J. Lottgering
Verregende HOEDEN
DE STRIJD OM DE SCHATTEN VAN
ERIC DE ROODE'S LAND
KIJK UIT, HAROLD
m
Regenjassen en -mantels
TWEEDE BLAD
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1931
BLADZIJDE
Het Deensche drie-jarenplan - Het onrecht van 1814
Gr. Houtstraat 5a, Tel. 10771
STADSNIEUWS
Het vertrek van pastoor
Boogmans
Goud-doublé
Alleen: ZIJLSTRAAT 97
OPTICIENS
LUCHTVAART
Zweefvliegen
Een vliegkamp te Egmond aan Zee?
ELCK WAT WILS
Trek'es no. 717
VELSEN—DRIEHUIS
REMBRANDT- THEA TER
m
De oude Noorsche Vikingkolonies in Groen
land, door Eric de Roode even voor het jaar
1000 gesticht, waren ten doode opgeschreven
en gingen voor het moederland verloren toen
tegen het einde der vijftiende eeuw het
steeds zeldzamer contact tusschen kolonie
en moederland voorgoed werd verbroken.
Maar in Noorwegen zelf bleef de herinnering
aan het land ver weg over de zee leven en
nadat de walvischvaarders der zeventiende
eeuw Groenland hadden teruggevonden, sprak
deze sterker dan ooit te voren. Na meerdere
vergeefsche pogingen, door anderen voor
hem gedaan, vond de Noorsche zendeling
Hans Egede die de Eskimo's met zijn woord
en zijn stok tot het christendom zou bekee-
ren de puinhoopen der oude nederzettingen
aan de Westkust terug. Zonder eenige hulp
van den Deensch-Noorschen koning, te Ko
penhagen resideerend, slaagde hij er in de
Noorsche kolonie, zij het dan op de beschei
den schaal van een handelsfactorij, te doen
herleven. Ter vermijding van misverstand:
Hans Egede zelf zocht geen winst, maar
slechts de mogelijkheid om voor de Eskimo's,
die nog in het steenen of liever het beenen
tijdperk leefden, betere bestaansmogelijkhe
den te scheppen. De kooplieden, die hij riep
en vooral die na hen kwamen, hadden, he
laas, geheel andere idealen. Wat de Eskimo's
aan den lijve bitterlijk hebben ondervonden.
Februari 1723 gaf de Deensch-Noorsche ko
ning een charter aan een Bergensche han
delsmaatschappij, waardoor deze het mono
polie kreeg van den handel met: Groenland,
dat behoort tot ons koninkrijk Noorwegen!
In 1814 werd Frederik den zesde, koning
van Denemarken en Noorwegen, als bondge
noot van Napoleon de vrede van Kiel opge
legd. Geboren Deen behield hij Denemarken,
maar werd gedwongen Noorwegen aan Zwe
den af te staan. Hij slaagde er echter in te
doen opnemen in de acte van afstand, dat
Groenland, IJsland en de Faroer niet in den
afstand waren inbegrepen.
Nooit heeft 't Noorsche volk de souvereini-
teitsoverdracht over een geheel volk aan een
vreemd koninkrijk erkend. Binnen drie maan
den hadden de Noren een eigen grondwet ge
maakt en de vereeniging met Zweden kreeg
slechts het karakter van een personeele unie,
die in onze dagen in gemeenschappelijk over
leg werd ontbonden. Nooit heeft het Noorsche
volk het recht erkend van Frederik den zes
den om de door de Noren gekoloniseerde lan
den de Faröer, IJsland en Groenland
voor zich te behouden en onder Denemarken
te brengen. De ontbinding der unie van 1665
kon volgens Noorsche en internationale
rechtsopvattingen nooit gepaard gaan met de
overdracht van stukken Noorsch gebied aan
Denemarken.
Juist deze voorgeschiedenis maakt het vol
komen verklaarbaar, dat het Noorsche volk
er zich zoo eensgezind tegen verzet, dat de
Denen hun gezag ook nog over de niet geko-
nolorieseerde gedeelten van Groenland zou
den uitbreiden. Uit den aard der zaak spreekt
het handelsverdrag, dat in 1826 tusschen
Noorwegen en Denemarken werd gesloten
over Groenland als over een Deensche ko
lonie, wat echter vanzelfsprekend slechts
voortvloeit uit den feitelijken toestand en
geen speciale erkenning of prijsgeving van
historische rechten inhoudt.
Van grooter belang is de regeling over de
verdeeling der nationale schuld tusschen de
beide landen in 1819, waarbij beide partijen
afstand doen van alle vroegere rechten ten
opzichte van elkaar. Hierin vindt Denemar
ken natuurlijk een zeer sterken ondergrond
om te kunnen zeggen, dat Noorwegen daar
mee voor goed afzag van alle rechten op
Groenland. Er waren vroeger dan ook wel
Noren die dit erkennen wilden, maar op het
oogenblik weten de Noren maar al te goed,
dat de conventie door een zwak en alleen
staand Noorwegen geteekend werd onder den
druk der groote mogendheden.
Het onrecht van 1814 wordt in Noorwegen
nog steeds zeer diep gevoeld en naast de ju
ridische en zakelijke argumenten spreken alle
gevoelsargumenten ten gunste van de Noor
sche rechten op Groenland.
Deensche Rechten
ue Noorsche kolonies, die in 1814 in Deen
sche handen overgingen, strekten zich uit van
den 60sten tot den 73sten graad Noorder
breedte uitsluitend aan de Westkust.
Eerst in 1894 stichtte de Deensche regee
ring te Angmagssalik 65 gr. 3 min.
aan de Oostkust een Eskimoreservaat (ons
Nederlanders toegewezen als magnetisch
station voor het 2de Internationale Pool-
jaar 1932-'33) en pas in 1905 bracht het
zijn koloniale invloedssfeer aan de Westkust
omhoog tot 74 gr. 30 min. Noorderbreedte.
Meer dan 90 procent van Groenland is nooit
door eenige natie, ook niet door Denemar
ken, daadwerkelijk in bezit genomen. Zoo
bijv. het geheele met landijs bedekte binnen
land, het Noordelijkste deel van de West
kust en de lange Oostkust, behalve dan
Angmagssalik. Zoodat de niet-Denen al
Opnieuw modeleeren
Opnieuw waterproof maken
deze gedeelten menschen te beschouwen als
„Terra-Nullius", Niemandsland, wanneer
hen dat in hun kraa.n te pas komt.
Toen in 1916 de Denen onder zachten
dwang de Deensche kolonies in West-Indië
aan Amerika moesten verkoopen, was Ame
rika, dat geen belangen had in Groenland,
wel zoo vriendelijk te verklaren, dat Ameri
ka geen bezwaren had tegen het feit, wan
neer Denemarken zijn politieken en econo-
mischen invloed tot geheel Groenland zou
uitbreiden. Sindsdien hebben meerdere lan
den het Amerikaansche voorbeeld gevolgd;
natuurlijk Engeland en Noorwegen niet, en
wel omdat vooral het laatste zeer groote
belangen aan de Oostkust heeft; Engeland
ook, maar meer juridische dan feitelijke.
Zeer begrijpelijk is het altijd het Deen
sche streven geweest om de volstrekte sou-
vereiniteit over geheel Groenland te ver
krijgen, door, wat Denemarken zelf als Nie
mandsland beschouwd had, van status te
doen veranderen, naarmate dat Niemands
land belangen begon te vertegenwoordigen.
In 1919 scheen het dat de Noren hun rech
ten prijs zouden geven, doordat de toen
malige Noorsche minister in een persoonlijk
onderhoud met z'n Deenschen collega mede
deelde, dat Noorwegen zich niet zou ver
zetten tegen de Deensche wenschen. Kopen
hagen vergat echter het ijzer te smeden
toen het nog heet was, want het deed eerst
in '21 de noodige stappen. In Noorwegen was
inmiddels een sterke oppositie ontstaan,
dank zij het optreden der Groenland-
visschers en pelsjagers, die vóór alles bang
waren dat de Denen de Oostkust zouden
sluiten, zooals zij Groenland overal elders
gedaan hadden en ook daar het Deensche
handelsmonopolie zouden gaan toepassen.
Dat dit niet op baatzucht gebaseerd is,
maar slechts het belang der Eskimo's be
oogt, deed voor deze Noorsche belangheb
benden natuurlijk niets ter zake. Daarom
deelde de Noorsche regeering aan Kopen
hagen mee, dat Noorwegen geen afstand
kon doen van de visch- en jachtrechten tot
op dat oogenblik door de Noren op Groen
land en de wateren daarom uitgeoefend. Dit
weerhield Denemarken niet om toch voor
geheel Groenland het monopolie-systeem
af te kondigen. Op de Noren maakte zulks
een zeer onaangenamen indruk; tal van
Noorsche pelsjagers overwinteren regelmatig
op de Oostkust, zeehonden- en walrusjagers
vinden hun brood op het kustijs ervan, ka
beljauw- en heilbotvisschers visschen er
zeer druk. De Denen hadden op de Oost
kust buiten de Eskimo en clave die hun
geld kost in plaats van opbrengst feitelijk
geen belangen, pe Noren haalden en halen
er millioenen kronen vandaan, zoodat de
belangen en werkelijke of vermeende rech
ten wel zeer uit elkaar liepen. Ook op de
Westkust, buiten de territoriale wateren,
visschen de Noren zeer druk.
Na veel wrijving kwam men in Juni 1924
tot een compromis, waarbij beide partijen
zich aan de Oostkust alle rechten voorbe
hielden, maar waardoor desniettemin de
Noren daar ter plaatse konden blijven vis
schen en jagen.
Het Driejarenplan
Bij het Oostkustcompromis van '24 ver
klaarden de Noren met nadruk, dat, als de
Oostkust, die Noorwegen goeddeels als Nie
mandsland beschouwde, onder eenige sou-
vereiniteit geplaatst zou worden, dit de
Noorsche moest zijn. In 1925 werden de
Noren onaangenaam getroffen door het feit,
dat Denemarken eerst met Engeland en
daarna met Frankrijk een tractaat sloot,
waardoor deze landen voor Oost-Groenland
de positie van meest begunstigde kregen.
Direct waarschuwde Noorwegen deze landen,
dat het de souvereiniteit van Denemarken
over geheel Groenland onmogelijk kon er
kennen.
Gelukkig bleef alles bij het oude en had
den er door de afwezigheid der Denen nooit
incidenten plaats tusschen Noorsche en
Deensche visschers of jagers. Maar in 1930
liep de zaak mis, doordat de Denen een
wetenschappelijke expeditie naar de Oost
kust zonden. Deze zou twee basiskampen
betrekken en deze door voedseldepöts op
telkens een dagmarsch afstand verbinden.
Vijftien geleerde specialisten waren van de
party en de expeditie had ook de mogelijk
heid te onderzoeken van Eskimo-kolonisatie,
zooals na Angmagssalik, waar men het over
schot der Eskimo's van de Oostkust had sa
mengebracht, ook te Scoresby Sont niet
zonder succes was geschied.
De Deensche expeditieleider Lauge Koch
kreeg een magistraatsaanstelling, waardoor
alle Oostkust-bewoners Denen, Eskimo's
en ook de Noren onder zijn jurisdictie
vielen. In drie jaar tijds zou de expeditie
de heele Oostkust in kaart brengen en alle
maatregelen voor de ontwikkeling ervan
nemen of voorstellen.
Begrijpelijkerwijze sloeg den Noren voor dit
Deensche Driejarenplan de schrik in de
beenen. Vooral de aan Lauge Koch ver
leende volmachten waren voor hen volstrekt
onaannemelijk: elk jaar overwinteren op de
Oostkust, zeker een tachtigtal Noorsche val
lenzetters, welke dus onder Deensch gezag
zouden komen. Evenzoo het Noorsche zo-
merradiostation te Mygbutten, dat den rob-
benjagers en visschers dagelijks waarschu-
wingsberichten geeft.
Het is de beide regeeringen niet mogen
gelukken tob overeenstemming te komen.
De Noren, die ook een expeditie ter plaatse
hadden, waarvan de leider, Adolf Hoel, even
eens jurisdictie had doch uitsluitend over
de Noren boden aan, deze jurisdictie in
te trekken, wanneer de Denen dit met die
van Lauge Koch deden. Dit voorstel werd
niet aangenomen. Inmiddels heeft de Noor
sche expeditie de Noorsche vlag geheschen
en het Noorsche gouvernement de niet-of-
ficieele bezetting van de Oostkust van 71
gr. 30 min. tot 75 gr. 40 min. erkend. Ang
magssalik, waar wij, Nederlanders, het vol
gend jaar heengaan, valt dus buiten het
bestreden gebied, dat nu den naam Eric de
Roode's Land gekregen heeft. Een naam, die
zeker sterk op het Noorsche gemoed zal
werken, maar den buitenlander allicht mis
plaatst zal lijken: de woeste Viking zette
er nooit één voet, al was hij de ontdekker
van het land, dat hijzelf Groenland doopte.
De wrijving, tusschen beide regeeringen
ontstaan de Noren landden voor enkele
dagen een tweede expeditie met aanvulling
van menschen en materiaal voor de eer
ste vindt voor een niet gering gedeelte
haar oorzaak in het feit, dat de overeen
komst van 1924 volgens de Noren inhield,
dat geen van beide landen souvereiniteits-
rechten zou uitoefenen in het betwiste ge
bied, zoolang deze van kracht bleef. Daar
Denemarken ze niet opgezegd heeft, be
schouwen de Noren ze geschonden door de
aan Lauge Koch verleende volmachten, ter
wijl de Denen het standpunt innemen, dat
de overeenkomst het uitoefenen van souve-
reiniteitsrechten niet uitsluit. Hadden de
Noren nu niet hun vlag geheschen, dan had
het Haagsche Hof door beide partijen
als scheidsrechter aangenomen voor mee-
ningsverschillen voortvloeiend uit de over
eenkomst van 1924 nooit anders kunnen
verklaren dan: De Oostkust is Deensch of
Niemandsland. Zoodat voor Noorwegen
nooit een gunstige beslissing mogelijk zou
zijn geweest, alleen een negatieve. Waarmee
de zaak maar zeer weinig verder zou zijn
gebracht.
De Noprsche regeering heeft de niet-offi-
cieele-inbezitname pas erkend, nadat De
nemarken geweigerd had te onderhandelen
over het betwiste gebied op een basis, die
een gunstige beslissing ook voor Noorwegen
zou mogelijk maken en dat, waar 't Haag
sche Hof Niemandsland zou zien, Denemar
ken geen bezwaar zou maken tegen Noor
sche souvereiniteit en dat tenslotte de rech
ten van Denemarken getoetst zouden wor
den naar den toestand in- rechten en in
feiten op 1 Juli 1931.
Zooals de zaak nu staat, komt ze niet
automatisch voor het Haagsche Hof. Daar
voor zal nog heel wat noodig zijn: misschien
zelfs wel volkenbondsbemiddeling.
Juridisch staan de Denen vrij sterk; ju
ridisch en feitelijk is de Noorsche positie
echter oogenschijnlijk sterker. Voor "de lief
hebbers van Internationaal Recht 'n prach
tig schaakspel om te volgen. De Denen heb
ben direct niet zoo heel veel te verliezen.
De Noren alles, want verliezen zy te zijner
tijd het pleit, dan hangt hun visschers vloot
heelemaal in de lucht, mogen hun robben-
jagers niet binnen de territoriale wateren
komen en moeten hun pelsjagers en radio-
menschen zich inschepen.
Een afscheidswoord
Installatie nieuwe Herder
Om half elf zal de Zeereerw. Heer Pastoor
L. J. Boogmans, die benoemd is tot archi
varis van het bisdom Haarlem, in zijn pa
rochiekerk de plechtige H. Hoogmis opdra
gen, waaronder hij een afscheidswoord tot
zijn parochianen zal richten.
Na de Hoogmis is er tot half twee in
het gymnastieklokaal der Eerw. Broeders
gelegenheid afscheid te nemen van den
Zeereerw. Heer Pastoor.
Vrijdagavond wordt de nieuw benoemde
Pastoor geïnstalleerd. Om half zeven wordt
Z. Eerw. van den trein gehaald. Hij be
geeft zich vandaar naar het Bavodorp. Daar
zal een optocht worden gevormd van pa
tronaatsleden en corporaties. Vandaar
wordt naar de parochiekerk gemarcheerd,
waar het plechtig Lof zal worden gecele
breerd en de installatieplechtigheid zal
plaats hebben.
Het parochieblad van de kerk van den H.
Joannes den Dooper bevat het volgende af
scheidswoord aan zijn heengaanden herder,
pastoor Boogmans:
Wat reeds lang bekend was, gaat nu ook
gebeuren: Pastoor Boogmans gaat na een
pastoraat van ruim 13 jaar de parochianen
van Sint Jan verlaten om zich aan zijn
nieuwen werkkring te geven als archivaris
van het Bisdom en Conservator van het Bis
schoppelijk Museum.
Al weten de parochianen van Sint Jan,
dat deze benoeming voor hun pastoor een
eervolle is, waarmee zij hem allen graag ge-
lukwenschen: op het oogenblik denken wij
toch allereerst aan zijn heengaan.
Juist door. dit vertrek al zoo lang
te voren beken., was, is er door de parochia
nen druk over gesproken, en in het alge
meen konden wij niet anders beluisteren
dan klanken van dankbare waardeering voor
het vele en groote werk. dat Pastoor Boog
mans in dien tijd heeft verricht.
Alles opnoemen, wat in die 13 jaar onder
onmiddellijke leiding of onder daadwerke
lijke aansporing en medewerking van Pas
toor Boogmans in de parochie is tot stand
gekomen, zou ons in herhaling doen ver
vallen van wat wij een goed half jaar ge
leden schreven bij de viering van het 12'A-
jarig pastoraat van onzen herder in Sint
Jan. Wij willen by dit afscheid liever vooral
den geest roemen, waarmee al dat werk ver
richt is: den geest van doortastendheid en
absolute onbaatzuchtigheid.
Zichzelf heeft pastoor Boogmans nooit
gezocht: en daarom is er veel van zijn werk
en weldaden zelfs aan zijn naaste omge
ving onbekend gebleven! Voor wie onnoodig
beslag op zijn tyd legde, kon pastoor mis
schien wel eens wat ongevoelig schynen.
Maar wie zaken met hem te doen kreeg,
moest zijn helder inzicht en doortastendheid
prijzen en wie in werkelijke moeilijkheden
en zorgen tot hem kwam, vond een mis
schien onverwacht meeleven en edelmoedig
heid.
Lorgnetten a 3.25.
Juist deze eigenschappen hebben pastoor
Boogmans in staat gesteld op een goeden
grondslag een gezond parochie-leven op te
touwen, wat al heerlijke vruchten gedragen
heeft en nog veel belooft voor de toekomst.
Wat de engel bij zijn verschijning aan
Zacharias als de taak van onzen grooten
kerkpatroon Joannes den Dooper noemde:
„Hy zal uitgaan om den Heer een goedge-
stemd volk te bereiden", dat beschouwde
pastoor Boogmans ook als zijn allereerste
taak: zyn parochianen in ware godsdienstig
heid te vormen en te doen volharden. Alles
wat gedaan werd aan den luister van Gods
huis, de viering der kerkelijke plechtigheden,
al het werk voor onderwijs en jeugdvorming
werd op dezen toon afgestemd. Voor sommi
gen was die toon in het begin misschien wel
wat al te zuiver: iedereen zal nu moeten er
kennen, dat de parochie ermee gebaat is ge
weest!
Laat Pastoor Boogmans dan alleen vrien
den en volmaakt werk achter? Niemand
die dat denken zal.
In een boek getiteld: „Ce que peut un
curé aujourdhui" van Mgr. M. Gonzales
Garcia komt een uitvoerig hoofdstuk voor:
„Wat een Pastoor niet vermag!"; waarbij
de schrijver dan een viertal zaken opnoemt:
le. Hq kan niet alle zielen bekeeren; 2e niet
alle zonde en ergernis uit z'n parochie weg
nemen; 3e. niet altijd op den daadwerkelij
ken steun rekenen van al zijn confraters; 4e.
niet als algemeenen regel de sympathie win
nen van al zijn parochianen!
Mij dunkt, de schrijver van dit boek heeft
wel kqk op de werkelijkheid, al is het mis
schien een ontnuchtering voor wie denkt,
dat dit hoofdstuk niet in zijn levensgeschie
denis voorkomt! Maar pastoor Boogmans is
een man met voldoenden werkelijkheidszin
om te begrijpen, dat in een 13-jarïg pasto
raat die verschillende phasen zich voordoen,
den eenen tyd meer den anderen tyd min
der. Maar dat verhindert niet het zegenrijke
van de priesterlijke werkzaamheid en nog
minder de verdiensten in de oogen van Hem,
tot wiens eer alle priesteriyk werk moet
worden verricht.
Pastoor Boogmans: al degenen, die U
kennen uit uw dageiyksch leven en werken,
weten, hoe wars gy altyd zyt van alle per
soonlijke huldigingen en feesteiykheden, wij
hebben dien wensch altyd zooveel mogeiyk
geëerbiedigd, maar sta uw parochianen toe
nu by uw vertrek uit onze parochie uitdruk
king te geven aan hun eerbiedige bewonde
ring en hartehjken dank voor uw priester
iyk voorbeeld, uw zeldzame werkkracht en
groote onbaatzuchtigheid. Tot in de lengte
van dagen zullen niet alleen de steenen ge
bouwen, maar ook het geloofsleven der ka
tholieken in de St. Jansparochie biyven ge
tuigen van uw 13-jarig pastoraat.
Dat geve de goede God!
Examen hoofdacte
HAARLEM, 7 Aug. Geëx. 3 vrl. en 5 mnl.
cand. Geslaagd de dames: L. E. M. van
Dück, Edam; G. H. N. M. Hillebrand, Am
sterdam, en de heer Jac. Honingh, Zaan
dam.
Daar het opleidingskamp voor zweefvlie
gers op het eiland Schouwen geen doorgang
kan vinden, omdat de vergunningen niet
verleend kunnen worden wegens de zwakke
zeewering daar ter plaatse, zijn met net De
partement van Waterstaat onderhandelingen
aangeknoopt voor het verkrijgen van zweef-
vergunningen te Egmond aan Zee, waar een
duin- en strandstrook door de Mij. Zeebad
„Egmond" aan de Algemeene Nederlandsche
Zweefvereeniging is afgestaan.
Ook de burgemeester van Egmond aan Zee
heeft zijn vollen steun toegezegd dit kamp te
doen slagen.
De zweefvereeniging hoopt dezer dagen de
benoodigde zweefvergunning te verkrijgen,
waardoor het eerste Nederlandsche zweef-
kamp dezen zomer toch nog doorgang zou
kunnen vinden.
Noue ontkoming van vliegenier
Verloor een wiel en denk dat dit twee is
Wy ontleenen het volgende aan het te
Pretoria verschijnend blad „Ons Vader
land":
'n Groot skare mense, ingeslote, pers-
manne, het die aankoms afgewag by die Ba-
ragwanathse vliegpark van 'n jong man, wie
se vliegtuig één landingswiel in die Vrystaat
verloor het. Verwag werd dat hy homself en
sy masjien sou verpletter, wanneer hy grond
vat.
Die jong man is Fred Eggeling, van Ger-
miston, wat aan die Union Airways verbonde
is. Hy is verplig om naby Smithfield te
land, waar sy masjien in die modder vast-
gesit het. Die masjien aldaar is uitgesleep,
en toe het hy probeer om weer die lug in te
vaar. Sodoende het hy egter 'n miershoop
geraakt, wat een wiel en die stutte afgeruk
het.
Die toeskouers het dadelik na Johannesburg
getelefoneer en die vliegparke by Germiston
en Baragwanath in kennis gestel van wat
gebeur het. Terwyl diegenes op die aarde
onder die indruk was dat Eggeling onbewus
was van die fei dat hy een wiel verloor het,
was Eggeling aan die anderkant egter onder
die indruk dat hy albei wiele verloor het, en
sy gevoelens gedurende die drie ure terwyi
hy op reis was kan goed begryp word.
Toe hy sy verskyning oor Baragwanath
Niet klagen!
We zyn toch, jandorie,
'n Aardig soort volk,
We zijn, potverdrie,
Rare menschen,
Want nauweiyks hebben we
Wat werd begeerd,
Of we gaan het weer
Andersom wenschen.
We hebben gejammerd,
Gescholden, gekift,
Om 'n Zomer, die
Niet wilde komen,
We hebben z'n
Absenteïsme gelaakt,
Z'n wegblijven
Kwalijk genomen.
't Was elke dag regen
Of herfstige wind;
Tot aan de vacantie
Was 't ruzie.
't V/oord „Zomer" wei-
In permanent saggerijn
Vermaakt tot een
Zure illusie.
We hadden in Juni
De kachels nog staan,
De borstrok werd
Niet opgeborgen,
Er was nog 'n
Enkele oer-optimist,
Die daag'iyks vertrouwde
Op „morgen."
Maar nu dan toch
Eind'iyk de zomer er is,
Om ruimschoots
Te „restitueeren",
Nou loopen we allen
Alweer om het hardst
Over hitte
Te lamenteeren.
We puffen en blazen
En sloomen ons neer
In hangmat of
Rieten gestoelte.
Het jamm'ren en klagen
Begint weer opnieuw,
Nu smeeken we weer
Om wat koelte
We zuchten: ,,'t Is warm",
We zuchten: ,,'t Is heet",
We zuchten: „Och, och,
Is dat zweeten!"
We drinken de
Duinwaterleiding failliet.
En durven haast niet
Te gaan eten.
En de zon, die voor kort
Enkel scheldwoorden kreeg,
Omdat ze geen
Stralen wou geven,
Wordt thans met gordynen,
Met schermen en luik
Als *n kwelgeest
Uit de huizen verdreven.
Ja, t is waar,
Ze begon wel
'n Ietsje te stug
De „doorwinterde"
Huidjes te stoomen,
Maar, vergeten we niet,
Dat we in dit seizoen
Heel wat warmte
Te kort zyn gekomen.
En al hebben we t' zelf
'n Paar weken wat zwaar.
Al moeten w'ons
Eens extra vermoeien,
De vacantie der kind'ren
Is toch weer gered
En zy moeten er
Nog yan groeien!
Ze dollen en rollen
Op duinen en strand,
Ze spart'len als visschen
In 't water;
We vergeten de
Temperatuur biji hun spel,
By hun dartel
Gestoei en gesnater.
maakt het die beambtes daar in groot let
ters op papier, wat hul op die grond gesit net,
geskrywe: „Regter wiel af". Elkeen het sy
asem opgehou toe Eggeling na verskeie
draaie die grond nader want 'n ver-
schriklike ongeluk was bijna onvermydëlik.
Eensklaps het die skare iets uit die vlieg-
masjien gesien val en toe dit gehaal word
was dit -n brief ie waar Eggeling skrijwe:
„Wat ookal mag gebeur vertel moeder ek
het veilig aangekom."
Kort hierna het Eggeling met draaide die
grond genader, en eindelijk het hy op die
een wiel geland en daarop gebly in 'n half-
sirkel terwül die masjien se spoed verminder
het. Hy was bijna tot 'n stilstand gekom
voor die masjien vorentoe op sy neus oor-
geslaan het, maar sonder om Eggeling te
beseer of enige skade te veroorsaak.
Nadat Eggeling uitgeklim net, het hy
vertel dat hy werkelijk onder die indruk
was na hij die miershoop in die Vrystaat ge
raak het dat tlbei wiele af was. „Dit was my
duidelik dat elk 'n ongeluk nie kon vermy
nie wanneer ek land", het hy gesê, „en toe
het ek maar gereken dat as ek moet veron
geluk dan doen ek dit naby my huis. Hier
mee het ek aangëhou vlieg naar die Rand-
toe. Ek het geweet dat my ouers my by Ger
miston sou afwag, en daar ek nie vlakvoor
hulle oë wou verongelijk nie, het ek Barag-
wanath-toe gevlieg."
BIJ ADERVERKALKING van hersenen en
hart kan door het dagelij ksch gebruik eener
kleine dosis natuurlijk „Franz-Josef'-bitter-
water bereikt worden, dat de patiënt zonder
sterk te persen, ontlasting heeft. Bij Apoth.
De heeren G. Korsz-Dam en Jac. Graman,
zullen op 15 Augustus den dag herdenken
waarop zij vóór vijftig jaar lid werden van
het zangkoor der R.K. kerk alhier.
Er zyn filmartisten, die bij het publiek
geen kwaad kunnen doen en daaronder neemt
Harold Lloyd een eerste plaats in. Deze repu
tatie spruit grootendeels voort uit het feit,
dat zy van den beginne af een figuur ge
creëerd hebben, die bij het publiek in den
smaak is gevallen, en, daar op namaak geen
prijs werd gesteld, onveranderd hun roem
kunnen handhaven.
Kijk Uit, Harold, geeft practisch een over
zicht van de verschillende capriolen, welke
Harold Lloyd zoo populair gemaakt hebben,
een en ander is echter in een geheel nieuwen
vorm gegoten. Jaren terug toen hij pas als
komiek op stond heeft men gebruld van het
lachen, om al de geestigheden die hij lan
ceerde op een wijze, zooals alleen Harold
Lloyd dat kon. Langzamerhand heeft hij zijn
beruchte „stommiteiten" verlegd naar het
terrein van de acrobatiek en het succes daar
van was zoo groot, dat hij dat tot op heden
toe heeft volgehouden met eenzelfde resul
taat.
In Kuk Uit, Harold, is hij de allesbehalve
schrandere winkelbediende in een schoenen
zaak, waarin hy de betrekking van een
hansje-myni-knechtje-wat-blieft-u- mynheer
vervult, terwijl het zijn stille wensch is om
nog eens zelfstandige bediende te mogen wor
den. Waarschijnlijk zou hij het zelf nooit
zoover gebracht hebben, althans zijn kansen
daarop weer spoedig hebben verspeeld, indien
het geluk niet tot hem was gekomen in den
vorm van een lief jong meisje, de dochter
van den directeur, die het tot haar plicht
rekent om den lieftailigen jongeling vooruit
te helpen en hem by haar vader aanprijst,
als dè man voor zijn zaken. Het zou echter
geen Harold Lloyd film zijn, indien de weg
naar het succes niet met talrijke moeilykhe-
den, van zeer bijzonderen aard was gepla
veid, waaronder vooral niet te vergeten de
gevel van een huis, die een bijzonderen aan
trekkingskracht op oneen bediende uit
oefent. Er zullen maar weinig menschen
zyn, die niet zullen rillen en beven by
het aanschouwen van al die waaghalzerij en
we twijfelen niet of groot en klein zullen bij
het verlaten van het theater nog langdurige
discussies houden, over het probleem: hoe
het mogelijk is, zooiets uit te halen en des
ondanks nog tot de levenden te behooren.
Barbara Kent, was de uitverkorene, om
met Harold te mogen optreden en men kan
het haar aanzien, dat zij zeer gelukkig en
dankbaar is voor de eer, die haar werd aan
gedaan.
Voor de kindermatiné, die iederen mid
dag gedurende den vacantietyd wordt ge
geven, is het een zeer dankbare film.
Niet minder aardig is de geluidsfilm P.
Indian Band, waarin echte Indianen, die
zich tot een Band geformeerd hebben, lie
deren zingen en spelen van hun voormaligen
roem, en die liederen illustreeren, zooals
„het was geweest" Ieder, die weet hoe de
Indianen-boeken van Karl May en anderen,
verslonden zyn, weet ook, dat deze film in
goede aarde zal vallen. Volwassenen kunnen
bovendien nog genieten van den lang niet
onverdienstelijken zang en muziek.
Collins en Gray is een byzonder speciali
teitsnummer, waarin van een gewone vertoo
ning op een grappig gevonden manier wordt
afgeweken.
Ten slotte nog een screen-song van Max-
Fleischer, inhoudende een soort hondsche
liefdesverklaring met de gebruikelijke gees
tige wendingen en interpretaties, alsmede
Polygoon's geluidsjoumaals van de gebeur
tenissen der laatste dagen.
Alles büeen een programma, dat wel de
aandacht zal trekken, wijl het een plezie-
rigen avond of middag verschaft.
Harold Lloyd in een tweetal scènes uit de film „Kijk nit Harold", dat het publiek
doet rillen en beven.
Wel worden de halsjes
Tot biefstuk gestoofd
En gaan straks de
Snuitjes vervellen,
Maar de jeugd kan het toch
Met dit zomersche weer,
Trots 'n paar ongemakjes,
Best stellen!
Ze doen voor 'n paar jaar
Gezondheid weer op,
De zon verdrijft
Ziekte en kwalen.
Duidt 't haar niet ten kwade.
Dat ze nu es wat ferm
Haar achterstand
In komt te halen.
We leven in 'n landje
Van water en wind
Van tien maanden kou,
Natte voeten
Laat ons dus gerust
De weldadige zon,
Ook al plaagt ze soms wat,
Bly begroeten!
We hebben voorheen
Wel 'n hittegolf doorstaan
En z«n er gezond
Bij gebleven,
Laat 't heusch voor 'n poosi"
Eens echt zomer zijn,
Er is„winter" genoeg
In het leven.
Lieve zon, bhjf gerust
'n Paar maandjes te gast,
Jouw vacantie
Is langer dan d' onze!
Drijf gerust, met ons zweet,
Veel verkeerds uit ons lijf,
Ga de koppen
Maar fyntjes verbronzen!
Menschen, klaagt niet,
Omdat de zoo zuinige zon
Ons 'n beetje royaal
Kwam verrassen
En, wie weet, is zij,
Als dit rijmpje verschijnt,
Al weer twee dagen
Aan 't „verkassen!"