Van der Vlerk's Foto
WEILL ZOON
MARIA-STICKTING
het adres voor iedereen
Stofzuigerhuis MAERTENS
HERINGA &WUTHRICH, HAARLEM
Centrale Verwarming
Heringa-Johnson-Oliebranders
Uit de Pers
ANNEX LIJSTENHANDEL. GROOTSTE KEUZE PORTRETLIJSTJES
KLEINE HOUTSTRAAT 112
Van den Katholiekendag
te Munster
GEMENGD NIEUWS
1856
1931
OP 1 SEPTEMBER A.S. ZAL ONZE ZAAK 75 JAAR BESTAAN
VOOR DEZE HEUGLIJKE GEBEURTENIS HOUDEN WIJ OP DIEN
DAG VAN 3-5 UUR EEN RECEPTIE BARTELJORISSTRAAT 26-28
BONTWERKERS - DAMESKLEEDERMAKERS
BARTELJORISSTRAAT 26-28
Ongeval op het terrein der
Hoogovens
Barteljorisstraat 16 - Tel. 10756
VAMPYR stofzuigers f 105.-
IEDEREN MIDDAG VAN
2-3 UUR POLIKLINIEK
mm
Professor doctor W. Nolens, Minister van
Staat, in de Tweede Kamer hoofdman over
negen en twintig, wordt in de Kamer niet
anders genoemd dan Monseigneur. Er is nie
mand, die Excellentie zegt of professor; Ik
heb hem ook nooit bij zijn voornaam hoo-
ren noemen.
Monseigneur is zeventig jaar. Men ziet het
hem niet aan. Hij is vrijwel dezelfde geble
ven in de dertig jaren, dat ik hem in de
Kamer heb gezien; alleen is op een goeden
dag het gouden brilletje met de halve glaas
jes er bij gekomen, en, sedert hij hoofdman
was geworden, de veldheersblik, en menige
wandeling naar de regeeringstafel op oogen-
blikken, dat er iets dreigde te haperen.
Onder zijn collega's zullen er niet zijn,
die niet hoogachting voor hem gevoelen, en
wie hunner hem nader hebben leeren ken
nen, houden van hem.
Dr. J. Schokking.
De voorzitter van de Christelijk-Historische
fractie, dr. J. Schokking, schreef o.m.:
Ofschoon niet de nestor van de Tweede
Kamer, evenmin wat zijn leeftijd, als wat
zijn daarin zitting hebben aangaat, treedt
hij naar voren als een van de oudste leden
in den besten, meest beteekenenden zin van
het woord Voor de oudere leden zeker niet,
maar, naar ik meen, ook voor de jongere is
het Parlement zonder Dr. Nolens moeilijk
denkbaar.
Dit zegt nog niet alles, maar wel iets; of
liever in dit geval reeds veel.
Want het is waarlijk niet, dat daarbij dan
allereerst gedacht wordt, aan den man, die,
voor zoover ik mij alhans herinner, al de
jaren daar steeds op dezelfde plaats gezeten
heeft, niet op de voorste maar op de ach
terste rij, vanwaar hij de fractie, waarvan
hij de leiding heeft, van bovenaf kan over
zien; die dikwijls meer bij den Voorzitters-
stoel of in de nabijheid van de Ministers
tafel dan op zijn plaats gezocht moet wor
den, echter steeds herkenbaar aan zijn on
veranderlijke, statige kleedij, en zooveel meer
dat in dit verband genoemd zou kunnen wor
den.
Neen; maar, ofschoon dat alles er niet los
van is, wel aan de Zeer voorname plaats,
welke Dr. Nolens inneemt. En hier is het,
wat ik bedoelde met de verklaring, dat het
moeilijk valt aan het verzoek om enkele re
gelen te schrijven te voldoen.
Inderdaad. Dr. Nolens is toegankelijk, niet
in den engeren, maar zelfs ruimeren zin van
het woord; wij hebben ook als Christelijk-
Historischen ervaring daarvan, vooral in
vroegere jaren, wanneer de omstandigheden
in bijzonderen zin tot overleg leidden.
In persoonlijk gesprek komt men onder de
bekoring van den rijkdom van geest en veel
omvattende kennis; en wie hem ook maar
een enkele maal ontmoet heeft in zijn eigen
werkkamer,waar alles getuigt van goeden
smaak en niet het minst van intellectualiteit,
die speurt in l:et verleden maar meer nog
het tegenwoordige ::aar allen kant zoekt te
grijpen, heeft daar iets leeren verstaan van
het meesterschap dat hem eigen is, en in
de jaren steeds grooter is geworden.
Doch hoe toegankelijk, altijd is en blijft er
de beheerschtheid, welke hem tot die bijzon
dere figuur in ons parlementaire leven heeft
gemaakt.
Een beheerschtheid, die wat den indruk
aangaat, geslotenheid nabü komt, bij^ over
leg vragen laat, en daarom, vooral bij meer
of minder gewichtige aangelegenheden, span
ning brengt.
Een eigenschap, die vermoedeliik eer ver
sterkt, dan verzwakt is geworden door de
eischen, die de leiding van een zoo groote
fractie als de Roomsch-Katholieke stelt,
waarin de schakeeringen, vooral in de la
tere jaren, misschien sterker dan in eenige
andere partij gevonden worden. Maar een
eigenschap ook, die tegelijkertijd voor een
goed deel de ongereptheid van het leider
schap tot op den huidigen dag verklaart. Ook
al wordt hierbij de van anderen onderschei
den opvatting omtrent leiden en volgen in
rekening gebracht, het feit van het meester
schap van Dr. Nolens in de politieke lei-
ding zijner fractie, staat onaantastbaar, ook
zonder dat hij zelf aan de gedachtenwisseling
deel neemt en dit goeddeels overlatend aan
de telkens daarvoor meest aanerewezen le-
den, houdt hij, aan de door hem gewilde
richting met beslistheid vast.
Ditzelfde feit geeft, in verband met de ge-
talsterkte van de Roomsch-Katholieke Ka-
merfractie, aan Dr. Nolens die sterke posi
tie en overwegenden invloed in het parle
ment waarmee allen te rekenen hebben. Dr.
Nolens, de eenige Minister van Staat, zon
der ooit Minister te zijn geweest, heeft ten
gevolge van die positie op wetgeving en be
leid meer invloed dan hij misschien als mi
nister zou hebben gehad. Dat in de groe
peering der partijen zich in de latere jaren
TOoral om zijn persoon de strijd concentreert
om hem van een geducht tegenstander een
begeerden medestander te maken, is uit dien
hoofde niet vreemd.
Mr. H. J. Knottenbelt.
Tenslotte ontleenen wij aan het artikel
van mr. H. J. Knottenbelt, voorzitter der
fractie van den Vrijheidsbond, het volgende.
Reeds 34 jaren is hij lid der Tweede Ka
mer, maar met onverminderde belangstel
ling' die jongeren hem kunnen benijden,
volgt hij trouw de werkzaamheden van het
college. Meest stilletjes op zijn plaats boven
aan de bankenrij ter rechterzijde. Doch niets
ontgaat hem. Vaak ontgaat ook zijn mede
leden niet wat in hem omgaat, want zijn
gelaat kan daarvan somtijds als hij daar
tegen geen bezwaar heeft! zijn meening
over hetgeen wordt gesproken zeer duidelijk
weerspiegelen.
Hij is een merkwaardige man. Misschien
wel het meest (maar anderen kunnen dat
beter beoordeelen dan ik) om zijn gaven als
leider. Zeker is het voor buitenstaanders iets
merkwaardigs, dat onder zijn leiding de R.K.
Tweede Kamerfractie, niettegenstaande haar
wel zeer heterogene samenstelling, gemeen
lijk als een politieke eenheid optreedt.
Aan een artikel in „De Maasbode" over
den grooten doode ontleenen wij het vol-
gen de
Wij hadden gehoopt hem nog lang te zul
len behouden, wij, Katholieken op de eerste
plaats, die aan hem zoo ontzaglijk veel
te danken hebben, maar ook het heele
Nederlandsche volk, dat in dezen priester
een man verliest, die jarenlang zijn vader
land in en buiten de grenzen heeft gediend
met een bekwaamheid, een toewijding en
een onbaatzuchtigheid, welke spreekwoor
delijk zijn geworden in onze vaderlandsche
historie.
In hem waren inderdaad vereenigd de
beste eigenschappen van ons ras: een
Nederlander, die in den meest verheven zin
van het woord hart had voor religie en
negotie. Een man, die krachtens zijn vrij
willig gekozen levensstaat allereerst gewijde
dienaar was van den Allerhoogste, maar die,
toen de Voorzienigheid hem riep, heel zijn
robuuste lichaamskracht en al zijn geeste
lijke bekwaamheid aanwendde om de be
drijvige gemeenschap te dienen; als leeraar,
als hoogleeraar, als econoom, als socioloog,
als diplomaat, als afgevaardigde des volks,
als afgevaardigde der regeering, als vakver-
eenigingsleider, als journalist, als hooge-
school-curator, als voorzitter van gewich
tige colleges, als leider van een politieke
partij, als president van internationale
samenkomsten.
„Geheel en al het type van een Staatsman,
speciaal gemaakt om in Holland (bedoeld
schijnt Nederland) te slagen", schreef de
„Gazette de Hollande". Als man van kracht
en beleid, schilderde hem de vrouw van een
gewezen gezant in een Engelsch tijdschrift;
„een model van een goed kamerlid en een
voorbeeld voor ons allen", erkende mr. Rink;
„van allen di»- inzicht hadden de radste, van
allen, die verstand hadden de nuchterste, van
allen die kalm waren, de kalmste", zoo
typeerde hem Roodhuizen; als den man, die
toonde, „dat het geloof en de godsdienst van
Rome geenszins onvereenigbaar zijn met den
wil om de sociale gerechtigheid te bevorderen
en het lot der arbeiders te verbeteren", zoo
zag hem de socialistische „Peuple"; als „den
trouwen wachter voor de juiste toepassing
onzer constitutioneele beginselen", zoo hul
digde hem „De Nederlander"; als een
„staatsman met gevoel van hooge verant
woordelijkheid', zoo prees hem „De Avond
post"; als „de invloedrijkste staatsman in
Nederland" en „een man van nationale be-
teekenis", zag hem Colijn; als „doctor uni
versalis" werd hij in „Het Vaderland" aan
geduid als een „leader of thougths" en een
„leader of men" door wijlen mr. Dressel-
huys beschreven; als „onkreukbare en on
baatzuchtige persoonlijkheid".... „zonder
behoefte aan gezellig verkeer (zelfs op
internationale conferentie)integendeel
alles vermijdend, wat hem van de naarstige
bestudeering der stukken zou kunnen af
houden, of zelfs maar afleiden", zoo typeer
de hem zijn vriend prof. Aalberse in „Gro-
tius, Annuaire International".
Het „Hdbd." drukt nog eens af, wat zijn
hoefijzer-redacteur schreef over Mgr. Nolens
in zijn „Heeren in Den Haag":
„Wij hebben dr. Nolens nog nimmer in
emotie gezien. De Kamer mag zoo woelig en
onrustig wezen als een Nederlandsche Ka
mer maar kan zijn, dr. Nolens zit, of staat,
er altijd even rustig bij. Hoogstens komt
hij uit zijn bank om, zonder overhaasting,
het spreekgestoelte wat te benaderen als
het daaromheen eens stormten om dan, dood
kalm, vragend met de oogen en als het
moet ook even met den mond, te informee-
ren wat er aan de hand is. Als luisteraar en
waarnemer verkeert hij meestal in de Ka
mer; hij schijnt, ook als hij zit te schrijven,
altijd wel une oreille en campagne te hebben.
Uit zijn plooi van zelfbeheersching, van
voorzichtige kalmte, haalt men hem nooit.
Tot interrupties laat hij zich zelden of nim
mer verleiden en als hij zelf geïnterrumpeerd
wordt, blijft hij het antwoord schuldig of
hij geeft een antwoord in den woord-voor
woord-toedienenden spreektrant der voor
zichtigheid, waarin hij ook zijn rede bezig
was te uiten.
„Of die ietwat trage en intermitteerende
spreekgewoonte het gevolg is van een bui
tengewone omzichtigheid dan wel van
moeilijk formuleeren, zouden wij niet kun
nen zeggen. Wellicht van beide. Zeker is
het, dat een rede van dezen spreker den
indruk geeft van inderdaad wel moeilijke
productie, 't Is of de spreker altijd weer, bij
eiken nieuwen zin dien hij ineen te denken
en te uiten heeft, met onuitputtelijk ge
duld de moeilijkheden overwinnen moet.
waarmee een beginneling te kampen heeft.
Hij raakt er nooit verlegen onder, hij hak
kelt nooit, hij brabbelt nooit, hij werkt zijn
zinnen er alleen maar uiterst langzaam uit
en als hem eens een bijster lange zin ge
slaagd is, dan plant hij zich wat vaster op
de beenen gemeenlijk staat hij met de
voeten naast en stevig van elkander als
om zich voor den volgenden gereed te maken.
Boos, verontwaardigd, driftig, vroolijk, vin
nig wordt hij nooit, wat ook zijn onder
werp mag zijn of hoe men hem ook aan
gevallen moge hebben. Gelijk zijn groote
dertiend'eeuwsche meester (Thomas van
Aquino) tracht hij niet te bekeeren, maar
te overreden, niet mee te sleepen, maar te
redeneeren. Het heugt ons zelfs niet, dat wij
ooit een frons zijn voorhoofd zagen rimpe
len; zelden verandert de klaar-nuchtere,
rustig-gebiedende uitdrukking van zijn iet
wat scherpstreng, maar vertrouwenwekkend
gezicht. Hoogstens kan er om de hoeken van
den vastgesloten mond eens iets van een
glimlacht zweemen en kan de wenkbrauw
wat nieuwsgieriger opgetrokken worden als
een tegenstander iets debiteert, dat den
Venlo'schen afgevaardigde bijzonder curieus
dunkt. Maar verder brengt niémand hem en
niets. En ook de leuke gereserveerde humor,
waarvan hij enkele malen blijk geeft, glijdt
achteloos en daardoor steeds bijna onopge
merkt voorbij."
En het blad besluit:
„Men heeft opgemerkt, dat Nolens juist
op tijd gekomen is na Schaepman. In
derdaad; de zwijgende, denkende en werken
de persoonlijkheid van den eerste zou kwa
lijk gepast hebben in den tijd onzer poli
tieke opstanding, die geestdrift noodig
had. Maar in een tijd van consolidatie als
de onze was Nolens de man. Zijn heengaan
is niet alleen een zwaar verlies voor de R.K.
Staatspartij, maar treft het politieke en
sociale leven van ons geheele land."
Aan „Het Vaderland"-artikel ontleenen
wij de volgende passages:
„De slag is gevallen, Nolens is niet meer.
Een slag voor dezen lande, want hij was
een warm vaderlander, die, dank zij zijn
groote bekwaamheden, en zijn ernstigen wil
om de gemeenschap van nut te zijn, Neder
land onschatbare diensten heeft' bewezen;
een slag voor de Katholieke partij, die in
hem den onovertroffen leider zal missen, een
slag voor de velen, Qie hem eerden en vriend
schap toedroegen ook buiten zijne politieke
en religieuse geestverwanten.
Wat ons in Nolens altijd zoo aangetrokken
heeft, is, dat het zijn Christendom was, dat
hem gemaakt heeft tot vurigen voorstan
der van medewerking van den Staat om de
treurige arbeiderstcestanden, door de En
quête van 1886 bloot gelegd, te verbeteren.
Zijn geloof was het onze niet, maar waar het
woord „christelijk" helaas zoo dikwijls in de
politiek misbruikt is, om die verbetering
tegen te houden, mag er wel eens op gewezen
worden, dat het bij hem zoo heel anders
was.
Wat verder in Nolens zoo aantrok was, dat
hij, al was zijn geloof het richtsnoer van zijn
leven op ieder gebied, wars was van elk gods
dienstig vertoon in politicis; misschen is het
juister gezegd, dat dit juist het gevolg was
van zijne innige geloofsovertuiging, waarmee
niet gezegd is, dat hij, voor de noodzakelijk
heid gesteld voor zijne Kerk op te komen,
dien plicht niet zou hebben vervuld. In dit
verband herinneren wij aan zijn strijd met
Troelstra in November 1907 over de Encycliek
Fascendi tegen het modemisme.
Een groot en edel man is van ons heen
gegaan; wij brengen zijne nagedachtenis eer
biedige hulde."
„Het Volk" schrijft o.m.:
„Degenen, die nader met hem in aanraking
kwamen, voelden intuïtief, dat bij dezen
mensch achter een schijn van onaandoen
lijkheid nog andere krachten schuil gingen
en dat verleende aan zijn figuur een zeker
waas van geheimzinnigheid, een romanti
sche bekoring. En stellig ontmoeten wij hier
één der vele factoren, waardoor zijn groote
invloed op ons staatkundig leven, zijn macht
over zijn partijgenooten moet worden ver
klaard. Monseigneur Nolens was geen man,
óie de spontane geestdriftige genegenheid
der menigte verwekte, maar hij imponeerde
door zijn vastberaden verschijning, door zijn
nuchtere zakelijkheid, door zijn groote ken
nis niet alleen van de staatkundige ver
houdingen, doch ook van den mensch en zijn
zwakheden.
Inderdaad: Nolens was een groot men-
schenkenner. Ofschoon gespeend van alle
redenaarsgaven, verstond hij bij uitnemend
heid de kunst zijn gehoor te boeien. In de
mise-en-scène was hij niet te overtreffen.
Hoe zorgvuldig wist hij op belangrijke po
litieke momenten, wanneer het op Nolens'
woord aankwam, het oogenblik van spreken
te kiezen. En als hij eindelijk, sprak, spande
hij de nieuwsgierigheid zijner luisteraars tot
het uiterste, om dan ten slotte dikwerf met
een of andere sfinx-achtige verklaring te
komen, zoo in den geest van: „het kan vrie
zen en dooien!"
Met dit al was monseigneur een heer-
schersnatuur, die in de Kamerfractie er den
wind onder had. Als de zaken hem niet naar
den zin gingen, als er rebellie was, óf een
fractiegenoot een minder gelukkige speech
hield, dan kon men Nolens bij het hekje
van de stenografen zien staan en wanneer
hij met zijn ring op de balustrade een zach-
ten roffel sloeg ,gold dit als een zeker teeken,
dat er iets op til was.
Zijn groote streven was de eenheid der
Roomsch-Katholieke Staatspartij. Daaraan
heeft hij veel dingen ten offer gebracht, die
hem lief moeten zijn geweest. In dit opzicht
valt hij te vergelijken met Troelstra. Maar
er is één groot onderscheid. Want, terwijl
het eenheidsstreven van den soclaal-demo-
cratischen leider er op gericht was om sa
men te binden wat bijeen hoorde, had No
lens zich tot taak gesteld om in het wezen
der zaak onverzoenlijke elementen onder één
overkapping te houden. Dat in den strijd
tusschen werkgevers- en werknemersbelan-
gen het vooral de laatsten zijn geweest, van
wie de offers werden gevergd, mag hierbij
niet worden verzwegen. En dit is dan ook
tevens het tragische element in dit leven.
Deze rijk begaafde man, met een sterk ont
wikkeld sociaal gevoel, heeft wel grooten in
vloed kunnen oefenen op de politiek van ons
land, maar bij zijn heengaan moet helaas
worden getuigd, dat hij veelal meer een rem
mende dan een stuwende kracht was.
Het hoofdmoment van zijn levenswerk was
meer van conserveerenden dan van schep
penden aard. Ook in deze taakvervulling lag
echter iets groots. Want hij heeft dezen ar
beid immer verricht met een onkreukbare
trouw, met ter zijde stelling van eigen be
geerten. Indien Nolens gewild had, zouden
hoogere posten zeker zijn deel zijn geworden.
Hij gaf echter de voorkeur aan een blijven
de vervulling van het leiderschap zijner frac
tie, overeenkomstig de richtlijnen, die hij
hiervoor getrokken had. Aan dit onbaatzuch
tig staatsmanschap brengt in deze ure ook
de tegenstander gaarne een eerbiedig saluut."
Uit „De Tijd":
„Nederland spreekt over hem als over
een nationale figuur. Zijn verscheiden zal
op internationale bijeenkomsten verder
dan Genève, worden herdacht, erkende
John Muray Butler, de president van de
Columbia University, niet als de drie be
langrijkste staatslieden, die hij in Europa
had ontmoet: Venizelos, Benesj en dr.
Nolens? Zelfs in de oppositie-bladen, die
polemiseerden tegen zijn politieke houdin
gen, zal hij een goede pers hebben. En
als straks de Kamer voor de begrooting
bijeenkomt, zal men, nog lang nadat de
leden overeind rezen voor rouw en deel
neming, de leegte voelen op de plaats,
waar Monseigneur stond, om de redevoe
ringen te houden, die het kortschrift van
zijn zorgvuldige overwegingen waren.
De tegelijk ontledende en samenvattende
drukkracht van dezen geest, die een scherp
licht droeg, wist de moeilijkste waagstuk
ken van ons staatkundig leven tot hun
meest eenvoudige wezen te herleiden en
gen. Ook voorzichtig zwijgend werd zijn
stille kracht gevoeld, want hü was geen
staatsman van den kleinen slag, maar
zwaar geladen door 'n sterke persoonlijke
macht. Men wist, dat hij op het psycholo
gische moment sprak met het opperste
politiek gezag namens de partij, zonder
welke het niet mogelijk was, Nederland in
parlementairen zin te regeeren.
Met weemoed en erkentelijkheid kijkt de
R. K. Staatspartij naar den afgestreden lei
der om, die haar tot de sociale wetgeving
heeft bewogen en die haar ontwikkeling
door een der meest riskante tijdperken
heeft geleid. Impopulair in zijn leven, zal
deze koele man van zakelijke politiek en
werkelijkheidszin, die de éénheid der partij
behield, populair worden in de katholieke
overlevering, die zijn beeld uit de sphinx-
achtige en legendarische eenzaamheid be
waart onder de dankbare herinneringen
aan haar grootste mannen."
Aan „De Telegraaf" ontleenen we:
„Mgr. Nolens gestorven! Gesloten voor
immer is een mond, die weinig sprak, maar
het is nu of een wonderlijke stilte is inge
treden. En dit karakteriseert de groote en
machtige figuur van hem, die van ons is
heengegaan. Kalm, rustig, weinig opvallend,
spaarzaam sprekend ging hij zijn weg en
toch laat hij een merkwaardigen nog niet te
omvatten leegte en stilte na.
Nolens heeft behoord tot de grootste onzer
politieke figuren van de laatste decennia
der vorige eeuw tot op heden. Hij heeft zijn
plaats in de rij waarin staan een De Savor -
nin Lohman, een Kuyper, een Troelstra en
vroeger, een Schaepman. Schaepman was
voor hem de groote en erkende leider van de
R. K. Staatspartij. Maar welk een geweldig
contrast tusschen de beiden. Schaepman de
ruimte vullend met zijn breede, forsche fi
guur, de ruimte vullend met de galmende
klanken van zijn prachtig, zij het vaak pa
thetisch proza, toornend en betoogend, drei
gend en bezwerend.
Nolens de fijne, stille figuur. De man met
het scherpe, hoekige gelaat en strenge koele
oogen, zittend in zijn bankje in de Kamer,
onbewogen alsof zelfs de felste debatten bui
ten de sfeer van zijn aandacht vallen. Maar
hij ziet en hoort alles en zijn scherpe, vlugge
geest overziet alle zetten van het politieke
schaakspel. En dan spreekt hij „bij uiterste
noodzaak". Korte, kernachtige zinnen. Maar
dat korte betoog klinkt voor zijn geestver
wanten als een bevel, en voor zijn tegen
standers is het altijd een openbaring. Rus
teloos in zijn schijnbare rust werkt hij ach
ter de schermen. Hij laat zijn fractiegenoo-
ten, ook al zijn het in de politieke arena
nog onwennige spring-in-'t-velds, spreken en
luistert aandachtig. Slechts een zeer scherp
opmerker kan nu en dan een glimp van af
keuring zien op dit strakke markante ge
laat. En dan kon het zijn, dat hij zoo ter
loops een „aanvulling of verduidelijking"
van het gesprokene geeft, maar waarmede
hij precies den loop der zaken dwingt naar
zijn wil en recht zet wat naar zijn wijze
van zien verkeerd scheen te loopen."
Tenslotte nemen wij het volgende over uit
de „N. Rott. Crt.":
„Behalve door energie, ja nog meer dan
daardoor, kenmerkte deze leider zich door
een groote, spreekwoordelijke voorzichtig
heid. Vooral in deze eigenschap weerspiegelt
zich een tijd van overgang, waarin de ver
deeldheid geëvenaard wordt door de onbe
wustheid van het politieke doel. Met kracht
alleen zou hij niet ver zijn gekomen. Om
uitsluitend daarmede de discipline in zijn
groep te handhaven, had hij moeten be
schikken over geestelijke wapenen, over po
litieke middelen van concreteren, bewuste-
ren aard dan hemzelf ten dienste stonden.
Zoolang hij dus geen oplossing had gevon
den, waarmede hü als herder zijn schaajp-
kens weer bijeen kon drijven, of zoolang
hij meende dat een zoodanige oplossing nog
niet voldoende ter aanvaarding was voorbe
reid, bleef hij zich in wolken van geheim
zinnigheid hullen.
HU was als mentor van de R.K. Staats
partij over het algemeen de gepersonificeer-
de wacht voor 's menschen lippen. Geen
staatsman, die zoo de kunst verstond, het
juiste midden te vinden tusschen achter zijn
woorden verborgen tegenstellingen. Zoozeer
was hij dikwijls een sfinx, dat ook de R.K
Nieuwe Haarlemsche Courant eens de on
deugende gedachte opperde van een filolo
gen-congres om den tekst van een rede van
dr. Nolens te verklaren. En anderen hebben
dikwijls in gelyken geest den draak ge
stoken met zijn raadselachtigheid.
Evenmin gaf hij iets gaarne zwart op wit,
zelfs aan zijn eigen mannen niet. Tragi
comische voorbeelden van personen die in
dit opzicht een lange vergeefsche reis maak
ten naar het Nonnenklooster aan de Prin
sengracht in Den Haag, waar hij woonde,
arbeidde en nog het priesterambt vervulde,
zijn daarvan te noemen. HU timmerde nu
eenmaal niet graag aan den weg. HU bleel
gaarne op den achtergrond en heeft ook
nooit een ministerschap of het voorzitter
schap van de Kamer geambieerd, hoewel hU
daar wegens zijn bekwaamheid recht op zou
hebben gehad en men van hem heeft ver
klaard, dat hU een zoodanige benoeming
heel gaarne zou hebben aanvaard, ware het
niet, dat hij het voor de Roomsch-Katho
lieke zaak vanwege zün priesterlijk kleed na-
deelig achtte.
Nolens. de leider voor en vooral achter de
schermen, die bij een steeds zwaarder wor
dende taak lenigheid aan kracht, voorzich
tigheid aan bekwaamheid paarde, is aan
de R.K. Staatspartij ontvallen. ZUn opvol-
Opera-muziek
Tot de meest gevraagde gramophoon-pla-
ten bèhooren die met solozang-fragmenten
uit de bekende operawerken. Tot deze be
hoort o.a. nog zeer zeker Gounod's Faust.
Odéon brengt een drietal 30 c.M.-platen in
den handel, 123 679-80-81, waarop zUn vast
gelegd eenige der mooiste soli uit Faust. De
vertolking ervan is toevertrouwd aan de
voornaamste artisten der Parijzer Opera.
Op no. 81 is in twee deeien opgenomen de
geheele scène van de orkestinleiding, aan
vangende met „Er. vain j' interroge."
Nadat Faust het statige: „Salut! mon
dernier matin!" heeft gezongen, treedt het
koor op met het mysterieuze: „Ah! Pares-
seuse fille." Deze scène wordt in haar geheel
afgezongen. ZU besluit met den samenzang
van solist en koor: „Béni soit Dieu!"
Op no. 80 is opgenomen het dueltrio en Va-
lentijn's dood. Het trio wordt gezongen door
Faust, Valentijn en Mephisto. Het tweede
nummer is aan het slot gecompleteerd door
het koor: terreur".
No. 79 bevat de Gevangenis-scène tot de
finale. In deze scène treden op Faust, Me
phisto en Margaretha.
De bezetting der partijen is voortreffelijk.
De Faust-rol wordt vervuld door Villabella,
een glansrijken lyrischen tenor, die van Me
phisto door den bas-bariton Bielot, een
forsch sonoor geluid, die van Valentijn door
Rouard, een zeer fraai getimbreerden bari
ton, terwijl de partij van Margaretha wordt
gezongen door de sopraan Madame Tirard,
die over een fijn en teer sopraangeluid be
schikt.
De uitbeelding der pai tijen is artistiek, de
samenzang menigmaal frappant en de bege
leiding door het orkest der opera onder lei
ding van dirigent Defosse mag kleurrijk en
wel overwogen van klankverhouding worden
genoemd.
Wie van solisten-ensembles houdt, vrage
ook eens naar Odéon 123713 met het
kaartlegsters-trio uit Bizet's Carmen. De ti
telrol wordt door de mezzo-sopraan Super-
via vertolkt. Een mooie stem, scherpe typee
ring van de rol!
Dezelfde zangeres zingt op No. 123702 de
geliefde Air de Rosine en met den tenor
Manuritta het duo uit Rossini's „Barbier
van Sevilla". Mede een interessante opera
plaat: fraaie zang en prachtvol orkestspel.
De H. M. V. kondigt o.a. op operagebied
aan: C 2153, twee fragmenten uit „Die Meis-
tersinger von Nürnberg" van Wagner: Fan-
get an!" en „Am stillen Herd" door den tenor
Max Lorenz van de Staatsopera te Berlijn.
D. B. 1317 met twee sopraanaria's uit Som
nambule van Bellini en uit Falstaff v. Verdi.
D. B. 1219 met twee fragmenten uit Ver
di's „La Forza del Dcstino", (De kracht van
het noodlot) een opera, die dit seizoen door
het Italiaansche gezelschap in Nederland
wordt opgevoerd. Ze worden gezongen door
twee leden van het Scala-orkest te Milaan:
Aureliano Pestile. tenor en Benvenuto Fran-
ci, bas.
Een' zeer mooie operaplaat is no. B 0101
van de Supraphoon met twee der schoonste
sopraanaria's uit Mozart's meesterwerk: „Fi
garo's Hochzeit".
Heerlijke melodieën op bewonderenswaar
dige wijze gezongen door Duitschlands ge
vierde sopraan Irene Eisinger, begeleid door
het Staatsopera-orkest van Berlijn.
Tot besluit de vermelding dat Odeon com
plete Operetten brengt: „De klokken van
Corneville" van Planquette op 10, „De Mas
cotte" van d' Audran op 6 platen. Van de
laatste een selection.
gereed te maken voor practische oplossin-ging zal haar zorgen baren.'
Ongeregeldheden te Amsterdam
Gisteravond is het in de J. P. Heyestraat
en omtrek te Amsterdam zeer rumoerig ge
weest. In genoemde straat woont een politie
agent, die in het bezit van een auto is. Deze
stond voor de deur van zijn woning. Eenige
kinderen sprongen de treeplank op en af en
brachten de signaalhoorn in werking. De
agent, die dit van zijn woning uit zag, ver
bood dit en gaf één der -kinderen een klap.
Dit zag een man, die met den agent een
kwestie had gehad; hij bemoeide zich met
het geval en ging den politieman te lijf. Een
vechtpartij ontstond en onder hevig verzet
werd de man naar het posthuis Borgerstraat,
overgebracht. De man, die zeer populair in
de buurt is, kreeg echter grooten bijval; een
publiek van mannen en vrouwen, zeker 800
koppen, schoolde voor het posthuis samen
en liet de banden van den auto leegloopen.
Inmiddels was het bureau Overtoom van een
en ander in kennis gesteld, waarop een in
specteur met agenten verscheen en de me
nigte uiteen dreef.
Gisteravond verscheen voor de woning van
een bouwpatroon in de Bosboom Toussaint-
straat een grote groep Federatiemannen uit
het bouwbedrijf. Zij kwamen blijkbaar met
minder goede bedoelingen. De politie was
spoedig ter plaatse en dreef de mannen uit
een.
Een geval van bilocatie?
Reuter seint, volgens „De Tijd" Uit New-
York: Er worden hier op het oogenblik be
sprekingen gehouden over een groot particu
lier crediet aan Engeland, die bevredigend
verloopen. Zij worden telefonisch gevoerd
tusschen Montagu Norman, den gouverneur
van de Bank of England, die in Canada ver
toeft en te Londen.
Een knappe gouverneur, die op twee plaat
sen tegelijk kan zijn.
Donderdagmiddag werd de ongehuwde
schilder van Zanten, in dienst van de fir
ma Henskes. die bezig is de loskranen aan
de buitenhaven van het Hoogovenbedrijf te
IJmuiden te schilderen, door een ongeval
getroffen, dat nog vrij goed afliep.
Toen van Z. zich van de kraan, waarop
hij werkzaam was, en die met het oog op de
schilderswerkzaamheden buiten bedrijf ge
steld was, naar beneden wilde begeven,
kwam hij door een niet opgehelderde oor
zaak te vallen. Hij viel op een ca. 5 M.
lager liggend bordes van de kraan en liep
een breuk van het onderbeen op. Was hü tot
op lager gelegen kade gevallen, dan
waren de gevolgen waarschijnlijk ernstiger
geweest.
De eerste hulp werd verleend in de ver-
bandkamer van Hoogovens, waarna hij per
ziekenauto naar het Roode-Kruis Zieken
huis te Beverwijk werd vervoerd. Van Z. is
woonachtig te Velsen-Noord.
(Van onzen bijzonderen verslaggever).
't Regende zachtjes toen we uit bet
hoofdstation van Neurenberg de stad in
trokken. De atmosfeer was lauw-warm.
Hier en daar ontdekt ons oog reeds
eenige versiering: overigens weerkaatsen dui
zenden lichtjes in het glimmerige. natte as
falt van de straten, dansende feestvlamme-
tjes in de avondlijke stad.
Linksaf, en we staan voor het groote
hoofdkwartier: de Würtemberger Hof. Traag
bewegen de Duitsche, Pauselijke en Beier-
sche vlaggen zich in den zwakken wind,
welke den regen onwillig- voor zich uitdrijft*
Reeds verzamelen zich een aantal gasten-
men merkt dat heel katholiek Duitschland
hier samen is gekomen. Er heerscht slechts
één stemming: Vertrouwen en liefde. Hier
en daar ziet men de bezoekers reeds neu
zen in het feestblad, dat als een welkom
het vriendelijke opschrift draagt: „Griiss
Gott in Nürnberg". Hooggeplaatste persoon
lijkheden, als Zijne Doorluchtige Excellentie
de Aartsbisschop van Bamberg. Dr. Jakobus
von Mauck, de minister-president van
Beieren, Dr. Held, en Zijne Excellentie de
Pauselijke Nuntius A Vasallo di Torre-
grossa, reiken u reeds op de eerste bladzijde
de hand. Een bescheiden groet klinkt u op
de binnenpagina tegen uit den mond van
den heer Halm, de Eerste Voorzitter van het
Plaatselijk Comité van Voorbereiding. we
nemen er vluchtig kennis van en denken-
prachtige lectuur voor de pauzes gedurende
de grootere plechtigheden van dezen Katho
liekendag!
En reeds voelen we ons thuis in Neuren
berg, welks bewoners ons zoo gastvrij en
met echt Zuid-Duitsche gemoedelijkheid ont
vangen. De half leege hotels loopen vol.
Vriendelijke politiebeambten wijzen den weg*
Aan de beugels der electrische tram wappe
ren kleurige vaantjes him groet. In de at
mosfeer leeft en beeft er iets, een geheim
zinnige stemming als op avonden voor
Kerstmis. Politici, die uit Stuttgart komen,
zetten een ernstig, maar toch geen wanho
pig gezicht. Secretarissen kent men aan hun
beteekenisvolle houding.
's Namiddags om drie uur gaat de am
op der feestelijkheden wel verstaan: hei
Centrale Comité is bijeen. Alois Fürst zU
Löwenstein neemt met z'n gewone waardig
heid, gepaard aan eenvoud en zekerheid
zijn plaats in. Naast hem, voor de eerste
maal als Domheer, Dr. Donders, die door
Dr Sonnenschein eens met Lacordaire ve
geleken is, Prelaat Schreiber, de baanbre
ker der nieuwe nationaliteitsgedachten,
laat Leicht, de knapste kop der Beierscn
Volkspartij, Prelaat Walterbach. beproel"
voorvechter der Katholieke Arbeidersbewe
ging, Joos. de Rijksdagafgevaardigde, reed»
omringd door een zekere waardigheidssfeer,
en de Algemeene Secretaris. Dr. Legge,
chef van den Generalen Staf met zijn a
tentasch onder den arm. ll3
Wie kent overigens niet namen als Kie
en Volker?
We kunnen ze natuurlijk niet alle no®
men, maar willen toch een der steunP'
laren van het Plaatselijk Comité niet v
geten, die zwijgend bijna achteraf zit,
onvermoeibaren pater Kahn S. J.
Wat de heeren elkaar vertellen? Oök d
meest gewiekste journalist verneemt
niet. Maar een paar woorden, oPgevange,
uit den mond van prelaat Kreutz, ten
de deur toevallig even open ging. verrie
den het toch: het gaat om de Chantas, o
hulp in den winter voor de armen, om ze
gen in een moeilijken tijd. Maar waar chris
telijke naastenliefde is, daar vindt men o°
brood voor den winter-land
Intusschen aanschouwen we op het eüa»
„Schütt" een aandoenlijk beeld, een op.toc»
vol verrukking: Heele scharen kinderen tres
ken ons in een langen stoet voorbij, de klei
ne meisjes in 't wit, met kransen oui
hoofd, en tusschen de onafzienbare ryen
Eerwaarde Zusters, als groote bruine vim
ders. Rondom onsneen, dat moet m
zien om het zich voor te kunnen stellen, zoo
dra het volk de kinderen gewaar wordt, ve
gint het eenvoudig te bidden, hardop te b
den zooals de geloovigen doen, wanneer n
Allerheiligste voorbij gaat.
Zijn de kinderen ook niet werkelijk
schoonste Tabernakels van God?
Trouwens- daay komt ook reeds werkelU*
de processie met het Allerheiligste.
Een Japansche Missiebisschop, waarnam
de oogen der kleinen lichtend op zien-
spreekt, en daarna de Aartsbisschop, em
beeld van den Goeden Herder, die eens ge
sproken heeft: „Laat de kleinen tot Mü *o
men."
Waarlijk, het was een verheffend schouw
spel, deze kinderoptocht, het Seraphijnscn
Liefdewerk aanschouwelijk voorstellend,
moesten de parapluies dan ook een pa*
maal worden opgestoken.
Van de kinderen gaat het snel naar
Augustinusvereeniging, van de onschuldig
kleinen, naar hen laat het ons bij wu
van spreken maar eens zoo uitdrukken
voor wie er geen geheimen meer bestaan,
weten werkelijk veel meer dan ze in de
schrijven. Eén ding is zeker: wat er aa
nersvragen allemaal werd besproken, bewe
met welk een verantwoorde! ijkheidsaevc^
deze stille, anonieme werkers in Gods WUn"
berg arbeiden.
Het weer is intusschen wat opgeklaard,
arbeid gaat beginnen.
Wil men de allerwegenheerschende sten'
ming kenschetsen, dan zou men kunnen zeg'
gen dat ze vol hartelijkheid is, maar tegeiu
vervuld van het bewustzijn eener how
taak: dat men in Neurenberg werkt voor ee
volk, op een der moeilijkste uren zijner 8e
schiedenis.
Het is meer een verzamelen van kracriv
dan een feest.
F. M-
Botsing tusschen auto en
motorfiets
Twee ernstig gewonden.
Gisteravond heeft op den Koninginnen'
te Vlissingen een ernstige botsing plaats ff
had tusschen een auto uit Brabant en W
pet
motorrijwiel uit Vlissingen. De twee op n
motorrijwiel gezeten personen bekwam
ernstige verwondingen, zij zijn naar
R.K. ziekenhuis overgebracht om te w°rC1
verbonden. De auto bekwam groote ma
rieele schade.