Van der Vlerk's Foto WEILL ZOON MARIA-STICKTING het adres voor iedereen Stofzuigerhuis MAERTENS HERINGA &WUTHRICH, HAARLEM Centrale Verwarming Heringa-Johnson-Oliebranders Uit de Pers ANNEX LIJSTENHANDEL. GROOTSTE KEUZE PORTRETLIJSTJES KLEINE HOUTSTRAAT 112 Van den Katholiekendag te Munster GEMENGD NIEUWS 1856 1931 OP 1 SEPTEMBER A.S. ZAL ONZE ZAAK 75 JAAR BESTAAN VOOR DEZE HEUGLIJKE GEBEURTENIS HOUDEN WIJ OP DIEN DAG VAN 3-5 UUR EEN RECEPTIE BARTELJORISSTRAAT 26-28 BONTWERKERS - DAMESKLEEDERMAKERS BARTELJORISSTRAAT 26-28 Ongeval op het terrein der Hoogovens Barteljorisstraat 16 - Tel. 10756 VAMPYR stofzuigers f 105.- IEDEREN MIDDAG VAN 2-3 UUR POLIKLINIEK mm Professor doctor W. Nolens, Minister van Staat, in de Tweede Kamer hoofdman over negen en twintig, wordt in de Kamer niet anders genoemd dan Monseigneur. Er is nie mand, die Excellentie zegt of professor; Ik heb hem ook nooit bij zijn voornaam hoo- ren noemen. Monseigneur is zeventig jaar. Men ziet het hem niet aan. Hij is vrijwel dezelfde geble ven in de dertig jaren, dat ik hem in de Kamer heb gezien; alleen is op een goeden dag het gouden brilletje met de halve glaas jes er bij gekomen, en, sedert hij hoofdman was geworden, de veldheersblik, en menige wandeling naar de regeeringstafel op oogen- blikken, dat er iets dreigde te haperen. Onder zijn collega's zullen er niet zijn, die niet hoogachting voor hem gevoelen, en wie hunner hem nader hebben leeren ken nen, houden van hem. Dr. J. Schokking. De voorzitter van de Christelijk-Historische fractie, dr. J. Schokking, schreef o.m.: Ofschoon niet de nestor van de Tweede Kamer, evenmin wat zijn leeftijd, als wat zijn daarin zitting hebben aangaat, treedt hij naar voren als een van de oudste leden in den besten, meest beteekenenden zin van het woord Voor de oudere leden zeker niet, maar, naar ik meen, ook voor de jongere is het Parlement zonder Dr. Nolens moeilijk denkbaar. Dit zegt nog niet alles, maar wel iets; of liever in dit geval reeds veel. Want het is waarlijk niet, dat daarbij dan allereerst gedacht wordt, aan den man, die, voor zoover ik mij alhans herinner, al de jaren daar steeds op dezelfde plaats gezeten heeft, niet op de voorste maar op de ach terste rij, vanwaar hij de fractie, waarvan hij de leiding heeft, van bovenaf kan over zien; die dikwijls meer bij den Voorzitters- stoel of in de nabijheid van de Ministers tafel dan op zijn plaats gezocht moet wor den, echter steeds herkenbaar aan zijn on veranderlijke, statige kleedij, en zooveel meer dat in dit verband genoemd zou kunnen wor den. Neen; maar, ofschoon dat alles er niet los van is, wel aan de Zeer voorname plaats, welke Dr. Nolens inneemt. En hier is het, wat ik bedoelde met de verklaring, dat het moeilijk valt aan het verzoek om enkele re gelen te schrijven te voldoen. Inderdaad. Dr. Nolens is toegankelijk, niet in den engeren, maar zelfs ruimeren zin van het woord; wij hebben ook als Christelijk- Historischen ervaring daarvan, vooral in vroegere jaren, wanneer de omstandigheden in bijzonderen zin tot overleg leidden. In persoonlijk gesprek komt men onder de bekoring van den rijkdom van geest en veel omvattende kennis; en wie hem ook maar een enkele maal ontmoet heeft in zijn eigen werkkamer,waar alles getuigt van goeden smaak en niet het minst van intellectualiteit, die speurt in l:et verleden maar meer nog het tegenwoordige ::aar allen kant zoekt te grijpen, heeft daar iets leeren verstaan van het meesterschap dat hem eigen is, en in de jaren steeds grooter is geworden. Doch hoe toegankelijk, altijd is en blijft er de beheerschtheid, welke hem tot die bijzon dere figuur in ons parlementaire leven heeft gemaakt. Een beheerschtheid, die wat den indruk aangaat, geslotenheid nabü komt, bij^ over leg vragen laat, en daarom, vooral bij meer of minder gewichtige aangelegenheden, span ning brengt. Een eigenschap, die vermoedeliik eer ver sterkt, dan verzwakt is geworden door de eischen, die de leiding van een zoo groote fractie als de Roomsch-Katholieke stelt, waarin de schakeeringen, vooral in de la tere jaren, misschien sterker dan in eenige andere partij gevonden worden. Maar een eigenschap ook, die tegelijkertijd voor een goed deel de ongereptheid van het leider schap tot op den huidigen dag verklaart. Ook al wordt hierbij de van anderen onderschei den opvatting omtrent leiden en volgen in rekening gebracht, het feit van het meester schap van Dr. Nolens in de politieke lei- ding zijner fractie, staat onaantastbaar, ook zonder dat hij zelf aan de gedachtenwisseling deel neemt en dit goeddeels overlatend aan de telkens daarvoor meest aanerewezen le- den, houdt hij, aan de door hem gewilde richting met beslistheid vast. Ditzelfde feit geeft, in verband met de ge- talsterkte van de Roomsch-Katholieke Ka- merfractie, aan Dr. Nolens die sterke posi tie en overwegenden invloed in het parle ment waarmee allen te rekenen hebben. Dr. Nolens, de eenige Minister van Staat, zon der ooit Minister te zijn geweest, heeft ten gevolge van die positie op wetgeving en be leid meer invloed dan hij misschien als mi nister zou hebben gehad. Dat in de groe peering der partijen zich in de latere jaren TOoral om zijn persoon de strijd concentreert om hem van een geducht tegenstander een begeerden medestander te maken, is uit dien hoofde niet vreemd. Mr. H. J. Knottenbelt. Tenslotte ontleenen wij aan het artikel van mr. H. J. Knottenbelt, voorzitter der fractie van den Vrijheidsbond, het volgende. Reeds 34 jaren is hij lid der Tweede Ka mer, maar met onverminderde belangstel ling' die jongeren hem kunnen benijden, volgt hij trouw de werkzaamheden van het college. Meest stilletjes op zijn plaats boven aan de bankenrij ter rechterzijde. Doch niets ontgaat hem. Vaak ontgaat ook zijn mede leden niet wat in hem omgaat, want zijn gelaat kan daarvan somtijds als hij daar tegen geen bezwaar heeft! zijn meening over hetgeen wordt gesproken zeer duidelijk weerspiegelen. Hij is een merkwaardige man. Misschien wel het meest (maar anderen kunnen dat beter beoordeelen dan ik) om zijn gaven als leider. Zeker is het voor buitenstaanders iets merkwaardigs, dat onder zijn leiding de R.K. Tweede Kamerfractie, niettegenstaande haar wel zeer heterogene samenstelling, gemeen lijk als een politieke eenheid optreedt. Aan een artikel in „De Maasbode" over den grooten doode ontleenen wij het vol- gen de Wij hadden gehoopt hem nog lang te zul len behouden, wij, Katholieken op de eerste plaats, die aan hem zoo ontzaglijk veel te danken hebben, maar ook het heele Nederlandsche volk, dat in dezen priester een man verliest, die jarenlang zijn vader land in en buiten de grenzen heeft gediend met een bekwaamheid, een toewijding en een onbaatzuchtigheid, welke spreekwoor delijk zijn geworden in onze vaderlandsche historie. In hem waren inderdaad vereenigd de beste eigenschappen van ons ras: een Nederlander, die in den meest verheven zin van het woord hart had voor religie en negotie. Een man, die krachtens zijn vrij willig gekozen levensstaat allereerst gewijde dienaar was van den Allerhoogste, maar die, toen de Voorzienigheid hem riep, heel zijn robuuste lichaamskracht en al zijn geeste lijke bekwaamheid aanwendde om de be drijvige gemeenschap te dienen; als leeraar, als hoogleeraar, als econoom, als socioloog, als diplomaat, als afgevaardigde des volks, als afgevaardigde der regeering, als vakver- eenigingsleider, als journalist, als hooge- school-curator, als voorzitter van gewich tige colleges, als leider van een politieke partij, als president van internationale samenkomsten. „Geheel en al het type van een Staatsman, speciaal gemaakt om in Holland (bedoeld schijnt Nederland) te slagen", schreef de „Gazette de Hollande". Als man van kracht en beleid, schilderde hem de vrouw van een gewezen gezant in een Engelsch tijdschrift; „een model van een goed kamerlid en een voorbeeld voor ons allen", erkende mr. Rink; „van allen di»- inzicht hadden de radste, van allen, die verstand hadden de nuchterste, van allen die kalm waren, de kalmste", zoo typeerde hem Roodhuizen; als den man, die toonde, „dat het geloof en de godsdienst van Rome geenszins onvereenigbaar zijn met den wil om de sociale gerechtigheid te bevorderen en het lot der arbeiders te verbeteren", zoo zag hem de socialistische „Peuple"; als „den trouwen wachter voor de juiste toepassing onzer constitutioneele beginselen", zoo hul digde hem „De Nederlander"; als een „staatsman met gevoel van hooge verant woordelijkheid', zoo prees hem „De Avond post"; als „de invloedrijkste staatsman in Nederland" en „een man van nationale be- teekenis", zag hem Colijn; als „doctor uni versalis" werd hij in „Het Vaderland" aan geduid als een „leader of thougths" en een „leader of men" door wijlen mr. Dressel- huys beschreven; als „onkreukbare en on baatzuchtige persoonlijkheid".... „zonder behoefte aan gezellig verkeer (zelfs op internationale conferentie)integendeel alles vermijdend, wat hem van de naarstige bestudeering der stukken zou kunnen af houden, of zelfs maar afleiden", zoo typeer de hem zijn vriend prof. Aalberse in „Gro- tius, Annuaire International". Het „Hdbd." drukt nog eens af, wat zijn hoefijzer-redacteur schreef over Mgr. Nolens in zijn „Heeren in Den Haag": „Wij hebben dr. Nolens nog nimmer in emotie gezien. De Kamer mag zoo woelig en onrustig wezen als een Nederlandsche Ka mer maar kan zijn, dr. Nolens zit, of staat, er altijd even rustig bij. Hoogstens komt hij uit zijn bank om, zonder overhaasting, het spreekgestoelte wat te benaderen als het daaromheen eens stormten om dan, dood kalm, vragend met de oogen en als het moet ook even met den mond, te informee- ren wat er aan de hand is. Als luisteraar en waarnemer verkeert hij meestal in de Ka mer; hij schijnt, ook als hij zit te schrijven, altijd wel une oreille en campagne te hebben. Uit zijn plooi van zelfbeheersching, van voorzichtige kalmte, haalt men hem nooit. Tot interrupties laat hij zich zelden of nim mer verleiden en als hij zelf geïnterrumpeerd wordt, blijft hij het antwoord schuldig of hij geeft een antwoord in den woord-voor woord-toedienenden spreektrant der voor zichtigheid, waarin hij ook zijn rede bezig was te uiten. „Of die ietwat trage en intermitteerende spreekgewoonte het gevolg is van een bui tengewone omzichtigheid dan wel van moeilijk formuleeren, zouden wij niet kun nen zeggen. Wellicht van beide. Zeker is het, dat een rede van dezen spreker den indruk geeft van inderdaad wel moeilijke productie, 't Is of de spreker altijd weer, bij eiken nieuwen zin dien hij ineen te denken en te uiten heeft, met onuitputtelijk ge duld de moeilijkheden overwinnen moet. waarmee een beginneling te kampen heeft. Hij raakt er nooit verlegen onder, hij hak kelt nooit, hij brabbelt nooit, hij werkt zijn zinnen er alleen maar uiterst langzaam uit en als hem eens een bijster lange zin ge slaagd is, dan plant hij zich wat vaster op de beenen gemeenlijk staat hij met de voeten naast en stevig van elkander als om zich voor den volgenden gereed te maken. Boos, verontwaardigd, driftig, vroolijk, vin nig wordt hij nooit, wat ook zijn onder werp mag zijn of hoe men hem ook aan gevallen moge hebben. Gelijk zijn groote dertiend'eeuwsche meester (Thomas van Aquino) tracht hij niet te bekeeren, maar te overreden, niet mee te sleepen, maar te redeneeren. Het heugt ons zelfs niet, dat wij ooit een frons zijn voorhoofd zagen rimpe len; zelden verandert de klaar-nuchtere, rustig-gebiedende uitdrukking van zijn iet wat scherpstreng, maar vertrouwenwekkend gezicht. Hoogstens kan er om de hoeken van den vastgesloten mond eens iets van een glimlacht zweemen en kan de wenkbrauw wat nieuwsgieriger opgetrokken worden als een tegenstander iets debiteert, dat den Venlo'schen afgevaardigde bijzonder curieus dunkt. Maar verder brengt niémand hem en niets. En ook de leuke gereserveerde humor, waarvan hij enkele malen blijk geeft, glijdt achteloos en daardoor steeds bijna onopge merkt voorbij." En het blad besluit: „Men heeft opgemerkt, dat Nolens juist op tijd gekomen is na Schaepman. In derdaad; de zwijgende, denkende en werken de persoonlijkheid van den eerste zou kwa lijk gepast hebben in den tijd onzer poli tieke opstanding, die geestdrift noodig had. Maar in een tijd van consolidatie als de onze was Nolens de man. Zijn heengaan is niet alleen een zwaar verlies voor de R.K. Staatspartij, maar treft het politieke en sociale leven van ons geheele land." Aan „Het Vaderland"-artikel ontleenen wij de volgende passages: „De slag is gevallen, Nolens is niet meer. Een slag voor dezen lande, want hij was een warm vaderlander, die, dank zij zijn groote bekwaamheden, en zijn ernstigen wil om de gemeenschap van nut te zijn, Neder land onschatbare diensten heeft' bewezen; een slag voor de Katholieke partij, die in hem den onovertroffen leider zal missen, een slag voor de velen, Qie hem eerden en vriend schap toedroegen ook buiten zijne politieke en religieuse geestverwanten. Wat ons in Nolens altijd zoo aangetrokken heeft, is, dat het zijn Christendom was, dat hem gemaakt heeft tot vurigen voorstan der van medewerking van den Staat om de treurige arbeiderstcestanden, door de En quête van 1886 bloot gelegd, te verbeteren. Zijn geloof was het onze niet, maar waar het woord „christelijk" helaas zoo dikwijls in de politiek misbruikt is, om die verbetering tegen te houden, mag er wel eens op gewezen worden, dat het bij hem zoo heel anders was. Wat verder in Nolens zoo aantrok was, dat hij, al was zijn geloof het richtsnoer van zijn leven op ieder gebied, wars was van elk gods dienstig vertoon in politicis; misschen is het juister gezegd, dat dit juist het gevolg was van zijne innige geloofsovertuiging, waarmee niet gezegd is, dat hij, voor de noodzakelijk heid gesteld voor zijne Kerk op te komen, dien plicht niet zou hebben vervuld. In dit verband herinneren wij aan zijn strijd met Troelstra in November 1907 over de Encycliek Fascendi tegen het modemisme. Een groot en edel man is van ons heen gegaan; wij brengen zijne nagedachtenis eer biedige hulde." „Het Volk" schrijft o.m.: „Degenen, die nader met hem in aanraking kwamen, voelden intuïtief, dat bij dezen mensch achter een schijn van onaandoen lijkheid nog andere krachten schuil gingen en dat verleende aan zijn figuur een zeker waas van geheimzinnigheid, een romanti sche bekoring. En stellig ontmoeten wij hier één der vele factoren, waardoor zijn groote invloed op ons staatkundig leven, zijn macht over zijn partijgenooten moet worden ver klaard. Monseigneur Nolens was geen man, óie de spontane geestdriftige genegenheid der menigte verwekte, maar hij imponeerde door zijn vastberaden verschijning, door zijn nuchtere zakelijkheid, door zijn groote ken nis niet alleen van de staatkundige ver houdingen, doch ook van den mensch en zijn zwakheden. Inderdaad: Nolens was een groot men- schenkenner. Ofschoon gespeend van alle redenaarsgaven, verstond hij bij uitnemend heid de kunst zijn gehoor te boeien. In de mise-en-scène was hij niet te overtreffen. Hoe zorgvuldig wist hij op belangrijke po litieke momenten, wanneer het op Nolens' woord aankwam, het oogenblik van spreken te kiezen. En als hij eindelijk, sprak, spande hij de nieuwsgierigheid zijner luisteraars tot het uiterste, om dan ten slotte dikwerf met een of andere sfinx-achtige verklaring te komen, zoo in den geest van: „het kan vrie zen en dooien!" Met dit al was monseigneur een heer- schersnatuur, die in de Kamerfractie er den wind onder had. Als de zaken hem niet naar den zin gingen, als er rebellie was, óf een fractiegenoot een minder gelukkige speech hield, dan kon men Nolens bij het hekje van de stenografen zien staan en wanneer hij met zijn ring op de balustrade een zach- ten roffel sloeg ,gold dit als een zeker teeken, dat er iets op til was. Zijn groote streven was de eenheid der Roomsch-Katholieke Staatspartij. Daaraan heeft hij veel dingen ten offer gebracht, die hem lief moeten zijn geweest. In dit opzicht valt hij te vergelijken met Troelstra. Maar er is één groot onderscheid. Want, terwijl het eenheidsstreven van den soclaal-demo- cratischen leider er op gericht was om sa men te binden wat bijeen hoorde, had No lens zich tot taak gesteld om in het wezen der zaak onverzoenlijke elementen onder één overkapping te houden. Dat in den strijd tusschen werkgevers- en werknemersbelan- gen het vooral de laatsten zijn geweest, van wie de offers werden gevergd, mag hierbij niet worden verzwegen. En dit is dan ook tevens het tragische element in dit leven. Deze rijk begaafde man, met een sterk ont wikkeld sociaal gevoel, heeft wel grooten in vloed kunnen oefenen op de politiek van ons land, maar bij zijn heengaan moet helaas worden getuigd, dat hij veelal meer een rem mende dan een stuwende kracht was. Het hoofdmoment van zijn levenswerk was meer van conserveerenden dan van schep penden aard. Ook in deze taakvervulling lag echter iets groots. Want hij heeft dezen ar beid immer verricht met een onkreukbare trouw, met ter zijde stelling van eigen be geerten. Indien Nolens gewild had, zouden hoogere posten zeker zijn deel zijn geworden. Hij gaf echter de voorkeur aan een blijven de vervulling van het leiderschap zijner frac tie, overeenkomstig de richtlijnen, die hij hiervoor getrokken had. Aan dit onbaatzuch tig staatsmanschap brengt in deze ure ook de tegenstander gaarne een eerbiedig saluut." Uit „De Tijd": „Nederland spreekt over hem als over een nationale figuur. Zijn verscheiden zal op internationale bijeenkomsten verder dan Genève, worden herdacht, erkende John Muray Butler, de president van de Columbia University, niet als de drie be langrijkste staatslieden, die hij in Europa had ontmoet: Venizelos, Benesj en dr. Nolens? Zelfs in de oppositie-bladen, die polemiseerden tegen zijn politieke houdin gen, zal hij een goede pers hebben. En als straks de Kamer voor de begrooting bijeenkomt, zal men, nog lang nadat de leden overeind rezen voor rouw en deel neming, de leegte voelen op de plaats, waar Monseigneur stond, om de redevoe ringen te houden, die het kortschrift van zijn zorgvuldige overwegingen waren. De tegelijk ontledende en samenvattende drukkracht van dezen geest, die een scherp licht droeg, wist de moeilijkste waagstuk ken van ons staatkundig leven tot hun meest eenvoudige wezen te herleiden en gen. Ook voorzichtig zwijgend werd zijn stille kracht gevoeld, want hü was geen staatsman van den kleinen slag, maar zwaar geladen door 'n sterke persoonlijke macht. Men wist, dat hij op het psycholo gische moment sprak met het opperste politiek gezag namens de partij, zonder welke het niet mogelijk was, Nederland in parlementairen zin te regeeren. Met weemoed en erkentelijkheid kijkt de R. K. Staatspartij naar den afgestreden lei der om, die haar tot de sociale wetgeving heeft bewogen en die haar ontwikkeling door een der meest riskante tijdperken heeft geleid. Impopulair in zijn leven, zal deze koele man van zakelijke politiek en werkelijkheidszin, die de éénheid der partij behield, populair worden in de katholieke overlevering, die zijn beeld uit de sphinx- achtige en legendarische eenzaamheid be waart onder de dankbare herinneringen aan haar grootste mannen." Aan „De Telegraaf" ontleenen we: „Mgr. Nolens gestorven! Gesloten voor immer is een mond, die weinig sprak, maar het is nu of een wonderlijke stilte is inge treden. En dit karakteriseert de groote en machtige figuur van hem, die van ons is heengegaan. Kalm, rustig, weinig opvallend, spaarzaam sprekend ging hij zijn weg en toch laat hij een merkwaardigen nog niet te omvatten leegte en stilte na. Nolens heeft behoord tot de grootste onzer politieke figuren van de laatste decennia der vorige eeuw tot op heden. Hij heeft zijn plaats in de rij waarin staan een De Savor - nin Lohman, een Kuyper, een Troelstra en vroeger, een Schaepman. Schaepman was voor hem de groote en erkende leider van de R. K. Staatspartij. Maar welk een geweldig contrast tusschen de beiden. Schaepman de ruimte vullend met zijn breede, forsche fi guur, de ruimte vullend met de galmende klanken van zijn prachtig, zij het vaak pa thetisch proza, toornend en betoogend, drei gend en bezwerend. Nolens de fijne, stille figuur. De man met het scherpe, hoekige gelaat en strenge koele oogen, zittend in zijn bankje in de Kamer, onbewogen alsof zelfs de felste debatten bui ten de sfeer van zijn aandacht vallen. Maar hij ziet en hoort alles en zijn scherpe, vlugge geest overziet alle zetten van het politieke schaakspel. En dan spreekt hij „bij uiterste noodzaak". Korte, kernachtige zinnen. Maar dat korte betoog klinkt voor zijn geestver wanten als een bevel, en voor zijn tegen standers is het altijd een openbaring. Rus teloos in zijn schijnbare rust werkt hij ach ter de schermen. Hij laat zijn fractiegenoo- ten, ook al zijn het in de politieke arena nog onwennige spring-in-'t-velds, spreken en luistert aandachtig. Slechts een zeer scherp opmerker kan nu en dan een glimp van af keuring zien op dit strakke markante ge laat. En dan kon het zijn, dat hij zoo ter loops een „aanvulling of verduidelijking" van het gesprokene geeft, maar waarmede hij precies den loop der zaken dwingt naar zijn wil en recht zet wat naar zijn wijze van zien verkeerd scheen te loopen." Tenslotte nemen wij het volgende over uit de „N. Rott. Crt.": „Behalve door energie, ja nog meer dan daardoor, kenmerkte deze leider zich door een groote, spreekwoordelijke voorzichtig heid. Vooral in deze eigenschap weerspiegelt zich een tijd van overgang, waarin de ver deeldheid geëvenaard wordt door de onbe wustheid van het politieke doel. Met kracht alleen zou hij niet ver zijn gekomen. Om uitsluitend daarmede de discipline in zijn groep te handhaven, had hij moeten be schikken over geestelijke wapenen, over po litieke middelen van concreteren, bewuste- ren aard dan hemzelf ten dienste stonden. Zoolang hij dus geen oplossing had gevon den, waarmede hü als herder zijn schaajp- kens weer bijeen kon drijven, of zoolang hij meende dat een zoodanige oplossing nog niet voldoende ter aanvaarding was voorbe reid, bleef hij zich in wolken van geheim zinnigheid hullen. HU was als mentor van de R.K. Staats partij over het algemeen de gepersonificeer- de wacht voor 's menschen lippen. Geen staatsman, die zoo de kunst verstond, het juiste midden te vinden tusschen achter zijn woorden verborgen tegenstellingen. Zoozeer was hij dikwijls een sfinx, dat ook de R.K Nieuwe Haarlemsche Courant eens de on deugende gedachte opperde van een filolo gen-congres om den tekst van een rede van dr. Nolens te verklaren. En anderen hebben dikwijls in gelyken geest den draak ge stoken met zijn raadselachtigheid. Evenmin gaf hij iets gaarne zwart op wit, zelfs aan zijn eigen mannen niet. Tragi comische voorbeelden van personen die in dit opzicht een lange vergeefsche reis maak ten naar het Nonnenklooster aan de Prin sengracht in Den Haag, waar hij woonde, arbeidde en nog het priesterambt vervulde, zijn daarvan te noemen. HU timmerde nu eenmaal niet graag aan den weg. HU bleel gaarne op den achtergrond en heeft ook nooit een ministerschap of het voorzitter schap van de Kamer geambieerd, hoewel hU daar wegens zijn bekwaamheid recht op zou hebben gehad en men van hem heeft ver klaard, dat hU een zoodanige benoeming heel gaarne zou hebben aanvaard, ware het niet, dat hij het voor de Roomsch-Katho lieke zaak vanwege zün priesterlijk kleed na- deelig achtte. Nolens. de leider voor en vooral achter de schermen, die bij een steeds zwaarder wor dende taak lenigheid aan kracht, voorzich tigheid aan bekwaamheid paarde, is aan de R.K. Staatspartij ontvallen. ZUn opvol- Opera-muziek Tot de meest gevraagde gramophoon-pla- ten bèhooren die met solozang-fragmenten uit de bekende operawerken. Tot deze be hoort o.a. nog zeer zeker Gounod's Faust. Odéon brengt een drietal 30 c.M.-platen in den handel, 123 679-80-81, waarop zUn vast gelegd eenige der mooiste soli uit Faust. De vertolking ervan is toevertrouwd aan de voornaamste artisten der Parijzer Opera. Op no. 81 is in twee deeien opgenomen de geheele scène van de orkestinleiding, aan vangende met „Er. vain j' interroge." Nadat Faust het statige: „Salut! mon dernier matin!" heeft gezongen, treedt het koor op met het mysterieuze: „Ah! Pares- seuse fille." Deze scène wordt in haar geheel afgezongen. ZU besluit met den samenzang van solist en koor: „Béni soit Dieu!" Op no. 80 is opgenomen het dueltrio en Va- lentijn's dood. Het trio wordt gezongen door Faust, Valentijn en Mephisto. Het tweede nummer is aan het slot gecompleteerd door het koor: terreur". No. 79 bevat de Gevangenis-scène tot de finale. In deze scène treden op Faust, Me phisto en Margaretha. De bezetting der partijen is voortreffelijk. De Faust-rol wordt vervuld door Villabella, een glansrijken lyrischen tenor, die van Me phisto door den bas-bariton Bielot, een forsch sonoor geluid, die van Valentijn door Rouard, een zeer fraai getimbreerden bari ton, terwijl de partij van Margaretha wordt gezongen door de sopraan Madame Tirard, die over een fijn en teer sopraangeluid be schikt. De uitbeelding der pai tijen is artistiek, de samenzang menigmaal frappant en de bege leiding door het orkest der opera onder lei ding van dirigent Defosse mag kleurrijk en wel overwogen van klankverhouding worden genoemd. Wie van solisten-ensembles houdt, vrage ook eens naar Odéon 123713 met het kaartlegsters-trio uit Bizet's Carmen. De ti telrol wordt door de mezzo-sopraan Super- via vertolkt. Een mooie stem, scherpe typee ring van de rol! Dezelfde zangeres zingt op No. 123702 de geliefde Air de Rosine en met den tenor Manuritta het duo uit Rossini's „Barbier van Sevilla". Mede een interessante opera plaat: fraaie zang en prachtvol orkestspel. De H. M. V. kondigt o.a. op operagebied aan: C 2153, twee fragmenten uit „Die Meis- tersinger von Nürnberg" van Wagner: Fan- get an!" en „Am stillen Herd" door den tenor Max Lorenz van de Staatsopera te Berlijn. D. B. 1317 met twee sopraanaria's uit Som nambule van Bellini en uit Falstaff v. Verdi. D. B. 1219 met twee fragmenten uit Ver di's „La Forza del Dcstino", (De kracht van het noodlot) een opera, die dit seizoen door het Italiaansche gezelschap in Nederland wordt opgevoerd. Ze worden gezongen door twee leden van het Scala-orkest te Milaan: Aureliano Pestile. tenor en Benvenuto Fran- ci, bas. Een' zeer mooie operaplaat is no. B 0101 van de Supraphoon met twee der schoonste sopraanaria's uit Mozart's meesterwerk: „Fi garo's Hochzeit". Heerlijke melodieën op bewonderenswaar dige wijze gezongen door Duitschlands ge vierde sopraan Irene Eisinger, begeleid door het Staatsopera-orkest van Berlijn. Tot besluit de vermelding dat Odeon com plete Operetten brengt: „De klokken van Corneville" van Planquette op 10, „De Mas cotte" van d' Audran op 6 platen. Van de laatste een selection. gereed te maken voor practische oplossin-ging zal haar zorgen baren.' Ongeregeldheden te Amsterdam Gisteravond is het in de J. P. Heyestraat en omtrek te Amsterdam zeer rumoerig ge weest. In genoemde straat woont een politie agent, die in het bezit van een auto is. Deze stond voor de deur van zijn woning. Eenige kinderen sprongen de treeplank op en af en brachten de signaalhoorn in werking. De agent, die dit van zijn woning uit zag, ver bood dit en gaf één der -kinderen een klap. Dit zag een man, die met den agent een kwestie had gehad; hij bemoeide zich met het geval en ging den politieman te lijf. Een vechtpartij ontstond en onder hevig verzet werd de man naar het posthuis Borgerstraat, overgebracht. De man, die zeer populair in de buurt is, kreeg echter grooten bijval; een publiek van mannen en vrouwen, zeker 800 koppen, schoolde voor het posthuis samen en liet de banden van den auto leegloopen. Inmiddels was het bureau Overtoom van een en ander in kennis gesteld, waarop een in specteur met agenten verscheen en de me nigte uiteen dreef. Gisteravond verscheen voor de woning van een bouwpatroon in de Bosboom Toussaint- straat een grote groep Federatiemannen uit het bouwbedrijf. Zij kwamen blijkbaar met minder goede bedoelingen. De politie was spoedig ter plaatse en dreef de mannen uit een. Een geval van bilocatie? Reuter seint, volgens „De Tijd" Uit New- York: Er worden hier op het oogenblik be sprekingen gehouden over een groot particu lier crediet aan Engeland, die bevredigend verloopen. Zij worden telefonisch gevoerd tusschen Montagu Norman, den gouverneur van de Bank of England, die in Canada ver toeft en te Londen. Een knappe gouverneur, die op twee plaat sen tegelijk kan zijn. Donderdagmiddag werd de ongehuwde schilder van Zanten, in dienst van de fir ma Henskes. die bezig is de loskranen aan de buitenhaven van het Hoogovenbedrijf te IJmuiden te schilderen, door een ongeval getroffen, dat nog vrij goed afliep. Toen van Z. zich van de kraan, waarop hij werkzaam was, en die met het oog op de schilderswerkzaamheden buiten bedrijf ge steld was, naar beneden wilde begeven, kwam hij door een niet opgehelderde oor zaak te vallen. Hij viel op een ca. 5 M. lager liggend bordes van de kraan en liep een breuk van het onderbeen op. Was hü tot op lager gelegen kade gevallen, dan waren de gevolgen waarschijnlijk ernstiger geweest. De eerste hulp werd verleend in de ver- bandkamer van Hoogovens, waarna hij per ziekenauto naar het Roode-Kruis Zieken huis te Beverwijk werd vervoerd. Van Z. is woonachtig te Velsen-Noord. (Van onzen bijzonderen verslaggever). 't Regende zachtjes toen we uit bet hoofdstation van Neurenberg de stad in trokken. De atmosfeer was lauw-warm. Hier en daar ontdekt ons oog reeds eenige versiering: overigens weerkaatsen dui zenden lichtjes in het glimmerige. natte as falt van de straten, dansende feestvlamme- tjes in de avondlijke stad. Linksaf, en we staan voor het groote hoofdkwartier: de Würtemberger Hof. Traag bewegen de Duitsche, Pauselijke en Beier- sche vlaggen zich in den zwakken wind, welke den regen onwillig- voor zich uitdrijft* Reeds verzamelen zich een aantal gasten- men merkt dat heel katholiek Duitschland hier samen is gekomen. Er heerscht slechts één stemming: Vertrouwen en liefde. Hier en daar ziet men de bezoekers reeds neu zen in het feestblad, dat als een welkom het vriendelijke opschrift draagt: „Griiss Gott in Nürnberg". Hooggeplaatste persoon lijkheden, als Zijne Doorluchtige Excellentie de Aartsbisschop van Bamberg. Dr. Jakobus von Mauck, de minister-president van Beieren, Dr. Held, en Zijne Excellentie de Pauselijke Nuntius A Vasallo di Torre- grossa, reiken u reeds op de eerste bladzijde de hand. Een bescheiden groet klinkt u op de binnenpagina tegen uit den mond van den heer Halm, de Eerste Voorzitter van het Plaatselijk Comité van Voorbereiding. we nemen er vluchtig kennis van en denken- prachtige lectuur voor de pauzes gedurende de grootere plechtigheden van dezen Katho liekendag! En reeds voelen we ons thuis in Neuren berg, welks bewoners ons zoo gastvrij en met echt Zuid-Duitsche gemoedelijkheid ont vangen. De half leege hotels loopen vol. Vriendelijke politiebeambten wijzen den weg* Aan de beugels der electrische tram wappe ren kleurige vaantjes him groet. In de at mosfeer leeft en beeft er iets, een geheim zinnige stemming als op avonden voor Kerstmis. Politici, die uit Stuttgart komen, zetten een ernstig, maar toch geen wanho pig gezicht. Secretarissen kent men aan hun beteekenisvolle houding. 's Namiddags om drie uur gaat de am op der feestelijkheden wel verstaan: hei Centrale Comité is bijeen. Alois Fürst zU Löwenstein neemt met z'n gewone waardig heid, gepaard aan eenvoud en zekerheid zijn plaats in. Naast hem, voor de eerste maal als Domheer, Dr. Donders, die door Dr Sonnenschein eens met Lacordaire ve geleken is, Prelaat Schreiber, de baanbre ker der nieuwe nationaliteitsgedachten, laat Leicht, de knapste kop der Beierscn Volkspartij, Prelaat Walterbach. beproel" voorvechter der Katholieke Arbeidersbewe ging, Joos. de Rijksdagafgevaardigde, reed» omringd door een zekere waardigheidssfeer, en de Algemeene Secretaris. Dr. Legge, chef van den Generalen Staf met zijn a tentasch onder den arm. ll3 Wie kent overigens niet namen als Kie en Volker? We kunnen ze natuurlijk niet alle no® men, maar willen toch een der steunP' laren van het Plaatselijk Comité niet v geten, die zwijgend bijna achteraf zit, onvermoeibaren pater Kahn S. J. Wat de heeren elkaar vertellen? Oök d meest gewiekste journalist verneemt niet. Maar een paar woorden, oPgevange, uit den mond van prelaat Kreutz, ten de deur toevallig even open ging. verrie den het toch: het gaat om de Chantas, o hulp in den winter voor de armen, om ze gen in een moeilijken tijd. Maar waar chris telijke naastenliefde is, daar vindt men o° brood voor den winter-land Intusschen aanschouwen we op het eüa» „Schütt" een aandoenlijk beeld, een op.toc» vol verrukking: Heele scharen kinderen tres ken ons in een langen stoet voorbij, de klei ne meisjes in 't wit, met kransen oui hoofd, en tusschen de onafzienbare ryen Eerwaarde Zusters, als groote bruine vim ders. Rondom onsneen, dat moet m zien om het zich voor te kunnen stellen, zoo dra het volk de kinderen gewaar wordt, ve gint het eenvoudig te bidden, hardop te b den zooals de geloovigen doen, wanneer n Allerheiligste voorbij gaat. Zijn de kinderen ook niet werkelijk schoonste Tabernakels van God? Trouwens- daay komt ook reeds werkelU* de processie met het Allerheiligste. Een Japansche Missiebisschop, waarnam de oogen der kleinen lichtend op zien- spreekt, en daarna de Aartsbisschop, em beeld van den Goeden Herder, die eens ge sproken heeft: „Laat de kleinen tot Mü *o men." Waarlijk, het was een verheffend schouw spel, deze kinderoptocht, het Seraphijnscn Liefdewerk aanschouwelijk voorstellend, moesten de parapluies dan ook een pa* maal worden opgestoken. Van de kinderen gaat het snel naar Augustinusvereeniging, van de onschuldig kleinen, naar hen laat het ons bij wu van spreken maar eens zoo uitdrukken voor wie er geen geheimen meer bestaan, weten werkelijk veel meer dan ze in de schrijven. Eén ding is zeker: wat er aa nersvragen allemaal werd besproken, bewe met welk een verantwoorde! ijkheidsaevc^ deze stille, anonieme werkers in Gods WUn" berg arbeiden. Het weer is intusschen wat opgeklaard, arbeid gaat beginnen. Wil men de allerwegenheerschende sten' ming kenschetsen, dan zou men kunnen zeg' gen dat ze vol hartelijkheid is, maar tegeiu vervuld van het bewustzijn eener how taak: dat men in Neurenberg werkt voor ee volk, op een der moeilijkste uren zijner 8e schiedenis. Het is meer een verzamelen van kracriv dan een feest. F. M- Botsing tusschen auto en motorfiets Twee ernstig gewonden. Gisteravond heeft op den Koninginnen' te Vlissingen een ernstige botsing plaats ff had tusschen een auto uit Brabant en W pet motorrijwiel uit Vlissingen. De twee op n motorrijwiel gezeten personen bekwam ernstige verwondingen, zij zijn naar R.K. ziekenhuis overgebracht om te w°rC1 verbonden. De auto bekwam groote ma rieele schade.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1931 | | pagina 2