Bij Hoofdpijn
en bij Kiespijn
HISTORISCHE KASTEELEN IN
NEDERLAND
TWEEDE BLAD ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1931
BLADZIJDE 1
Mijnhardt's Poeders
Het Valkhof
te Nijmegen
JAN SNIJDERS VROEG-OP
JUBILEERT
ELCK WAT WILS
Trekjes no. 718
Moeilijkheden met de omliggende buurt
schappen waren er genoeg, en nog altijd
drukte Eleonora's vloek op de sponde van de
Geldersche Hertogen, want steeds schenen
deze kinderloos te moeten overlijden. Rei-
nald IV overleed in 1423, en zijn neef Ar
nold van Egmond, schoon meerderjarig,
nam zijn plaats in. Deze verbond zich al
spoedig in den echt met Catharina, de doch
ter van den Graaf van Kleef, die hem zijn
zoon Adolf, den schoonen jonker met zijn
kloeke gestalte en zijn innemend uiterlijk en
manieren, schonk. Tusschen vader en zoon
is gekomen het meest tragische drama, dat
zich deels te Grave, deels op den Valkhof
heeft afgespeeld, en dat ook door Huf van
Buren in zijn „Kroon van Gelderland" zoo
uitnemend is geschilderd.
Hertog Arnold werd door zijn zoon in
boeien geslagen, van de Regeering ontzet,
maar later kwam Hertog Karei de Stoute,
de Bourgondische Leeuw, gelijk hij door
velen is bijgenaamd, tusschenbeide. Een ver
bond tusschen vader en zoon kwam tot
stand: spoedig daarna overleed Hertog Ar
nold ten gevolge van een beroerte, die hem
te Grave overviel, en Karei de Stoute wist
door list Adolf te gijzelen. De stad echter,
die hij opeischte, werd voor de kinderen van
Adolf krachtig verdedigd; toen het scheen,
dat de storm der Bourgondiërs niet meer
viel te weerstaan, werd de kleine Karei op
een paard geplaatst en met boog en pijl
koker op de schouders, langs de wallen ge
voerd ten einde de krijgslieden aan te vuren
voor het behoud der stad te doen wat zij
konden. Maar zelfs dit middel hielp niet
en na drie weken dapperen weerstand moest
Nijmegen zich overgeven; de kinderen van
Ac'olf werden naar Gent gezonden. Bour-
"ondië heerschte over Nijmegen en den
Valkhof, maar de verwarring, die na den
veldslag van Nancy in 1477 ontstond, benut
ten zich ook de Gelderschen door zich op
nieuw los te scheuren en Karei van Gelder
als hun heer uit te roepen.
Langen tijd echter heeft de Geldersche
heerschappij niet meer geduurd. Maximi-
liaan en Maria werden door alle Nederlan
ders ais heerschers erkend, en vanaf dat
oogenblik heeft ook Nijmegen deel van het
algemeene Riik uitgemaakt. Karei van Eg-
mond was de laatste Geldersche vorst die
er verblijf hield, maar hij geraakte ten slotte
met zijn eigene Nijmeegsche burgers in on
min!
De burcht nabij Nijmegen leefde verder 't
leven der geschiedenis mede. Te Nijmegen
is Keizer Karei V gekomen in gezelschap
van ziin zuster Maria en hii heeft verblijf
gehouden op den Valkhof. Drie jaren later
was er prins Philip, de latere Philip II. En
weer later kwam er Anna van Oostenrijk,
ziin bruid, die er werd verwelkomd door den
Hertog van Al va, en die in een vorstelijk
iacht, schitterend van goud en azuur, de
Waal kwam afzakken. Te harer eere werd
de. Valkhof nog eens biizonder schitterend
ingericht, en toen ging het er aangenamer
en vroolijker toe dan later, toen de Hertog
van Alva als krijgsoverste er opnieuw ver
bluf hield en zijn soldaten heel wat schade
in de zalen van den burcht aanrichtten. In
1578 heeft Johan van Nassau in de groote
zaal het hem opgedragen Stadhouderschap
van Gelder en Zutphen aanvaard, en sedert
tiien vergaderden er het Landschap en de
Kwartieren en hielden de burchtheeren er
verblijf. Ook de ambtsvergaderingen van het
Rijk van Nijmegen werden er gehouden, en
de gerechtsbiieenkomsten voor burgerlijke
en iiifstraffelüke zaken. Tegen de voorpoort
van den burcht, dus op het Kelfkensbosch
werden de lijfstraffen volvoerd, door de
Schepenen van Nijmegen uitgesproken. Zoo
heeft de Valkhof van NHmegen zijn vorste
lijk leven verder geleefd, totdat in 1672
de Franschen er een geringe schade in
aanrichtten. Maar zij was gemakkelijk te
herstellen, en de burcht bleef als Stadhou
derlijk verblijf ten allen tijde gereed om gas
ten te ontvangen.
Van geen der Stadhouders is echter be
kend, dat hij er anders dan voorbijgaand
vertoefde, met uitzondering van Willem V,
te wiens behoeve nieuwe vertrekken werden
bijgebouwd en die in 1785, toen de onaan
genaamheden in het Hollandsche Staatsbe
stuur begonnen, daar zijn verblijf opsloeg.
Van hieruit is zijn wakkere gemalin haar
tocht begonnen, die ontijdig te Goelan-Ver-
wellesluis eindigde; de vernedering haar,
Pruisische Koningsdochter, daar door de
patriotten aangedaan, deed Pruisen ingrij
pen en het leger zenden, dat al spoedig de
patriotten op de vlucht, joeg. Willem V heeft
op den Valkhof nog den Hertog van Bruns-
wijk, den aanvoerder van dat leger, ontvan
gen; hij heeft er in October 1794 met zijn
zoon Prins Prederik en den Hertog van York
verblijf gehouden, doch onder het gebulder
van de Fransche kanonnen, die de stad be
legerden. Men heeft toen als in 1672 de stad
niet kunnen behouden, en zoo onstuimig
drongen de Franschen binnen, dat de bur
gers nauwelijks in het bezit hunner privile
giën konden worden gesteld.
Het daaraan voorafgegane bombarde
ment heeft over het lot van den Valkhof
beslist. Er was groote schade aangericht, en
een aanzienlijke som ware vereischt om alles
v/eer in den ouden toestand te brengen. De
burcht had een groote massa tufsteen, die
veel geld bij verkoop kon opbrengen. Dit is
aanleiding geweest, dat op den Landdag van
Augustus 1795 het voorstel werd gedaan en
aangenomen om den burcht te doen sloopen.
Doos 45 ct. Bij Uw Drogist
Op 9 Februari 1796 werd hij geveild; ruim
90.000 gulden bracht de burcht op, in welken
koop het Kwartier van Zutphen, reeds uit
hoofde van het geringe bedrag tegenover de
groote hoeveelheid tufsteen niet bewilligde.
De afgevaardigden van Nijmegen, ook van
het Rijk en van het land tusschen Maas en
Waal, protesteerden vruchteloos tegen den
verkoop en wilde tenminste de beide kapel
len behouden. Maar hun streven was ver
geefs; terstond na den toeslag werd met het
slooperswerk een aanvang gemaakt, waarbij
men zelfs de ligging en samenstelling van
den burcht verzuimde behoorlijk op te ne
men. Vrij spoedig daarna is met de beplan
ting van het aldus vrijgekomen terrein be
gonnen; steeds heeft Nijmegen in de ont
wikkeling van dit wandelpark behagen ge
schept en steeds is het verfraaid en verbe
terd. Maar toch, wie zou er niet voor geven,
indien daar nog de oude burcht stonde al
moeten wij dankbaar waardeeren, dat on
vermoeide pogingen door historici worden
gedaan om te behouden wat behouden is ge
bleven en om aan de hand van bescheiden
en ontdekkingen vast te stellen, wat daar
eens is geweest. Wij kennen allen het schil
derij, dat den Valkhof zoo omstreeks het
einde der achttiende eeuw, met de Pont op
de Waal, volgeladen met menschen en paar
den voorstelt, en daaruit kunnen wij aflei
den hoe groot de Valkhof ook toen moet
zijn geweest. Wat zou men, indien hij ware
behouden, daarvan niet °en historisch ge
bouw hebben kunnen herstellen, dat nu
voorgoed is verloren gegaan! Vanaf het
Valkhof gaat de blik nog vrij over Waal en
Betuweiand, maar wie den bocht van de
Waal omkomt en Nijmegen voor het eerst
ziet liggen, ziet wel al spoedig een spoorbrug,
en zal even spoedig nog een tweede brug
zien, maar geen Valkhof, dat aan den luister
van Nijmegen zoo groote kracht bijzette!
Octrooiwet
Bü Kon. Besluit van 4 Augustus 1931
(Staatsblad no. 358) is bepaald, dat de wet
van 9 Juli 1931 in werking zal treden met
ingang van heden 15 Augustus.
Of wij een foto van
hem mochten nemen?
„Jawel," antwoordde
Jan op zijn gewonen
bereidwilligen toon,
„maar dan effe wach
ten; ik moet eerst mijn
oliejas uit, dat staat
beter."
Ministerieel bezoek aan de
Hoogovens en nevenbedrijven
Met den trein die te 11.14 te Beverwijk
aankomt, arriveerde Vrijdagmorgen Zijne
Excellentie de Minister van Arbeid, Handel
en Nijverheid, Mr. T. J. Verschuur, voor een
bezoek aan de Hoogovens en nevenbedrijven.
Rondgeleid door de Directie bezichtigde de
Minister in de ochtenduren het Hoogoven-
bedrijf, waar o.a. een hoogovenafsteek werd
bijgewoond Na de lunch, welke werd ge
bruikt in het Casino der Hoogovens, werd
nog een bezoek gebracht aan de Cementfa
briek en aan de Stikstoffabriek.
Als ge in Nijmegen, deze typisch mooie en
historische stad, vertoeft en de hoofdkerk,
de St. Stevenskerk, hebt verlaten, en langs
de oude Latijnsche school zijt gekomen op
het Marktplein met zijn prachtige en goed
behouden Oude Waag, dan vindt ge de
beide Burchtstraten, de Korte en de Lange,
voor U. Deze, met het Stadhuis aan uw
rechterhand, bevatten veel in zich van wat
de geschiedenis van Nijmegen belangwek
kend maakt. En zijt ge deze doorgegaan,
clan komt ge aan het Kelfkensbosch, waar
uw aandacht ter linkerzijde wordt getrokken
door het wel typisch leelijke gedenkteeken,
dat daar is opgericht ter herinnering aan de
spoorwegverbinding, die Nijmegen en Kleef
sedert het grootste deel van een eeuw ver
bindt. Maar tegelijkertijd bevindt ge U op
de plaats, waar vroeger de hoofdpoort van
het aloude Valkhof, den burcht, die Keizers
en Koningen en groote heeren zonder tal
heeft geherbergd, was gelegen. Bevindt ge
U dus in het centrum van Nijmegens his
torische merkwaardigheid. Want, dit kan
niet worden ontkend, dat, moge Nijmegen
behooren tot de historisch meest belangwek
kende steden van Nederland ook al daarom,
omdat van die geschiedenis zooveel is be
houden en zooveel, dat verloren was gegaan,
is teruggevonden het Valkhof vonnt Nij-
megen's historisch hoogtepunt. Geen won
der, dat wij, nakomelingen, geen woorden
kunnen vinden om onze verontwaardiging te
uiten over #e daad onze voorvaderen, die
aan het einde der achttiende eeuw, terwille
van de waarde van een groote massa afval,
besloten den glorierijken Valkhof te amo-
veeren. Hoe eigenlijk de kapel van Keizer
Karei den Grooten en een stuk van die van
Frederik Barbarossa aan dit vernietigend
sloopingswerk zijn ontkomen, is niet recht
duidelijk. Nijmegen heeft door dit sloopings
werk gewonnen een heerlijk plantsoen,
waarin beide kapellen een rustpunt vormen
voor den wandelaar. De zij-ingang van het
Valkhof is door Nijmegen benut om begrij-
pelijken dank te betuigen aan het wakker
stedelijk Driemanschap, dat Nijmegen in
den loop der negentiende eeuw van de knel
lende vestingmuren verloste. Doch, hoeveel
grooter zou Nijmegens dank niet kunnen
zijn, indien nog het grootste deel van dit
Valkhof bestond, gelijk een kundig geschied
schrijver als In de Betou het moet hebben
gekend, gezien den plattegrond, dien hij
daarvan weet te geven.
Wanneer wij het Valkhof bezoeken, bege
ven wij ons al spoedig naar de plaats, waar
men, staande voor de kapel van Keizer
Karei den Grooten, het schoonst denkbare
uitzicht heeft over de Waal en de Betuwe-
vlakte. Het witte .hek draagt het bekende in
schrift, dat ons, in Latijnsche taal, vertelt,
dat Claudius Civilis hier moet hebben ge
staan, tandenknarsend den voortgang der
Romeinen ziende! Of hij werkelijk op deze
dan wel een andere plaats gestaan heeft,
mag betwijfeld worden, maar zeker is het,
dat hij, na door Cerialus te zijn ge
slagen, van hier is weggevlucht, doch niet
dan nadat hij het door de Romeinen ge
bouwde Oppidum aan verwoesting had prijs
gegeven. Inderdaad, reeds ten tijde der Ro
meinen bestond hier een belangrijke Ro-
meinsche nederzetting en de vondsten van
beteekenis, die in vroeger en later tijd te
Nijmegen en in de onmiddellijke omgeving
zijn gedaan en die den grondslag hebben
gelegd tot het Museum Kam, bewijzen wel,
dat inderdaad hier geheel een Romeinsch
legercorps was ondergebracht en een soort
van nederzetting om zien heen had gescha
pen. Vermoedelijk is deze in den loop der
eeuwen gedeeltelijk verloren gegaan, maar
toch niet geheel, want Nijmegen gold in
de achtste eeuw als stamgoed der Frankische
Koningen en werd vervolgens, mede dank
zij de aandacht, die Karei de Groote aan de
zoo goed gelegen stad wijdde, als Rijksstad
beschouwd. Van Lennep en Hofdijk vestigen
er onze aandacht op, dat het niet anders
kan of in het Nijmeegsch paleis, dat weldra
als Keizerlijk Jachthuis onder den naam
van Valkhof bekend stond, moet de inrich
ting eenigszins zijn geweest als die van
Karel's paleizen te Aken en te Ingelheim.
Vooral dat te Aken wordt voorgesteld als 'n
gebouw van buitengewonen omvang; daar
waren vertrekken, niet alleen voor het ge
volg, maar ook voor alle grooten en leen
mannen en bisschoppen. Er waren zalen,
waarin de eroote Rijksvergaderingen en bij
zondere bijeenkomsten konden plaats heb
ben. De gebouwen voor de lijfwacht en voor
de geringe hofbedienden sloten zich bij het
hoofdgebouw aan. Er waren deuren van tra
liewerk en brons en zuilengangen en gale
rijen in groot aantal. Zoo moet het Valkhof
ook eenigszins zijn geweest toen in de lente
maand van 777 Karei de Groote er ver
scheen, bij welke gelegenheid hij een gift
brief ten gunste der kerk van St. Maarten
te Utrecht bezegelde. Vast staat, dat in het
voorjaar van 804 Karei, sedert vier jaren
Keizer, weer op zijn Nijmeegsch paleis was;
in 806 deed hij er de Rijksverdeeling tus
schen zijn zonen Karei, Lodewijk en Pepijn
bezweren; en ook 807 en 803 moet de
grijze vorst in zijn vertrekken aan de Waal
hebben doorgebracht. Dat zijn de laatste
jaren, waarin van zijn verblijf te Nijmegen
wordt gewaagd; of hij er nadien nog is ge
weest, staat niet geheel vast, maar wel, dat
hij er in 808 nog den luisterrijken Landdag
heeft gehouden. Er is aan het verblijf van
Karei den Grooten te Nijmegen de legende
verbonden van de Keizer Karel's klok van
de St. Stevenskerk, die alle eeuwen door
heeft geklept van 8 tot 8.30, zonder dat velen
in Nijmegen geboren, zelfs wisten waarom
dit geschiedde. Een der beide schrijvers van
het historisch drama Keizer Karei de
Groote, dat in 1904 te Nijmegen werd opge
voerd, geeft de verklaring in deze dichter
lijke bewoordingen:
Maar dan die klok wat wil dat klokgelui?
Het is op bevel des Keizers, dat zij luidt,
Wanneer hij op deez' oude burcht vertoeft,
en het Paaschfeest voorbereidt, dan knielt
hij 's avonds, na volbrachte taak en dankt
zijn God, voor wat hem werd geschonken,
en bidt zijn God om kracht en wijs beleid.
Van 's morgens vroeg, arbeidt hij uur aan
uur,
regeert het land, dat vrede en welvaart
bloeie,
en waar gevaar dreigt, gordt hij aan het
zwaard.
Zoodra de zonnewijzer het uur vermeldt
van d'ondergang der zon, trekt zich de Keizer
terug in 't bidvertrek en bidt een half uur
lang.
Dan luidt van het slot de klok. De goede
burgerij,
vreedzaam vereenigd in haar huizen langs
de Waal
v/eet dan, dat het uur gekomen is, waarin
de Keizer
zich nederbuigt voor den Vorst, die aller
Keizer is,
Gansch Nijmeeg's burgerij weet dat
en keert naar huis,
voordat de klok haar eersten slag doet
hooren.
En het volk noemt haar de Keizer Karel's
Klok.
Onder Karel's afstammelingen is het niet
VALKHOF
De bij velen hier te
lande bekende Jan de
Badman, herdenkt in
deze maand het feit,
dat hij veertig zomers
achtereen bü het Wijk
aan Zee-bad is werk
zaam geweest.
Om deze herdenking
niet onopgemerkt
voorbij te laten gaan,
vooral met het oog op
zijn populairiteit bi)
duizenden badgasten
uit binnen- en buiten
land die in die jaren
des zomers in Wijk
aan Zee vertoefden,
zochten wij Jan op in
zijn dagelijkschen
werkkring by het zee
bad.
Te IJmuiden is Donderdag in den ouderdom
van 56 jaar overleden de heer D. F. G.
Schilling, oud-wethonder van Sociale zaken
der gemeente Velsen.
altijd rustig in het Keizerlijk Nijmegen ge
bleven. Wel bracht Lodewijk de Vr. er reeds
in 815 de Paaschdagen door; wel had me
nigmaal een Rijksdag met grooten luister
op het Valkhof plaats; wel trok in 830 Kei
zer Lodewijk naar het Valkhof om er de ver
deeling tusschen Lothaer, Lodewijk en Karei
den Kalen te beschrijven, maar al spoedig
verandert het tooneel, dat zich voor onze
oogen afspeelt. Op het laatst aer eeuw de
den de Noormannen hun invallen, waarbij zij
zich tot in het midden van het land bewo
gen en ook den alouden Keizerlijken burcht
aantastten. Waren zij vroeger verschenen
teneinde den Keizer hulde te betoonen, nu
trapten hun grove en ruwe voeten plat wat
plat te trappen viel, en stichtten zij den
brand in het prachtige gebouw, voordat zij
op het bericht, dat Koning Lodewijk met
zijn leger in aantocht was, wegtrokken.
Wel ontruimden zij dus de plaats, maar
zij vernielden de vestingwerken, en zij sta
ken den brand in het Keizerlijk paleis, dat
de toenmalige Benedictijner monnik Sieg-
bert een zeer groot en sterk, Koninklijk ge
bouw noemt. De Valkhof werd kort daarna
weer opgebouwd, want in den zomer reeds
hield de Koning van Lotharingen er verblijf
en in 900 had in de kapel van Keizer Karei,
aan de algemeene verwoesting ontkomen, de
vrijlating van den lijfeigene Odburga plaats.
Maar dat Valkhof, waaruit in 990 de stoet
tiok, die Theophania, dochter van den
Griekschen Keizer en stiefdochter van den
grooten Nicephorus ten grave leidde, trok
niet meer uit den Valkhof van Keizer Karei
den Grooten. Hadden onze voorvaderen van
de achttiende eeuw den Valkhof gered, zij
hadden het ons toch niet mogelijk gemaakt
de zalen te betreden, waarin de groote Kei
zer heeft verblijf gehouden. Met uitzonde
ring dan van de kapel, die wij nog immer
kunnen bezoeken.
Alle eeuwen door is de Valkhof geweest de
verblijfplaats van Keizers en Koningen en
van groote heeren. Hendrik II, die in 1002
van het paleis bezit nam, vertoefde er dik
wijls, vergezeld van zijn gemalin Cunegonde,
en van hieruit heeft hij het bevel gezonden
aan Graaf Dirk van Holland om de Tol bij
Dordrecht, door dezen eigenmachtig gehe
ven, te slechten. Maar opnieuw in 1047 werd
de burcht, althans grootendeels, in brand
gestoken, ten gevolge van den oorlog tus
schen Hendrik III en Godfried van Lotha
ringen. Herstel volgde opnieuw, en vooral
Frederik Barbarossa deed in 1155 den burcht
in ouden luister herstellen, waar zijn gemalin
Beatrijs van Bourgondië hem in 1139, een
zoon, als Hendrik VI bekend, schonk. Dat
Nijmegen dan ook de gevolgen heeft onder
gaan van de twisten, die al spoedig het
Duitsche Rijk verscheurden, kan niet ver
bazen. Het is de Roomsch Koning Willem
n van Holland geweest, die aan Graaf Otto
van Gelre de Rijksstad en het land van Nij
megen voor 16000 zilveren marken verpand
de. En al bleef sedert dien de stad als Rijks
stad aangemerkt, waar het pandgeld niet
werd ingelost en niet kon worden ingelost,
is vanaf dat oogenblik de Valkhof ook de
zetel der Geldersche Graven, zoo straks
Hertogen geworden. Willem II heeft er ver
blijf gehouden, maar meer als gast dan als
Heer. De slotvoogden, die over den Valkhof
gezag voerden, waren dan ook, hoe hooge
Geldersche edelen zij mochten zijn, ambte
naren van de Geldersche Hertogen, en deze
hielden er bij voorkeur verblijf. Graaf Rei-
nald heeft er in 1300 Keizer Albrecht van
Oostenrijk ontvangen, die bij die gelegenheid
den Aartsbisschop van Keulen gaf wat hij
vroeg: het tractaat tusschen den Keizer en
Graaf Jan van Avesnes. Maar al spoedig
o'aarop kwamen de eerste moeilijkheden, die
Nijmegen tusschen een vader en een zoon
aanschouwde. Immers de oude Reinald, van
de Regeering ontzet, werd door den jongen
Reinald naar het kasteel Halle op de Veluwe
gevoerd, en deze kwam den Valkhof betrek
ken. Hij was aanvankelijk getrouwd met
Sophia van Mechelen, daarna met Eleonora
van Engeland, die in 1335 door een grooten
stoet werd ingeleid. Er is een plattegrond
bekend van den Valkhof in die dagen, om
vattende de achthoekige kapel van Karei
den Grooten, de Romaansche kapel van
Frederik Barbarossa, drie binnenpleinen met
huizingen daaromheen, een put, den hoofd
toren en den grooten ingangspoort. Maar
vrouwe Eleonora genoot slechts korten tijd
van het verblijf op den Valkhof, want zij
werd door haar man, die de eerste Hertog
van Gelre werd, verlaten. Onder het voor
wendsel, dat zij aan een afschuwelijke be
smettelijke ziekte leed, verbande hij haar,
maar bekend is de historische gebeurtenis,
dat Eleonora te midden van het feestmaal,
waaraan Reinald in het bijzijn van ridders
en lichte vrouwen vertoefde, met haar beide
zonen de feestzaal binnenkwam en Reinald
zijn schandelijk gedrag in het gezicht wierp.
Tusschen de beide broeders, Reinald en
Eduard is de verhouding niet gunstig ge
weest; het noodlot van vader en moeder
drukte op hen. Weliswaar slaagde de opzet
niet om Eduard in den Valkhof zelf gevan
gen te nemen en zoodoende Reinald in zijn
plaats te stellen, maar spoedig daarna stierf
Eduard en verzoende Reinald zich met de
Nijmegenaars, die de partij van zijn broeder
hadden omhelsd. Toch is het lang niet altijd
vrede geweest tusschen den heer van den
Valkhof en de burgers van de stad, die zich
op hun eigene, in steeds ruimer omvang ver
kregen rechten niet weinig lieten voorstaan.
In 1388 zagen deze den levenden leeuw, die
aan Hertog Willem van Gelre werd gebracht,
maar later ontstond niet weinig verschil van
meening over het recht van de neerschers
van den Valkhof om sterkten te bouwen, die
tegen de stad konden zijn gericht en over de
vrijheden, die de burgers buiten net gebied
van het Valkhof genoten.
De eeuwen gingen over den Valkhof heen,
en steeds was er bezoek van hooge perso
nen, en steeds was er wapengekletter op de
ruime binnenplaatsen, hetzij van strijders,
die kwamen, hetzij van strijders die gingen.
Hiermede wilde Jan
te kennen geven dat
h}j in de maand Au
gustus niet zoo zwaar
„gejast" op een foto
wilde. Maar tegen
woordig is in de
maand Augustus dik
wijls een jas welkom!
Vervolgens vertelde
Jan ons, dat hij reeds
vanaf zijn prille jeugd
met het strand bekend
was geraakt. Jan werd
in 1874 in Wijk aan
Zee geboren. Zijn moe
der was de vanouds bekende Neeltje, de
badvrouw. Zij werd in 1880 door de Bao-
maatschappij aangesteld bij het dames-bad,
dat destijds van het heerenbad gescheiden
was. Dan werd Jan medegenomen. In den
winter moest Jan mede naar het strand om
stranhout of beter gezegd stook" te zoe
ken.
Om en bij het strand groeide Jan op,
totdat hij op 17-jarigen leeftijd bij de
strandstoelen werd aangesteld. Zijn moe
der is ruim 30 jaren aan het bad verbon
den geweest tot 1914. Daar zij door haar
hoogen ouderdom erg bijziende werd, kon
zij niet langer haar betrekking vervullen.
Hoe deze bijziendheid haar in het laatste
jaar parten speelde, kunnen wij nog il-
lustreeren met het volgende vermakelijke
voorval. Neeltje, de badvrouw, moest dik
wijls, op verzoek van de ouders, kinderen
die vrees hadden voor het zeewater onder
dompelen. Nu gebeurde het op zekeren dag,
dat een Pastoor uit den omtrek met zijn
misdienaars aan het strand verpoosden. Een
dezer jongens waagde zich onbewust dicht
bij Neeltje de badvrouw. Deze laatste, den
kende, dat het een jongen was die bij het
bad behoorde, doch niet in zee durfde, greep
den tegenspartelenden knaap vast en dom
pelde hem eenige malen flink onder water.
Haar vergissing werd spoedig opgemerkt
en het misdienaartje werd, hoewel met natte
kleeren, naar den Pastoor teruggebracht. Dat
om dit onschuldige voorval gelachen werd
laat zich denken.
In 1894 werd aan Jan het toezicht over
het bad toevertrouwd en deze functie heeft
hij tot heden toe behouden. Met groote
nauwgezetheid vervult Jan zijn taak. Gaat
deze of gene bader te ver, direct geeft Jan
met zijn hoorn-instrument een waarschu
wend bevel: terugkomen. Met hoomsignaal
en armgebaar houdt Jan zijn baders waar
zij het veiligst zijn, met zijn blikken strak
alle bewegingen volgende om bij het minste
gevaar te waarschuwen.
Of er nooit baders verdronken zijn in dit
bad?
„Baders verdronken, mijnheer? Bij mij
niet hoor. In al de jaren niet dat ik hier
sta," zegt Jan eenvoudigweg. „Slechts ééns,
voor een 15 jaar terug is het gebeurd dat
de dochter van den hier gevestigden dominee
Gildemeester bij het baden in de strooming
geraakte en op het punt was te verdrinken.
Dit heb ik kunnen voorkomen en haar met
behulp van een tweeden persoon gered."
Hoeveel baden er vóór veertig jaren per
dag genomen werden?
„Nou, niet meer dan 7080 baden per
dag en dan nog met goed weer. Das in
de laatste jaren veel toegenomen." zegt de
de badman. „Nu tellen we met een mooie
dag weer ruim 400 baden.
Na nog eenigen tijd met hem gesproken
te hebben over het slechte weer van dit sei
zoen, namen wij afscheid van Jan. de bad
man, hem achterlatend bij zijn verantwoor
delijke taak, die hij hij al zooveel jaren met
groote plichtsbetrachting heeft vervuld.
Sleutel
Juffrouw Drommelmans was sedert eenige
jaren alleenwonend.
En telde om en bij de acht en vijftig
althans volgens het bevolkingsregister
Maar als je juffrouw Drommelmans wilde
gelooven ze sprak zelden over haar leeftijd
en als ze 't deed, dan liet ze die zooveel moge
lijk „in 't midden", of praatte er heel behen
dig overheen als je juffrouw Drommelmans
wilde gelooven, zei 'k, dan moest er met de
boeken van het bevolkingsregister bepaald
iets niet in orde zijn
Dit heeft met „de" historie niets uitstaan
de't wordt dan ook enkel vermeld als
'n „iets", dat bij „alleenstaande" juffrouwen
weinig voorkomt.
Als 'n zelfde soort bijzonderheid wordt nog
meegedeeld, dat juffrouw Drommelmans dag
en nacht wanhopige pogingen deed, er als
dertig uit te zien.
We begonnen met de mededeeling, dat juf
frouw Drommelmans sedert eenige jaren al
leenwonend was.
In de enkele tientallen jaren daarvóór had
ze geregeld in-, of samen gewoond.
Maar na die enkele tientallen jaren was
juffrouw Drommelmans tot de „uiteindelijke"
bevinding gekomen, dat de heele wereljd sa
menspande, om haar 't leven zoo zuur mo
gelijk te maken.
Genoemde „uiteindelijke" bevinding was
gegrond op het feit juister, hoewel nóg
minder fraai, gezegd: op de aaneenschakeling
van het onnoemelijk aantal feiten dat de
juffrouw nergens rust en (of) vrede had
kunnen vinden.
't Zou ons te ver voeren (want de stad,
waarin juffrouw Drommelmans leeft en
streeft, is, vooral sinds de annexatie, nogal
groot) als we moesten gaan vertellen waar
ze „allemaal" had gewoondbeter uitge
drukt: had geprobeerd te wonen
Het meest correct drukken we ons echter
uit als we zeggen, „dat het ons te ver zou
voeren, als we moesten gaan vertellen, waar
men „allemaal" geprobeerd had haar te dul
den."
Ze had gewoond met 'n andere „alleen
staande" juffrouw; ze had gewoond bij 'n we
duwe met éénge dochter in; ze had gewoond
bij 'n weduwe zónder dochter in; ze had ge
woond op 'n bovenverdieping alleen; ze had
gewoond gelijkvloers alleen; ze was geweest
in zes pensions, in twee tehuizen voor „alleen
staande dames"; ze was vier maal „gegaan"
als juffrouw-huishoudster bij 'n weduwnaar,
en even zooveel malen als gezelschapsjuffrouw
bij 'n oude, gebrekkige dame.
Maar, zooals gezeid, er deugde geen mensch
....men maakte haar 't leven tot 'n hel....
ze zou dood gegaan zijn als 't langer geduurd
had
En zoo woonde ze dan reeds enkele jaren
in 'n vrij huisje.
't Was nog wel niet datwant links,
op nommer zestien, had je'de familie S., waar
't de heele dag 'n leven als 'n oordeel was
met die misselijke radio, en waar de naarlin
gen, expres om haar te judassen, 't ding drie
maal zoo hard lieten gillen als ze in 't fat
soenlijke kwam vragen of 't asjeblieft niet
'n tikkie minder kon met dat gekrijschen
rechts, op nommer twintig, daar schreeuwde
„dat hok met jonges" de „heele" dag de
„heele" straat bij mekaar, al riep je vijftig
maal daags over de schutting heen, dat je kop
d r van barstteen of dat nou opvoeien
van kinderen moet heeten
Ze prakkizeerde dan ook alweer 'n maand
of zeventien over verhuizen naar 'n stillere,
nettere buurt.... maar ze zat hier vrij goed
koop en kon bovendien niet zoo gemakkelijk
'n straat ontdekken, waaraan ze geen onpret
tige herinneringen had.
Dus sleepte ze haar bestaan voort in per
ceel Bolwerkstraat nummer 18 voorloopig.
Juffrouw Drommelmans moest naar 'n ver-
jaarpartijtje.
We leggen de nadruk op „moest".
Want 't was de geboortedag van 'n nicht,
die nooit met haar had kunnen opschieten..
Ze ging dus uit beleefdheiduit tradi
tieom de eer van 't geslacht Drommel
mans.
Ze „deed" dus extra d'r harenverzorg
de extra d'r tandenplaatste die extra ge
dane haren op het room-blanke hoofd.
deed 'n hap naar de extra verzorgde tanden,
die na hun gemeenschappelijk bad werkelijk
'n frisscher aanzien hadden gekregenom
hulde haar bescheiden boezem met 'n japon
van hemelsblauw mousseline, bezaaid met
struikroosjesen deed verder wat noodig
was, om jeugdig genoeg op een verjarings
partij te kunnen verschijnen.... dat „verder
noodige" kunnen we tot ons leedwezen niet
nader definieeren, „aangezien" we als out
sider niet op de hoogte zijn van alle namen
der onderscheidenlijke toiletgehempjes.
Met 'n ietsje te veel blos voor gewoon dag
licht ging juffrouw Drommelmans verjaring-
waarts.
En trots het feit, of liever gezegd weer „de
feiten", dat de nicht nooit met haar had kun
nen opschietendat neef Willem haar al
zeer spoedig twee keer had toegesnauwd, dat
ze niet moest komen om 't feest te bederven
ze wou op staande voet 't hartwater krij
gen als ze wist wat voor verkeerds ze had ge
zegd en dat tante Sof ie d'r midden in
ó'r gezicht had zitten uitlachen om d'r japon
bleef ze tot goed half twaalfen had
zich in deze uren twee glaasjes port, drie ad-
vokaatjes en 'n cognacje met suiker laten op
dringenalles vanwege de traditie en de
eer van 't geslacht Drommelmans.
Ze wandelde „overvoldaan huiswaarts in ge
zelschap van nog 'n zestal vroolijke gasten
deed jeugdiger dan ooitliet zich verlei
den tot 'n hosje en nam zeer vroolijk af
scheid bij het begin van „haar straat"dat
kleine eindje nam ze liever alléén, om 't
„eeuwig gegluur" van die lui van no. 16 en
20.
Ze wou juist haar huis binnengaan toen ze
werd afgeleid door iets blinkends, midden op
de straatZe ging er heen, bukte, iets te
veel waarschijnlijk, want ze verloor haar toch
al 'n weinig „geschokt" evenwichten
kwam languit op straat te liggen.... Juf
frouw Drommelmans kwam toen meteen tot
de ontdekking, dat het blinkende niets anders
was da« 'n klein plasje, waarin het licht
weerkaatste van de maan, die lachend achter
'n wolken-berg kroop.
Niet zonder moeite kwam ze weer op twee
voeten terechtgreep in haar taschje
naar d'r. huissleutelbleef in schrik-
gloeiïng staanwoelde nog es goed....
haalde elk afdeelinkje leeg tot de bodem
vond géén sleutelZe probeerde de deur
met haarmet haar onderrug open te du
wen't gaf 'n zacht-krakend geluid,
waarvan niet precies viel uit te maken of
dit van de deur of van juffrouw Drommel
mans' beenderenstelsel kwammaar 't
bleef bij 't geluid
Ze wist geen raad
Ze kon bellen bij nummer 16om te
vragen of ze over de schutting mocht en dan
door 't keukenraampje naar binnen
maar met nummer zestien nad ze vanmid
dag 'n „onderhoud" gehad, dat de meest
vaardige pen niet kon wagen te beschrij
ven
Ze kon bellen bij nummer twintig
maar daar hadden ze haar gisteren gedreigd
met ik weet niet wat als ze nóg es 't oudste
meisje durfde slaan, omdat 't „spook" haar
'n uur gepest had met 't heen en weer jak
keren op 'n vliegende hollander.
Op nummer 14 of 22 wou ze niet bellen
omdat ze dan toch door de tuintjes van 16
of 20 moest
Ze liep door de straat, zonder te weten wat
ze moest doenbegon te huilenkwam
'n agent tegen, die gauw wist wat er aan de
hand wasen haar meenam naar 'n smid,
drie straten verder
De smid bromdeschoot 'n broek, 'n
paar pantoffels en 'n jas aan, nam z'n ring
met loopersging mee met juffrouw
Drommelmansen toen ze in haar straat
kwamentoen hingen er drie nummers
zestien uit 't bovenrraam.om te kijken,
wat daar zoo laat te doen was.... en op
nummer twintig gingen voorzichtigjes de
gordijnen opzij en werden vaag enkele witte
gedaanten zichtbaar....
De smid bracht een der loopers naar t
slot endeinsde 'n stap achteruit....
„Wel verrrvloekte hij zonder tit-
teltjes„Da's me óók wat moois!"
„Wat is er?" schrok juffrouw Drommel
mans ten tweede male.
„Wel menschje sleutel zit in 't sleu
telgat! Je hebt 'm zóó maar om te draaien!
Daar halen ze me potdome m'n nest voor
uit!"
Hij zei nog ietseveneens zonder tit-
teltjesen liet de juffrounw staan...,
In nummer zestien werd hard gelachen.,
en in nummer twintig werd geproest.... en
aan de overzij werden twee a drie ramen
dichtgeslagen.
Juffrouw Drommelmans is heel wat vrien
delijker geworden tegenover nummer 16 en
20....
Maar nog dikwels breekt ze zich 't hoofd
over de vraag, of ze de sleutel in de deur
had laten zitten toen ze ter verjaring ging,
ófwel reeds in 't sleutelgat had gestoken
toen haar aandacht werd afgeleid door het
n aan-weerschijnende regen-plasje.
Er zijn veel onopgeloste raadsels in veel
levens.
G. I*.