nederlandsche fabrieken,
'Ike beschrijvingen met lichtbeelden, zoowel
-Is de hierbij behoorende projectielantaarn
osteloos aan de belangstellenden beschik
baar worden gesteld.
Gedurende den korten tijd, dat wij over
dit materiaal de beschikking hebben werd
hiervan reeds 14 keer gebruik gemaakt.
Onze industrieele voorlichtingsdienst, ten
doel hebbende den afzet van Nederlandsch
fabrikaat in ons eigen land te bevorderen
zoowel als den afzet van onze nationaie
producten in het buitenland, neemt voort
durend in omvang toe, gedurende het af-
keloopen jaar werden 190 maal inlichtingen
verstrekt betreffende afzet van Nederlandsch
fabrikaat in Nederland en 420 maal betref
fende inlichtingen bestemd voor afzet in
het buitenland.
Ook is het een zeer gelukkig verschijnsel
dat de handeldrijvende middenstand hoe
langer hoe meer aan de zijde staat van onze
Vereeniging.
Dat van fabrikantszijde ook in steeds toe
nemende mate wordt ingezien, dat hetgeen
onze Vereeniging doet, belanstelling van de
zijde van het publiek ondervindt, blijkt wel
uit het feit, dat hoe langer hoe meer Ne
derlandsche fabrikanten zich tot het bestuur
onzer Vereeniging wenden met het verzoek
hun artikelen te mogen voorzien van het
bekende V.N.F. kenmerk, ten bewijze dat die
artikelen van Nederlandsch fabrikaat zijn.
Een vraagstuk, dat ook zeer zeker in aan
merking komt om onder de oogen te worden
gezien is op welke wijze onderlinge samen'
werking tusschen de Nederlandsche industrie
en landbouw zou kunnen worden bevorderd.
Dit is een terrein, dat voor bewerking nog
vrijwel geheel braak ligt.
Rede mr. B. J. M. van Spaendonck
De heer mr. B. J. M. van Spaendonck,
secretaris der Kamer van Koophandel en Fa
brieken voor Tilburg en Omstreken, hield ver.
volgens een inleiding over: „De ontwikkeling
van de Brabantsche Industrie". Hieraan is
het volgende ontleend:
De geologische groei van Nederland heeft
ertoe geleid, dat het Westen van ons land
reeds van nature een grooten voorsprong op
het Oosten en Zuiden had.
Brabant en Limburg zijn thans echter de
provincies met de hoogste geboorte-over
schotten en zullen geleidelijk het zwaartepunt
van ons land meer naar het Zuiden brengen.
Dank zij de karaktereigenschappen van het
Brabantsche volk, is het mogelijk geweest de
productiviteit van deze provincie zoodanig op
te voeren, dat de snel-groeiende bevolking er
een steeds beter bestaan heeft weten te
vinden.
Tilburg had op 1 Januari 1830 11.726 in
woners; wanneer de vermeerdering der be
volking gelijken tred had gehouden met die
der geheele provincie Brabant, zou het aan
tal inwoners van Tilburg op 1 Januari 1900
geweest zijn: 18758; er waren er echter
40.628; nemen wij ook van 1 Januari 1900 tot
1 Januari 1930 de vermeerdering van de be
volking der provincie tot grondslag, dan zou
de stad Tilburg op 1 Januari 1930 pl.m.
65.000 inwoners hebben moeten tellen, er wa
ren er echter 76.397. Zoo is ook hier de „trek
naar de stad" teekenend.
De ontwikkeling heeft er in een betrekke
lijk gering aantal jaren toe geleid, dat Bra
bant een provincie is geworden met een over-
heerschend industrieel karakter.
Van de 78 ondernemingen, wier gegevens in
de Statistiek van Voortbrenging en Verbruik
der Nederlandsche wolindustrie zijn verwerkt,
blijken er 48, derhalve 60 pCt. in Tilburg te
zijn gevestigd en 57, ofwel 73 pCt., in de Pro
vincie Noord-Brabant. Deze ondernemingen
zijn voor het grootste deel bedrijven, die zoo
wel de spinnerij als de weverij omvatten.
Nemen wij als uitgangspunt het aantal spin-
spillen, dan blijkt van het totaal aantal
spinspillen Brabant 68 pCt. te bevatten, ter
wijl er van het aantal weefgetouwen niet
minder dan 78 pCt. in Noord-Brabant (Til
burg 70 pCt.) zijn opgesteld.
De totale productie der Nederlandsche
wolnijverheid vertegenwoordigt volgens de
laatst verschenen Productiestatistiek een
waarde van ruim 68 millioen gulden, waar
van voor een bedrag van circa 51 millioen
in het binnenland en circa 17 millioen in het
buitenland wordt afgezet. Nemen wij als
grondslag het aantal weefgetouwen, dan
is het aandeel van Noord-Brabant in dezen
omzet circa 53 millioen gulden en het aan
deel van Tilburg circa 48 millioen gul-
den. t
Onder de nijverheidstakken, die naast de
wolindustrie een typisch Brabantsch karak
ter hebben, neemt de schoenindustrie wel
de voornaamste plaats in. Van de 199 onder
nemingen in de Productiestatistiek ver
werkt zijn er 160 of 80 pCt. in Noord-Bra
bant gevestigd. Van de ruim 9 millioen
paar werden er ruim 7 millioen of 78 pCt.
in Noord-Brabant vervaardigd; terwijl var.
den totalen omzet van bijna 43 millioen
gulden ruim 36 millioen of 84 pCt. door
de Noord-Brabantsche ondernemingen
werden geleverd.
Het ligt zeer zeker op den weg van de
Vereeniging .Nederlandsch Fabrikaat" om
een bijzonder krachtige propaganda te gaan
voeren onder de winkeliers, om deze tot
krachtdadige medewerking aan de Neder-
landsch-fabrikaat-actie te bewegen en hen
duidelijk te maken, dat ook hun eigen be
lang ten zeerste er door wordt gediend, in
dien door het krachtig bevorderen van het
Nederlandsch fabrikaat de werkgelegenheid
hier te lande wordt opgevoerd en daardoor
de koopkracht van de arbeidersbevolking
wordt vergroot.
De lederindustrie is eveneens, zoowel ge
let op het aantal ondernemingen als op het
daarin werkzaam zijnde aantal arbeiders,
voor ruim 80 pCt. in Noord-Brabant geves
tigd.
Volgens de Productie-statistiek bedroeg
de totaal-afzet der Nederlandsche leerfa
brieken in 1929 bijna 43 millioen gulden,
waarvan ruim 34 millioen voor rekening "an
de Noord-Brabantsche fabrieken komt. In
het bijzonder is het overleder een zeer be
langrijk exportproduct, waarvan dan ook in
1930 nog voor bijna 14 millioen gulden kon
worden geëxporteerd.
Een zeer belangrijke plaats wordt in "et
Brabantsche industrieele leven ingenomen
door de sigarenfabrieken.
Verder vroeg spr. de aandacht voor de
zeer belangrijke brouwerij-industrie, de
sterk ontwikkelde zuivelindustrie met haar
belangrijken export in het bijzonder naar
het Ruhrgebied; de vooral voor West-Bra
bant zeer beteekenende suiker-industrie,
door de suikerconjunctuur in hare ontwik
keling echter ten zeerste belemmerd en ten
deele zelfs met den ondergang bedriegd; de
tot grooten bloei gekomen* chocolade-, koek
en biscuitindustrie; 't export-slagerijbedrijf.
en ten slotte de margarine-industrie, die he
laas tengevolge der concentratie in dit be
drijf thans vrijwel geheel uit Noord-Bra
bant is verdwenen, met het daaraan verbon
den, voor Oss en Oosterhout zeer ernstige
verlies van werkgelegenheid.
Gelukkig is dit verlies ruim gecompen
seerd door eenige nieuwe takken van nijver
heid, die in de latere jaren in deze provin
cie tot zeer grooten bloei zijn gekomen, met
name de gloeilampen- en radio-industrie en
kunstzij de-industrie.
Intusschen heeft het den schijn, dat de
groei dezer nijverheid in Eindhoven te snel
is geweest en dat verwacht moet worden,
dat ook bij een intreden van een krachtig
herstel van het bedrijfsleven, waarop wij
toch allen hopen, de werkgelegenheid in ge
noemden tak van nijverheid niet onbelang
rijk zal blijven beneden het hoogtepunt van
een tweetal jaren geleden.
De metaalnijverheid is in Brabant door
een groot aantal belangrijke ondernemingen
vertegenwoordigd.
Eindhoven, Helmond, Oss, Oirschot en Oos
terhout kunnen wijzen op omvangrijke on
dernemingen in de houtindustrie, zoowel
voor emballage-doeleinden als voor de fabri
cage van deuren, ramen en kozijnen.
Als typische producten kunnen in ver
band met de houtindustrie verder nog wor
den genoemd de Oirschotsche stoelen, als
mede de klompen, terwijl in Eindhoven en
Breda lucifersfabrieken zijn gevestigd.
Spr. ziet de toekomstmogelijkheden der
Brabantsche industrie gunstig. Brabant be
schikt over goede wegen, behoorlijke scheep
vaartverbindingen en een volledig spoorweg
net.
Een verdere reden om de toekomst der
Brabantsche industrie met vertrouwen tege
moet te zien, achten wij gelegen in onze
flinke arbeidersbevolking Dank zij een
goede vakopleiding, dank zij een zeer groot
aantal moderne arbeidswoningen, in het al
gemeen volgens het systeem der éénsgezins
woning gebouwd: dank zij de in het alge
meen redelijke arbeidsvoorwaarden, mag
worden verwacht, dat, indien tenminste re
delijke kansen aan de exportbedrijven wor
den geboden en op de binnenlandsche markt
een eerlijke strijd met de buitenlandsche
nijverheid kan worden gevoerd, de Brabant
sche nijverheid ook in de toekomst de sterk
toenemende bevolking een redelijk bestaan
zal kunnen bieden.
Waar intusschen juist de handelspolitieke
vooruitzichten duister zijn, is er in de te
genwoordige tijdsomstandigheden vooral alle
aanleiding om een krachtig beroep te doen
op het geheele Nederlandsche publiek om
het Nederlandsche fabrikaat zooveel moge
lijk te steunen.
Verschenen is het voorloopig verslag der
Tweede Kamer over het wetsontwerp tot wij
ziging en verhooging van het 10e hoofdstuk
der Rijksbegrooting 1931.
Algemeen werd erkend, dat de economische
voorlichting, zooals die thans geschiedt, om
slachtig, onvolledig en dus niet doeltreffend is.
Dat de regeering althans een poging doet
om in den bestaanden toestand verbetering
te brengen, werd gewaardeerd, maar tot een
andere waardeering dan die van erkentelijk
heid over een poging kon men zich niet op
werpen. De verbetering blijft wachten totdat
de nieuw-aangevraagde directeur-generaal zal
zijn benoemd. Van de gewenschte en nood
zakelijk geachte concentratie komt vrijwel
niets terecht. Het aan de Kamer voorgelegde
schema voldoet niet aan de minimale eischen
op dit punt.
Nagenoeg algemeen werd het voorstel dan
ook onvoldoende en ondeugdelijk geacht en
aiet te aanvaarden, ook niet als eerste stap
naar het gewenschte doel.
Een goede samenwerking tusschen de de
partementen blijkt in de practijk nu eenmaal
onmogelijk te zijn, zoodat de minister de
werkelijkheid miskent, indien hij daarop zijn
hoop heeft gevestigd.
Zeer vele leden waren van oordeel, dat een
goede economische outillage der regeering niet
mogelijk is, wanneer de tegenwoordige de
partementale indeeling gehandhaafd blijft.
Een afzonderlijk departement?
Verscheidene leden zouden het de beste op
lossing achten, indien gevormd werd een
departement voor economische zaken, dat
landbouw, handel, nijverheid en scheepvaart
zou moeten omvatten. Dat Binnenlandsche
Zaken een klein departement zou worden,
achtten deze leden een voordeel. Dit wordt
dan het aangewezen departement voor den
minister-president, die dan werkelijk leider
van het kabinet kan zijn, zich met allerlei
belangrijke zaken kan bemoeien en de eenheid
van handelen in het kabinet kan bevorderen.
Verscheidene leden spraken als hun oor
deel uit, dat, zoolang een afzonderlijk depar
tement niet tot stand is gekomen, net plan
der commissie-Posthuma den eenigen uitweg
biedt om tot eenheid, zij het ook buiten
het departementaal verband, te geraken.
Zal de economische voorlichtingsdienst be
vredigend functioneeren, dan zullen, naar 't
oordeel van verscheidene leden, de vertegen
woordigers van Nederland in het buitenland
in staat moeten worden gesteld, beter hun
taak van informatoren te vervullen. Opge
merkt werd, dat de diplomatieke en consulaire
ambtenaren van andere landen er dikwijls
zooveel beter in slagen relaties mogelijk te
maken dan de Nederlandsche. De consulaire
dienst zal o.m. moeten worden uitgebreid door
de aanstelling van beroepsconsuls ter vervan
ging van honoraire consuls.
Met de aanstelling van een directeur-gene
raal konden verscheidene leden zich vereeni
gen. Deze zou toch noodig zijn, welke oplos
sing men ook zoekt. Andere leden waren van
oordeel, dat de voorgenomen aanstelling van
een directeur-generaal aan het hoofd van de
afdeeling Handel en Nijverheid "ki plaats van
een administrateur practisch geen beteeke-
nis heeft.
Algemeen achtte men het niet duidelijk,
waarom de georganiseerde dienst f 200.000
zal moeten kosten, terwijl nog allesbehalve
vaststaat, waartoe de in te stellen dienst zal
uitgroeien.
Verscheidene leden wenschten nadere in
lichtingen over de voornemens van den mi
nister ten aanzien van den Economischen
Raad.
Was men alzoo niet bereid, aan de tot
standkoming van de voorgestelde regeling
mede te werken, men was tevens van mee
ning, dat met verwerping van het wetsont
werp niet kan worden volstaan. Men drong
erop aan, dat een regeling, welke aan de ge
stelde eischen voldoet, zeer spoedig tot stand
zal komen. Met halve maatregelen kan geen
genoegen worden genomen.
bezocht hij daar de lagere school, voorts Steenberghe—Engeringh, die wegens drukt-.e
ce normaalschool te Sneek, doch kwam
later bij het schildersvak. Door Gods genade
geleid, werd hy op 1 Maart 1903 opgenomen
in de katholieke Kerk.
De heer Visser werd mede-oprichter van
den neutralen schildersgezellenbond te
Leeuwarden, doch trad uit dien bond, toen
deze zich aansloot bij het N.V.V.; de heer
Visser werd toen lid van den Christelijken
Schildersgezellenbond,
In 1912 was hy mede-oprichter van de
R K. Werkliedenvereniging „de Leo-
vereeniging" te Leeuwarden; zijn geloofs
ijver deed hem zijn verkeerd georganiseerde
broeders opzoeken, hy stichtte verschillende
vakafdeelingen, waardoor de katholieke
arbeiders in het Noorden, die tot dan toe
grootendeels georganiseerd waren in neu
trale of socialistische vakvereenigingen, in
eigen vakbonden werden ondergebracht.
Sinds September 1918 is hy lid van den
gemeenteraad van Leeuwarden en van de
Provinciale Staten van Friesland.
De voorbereiding tot de stichting van het
vacantie-koloniehus „Mooi Gaasterland
mag mede tot zyn levenswerk gerekend
worden.
Een mooie staat van dienst
Zooals reeds gemeld, is de heer M.
Visser van Leeuwarden benoemd tot lid der
Eerste Kamer, als opvolger van wyien den
heer J. N. Hendrix.
De heer Visser is gesalarieerde van den
Diocesanen Bond van R. K. Werklieden-
vereenigingen in het Aartsbisdom als hoe
danig hy benoemd werd op April 1918.
Geboren 19 October 1880 te Balk (Fr.),
Met veel geraas sj'orde het kleine onder
wijzeresje de zware voetenbank voor het
bord, stapte er op en begon sommetjes te
schrijven. Ze deed haar best met mooie
haaltjes, dun dik, teekende ze haar cijfers.
Wat duurde 't lang! Telkens zakte haar
arm vermoeid naar beneden, maar ook
telkens ging ze weer met nieuwen ijver
voort. Ten laatste was ze klaar en met een
verlicht „goddank", stapte ze van 't podium.
„Daar zullen de kinderen nu toch zeker
wel een uur werk over hebben," prevelde
ze en dan, nog zachter „Als ze dan maar
stil willen zijn."
Toen ging ze op haar hoogen stoel zitten,
en nam een boekje, maar las niet. Haar
blauwe oogen staarden voor zich uit en
t jonge gezichtje werd hoe langer hoe
treuriger.
Alles was dan ook zoo heel anders, dan
zij 't zich had voorgesteld. Ze had 't altijd
heerlijk gevonden, onderwijzeres te worden,
want ze hield dol veel van kinderen. In haar
verbeelding zag ze haar klasse al, jongens
en meisjes. Lekkere kleine jochies, in
matrozenpakjes en kuitkousen en snoezige
meisjes met grappige, korte rokjes en uit
staande gestreken schorten. Ze zou hun
alles leeren, wat ze zelf zoo mooi vond, van
bloemen en vogels ze zou hun zieltjes
openen voor het schoone rondom hen. En
wat zouden ze allen van haar houdenZe
zouden in den zomer bloemen voor haar
meebrengen en, altijd door, kleine bewijzen
van hun liefde geven. Natuurlijk zou 't wel
eens voorkomen, dat er een 'n beetje stout
was en dan zou ze heel boos doen, maar als
de kleine zondaar dan huilde, dan was ze
weer goed. En haar lokaal 1 dat zou er pas
vriendelijk uitzien 1 Mooie platen aan de
muren, op 't tafeltje e&n vaas bloemen,
bloeiende planten op de kozijnen. Zij zelf
zou, o zoo gelukkig zijn. Maar nu?....
Ze keek het sombere lokaal der ouderwet-
sche stadsschool eens rond. Niets was er te
zien dan de kale groengrijze wanden, met
hier en daar een smakelooze plaat, 24 verve-
looze banken, een dofzwarte kachel en een
kast. Door de getraliede ruiten zag ze een
stukje van de steenen speelplaats, daarachter
de huizen van een achterbuurtje. Maar
die leelijke klas was ntets vergeleken met
de kinderen, die acht en veertig vreeselijke
kinderen.
Het onderwijzeresje was zelf nog te veel
kind, dacht nog niet ernstig genoeg, om
iets te kunnen voelen voor die arme stum-
perds, die voor haat zaten. Ze voelde zich
alleen afgestooten door hun vuile gezichten
en handen, hun smerige kleeren, door de
walgelijke lucht, die van hen uitging. Toch
meende ze. dat ze dadr wel overheen kon
komen, maar met over de brutaliteit, over
hun slechte streken. 01 wat ze al niet
hadden durven doen en zeggen 1 Ze kleurde
heet, toen ze er aan dacht. Om verbieden
gaven ze niet, om boos worden of school
blijven heel weinig. Slaan mocht en wilde
ze niet, hoewel haar hand dikwijls jeukte.
Dat jonge kinderen zóó konden zijn, zoo
ruw. zoo plat-beleedigend, neen, dat had ze
nooit kunnen denken
't Kleine onderwijzeresje zuchtte ze
voelde zich bovendien zoo eenzaam op die
groote school. Niemand bekommerde zich
om de „tijdelijke" van de derde klas, en ze
was te trotsch en te verlegen, om zelf stappen
tot toenadering te doen. Haar grootste zorg
was maar, dat de collega's 't merken zouden,
dat ze geen orde had, want dat voelde ze
als een onoverkomelijke schande. Aan nie
mand wilde ze die vreeselijke waarheid
bekennen ze hield zich goed, tegenover haar
huisgenooten, haar kennissen. Al drie lange
treurige weken door, had ze met waren
heldenmoed beweerd dat ze 't we) aardig
vond, alleen wat vreemd, zoo'n groote klas.
maar wel prettig werken..*.
Maar nu raakte haar kracht ten einde
het hoofd der school wist het. Gisteren had
hij gezegd„Juffrouw, dat gaat zoo niet,
u moet eens opletten, dat de kinderen
wat ordelijker de school uitgaan."
Plotseling schrikte ze op, de deur ging
open, de juffrouw uit de klas'naast de hare
kwam binnen, 't Was een flink, goedhartig
meisje, dat haar „bende" onberispelijk in
bedwang had. Ze maakte een praatje met
het bedrukte onderwijzeresje en zei ten
slotte
„Zeg, als ze weer lastig zijn, stuur dan zoo'n
belhamel maar bij mij ik krijg zoo'n heertje
wel klein."
't Onderwijzeresje bloosde hevig en wend
de zich met een hooghartig „Neen, dank
u 1" af. De andere zag de tranen niet, die
op eens in haar oogen schoten en ging met
een beleedigd „zooals u wilt" weg.
Het vriendelijke aanbod had evenwel één
uitwerking. Hier richtte het jonge meisje
zich op. Medelijden.... medelijden....
hadden ze met haar. Maar dat verkoos ze
niet, zóó wilde ze niet behandeld worden.
Vandaag zou ze haar laatste proef nemen.
Streng zou ze zijn, niets door de vingers
zien. Nu zou 't gaan er op of er onder. En
als 't niet ging, dan bleef ze hier niet, dan
wgs 't vandaag voor 't laatst.
Dien middag, na vieren, stond er in
Meneer's klein spreekkamertje een heel
moe, bleek en zenuwachtig onderwijzeresje,
dat verklaarde, dat ze 't niet vol kon houden.
En Meneer, blij, dat hij met goed fatsoen
Zoo gauw van haar afkwam, zei
„Ja, 't is heel jamer, hè, maar als uw
gezondheid er onder lijdt, dan is 't maar
beter zóó. Ik zal direct werk maken van een
nieuwe juffrouw."
Zoo ging met een strak gezichtje de kleine
onderwijzeres, maar thuis, op haar kamertje,
schreide ze tranen, tranen van teleurstelling
en gekrenkten trots.
Jaarverslag over 1930
Een opsomming en beschryving van het,
werken der K. F. C. over het jaar 1930 kan
verdeeld worden in 2 belangryke hoofdstuk
ken n.l.:
a. haar keuringsarbeid ten behoeve der
theaters, die zich onder haar bijzonder toe
zicht stelden;
b. haar gewone organisatorische arbeid
zooals het organisatie-leven van iedere orga
nisatie vraagt en welke noodig is om haar
moreele en materieele positie te bestendigen
en te versterken.
Het mag in dit jaarverslag nog wel in t
kort worden gememoreerd, dat in October
1929 het conflict tusschen den Ned. Bioscoop
bond en de vereeniging van Zuideiyke ge
meenten werd by gelegd en dat by opheffing
van dit conflict aan de K. F. C. de keuring
werd opgedragen van de C.-films ter vertoo
ning in de bioscooptheaters in het Zuiden
des lands, die zich byna zonder uitzondering
onder het byzonder toezicht der K. F. C. ge
plaatst hadden en daarmede de verplichting
op zich namen, uitsluitend door de K. F. C.
toelaatbaar verklaarde films te vertoonen.
By de opheffing van dit conflict in Octobei
1929 nam de K. F. C. op zich te zorgen, dat
voor 1 November 1929 een voldoend aantal
C.-films zou zyn gekeurd en zoo mogeiys
toelaatbaar zou zyn verklaard.
De K F. C. zag zich hierdoor voor ae
noodzakèiykheid geplaatst by de beoordeeling
van dé by tientallen ter keuring aangeboden
films, gebruik te maken van bekende uit
spraken omtrent deze films o.a. recensies
uit katholieke dagbladen etc. waarop zij
meende zich in dezen overgangstyd wel te
kunnen verlaten.
Na eenige weken van ingespannen arbeid
mocht zy het genoegen smaken volledig in
haar arbeid te zyn geslaagd, d.w.z. zij kon
per 1 November aan de bioscoopexploitanten
ïysten overleggen waarop een groot aantal
toelaatbaar verklaarde films stond aangege
ven en waarvan de kwantiteit en kwaliteit
ruimschoots voldoende waren om de Zuide-
ïyke theaters, gezien het aantal toegelaten
C.-films voor eenige weken en zelfs voor
enkele maanden tevreden te stellen.
Daardoor was het haar mogeiyk haar keu
ringsarbeid beter, of liever, zóó te organisee
ren dat zy aan daaraan redeiyk te stellen
eischen geheel voldeed en alle waarborgen
in zich droeg, dat geen films meer zouden
worden toegelaten, die wellicht by rustiger
beoordeeling zouden zyn verboden.
Met de grootst mogelijke nauwgezethela
en diep verantwoordeiykheidsgevoel werden
in het afgeloopen jaar, steeds na persoon-
ïyke aanschouwing, 379 films door de keur
ders beoordeeld.
Geiyken tred met dezen omvangryken ar
beid der keurders hield de arbeid van het ad
ministratiekantoor der K. F. C.. Maandeiyks
soms 2 maal per maand werden de toelaat
baar verklaarde films op ïysten gebracht,
welke ïysten in een oplaag van ongeveer 500
stuks aan de gemeentebesturen in bet Zuiden
des lands, aan de bioscoopexploitanten, die
zich onder het byzonder toezicht der K. F. C.
stelden en aan alle filmverhuurkantoren in
Nederland toegezonden.-
Er werden gehouden 4 algemeene en 6
dageiyksche bestuursvergaderingen en een 2-
tal conferenties, waarvan de eene met de
vertegenwoordigers der redacties van Katho
lieke Dagbladen om te bespreken de moge-
ïykheid in de Katholieke Dagbladen een
fümbeoordeeling te verkrygen, die in hoofd
zaak aan die der K. F. C. zou geiyk zyn.
De tweede conferentie werd gehouden met
een delegatie van het bestuur van den Aarts-
diocesanen Vrouwenbond, welke delegatie
met het bestuur der K. F. C. kwam bespre
ken de mogelijkheid van het doen vervaar
digen van een film, die als propagandafilm
voor de katholieke vrouwenbeweging zou
kunnen dienen,
In den loop van het jaar traden tot het
Algemeen Bestuur toe, de heeren Mr. C. P. M.
Romme, Mr. A. J. M. Hendrix en H. v. a.
Eerenbeemt, terwyi in de plaats van Mevr.
bezigheden voor het lidmaatschap bedankte,
Mevr. Hanau—Baesjou toetrad.
In het Dagelijks Bestuur hadden bij her
haling belangrijke wijzigingen plaats.
Mr. E. M. H. Bolsius, die vanaf de oprich
ting, voorzitter der K. F. C. geweest was en
aan wien de K.F.C. groote dank verschuldigd
is, zag zich tot zijn leedwezen gedwongen het
voorzitterschap der K. F. C. neer te leggen
en tevens te bedanken als lid van het Alge
meen Bestuur der K. F. C.
In zyn plaats werd benoemd Notaris Luykx
te Amsterdam, die echter spoedig zijn functie
neerlegde en per 30 December j.l. werd op
gevolgd door Mr. A. F. L. M. Tepe. die tot
dien datum penningmeester der K. F. C. ge
weest was.
Een verkiezing voor een nieuw lid van het
Dageiyksch Bestuur was hierdoor noodig.
Met algemeene stemmen werd de heer L.
Weterings in de vergadering van 30 Decem
ber j.l. hiervoor gekozen.
Aan den heer Boekraad, die tot heden
2e secretaris geweest was werd tevens het,
penningmeesterschap toevertrouwd.
Met groote voldoening mag in dit jaarver
slag gewezen worden op het uitstekend ge
slaagde nationale Katholieke filmcongres,
dat op 10 December in het gebouw „Ami-
citia" te 's Gravenhage gehouden werd en
dat zich in een niet-verwacht groot aantal
bezoekers mocht verheugen.
Vermeld dient nog te worden, dat door
het geringe aantal abonné's op de ..Filmgids"
't bestuur besloot de uitgave van dezen gids
per 1 Januari te staken en om te zetten in
op onregelmatige tijden verschonende „Me-
dedeelingen", welke gratis aan donateurs
der K. F. C. worden toegezonden; en ver
volgens met groote dankbaarheid, dat Z. H.
Exc. Mgr. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht,
aan de K. F. C. een bedrag van f 500.
schonk.
Bezoek bij den Internuntius
De Magister-Generaal der Dominicanen,
Pater M. Gillet, heeft gistermiddag in gezel
schap van zijn socius Pater dr. Kuhlmann
en den Provinciaal der Nederlandsche domi
nicanen, Pater Jurrius, een bezoek affelegd
by den internuntius Mr. L. Schioppa.
Mgr. Dr. A. Schaepman
Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht
heeft om gezondheidsredenen aan den Hoog
eerwaarden Hooggeleerden heer Mgr. dr. A.
C. M. Schaepman op diens verzoek op de
meest eervolle wyze ontslag verleend als Pre
sident van het Groot-Seminarie „Rijsenburg"
en als Professor in het kerkeiyk recht aan
voornoemd Seminarie en wel met ingang van
17 Juli as.
De Vacantiecursus voor de directeuren en
leeraren der Binnenvaartscholen van het
Onderwysfonds voor de Scheepvaart, zal
dit jaar gehouden worden in de eerste
week van Augustus aan boord van het In
structievaartuig „Prins Hendrik".
Op 4 Augustus zullen de deelnemers aan
den cursus van Amsterdam vertrekken.
De oefentocht wordt gemaakt naar
Lemmer, Sneek en Stavoren. Vandaar zal
een bezoek gebracht worden aan de Zui
derzeewerken en via Wieringen en Medem-
blik wordt naar Enkhuizen gevaren.
Gedurende den cursus zullen eenige be
langryke inleidingen worden gehouden.
De tarweorganisaties voor Noord- en Zuid-
Holland hebben een regeling getroffen voor
den in sommige gebieden dezer provincies
voorkomenden verkoop van tarwe te velde.
Teneinde de telers, die hun gewas reeds te
velde staand verkoopen zooveel mogeiyk van
de tarwewet te doen profiteeren, is het noo
dig, dat de tarwe na den verkoop door de
Gewestelijke Organisaties erkend biyft. Dit
zal geschieden, indien de verkooper er voor
zorg draagt, dat hy tijdig een verkoopver
gunning heeft en na den verkoop een hjst
overlegt, waarin de namen en adressen der
koopers en de grootte der door dezen ge
kochte perceelen, vermeld zyn.
Voor zoover de koopers geen lid-aangeslo
tene of erkend handelaar zijn, dienen zy een
daarvoor bestemd formulier in te vullen en
te teekemn. zy verklaren hierin, dat zij
zullen meewerken aan een goede uitvoering.
Het is alleen de bedoeling toestemming
voor verkoop te velde te verleenen voor zoo
ver het plaatseiyk gebruik dit wettigt
1
435. „En met de zweep er op geslagen."
Riep de baas: „ben je eindeiyk daar?"
En hy keek woedend naar den jongen,
Rookend een groote sigaar.
En hy wachtte rustig op den zweepslag,
Den armen jongen toegebracht.
„Flink hoor," riep de directeur nog,
„Maar „alsjeblieft" niet al te zacht."
„Snel naar de hutten," riepen de wachten,
„Om te halen speer en schild."
Ze liepen daarmede naar de dorpsgrens
Schreeuwend, gillend, hard en wild.
Want ze dachten aan groote gevaren.
Waar de vijand zat?
Zy wisten niet, dat het een loos alarm was,
Dat men hen bedrogen had.