Bij Hoofdpijn en bij Kiespijn HISTORISCHE KASTEELEN IN NEDERLAND TWEEDE BLAD ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1931 BLADZIJDE 1 Mijnhardt's Poeders Het Valkhof te Nijmegen JAN SNIJDERS VROEG-OP JUBILEERT ELCK WAT WILS Trekjes no. 718 Moeilijkheden met de omliggende buurt schappen waren er genoeg, en nog altijd drukte Eleonora's vloek op de sponde van de Geldersche Hertogen, want steeds schenen deze kinderloos te moeten overlijden. Rei- nald IV overleed in 1423, en zijn neef Ar nold van Egmond, schoon meerderjarig, nam zijn plaats in. Deze verbond zich al spoedig in den echt met Catharina, de doch ter van den Graaf van Kleef, die hem zijn zoon Adolf, den schoonen jonker met zijn kloeke gestalte en zijn innemend uiterlijk en manieren, schonk. Tusschen vader en zoon is gekomen het meest tragische drama, dat zich deels te Grave, deels op den Valkhof heeft afgespeeld, en dat ook door Huf van Buren in zijn „Kroon van Gelderland" zoo uitnemend is geschilderd. Hertog Arnold werd door zijn zoon in boeien geslagen, van de Regeering ontzet, maar later kwam Hertog Karei de Stoute, de Bourgondische Leeuw, gelijk hij door velen is bijgenaamd, tusschenbeide. Een ver bond tusschen vader en zoon kwam tot stand: spoedig daarna overleed Hertog Ar nold ten gevolge van een beroerte, die hem te Grave overviel, en Karei de Stoute wist door list Adolf te gijzelen. De stad echter, die hij opeischte, werd voor de kinderen van Adolf krachtig verdedigd; toen het scheen, dat de storm der Bourgondiërs niet meer viel te weerstaan, werd de kleine Karei op een paard geplaatst en met boog en pijl koker op de schouders, langs de wallen ge voerd ten einde de krijgslieden aan te vuren voor het behoud der stad te doen wat zij konden. Maar zelfs dit middel hielp niet en na drie weken dapperen weerstand moest Nijmegen zich overgeven; de kinderen van Ac'olf werden naar Gent gezonden. Bour- "ondië heerschte over Nijmegen en den Valkhof, maar de verwarring, die na den veldslag van Nancy in 1477 ontstond, benut ten zich ook de Gelderschen door zich op nieuw los te scheuren en Karei van Gelder als hun heer uit te roepen. Langen tijd echter heeft de Geldersche heerschappij niet meer geduurd. Maximi- liaan en Maria werden door alle Nederlan ders ais heerschers erkend, en vanaf dat oogenblik heeft ook Nijmegen deel van het algemeene Riik uitgemaakt. Karei van Eg- mond was de laatste Geldersche vorst die er verblijf hield, maar hij geraakte ten slotte met zijn eigene Nijmeegsche burgers in on min! De burcht nabij Nijmegen leefde verder 't leven der geschiedenis mede. Te Nijmegen is Keizer Karei V gekomen in gezelschap van ziin zuster Maria en hii heeft verblijf gehouden op den Valkhof. Drie jaren later was er prins Philip, de latere Philip II. En weer later kwam er Anna van Oostenrijk, ziin bruid, die er werd verwelkomd door den Hertog van Al va, en die in een vorstelijk iacht, schitterend van goud en azuur, de Waal kwam afzakken. Te harer eere werd de. Valkhof nog eens biizonder schitterend ingericht, en toen ging het er aangenamer en vroolijker toe dan later, toen de Hertog van Alva als krijgsoverste er opnieuw ver bluf hield en zijn soldaten heel wat schade in de zalen van den burcht aanrichtten. In 1578 heeft Johan van Nassau in de groote zaal het hem opgedragen Stadhouderschap van Gelder en Zutphen aanvaard, en sedert tiien vergaderden er het Landschap en de Kwartieren en hielden de burchtheeren er verblijf. Ook de ambtsvergaderingen van het Rijk van Nijmegen werden er gehouden, en de gerechtsbiieenkomsten voor burgerlijke en iiifstraffelüke zaken. Tegen de voorpoort van den burcht, dus op het Kelfkensbosch werden de lijfstraffen volvoerd, door de Schepenen van Nijmegen uitgesproken. Zoo heeft de Valkhof van NHmegen zijn vorste lijk leven verder geleefd, totdat in 1672 de Franschen er een geringe schade in aanrichtten. Maar zij was gemakkelijk te herstellen, en de burcht bleef als Stadhou derlijk verblijf ten allen tijde gereed om gas ten te ontvangen. Van geen der Stadhouders is echter be kend, dat hij er anders dan voorbijgaand vertoefde, met uitzondering van Willem V, te wiens behoeve nieuwe vertrekken werden bijgebouwd en die in 1785, toen de onaan genaamheden in het Hollandsche Staatsbe stuur begonnen, daar zijn verblijf opsloeg. Van hieruit is zijn wakkere gemalin haar tocht begonnen, die ontijdig te Goelan-Ver- wellesluis eindigde; de vernedering haar, Pruisische Koningsdochter, daar door de patriotten aangedaan, deed Pruisen ingrij pen en het leger zenden, dat al spoedig de patriotten op de vlucht, joeg. Willem V heeft op den Valkhof nog den Hertog van Bruns- wijk, den aanvoerder van dat leger, ontvan gen; hij heeft er in October 1794 met zijn zoon Prins Prederik en den Hertog van York verblijf gehouden, doch onder het gebulder van de Fransche kanonnen, die de stad be legerden. Men heeft toen als in 1672 de stad niet kunnen behouden, en zoo onstuimig drongen de Franschen binnen, dat de bur gers nauwelijks in het bezit hunner privile giën konden worden gesteld. Het daaraan voorafgegane bombarde ment heeft over het lot van den Valkhof beslist. Er was groote schade aangericht, en een aanzienlijke som ware vereischt om alles v/eer in den ouden toestand te brengen. De burcht had een groote massa tufsteen, die veel geld bij verkoop kon opbrengen. Dit is aanleiding geweest, dat op den Landdag van Augustus 1795 het voorstel werd gedaan en aangenomen om den burcht te doen sloopen. Doos 45 ct. Bij Uw Drogist Op 9 Februari 1796 werd hij geveild; ruim 90.000 gulden bracht de burcht op, in welken koop het Kwartier van Zutphen, reeds uit hoofde van het geringe bedrag tegenover de groote hoeveelheid tufsteen niet bewilligde. De afgevaardigden van Nijmegen, ook van het Rijk en van het land tusschen Maas en Waal, protesteerden vruchteloos tegen den verkoop en wilde tenminste de beide kapel len behouden. Maar hun streven was ver geefs; terstond na den toeslag werd met het slooperswerk een aanvang gemaakt, waarbij men zelfs de ligging en samenstelling van den burcht verzuimde behoorlijk op te ne men. Vrij spoedig daarna is met de beplan ting van het aldus vrijgekomen terrein be gonnen; steeds heeft Nijmegen in de ont wikkeling van dit wandelpark behagen ge schept en steeds is het verfraaid en verbe terd. Maar toch, wie zou er niet voor geven, indien daar nog de oude burcht stonde al moeten wij dankbaar waardeeren, dat on vermoeide pogingen door historici worden gedaan om te behouden wat behouden is ge bleven en om aan de hand van bescheiden en ontdekkingen vast te stellen, wat daar eens is geweest. Wij kennen allen het schil derij, dat den Valkhof zoo omstreeks het einde der achttiende eeuw, met de Pont op de Waal, volgeladen met menschen en paar den voorstelt, en daaruit kunnen wij aflei den hoe groot de Valkhof ook toen moet zijn geweest. Wat zou men, indien hij ware behouden, daarvan niet °en historisch ge bouw hebben kunnen herstellen, dat nu voorgoed is verloren gegaan! Vanaf het Valkhof gaat de blik nog vrij over Waal en Betuweiand, maar wie den bocht van de Waal omkomt en Nijmegen voor het eerst ziet liggen, ziet wel al spoedig een spoorbrug, en zal even spoedig nog een tweede brug zien, maar geen Valkhof, dat aan den luister van Nijmegen zoo groote kracht bijzette! Octrooiwet Bü Kon. Besluit van 4 Augustus 1931 (Staatsblad no. 358) is bepaald, dat de wet van 9 Juli 1931 in werking zal treden met ingang van heden 15 Augustus. Of wij een foto van hem mochten nemen? „Jawel," antwoordde Jan op zijn gewonen bereidwilligen toon, „maar dan effe wach ten; ik moet eerst mijn oliejas uit, dat staat beter." Ministerieel bezoek aan de Hoogovens en nevenbedrijven Met den trein die te 11.14 te Beverwijk aankomt, arriveerde Vrijdagmorgen Zijne Excellentie de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, Mr. T. J. Verschuur, voor een bezoek aan de Hoogovens en nevenbedrijven. Rondgeleid door de Directie bezichtigde de Minister in de ochtenduren het Hoogoven- bedrijf, waar o.a. een hoogovenafsteek werd bijgewoond Na de lunch, welke werd ge bruikt in het Casino der Hoogovens, werd nog een bezoek gebracht aan de Cementfa briek en aan de Stikstoffabriek. Als ge in Nijmegen, deze typisch mooie en historische stad, vertoeft en de hoofdkerk, de St. Stevenskerk, hebt verlaten, en langs de oude Latijnsche school zijt gekomen op het Marktplein met zijn prachtige en goed behouden Oude Waag, dan vindt ge de beide Burchtstraten, de Korte en de Lange, voor U. Deze, met het Stadhuis aan uw rechterhand, bevatten veel in zich van wat de geschiedenis van Nijmegen belangwek kend maakt. En zijt ge deze doorgegaan, clan komt ge aan het Kelfkensbosch, waar uw aandacht ter linkerzijde wordt getrokken door het wel typisch leelijke gedenkteeken, dat daar is opgericht ter herinnering aan de spoorwegverbinding, die Nijmegen en Kleef sedert het grootste deel van een eeuw ver bindt. Maar tegelijkertijd bevindt ge U op de plaats, waar vroeger de hoofdpoort van het aloude Valkhof, den burcht, die Keizers en Koningen en groote heeren zonder tal heeft geherbergd, was gelegen. Bevindt ge U dus in het centrum van Nijmegens his torische merkwaardigheid. Want, dit kan niet worden ontkend, dat, moge Nijmegen behooren tot de historisch meest belangwek kende steden van Nederland ook al daarom, omdat van die geschiedenis zooveel is be houden en zooveel, dat verloren was gegaan, is teruggevonden het Valkhof vonnt Nij- megen's historisch hoogtepunt. Geen won der, dat wij, nakomelingen, geen woorden kunnen vinden om onze verontwaardiging te uiten over #e daad onze voorvaderen, die aan het einde der achttiende eeuw, terwille van de waarde van een groote massa afval, besloten den glorierijken Valkhof te amo- veeren. Hoe eigenlijk de kapel van Keizer Karei den Grooten en een stuk van die van Frederik Barbarossa aan dit vernietigend sloopingswerk zijn ontkomen, is niet recht duidelijk. Nijmegen heeft door dit sloopings werk gewonnen een heerlijk plantsoen, waarin beide kapellen een rustpunt vormen voor den wandelaar. De zij-ingang van het Valkhof is door Nijmegen benut om begrij- pelijken dank te betuigen aan het wakker stedelijk Driemanschap, dat Nijmegen in den loop der negentiende eeuw van de knel lende vestingmuren verloste. Doch, hoeveel grooter zou Nijmegens dank niet kunnen zijn, indien nog het grootste deel van dit Valkhof bestond, gelijk een kundig geschied schrijver als In de Betou het moet hebben gekend, gezien den plattegrond, dien hij daarvan weet te geven. Wanneer wij het Valkhof bezoeken, bege ven wij ons al spoedig naar de plaats, waar men, staande voor de kapel van Keizer Karei den Grooten, het schoonst denkbare uitzicht heeft over de Waal en de Betuwe- vlakte. Het witte .hek draagt het bekende in schrift, dat ons, in Latijnsche taal, vertelt, dat Claudius Civilis hier moet hebben ge staan, tandenknarsend den voortgang der Romeinen ziende! Of hij werkelijk op deze dan wel een andere plaats gestaan heeft, mag betwijfeld worden, maar zeker is het, dat hij, na door Cerialus te zijn ge slagen, van hier is weggevlucht, doch niet dan nadat hij het door de Romeinen ge bouwde Oppidum aan verwoesting had prijs gegeven. Inderdaad, reeds ten tijde der Ro meinen bestond hier een belangrijke Ro- meinsche nederzetting en de vondsten van beteekenis, die in vroeger en later tijd te Nijmegen en in de onmiddellijke omgeving zijn gedaan en die den grondslag hebben gelegd tot het Museum Kam, bewijzen wel, dat inderdaad hier geheel een Romeinsch legercorps was ondergebracht en een soort van nederzetting om zien heen had gescha pen. Vermoedelijk is deze in den loop der eeuwen gedeeltelijk verloren gegaan, maar toch niet geheel, want Nijmegen gold in de achtste eeuw als stamgoed der Frankische Koningen en werd vervolgens, mede dank zij de aandacht, die Karei de Groote aan de zoo goed gelegen stad wijdde, als Rijksstad beschouwd. Van Lennep en Hofdijk vestigen er onze aandacht op, dat het niet anders kan of in het Nijmeegsch paleis, dat weldra als Keizerlijk Jachthuis onder den naam van Valkhof bekend stond, moet de inrich ting eenigszins zijn geweest als die van Karel's paleizen te Aken en te Ingelheim. Vooral dat te Aken wordt voorgesteld als 'n gebouw van buitengewonen omvang; daar waren vertrekken, niet alleen voor het ge volg, maar ook voor alle grooten en leen mannen en bisschoppen. Er waren zalen, waarin de eroote Rijksvergaderingen en bij zondere bijeenkomsten konden plaats heb ben. De gebouwen voor de lijfwacht en voor de geringe hofbedienden sloten zich bij het hoofdgebouw aan. Er waren deuren van tra liewerk en brons en zuilengangen en gale rijen in groot aantal. Zoo moet het Valkhof ook eenigszins zijn geweest toen in de lente maand van 777 Karei de Groote er ver scheen, bij welke gelegenheid hij een gift brief ten gunste der kerk van St. Maarten te Utrecht bezegelde. Vast staat, dat in het voorjaar van 804 Karei, sedert vier jaren Keizer, weer op zijn Nijmeegsch paleis was; in 806 deed hij er de Rijksverdeeling tus schen zijn zonen Karei, Lodewijk en Pepijn bezweren; en ook 807 en 803 moet de grijze vorst in zijn vertrekken aan de Waal hebben doorgebracht. Dat zijn de laatste jaren, waarin van zijn verblijf te Nijmegen wordt gewaagd; of hij er nadien nog is ge weest, staat niet geheel vast, maar wel, dat hij er in 808 nog den luisterrijken Landdag heeft gehouden. Er is aan het verblijf van Karei den Grooten te Nijmegen de legende verbonden van de Keizer Karel's klok van de St. Stevenskerk, die alle eeuwen door heeft geklept van 8 tot 8.30, zonder dat velen in Nijmegen geboren, zelfs wisten waarom dit geschiedde. Een der beide schrijvers van het historisch drama Keizer Karei de Groote, dat in 1904 te Nijmegen werd opge voerd, geeft de verklaring in deze dichter lijke bewoordingen: Maar dan die klok wat wil dat klokgelui? Het is op bevel des Keizers, dat zij luidt, Wanneer hij op deez' oude burcht vertoeft, en het Paaschfeest voorbereidt, dan knielt hij 's avonds, na volbrachte taak en dankt zijn God, voor wat hem werd geschonken, en bidt zijn God om kracht en wijs beleid. Van 's morgens vroeg, arbeidt hij uur aan uur, regeert het land, dat vrede en welvaart bloeie, en waar gevaar dreigt, gordt hij aan het zwaard. Zoodra de zonnewijzer het uur vermeldt van d'ondergang der zon, trekt zich de Keizer terug in 't bidvertrek en bidt een half uur lang. Dan luidt van het slot de klok. De goede burgerij, vreedzaam vereenigd in haar huizen langs de Waal v/eet dan, dat het uur gekomen is, waarin de Keizer zich nederbuigt voor den Vorst, die aller Keizer is, Gansch Nijmeeg's burgerij weet dat en keert naar huis, voordat de klok haar eersten slag doet hooren. En het volk noemt haar de Keizer Karel's Klok. Onder Karel's afstammelingen is het niet VALKHOF De bij velen hier te lande bekende Jan de Badman, herdenkt in deze maand het feit, dat hij veertig zomers achtereen bü het Wijk aan Zee-bad is werk zaam geweest. Om deze herdenking niet onopgemerkt voorbij te laten gaan, vooral met het oog op zijn populairiteit bi) duizenden badgasten uit binnen- en buiten land die in die jaren des zomers in Wijk aan Zee vertoefden, zochten wij Jan op in zijn dagelijkschen werkkring by het zee bad. Te IJmuiden is Donderdag in den ouderdom van 56 jaar overleden de heer D. F. G. Schilling, oud-wethonder van Sociale zaken der gemeente Velsen. altijd rustig in het Keizerlijk Nijmegen ge bleven. Wel bracht Lodewijk de Vr. er reeds in 815 de Paaschdagen door; wel had me nigmaal een Rijksdag met grooten luister op het Valkhof plaats; wel trok in 830 Kei zer Lodewijk naar het Valkhof om er de ver deeling tusschen Lothaer, Lodewijk en Karei den Kalen te beschrijven, maar al spoedig verandert het tooneel, dat zich voor onze oogen afspeelt. Op het laatst aer eeuw de den de Noormannen hun invallen, waarbij zij zich tot in het midden van het land bewo gen en ook den alouden Keizerlijken burcht aantastten. Waren zij vroeger verschenen teneinde den Keizer hulde te betoonen, nu trapten hun grove en ruwe voeten plat wat plat te trappen viel, en stichtten zij den brand in het prachtige gebouw, voordat zij op het bericht, dat Koning Lodewijk met zijn leger in aantocht was, wegtrokken. Wel ontruimden zij dus de plaats, maar zij vernielden de vestingwerken, en zij sta ken den brand in het Keizerlijk paleis, dat de toenmalige Benedictijner monnik Sieg- bert een zeer groot en sterk, Koninklijk ge bouw noemt. De Valkhof werd kort daarna weer opgebouwd, want in den zomer reeds hield de Koning van Lotharingen er verblijf en in 900 had in de kapel van Keizer Karei, aan de algemeene verwoesting ontkomen, de vrijlating van den lijfeigene Odburga plaats. Maar dat Valkhof, waaruit in 990 de stoet tiok, die Theophania, dochter van den Griekschen Keizer en stiefdochter van den grooten Nicephorus ten grave leidde, trok niet meer uit den Valkhof van Keizer Karei den Grooten. Hadden onze voorvaderen van de achttiende eeuw den Valkhof gered, zij hadden het ons toch niet mogelijk gemaakt de zalen te betreden, waarin de groote Kei zer heeft verblijf gehouden. Met uitzonde ring dan van de kapel, die wij nog immer kunnen bezoeken. Alle eeuwen door is de Valkhof geweest de verblijfplaats van Keizers en Koningen en van groote heeren. Hendrik II, die in 1002 van het paleis bezit nam, vertoefde er dik wijls, vergezeld van zijn gemalin Cunegonde, en van hieruit heeft hij het bevel gezonden aan Graaf Dirk van Holland om de Tol bij Dordrecht, door dezen eigenmachtig gehe ven, te slechten. Maar opnieuw in 1047 werd de burcht, althans grootendeels, in brand gestoken, ten gevolge van den oorlog tus schen Hendrik III en Godfried van Lotha ringen. Herstel volgde opnieuw, en vooral Frederik Barbarossa deed in 1155 den burcht in ouden luister herstellen, waar zijn gemalin Beatrijs van Bourgondië hem in 1139, een zoon, als Hendrik VI bekend, schonk. Dat Nijmegen dan ook de gevolgen heeft onder gaan van de twisten, die al spoedig het Duitsche Rijk verscheurden, kan niet ver bazen. Het is de Roomsch Koning Willem n van Holland geweest, die aan Graaf Otto van Gelre de Rijksstad en het land van Nij megen voor 16000 zilveren marken verpand de. En al bleef sedert dien de stad als Rijks stad aangemerkt, waar het pandgeld niet werd ingelost en niet kon worden ingelost, is vanaf dat oogenblik de Valkhof ook de zetel der Geldersche Graven, zoo straks Hertogen geworden. Willem II heeft er ver blijf gehouden, maar meer als gast dan als Heer. De slotvoogden, die over den Valkhof gezag voerden, waren dan ook, hoe hooge Geldersche edelen zij mochten zijn, ambte naren van de Geldersche Hertogen, en deze hielden er bij voorkeur verblijf. Graaf Rei- nald heeft er in 1300 Keizer Albrecht van Oostenrijk ontvangen, die bij die gelegenheid den Aartsbisschop van Keulen gaf wat hij vroeg: het tractaat tusschen den Keizer en Graaf Jan van Avesnes. Maar al spoedig o'aarop kwamen de eerste moeilijkheden, die Nijmegen tusschen een vader en een zoon aanschouwde. Immers de oude Reinald, van de Regeering ontzet, werd door den jongen Reinald naar het kasteel Halle op de Veluwe gevoerd, en deze kwam den Valkhof betrek ken. Hij was aanvankelijk getrouwd met Sophia van Mechelen, daarna met Eleonora van Engeland, die in 1335 door een grooten stoet werd ingeleid. Er is een plattegrond bekend van den Valkhof in die dagen, om vattende de achthoekige kapel van Karei den Grooten, de Romaansche kapel van Frederik Barbarossa, drie binnenpleinen met huizingen daaromheen, een put, den hoofd toren en den grooten ingangspoort. Maar vrouwe Eleonora genoot slechts korten tijd van het verblijf op den Valkhof, want zij werd door haar man, die de eerste Hertog van Gelre werd, verlaten. Onder het voor wendsel, dat zij aan een afschuwelijke be smettelijke ziekte leed, verbande hij haar, maar bekend is de historische gebeurtenis, dat Eleonora te midden van het feestmaal, waaraan Reinald in het bijzijn van ridders en lichte vrouwen vertoefde, met haar beide zonen de feestzaal binnenkwam en Reinald zijn schandelijk gedrag in het gezicht wierp. Tusschen de beide broeders, Reinald en Eduard is de verhouding niet gunstig ge weest; het noodlot van vader en moeder drukte op hen. Weliswaar slaagde de opzet niet om Eduard in den Valkhof zelf gevan gen te nemen en zoodoende Reinald in zijn plaats te stellen, maar spoedig daarna stierf Eduard en verzoende Reinald zich met de Nijmegenaars, die de partij van zijn broeder hadden omhelsd. Toch is het lang niet altijd vrede geweest tusschen den heer van den Valkhof en de burgers van de stad, die zich op hun eigene, in steeds ruimer omvang ver kregen rechten niet weinig lieten voorstaan. In 1388 zagen deze den levenden leeuw, die aan Hertog Willem van Gelre werd gebracht, maar later ontstond niet weinig verschil van meening over het recht van de neerschers van den Valkhof om sterkten te bouwen, die tegen de stad konden zijn gericht en over de vrijheden, die de burgers buiten net gebied van het Valkhof genoten. De eeuwen gingen over den Valkhof heen, en steeds was er bezoek van hooge perso nen, en steeds was er wapengekletter op de ruime binnenplaatsen, hetzij van strijders, die kwamen, hetzij van strijders die gingen. Hiermede wilde Jan te kennen geven dat h}j in de maand Au gustus niet zoo zwaar „gejast" op een foto wilde. Maar tegen woordig is in de maand Augustus dik wijls een jas welkom! Vervolgens vertelde Jan ons, dat hij reeds vanaf zijn prille jeugd met het strand bekend was geraakt. Jan werd in 1874 in Wijk aan Zee geboren. Zijn moe der was de vanouds bekende Neeltje, de badvrouw. Zij werd in 1880 door de Bao- maatschappij aangesteld bij het dames-bad, dat destijds van het heerenbad gescheiden was. Dan werd Jan medegenomen. In den winter moest Jan mede naar het strand om stranhout of beter gezegd stook" te zoe ken. Om en bij het strand groeide Jan op, totdat hij op 17-jarigen leeftijd bij de strandstoelen werd aangesteld. Zijn moe der is ruim 30 jaren aan het bad verbon den geweest tot 1914. Daar zij door haar hoogen ouderdom erg bijziende werd, kon zij niet langer haar betrekking vervullen. Hoe deze bijziendheid haar in het laatste jaar parten speelde, kunnen wij nog il- lustreeren met het volgende vermakelijke voorval. Neeltje, de badvrouw, moest dik wijls, op verzoek van de ouders, kinderen die vrees hadden voor het zeewater onder dompelen. Nu gebeurde het op zekeren dag, dat een Pastoor uit den omtrek met zijn misdienaars aan het strand verpoosden. Een dezer jongens waagde zich onbewust dicht bij Neeltje de badvrouw. Deze laatste, den kende, dat het een jongen was die bij het bad behoorde, doch niet in zee durfde, greep den tegenspartelenden knaap vast en dom pelde hem eenige malen flink onder water. Haar vergissing werd spoedig opgemerkt en het misdienaartje werd, hoewel met natte kleeren, naar den Pastoor teruggebracht. Dat om dit onschuldige voorval gelachen werd laat zich denken. In 1894 werd aan Jan het toezicht over het bad toevertrouwd en deze functie heeft hij tot heden toe behouden. Met groote nauwgezetheid vervult Jan zijn taak. Gaat deze of gene bader te ver, direct geeft Jan met zijn hoorn-instrument een waarschu wend bevel: terugkomen. Met hoomsignaal en armgebaar houdt Jan zijn baders waar zij het veiligst zijn, met zijn blikken strak alle bewegingen volgende om bij het minste gevaar te waarschuwen. Of er nooit baders verdronken zijn in dit bad? „Baders verdronken, mijnheer? Bij mij niet hoor. In al de jaren niet dat ik hier sta," zegt Jan eenvoudigweg. „Slechts ééns, voor een 15 jaar terug is het gebeurd dat de dochter van den hier gevestigden dominee Gildemeester bij het baden in de strooming geraakte en op het punt was te verdrinken. Dit heb ik kunnen voorkomen en haar met behulp van een tweeden persoon gered." Hoeveel baden er vóór veertig jaren per dag genomen werden? „Nou, niet meer dan 7080 baden per dag en dan nog met goed weer. Das in de laatste jaren veel toegenomen." zegt de de badman. „Nu tellen we met een mooie dag weer ruim 400 baden. Na nog eenigen tijd met hem gesproken te hebben over het slechte weer van dit sei zoen, namen wij afscheid van Jan. de bad man, hem achterlatend bij zijn verantwoor delijke taak, die hij hij al zooveel jaren met groote plichtsbetrachting heeft vervuld. Sleutel Juffrouw Drommelmans was sedert eenige jaren alleenwonend. En telde om en bij de acht en vijftig althans volgens het bevolkingsregister Maar als je juffrouw Drommelmans wilde gelooven ze sprak zelden over haar leeftijd en als ze 't deed, dan liet ze die zooveel moge lijk „in 't midden", of praatte er heel behen dig overheen als je juffrouw Drommelmans wilde gelooven, zei 'k, dan moest er met de boeken van het bevolkingsregister bepaald iets niet in orde zijn Dit heeft met „de" historie niets uitstaan de't wordt dan ook enkel vermeld als 'n „iets", dat bij „alleenstaande" juffrouwen weinig voorkomt. Als 'n zelfde soort bijzonderheid wordt nog meegedeeld, dat juffrouw Drommelmans dag en nacht wanhopige pogingen deed, er als dertig uit te zien. We begonnen met de mededeeling, dat juf frouw Drommelmans sedert eenige jaren al leenwonend was. In de enkele tientallen jaren daarvóór had ze geregeld in-, of samen gewoond. Maar na die enkele tientallen jaren was juffrouw Drommelmans tot de „uiteindelijke" bevinding gekomen, dat de heele wereljd sa menspande, om haar 't leven zoo zuur mo gelijk te maken. Genoemde „uiteindelijke" bevinding was gegrond op het feit juister, hoewel nóg minder fraai, gezegd: op de aaneenschakeling van het onnoemelijk aantal feiten dat de juffrouw nergens rust en (of) vrede had kunnen vinden. 't Zou ons te ver voeren (want de stad, waarin juffrouw Drommelmans leeft en streeft, is, vooral sinds de annexatie, nogal groot) als we moesten gaan vertellen waar ze „allemaal" had gewoondbeter uitge drukt: had geprobeerd te wonen Het meest correct drukken we ons echter uit als we zeggen, „dat het ons te ver zou voeren, als we moesten gaan vertellen, waar men „allemaal" geprobeerd had haar te dul den." Ze had gewoond met 'n andere „alleen staande" juffrouw; ze had gewoond bij 'n we duwe met éénge dochter in; ze had gewoond bij 'n weduwe zónder dochter in; ze had ge woond op 'n bovenverdieping alleen; ze had gewoond gelijkvloers alleen; ze was geweest in zes pensions, in twee tehuizen voor „alleen staande dames"; ze was vier maal „gegaan" als juffrouw-huishoudster bij 'n weduwnaar, en even zooveel malen als gezelschapsjuffrouw bij 'n oude, gebrekkige dame. Maar, zooals gezeid, er deugde geen mensch ....men maakte haar 't leven tot 'n hel.... ze zou dood gegaan zijn als 't langer geduurd had En zoo woonde ze dan reeds enkele jaren in 'n vrij huisje. 't Was nog wel niet datwant links, op nommer zestien, had je'de familie S., waar 't de heele dag 'n leven als 'n oordeel was met die misselijke radio, en waar de naarlin gen, expres om haar te judassen, 't ding drie maal zoo hard lieten gillen als ze in 't fat soenlijke kwam vragen of 't asjeblieft niet 'n tikkie minder kon met dat gekrijschen rechts, op nommer twintig, daar schreeuwde „dat hok met jonges" de „heele" dag de „heele" straat bij mekaar, al riep je vijftig maal daags over de schutting heen, dat je kop d r van barstteen of dat nou opvoeien van kinderen moet heeten Ze prakkizeerde dan ook alweer 'n maand of zeventien over verhuizen naar 'n stillere, nettere buurt.... maar ze zat hier vrij goed koop en kon bovendien niet zoo gemakkelijk 'n straat ontdekken, waaraan ze geen onpret tige herinneringen had. Dus sleepte ze haar bestaan voort in per ceel Bolwerkstraat nummer 18 voorloopig. Juffrouw Drommelmans moest naar 'n ver- jaarpartijtje. We leggen de nadruk op „moest". Want 't was de geboortedag van 'n nicht, die nooit met haar had kunnen opschieten.. Ze ging dus uit beleefdheiduit tradi tieom de eer van 't geslacht Drommel mans. Ze „deed" dus extra d'r harenverzorg de extra d'r tandenplaatste die extra ge dane haren op het room-blanke hoofd. deed 'n hap naar de extra verzorgde tanden, die na hun gemeenschappelijk bad werkelijk 'n frisscher aanzien hadden gekregenom hulde haar bescheiden boezem met 'n japon van hemelsblauw mousseline, bezaaid met struikroosjesen deed verder wat noodig was, om jeugdig genoeg op een verjarings partij te kunnen verschijnen.... dat „verder noodige" kunnen we tot ons leedwezen niet nader definieeren, „aangezien" we als out sider niet op de hoogte zijn van alle namen der onderscheidenlijke toiletgehempjes. Met 'n ietsje te veel blos voor gewoon dag licht ging juffrouw Drommelmans verjaring- waarts. En trots het feit, of liever gezegd weer „de feiten", dat de nicht nooit met haar had kun nen opschietendat neef Willem haar al zeer spoedig twee keer had toegesnauwd, dat ze niet moest komen om 't feest te bederven ze wou op staande voet 't hartwater krij gen als ze wist wat voor verkeerds ze had ge zegd en dat tante Sof ie d'r midden in ó'r gezicht had zitten uitlachen om d'r japon bleef ze tot goed half twaalfen had zich in deze uren twee glaasjes port, drie ad- vokaatjes en 'n cognacje met suiker laten op dringenalles vanwege de traditie en de eer van 't geslacht Drommelmans. Ze wandelde „overvoldaan huiswaarts in ge zelschap van nog 'n zestal vroolijke gasten deed jeugdiger dan ooitliet zich verlei den tot 'n hosje en nam zeer vroolijk af scheid bij het begin van „haar straat"dat kleine eindje nam ze liever alléén, om 't „eeuwig gegluur" van die lui van no. 16 en 20. Ze wou juist haar huis binnengaan toen ze werd afgeleid door iets blinkends, midden op de straatZe ging er heen, bukte, iets te veel waarschijnlijk, want ze verloor haar toch al 'n weinig „geschokt" evenwichten kwam languit op straat te liggen.... Juf frouw Drommelmans kwam toen meteen tot de ontdekking, dat het blinkende niets anders was da« 'n klein plasje, waarin het licht weerkaatste van de maan, die lachend achter 'n wolken-berg kroop. Niet zonder moeite kwam ze weer op twee voeten terechtgreep in haar taschje naar d'r. huissleutelbleef in schrik- gloeiïng staanwoelde nog es goed.... haalde elk afdeelinkje leeg tot de bodem vond géén sleutelZe probeerde de deur met haarmet haar onderrug open te du wen't gaf 'n zacht-krakend geluid, waarvan niet precies viel uit te maken of dit van de deur of van juffrouw Drommel mans' beenderenstelsel kwammaar 't bleef bij 't geluid Ze wist geen raad Ze kon bellen bij nummer 16om te vragen of ze over de schutting mocht en dan door 't keukenraampje naar binnen maar met nummer zestien nad ze vanmid dag 'n „onderhoud" gehad, dat de meest vaardige pen niet kon wagen te beschrij ven Ze kon bellen bij nummer twintig maar daar hadden ze haar gisteren gedreigd met ik weet niet wat als ze nóg es 't oudste meisje durfde slaan, omdat 't „spook" haar 'n uur gepest had met 't heen en weer jak keren op 'n vliegende hollander. Op nummer 14 of 22 wou ze niet bellen omdat ze dan toch door de tuintjes van 16 of 20 moest Ze liep door de straat, zonder te weten wat ze moest doenbegon te huilenkwam 'n agent tegen, die gauw wist wat er aan de hand wasen haar meenam naar 'n smid, drie straten verder De smid bromdeschoot 'n broek, 'n paar pantoffels en 'n jas aan, nam z'n ring met loopersging mee met juffrouw Drommelmansen toen ze in haar straat kwamentoen hingen er drie nummers zestien uit 't bovenrraam.om te kijken, wat daar zoo laat te doen was.... en op nummer twintig gingen voorzichtigjes de gordijnen opzij en werden vaag enkele witte gedaanten zichtbaar.... De smid bracht een der loopers naar t slot endeinsde 'n stap achteruit.... „Wel verrrvloekte hij zonder tit- teltjes„Da's me óók wat moois!" „Wat is er?" schrok juffrouw Drommel mans ten tweede male. „Wel menschje sleutel zit in 't sleu telgat! Je hebt 'm zóó maar om te draaien! Daar halen ze me potdome m'n nest voor uit!" Hij zei nog ietseveneens zonder tit- teltjesen liet de juffrounw staan..., In nummer zestien werd hard gelachen., en in nummer twintig werd geproest.... en aan de overzij werden twee a drie ramen dichtgeslagen. Juffrouw Drommelmans is heel wat vrien delijker geworden tegenover nummer 16 en 20.... Maar nog dikwels breekt ze zich 't hoofd over de vraag, of ze de sleutel in de deur had laten zitten toen ze ter verjaring ging, ófwel reeds in 't sleutelgat had gestoken toen haar aandacht werd afgeleid door het n aan-weerschijnende regen-plasje. Er zijn veel onopgeloste raadsels in veel levens. G. I*.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 5